You are on page 1of 2

Lied aanleren OMKVAR model

AD 1 Ontwerp
Beginsituatie:
De kinderen kunnen vragen stellen over de draak.
Ze weten dat de draken niet meer leven.
De kinderen weten wat een draak doet als hij boos is.
Prikkelen van de kinderen, dus energie opwekken voor het betrokkenheid.


Ruimte:
De klas

Materialen:
Digibord
Knuffel draak

Lesdoelen:
Ritmebouwstenen, het kennen van het lied Drakesteijn EW 213 en kunnen reflecteren op eigen(zelfreflectie)


AD 2 Opening en inleiding

Eerst gaan we beginnen met het aanhoren van de lied Drakesteijn EW 213. Dus de leerkracht zingt het lied voor
van Drakesteijn EW 213. En stelt de volgende luistervragen aan de kinderen.
Heb je een oplossing voor de draak?
Waar gaat het lied over?
Waarom slaat iedereen op de vlucht?
Wat is een zwavellucht?

AD 3 Kern

Vervolgens ga je over naar het bord om het volgende. De leerkracht deelt de muziek in stukken om zo stuk voor
stuk te oefenen en te redeneren. Maar ondertussen is dit wel een meezingversie, die zowel door de leerkracht als
de kinderen samen wordt uitgevoerd. De meezing-versie doen we per alinea 2 keer voor. Vervolgens wordt het
lied twee keer achter elkaar gezongen door alle leerlingen tegelijkertijd, zonder leerkracht.

1. Ik ben de draak van Drakesteijn 2x
2. Het is niet leuk om een draak te zijn 2x
3. Maar iedere nacht om 12 uur 2x
4. Spuw ik vuur 2x








AD 4 Verwerking

Na alles te hebben verwerkt en het lied aangeleerd te hebben aan de kinderen. Daarna pas gaan we over naar het
klappen op een ritmische volgorde. De leerlingen gaan om de beurt individueel ritmisch klappen, daarna gaan we
over naar het klassikaal ritmisch klappen. Daarna bevraagt de leerkracht per individu wat beter kon. De leerling
zelf geeft aan wat beter kon(zelfreflectie) en vervolgens geeft de leerkracht daar feedback op. De leerling moet
vervolgens opnieuw beginnen met het ritmisch klappen, zodoende de feedback die hij/zij gehad heeft te
verbeteren in zijn/haar ritme.



AD 5 Afsluiting

Tot slot de afsluiter van de dag. De kinderen vormen een koor, waarbij de ritmische klappen en het lied worden
uitgevoerd.


AD 6 Reflectie

De kinderen zelf hebben een koor gevormd. Ze hebben in een koor het lied met ritmische klappen aangeleerd.
Vervolgens hebben ze dus in een koor het lied gezongen en ritmisch in hun handen geklapt. De leerkracht zelf
heeft het beluisterd en vraagt aan de kinderen, wat er beter kon en wat er goed ging. Na al die vragen zijn de
kinderen dus aan het nadenken wat er beter kon(zelfreflectie). En wat goed ging natuurlijk niet te vergeten.
Daarop mogen de kinderen elkaar een cijfer geven klassikaal hoe ze het gezongen hadden. Maar de leerkracht
bepaalt uiteindelijk wat het eindcijfer wordt.

You might also like