You are on page 1of 16

2

Ik wil wel wat meer weten


A

Onder de loep
1 Wie zegt dat?

a) Lees de vragen. Bekijk de artikelen. In welk artikel staat het antwoord op de vraag? Omcirkel het
juiste artikel (A/B/C/D). Lees daarna de artikelen. Geef antwoord op de vragen.
vraag

artikel

1.

Hoeveel regen viel er in de zomer van dit jaar


meer dan in een gemiddeld jaar?

A/B/C/D

2.

Op hoeveel plaatsen is er tot nu toe gecontroleerd of de nieuwe trein te veel geluid maakt?

A/B/C/D

3.

Hoeveel mensen die een baan zoeken, kunnen


ook meteen beginnen als ze een baan vinden?

A/B/C/D

4.

Zijn Nederlanders de laatste jaren positiever of


negatiever gaan denken over homoseksualiteit?

A/B/C/D

antwoord

Helft werkwillenden is niet direct


beschikbaar
In Nederland zijn er 815.000
mensen die een baan willen van
12 uur per week of meer. Bijna de
helft van deze groep is echter niet
direct beschikbaar of zoekt niet
actief naar werk. Het gaat daarbij

vooral om vrouwen en laagopgeleiden, zo blijkt uit vandaag gepubliceerde cijfers van het CBS.

Van de 815.000 personen is


ongeveer de helft werkzoekende,
en dus ook daadwerkelijk op zoek
naar werk en daarvoor ook direct

beschikbaar. Ruim een kwart


van de mensen kan wel op korte
termijn beginnen, maar is niet
actief op zoek. Bijna een kwart
kan niet direct aan de slag wegens
het afronden van een opleiding,
persoonlijke omstandigheden of
ziekte.

Veel homos voelen zich onveiliger


Nederland is internationaal
gezien koploper in de acceptatie van homoseksualiteit. 10
procent van de Nederlanders
staat weliswaar negatief tegenover homoseksualiteit, maar
dat is minder dan in 2006, toen
15 procent nog moeite had met
homoseksualiteit.
Dat blijkt uit onderzoek dat het
SCP uitvoerde in opdracht van de
minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap.

Toch zijn veel homoseksuelen


in Nederland zich het afgelopen
jaar onveiliger gaan voelen dan
het jaar ervoor. Ruim een op de
vijf homoseksuele mannen voelde
zich in 2010 onveiliger dan in
eerdere jaren, bij lesbiennes
betrof het 13 procent.

Dat komt vooral doordat de media


meer aandacht besteden aan geweld tegen homos dan voorheen,
concluderen de onderzoekers
van het SCP. Zelden wordt het
grotere gevoel van onveiligheid

veroorzaakt door eigen ervaringen.

drientwintig 23

contact3 wb H2.indd 23

07-08-2012 15:47:37

2A

Natste zomer in zeker honderd jaar

Nederland beleefde dit jaar de natste zomer, tenminste sinds het begin van de landelijke neerslagmetingen,
waarvan de meetreeks begint in 1906. Het KNMI berekende gemiddeld over het hele land omstreeks 350
mm neerslag, tegen 225 mm normaal (gemiddeld over het tijdvak 1981 2010).

HSL maakt te veel lawaai in deel


Zuid-Holland
De hogesnelheidslijn (HSL)
bij de gemeente Lansingerland
in Zuid-Holland maakt te veel
herrie. Dat heeft het ministerie
van Infrastructuur en Milieu
toegegeven naar aanleiding van
metingen bij een nieuwbouwappartement op 75 meter van
het spoor.
Het ministerie zei begin dit jaar
nog dat het geluid op het trac
binnen de norm zou blijven, maar
uit metingen van TNO blijkt dat
niet zo te zijn.

Het ministerie laat aan de Tweede


Kamer weten dat de uitkomst van
de meting niet betekent dat ook
op andere punten langs de HSL
geluidsnormen worden overschreden. Daar moeten

nog metingen worden verricht.


