You are on page 1of 3

Luisteropdracht.

Luister naar het muziekstuk: Het is een klassiek stuk, Eine Kleine
Nachtmusik movt 1 van Mozart. Er komen verschillende instrumenten in
voor, je kan er twee violen, cello, altviool en eventueel een contrabas. Je
hoort dat er veel afwisseling is in melodie. Dat je niet maar n lijn in het
hele stuk zit. Ook wordt er afgewisseld in een rustige sfeer en een vrolijke
sfeer. Er wordt veel in afgewisseld melodie. Dit is ook n van de redenen dat
je het kan gebruiken in de klas, door de afwisselingen worden ze steeds
geboeid, dit verlengd hun concentratie.
De betekenis van deze compositie is niet bekend, vertaalt betekend het; een
kleine serenade. Maar waarom Mozart het gecomponeerd heeft is niet met
zekerheid te zeggen. Wel straalt het een vrolijke sfeer uit. Maar een letterlijke
betekenis is niet met zekerheid te zeggen.
Het is in een instrumentaal vorm, het stuk is voor vijf instrumenten
gecomponeerd. Het enige wat je hoort zijn de instrumenten, maar geen zang.
Ze kunnen zich hier dus goed focussen op wat zij voelen als ze de
muziekinstrumenten samen horen in harmonie.
Ik wil met dit stuk de creatieve luisterstijl stimuleren.
Hoe luisteren de kinderen naar de muziek: Ik kan de kinderen in contact
laten komen met klassieke muziek. Dit heeft een andere structuur dat de
muziek die ze op de radio horen in de auto van hun ouders, of de pop
muziek die ze luisteren. Verschil in klank, instrumenten, structuur en het
gevoel wat je erbij krijgt als je er naar luistert. Dit is een nieuwe ervaring
voor ze. Dit is vrolijk, ook is er veel verschil in hoogte, volume en manier van
spelen. Hier kunnen kinderen zich in verplaatsen en dit komt meestal tot
uiting in de vorm van bewegen of er een situatie omheen bedenken. Die bij
de muziek past. Dit kan je verwerken in de opdracht. Zodat ze hun
denkwijze op papier kunnen zetten.
Lesdoel: De kinderen luisteren naar de muziek en vormen een filmpje in hun
hoofd, deze zetten ze op papier, ook zoeken ze muziekinstrumenten op en
onder gegeven opdrachten, hier hebben ze 10 min. de tijd voor.
Welke opdrachten horen bij het stuk: Ik laat de kinderen een verhaaltje
opschrijven bij het stuk wat ze gehoord hebben. Hierbij stel ik de volgende
vragen:
1. Wat voel je als je naar deze muziek luistert.
2. Waar ben je als je deze muziek hoort?
3. Wat doen je als je deze muziek hoort?
4. Met wie ben je als je deze muziek hoort?
5. Hoor je verschillende melodien in het stuk, zo ja hoeveel?
6. Welke instrumenten hoor je.
7. In welke maat is dit stuk, hoe ben je daar achter gekomen.
Voeg dit samen tot een klein verhaaltje. Je mag hier een tekening bij maken
als je tijd over hebt. Hier hebben ze 10 min. voor. Daarna gaan we een paar
verhalen bespreken, zodat ze kunnen vertellen wat erbij dachten en kunnen

