You are on page 1of 7

Hoofdstuk 4- protectionisme 4.1 inleiding De mercantilisme waren gewonnen in de internationale handel.

Ze hebben de invoer af geremmd en uitvoer stimuleert door het inleggen van invoerbeperkingen en invoerheffingen. Dergelijk beleid heet Protectionisme Protectionisme is een stelsel van maatregelen van de overheid waarbij getracht wordt bescherming te bieden aan binnenlandse landbouw, producenten en industrien. Veelal wordt gebruikgemaakt van invoerbeperkende maatregelen, zoals invoerheffingen en invoerquota, of wordt de binnenlandse fabrikant gesteund door subsidies. Op deze manier kunnen landen die problemen hebben met de buitenlandse handel, hun eigen producten beschermen tegen goedkopere (betere) producten vanuit het buitenland De mercantilisme De economische wetenschap zegt dat de vrijhandel is beste beleid. 4.2 instrumenten van de protectionisme 4.2.1-invoertarieven en uitvoertarieven: een invoer tarief is een heffing op de invoer en kan verschillende vormen hebben: Een heffing met een vaste bedrag op per ingevoerde eenheid 12 euro per ton staal Een AD VALOREM tarief is een procentuele heffing op de waarde van een goed. 15% op de prijs van een ton staal Een gemengd tarief; 10 euro per ton staal plus 3.5% op de prijs. 4.2.2-quota Quota is beperken van de in- of uitgevoerde hoeveelheid. Quota worden meestal gebruikt om te factormobiliteit te beperken. B.v een immigratiestop Invoer van sommige soorten textiel, staal, landbouw producten in de EU TRQ=tarieven en Quota worden frequent gecombineerd. 4.2.3-Invoer heffingen en quota in de praktijk De regels over de invoerheffingen en quota en combinatie worden door de EU bepaald, De hoogte van de handel instrumenten hangt af van de aard van de goederen, van het land van herkomst en in geval van quota ook van de ingevoerde hoeveelheid. Men heeft eerst het basis tarief. Dit is het invoerrecht derde landen. Dit is het hoogste. Het wordt in termen van de WTO ook wel het MFN-tarief genoemd. Daarnaast heeft de EU in de loop der jaren tal van preferentiele handelsrelaties opgebouwd. Het voordeel tarief dat voor de meeste landen wordt toegepast is het SAP-tarief, dat wordt opgelegd aan ongeveer 180 landen. Dit is het tarief dat de WTO(De Wereldhandelsorganisatie (Engels: World Trade Organization, WTO) het GSP noemt. Landen worden onderscheiden op basis van drie groepen:

1.

Het algemene GSP waarbij 6900 tot 7200 soorten goederen kan zonder enige beperking ingevoerd worden in de EU, maar wel EU nog quotas en lage tarieven oplegt voor gevoelige tarieven. Everything but farms, waarbij de arme landen vrij toegang krijgen op EU markten en alles behalve wapen en landbouwproducten.

2.

Het nieuwe speciale GSP+ waarbij de kwetsbare landen volledig vrije toegang krijgen tot de EU voor 7200 producten, op voorwaarde dat 27 belangrijke internationale verdragen respecteren. -vrijwillige exportrestituties Ver of vrijwillige exportrestricties ( voluntary export restraints) zijn analoog aan Quota.

3.

Het verschil is dat ze niet opgelegd worden door het ingevoerde land maar door het uitgevoerde land. Vreemd beleid want welke goede reden zou zijn om eigen uitvoer te beperken? Het antwoord is om VER worden opgelegd aan de eigen uitvoerders om ergere sancties te voorkomen en onder politieke druk van het ingevoerde land. Een voorbeeld van ver is Japanse auto s in de EU tot een bepaalde hoeveelheid. Dit was 900000 stuks in de jaren 80 en daarna werd 1.2 miljoen in de jaren 1998. Deze ver liep af in 1999. -Antidumping heffing Dit is een invoerheffing op goederen die tegen een abnormaal lage prijs worden ingevoerd. Het verkopen onder de normale prijs noemen we dumping. De filosofie van een antidumpingheffing is de binnenlandse producenten te beschermen tegen oneerlijke concurrentie uit het buitenland. Een voorbeeld van antidumping van 8.2% voor China en 6.5% voor Kazachstan die door de EU eind 2007 werd ingesteld op de invoer van Silicomangaan. Een product dat in een staal productie wordt gebruikt.

