Professional Documents
Culture Documents
BB 2012 - H2 Uitgewerkt
BB 2012 - H2 Uitgewerkt
2 Bestaande bouw
Artikel 2.6 Aansturingsartikel
1. Een bestaand bouwwerk is gedurende de restlevensduur voldoende bestand
tegen de daarop werkende krachten.
2. Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.6 voorschriften zijn
aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis
voldaan door toepassing van die voorschriften.
Artikel 2.7 Fundamentele belastingscombinaties
Een bouwconstructie bezwijkt niet gedurende de in NEN 8700 bedoelde
restlevensduur bij de fundamentele belastingscombinaties als bedoeld in NEN
8700.
2.2.2 Bestaande bouw
Artikel 2.13 Aansturingsartikel
1. Een bestaand bouwwerk kan bij brand gedurende enige tijd worden verlaten
en doorzocht zonder dat er gevaar is voor instorting.
2. Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.13 voorschriften zijn
aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis
voldaan door toepassing van die voorschriften.
Artikel 2.14 Tijdsduur bezwijken
1. Een vloer, trap of hellingbaan, waarover of waaronder een beschermde route
voert, bezwijkt niet binnen 20 minuten bij brand in een subbrandcompartiment
waarin die beschermde route niet ligt.
3. Een bouwconstructie van een gebruiksfunctie met een vloer van een
gebruiksgebied hoger dan 5 m boven het meetniveau bezwijkt bij brand in een
brandcompartiment waarin de bouwconstructie niet ligt, niet binnen 30 minuten
door het bezwijken van een bouwconstructie binnen of grenzend aan het
brandcompartiment.
Artikel 2.15 Bepalingsmethode
1. Bij het bepalen van het bezwijken van een bouwconstructie als bedoeld in
artikel 2.14 wordt uitgegaan van de buitengewone belastings-combinaties die
volgens NEN 8700 kunnen optreden bij brand.
2. De tijdsduur van het bezwijken als bedoeld in artikel 2.14 wordt bepaald
volgens NEN 6069.
2.3.2 Bestaande bouw
Artikel 2.22 Aansturingsartikel
1. Een bestaand bouwwerk bevat voorzieningen waardoor het vallen van een
vloer, een trap of een hellingbaan redelijkerwijs wordt voorkomen.
2. Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.22 voorschriften zijn
aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis
voldaan door toepassing van die voorschriften.
1. Een hoogteverschil van meer dan 0,22 m tussen vloeren waarover een
vluchtroute voert, of tussen een van die vloeren en het aansluitende terrein,
wordt overbrugd door een vaste trap of een vaste hellingbaan.
2. Voor zover de vluchtroute door een wegtunnelbuis voert, geldt in afwijking van
het tweede lid een hoogteverschil van meer dan 0,3 m.