kijken hoe hun klasgenoten over muziek denken. Dit duurt ook 10 min. de
activiteit duurt dus 20 min.
Materiaal:
26 a5 lijntjes papier.
Digibord.
Beschrijf wat de kinderen doen:
Analyseren: Ze hoeven de muziek niet van begin tot einde uit te pluizen. Wel
moeten ze goed luisteren naar wat ze horen. Of er een terug kerend patroon
is in de muziek. Kun je verschillende soorten melodie horen, zo je hoeveel.
Bewegen/motorisch: Tijdens het luisteren naar de muziek kunnen de
kinderen gaan bewegen op het ritme of de melodie van de muziek. Dit
kunnen ze gebruiken in hun verhaal. In het deel wat ze aan het doen zijn in
het stuk. Dat ze kleine bewegingen maken tijdens het luisteren, maar dat ze
veel groter zijn in het hoofd. Dit kunnen ze in het verhaal verwerken.
Lezen: Ze hoeven de muziek niet van bladmuziek af te lezen. De muziek van
Mozart is daar voor de kinderen van de basisschool te ingewikkeld. Dit ga ik
niet behandelen in deze opdracht.
Noteren: Wat ze van de muziek gaan noteren is hoeveel verschillende
melodien ze horen, verschillende soorten muziek in n stuk. Ook gaan ze
hun verhaal noteren. Wat zij voelen als ze het stuk horen. Wat zij voor een
verhaal bedenken als ze het stuk horen. Dit moeten zij opschrijven in een
kort verhaaltje.
Creatief: Wat zij voelen tijdens het stuk, wat er in hun hoofd afspeelt mogen
zij gaan noteren in een verhaaltje. Hierin gaan ze beschrijven wat ze voelen,
wat ze doen, met wie ze zijn, waar ze het aan doet denken. Dit gaan ze
samenvoegen in een kort verhaaltje.
Sociaal: Ze gaan samen naar de muziek luisteren. Als ze de muziek gehoord
hebben gaan we samen kort in gesprek. Wat ze ervan vonden, hebben ze het
al eerder gehoord, veranderde hun stemming. De rest mogen ze zelf
opschrijven en verwerken in een verhaal.
Musiceren: We gaan de muziek niet ontleden in de vorm van welk ritme je
hoort, in welke toonsoort, of ze het na kunnen spelen. Wel kan je vragen
welke instrumenten ze horen en of ze dit kunnen benoemen.
Didactische werkvorm van de opdracht: Dit is een creatieve luisteropdracht.
Ze gaan letten op wat ze voelen tijdens het luisteren en waar ze het aan doet
denken. Dit gaan ze verwerken in een kort verhaaltje wat ze zelf gaan
schrijven. Dit verhaaltje is door hen bedacht en gebaseerd op wat zij voelen,
denken enz. Dit komt uit hun gedachten en gaan ze onder woorden brengen
in de vorm van een verhaaltje. Dit moet bestaan uit minimaal 10 zinnen.
Maak ik gebruik van coperatief leren: Dit is maar een klein deel van de les,
als ze de muziek hebben gehoord. Dan gaan ze samen bespreken wat ze er
van vonden en hoe hun stemming erdoor benvloed werd. Dit gaan ze
bespreken, maar bij deze opdracht gaat het er vooral om wat zij voelen,

vinden en of ze dit onder woorden kunnen brengen in de vorm van een kort
verhaaltje.
Verassende opening van de opdracht: Ik vraag de kinderen om stil te zijn en
goed te luisteren naar wat ze gaan horen. Ik laat als opening een kort stuk
van Mozart horen, niet het stuk waar de opdracht over gaat maar een ander
stuk. Voi che sapete. Dit gaan we samen bespreken en dan ga ik uitleggen
wat we gaan doen. Dan gaan ze het ander stuk horen, waar de opdracht over
gaat. Dat ze net zoals bij de opening naar de muziek gaan luisteren en goed
moeten onthouden wat ze erbij voelen en dit mogen ze dan gaan
samenvoegen in een kort verhaaltje.
Hoe ga ik de opdracht nabespreken: Ik vraag of er een paar kinderen zijn die
hun verhaal willen voorlezen voor de klas. Dit doe ik bij minimaal drie
kinderen. Zo kunnen ze van elkaar horen wat zij voelen bij de muziek die ze
gehoord hebben. Dat ze trots zijn op wat ze opgeschreven hebben en dat met
de andere mogen delen. Ik vraag wat ze van de opdracht vonden, wat er goed
ging en wat er niet goed ging ,wat er beter kan.
Opdracht uittesten: Toen ik vertelde dat ze e ene verhaald bij moesten
verwoorden gingen ze veel vragen stellen over wat ze erin moesten zetten. Dit
moet ik dus aanpassen in de opdracht.
Aanpassingen: Deze zijn in de opdracht verwerkt. Ik moeste het verhaal
verwoorden opdelen in vragen zodat het concreet word voor de kinderen,
anders wisten ze niet goed wat ik bedoelde. Verder was het een goede
opdracht, ze werden ermee uitgedaagd en ze vonden het leuk om te doen.

You might also like