Als aan het eind van het jaar blijkt
dat de overlast overal te groot is,
dan neemt het ministerie extra
maatregelen.

b) In de teksten bij a) worden vier onderzoeksbureaus genoemd. In de teksten zijn de namen van de
bureaus afgekort. Zoek in de teksten welk type onderzoek elk bureau doet. Schrijf de afkortingen
daarna voluit. Gebruik de volgende woorden:
Bureau Centraal Cultureel Instituut Koninklijk Meteorologisch Natuurwetenschappelijk Nederlands
Onderzoek Planbureau Sociaal Statistiek Toegepast
KNMI
CBS

voor de

SCP
TNO

Nederlandse Organisatie voor

24 vierentwintig

contact3 wb H2.indd 24

07-08-2012 15:47:40

2 Wie is het?


a) Vul de juiste persoon in de puzzel in. Als u een woord niet weet, kijk dan in de teksten bij
oefening 1a) of in de leestekst van oefening A2 van het tekstboek.
1

2
3
4

5
6

7
8

10

11

12

Horizontaal
1. Hij of zij weet heel veel over een onderwerp.
4. Deze man of vrouw is bereid te werken.
6. Hij of zij schrijft regelmatig stukjes in de krant, in een
tijdschrift, of op een website.
8. Hij houdt van mannen.
9. Een persoon die lid is van de regering en die hoofd is
van een ministerie.
10. Zij houdt van vrouwen.
11. Iemand die niet meer dan basisonderwijs heeft
gevolgd is een .
12. Dit is iemand die bijhoudt wat de laatste trends zijn.

2.
3.
5.
7.

Verticaal
Deze man of vrouw woont in een stad.
Een persoon die op zoek is naar een baan.
Hij of zij doet onderzoek.
Iemand die in kranten, op de radio, televisie en
internet, vertelt wat er in de wereld gebeurt.

b) In de puzzel staan zes oranje vakjes. Maak met de letters uit die vakjes een woord. Vul dat woord
hieronder in.
Als een groep personen iets doet wat heel normaal is, dan zeggen Nederlanders vaak:
Het zijn net

vijfentwintig 25

contact3 wb H2.indd 25

07-08-2012 15:47:40

2A
3 Kunnen we het nog wel aan?
Kijk naar de afbeeldingen en de onderschriften. Ze vormen samen een tekstje. Vul de ontbrekende
woorden in. Soms moet u de vorm van een woord aanpassen. Kies uit:
berg doorlaten filteren opzuigen over je heen overdosis selectief

1. Dit is een

aan informatie.

3. Je kunt ook alles

2. Die kun je

laten komen.

4. Maar is het wel verstandig om al die informatie


te

5. Is het niet beter om

6. Want een

te zijn, en de informatie te

is nooit goed.

4 Wat zei hij nou eigenlijk?


Luister eventueel nog een keer naar het interview bij oefening A3 van het tekstboek (tekstboek, cd 1
track 4).
Vul de juiste preposities in. Kies uit:
aan (3x) bij door in (7x) met (6x) naar op (2x) over tussen (2x) van (4x) voor (2x)
1. U hebt onderzoek gedaan
landse kinderen
2. De Nederlandse jeugd
het gebruik
3. Ja, ze zitten meer

het gebruik
vergelijking

digitale media

Neder-

andere Europese kinderen.

de zes en twaalf jaar is namelijk koploper

Europa,

nieuwe media.
internet dan hun leeftijdsgenoten

andere landen.

26 zesentwintig

contact3 wb H2.indd 26

07-08-2012 15:47:44

4. En die aantallen groeien


5.

de dag.

welke aantallen hebben we het dan?

6.

Nederland waren

2010 al bijna lle kinderen

de zes en de

twaalf online.
7. Ik heb geen recentere cijfers

de hand.

8. Sommige mensen vinden het goed dat kinderen al zo jong leren omgaan
apparaten.
9. Maar anderen vinden dat er te veel risicos kleven
leeftijd.

technische

internetgebruik

10. Je ziet ook dat zowel ouders als leerkrachten heel erg worstelen

zon jonge

de voor- en nadelen

deze ontwikkeling.
11. Kinderen denken dat ze een leuke game

het spelen zijn en hebben niet

gaten dat er stiekem reclame wordt gemaakt


12. Denk bijvoorbeeld

een bepaald product.

sociale netwerksites, zoals Hyves of Facebook.

