You are on page 1of 27

Thomas Hobbes

Les plan Thomas Hobbes


 1) Bespreking toets 10
min
 2) Uitleg Thomas Hobbes en begrippen 10-15
min
 3) Lezen pp. 90-93 + Opdr. 6.49, 6.50,
Individueel 10 min
 4. Opdracht 6.52 a&b in groepen van 4 +
bespreking stellingen aan het board 10 min

 5) Huiswerk: leren 6.4.5. + opdr. 6.51 in schrift


Begrippen

 Utopia
 Maatschappelijk contract
 Natuurtoestand
 Positieve en negatieve vrijheid
 Positieve en negatieve rechten
 Macht
Vraag 1 De Staat van Plato
Politieke macht mocht niet toegekend worden op basis van rijkdom,
populariteit, fysieke kracht of schoonheid. Om de staat te besturen
moest je over bepaalde psychische kwaliteiten beschikken. De
belangrijkste waren verstand en wilskracht. Wilskracht was
kenmerkend voor militairen, verstand voor filosofen. Het volk liet
zich meeslepen door emoties, begeerten en materialisme.

 De regering: bestond uit filosofen. Zij bestuurden de staat.


 De militie: bestond uit militairen. Zij moesten gehoorzamen aan de
regering.
 Het volk: bestond uit boeren, arbeiders en ambachtslieden.

 Laden in de ziel: rede, moed, begeerte
 Individuele deugden: Wijsheid, dapperheid, matigheid
 Laden in de staat: regering, wachters/soldaten, werkers
Behoeftigheid en macht
 Een arts heeft macht over zijn patiënt, en
patiënt heeft macht over arts
 Een software ontwikkelaar heeft macht over
zijn klanten en zijn klanten ook hebben
macht over het software ontwikkelaar
 Macht is gebaseerd op inspelen op reële en
wederzijdse behoeften, macht kan misbruikt
worden, maar kan ook legitiem =
rechtvaardig zijn
3 activiteiten binnen condition
humaine
 1) arbeiden: overleving (brood bakken,
groenten tellen, kokken)
 2) werken: duurzame producten maken:
huizen, meubels, computers
 3) handelen: geen sociale rollenspel en geen
economisch interesse.
 Demonstreren, stemmen, politieke eisen stellen,
vrijwilligerswerk uit politieke / sociale
motieven (mensen rechten activisten) of
guerrilla
Negatieve en positieve
vrijheid
 Negatieve vrijheid: er worden je geen
hindernissen in de weg gelegd die je
vrijheid beperken

 Positieve vrijheid: de mogelijkheid om te


doen wat je echt wil
Thomas Hobbes
(1588-1679)
 Mensbeeld: pessimistisch. De mens is
voor de mens een wolf. Egoïstisch.
 Natuurtoestand is een oorlog van allen tegen allen,
algemene schaarste aan goederen.
 De heerser is een mens dus ook egoïstisch, maar
beter een slechte heerser dan geen heerser. Opstand
is niet geoorloofd/wettig.
 natuurrecht: recht op zelfbehoud.
 Natuurwet: plicht tot zelfbehoud.
 Dus veiligheid als belangrijkste waarde, strookt dit
Het maatschappelijk contract
Het maatschappelijk contract is een
symbolische overeenstemming van een
groep mensen om zich te onderwerpen aan
een staat.
Voor het contract er is, bevindt de mens zich
in een natuurtoestand
Contractfilosofen: Hobbes, Locke en
Rousseau
2 Positieve en negatieve
rechten
 Een negatief recht is het recht vrij te zijn iets te doen of
te laten. (niet gehinderd te worden…) Het recht op
vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst.

 Een positief recht is het recht op bepaalde goederen,


diensten of kansen. Het recht op voedsel of scholing.
3 Brede en smalle moraal
 De brede moraal is een theorie die aangeeft wat de
overheid moet doen om het geluk van haar burgers te
bevorderen.

