Soms, als ik mijzelf verdreven heb, haal ik mijn tong uit het vuur en spreek zachtjes
tot mijn vriend:
Ik wou dat ik kon lijden en geven. Zoals jij het hart uiteenrukken en naar de ander smijten. Doordrenkt van het bloed verlaat ik telkenmale de ark. Mijn ontrouw zal niet blijven; ooit zal ik zeggen: vriend! hier is ook mijn hart. Jouw bloed heb ik erin bewaard. Soms, als mijn hart werkelijk spreekt, zie ik ons: profeten! Opgejaagd door het volk, soms gevangen, soms naakt, vermanen wij eenieder. Wij roepen: de HEER streed tussen ons een grote strijd en ons beiden doodde Hij. Wie was de lamme, wie de blinde? Nu wij weer tot het leven geroepen zijn . In de stilte sprak ik: zoals jij je hart uiteenrukken en naar de ander smijten kan, wou ik ook. Doordrenkt van het bloed verliet ik telkenmale de witte ark. Nu zeg ik: vriend! Hier is ook mijn hart, neem nu het mijne! Jouw bloed heb ik erin bewaard.