13. Gaat u ook iets

uw bevindingen doen nu?

14. Ja, we gaan een brochure uitbrengen


risicos

de

scholen en ouders,

adviezen hoe ze de

internetgebruik kunnen beperken.

5 Zo is het maar net


Vul het juiste verbum in. Verander de vorm of tijd van het verbum, als dat nodig is. Kies uit:
aandienen blijken nemen overladen staan verrichten
1. Hoe
2. De school heeft maatregelen

jij eigenlijk tegenover sociale media ?


tegen het gebruik van mobiele telefoons in de lessen.

3. Vorige week heeft zich een nieuw probleem


: we blijken niet alleen te
weinig proefpersonen beschikbaar te hebben voor de test, maar er zijn ook niet genoeg onderzoekers om
de resultaten te analyseren.
4. Er wordt veel onderzoek
5. Uit het onderzoek is
carrire in de wetenschap.
6. De journalist werd

naar de ziekte aids.


dat steeds minder studenten interesse hebben in een

met complimenten na de publicatie van zijn boek.

zevenentwintig 27

contact3 wb H2.indd 27

07-08-2012 15:47:44

2A

6 Cijfers schrijven

Lees de tekst. Lees de vragen. Omcirkel het juiste antwoord.

Hoe noteer je getallen? Enkele handvatten:

1. Lage getallen (de getallen een tot en met twintig) en ronde getallen (tientallen, honderdtallen,
duizendtallen, de woorden duizend, miljoen, miljard) worden meestal in letters geschreven.
2. Als er in een zin zowel lage/ronde, als hoge/niet-ronde getallen staan, schrijf dan lle getallen in cijfers.
3. Gebruik altijd cijfers als het gaat om zakelijke en exacte informatie: bij maten, gewichten, percentages,
leeftijden, jaartallen en dergelijke.
4. Als u getallen in woorden schrijft, let dan op:
a. Schrijf getallen tot duizend aan elkaar.
b. Schrijf breukgetallen altijd los.

1.


Wat is de juiste schrijfwijze?


a. Van de 40 kinderen hebben er 38 een mobiele telefoon; slechts 2 hebben er geen.
b. Van de veertig kinderen hebben er 38 een mobiele telefoon; slechts twee hebben er geen.
c. Van de veertig kinderen hebben er achtendertig een mobiele telefoon; slechts twee hebben er geen.

2.


Wat is de juiste schrijfwijze?


a. Twee derde van de ondervraagde senioren (circa vier honderd mensen) weet niet wat Twitter is.
b. Twee derde van de ondervraagde senioren (circa vierhonderd mensen) weet niet wat Twitter is.
c. Tweederde van de ondervraagde senioren (circa vierhonderd mensen) weet niet wat Twitter is.

7 Worstelen met woorden

a) Geef antwoord op de vragen. Gebruik de woorden tussen haakjes.


1. Wat zit je te kijken? Een actualiteitenprogramma? Waar gaat het over?
(het hebben over)
2. Krijgen we een stagiaire? Wat gaat die doen dan?
(onderzoek doen naar)
3. Dus Joost is de vervanger van Kaatje? Hoe vind jij dat hij zijn werk doet?
(in vergelijking met)
4. Kun jij die rapportage van het CBS er even bij pakken?
(bij de hand hebben)
5. Kunnen we het medicijn al op mensen testen?
(er kleven risicos aan)


b) Maak zelf zinnen met onderstaande combinaties. Zorg dat de betekenis van de combinaties
duidelijk blijkt uit uw zin. Lever de zinnen in bij de docent.
het gebruik van het risico van in de gaten hebben omgaan met op internet zitten
reclame maken voor worstelen met

28 achtentwintig

contact3 wb H2.indd 28

07-08-2012 15:47:44

8 Informatie vergaren
Ga naar n van de volgende websites.
www.cbs.nl. Kijk onder het kopje Themas.
www.scp.nl. Kijk onder het kopje Onderwerpen.
Zoek een onderzoek dat u interessant vindt. Vertel eerst waarom u voor dit thema of onderwerp
hebt gekozen. Gebruik hiervoor maximaal 50 woorden.
Vat vervolgens het onderzoek samen in een tekst van 100-125 woorden. Probeer kort en bondig te
zijn. Lever de teksten in bij de docent.

