Professional Documents
Culture Documents
Aflevering 4 van 4
De Messiaanse Verwachting
als Motivatie voor Christus' Kruisiging
De veronderstelde wraakgierigheid van een aanzienlijk deel van de Joodse samenleving, die in
onze drie vorige artikelen naar voren is gebracht, die als motivatie kan hebben gediend voor
Jezus kruisiging, daartegen kan worden aangevoerd dat iets dergelijks niet naar voren komt in
de leerstellige beschouwingen van de Mishna, wat de voorloper is van de Talmoed. (1) Nochtans
wordt daarin dezelfde periode behandeld waar wij ons hiermee bezighouden en het werd slechts
korte tijd nadien samengesteld, zo rond het jaar 200 n Christus.
Misschien dat er een zekere schaamte bij de Joden was wegens hun geloof in een wrekende
God die erop uit leek te zijn om de heidense naties te vernietigen; een schaamte die niet zou
hebben misstaan omdat de twee complementaire aspecten van God, die tegelijk rechtvaardig
en barmhartig is, bij hen reeds lang bekend waren: de profeet Amos schildert de onbuigzame
-2-
gerechtigheid van God, Hosea daarentegen zijn grote vergevingsgezindheid. Deze mogen niet
los van elkaar worden gezien, want Gods betrokkenheid omvat tegelijk rechtvaardigheid en
barmhartigheid. In de waarschuwingen en pleidooien van de profeten, in de gebeden van
Gods dienaren, in de rituele lofzangen, zijn Gods rechtvaardigheid en vergeving, zijn oordeel
Laten we optrekken naar de berg van De HEER, naar het huis van de Gd van Jakob, opdat
Hij ons kan onderrichten en de weg wijzen, en wij zullen zijn paden bewandelen. WANT
VANUIT ZION ZAL DE WET UITGAAN, en vanuit Jeruzalem het woord van de HEER.
(Jesaja 2:3) Fecit Yitzhak Ben Yehuda.
De Magna Carta van dit historische patroon wordt getaleerd in Mozes laatste toespraak aan
de poorten van het beloofde land, waarbij tegenover de zegeningen de vloek wordt gesteld in
de terminologie van de liturgische kalenders. (Deut. 27-33) Het is het ene of het andere: de
zegen of de vloek. De twee liturgische cycli, die van rouw en die van vreugde, zijn ieder
voorwaardelijk maar niet exact elkaars tegenbeeld, want de Heer vergramt traag en vergeeft
-3-
snel. Het is gemakkelijk te begrijpen en iedereen doet dat ook dat Gods zegeningen voor-
waardelijk zijn. Maar waarom is het dan zo moeilijk te verstaan dat diezelfde voorwaar-
delijkheid ook geldt voor Gods donderpreken? Zo kan in het boek Openbaring elke vloek
diametraal anders gelezen worden, en dat zal zich ook in de realiteit vertalen mits voldaan
wordt aan de voorwaarden van boete en berouw.
Een uitzondering op het denken van zijn tijd was Johannes de Doper van wie Jezus zei dat er
nooit groter heilige was dan hij, die alleen in heiligheid zou worden overtroefd door de heili-
gen in het Vrederijk. (Mt. 11:11) Johannes verkondigde een doopsel van bekering tot verge-
ving van de zonden. Hij riep niet alleen op tot een nationaal reveil, want conform Jesaja 52:10
zou heel de mensheid Gods heil mogen aanschouwen. Maar o wee, de schijnheiligen! Wie
heeft jullie voorgespiegeld, zei Johannes, dat jullie de dreigende toorn kunt ontvluchten? De
naam Johannes betekent God is Genade. Hij gaf een genadeboodschap, maar niet zonder te
wijzen op het andere aspect van Gods Liefde: zijn toorn of gerechtigheid. Zijn boodschap
getuigt van het juiste theologische inzicht. Hij was wars van de bloeddorstige opstandigheid
van vele van zijn landgenoten. Hij moet zich hebben voorgesteld dat de mensen uit zijn omge-
ving zich en masse zouden gaan bekeren. Toen hij onder inspiratie van de Heilige Geest zei,
wijzend op Jezus: Zie het lam Gods dat de zonden van de wereld wegneemt. Zuster Maria
van Agreda geeft aan dat Johannes de Doper altijd geweten heeft dat Jezus aan het Kruis zou
sterven, maar dat betekent nog niet dat hij ook precies wist wat daaraan vooraf zou gaan en
nog minder dat het de mensen van zijn eigen volk zouden zijn die de Romeinse gouverneur
zouden pressen om Hem te kruisigen. Hij zou zich hebben kunnen concentreren op de profetie
van Jesaja; dat Jezus het goede nieuws met de makheid van een lam zou verkondigen:
Ziet, mijn Knecht, die Ik verkoren heb, mijn beminde, in wien mijn ziel een
welbehagen heeft. Ik zal mijn Geest op Hem leggen, en Hij zal het oordeel aan de
heidenen verkondigen. Hij zal niet twisten, noch roepen, noch zal er iemand zijn
stem op de straten horen. () De zachtmoedigen zal Hij in het recht leiden en zal
Hij zijn weg leren. () Het gekrookte riet zal Hij niet breken, noch het rokende
vlas uitblussen, totdat Hij het oordeel uitbrengt ter overwinning. En in zijn Naam
zullen de heidenen uitzien. (Is. 42:1-4, Mt. 12:18-21, Ps. 25:9)
Ik vermoed dat hij ervan uitging dat het grote reveil pas echt op gang kon komen nadat Jezus
met zijn prediking was begonnen, Hij die met de Geest doopte en met vuur. (Mt. 3:11) Dat
Jezus missie in eerste instantie een schijnbare aaneenschakeling van mislukkingen was, dat
kon hij niet bevroeden. Dat daaruit zijn overwinning zou oprijzen des te minder. Johannes zat
er niet helemaal naast, want inderdaad was de tijd van genade gekomen. Helaas heeft de Jood-
se natie na Jezus verzoenende dood deze gelegenheid niet te baat genomen. En nu is opnieuw
de tijd van genade aangebroken.
uitbundigheid over hun lotsbestemming die deze profetien uitademen, daaruit moet wel
worden geconcludeerd dat in de rabbijnse ontboezemingen (in de Talmoed) Gods
wrekend handelen met de verdrukkers van zijn volk wel zeer karig aan bod komt, zelfs in
die afschuwelijke eeuw. Dit ligt niet binnen de lijn der verwachting. Hetzelfde kan
worden gesteld over de eerste eeuw apocalypsen Esdras en de Syrische Baruch, welke
boeken de val van Jeruzalem weerspiegelen in 70AD; voor wat Israls tragedie betreft is
het op zichzelf beschouwd slechts een akte in de tragedie van de mensheid, en wraak
bood daar geen oplossing voor. (2:2 ad finem)
De geuite veronderstelling van de in die periode heersende wraakgierigheid, die door een aan-
zienlijk deel van de Joodse samenleving zou zijn gevoed en als motivatie diende voor Jezus
kruisiging, daartegen kan worden aangevoerd dat iets dergelijks niet duidelijk naar voren
komt in de leerstellige beschouwingen van de Mishna (wat citaat betekent). Nochtans wordt
daarin dezelfde periode behandeld waar wij ons mee bezighouden en werd het slechts korte
tijd nadien samengesteld, zo rond het jaar 200. In Sanhedrin 43a is in de rabbijnse aanklacht
tegen Jezus wel sprake van steniging: Hij moet worden gestenigd, omdat hij tovernarij heeft
gepleegd en Isral heeft verlokt tot afvalligheid. Laat iedereen die iets in zijn voordeel kan
zeggen, naar voren komen en voor hem pleiten. Laat iedereen die weet waar hij is, dit mede-
delen aan het Groot Sanhedrin in Jeruzalem. Geloofwaardig is hierin de verwijzing naar zijn
steniging in plaats van kruisiging, want Hij was nog niet gearresteerd. Als het hun gelukt was
dit zonder proces te hebben gearrangeerd en in afwezigheid van de Romeinen, in wat een lyn-
ching door het gewone volk zou kunnen worden genoemd, zouden zij dat buitengewoon heb-
ben gewaardeerd. (zie Joh. 8:59, 10:31, 11:8)
Het messianisme in het nieuwe tijdperk na de Bar Kochba Opstand, welke na 138AD gestalte
begon te krijgen, blijkt zich meer te richten op een verre toekomst, waar de bevrijder op een
hemels toneel wordt gezet. Tot aan deze opstand werden de berekeningen telkens weer her-
zien als bleek dat de gebeurtenissen - vaak heel traumatische - de verwachtingen hadden gelo-
genstraft. George Foot Moore zegt hierover:
Het is waarschijnlijk dat vergelijkbare corrigerende berekeningen in de periode van de
Bar Kochba Opstand werden uitgevoerd. Nadat de rampzalige uitkomst van de oproer
hun messias in discrediet had gebracht, overheerste het wantrouwen voor iedere
voorspelling om een datum voor Gods (handelen) vast te pinnen en werd ook iedere
poging daartoe belemmerd. (7:2)
Men ging er nu vanuit, en dat gaat nog steeds op, dat de Messiaanse Eeuw heel ver verwijderd
ligt. Er valt veel te zeggen over de messiaanse speculaties die uit de Talmoed naar voren ko-
men, maar het heeft geen zin om daarbij stil te staan omdat mijn belangrijkste argument is dat
deze speculaties in belangrijke opzichten afwijken van hetgeen in Jezus tijd courant was.
