Professional Documents
Culture Documents
Appunti Olandese VERBETERD
Appunti Olandese VERBETERD
Allemaal snuffelaars
Vader
Huur
Pet
Lever
Deur
Boei
Ei
Leeuw
Pak
Stok
Maan/manen
Aai
Schreeuw
Schrik
Zak
Nederland
Bij
Bolletjesslikker
Fiets/fietsen
De zomer
De winter
Koning-in
Vriend-in
Poes
Belgi
Familie
De tolkenschool
Thuis
Vlinder
Kunstenaar
Meneer
Voornaam
Beer-beertje
Vork
Ik ben lekker stout!
Ik heb het zo druk
Sla
Raam, ramen
Het enkelvoud
Uitgave,s/n
Handelaar
Leraar
Laken
Radio
Worst,-en
Baas, bazen
Italians
Tutti annusatori
Pap
Affitto
Cappello
Fegato
Porta
Boa
Uovo
Leone
Pacco
Bastone
Luna
carezza
Urlo
Spavento
Tasca
I Paesi Bassi (Olanda
una parte)
ape
Corriere (droga)
Bici
Estate
Inverno
Re, regina
Amico, amica
micio
Belgio
Famiglia
Scuola di lingue
A casa
Farfalla
Artista
Signore
Nome
Orso, orsacchiotto
Forchetta
Mi piace essere cattivo
Ho avuto da fare
Insalata
Finestra
singolare
spesa
Commerciante
Insegnante
Lenzuolo
radio
Salsiccia
Capo (boss)
Nederlands
Italians
Moeder
Hut
Neef
Levend
Ui
Draai
Fooi
Eeuw
Tas
Dak
Man/mannen
Jongen
Schat
Zee
Lot
Nederlands
Mamma
Capanna
Cugino
Vivo
Cipolla
giro
Mancia
Secolo
Borsa
Tetto
Uomo
Ragazzo
Tesoro
Mare
Destino
Olandese
Bevolkingsgroei
Kous/kousen
Oefening
De Herfst (het najaar)
De lente (het voorjaar)
Roeiboot
Kerncentrale
Ouders
Itali
Liefde
Studiebeurs
Tekening
Vogel
Ongeluk
Mevrouw
Achternaam
Achterpootjes
Mes
Wat vervelend!
Maakt niet uit
Schoen/en
Bezem
Het meervoud
Aardappel
Onderhandelaar
Verzekeraar
Deken
Strand,-en
Doos, dozen
Bot, botten
Crescita demografica
calza
esercizio
Autunno
primavera
Barca a remi
Centrale nucleare
Genitori
Italia
amore
Borsa di studio
disegno
Uccello
incidente
Signora
Cognome
Zampe posteriori
Coltello
Che peccato
Non fa niente
scarpa
Scopa
Il plurale
patata
Negoziante
Assicuratore
coperta
Spiaggia
Scatola
Osso
Bon, bonnen
Maatschappij
Knie, n
De bril (sg)
Rund, runderen
Blad, 1)bladen,
2)bladeren
Rijkaard, s
Kapper, s
Slot, sluiten
Accu,s
Proced,s
Criticus, critici
De hulp (sg)
De inkomsten (pl)
De hersenen (pl)
Gereedschap (sg)
De broek (sg)
Die vent
De tui
Toren, s
Drop
Hoop (sg)
De trap
Geweld
Het geld (sg)
Boterham
Bank
Keer
Akker
Kleren
Scontrino, multa
Societ
ginocchio
Occhiali
Bovino
1) Foglio, 2) foglia
riccone
Barbiere
Serratura, castello, fine.
