Professional Documents
Culture Documents
Het Scenario
Het Scenario
Verteller:
Er was eens een Rode Prinses, maar nog nooit had iemand buiten de kasteelmuren
haar gezien. Tot haar twaalfde verjaardag was ze achter de muren van het
Witte-Torenpaleis opgegroeid en had zelf ook nooit iemand anders gezien dan
haar moeder de koningin, haar vader de koning, twee hofdames en drie lakeien.
De twee hofdames waren lang en mager, mevrouw Laula en mevrouw Paula
heetten ze, en ze leerden de Rode Prinses rekenen en schrijven en waar de
hoofdstad lag.
De twee hofdames:
Dat is hier! (ze wijzen naar de grond) Hier, waar wij wonen, is de hoofdstad.
Onthoudt U het goed! En daarbuiten, Hoogheid, (ze wijzen naar buiten)
daarbuiten ligt de Rest van de Wereld.
Verteller:
De Rode Prinses keek verlangend door het raam maar zij zag alleen de blauwe
lucht want het raam zat hoog in de muur.
Maar vandaag was zij twaalf geworden en vandaag zou ze voor het eerst buiten
de muren komen, met een nieuwe strik in haar rode haren en een nieuw gemaakte
feestjapon van schitterende karmozijn.
Het zag zwart van de mensen op straat; ze zongen en zwaaiden met vlaggen, ze
riepen hoera en rekten hun hals, maar er was nog niets te zien. De poort van het
paleis zat potdicht.
Volk:
Kijk! Kijk! Kijk! De poort gaat open! (de voorsten roepen dat naar de achtersten)
Verloop:
de trompetten beginnen te spelen en iedereen wordt stil. Het volk staat op zijn
tenen om beter te kunnen zien.
Wat nu??? Ik heb wel enkele goud-en zilverklompen. Maar nu geen 12 gouden en
12 zilveren?
Koningin:
Een zak vlooien en een zak luizen kunnen ze krijgen! We zullen er wel wat op
verzinnen.
(Met driftige passen loopt ze de kamer uit.)
Verteller:
Nu moet je weten, in plaats van bang te zijn, vond de Rode Prinses, het hele
ontvoeringsproces: GEWELDIG! De drie rovers hadden de Rode Prinses in een
koets gestoken en reden richting het Knoestige Woud. De Rode Prinses vond de
rit super, want ze was nog nooit buiten het Witte-Torenpaleis geweest. Ze
besefte maar goed genoeg dat dit niet de hoofdstad was, maar de Rest van de
Wereld.
De drie rovers zongen tijdens de hele rit, die uren duurden, canons. De Rode
Prinses zong uit volle borst mee, ook al had ze deze liedjes nog nooit gehoord.
De drie rovers:
Hier eventueel met de eerste verdieping een lied zingen. Ev. 3 lln verkleed als rover. LIED NOG
ZOEKEN!
Verloop:
Het viertal loopt rond ( met paarden) en zingen uit volle borst. Ze slapen en ze
eten in de open lucht. De rovers maken eten voor de Rode Prinses maar ze lust
het eten helemaal niet: het is kikkersoep.
Verteller:
Koningin-grootmoeder:
Generaal! Alle manschappen zijn nu volledig teruggetrokken, hopen Wij?
Generaal:
Alle manschappen, Majesteit. Volledig!
Koningin-grootmoeder:
En het kanon?
Generaal:
Ook het volledige kanon, Majesteit.
Generaal (somber): Dat zijn dertien man tesamen, dat brengt ongeluk! Al mijn
wonden zijn gekomen of na dertien keer schieten, of op de dertiende van de
maand, of toen ik het dertiende regiment aanvoerde, of toen ik op nummer
dertien woonde. En één keer zelfs toen ik een lot nummer dertien van de loterij
op zak had. Dus vandaar….
Koningin-grootmoeder:
Is dat alles?
Generaal: (knikt)
Koningin-grootmoeder:
Ga ze nu maar halen!
Generaal:
Halt-sta-stil-rust!
Koningin-grootmoeder:
Zo dadelijk komt de kleermaker om jullie maten op te nemen. Jullie worden
verkleed als boom! Jullie rijden naar het Knoestige Woud tot aan de rand en
jullie blijven daar onbeweeglijk staan. Totdat de rovers er zijn om het losgeld te
komen halen. Begrepen?
(Kleermaker meet op, heel moeizaam zeker bij de luitenant, hij geraakt niet verder dan zijn
elleboog met zijn meter.)
Koningin-grootmoeder:
Die blijft luitenant!!!!
Verteller:
Twee dagen later werden de soldaten in hun kostuums gehezen, strak zaten ze,
vreselijk strak, de naden waren gestikt met ijzergaren maar ze kraakten bij elke
beweging. Maar de soldaten moeten natuurlijk stil staan zoals een boom en
blijven staan.
Luitenant:
Sta stil!