-5-
In de Sibyllijnse Orakels 5:414, een gedeelte dat ook van Joodse oorsprong is, maar van later
datum dan hoofdstuk 3, lezen wij: Vanuit de wijde hemelse ruimten kwam een gezegende
man die in zijn handen een scepter droeg die God binnen zijn bereik had geplaatst, en allen
werden door hem onderworpen. Dit is natuurlijk een zinspeling op Danil 7:13, alsook
Psalm 2:8-9. In 2 Esdras 12:31-34 wordt een vergelijkbaar beeld getekend:
De Messias, die de Allerhoogste heeft bewaard tot aan het einde der dagen, zal van
het ras van David stammen, en Hij zal komen. () Hij zal ze (de heersers) eerst levend
voor de rechtbank plaatsen om te worden geoordeeld, en nadat Hij hen heeft aangeklaagd
zal Hij ze vernietigen. Maar de rest van mijn volk zal Hij genadevol bevrijden.
Ik wil ook wijzen op de wraakzuchtige Qumran Oorlogsrol (20 paginas kleine druk), reeds
uit geciteerd, welke doorspekt is met zinnen in deze trant:
Vermorzel de heidenen, Uw tegenstanders, en dat Uw zwaard schuldig vlees moge
verslinden (en ook:) De uitgestrekte hand van God drukt op alle heidenen. Zij zullen niet
zegevieren. Het koningschap is aan God almachtig en voor zijn volk zij redding.
Uit Qumran kennen wij ook de befaamde Oorkonde voor de Yahad, eerder bekend als de
Gemeenschapsregel of als het Handvest van een Joodse Sectarische Vereniging. In het ge-
deelte dat handelt over de komende Messias, koning en priester, staat geschreven:
Dit zijn de voorschriften van de Weg voor de Leraar in deze tijden voor wat betreft
zijn liefhebben en zijn haten: eeuwige haat en een minachtende geest voor de Mannen
van de Kuil! Hij zal ze (de Joden) hun vermogen en winst nalaten zoals een meester bij
zijn slaaf doet - momenteel nederig voor zijn verdrukker, maar een zeloot (ijveraar) voor
Gods wet wiens tijd komen zal: ja in de Dag der Wraak. Hij zal Gods wil bewerken als
hij de goddelozen aanvalt en autoriteit uitoefent zoals Hij bevolen heeft, opdat Hij
behagen moge scheppen in wat wordt verricht als bij een vrijwillige offergave.
De vertalers weten overtuigend uit te leggen dat de Yahad teksten niet enkel de opvattingen
van een kleine gemeenschap weergeven die in Qumran leefde. (6) Het werk zelf, zeggen ze,
verwijst naar verschillende groepen of leefgemeenschappen die over geheel Palestina ver-
spreid waren en vergeleken kunnen worden met de gemeenschappen elders in de toenmalige
Grieks-Romeinse wereld; nagenoeg elk structureel element van dit oude Joodse geschrift
heeft een parallel met de gemeenschapsregels van de gilden en religieuze verenigingen uit
Egypte, Griekenland en Klein Azi; zoals het werk het beschrijft bestaat de Yahad of eenheid,
of desgewenst vereniging, uit priesters, Levieten (een ondergeschikte priesterlijke orde),
Isral, en de bekeerlingen uit de heidenen; in deze kontekst betekent Isral niet de gemeen-
schap van Joden, maar slechts degenen die de leerstellingen van de groep aanvaarden; de an-
-6-
dere Joden worden samen met de naburige heidenvolken beschouwd als Mannen van Per-
versiteit die op slechte wegen gaan.
