You are on page 1of 31

Zeer kort

20 verhalen van
Flor Vandekerckhove
gellustreerd met van t internet geplukte beelden

Liever minder maar beter


Vladimir Iljitsj Lenin

Aan Marijke en Bert

2015. Uitgeverij De Lachende Visch, Bredene.

Dit boek wordt buiten de markt verdeeld en is derhalve niet in de handel te koop.

Anticopyright 2015. Uit deze tekst mag vrijelijk


geroofd worden, zolang de auteur genoemd wordt.

Wettelijk Depot (e-depot) D/2015/6650/1


3
3

Inhoud
Fenomeen 5
Pet 7
Rook 9
Buren 10
Spul 12
Niets 14
Reuzensprong 15
Kafka 16
Kerkhofblommen 17
Fellatio 18
Lijsternest 19
Zelfmoord 20
Weg 21
Laka 22
Weerhuisje 23
Hoss 24
Politie 25
Jerrycans 27
Broers 29
Soep 30

44

Fenomeen
A.L. Snijders leerde me het zeer korte verhaal kennen.
Hij leidde me vervolgens naar Lydia Davis, ook zon
auteur. Lange tijd bleef het bij die twee. Alleen kwam
daar een beetje Nyk de Vries bij die in 2011 prozagedichten schreef, nooit langer dan 120 woorden.
Dat het zeer korte verhaal meer dan een marginaal
bestaan leidde, kwam ik pas te weten nadat ik de
termen flash fiction en flash stories had leren kennen. Bleek dat het fenomeen veel namen had. In het
Nederlands was er het mooie woord handpalmverhaal,
in Frankrijk noveletteen micronouvelle, in het Engels
had men het over flash fiction, flash stories, short
short stories, postcard fiction, microfiction, sudden
fiction, minute fiction, furious fiction, quick fiction,
skinny fiction. Ergens las ik de term smoke-long story,
een verhaal dat helemaal gelezen is tegen de tijd dat je
de peuk uitduwt.
De definitie is nog niet versteend. De termen dekken
soms wel, soms niet dezelfde lading. Sommigen stellen dat microfiction hoogstens 400 woorden lang mag
zijn en een short short story niet langer dan 1000. Er
zijn er die zeggen dat een handpalmverhaal slechts 55
woorden mag tellen, anderen leggen de grens op 300,
750, 1000 en 1500. En dat het met extreem weinig
woorden kan bewijst Ernest Hemingway: Te koop:
babyschoentjes. Nooit gedragen. Een verhaal, inderdaad. Het personage is de persoon die de advertentie
schrijft. Het conflict is dat van een ouder die een kind
verliest dat te jong was om de schoentjes te dragen.
5
5

De uitkomst is dat ze verkocht worden. En dat verhaal


staat daar in vijf woorden (in t Engels zes).
Hoe lang duurt het om zon zeer kort verhaal te schrijven? Soms gaat t traag. Van Snijders vernam ik dat
Franz Kafka er een schreef van n zin lang. Aan dat
verhaal Het verlangen indiaan te worden begon
hij in 1910 te schrijven, in 1912 was hij ermee klaar.
Daarmee had Kafka niet bij Chuck Palahniuk moeten
afkomen: Schrijven is als seks, zei die, als t moeilijk
gaat, dan doe je t niet goed.