Batteria della macchina
procedimento
Critico
Aiuto
Le entrate
cervello
attrezzatura
Pantaloni
Tipo (persona)
Lastuccio
torre
Liquirizia
Speranza
scala
violenza
soldi
panino
Banca; divano
volta
campo
Abiti
Boer, en
Ui
(Zwem)bad, en
Stad, steden
Kalf, kalveren
Been, 1)benen,
2)beenderen
Oom,ooms
Pot, potten
Sleutel, -s
Caf,s
Cursus,sen
La, laden
middeleeuwen
De onkosten (pl)
De uitgaven
Klomp, en
Gemeente
Voorstel
Katoen
Het weer
As (sg)
Vertraging
Geluk
Grap
Ziekenhuis
Bios(coop)/film
Het Hek
Voedsel
Afspraak
Stripboek
Contadino
Cipolla
Bagno, piscina
Citt
vitello
1)Gamba, 2)osso
Zio (maschile)
Vaso
Chiave
Bar
Corso
Cassetto
Medioevo
Le spese
Spese (della settimana)
zoccolo
comune
proposta
cotone
Tempo atmosferico
Cenere
Ritardo
Felicit, fortuna
Battuta, scherzo
Ospedale
Cinema
Cancello
cibo
appuntamento
Fumetto
PRONOMI PERSONALI
SOGGETTO
IK
JIJ/JE
HIJ - ZIJ/ZE - HET
WIJ/WE
JULLIE
ZIJ/ZE
Io
Tu
Lui/lei/esso
Noi
Voi
Essi
OGGETTO
MIJ/ME
JOU/JE
HEM HAAR HET
ONS
JULLIE
HEN / HUN / ZE
te veel = troppo
DE TIJD
Gisteren: ieri
Vandaag: oggi
Vaak: spesso
Altijd: sempre
Meestal: quasi sempre
Soms: qualche volta
(N)ooit: mai
Over tien jaar = tra dieci anni
Twee jaar geleden = due anni fa
Morgen: domani
Me
Te/ti
Se
Ci
Vi
loro
LAGGETTIVO
Koud
Geslaagd
Oud
Freddo
promosso
vecchio
Gauw
Zwaar, moei
Boos
Ziek
Klaar
Duidelijk
Mooi
Mogelijk
Lief
Schoon
Fout
Dicht
Gezellig
Druk
Leuk
Zeldzaam
Raar
Boeiend
Knap
Presto
difficile
Arrabbiato
Ammalato
Pronto (NON chiaro!)
chiaro
Bello
Possibile
Carino, gentile
Pulito NE, Bello BE
sbagliato
Chiuso
Buona atmosfera
Impegnativo
Aardig
Belangrijk
Lastig
Breed
Bot
Gaaf
Snel / vlug (colloq.)
Hoog
Dik
Interessant
Zout
Koel
Fris
Gelijk
belachelijk
Duur
Klein
Kort
Opvallend
Grappig
Donker
Zwak
Raro
strano
Affascinante
Bello e intelligente
(uomini)
Gentile
importante
Pesante nel senso di
difficile, da fastidio,
largo
Non affilato, rozzo (pers)
Bello, carino
Veloce
alto
Spesso, grosso, grasso
Interessante
Salato
freddo (fig)
fresco
uguale
Folle, ridicolo
costoso
Piccolo
Corto
vistoso
divertente
Scuro
Debole
Warm
caldo
Jong
Nieuw
Giovane
nuovo
Gemakkelijk
facile
//
Vies
sporco
Open
aperto
Gewoon
Normale, abituale
Langzaam/traag
laag
Dun
Saai
Zoet
Lento
Heet
caldissimo
Logisch
Goedkoop
groot
lang
Logico
economico
grande
lungo
Licht
Sterk
Chiaro
forte
Magro, sottile
noioso
dolce
Vroeg/ gauw
Vorig
Presto, prima
Scorso
Volgend
prossimo
DIMOSTRATIVI
M/F/pl :
deze (this)
die (that)
Neutro (onzijdig) :
dit
dat
Spesso in olandese prediligono gli agg. dim. di lontananza
Dezelfde, hetzelfde : lo stesso
Zon (zo een)/zulke : un tale / tali un cos bel racconto : zon mooi verhaal
Een dergelijk : un tale (formale)
Non si possono usare con il possessivo.
