Professional Documents
Culture Documents
Untitled
Untitled
Bij een gevoel, twijfel, noodzaak, wens of wil, een (on)mogelijkheid of na bepaalde voegwoorden 2. Hoe zeg je in het Frans - Mening vragen en geven Denk je dat Ik ben het niet met je eens. Volgens mij Zijn jullie het ermee eens ? - Een voorstel doen Ik stel voor Zullen we ? - Hulp aanbieden Zal ik ervoor zorgen? - Advies vragen en geven Wat raden jullie dan aan ? Doe dat niet. - Zekerheid uitdrukken Ik weet zeker Ongetwijfeld. - Belangstelling uitdrukken interesseert ons erg. - Voorkeur vragen en uiten Waaraan geven jullie de voorkeur ? Ik zou graag ook iets met willen. - Instemming uitdrukken Bonne idee ! Exactement ! D accord. Bien entendu. Volontiers! - Spijt uitdrukken Je suis dsol. Tant pis.
Tu crois que Je ne suis pas de ton avis. Selon moi Vous tes d accord?
Je propose Si on ?
Qu est-ce que vous prfrez? Je voudrais aussi un lment . - Afkeuring uitdrukken a ne vaut rien. Voyons! - Ergernis uitdrukken Quelle horreur!
4. Onbepaalde vnw (F-N) positief vertaling personen quelqu un iemand n importe qui onverschillig wie qui que ce soit, wie het (ook) zij quiconque dingen quelque chose iets n importe quoi wat dan ook plaatsen quelque part woorden uit ex 12 toutes les deux semaines toute connaissance toutes les explications tout neuf tous les dlgus tout ce qui tout tous tout voyageur tout le vin toute heure toute leur maison tous les garons Tout passe. Toutes sont venues. chaque chacun quelques quelques-uns Chacun pour soi. 5. Onregelmatige ww
ergens
negatief personen personne ne aucun(e) pas un(e), nul(le) ne dingen rien ne aucun(e), pas un(e) ne plaatsen ne nulle part
nergens
om de twee weken met volledige kennis alle verklaringen gloednieuw alle afgevaardigden al dat alles allen/allemaal elke reiziger alle wijn elk moment heel hun huis alle jongens Alles gaat voorbij. Allen kwamen. iedere ieder enkele sommigen Ieder voor zich.
Conduire besturen Prsent je conduis tu conduis il/elle conduit nous conduisons vous conduisez ils/elles conduisent
Craindre vrezen Present je crains tu crains il/elle craint nous craignons vous craignez ils/elles craignent Pouvoir kunnen Present je peux tu peux il/elle peut nous pouvons vous pouvez ils/elles peuvent Vouloir mogen Present je veux tu veux il/elle veut nous voulons vous voulez ils/elles veulent
Futur voudr
+ uitgangen
6. Bezittelijk vnw mijn jouw/je zijn/haar onze jullie/uw hun m ev mon ton son notre votre leur v ev ma ta sa notre votre leur m/v mv mes tes ses nos vos leurs
Let op! voor een woord in het ev dat begint met een klinker/stomme h gebruik je mon/ton/son 7. ww vormen vertalen futur je donnerai prsent je donne impratif donne! pass compos j ai donn imparfait je donnais conditionnel je donnerais pass simple je donnai subjonctif que je donne participe prsent donnant gerondif en donnant
ik zal geven ik geef geef ! ik heb gegeven ik gaf ik zou geven ik gaf dat ik geef /gaf gevend/die geeft door te geven/terwijl