66

Pet
De fles was leeg. De man
draaide de dop een kwartslag
los en duwde de lucht uit de
pet. Daarna schroefde hij de
dop weer vast. Kijk, zei hij tot
zijn vrouw, zo samengedrukt
lijkt dit wel op een diertje, een soort reptiel. s Mans
echtgenote was in het haardvuur aan t staren, keek
niet op en zei: Ja. De man stak de dop tussen zijn vingers, hield de vervormde fles horizontaal en schudde
hem lichtjes over en weer. Het verfrommelde plastic
produceerde knerpende geluidjes. Luister, zei hij,
hoor je dat? Het diertje probeert met jou in contact te
komen. De echtgenote werd erdoor uit haar overpeinzingen gerukt. Moet je nog iets uit de keuken hebben?
vroeg ze.
Toen hij er zeker van was dat de vrouw in dekeuken
was smeet de man de petfles in het vuur. Tevergeefs
verzette het reptiel zich tegen de vlammen. Het knerpen werd snerpen. Verdwijnt gij addergebroed, mompelde de man, verdwijnt gij in het eeuwig vuur! Het
plastic plooide, barste, kromp, schrompelde ineen en
vatte vuur. Terwijl het luid sissend helemaal verteerd
werd, produceerde het een gifgroene steekvlam.De
man schrok ervan. De vrouw kwam de zitkamer binnen met een nieuwe petfles. Wat zou je ervan denken,
vroeg de man enigszins onzeker, als ik daar een verhaal over zou schrijven? De vrouw, die niet wist waarover hij het had, moest even nadenken. Toch niet over
die petfles? vroeg ze verwonderd. Waarna de echtelieden zich in de sofa nestelden om samen naar een nieuwe aflevering van hun lievelingsfeuilleton te kijken.
77

88

Rook
Het gedoogbeleid was afgeschaft.Winkels hadden
hun voorraad moeten afgeven. De douane was erin
geslaagd alle import te onderscheppen.De plantages waren vernietigd. De schaarste maakte de prijs
haast onbetaalbaar. Niemand durfde nog in groep te
roken. In de steden grepen razzias plaats. De overheid kamde achterbuurten uit op zoek naar de laatste
gebruikers, goed herkenbaar aan hun rokershoest,
vale huidskleur, gele tanden en armoedige leefomgeving. Vluchtende rokers werden achtervolgd door de
gezondheidspolitie; een ongelijke strijd, want wie rookt
kan niet rap lopen.
Zelf gebruikte hij alleen nog op het kerkhof.Daar,
achter de strooiweide, stond een bank. Daar draaide
hij ook nu een saffie. Hij ging op in het ritueel, stak
de vlam erin en inhaleerde. Ah, die prikkel! Hij voelde
hoe het spul zich een weg zocht van zijn longen naar
de hersenen.Tintelingen in zijn vingertoppen. Het
werd hem ijl in het hoofd, de zon stond in het zenit, hij
sloot de ogen en genoot.
In zijn borst voelde hij de steek.De sigaret viel uit
zijn mond en in zijn shirt. Zijn borstharen verschroeiden. Om ermee te stoppen was het nu te laat. Met de
kracht die hem restte liet hij zich van de bank vallen.Ook zijn jas vatte nu vuur.Hij sleepte zich naar
het midden van de strooiweide, waar hij een levende
toorts werd. Hij brandde helemaal op.Op het gras
bleef alleen een restje as over en een vage geur die
kenners aan de zware shag van de weduwe van Nelle
zou doen denken.
Er werd een opsporingsbericht verspreid.Niemand
reageerde. De laatste roker was in rook opgegaan.
99

Buren

De matroos kwam thuis nadat hij de zee bevist had.


Er lag een doodsbrief in de bus. Julia Weynaert was
gestorven. Hij wist niet wie dat was.Hij ging de
trap op naar zijn flat, stak zijn plunje in de was en
een visje in de koelkast en ging de trap weer af om
bananen in te kopen. In de traphall stond zn onderbuurman hem op te wachten. Dag buurman, zei de
matroos vermoeid en pro forma voegde hij er nog iets
aan toe: Hoe gaat het ermee?
Het gaat helemaal niet, antwoordde de buurman, het
is nog te recent. De matroos begreep niet wat er te
recent was, maar hij begreep wel dat de buurman het
10
10