Quello rosso/ bianco de rode, de witte
Costruzione didentit:
Dit is mijn/het boek.
Dit is de jongen. Dit zijn mooie bloemen. NON deze!!
Het/dit zijn maar kinderen = sono soltanto ragazzi
Wat een mooie oorbellen zijn dit/dat! = che begli orecchini sono quelli!
HET MEERVOUD IL PLURALE
+S
Diminutivi/
-AARD, -ERD:
schwa:
Lafaards
Kindjes
Bangerds
Mesjes
+EN
-AAR, -DER:
Handelaars
verzekeraars
Monosillabi*
:
Stranden
Worsten
FZ
Brief,brieven
SZ**
Huis, huizen
Reis, reizen
Kaas, kazen
FV
Dief, dieven
-ING:
Regerings
botsings
-heidheden
Vrijheden
-eren
Eieiren
Kinderen
runderen
-IS:
Basisen (bases)
*eccezione:
Zon zoons
Broer broers
Zus(ter) (sorella) zusjes
Ooms
** kuis, kuisen
Kruis, kruisen
-aar/ -ier / -eur possono fare il plurale con -s/-en
Leraar/en
Formulier/en
Prestiti:
Clubs
Films
Ingenieurs
Kwesties
Dittongo:
Partijen
Uien
Maatschappijen
Koeien
Aggettivi
Mijn
IL POSSESSIVO
Nel parlato
Pronomi
Mn
De/het mijne
Jouw
Je
De/het jouwe
Zijn / haar
Es: wij zijnmet ons/zn
Iedereen* doet zijn/zn best
Zn/dr
De/het zijne/hare
LA NEGAZIONE ONTKENNING
NIET
Ik kom niet
Hij gaat/komt niet mee = non viene
Ze kijken niet op = non si soprendono
Ze hebben niet gewandeld.
Hij wil niet werken.
In het ziekenhuis mag je niet roken.
Ik hou niet van jou.
Zij luisteren niet naar het nieuws.
Hij werkt niet hard.
Ik heb niet goed opgelet = non ho fatto molta attenzione
Hij komt morgen niet.
Hij weet de weg niet.
Hij spreekt niet de waarheid niet.
De film heeft gisteren niet gedraaid.
Hij zul niet naar jou luisteren.
Ze willen niet op mij wachten.
Hij heeft niet voor de firma gewerkt.
GEEN
Morgen krijg ik geen geld.
De minister heeft het voorstel afgewezen. = afwijzen bocciare, disapprovare
Geen moer / donder =non mi interessa un tubo / barst = assolutamente nulla
Steeds/nog niet= ancora non mi ha risposto
Absoluut/bepaald/helemaal niet
Ook/zelfs niet = nemmeno, persino
Niet meer/langer = non pi
Geen n/enkel(e) = proprio nessuno/neanche un...
Heb je ooit zoiets stoms gezien? = hai mai visto qualcosa di cos stupido?
Iemand/niemand
Iets/niets(niks)
Tradurre
Studiare (uni)
Inghiottire
Camminare
Prelevare
Afferrare
Frenare
Odiare
Atterrare
Scontrarsi
Comprare
Vivere
Promettere
Gelare
Temere
Tenere
Amare
Guidare
Andare
Stare in piedi
Vedere
Fare
Interessarsi
Sussultare
Regolare
Seguire,
frequentare
Esercitarsi
Dare
Riposarsi
Dimenticare
Parlare
Capire (una
lingua!)
Picchiare
Sconfiggere
saltare
Scaricare (ill.)