Subsidies en counter vailing duties. .

Subsidies om de uitvoer te stimuleren verlagen die de uitvoerprijs en geven de binnen lande producenten een kunstmatig voordeel om hun concurrenten die deze subsidie niet ontvangen. Een bekend voorbeeld is dat EU restituties betaalt aan de boeren en handelaars voor de graan uitvoeren. Om uitvoer mogelijk te maken moet het verschil bijgepast worden dit zijn restituties. De EU heeft een lange termijn haar staalproductie gesubsidieerd via product subsidies. Een land dat vindt dat zijn producten oneerlijk beconcurreerd worden door de gesubsidieerde invoer kan countervailing duties opleggen. Dit zijn invoertarieven die het prijsvoordeel door de subsidies compenseren.

Andere vormen van protectionisme Overheidsaanbestedingen Sanitaire en fytosanitaire maatregelen Verschillende normen en standaarden

Intellectuele eigendomsrechten Labels

4.3 meten van de graad van protectionisme -het gemiddelde tarief De tarieven per ingevoerde goed verschillen. Om een samenvattende indicator te krijgen van de graad van protectionisme van een land wordt het gemiddelde tarief berekend. Gem. tarief= alle tariefontvangsten/ waarde van de invoer Op die manier verkrijgt men een gewogen gemmiddelde tarief dat rekening houdt met het aandeel van elk goed in de invoer. Bound tariffs( gebonden tarieven) = is datgene dat binnen de WHO (The World Health Organization) is afgesproken en waar een land nooit mag boven gaan. Het is wel vrij om eronder gaan Toegepaste tariffs(MFN tariff) is het laagste van toegepaste tarieven

Armere landen hebben een hogere gemiddeld invoertarief(meer protectionisme ) dan rijkere landen. India is een voorbeeld. Sommige kleine Aziatische landen hebben radical voor een volledige vrijhandel gekozen.(Hong kong en singapore) Gemiddelde tarief niet zo heel veel verschilt tussen drie grote handelsblokken, de EU , VS , JAPAN De gemiddelde heffingen op landbouw en textiel en lederwaren zijn over het algemeen hoger dan het globale gemiddelde. Hoge tarieven of piektarieven op enkele goederen kunnen veel schadelijker zijn dan een laag tarief op alle goederen.

-Het effectieve tarief de tariven die we tot nu toe bespraken zijn tarieven op de eindproducten. Om de graad van protectie voor een producent te kennen, moeten we echter ook de tarivern op ingevoerde goederen in rekening brengen die de producent nodif heeft om een eindproduct te produceren. Voorbeeld een europese producent van Kaas. Hij is beschermd door een invoerheffing van 10% op ingevoerde kaas. De prijs van de melk die hij gebruikt ligt dubbel zo hoog als de prijs die zijn buitenlandse concurrenten betalen, omdat de melkveehouderij in EU in hoge mate beschermd wordt. En dit in het buitenland veel minder is. Dus het is mogelijk dat de kaasproducent in de EU een competitiviteitshandicap heeft tegenpover de buitenlanders. Situatie 1 Overheid invoerheffing 20% op de ingevoerde kaas dit verhoogt de ingevoerde kaas met 0.60 euro(20%*3 euro). De prijs van de melk is niet veranderd. De toegevoegde waarde van de kaas zal dan stijgen met .60 euro 1 naar 1.60 euro Deze extera winst zal verdeeld worden over de eigenaars in de vorm van meer winst en later kan ook de arbeid daarvan profiteren in de vorm van hogere lonen.

De toegevoegde waarde gaat dus omhoog. Het is deze toename van de toegevoegde waarde die de producenten ertoe zal aanzetten meer te produceren, dit is dus de relevante indicator van hun productie, de effectieve graad van de productie. Effectieve graad van de productie: ERP=(V-V)/V Vis de toegevoegde waarde na instelling van een tarief V is de toegevoegde waarde zonder tarief. (1.60-1)/1 =60%

Situatie 2 Veronderstel dat de overheid nu ook een tarief van 10% instelt op de melkinvoer. Dit verhoogt de prijs van de melk van 0.40 naar .44 euro. Want de boeren zullen ook aan de binnenlandse consumenten een prijs van .44 aanrekenen, anders zijn ze beter af door uit te voeren. De input aan grondstof voor de kaas kost nu ook 10% meer namelijk 2.20 inplaats van 2 euro. Dus de toegevoegde waarde van kaas daalt van 1.60 naar 1.40 ERP=(1.40-1)/1=40%

