You are on page 1of 5

Lesvoorbereidingsformulier Fontys Pabo Eindhoven

Bron: Didactisch model van Gelder


Student(e): Rick Gerhartl
Mentor: Monique van der Kruijs
Klas (PABO): P14EhvE
Datum : 24-3-2015
Stageschool: Het Venster
Groep: 1 B
Plaats: Gemert
Aantal lln: 20
Vak- vormingsgebied:
Natuur/Techniek
Speelwerkthema / onderwerp:
Wind
Beginsituatie:
Er zitten 20 kinderen in de klas. Deze zijn opgedeeld in 9 jongens en 11 meisjes.
Het is over het algemeen een rustige klas, op 3 kinderen na. Sem, Arthur, Jan.
Er zijn niet al te veel verschillen in de klas. Je merkt alleen een beetje verschil tussen de nieuwkomers en de kinderen die al langer in de klas zitten.
De kinderen weten aan welke regels ze zich moeten houden in de kring. Regels als: vinger opsteken.

Lesdoel(en):
(SLO, Nationaal Expertisecentrum voor leerplanontwikkeling, 2011)
Kerndoel 43 (tule.slo.nl)
De leerlingen leren hoe je weer en klimaat kunt beschrijven met behulp van
temperatuur, neerslag en wind.
Dit kerndoel staat in het teken van het weer dat kinderen in hun eigen
omgeving kunnen waarnemen. Door eigen, zintuiglijke waarneming leren
kinderen over verschillende aspecten van het weer. Ze voelen hoe hard
(windkracht) en uit welke richting de wind waait (windrichting). Kinderen
voeren die waarnemingen ook uit met behulp van meetinstrumenten, die ze
eventueel zelf hebben ontworpen en gemaakt.

Evaluatie van lesdoelen:


Aan het einde van de les ga ik ter controle per leerling vragen of ze kunnen benoemen
wat ze geleerd hebben. Dit doe ik om te kijken of het lesdoel individueel is behaald.
Na afloop van de schooldag vertellen de kinderen nog na wat ze tijdens de les gedaan
hebben zodat de andere kinderen in de klas er ook nog van leren.

Projectdoel
Kinderen leren over veranderingen in het dagelijkse weer:
wind, regen, zon, wolken.
Procesdoel
De kinderen ontdekken wat wind is en hoe je wind kunt meten.
Ze bouwen een windmolentje van stevig papier meten buiten of er harde of
zachte wind staat
Aan het einde van de les weten de kinderen hoe je wind kunt meten en weten
ze wanneer een molentje snel of langzaam draait.
Lesverloop
Tijd/
Leerinhoud
3 min
inleiding

Didactische
Werkvorm
Waarom is het
koud

5 minuten

Lente / wind

Didactische handelingen
Leraar
Ik zeg in de kring: Het is nu bijna lente. En dan
is het niet meer heel koud uiten. Maar hoe kan
dat nou?
Ik zeg dat het minder koud kan zijn doordat de
wind niet meer zo hard die er waait.

Leeractiviteit
leergedrag leerling(en)
Ze geven verschillende antwoorden
Ze luisteren

Materialen /
Organisatie
In de kring. Ik geef
meerdere kinderen de
beurt
In de kring.

3 minuten

Wat is een
windmolen

10

Vouwen en
knippen

Nu vertel ik dat ik met een paar kinderen een


windmolen gaat maken. Ik vraag wat je met
een windmolen kan doen. Daarna zeg ik dat je Ze geven antwoord en gaan daarna aan het werk
daarmee kan kijken hoe hard het waait (als de
kinderen het niet wisten). Ook zeg ik in de
kring dat de leerlingen na het werken de
uitslag zullen vertellen

In de kring. Ik geef
meerdere kinderen de
beurt.

Ik ga met een aantal kinderen aan de slag.


Ik leg uit dat we een windmolen gaan maken
en leg uit hoe.

Ze luisteren

Met een groepje


leerlingen.
Ik ga met de
leerlingen aan een
tafel zitten. Alle
andere leerlingen
mogen aan het werk.

Ik help de kinderen met het vouwen en


knippen

Ze vouwen en knippen

Als de kinderen de windmolen hebben


gevouwen en geknipt zet ik hem in elkaar

Zij mogen hun spulletjes opruimen en een kleurplaat kleuren

Als de windmolens klaar zijn ga ik met het


groepje naar buiten en mogen zij zien hoe
hard hun windmolen waait.