Soldaat:
Ook als het waait
Luitenant:
zwijg! Geef acht! Word boom!
Verteller:
Laat in de middag reden ze uit, in wankele Amazone-zit want ieders benen
vormden samengebonden een knoestige boomstam. De luitenant daarentegen zat
stevig in het zadel met aan elke kant een been en een zware zak: links twaalf
pond rinkelend zilver en rechts twaalf pond rinkelend goud.
Luitenant:
Berk jij hier, Kastanje daar. Beuk daarachter. Eik, vooruit Eik, hier, nee HIER
zeg ik!!
(Soldaten huppelen naar hun plaats)
Luitenant:
Geef acht! Sta stil! Word boom! (Soldaten roerloos)
Verteller:
De luitenant gaat in het gras liggen. Schwanzenstolz komt in de vroege
morgenschemering aanrijden en ziet de luitenant liggen. Aangezien de rover het
meisje niet bij heeft, spreken ze af om naar zijn huis te rijden waar ze verder
Koningin:
Ons kind, ons arme kind, moederziel alleen verdwaald in de wildernis! Zijn daar
tijgers of gifslangen? Zeg het Ons!
Laula en Paula:
Oh nee Mevrouw, oh nee! Ze halen hun landkaart en aanwijsstok. Alleen egeltjes
en ringslangen, Majesteit. Die doen niets.
Koning:
Laat het kanon af of stuur het leger er op af!
Grootmoeder-koningin:
Laat het volk naar haar zoeken, voor die buit doen ze dat zeker!
Opa Tannebaum:
Ontsnappen! Hebben jullie het nu nog steeds niet door. Dat meisje bestaat niet!
Die hele ontvoering is afgesproken werk!! Zelfs IK die het dicht bij de koets
stond, IK heb haar niet kunnen zien!
Verteller:
De Rode Prinses was de verkeerde kant uit gelopen. Holz, Bolz, die niet wisten
hoe je met een Koninklijke Hoogheid moet omgaan, hadden de deur van haar
kamertje op slot gedraaid, en zodra de Prinses dat merkte, was ze langs twee
elkaar geknoopte lakens uit het raam gegleden. Lompe pummels, had ze bij
zichzelf gedacht. Wat denken ze wel? Twaalf jaar hebben Wij opgesloten
gezeten, nu is het genoeg! Wij gaan wel zonder lakeien. Maar de Prinses was de
verkeerde kant uit gelopen, steeds verder weg van haar Witte-Torenpaleis, en nu
was ze verdwaald in de wildernis.
Rode Prinses:
Het is hier vreselijk! Onze haren hangen vol braamstruiken, spinnenwebben en
nog allerlei viezigheid. Wij wensen naar huis te gaan!
(de RP loopt verder en ziet in de verder een hele grote man staan.)
Wie bent u?
De verschrikkelijke Umbretto:
Kijk aan, kijk aan. Waar gaat zo’n eenzaam schatteboutje naartoe?
Rode Prinses:
Wij herinneren Ons niet u iets te hebben gevraagd. Wij zijn moe en wensen te
dineren. Desnoods kikkersoep.
De verschrikkelijke Umbretto:
Wij? Zijn er nog meer lekkere meidjes?
Rode Prinses:
Wij zijn de Rode Prinses. En Wij wensen ontvangst!
De verschrikkelijke Umbretto:
Ontvangst? Kom jij maar eens mee.
(ze lopen samen naar de hut van Umbretto. Daar gebaart hij de RP om aan tafel te gaan zitten.)
U zei toch kippensoep hè? (de RP trekt een vies gezicht)
Ik ben ook de Verschrikkelijke. En ik maak Verschrikkelijke Kippensoep.
De soep smaakte best wel nog lekker. Zelf zo lekker dat de Rode Prinses drie
hele weken bij de Verschrikkelijke Umbretto bleef. Ze leerde vuur maken, kervel
zoeken, uien snijden, kippen slachten, afwassen en de tafel dekken. De
Verschrikkelijke Umbretto bracht haar terug naar de bewoonde wereld.
Verteller:
Binnen een week hadden zich in het bierhuis zeven meisjes met rood haar
aangemeld. Ze wouden allemaal prinses worden. Het plannetje van opa Tannebaum
had zich al in heel de stad verspreid. Nu zaten daar Truus, Patricia, Noortje,
Albarta, Clementien en de tweeling Geesje en Deesje. Ze leken geen van allen op
de prinses. Maar wat niemand wist, is dat de prinses een groot geheim met zich
meedraagt. Ze heeft een parel van een stem! In een ander land, hier ver
vandaan, hadden 3 prinsen: de Groene, Blauwe en de Gele prins ook gehoord van
de mysterieuze verdwijning. Ze hadden gehoord dat er een vergadering was in
het bierhuis en waren er op af gekomen. De prinsen waren helemaal niet
tevreden met het plan van opa Tannebaum en besloten het heft in eigen handen
te nemen. Na veel beraad, vertrokken ze naar het knoestige woud en
verspreidden zich. De Gele prins liep al zingend door het knoestige woud, de
Blauwe al dichtend en de Groene prins al dansend.