Situatie 3 Als de heffing op melk zou 50% bedragen, daalt de toegevoegde waarde tot 0.60 euro. De prijs is immers nog steeds dezelfde namelijk 3.60 euro maar de input kost 3 euro de ERP = (0.60-1)/1= -40% de effectieve graad is negatieve dat betekent dat de producent beter af zou zijn zonder protectie voor kaas en melk. 4.4 de cascade structuur van de invoerheffingen Vele landen leggen lage of helemaal geen invoerheffingen op grondstoffen en andere inputs in het binnenlandse productieproces zoals energie. De invoerheffingen worden echter hoger naarmate van graad van afwerking stijgt De effectiviteit van protectionisme voor de binnen landse producten neemt toe als de input zo goedkoop blijft/ terwijl de competitie vanuit het buitenland voor de afgewerkte producten die men zelf produceert beperkt wordt. Overheden die hun producenten willen beschermen zullen dan ook lage invoertarieven opleggen aan grondstoffen en energie, die hun producenten nodig hebben en hogere heffingen op afgewerkte producten waarmee hun producenten in concurrentie staan met het buitenland. Deze structuur van de heffingen noemt men de CASCADE structuur,

4.5 welvaartseffecten Een analyse van de gevolgen van invoerheffing voor de welvaart van een land gebeurt op de meest eenvoudige model van vraag en aanbod.

Het begrip producentensurplus staat tegenover het begrip consumentensurplus. Gezamenlijk zijn deze twee begrippen essentile bouwstenen bij het bepalen van de economische welvaart

-het consumenten surplus Grafiek met aanbod- en vraagcurve. Het marktevenwicht ligt op het roze punt bij prijs P* en hoeveelheid Q*, waar de vraagcurve en de aanbodcurve elkander snijden. Het consumentensurplus is oranje gekleurd.Het consumentensurplus is een term uit de micro-economie waarmee het cumulatieve verschil tussen de individuele gebruikswaarde van een consumptiegoed en de marktprijs wordt uitgedrukt.het consumentensurplus zegt ons wat de consumenten aan welvaart of nut hebben verkregen waarvoor ze niet hebben moeten betalen.Voorbeeld: Voor een bepaald product bestaat een potentieel van consumenten die bereid zijn tot 45 euro voor het product te betalen. Het product is voor 20 euro op de markt. De som van de verschillen tussen de betaalde prijs (20 euro) en de prijs die men bereid is te betalen (tussen 20 en 45 euro) vormt samen het consumentensurplus.De tegenhanger van het consumentensurplus is het producentensurplus. -het producenten surplus Binnen de micro-economie is het producentensurplus het verschil tussen de evenwichtsprijs (in de markt gerealiseerde prijs) en de reserveringsprijs van een goed (de laagste prijs waartegen de producenten bereid zijn te verkopen). Het producentensurplus (het blauw gearceerde gebied) is het gecumuleerde voordeel over alle producenten. Het grootste deel van het producentensurplus zal toevallen aan producenten die tegen relatief lage prijs grote hoeveelheden van het goed kunnen produceren.

GEBRUIKTE AFKORTINGEN NTB Niet-tarifaire belemmeringen TFP Totale factorproductiviteit (proxy voor de bedrijfsproductiviteit) WTO World Trade Organisation (Wereldhandelsorganisatie) NACE "Nomenclature statistique des activits conomiques dans la Communaut europenne" ("Statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap") NSI Nationaal Statistisch Instituut van Bulgarije PPI Producenten Prijs Index EUROSTATHet statistische bureau van de Europese Unie WITS-TRAINS World Integrated Trade Solutionsoftware die wordt onderhouden door de United Nations Conference on Trade and Development (UNCTAD) ISIC Een afkorting van International Standard Industrial Classification AHS Effectively applied tariff rates (Effectief/werkelijk tarief) MFN tariff Most Favoured Nation Tariff OLS Ordinary Least Squares (Kleinste Kwadraten Methode). GSP Generalized System of Preferences EU Europese Unie CEFTA Central European Free Trade Agreement EFTA European Free Trade Association FE Firm Fixed effects schatter RE Firm Random effects schatter

You might also like