Voor het voetlicht


1 Brand!
De brandweer beschikt over veel folders met informatie over de brandveiligheid. Lees het stuk over
rookmelders uit de informatiefolder Rookmelders en brandblussers. Geef daarna antwoord op de
vragen.

B
D

negenentwintig 29

contact3 wb H2.indd 29

07-08-2012 15:47:45

2B
1. Onder welk kopje kijkt u als u een antwoord zoekt op de onderstaande vragen?
A

1. Wat zijn rookmelders?


2. Waar moet ik de rookmelder ophangen?
3. Hoe kan ik kijken of de rookmelder het nog doet?
4. Welke rookmelder moet ik kopen?
5. Waar kan ik de rookmelder beter niet plaatsen?

2. Lees de volgende stellingen. Kruis aan: waar of niet waar.


waar

niet
waar

1. Een smeulbrand is een brand met grote vlammen.


2. Rookmelders kunnen zowel op het elektriciteitsnet als op batterijen werken.
3. Rookmelders gaan alleen af bij giftige rook.
4. Als de batterij van een rookmelder leeg is, piept de melder regelmatig,
gedurende dertig dagen.
5. Er mogen alleen rookmelders met een keurmerk worden verkocht. Het keurmerk wordt aangeduid als Goedmerk.
6. Als u nu een nieuw huis zou bouwen, bent u verplicht om rookmelders aan te
brengen.
7. In een bungalow moet u in alle kamers een rookmelder ophangen.
8. Rookmelders die met elkaar verbonden zijn gaan altijd tegelijk af, in welke
ruimte de brand ook is.
9. U kunt de rookmelder beter niet ophangen in de zogenaamde natte ruimtes,
boven de verwarming of in de garage.
10. U kunt een brandende lucifer bij de rookmelder houden als u wilt weten of de
rookmelder het nog doet.

2 Ja, nu weet ik het wel


a) Kijk naar de woorden op de titelpagina van hoofdstuk 2 van het tekstboek. Op de invulbalkjes kan
telkens hetzelfde woord ingevuld worden. Welk woord? Controleer uw antwoord in de sleutel.

b) Zoek op de titelpagina de woorden waarvan u de betekenis niet kent op in het woordenboek. Kies
daarna het juiste woord en vul in.
1. Als personen binnen een organisatie niet allemaal evenveel informatie hebben, noemen we dat een
.
2. Als er informatie naar buiten komt die nog geheim had moeten blijven, spreken we van een
.
3. Het doorgeven van informatie noemen we

30 dertig

contact3 wb H2.indd 30

07-08-2012 15:47:46

4. De beschrijving van producten en hoe ze gebruikt moeten worden noemen we


.
5. Het bewust blokkeren van een informatiestroom noemen we

6. De periode in de geschiedenis van de mensheid waarin de samenleving sterk beheerst wordt door de
automatische verwerking en overdracht van informatie met behulp van micro-elektronica noemen we het
.
7. Mededelingen over files en andere hindernissen in het wegverkeer via de radio noemen we
.
8. Als je altijd alles van iets wilt weten, heb je een grote

3 Informeren of genformeerd worden?


a) Bij welke verba passen deze woorden? Gebruik, wanneer nodig, een woordenboek. Zet de woorden
op de juiste plaats in het schema. Kies uit:
informatie kennis nieuws
1.

vergaren verspreiden

2.

nemen van opdoen verbreden vergaren vergroten verwerven

3.

aanvragen doorspelen geven inwinnen verschaffen verstrekken


verzamelen vragen

b) Kijk naar de verba bij informatie in het schema bij a). Zet de verba op de juiste plaats in het schema
hieronder.
informatie geven aan een ander

informatie krijgen/vragen van een ander

c) Vul de juiste prepositie in. Kies uit:


aan bij naar over (5x) voor
1. Heb je de informatie

het brandpreventiecongres al aangevraagd?