 De smalle moraal is een theorie die van de overheid


geen bemoeienis verwacht met de manier waarop
mensen hun leven leiden maar die wel voorwaarden
schept waarbinnen mensen hun leven kunnen inrichten
zoals ze dat willen.
Georg Friedrich Wilhelm
Hegel (1770-1831)
Lesplan
 1. Discussie vraag: Is wereldgeschiedenis een
toeval of zit er een logica en richting achter de
wereldgeschiedenis?
 2. Uitleg Hegel
 3. Waarom is de geschiedenis van de wereld niets
anders is dan de ontwikkeling van het
vrijheidsbewustzijn, volgens Hegel?
Beargumenteer in schrift
 4. Lezen p. 106 en opdracht 6.88, lezen p. 108 &
opddracht 6.99 10-15 min
 5. Huiswerk: Denk aan de taal als illustratie van
het werk van de geest in het geschiedenis. Hoe
verandert zich taal?
Dialectic
 Politieke rechten: de rechten die de vrijheid van de burgers
vergroten en de staatsbemoenis verminderen
 Sociale rechten: door de overheid gemaakte voorzieningen ter
bevordering van de ontplooiing van de mens (gezondheidszorg,
schoon milieu, rechtshulp, sociale zekerheid, huisvesting,
onderwijs )
 Rechten van de mens: rechten die geacht worden aan ieder mens
toe te komen, zoals diverse politieke vrijheidsrechten, recht op
arbeid, rust, vrije tijd, onderwijs e.d.
 Verlichtingsgedachte: de ontwikkelingen die in het geschiedenis
ontstaan zijn als vooruitgang gezien
 Rede (Hegel): een bovenindividuele rationaliteit dat uitdrukt zich
in de loop van het geschiedenis
 Aufheben: de opheffing van de tegenstellingen door het synthese
zodat de tegenpolen op een hoger plan worden getild
Drie stadia van Geest
1. 'op-zichzelf-zijn‘ – logica
2. 'anders zijn‘– natuurfilosofie
3. 'op-zichzelf-en-voor-zichzelf-zijn‘ -
filosofie van de geest
Logica
 De logica als geheel echter beschouwt de
geest, de Idee, in zijn zuivere ruimte- en
tijdloze staat van het op-zich-zelf-zijn.
NATUURFILOSOFIE.

 De natuur is het rijk van het 'anders-zijn', in


tegenstelling tot het 'zichzelf-zijn'.
FILOSOFIE VAN DE GEEST
 SUBJECTIEVE GEEST: in individu
 OBJECTIEVE GEEST: ethiek, in
maatschappij
 ABSOLUTE GEEST: in kunst, religie en
filosofie
 DE GESCHIEDENIS
Les over Marx
 1. Huiswerk bekijken
 2. Bespreking: het rol van werk in
maatschappij.
 2. De kapitalisme van de 19de eeuw en
arbeidsbeweging – uitleg
 3. Marx en Hegel: uitleg
 4. Opdrachten 6.90, 6.91, 6.92
 5. Wat is het verband tussen het
materialisme en het marxisme? Leg uit.
Marx dialectic
Hegel versus Marx
 Marx heft Hegel “op zijn kop gezet” door te
argumenteren dat these/antithese
tegenstelling ontstaat uit materiële
voorwaarden (zoals productie methode), en
niet vanuit ideeën
Marxisme en Kapitalisme
 Kapitalisme: een exploitatie van mens door
mens
 Communisme: het tegenovergestelde
Onbewuste religieuze wortels
van Marxisme
 Marx: “Religie is het opium van de massa”
 Toch:
 Proletariaat – zondebok en Messias-verlosser
 Geschiedenis: Eden = primitieve klasseloze maatschappij,
Zondeval = klassen en geld, Verlossing = communistische
revolutie
 Marx en Engels: 2 profeten van de “Nieuwe aarde”
 Revolutie = De dag des Oordeels
 Communisme = het Koningrijk van God op Aarde
Opdrachten over Marx
 Opdracht 1
‘De omstandigheden maken evenzeer de mensen
als de mensen de omstandigheden maken.’ Leg de
betekenis uit.
Opdracht 2
 Vergelijk mensbeelden van Hobbes en Marx . Op
basis van zijn mensbeelden, bepaal: wie zou er
voor doodstraf zijn en wie zou er tegen zijn. Op
welke redenen?
Antwoorden
 Dit betekent dat de mens wordt gevormd door zijn
omgeving en de gebeurtenissen om hem heen. Maar ook
dat de mens alles om zich heen creëert en dus ook vaak de
omstandigheden. 
 Hobbes: Ik denk dat Hobbes voor straf zou zijn omdat
andere mensen die zich wel aan het sociaal contract
houden en geen geweld gebruiken in hun rechten worden
aangetast. 
Marx: Ik denk dat Marx tegen straf zou zijn geweest omdat
hij vindt dat de mens van nature goed is. Wanneer iemand
zich slecht gedraagt zou dit komen door vervreemding. Hij
is veranderd door zijn omgeving

You might also like