You are on page 1of 6
484 Beerthuizen discussiebelemmerend te worden geduid. Sterker nog, ze kan zelfs discussie bevorderend werken en argumentatietheoretisch ook als zodanig worden geduid. Het bestrijden van koudwatervrees onder argumentatietheoretici voor het op-de-man-spelen kan beginnen met een inventarisatie van ‘edel” (‘keur’, ‘kwaliteitsvolle’) op-de-man-spelers en hun edele daden. 6. A way out - Het zou aan te bevelen zijn dat relevante opleidingen hun studenten niet met gewetensbezwarende hersenspinsels opzadelen. Tk denk dat veel zou kunnen worden voorkomen als opleidingen vooral ook aandacht zouden besteden aan de filosofic van het argumenteren. Zij zou dan vooral de relativiteit van het discussiegebeuren in al zijn verschijningen moeten laten zien. Wat in de argumentatietheorie wordt aangedragen moet tegelijkertijd worden afgezer tegen iets wat het volslagen tegendee! is. Dat is dus niet tegen wat de gewone dagelijkse praktijk ons leert ~ deze is altijd een mengeling van goed en niet-goed welke door ‘vorming’ uitte zuiverenis. Allen de nach laat Zien hoe de dag er werkelijk uitziet. Vergelijk de vele ethiekboeken die op dit moment verschijnen over de ‘waardigheid’ van demens. Zelden of nooit vind je een tekst die over de onwaardigeheid van de mens gaat iedereen moet zich wat dat betreft maar verlaten op zijneigen gevoel en ervaring. Toch schitteren Kant, Levinas etcetera alleen maar als op de achtergrond Himmler, Freisler etcetera staan, Een opleiding in de ethiek zou de nacht consequent moeten ‘Argumentatietheorie dient dus nier aan de hand van de half mistukte, half gelukte dagelijkse praktijk in kranten etcetera te worden uitgelegd, maar wel aan de hand van het bewuste non-argumenteren van bijvoorbeeld Den Uyl toen hij minister-president was. De bewuste keuze voor non-argumentatic dient door de ‘leerling’ als bewuste keuze te worden onderkend; training in bewuste non-argumentatie dient cen onderdeel van de opleiding te zijn ~ vergelijk de Pi Kappa Delta wedstrijden in de USA in bewust gewilde flauwigheid. En vooral oefenen, oefenen, oefenen, waarbij de pupil het meeste zal ‘leren’ van argumenteren voor zaken waar hij het emotioneel volstrekt niet mee eens kan zijn. Dat alles opdat het woord van Nietzsche waarheid wordt: “Op één been. kan de waarheid staan ~ op twee benen kan zij lopen”. : 55 Taalbeheersers in organisaties Bart van den Dobbelsteen en Toos van der Smit 1. Inleiding, In dit artikel willen we duidelijk maken dat er een nieuw beroepsperspectiet _groeit voor taalbeheersers: adviseren in een organisatie. Weschetsen cersteen algemeen en enigszins geidealiseerd beeld van de werkzaamheden van een taalbeheerser in een organisatie, samengevat in een model (paragraaf 2). Vervolgens geven we een aantal voorbeelden uit onze eigen praktijk (para graaf 3), beantwoorden we de vraag waarom juist taalbeheersers voor dit werk (paragraaf 4) en bespreken we onder meer enkele consequenties voor onderzoek en onderwijs in de taalbeheersing ring en op het algemene beeld dat wij hebben van de werkzaamheden, Een taalbeheerser in een organisatie moet beschikken over. . cen pragmatische basishouding; je moet bereid zijn te erkennen dat de “waarheid’ situationeel bepaald kan zijn, en daardoor wisselend van gestalte: isaac ‘Taalbcheersers in organisaties 493 >. ean instrmenalitiche kik op wetenschp. Nit alleen maar kennis van maar yooral ook kenis wasrdoo, c._ ce lstekende (gen) talbchering entail; mise de, dan al je ethos in de organisa gerng an, en de effect van je Opteden fis ook, 4._ gro vnacigheid in geopresvosring,interviewen ontwikkelenen aan e. Saardigheid in het voeren van gsprekken, het honden van intrvewsen bet ootwikkelon en sunpasen van beurisicken vor de oplosing van Communicateprblemen: Goedinzcht inde werking an organs De instramenten ene vardigheden weaovercenalbecerer in organisa: ts mot bhi, ten cn an de taping om pesing nde taalbcheersing. In volgende paregranrlln wen sata tan dees eben noemen. 