Nooit lachen om niks en vooral nooit kabaal En nooit eens spontaan iets gekkigs gedaan, maar stilletjes aan, telkens weer Nooit tegen de regels of tegen de klok En nooit iets gezegd waar een ander van schrok Nooit buiten de poort, nooit roddels gehoord, alleen maar het woord van de Heer En alle verborgen verlangens, elke vergeten traan het stille bewijs van een onbekend bestaan Nooit dronken geworden of ruzie gemaakt Nooit actie gevoerd of gekraakt of gestaakt Op tafels gedanst, gelachen, gesjanst ik gaf het geen kans al die tijd Nooit Rome bekeken, gezwommen, gekust Nooit herrie of drukte, maar stilte en rust En nooit iets gevraagd en ook nooit geklaagd, maar diep in mijn maag knaagt de spijt En alle gevoelens verdrongen, twijfels maar half verstaan een laatste signaal van een onbekend bestaan Maar waar, waar kan ik heen, nu ik zo lang gezwegen heb? Ja waar? mag ik dan schuilen bij jou? Niet daar, niet waar ik nooit ieder antwoord gekregen heb Ik ben altijd zo bang en het duurt al zo lang Laat me niet in de kou mag ik bij jou? Ooit vind ik de kracht om te zijn wie ik ben Staat iets in mij op, wat ik nu nog niet ken Dat zegt ja of nee, niet bang of gedwee, maar moedig en helemaal vrij Misschien kom ik nooit in Parijs of Milaan Wanneer ik maar weet: als ik wil kan ik gaan En doe ik me pijn, dan moet dat zo zijn de keus is uiteindelijk aan mij En iedere deur kan nog open, al lijken ze dichtgedaan En alles is nieuw, iedere dag En wat ik ook doe, ik weet dat het mag Misschien dat ik val maar dat kan ik allemaal aan Voor altijd een deel van dat onbekend bestaan