2. Ik zal de informatie doorspelen

de juiste vertegenwoordigers.

3. Kunt u mij informatie verschaffen

fietsvakanties in Frankrijk?

4. Je moet eerst informatie inwinnen

de secretaresse. Zij weet er meer van.

5. Ik kan je helaas geen informatie verstrekken


6. Heb je al genformeerd

dit onderwerp.

de prijzen van de producten?

7. Zij heeft al veel informatie verzameld

het onderwerp.

8. Zij heeft al veel informatie verzameld

haar onderzoek.

9. Ik kan nu nog niets zeggen, ik moet eerst nog genformeerd worden

het voorval.
eenendertig 31

contact3 wb H2.indd 31

07-08-2012 15:47:47

2B
4 Uitgeblust en opgebrand

cd 1 - 15

a) Luister naar de omschrijving en geef een passende reactie. Kies uit:


fragment
1. Ik ben allerminst tevreden.

NOTITIE

opbranden.
ssen en een kaars kan
Een brand kun je blu
ebrand zijn. Ze
opg
en
t
lus
nen uitgeb
Maar ook mensen kun
inig energie
we
lusteloos voelen, dus
zeggen dit als ze zich
moe zijn.
erg
l
hee
dus
ut,
ze uitgep
hebben, en wanneer

2. Ik ben het er volstrekt niet mee eens!


3. Dat is mij volkomen duidelijk!
4. Dat komt uitermate slecht uit.

b) Lees de tekst. Wat betekenen de onderstreepte woorden? Kruis aan.

Ik ben volkomen uitgeblust. Allereerst heb ik vannacht bijna niet geslapen, waardoor ik vanmorgen wel drie
keer opnieuw de wekker heb laten afgaan. Ik ging dus enigszins gehaast naar mijn werk. Vervolgens heb ik
nagenoeg de hele dag geprobeerd om een folder te schrijven over het gebruik van rookmelders in huis. Helaas
ben ik nauwelijks opgeschoten, omdat ik vrijwel de hele dag gestoord ben door collegas met volstrekt
nutteloze vragen. Uitermate vervelend, omdat de tekst voor de folder morgen al bij de drukker moet zijn.
helemaal niet

bijna niet

een beetje

bijna

zeer

volkomen

helemaal

enigszins
nagenoeg
nauwelijks
vrijwel
volstrekt
uitermate

c) Maak nu zelf met elk woord een passende zin. Lever de zinnen in bij de docent.

32 tweendertig

contact3 wb H2.indd 32

07-08-2012 15:47:50

5 Waarmee kunt u blussen?


a) De brandweer wil de informatiefolder over rookmelders (zie oefening B1) aanvullen met informatie
over brandblussers. Kijk naar de foto en lees de informatie.

Draagbare brandblussers
1. waterblussers
geschikt voor bijna alle branden
niet gebruiken bij elektriciteitsbrand en vlam in de pan

2. schuimblussers
geschikt voor alle woningbranden
veroorzaken nauwelijks verdere schade
ook zeer geschikt voor caravan en zomerhuisje