hem zou willen uitleggen. Ik breng je straks een visje,


zei de matroos, want de Lidl sluit en ik moet nog
bananen kopen.
Je visje kun je houden, zei de buurman.Dat vond de
matroos merkwaardig, want de buurman had nooit
eerder een visje geweigerd. Heb je de doodsbrief niet
gezien? De matroos zei niet ja en niet neen. Ze is dood
en begraven, zei de buurman en de matroos begreep
nu dat Julia Weynaert s mans echtgenote was. Fuck!,
dacht de matroos, maar dat zei hij niet. Het had nooit
mogen gebeuren, zei de buurman, ze heeft zich verslikt in een visgraat en ze is erin gebleven. Hij keek
vermoeid naar de matroos, maar die had enige tijd
nodig om over de kwestie na te denken. Hij zei: Ik ga
eerst bananen kopen. Kom maar langs als je erover
wilt spreken. Waarna de matroos ijlings naar de Lidl
vluchtte die zojuist de deur gesloten had.
De buurman bleef nog enkele dagen in zijn eentje
treuren om het verlies van zijn Julia.Toen dat verlies
een beetje minder recent geworden was, klopte hij bij
de matroos aan om eens over de noodlottigheden van
de visconsumptie te babbelen, maar die was inmiddels
alweer aan t varen.

11
11

Spul

Hij ligt in het ziekenhuis, in de afdeling waarin ze dingen wegsnijden. Nadat ze hem een hand zijn komen
geven, hebben de dokters zijn voorhuid weggesneden.
Pijnstillers en slangetjes, druppels in een buisje. In
de verte ligt iemand te kreunen, ook daar is iets weggesneden. In een andere verte hoort hij iemand rustig
maar kordaat roepen: Blijven liggen, rustig blijven
liggen. Een doortastende verpleegster komt het verband rond zijn besneden pik weghalen. Ze zegt dat hij
nergens over hoeft in te zitten, dat verpleegkundigen
dat gewoon zijn. Ze noemt hem jongen. Wikkel na wikkel haalt ze het gaas weg tot zijn besneden eikel, rood
van het ontsmettingsmiddel, bloot komt te liggen. Ze
vindt dat de dokter mooi werk geleverd heeft, zonder
12
12

zwellingen. Ze vraagt of hij zijn voorhuid nooit over de


eikel heeft kunnen trekken of dat het iets van meer
recente datum is. Dat hij nergens over hoeft in te zitten, dat ze dat daar gewoon zijn om besneden eikels te
keuren, dat ze verpleegkundigen zijn en dat het hun
werk is. Hij antwoordt niet, kijkt naar zijn eikel en is
het met haar eens: de dokter heeft mooi werk geleverd,
inderdaad zonder zwellingen.
Met een ruk gaat de deur open. Vier geniformeerde
mannen stormen de kamer binnen. Ze hebben zwarte
laarzen aan en rijbroeken. Ze snauwen Duitse woorden: Geschwollen Eicheln!Ze duwen de verpleegster
weg en rijden hem in looppas, twee vooraan, twee achteraan, met bed en al naar het einde van de gang waar
nog dertig andere bedden staan waarop mannen liggen, allemaal besneden mannen, allemaal mooi werk,
allemaal zonder zwellingen; geknipte mannen die verwilderd om zich heen kijken terwijl ze door de uniformen toegesnauwd worden: Geschwollen Eicheln! Hij
wil ontsnappen, maar luistert toch naar de stem van
de verpleegster die hem rustig maar kordaat toeroept:
Blijven liggen, rustig blijven liggen, gewoon blijven
platliggen.

13
13

Niets
Het gebeurt niet veel meer, maar vandaag wel. In de
stapel merk ik meteen de handgeschreven omslag op.
Op de ommezijde: naam en retouradres. De afzender
heeft portkosten noch schrijfmoeite gespaard om met
de bestemmeling te communiceren. Dit is een zaak van
mens tot mens, mijn dag kan niet meer stuk. De rest
zal ongeopend blijven, al mijn aandacht concentreert
zich op die ene handgeschreven omslag. Nadat ik me
een kop koffie ingeschonken heb, installeer ik me bij
het raam. Ik neem de briefopener en scheur de enveloppe langs de bovenrand open. Ik tast in de omslag
en ik voel niets. Ik keer de enveloppe om, schud en zie
dat er niets uitvalt. Ik trek de omslag een eindje open,
werp er een doortastende blik in en kom tot het besluit
dat de omslag leeg is. Ik heb ontegensprekelijk geen
brief ontvangen. Iemand heeft het nodig gevonden me
persoonlijk mee te delen dat hij mij niets te zeggen
heeft.