1. Com ordi alee Tab bij valt te denken aan: = schrijven van reclame-briefings “ae ea beleidsnota’s van Van Steen (1984), de tekstanalysemethode van Drop 494 Van den Dobbelsteen & Van der Smit zijn, zullen ze via een samenhangend programma moeten worden ontwik- eld, een programma dat vanzelfsprekend geformuleerd dient te zijn vanuit hhet gezichtspunt van een taalbeheerser-in-een-organisati. En tot slot: wat mag cen taalbehcerser in een organisatie verwachten van zijn opleiding? Eén ding wordt wel heel duidelijk: de opleiding moet veel tijd inruimen voor de praktijk. Van én stage leer je meer dan van vijfscripties, naar ons idee. Zit er nu nog traditioneel veel letterkunde binnen de opleiding van een neerlandicus, de taalbeheerser in een organisatie zal dat moeten inruilen voor heel andere vakken, wil hij goed kuanen werken. We zullen eran moeten wennen dat organisaties vaker behoefte zullen hebben aan een “taaltechnisch ingenieur’ dan aan een ‘doctorandus Nederlandse taal- en letterkunde’. De volgende vakken/bezigheden zouden deel moeten itmaken van een adequate opleiding: theoretisch ~ taalbeheersingstheorieén op de terreinen schrijven, lezen, spreken, luiste- ren, argumenteren, enzovoort; ~ analysemethoden voor de analyse van stijl, structuur en inhoud van teksten; = onderzoeksmethoden; - communicatietheorieén; ~ organisatickunde/-psychologie/-sociologie; = trainingsmethoden voor communicatieve vaardigheden. prakctisch ~ training in de eigen communicatieve vaardigheden; ~ leren een werkstrategic te maken, met onder andere een nauwkeurige afbakening van de opdracht, een tijdsplanning, en dergelijke; ~ praktijkopdrachten uitvoeren, in het begin van beperkte omvang, (met veel begeleiding) en later van grotere omvang (zonder begeleiding). 1 Bij het opzeten van dit artikel heeft Joren Enning een grote rol gespeeld. Eén van de praktikvoorbeclden is van haar hand en 2 hee met ons meegedacht over wat ein cen srk als it allemaal behandeld zou kunnen worden, Webedanken je daarvoor hartelie orient Drop, W. 1983 Insiramentele sekstanoyee. Groningen, Steen, P. van 1988 Schrijen van belidenota’s, U afdeing Taalbeheersing). Woerkum, CMJ, van 1988 Yoorlichringskunde en mastaconmunicaie. Wageningen fej} (Diss. LEW), hts RUU (Interne publicatie Instuut De Vooys, 56 Organisatiekenmerken en communicatie- problemen Fen aanzet tot een contingency-benadering Thijs Homan en Paul Loofjmans 1. Inleiding: de contingency-benadering In deze bijdrage richten we ons op communicatieproblemen in organisates. Heel wat problemen in bedrijven en instllingen ziin communicate! van aard, of hebben althans belangrjke communicatieve aspecten. In hoeverre wordt nu de aard of de frequentie van deze problemen bepaald door de sociale en structurele kenmerken van de organisatie? Dat s de vraag die we hicrin erste aanzet proberen te beantwoorden. Wij hopen daarmee de grondslag tleggen voor een contingency-benadering. Dat wil zeggen, een benadering die reeht doct aan dé grote complenitet van de omgeving waarin deze problemen zich voordoen. Aan het begrip “contingency”, en het belang ervanin dit verband, “Widen we eerst een Korte paragraaf. Vervolgens presenteren we de uitkom- sien van onze ‘desk-research’: welke soorten organisatis ziin ex! Welke communicatievormen en -problemen kun je daarin verwachten? We beslui- ten met een korte discussie. Een organisatie is ingewikkeld. Onderzockers dic in cen bedriif of instelling een probleem moeten analyseren of oplossen kennen die ervaring: het pro- bbleem houdt verband met onverwacht veel andere factoren, de situatie wijigt zich snel en ingrijpend en het effect van ingrepen laat zich Tang niet altijd ‘gemakkeliik voorspellen. Deze ervaring heeft onder andere in organisatie- kundige kring geleid tot de opkomst van contingency-benaderingen (Burrell & Morgan 1982; Pennings 1984; Silverman 1970). De contingency-benade- ring stoelt op het besef dat er in zulke complexe situaties weinig heil te verwachten valt yan algemeen geformuleerde, universalistische theorieén. Veeleer bestaat er behoefte aan specifieke, situatie- en omgevingsgebonden nodellen. Zulke modellen vormen dan de basis voor gerichte adviezen, die algemeen genoeg zijn om in een nuttig aantal gevallen te kunnen worden toegepast en specifick genoeg om daarin ook werkelifkeflect te sorteren. Op de formulering van dergelijke modellen en adviezen moet de onderzocker zich richten. ‘We illusteren de contingency-benadering aan de hand van de onderzocks- traditie waarin 2ij sinds ongeveer tien jaar sterk opgeld doet: het onderzock at leiderschap. Het traditionele onderzock op dit terrein concentreerde zich foofdzakelik op de karaktertrekken en gedragingen van leiders. Op basis W.K.B. Koning(red.), Taclbeheersbas tu sheavle en predizifé. Dordrecht 1985: Forts Publications.

You might also like