You are on page 1of 3

Er was eens een lief klein meisje.

Als je haar zag, dan moest je wel van haar houden, zo lief
en aardig was ze. Maar haar grootmoeder hield wel het allermeest van haar. Op een keer had
grootmoeder een rood fluwelen mutsje voor haar kleindochter gemaakt, en die vond het zo
mooi, dat ze het daarna altijd droeg. Daarom werd ze roodkapje genoemd, ook door haar
moeder.

Roodkapje, kom eens hier! Ik heb een mandje met een stuk koek erin en een fles wijn, voor
grootmoeder. Ze is een beetje ziek en hier zal ze van opknappen. Breng het nu maar meteen,
het is nog lekker vroeg. En als je door het bos loopt wil ik niet dat je van het pad afgaat. Je
gaat meteen door naar grootmoeder en vergeet haar niet goedemorgen te zeggen als je
binnenkomt.

Goed lieve moeder, ik zal precies doen wat je zegt, tot vanmiddag.

MWAAHHH.

Grootmoeder woonde een half uur lopen van het dorp, midden in het bos. Toen roodkapje een
kwartiertje gelopen had, kwam ze de wolf tegen. Roodkapje wist niet, dat de wolf een
boosaardig dier is, en ze was daarom niet bang voor hem.

Zo Roodkapje, wat ben jij vroeg op pad. Waar ga je helemaal naar toe?

Goedemorgen mijnheer de wolf. Ik ga naar mijn grootmoeder.

En wat draag je daar in je mandje?

Ooo, dat is een koek die ik gisteren met mijn moeder gebakken heb. En ik heb ook nog een
fles wijn. Grootmoeder is namelijk een beetje ziek en van koek en wijn zal ze beter worden,
zegt mijn moeder.

Zo zo, en waar woont je grootmoeder Roodkapje?

Nog een kwartiertje lopen hier vandaan onder de drie grote eiken aan de smalle beek. Je weet
vast wel waar dat is.

De wolf had Roodkapje ondertussen eens goed bekeken. Hij had een enorme honger. Hij
dacht dat het malse Roodkapje veel lekkerder zou smaken dan de taaie grootmoeder, maar die
was groter en die vulde de maag. Het liefste wilde hij ze daarom allebei opeten en hij verzon
een list.

Zeg Roodkapje, zou je grootmoeder het niet heerlijk vinden als je een mooie bos bloemen
voor haar meenam? Ik wed dat ze dan in één klap weer beter is. Kijk, daar onder die bomen
bloeien de mooiste bloemen van het bos. Als ik jou was, zou ik me niet haasten en eerst eens
rustig een mooi boeket gaan plukken.

Goed idee mijnheer de wolf. Ik denk dat ze dat heel fijn zou vinden.

Roodkapje liep van het pad af het bos in en ging bloemen zoeken. En toen zij er een paar
geplukt had zag ze verderop nog mooiere staan, liep erheen en ging zo steeds dieper het bos
in. De wolf liep intussen rechtstreeks naar het huisje van grootmoeder en klopte aan de deur.
Klop klop.

Wie is daar?

Ik ben het grootmoeder, Roodkapje. Ik heb koek en wijn meegenomen. Doe je de deur voor
me open?

Druk maar op de klink lieve kind, ik kan niet opstaan hoor, want ik ben ziek.

De wolf drukte op de klink, duwde de deur open en liep, zonder nog een woord te zeggen,
meteen op het bed van grootmoeder af en slokte haar in één hap naar binnen. Toen trok hij
haar nachthemd aan, zette haar mutsje op, ging in het bed liggen en trok de gordijntjes dicht.

Roodkapje had ondertussen zoveel bloemen geplukt, dat ze haar arm vol had. Toen dacht ze
weer aan haar grootmoeder en ging het pad op naar het huisje toe. Daar zag Roodkapje de
deur wijd open staan en ze ging verbaasd naar binnen.

Het is hier een beetje griezelig vandaag, terwijl ik het hier anders zo gezellig vind.
Goedemorgen grootmoeder!.

Maar Roodkapje kreeg geen antwoord. Ze liep naar het bed en schoof de gordijntjes opzij.
Daar lag grootmoeder met een muts over haar gezicht getrokken. Ze zag er erg vreemd uit.

Maar grootmoeder, wat heb je grote oren.

Dat is om je beter te kunnen horen mijn kind.

Maar grootmoeder wat heb je groten ogen.

Dat is om je beter te kunnen zien.

Maar grootmoeder wat heb je een grote handen.

Dat is om je beter te kunnen pakken.

Maar grootmoeder wat heb je een grote mond.

Dat is om je beter op te kunnen eten.

En nauwelijks had de wolf dat gezegd of hij kwam met een grote sprong het bed uit en
verslond het arme Roodkapje.

Nu de wolf zijn honger gestild had ging hij weer in het bed van grootmoeder liggen en begon
heel hard te snurken.

Na een tijdje kwam jager het huisje voorbij.

Wat is die oude vrouw daar aan het snurken. Ik zal eens even kijken of dat zij niets mankeert.
Hij ging naar binnen en vond de wolf in bed. Dat ik je hier moet vinden oude boosdoener, ik
heb lang naar je gezocht.

En de jager pakte zijn geweer en legde aan. Toen bedacht hij zich en legde zijn geweer weer
weg. Misschien had de wolf de oude vrouw opgegeten kon ze nog gered worden. Hij pakte
een schaar en begon de buik van de slapende wolf open te knippen. Hij had nog maar een
klein stukje geknipt of hij zag het rode mutsje van Roodkapje tevoorschijn komen.

Ooh, wat ben ik geschrokken, wat was het donker in de buik van de wolf.

Niet lang daarna kwam ook grootmoeder heelhuids uit de buik.

Oe ah, ????, mijn beste jager ik ben blij dat ik weer buiten ben hoor. Dankjewel, je hebt mijn
leven gered en ook dat van mijn kleine meid.

De jager, Roodkapje en grootmoeder vulden de buik van de wolf met stenen en naaiden hem
weer dicht. Toen het ondier wakker werd, wilde hij weglopen, maar de stenen waren zo zwaar
dat hij meteen in elkaar zakte en dood neer viel. En alle drie waren blij dat het zo goed
afgelopen was. De jager stroopte het vel van de wolf en ging ermee naar huis. Grootmoeder at
de koek en dronk de wijn en knapte zienderogen op. Roodkapje ging naar huis en onderweg
zei zij tegen zichzelf :

He, dat is maar net goed afgelopen zeg, ik ga nooit meer in mijn eentje het pad af en het bos
in.

You might also like