3. poederblussers
geschikt voor alle woningbranden
ook geschikt voor auto, caravan, zomerhuisje en boot
om verdere schade na het blussen te voorkomen, moet het

poeder dat blijft liggen met een (industrile)


stofzuiger worden verwijderd

4. kooldioxydeblussers (CO2)
geschikt voor elektriciteitsbranden

Gebruik en onderhoud brandblusser


hij moet Goedmerk hebben
hij moet goed zichtbaar en bereikbaar zijn
altijd gebruiksaanwijzing lezen
bij vloeistofbrand met stoten blussen (zo wordt voorkomen
dat de brandende vloeistof wordt weggeblazen)
na gebruik altijd opnieuw vullen

b) De brandweer heeft u gevraagd dit deel van de brochure te schrijven. Gebruik daarvoor de
informatie hierboven. Uw tekst moet helder en duidelijk zijn. Maak tussenkopjes en gebruik
structuurwoorden. Lever de tekst in bij de docent.
6 Het is niet altijd de!
a) De woorden op de titelpagina van hoofdstuk 2 zijn allemaal samengestelde woorden. Ze bestaan
uit twee woorden. Kijk nu naar de artikels (de/het) bij de woorden. Welk woord bepaalt of het
artikel van het samengestelde woord de of het is?

driendertig 33

contact3 wb H2.indd 33

07-08-2012 15:47:51

2C

b) Vul het juiste artikel in en vertel ook waarom u dat artikel gekozen hebt. Lees eventueel nog een
keer de tips op p. 16 van hoofdstuk 1.
artikel

woord

1.

calorie

2.

consument

3.

deskundige

4.

eigenschap

5.

fragment

6.

hitte

7.

juf

8.

klasgenootje

9.

kwestie

10.

overdosis

11.

stichting

12

tekening

13.

tennis

14.

vaardigheid

15.

warmte

16.

brandgevaar

17.

proefpersoon

18.

internetgebruik

19.

vetweefsel

20.

opslagruimte

waarom?

De proef op de som
1 Schrijf vaardig


a) Lees de onderstaande informatie.

Aanvulzinnen: inhoud en vorm


Bij een aanvulzin is een gedeelte van een zin weggelaten en moet u de zin compleet maken. Wat u opschrijft moet
inhoudelijk en grammaticaal passen bij de rest van de zin. Kijk daarom goed naar de zin voordat u begint met
schrijven. Als u de zin goed hebt bestudeerd, probeert u hem zo kort en duidelijk mogelijk aan te vullen. Ten slotte
controleert u wat u hebt opgeschreven.

Stap 1:






bestudeer het deel van de zin dat er al staat.

Begrijpt u de zin? Zo niet, gebruik dan een woordenboek. Onderstreep of noteer eventueel

belangrijke woorden.

Welke informatie in de zin kunt u gebruiken om de zin af te maken?

Staat er bijvoorbeeld een signaalwoord in de tekst dat iets zegt over de relatie tussen de zinsdelen?
Staan er verwijswoorden in de zin?
Wat voor soort zin moet u schrijven? Een hoofdzin, een hoofdzin met inversie, een vraagzin of een
bijzin?

Stap 2: schrijf een korte, duidelijke aanvulling.

34 vierendertig

contact3 wb H2.indd 34

07-08-2012 15:47:51

Stap 3:




controleer wat u hebt geschreven.


Heeft uw aanvulling een subject en een verbum?
Past de vorm van het verbum bij het subject?
Staat het verbum in de juiste tijd?
Staan de woorden in de juiste volgorde? Let vooral op de plaats van het verbum.
Bent u geen woord vergeten, bijvoorbeeld een artikel of het woordje er?

b) Vul de zinnen aan. Volg daarbij de stappen die hierboven zijn beschreven.
1. Terwijl zij zich voorbereidde op de promotieplechtigheid,

2. Als

, wil ik volgend jaar gaan studeren.

3. Tijdens de voorlichting over brandpreventie


, zodat iedereen goed genformeerd naar huis ging.

4. Zodra

, zal het onderzoek starten.

5. Hoe jonger kinderen online gaan, hoe


2 Luister vaardig

cd 1 - 16

a) U gaat luisteren naar een interview met een gepromoveerde. Geef antwoord op de vragen. Gebruik uw
eigen woorden. Zet indien nodig de cd op pauze als u meer schrijftijd nodig hebt dan op de cd staat.

