ETEN

Ik
Jij/hij/zij/het
Wij/jullie/zij
Perfectum

eet
eet
eten
(h)
gegeten

SPELEN

DRINKEN

Ik
Jij/hij/zij/het
Wij/jullie/zij
Perfectum

drink
drinkt
drinken
(h)
gedronken

WERKEN

KIJKEN

Ik
Jij/hij/zij/het
Wij/jullie/zij
Perfectum

kijk
kijkt
kijken
(h)
gekeken

SCHRIJVEN

Ik
Jij/hij/zij/het
Wij/jullie/zij
Perfectum

speel
speelt
spelen
(h)
gespeeld

LEZEN

Ik
Jij/hij/zij/het
Wij/jullie/zij
Perfectum

lees
leest
lezen
(h)
gelezen

Ik
Jij/hij/zij/het
Wij/jullie/zij
Perfectum

werk
werkt
werken
(h)
gewerkt

SPREKEN

Ik
Jij/hij/zij/het
Wij/jullie/zij
Perfectum

spreek
spreekt
spreken
(h)
gesproken

Ik
Jij/hij/zij/het
Wij/jullie/zij
Perfectum

schrijf
schrijft
schrijven
(h)
geschreve
n

KOPEN

Ik
Jij/hij/zij/het
Wij/jullie/zij
Perfectum

koop
koopt
kopen
(h)
gekocht

SLAPEN

Ik
Jij/hij/zij/het
Wij/jullie/zij
Perfectum

slaap
slaapt
slapen
(h)
geslapen

KUSSEN

Ik
Jij/hij/zij/het
Wij/jullie/zij
Perfectum

kus
kust
kussen
(h) gekust

HOUDEN + van

RUSTEN

Ik
Jij/hij/zij/het
Wij/jullie/zij
Perfectum

rust
rust
rusten
(h) gerust

KNUFFELEN

Ik
Jij/hij/zij/het
Wij/jullie/zij
Perfectum

knuffel
knuffelt
knuffelen
(h)
geknuffeld

KOSTEN

LUISTEREN + naar

Ik
Jij/hij/zij/het
Wij/jullie/zij
Perfectum

luister
luistert
luisteren
(h)
geluisdter
d

LEREN

Ik
Jij/hij/zij/het
Wij/jullie/zij
Perfectum

Leer
leert
leren
(h)
geleerd

DENKEN

Ik
Jij/hij/zij/het
Wij/jullie/zij
Perfectum

houd
houdt
houden
(h)
gehouden

Ik
Jij/hij/zij/het
Wij/jullie/zij
Perfectum

kost
kost
kosten
(h) gekost

Ik
Jij/hij/zij/het
Wij/jullie/zij
Perfectum

denk
denkt
denken
(h)
gedacht