Ze ontdekken

Schaar, papier. Ik zeg


tegen de kinderen hoe
zij moeten vouwen, en
help hen als het niet
lukt
Ijzerdraad, 2 ronde
kralen per molen,
rietjes, de gevouwen
molens. Ik zet de
molens in elkaar.
Ik zeg tegen de
kinderen dat zij hun
jas aan mogen doen
en op de gang
moeten wachten.

Als het hard


waait, gaat de
windmolen dan
snel of
langzaam?

Ik vraag of ze aan hun windmolen kunnen zien Ze denken na en proberen dingen uit
hoe hard het nu waait. Waait het hard of
zacht?
Kunnen zij hun windmolen ook zelf laten
bewegen (als het niet hard waait) bijvoorbeeld
door te blazen of te lopen/rennen

Op het schoolplein

Evaluatie

Ik ga weer met ze mee naar binnen en ze


Ze vertellen enthousiast wat ze gedaan en gezien hebben.
bespreken hun waarnemingen in kring aan het
einde van de dag.

In de kring

Reflectie Rick:
Ik vond het een erg leuke les. De kinderen waren erg betrokken en ze vonden het erg leuk om naar buiten te gaan met de zelfgemaakte windmolens.
Feedback Mentor:
Leuke opdracht, een pakkende inleiding waardoor de kinderen nieuwsgierig werden. Je had hun aandacht helemaal te pakken.
Je merkte dat de kinderen het niet leuk vonden om de molen niet zelf in elkaar te mogen zetten.
De kinderen hebben er wel wat van geleerd, zoals je kon merken in de kring.
Vijfstappenplan
Voor deze les heb ik gebruik gemaakt van het vijfstappenplan dat gebruikt wordt voor natuuronderwijs.
1. Introductie/confrontatie: Er komt iets binnen, er wordt iets geintroduceerd waarbij reacties worden opgeroepen en de nieuwsgierigheid van de leerlingen
wordt geprikkeld. Ik kies hiervoor een demonstratie opdracht om op deze manier de nieuwsgierigheid van de kinderen te prikkelen.
2. Spontante verkenning/aanrommelen: De leerlingen gaan hierbij zelf aan de slag met de materialen die zij krijgen.
Ik maak hier geen gebruik van tijdens mijn les. De materialen die ik gebruik zijn kruiden, water en zeep. De kinderen komen hier zeker mee in aanraking
en mogen zelf ook voelen. Maar ik start vrijwel direct met de proefjes en ik wil de tijd (45 minuten) gebruiken voor de proefjes. Deze tijd zullen de kinderen
hier ook zeker voor nodig hebben.
Als ik hier wel gebruik van had gemaakt, had ik de kinderen nog geen verwerkingsblad gegeven en ze zelf laten onderzoeken met welk materiaal zij te
werk gaan en wat zij hier eigenlijk mee kunnen doen. Ik zou de kinderen hier minimaal vijf tot maximaal tien minuten voor geven.
3. Onderzoeken en vastleggen van de resultaten: De leerlingen gaan nu aan de slag met gerichte vragen en proberen hier antwoorden op te vinden. Zij
werken hierbij samen met hun groepsgenoten en doen zelf onderzoek aan de hand van de werkbladen. De kinderen voeren in totaal drie proefjes uit en
krijgen hier ongeveer tien minuten voor. Hun resultaten leggen zij vast op het verwerkingsblad dat zij hebben gekregen.
4. Rapportage/communicatie over de resultaten: Vertel het elkaar -> In deze fase vertellen de leerlingen hun bevindingen aan elkaar. Deze fase vindt
plaats tijdens de afsluiting. Ieder groepje komt aan de beurt om kort iets over een van de proefjes te vertellen. Als iemand daarop wilt reageren, mag hij of

zij zijn vinger opsteken.


5. Verbreding/verdieping: In deze fase vertel ik de kinderen nog wat extra informatie. Deze fase valt eigenlijk tegelijk met de afsluiting, wanneer ieder
groepje iets vertelt zal ik de kinderen nog extra uitleg geven. Ik geef hen het goede antwoord en leg hen het waarom uit.

You might also like