Fare il bagno
Fare la spesa
Sedersi
Essere seduti
Fuori dalle
palle
Nevicare
Piovere
Vragen
Credere
Ess. Promossi
Riuscire fare qc
Ik
Vertaal
Studeer
Slik
Loop
Pin
pak
Rem
Haat
Land
Bots
Koop
leef
Beloof
Vries
Vrees
Hou(d)
Jij/U
Hij/Zij/Het
Wij/Jullie/Zij
Haat
Land(t)
Botst
Koopt
Leeft
Belooft
Vriest
Vreest
Houdt
Haat
Land(t)
Botst
Koopt
Leeft
Belooft
Vriest
Vreest
Houdt
Haten
Landen
Botsen
Kopen
Leven
Beloven
Vriezen
Vrezen
Houden
Rij(d)
Ga
Sta
Zie
Doe
Interesseer
Fluister
Regel
Volg
Rijdt
Gaat
Staat
Ziet
Doet
Interesseert
Fluistert
Regelt
Volgt
Rijdt
Gaat
Staat
Ziet
Doet
Interesseert
Fluistert
Regelt
Volgt
Rijden
Gaan
Staan
Zien
Doen
Interesseren
Fluisteren
Regelen
volgen
Oefenen
Geven
Uitrusten
Vergeten
Praten
Verstaan
Oefen
Geef
Oefent
Geeft
Oefent
Geeft
Oefenen
Geven
Vergeet
Praat
Versta
Praat
Verstaat
Praat
Verstaat
Praten
verstaan
Slaan
Verlsaan
overslaan
Lozen
Baden
Boodschappen
doen
Gaan zitten
Zitten
Oprotten
Sla
Slaat
Slaat
Slaan
Loos
Baad
Loost
Baadt
Loost
Baadt
Lozen
Baden
Ga zitten
Zit
Gaat zitten
Zit
Gaat zitten
Zit
Gaan zitten
Zitten
Sneeuwt
Regent
Vraagt
Vraagt
Vragen
Vertalen
Studeren
Slikken
Lopen
Pinnen
Pakken
Remmen
Haten
Landen
Botsen
Kopen
Leven
Beloven
Vriezen
Vrezen
Houden
Houden van
Rijden
Gaan
Staan
Zien
Doen
Interesseren
Fluisteren
Regelen
Volgen
Sneeuwen
Regenen
Chiedere
Geloven
Slagen
Vraag
gelooft
Volere
Dovere
Potere
Avere il
permesso
Ausiliare per il
futuro
Lavare i piatti
Fornire
Acchiappare
Chiamarsi
Baciare
Disegnare
firmare
Volare
Vivere
Cogliere
Essere
Avere
Viaggiare
Gustare
Finire
Capire,
comprendere
Chiudere
Arrivare
Ascoltare
Dire
Ottenere
Correre
Emettere,
spedire
Chiudere
Aiutare
pesare
Appartenere
Pregare
(chiesa)
Offrire
Cercare (in un
vocabolario)
Scrivere
(facendolo
vedere)
Significare
Andare meglio
del previsto
Andare peggio
Chiacchierare
Infuriarsi
Sorprendere
Willen
Moeten
Kunnen
Mogen
Wil
Wilt
Wil
Willen
Kan
Mag
Kan/ Kunt
Mag(t)
Kan
Mag
Kunnen
Mogen
Zullen
Zal
Zal/Zult
Zal
Zullen
De afwas doen
Leveren
Vangen
Heten
Zoenen/Kussen
Tekenen
Lever
Vang
Heet
Zoen
Tekeen
Levert
Vangt
Heet
Zoent
Tekeent
Lever
Vangt
Heet
Zoent
Tekeent
Leveren
Vangen
Heten
Zoenen
Tekenen
Woon
Pluk
Ben
Heb
Reis
proef
Woont
Plukt
Bent
Hebt
reist
Proeft
Woont
Plukt
Is
Heeft
Plukken
Zijn
Hebben
Proeft
Proeven
Vliegen
Wonen
Plukken
Zijn
HEBBEN
Reizen
proeven
Eindigen
Begrijpen
(Snappen)
Dicht doen
Komen
Luisteren naar
Zeggen
Krijgen
Hollen/rennen
Zender
Sluiten
Helpen
Wegen
Behoren
aan/dot
bidden
(aan)bieden
(op)zoeken
(op)schrijven
betekenen
Mee|vallen
Tegen|vallen
Kletsen
Woedend
opvallen
KOM
Mettersi
daccordo
Rubare
Mettere
disteso,
adagiare
Scoprire
Riconoscere*
Buttare
Spalancare
Rifiutare
Coltivare
Pelare
Uccidere
Sembrare
Risultare,
apparire (come
risultato)
Tirare
Nuotare
Fischiare
Perdere
Aver perso
Separare
Rompere le
palle
Tagliare
-con coltello
-con forbici
Radere
Een afspraak
maken
jatten
Leggen
Ontdekken
(h)erkennen
goojen
Opengoojen
weigeren
bebouwen
Schillen
doden
Lijken
Blijken
Trekken-O-EN
Zwemmen-OEN
Fluiten-O-EN
Verliezen/Kwijt
raken
Kwijt zijn
Scheiden
Zeuren
Snijden
knippen
scheren
HOEVEN NIET TE: non dovere nel senso di non c bisogno. Es. Je hoeft het niet te doen.