14
14

Reuzensprong
Het was zomer en we
waren jong, Michael,
Neil, Buzz en ik. Na
de kroegentocht waren
we aan een toog blijven
plakken. Neils ouders
waren t land uit en hij
had het huis vrij. Daar
zouden we straks, zo
hadden we afgesproken, de maanlanding
bekijken. We hadden nog een uurtje vol te maken. In
dat uurtje werd mijn blik gevangen door een wondermooie Walin. Ik was twintig en had daar geen verweer
tegen. Ik nam de mooie Walin mee naar het huis van
Neil.Terwijl Michael en Buzz zich in de sofa nestelden
en Neil de televisie scherp zette zocht mijn ondernemende Walin een geschikte kamer uit. Ik volgde in
haar spoor. In de slaapkamer van Neils ouders ging
ze helemaal uit de bol. Het was mijn eerste keer en
ik moest nog alles leren. Zij was heel bedreven en ik
liet het dan ook helemaal aan haar over. Lang duurde
het helaas niet, want ik moest, zoals gezegd, nog alles
leren. Net op het ogenblik dat Neil riep dat we de landing gingen missen, kwam ik klaar. Wat Armstrong
daar verder ook over gezegd mag hebben, voor de
mensheid was dat maar een kleine stap, maar voor mij
was t een reuzensprong.
15
15

Kafka
Helemaal aan de andere
kant van de kamer zag ik
een deur. Dat was mijn
kans. Ik botste tegen
iemand aan. Het angstzweet brak mij uit. Ik probeerde verder te stappen,
maar de man nam me bij
de arm en zegde fluisterend: Franz Kafka is dood. Om het gewicht van zijn
mededeling te accentueren trok hij de wenkbrauwen
omhoog. Terwijl ik een passend antwoord probeerde te
bedenken, stapte de man alweer verder.
Ik haalde de andere kant van de kamer. Links naast
de deur zat een deurwachter. Ik knikte vaag in zijn
richting en greep de klink vast. De man schoot recht
en probeerde zich tussen mij en de deur te plaatsten.
Nog voor hij de gelegenheid kreeg me iets te vragen,
legde ik mijn hand op zijn schouder en zegde fluisterend: Franz Kafka is dood. Hij schrok hevig. Ik trok
mijn wenkbrauwen op en wees naar de deur. Mijn
tactiek werkte wonderwel. Hij nam zijn sleutelbos,
opende de deur, liet me passeren en wenste me veel
succes toe.
Achter me viel de deur dicht. Ik hoorde hoe de deurwachter het slot omdraaide. Weer stond ik in een
kamer. Aan de andere kant van die kamer zag ik een
deur. Dat was mijn kans.
16
16

Kerkhofblommen
Uw moeder? vroeg ik. Neen, antwoordde de man.Hij
besprenkelde het perkje waardoor het er weer fris uitzag. Een wijle stonden we in een ongemakkelijke stilte
naar dat graf te kijken en toen zei ik geheel overbodig:
Ik ga maar weer een eindje verder.
Vanaf die dag kreeg het graf een vaste plaats in
mijn leven. Telkens ik daar passeerde werd mijn blik
ernaartoe getrokken. Het perkje leerde me dat de man
het bleef verzorgen. Het mag melig klinken, maar het
gaf me een goed gevoel.
En zo vergingen de jaren. Toen het in zon jaar weer
eens lente werd zag ik de verandering. De aarde van
het perkje bleef dor en de tuiltjes waren een verre herinnering geworden. Nadat ik er een maand lang naar
gekeken had, werd het me te veel. Ik kocht bloemen,
nam enig tuingerief ter hand en ging naar het kerkhof waar ik het perkje in eer herstelde. Toen ik daar
omzeggens klaar mee was, hoorde ik achter me een
stem. Uw moeder? vroeg die stem. Neen, antwoordde
ik en besprenkelde het perkje met water, zodat het
er weer fris uitzag. Een tijd lang stonden we in een
ongemakkelijke stilte naar dat graf te kijken en toen
hoorde ik die mens heel overbodig zeggen: Ik ga maar
weer een eindje verder.