(Constitutie Gaudium et Spes, nr. 78) Al meer dan vijftien eeuwen klinkt in de
Katholieke Kerk het onderwijs van Augustinus van Hippo, die ons in herinnering heeft
gebracht dat de vrede die men met de medewerking van allen moet nastreven uit de
tranquillitas ordinis bestaat, de rust van de orde. (cf. De Civitate Dei - 19:13, of De
Stad Gods, een boek van Augustinus.)
() De Werelddag voor de Vrede biedt dit jaar aan de gehele mensheid de
gelegenheid, maar in het bijzonder aan de leiders van de naties, om na te denken over de
eisen van de rechtvaardigheid en over de uitdaging van vergeving tegenover de ernstige
problemen die de wereld teisteren, waarbij het nieuwe niveau van geweld, die door het
georganiseerde terrorisme in gang is gezet, voorop staat.
Het is juist de vrede die op gerechtigheid is gebaseerd die vandaag door het
internationale terrorisme wordt aangevallen. () Het is heiligschennis van de godsdienst
om zich uit naam van God terrorist te noemen, om op mensen uit naam van God geweld
te gebruiken. Terroristisch geweld is tegen het geloof in God, Schepper van de mens, in
God die de mens koestert en liefheeft. Het is in het bijzonder totaal tegengesteld aan het
geloof in Christus onze Heer, die aan zijn discipelen heeft getoond hoe gebeden moet
worden: Vergeef ons onze zonden gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren. (Mt.
6:12)
Hubert Luns
Noten
Wat is de Talmoed?
(1) De Talmoed is een verzameling boeken die geregeld onderwerp van studie is voor een
grote doorsnee van de Joodse gelovigen. Thalmoed betekent studie, leer. Het commentaar op
de Geschreven Wet of Torah (de eerste 5 Bijbelboeken) is de Mondelinge Wet die teruggaat tot
Mozes. In de 2e eeuw na Chr., nadat veel rabbis onder de Romeinse bezetting waren gedood,
bestond de noodzaak om de Mondelinge Wet te behoeden in een overzichtelijk compendium;
de 60 boeken en de supplementen (Tosaftot), die daartoe werden geschreven door Rabbi
Judah de Nasi en zijn discipelen, worden de Mishna genoemd (citaat), boeken die uiterst
moeilijk te lezen zijn. De rabbijnse discussies en commentaren op de Mishna worden de Ge-
mara genoemd - ook moeilijk te lezen, onderverdeeld in de Palestijnse of Jeruzalemse (in de
3e eeuw geconcipieerd) en de veel grotere Babylonische (geconcipieerd in de 5e). De Pales-
tijnse Gemara krijgt veel lof toegezwaaid maar wordt, heel anders dan bij de Babylonische,
nauwelijks geraadpleegd. De Mishna en Gemara vormen samen de Talmoed. De termen Ge-
mara en Talmoed worden door elkaar heen gebruikt. Iedere rabbi die zich geroepen voelde
commentaar te geven heeft een plaats verworven in de Babylonische Gemara en daarom is
niet alles goud wat er blinkt, het kan ijzer zijn of klei en erger nog, veel meer dan bij de oudere
Mishna en Palestijnse Gemara.
(6) Zie de inleidende opmerkingen uit de Engelse vertaling door Michael Wise, Martin Abegg
Jr, and Edward Cook in The Dead Sea Scrolls: A New Translation, HarperCollins - New York
# 1996 (fragments 1QS, 4Q255-264a, 5Q11 9:21-24).
(7) Zie ook de samenvatting van de toespraak van Jan kardinaaal Schotte onder het thema
Vrede en Gerechtigheid.
-9-
Aanbevolen literatuur:
Judaism (In the first centuries of the Christian era: the Age of Tannaim) van Moore George
Foot Hendrickson Publ. (by arrangement with Harvard University Press), Peabody, U.S.A. #
1997 (reprint), 1927 (3 vol.). (Citaat 2:2 ad finem, en 7:2)
- 10 -
Deuteronomium 28:63: Zoals Jahwe er vreugde in vond u gelukkig en talrijk te maken, zo zal
Hij er vreugde in vinden u te gronde te richten en u te vernietigen.
Exodus 34:6-7: Jahwe ging hem (Mozes) voorbij en riep: Jahwe! Jahwe is een barmhartige en
medelijdende God, lankmoedig, groot in liefde en trouw, die goedheid bewijst tot in het duizendste
geslacht, die misdaden, overtredingen en zonden vergeeft, maar een schuldige niet ongestraft laat,
en de misdaden van de vaders straft in hun kinderen en kleinkinderen, tot in het derde en vierde
geslacht.