Blauwe prins:
Omdat ik heel veel van je hou,houd ik altijd de wacht.
Ik sta voor je klaar, zelfs midden in de nacht:
zo sluw als een vos, zo sterk als een beer, zo snel als de wind, ga ik woest te
keer.
Kom, open je ogen, het is al weer morgen,
Met mij dicht bij jou ben je altijd geborgen!
Opa Tannebaum:
Je moet ze aankleden en één voor één laten binnenkomen.
Verteller:
De waardin haalde een zondagse jurk tevoorschijn, knipte een kroontje van
goudpapier en zo uitgedost kwamen ze één voor één binnen.
Verloop: Truis struikelt bij het binnenkomen meteen over de zoom van de jurk
en valt op haar neus.
Verloop: Patricia houdt de jurk keurig op, zodat ze er niet over struikelt. Ze
kijkt met haar hoofd zo de lucht in, dat ze de stoel niet ziet staan en valt.
Verloop: Noortje haalt het tot opa, maar bij de buiging valt het kroontje van
haar hoofd.
Verloop: Albarta komt plechtig naar voor, buig voorover en zei keurig ‘dag
koning-vader’, maar meteen proestte ze het uit en was niet meer tot bedaren
te brengen.
Verteller: Er waren maar twee rode meisjes meer over: Geesje en Deesje. Ze
maakten ruzie over het kleed en probeerden het tegelijk aan te trekken. De
waardin besloot dat Deesje eerst mocht omdat ze uiteindelijk toch een half uur
vroeger geboren was en dus de oudste was. Deesje en Geesje deden het allebei
even goed. Daarom werd met een dobbelsteen bepaald wie de prinses werd. Wie
het eerste 6 gooide, won. Omdat geen van beiden hier in slaagde, werd er toch
maar gekozen door middel van strootje trek en zo werd Deesje de nieuwe
prinses.
Opa Tannebaum:
Er moet wel nog een scheur in het kleed.
Verteller: Deesje werd door de waard en waardin naar het paleis beleid. Hoe
dichter ze het Witte-Torenpaleis naderden, hoe hoger de muren werden en de
poort zat ontzettend dicht. Er stonden twee schildwachten voor, wijdbeens, star
als poppen, met over hun schouder een lans waarvan ook de punt doodstil moest
blijven en hun ogen mochten maar eens in de vijf minuten knipperen.
Verteller: Deesje en de waard en waardin werden van het kastje naar de muur
gestuurd, maar mochten uiteindelijk toch het reusachtige paleis binnentreden.
Raar maar waar geloofde koningin-grootmoeder dat zij de prinses was en ze werd
eerst eens flink in bad gestopt want ze zag enorm vuil na die lange reis. Wat
niemand wist, is dat de echte rode prinses verliefd is op de gele prins. De Gele
prins wandelde nog steeds al zingend door het knoestige woud, totdat hij plots
de Rode prinses haar prachtige stem hoorde.
Knecht: Kijk, het wordt al donker, laten we een plaats zoeken om de nacht door
te brengen en laten we wat eten van onze picknick. De paarden zijn moe en
hebben dorst.
Prins: Oké dan (met veel tegenzin ) als het echt moet. Maar ik wil en zal de
prinses vinden.
Iemand van het volk (kwaad): Wat een beloning, we hebben twaalf pond vlooien
en twaalf pond luizen gekregen. Hier kunnen we het niet bij laten, we moeten in
opstand komen. We zullen kost wat kost onze beloning krijgen!
Verloop: het volk gaat naar het paleis. Op het balkon staat koningin-
grootmoeder. De koningin-grootmoeder laat Deesje komen en ze verplicht het
volk dat ze haar moeten toejuichen en ervoor moeten knielen. Ze mogen zelfs
niet krabben terwijl Deesje het volk toespreekt.
Deesje:
Wij zijn verheugd weer in uw midden te verkeren
en te zien dat u de uitgeloofde beloning niet alleen hebt aanvaard,
maar ook in levende lijve bij u draagt.
Verloop: Wanneer de Rode prinses haar ouders en oma ziet, loopt ze er naar
toe en vliegt hen rond de nek. Iedereen barst los in tranen. Het volk buigt vol
eerbied om hun Rode prinses.
Koninging-grootmoeder: NU!!!
lied: Wereld vol muziek: alle lln die meegeholpen hebben aan de show
komen eens op het podium: werkgroep decor, werkgroep dans, werkgroep
dichters, werkgroep muziek en werkgroep toneel.
Verloop: de Gele prins en Rode prinses komen nog eens op het podium en zij
geven elkaar een zoen. Er komen 2 kleine oranje prinsesjes en 1 oranje prinsje
op het podium. (al huppelend)
EINDE