17
17

Fellatio
ik begrijp niet wat anderen er zo leuk aan vinden.
Zelf moet ik er niets van weten. Ik niet. De man had
samen met mij de kerk verlaten, maar ik kende hem
niet. Hij leek me een gewone mens te zijn. t Is een
kwestie van zelfbescherming. t Is me te gevaarlijk,
zon vrouw die aan je zuigt Ik mag er niet aan denken. Ik vertraagde de pas en de man deed dat ook.
Ik stond stil en zo deed ook die man. Met een vrouw
weet je nooit. Met een man trouwens evenmin, begrijp
me niet verkeerd. t Is me gewoon te kwetsbaar en
trouwens Daar dient een pik niet voor, de mijne toch
niet. Ik zette me weer in beweging. Prompt vervolgde
ook hij zijn weg. Ik vraag me af of de mannen die daar
zo hoog mee oplopen ooit de krant lezen. Je leest daar
toch regelmatig iets over, over mannen die hun pik
afgebeten worden. We waren aan de hoek gekomen.
Hij stak de straat over. Ik bleef staan en keek hem
enige tijd na. Hij leek me een gewone man te zijn, een
kerkganger waarop niets aan te merken viel.En nadat
hij helemaal in de massa opgenomen was trok ik naar
huis waar ik dit verhaal schreef.

18
18

Lijsternest

Eigenlijk zou ik een gevierd schrijver moeten zijn,


zoals mijn held A.L. Snijders er een is. In de brievenbus zou ik dan een uitnodiging vinden om een wijle
in het Lijsternest te resideren, ten huize van Stijn
Streuvels, net zoals de grote Snijders dat op de Angora
Hoeve van Henriette Roland Holst gedaan heeft. Ik
zou daar over de beemden uitkijken, een beetje zoals
ik hier nu ook doe, en korte stukjes schrijven zoals dit.
En s avonds zou ik, naast de haard gezeten, naar huis
verlangen, naar mijn gewone stek bij het raam, waar
ik dit stukje nu aan t schrijven ben.

19
19

Zelfmoord
Voor me liepen twee oude mannen. De ene had veel
te vertellen. Hij ging daarmee door tot de andere hem
aan de mouw trok en zei: Maar Robert, je weet toch
dat ik doof ben! Ik versta je niet. Kom dichter, dichter! Maar dichter word je natuurlijk niet zomaar, het
duurt lang voor je zover bent. Daar hadden die oude
mannen de tijd niet meer voor. Dus stapten ze zwijgend verder.
Meer dan een fait divers was dit voorval op t eerste
gezicht niet, maar weet je wat me verwonderde? Toen
ik dit verhaal begon te schrijven dacht ik dat het over
een zelfmoord zou gaan, vandaar ook de titel. Tot mijn
verbazing bleek eruiteindelijk toch niemand te zijn
die zichzelf doodde, Robert niet en zijn dove metgezel
al evenmin. Is dat niet merkwaardig?

20
20

Weg
Ze had er schoon genoeg
van, van de ruzies, de
spanningen, het zwijgen
dat net zoals het spreken
op verwijten gebaseerd
was, de onenigheid waarbij ouders hun kinderen
uit het oog verliezen. Ze
besloot ervandoor te gaan.
Bij het krieken van de
dag verliet ze het huis.
In de winkelstraten vond
ze een galerij waar het
gezellig toeven was. Ze
viel niet op. Ze kreeg geen
honger, ze werd niet moe,
ze keek en keek en keek.
Mensen liepen voor en
achter haar, ze liepen om
haar heen en namen al
haar gedachten met zich
mee. Toen de avond viel
keerde ze weer naar huis. Er waren boterhammen, er
was soep en er was spanning. Zij had de dag doorstaan
en niemand had het opgemerkt.

21
21

Laka
Ik liep tot ik het kamp bereikt had. Ik effende de plek,
scheurde het pakje open en legde de buit voor me neer.
Netjes naast elkaar lagen daar nu twee gekreukte
sigaretten van het merk Sprint, de filtersigaret van
de sportman. De spanning steeg samen met de windsnelheid. De lucht werd zwart van het onweer dat het
in zich droeg. Het lukte me niet om de lucifers aan te
steken. De wind blies de eerste meteen uit en dat deed
hij ook met de al de andere. Zo kwam het dat ik op 3
november 1957 mijn eerste sigaret niet rookte. Maar
ik deed wel alsof en terwijl ik de denkbeeldige sigarettenrook nastaarde, dwaalden mijn gedachten af naar
de straathond Laika die op datzelfde moment boven
mij, in een spoetnik, rond de aarde aan t cirkelen was.
In zon weer!