U gaat luisteren naar een interview met Welmoed van der Velde. Zij is 26 jaar en kort geleden
gepromoveerd aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij studeerde eerst Nederlands recht en deed haar
promotieonderzoek bij de sectie Internationaal Privaatrecht van de faculteit der Rechtsgeleerdheid.
U hoort eerst hoe het interview begint. Hierbij is nog geen opgave.
Dan begint nu de opdracht. Lees opgave 1 goed door.
1. Wat zegt Welmoed over het onderwerp van haar onderzoek?


2. Hoe zag een gemiddelde dag voor Welmoed eruit tijdens haar promotieonderzoek?


3. Wat vond Welmoed het moeilijkst tijdens het promoveren?

vijfendertig 35

contact3 wb H2.indd 35

07-08-2012 15:47:51

2C
4. Wat zegt Welmoed over de tijd die ze aan haar promotietraject kon besteden?


5. Welke eigenschap moet een promovendus hebben, volgens Welmoed?


6. Wat zegt Welmoed over het vinden van werk na een promotie?

b) U gaat nog een keer luisteren naar het interview met Welmoed van der Velde. Geef antwoord op de
meerkeuzevragen.
1. Wat zegt Welmoed over het onderwerp van haar onderzoek?
a. Haar eerste promotor, prof. ten Wolde, heeft het onderwerp voor
haar bepaald.
b. Haar persoonlijke interesses waren een grote hulp bij de beslissing.
c. Haar tweede promotor, prof. Claringbould, heeft haar op het idee
gebracht.
2. Wat zegt Welmoed over een gemiddelde dag tijdens haar promotie onderzoek?
a. De invulling van haar werkdagen verschilde per fase van het
onderzoek.
b. Ze vond de werkdagen in de laatste fase veel saaier dan de eerdere.
c. Ze vond het vele reizen op een dag vaak erg vermoeiend.
3.


Wat vond Welmoed moeilijk tijdens het promoveren?


a. Het feit dat ze veel individueel moest uitzoeken.
b. Het schrijven en presenteren van artikelen.
c. Het vele reizen tijdens haar promotieonderzoek.

4. Wat zegt Welmoed over de tijd die ze aan haar promotietraject heeft besteed?
a. Ze kreeg een jaar extra de tijd om te promoveren.
b. Ze moest n dag per week werken naast haar promotie.
c. Ze werkte vijf dagen per week aan haar onderzoek.
5. Welke belangrijke eigenschap voor een promovendus noemt Welmoed?
a. Hij moet grote belangstelling voor zijn promotie-onderwerp hebben.
b. Hij moet goed met kritiek kunnen omgaan.
c. Hij moet goed mondeling kunnen presenteren.
6. Wat zegt Welmoed over het vinden van werk na een promotie?
Als je gepromoveerd bent .
a. kun je meestal in een hogere positie beginnen.
b. vinden sommige bedrijven je te duur in salaris.
c. vinden bedrijven je soms te specialistisch opgeleid.

36 zesendertig

contact3 wb H2.indd 36

07-08-2012 15:47:52

Uitspraak

Weetje
Wist u dat op sommige plaatsen in Nederland /ei/, /ui/ of /ou/ als n klank wordt uitgesproken? Pijn
wordt pien in Twente en een Hagenees maakt van goud gaad. Dat komt omdat deze klanken
moeilijker zijn om uit te spreken; ze bestaan namelijk uit twee klanken. Ze beginnen anders dan ze
eindigen. De ei/ij begint als de /e/ en eindigt als /ie/. De au/ou begint als /a/ en eindigt als /oe/. De
ui begint als /aa/ en eindigt als /uu/. En de /uu/ was ook al zo lastig om uit te spreken. Vandaar dat de
Nederlanders ook de tweeklank wel eens als n klank uitspreken.

1 De /ei/ van mei en vijf, de /ui/ van huis en de /ou/ van blauw en koud

a) Luister naar de woorden op de cd (track 17). Hoort u dezelfde klank? Zet een kruis bij ja of nee.
ja

ja

1.

nee

nee

ja

5.

9.

2.

6.

10.

3.

7.

11.

4.

8.