2 Esdras 7:132-139 (de zeven kenmerken van Gods goedheid): Mijn Heer, ik weet dat de Aller-
hoogste barmhartig genoemd wordt, omdat Hij barmhartig is voor hen die nog niet in de wereld
zijn gekomen; genadig omdat Hij genadig is voor hen die berouwvol tot zijn wet keren; en lank-
moedig omdat Hij geduld heeft met hen die gezondigd hebben tegenover zijn werken; en vrijgevig
omdat Hij liever geeft dan ontvangt; en vol mededogen omdat zijn mededogen overvloeit voor hen
die nu leven en voor hen die geleefd hebben en die nog zullen komen, want als Hij die niet liet
overvloeien zou de wereld met haar bewoners niet kunnen voortbestaan; en de gever, omdat als
Hij van zijn goedheid niet zou geven om degenen die ongerechtigheid hebben begaan van hun on-
gerechtigheid te verlossen, dan kon zelfs het tienduizendste deel der mensheid niet overleven; en
de rechter, want als Hij degenen die bij zijn Woord geschapen zijn niet zou vergeven en de menig-
vuldigheid van hun zonden wegvaagde, er zeer weinigen van de ontelbare menigte zouden over-
blijven.
Jesaja 13:6-9: Heft een klaaglied aan, want de dag van Jahwe is nabij. Het komt als een verwoes-
ting door de Machtige. Daarom laat ieder zijn handen slap hangen, ontzinkt de mensen alle moed.
() Allen zijn ze van streek, krampen en pijnen grijpen hen aan, hun gezichten gloeien als vuur.
Daar komt de dag van Jahwe, ongenadig, een en al grimmigheid en vlammende woede, waarin Hij
dit land verandert in een woestenij en de zondaars daarin verdelgt. (Evenals Jesaja 13:19) Ba-
bel, de parel van alle koninkrijken, het sieraad en de trots van de Chaldeen, ondergaat het lot van
Sodom en Gomorra, die door God zijn verwoest.
Jeremia 50:1-4: Dit woord heeft de profeet Jeremia gesproken tot Babel en het land van de
Chaldeen. Maak het de volken bekend, laat het horen, verkondig overal: Babel is veroverd, Bel is
vernederd, Merodak verslagen; ook de andere goden zijn vernederd, de idolen verpletterd. Een volk
is uit het Noorden opgerukt en heeft het land tot een wildernis gemaakt waar niemand meer
woont; mens en dier zijn gevlucht. In die tijd, in die dagen - godsspraak van Jahwe - gaan Isralie-
ten en Judeers weer samen op weg; onder tranen zoeken zij Jahwe hun God.
Jesaja 34:5-8: Want aan de hemel verschijnt Jahwes zwaard. Het komt neer op Edom en vol-
trekt het vonnis aan het volk dat ten ondergang is gedoemd. Jahwes zwaard druipt van het bloed,
het zit vol vet, vol bloed van lammeren en bokken, vol niervet van rammen, want Jahwe voltrekt
een offer in Bosra, een geweldige slachting in Edom. Ook buffels storten neer en runderen en heng-
sten; hun land is doordrenkt met bloed, de grond verzadigd van vet. Want het is de dag van Jah-
wes wraak, het jaar der vergelding voor de verdediger van Sion.
Jesaja 63:1-6: Wie komt daar uit Edom, uit Bosra in helrode kleren? () Waarom is Uw gewaad
zo rood? () In Mijn toorn heb Ik hen vertreden, in Mijn gramschap hen vertrapt. Hun bloed is op
Mijn kleren gespat en heel Mijn gewaad heb Ik besmeurd. () Ik heb volkeren in Mijn toorn ver-
trapt en in Mijn gramschap hen vermorzeld. Ik liet hun bloed ter aarde vloeien.
Jeremia 49:7-23: rampen breng Ik over Ezau, als de tijd van de straf is gekomen. () Ik zlf
plunder Ezau helemaal kaal () Bosra wordt tot een schrikbeeld, tot een voorwerp van smaad,
verlaten en vervloekt () Een bode heeft aan de volken gemeld: Verzamelt u, trekt op tegen Edom,
maak u klaar voor de strijd! () De aarde beeft bij hun dreunende val, tot aan de Rietzee hoort
men hun gejammer. () Op die dag wordt het hart van Edoms sterke strijders als dat van een
vrouw in barensween.