22
22

Weerhuisje

Mijn vader had een weerhuisje. Het werd bewoond


door een koppel Duitsers uit het Zwarte Woud. Die
twee woonden samen, maar hadden elk een eigen voordeur. Bij zonnig weer kwam de vrouw buiten piepen,
bij vochtig weer was het haar man. Mijn vader was erg
met dat weerstationnetje in de weer. Dagelijks draaide
hij aan de schoorsteen tot de juiste Duitser buitenstond.
Nu heb ook ik me zon weerhuisje aangeschaft. Het
staat naast mij op de vensterbank. Ik zie dat t pijpenstelen regent. Ik draai aan de schoorsteen, en hopla,
daar verschijnt het mannetje. Waarna ik een wijle
mijmer over het merkwaardige fenomeen waarbij een
mens almaar meer op zijn ouders begint te lijken.
23
23

Hoss
Hoss denkt dat de wereld uit goeie en slechte mensen bestaat. Hij denkt dat je de goeie mensen aan
hun paard kunt herkennen. Hij beweert ook dat
Condoleezza Rice geen vrouw is, maar een man. Hoss
is een oude cowboy die via Skype tot mij gekomen
is. Hij verlaat omzeggens zijn huis niet meer. Om
de tijd in dat huis te doden klimt hij regelmatig in
zijn stamboom. In die boom heeft hij ontdekt dat hij
van Stevin Ygghebrechts afstamt, een mens die in de
veertiende eeuw in Vlaanderen gewoond heeft, meer
bepaald in Aartrijke. Daardoor heb ik Hoss trouwens
leren kennen, want zelf stam ik eveneens af van die
Stevin. Nu meldt Hoss me dat hij uitgevogeld heeft dat
Ygghebrechts daar het beroep van eigenbeideraar uitoefende. Ik weet niet wat dat is en het internet maakt
me daaromtrent ook niet wijzer. Ik vind er trouwens
evenmin beelden van Condoleezza Rice op een paard
en weet derhalve niet of hij een goede of een slechte
man is.

24
24

Politie

Ik werd ondervraagd door een goeierd en een kwade.


De goeie dikkerd wilde weten wat me ertoe gebracht
had om mijn eigen volk te verraden. Ik wilde iets zeggen, maar kreeg er de kans niet toe, want de kwaaie
schreeuwde in mijn oor: En waarom hebt gij een reis
naar Turkije geboekt? Ook daarop kon ik geen antwoord geven, want die dikkerd had het alweer overgenomen en legde me uit dat ik moest begrijpen dat
ik me verdacht gemaakt had. Hoezo? vroeg ik. De
lange kwaaie begon weer te schreeuwen: Wij stellen
hier de vragen! Waarop die dikke weer: Leg ons eens
uit waarom gij uw baard hebt laten groeien. Ik tastte
naar mijn wang en voelde niets wat op een baard kon
wijzen. Tegelijk besefte ik dat ik in een kafkaiaanse
25
25

situatie van het niveau 3 terechtgekomen was. Ik


stond op het punt alles te bekennen, toen die kwaaie
opeens tot zijn maat zei:Godver, t is acht uur. We
gaan eerst koffie drinken. Daarop verlieten we gedrien het lokaal, de twee politiemensen voorop en ik als
laatste. Zij sloegen rechtsaf naar het koffieapparaat en
ik links, richting voordeur. Buiten stond een zwaarbewapende politievrouw een jointje te smoren. De
winterkou sloeg op me neer. Wat een weer h, zei ze
terwijl ze me haar frietzak presenteerde. Ik nam een
ferme snok en terwijl de nederwiet zich een weg naar
mijn hersenen zocht, keken we samen uit over het
plein dat helemaal wit kwam te liggen van de hagelbui
die van west naar oost over het land aan t trekken
was.