DA....DOVE?
Wanneer
QUANDO?
Wat is je naam?
(CHE) COSA?
CHI?
COME?
PERCHE?
Hoeveel?
QUANTO/I?
onscheidbare werkwoorden
IL FUTURO
1. Zullen
Si usa anche per le proposte: Zullen wij (een kopje) koffie drinken?
N.B. con laccento torna al suo significato originario di modale-dovere! Es. Je zlt het doen!
2. Gaan + verbo
Es. Ik ga douchen. Ik ga een bad nemen
Zitten
Staan
mettersi seduti/in piedi/distesi
Liggen
3. Presente
Overmorgen (dopodomani) reizen/vertrekken (partiamo) wij naar Parijs.
PREPOSIZIONI:
Aan
Op
In
Uit: da
Bij: presso
Voor: per, (vr:) prima, davanti
Na: dopo
Achter: dietro
Onder: sotto
Over: sopra (*gaan over = trattare, raccontare di)
Tegen
tegen|zeggen ik zeg het tegen jou = lo dico a te
Om 3 uur = alle 3
Door: attraverso, introduce anche il compl dagente, a causa. Es. de hond wordt door de man geslagen
Met: con
Langs: lungo, (passare) a fianco, accanto (*langs gaan= visitare)
Van: di. Es. Ik mag van mijn vader naar de kerk = ho il permesso di mio padre di andare in chiesa
Tussen: fra
Naast: vicino
Tijdens: durante
Zonder: senza
Sinds: da (temporale)
AVVERBI DI TEMPO
Nu/ nou (informale) / momenteel
Dan (poi) + presente/futuro
Toen (poi) + passato
Wij pakken onze koffers
Wij reizen met het vliegtuig
Hoe laat zullen wij afspreken? = per che ora ci mettiamo daccordo?
De politieke partijen hebben het voorstel weggestemd.
Ik heb het gecontroleerd
Ze wachten op ons bij de douane.
1
3
5
7
9
11
13
15
17
19
21
30
50
70
90
101
300
500
700
900
1.001
10.000
n
Drie
Vijf
Zeven
Negen
Elf
Dertien
Vijftien
Zeventien
Negentien
Enentwintig
Dertig
Vijftig
Zeventig
Negentig
Honderd-en-n
Driehonderd
Vijfhonderd
Zevenhonderd
Negenhonderd
Duizend-en-n
Tienduizend
Rosso
Giallo
Nero
Bianco
Verde
Viola
2
4
6
8
10
12
14
16
18
20
22
40
60
80
100
200
400
600
800
1000
2000
20.000
ROOD
GEEL
ZWART
WIT
GROEN
PAARS
Twee
Vier
Zes
Acht
Tien
Twaalf
Veertien
Zestien
Achttien
Twintig
Tweentwintig
Veertig
Zestig
Tachtig
Honderd
Tweehonderd
Vierhonderd
Zeshonderd
Achthonderd
Duizend
Tweeduizend
twintigduizend
Blu
Marrone
Grigio
Rosa
Arancione
BLAUW
BRUIN
GRIJS
ROZA
ORANJE