12.

nee

b) Luister naar de woorden op de cd (track 18). Welke klank hoort u in het woord? Zet een kruis bij de
juiste klank.
ui
1.

au/ou

ei/ij

ui

au/ou

ei/ij

6.

2.

7.

3.

8.

4.

9.

5.

10.

2 Woordaccent

a) Luister naar de woorden op de cd. Zet een streep onder de syllabe met accent.

cd 1 - 17, 18

cd 1 - 19

1. huis-hou-den

5. bouw-te-ke-ning

9. bij-voor-beeld

2. ac-tu-a-li-teit

6. ui-ter-ma-te

10. nau-we-lijks

3. uit-ein-de-lijk

7. ver-ge-lij-king

11. hoe-veel-heid

4. ver-schui-ving

8. mis-bruik

12. uit-een-lo-pend

b) Zeg nu zelf de woorden na met het juiste accent.

zevenendertig 37

contact3 wb H2.indd 37

07-08-2012 15:47:52

1A
2C

3 Intonatie: klaar of niet?

a) Luister naar de toon van de zinnen. Is de spreker klaar met de zin of niet? Kies reactie A of B. Bij
reactie A maakt de spreker de zin af. Bij reactie B is de spreker klaar en geeft een andere spreker
een reactie. Luister dan naar het vervolg.

cd 1 - 20

1.

Uit onderzoek blijkt dat Nederlandse kinderen veel


internet gebruiken

in vergelijking met Europese kinderen.

Meer dan Europese kinderen?

2.

Ouderen vinden veel computergebruik een slechte


bezigheid

tenzij ze er iets van leren.

Daar ben ik het volkomen mee eens.

3.

Vijfenvijftig procent van de huishoudens heeft


meerdere computers in huis

omdat men tegelijkertijd wil internetten.

Dat verbaast me niet.

4.

In de grafiek is duidelijk te zien dat de cijfers stijgen

naarmate de jaren vorderen.

Waar zie je dat dan?

5.

Wetenschappelijk onderzoek is uitermate belangrijk

mits het betrouwbaar is.

Dat is volstrekt logisch.

6.

In mijn vrije tijd kijk ik nauwelijks televisie

maar ik zit wel veel achter de computer.

Hoe besteed je dan je tijd?

7.

Ik ben altijd op de hoogte van de actualiteiten

terwijl ik vrijwel nooit een krant lees.

Mij interesseert dat eigenlijk niet.

8.

Onze kantoorruimte is enorm uitgebreid

sinds het aantal computers is toegenomen.

Lekker veel ruimte dus?

b) Zeg nu zelf de zinnen op twee manieren. Laat duidelijk het verschil in toon horen.

4 Versta vaardig

cd 1 - 21

a) Nu volgt opnieuw fragment 1 (cd1, track 5) van oefening 4b) in 2A van het tekstboek op p. 28.

Hoeveel zinnen hoort u?


a. 8

b. 10

c. 12

b) Luister nog een keer naar het fragment en lees mee. Zet op de juiste plaats spaties, hoofdletters en
interpunctie.
vandaagisaanhetlichtgekomendatergrovefoutenzijngemaaktindebouwtekeningen
voorhetnieuwesportcomplexinheerenveenhetgeplandegebouwblijkttegrootvoorhet
beschikbareterreindegrondwaarophetimmensesportcomplexmoetkomeniscircazeven
hectaregrootzegmaardrieneenhalfvoetbalveldhetgebouwzoisnugeblekenisenkele
vierkantecentimetersgroterdatisweliswaarnietveelmaardegevolgenzijndesastreus
waarschijnlijkmoetalleswordenafgebrokenomdaarnaopnieuwtewordenopgebouwdom
tochaanhetafgesprokenaantalkubiekemeterstekomenzalwellichteenextraverdiepingop
hetgebouwwordengeplaatstdeskundigenverwachtendatdebouwhierdoorruimeenjaar
vertragingzaloplopenhoedefoutheeftkunnenontstaanwordtmomenteelonderzocht
debouwisvoorlopigstilgelegd

38 achtendertig

contact3 wb H2.indd 38

07-08-2012 15:47:52

You might also like