26
26

Jerrycans

Op de bovenste etage woonde een weduwe die als De


Weeuwe bekendstond. Lange Dick kwam regelmatig
haar tank bijvullen, want hij was haar brandstofleverancier. Dat ging als volgt. Nadat hij De Weeuwe
genomen had liep hij tien keer de trappen op en af,
met aan elke arm een jerrycan, telkens goed voor vijf
verdiepingen, opwaarts waren dat twee volle, afgaand
waren t lege. Na afloop offreerde De Weeuwe de
bezwete Lange Dick een deugddoend glas en vergoedde
ze hem voor de bewezen diensten.
De Weeuwe was erg ondernemend. Daardoor komt het
27
27

dat ze haar brandstofleverancier al eens durfde te bellen als de tank verre van leeg was. Dan kwam Lange
Dick haar nemen, waarna hij, zoals steeds, tien keer
op en af de trap liep, telkens goed voor vijf verdiepingen, met aan elke arm een jerrycan; naar beneden
waren dat twee lege en naar boven eveneens. Waarna
Lange Dick een deugddoend glas kreeg en De Weeuwe
haar erg bezwete leverancier betaalde voor de goeie
service.

24
28
28

Broers

De broers woonden erg afgelegen, ergens op de heide.


ik weet niet goed waar dat exact was, want je ging die
jongens echt niet opzoeken. Omgekeerd gebeurde t
helaas wel: zij zochten ons op. Dan moest je maken dat
je weg was.Of je probeerde er het beste van te maken,
wat niet eenvoudig was. Met de knikkers spelen was
bijvoorbeeld onmogelijk, want de broers staken meteen
alles in hun zak. Tranen maakten op hen geen indruk,
dreigementen nog veel minder. Je kon er niet met
hen om vechten, want ze waren beresterk en ze sloegen ook onder de gordel, wat niet mocht, maar daar
veegden die twee hun kloten aan. Zo zegden ze dat
ook: we vegen daar onze kloten aan! We leerden ook
wel iets van hen. Zij leerden ons bijvoorbeeld dat een
sneeuwbal zoveel harder is als je r eerst een klomp ijs
in steekt. Of een steen. Dat was wel interessant, maar
we hadden toch liever dat ze op de heide bleven.
29
25
29

Soep

Hij woog te veel. Hij was ook een beetje simpel. t Een
zowel als t ander kwam door de pillen. Die moest hij
van de dokter nemen om de razernij onder controle
te houden. Ik kon me daar niets bij voorstellen, want
hij was een dikke sul.Vroeger had hij in de vismijn
gewerkt, zware arbeid, werk dat hij alleen maar volgehouden had door op tijd & stond een lijntje coke tot
zich te nemen. Hij werd ontslagen maar bleef snuiven.
Zijn moeder bracht wel soep, maar een mens leeft niet
van soep alleen. Dus werd hij drugskoerier. Soep &
coke, het leven werd weer draaglijk. En gevaarlijk,
want nu was hij gewapend. Op een dag was hij in de
kraaienpoten gereden en van daaruit in de armen van
de overheid. Hij nam de overheid apart en sprak haar
aldus toe: We gaan toch geen gaatjes maken zeker.
Zijn manier om met een schietpartij te dreigen. De
overheid nam het zekere voor het onzekere en maakte
30
30

een Belgisch compromis. De drugs werden in beslag


genomen en de koerier ging vrijuit. Een bloedbad was
vermeden.
Aan dat alles moest ik denken terwijl ik voor hem het
zoekertje aan t opmaken was. Daarin moest staan dat
het niet voor de seks was. Daarin was hij niet genteresseerd, ook dat kwam door de pillen. Het was meer
om iemand naast zich te hebben wanneer hij met zijn
boodschappenlijstje naar de Aldi trok.
Twee weken later was hij dood. t Was onverwachts,
maar niemand schrok. Tijdens de dienst stond ik moederziel alleen naast een oud, verschrompeld vrouwtje
dat me bij t buitengaan vroeg of ik zin had in een bord
warme soep.

31
31

32

You might also like