You are on page 1of 453

Bedoeld voor:

Titel Afdelingswerkboek Pleegzorg Eigenaar Yvonne van Adrichem Uitgiftedatum Augustus 2011 Versienummer 1 Aantal paginas 439 Evaluatiedatum Augustus 2014 Iedereen Cluster: Wonen en Opgroeien Dienst:

Afdelingswerkboek Pleegzorg
Informatie voor begeleiders pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Inleiding Hoofdstuk 2 Interne Procedures 2.1 Opstarten 2.1.1 Bestandszaken 2.1.1.1 Voorbereidingstraject VIP 2.1.1.2 Bemiddeling en matching 2.1.1.3 Kennismakingstraject 2.1.1.4 Stroomdiagram opstarten bestandszaken 2.1.2 Netwerkzaken 2.1.2.1 Netwerkscreening 2.1.2.2 Stroomdiagram netwerkscreening 2.2 Inhoud 2.2.1 Huisbezoeken 2.2.2 Evaluaties 2.2.3 Zorgteams 2.2.4 Bezoekcontacten ouders 2.2.5 Overigen 2.3 Beslismomenten 2.3.1 Pas op de plaats (overgang van crisis- naar reguliere pleegzorg) 2.3.2 Overgang van reguliere naar crisispleegzorg 2.3.3 Overgang van weekend naar reguliere pleegzorg 2.3.4 Bijplaatsing 2.3.5 Pleegoudervoogdij 2.4 Afsluiten 2.4.1 Procedure afsluiting 2.4.2 Voortgezette pleegzorgbegeleiding (18+) 2.5 Bijzondere begeleidingsvormen 2.5.1 Weekendpleegzorg 2.5.2 Vakantiepleegzorg 2.5.3 Therapeutische pleegzorg 2.5.4 Faciliterende pleegzorg 2.5.6 Overbruggingspleegzorg 2.6 Rapportage 2.6.1 Start 2.6.1.1 Matchingsvoorstel 2.6.1.2 Gespreksverslag Kennismaking 2.6.1.3 Matchingsbesluit 2.6.1.4 Verslag netwerkscreening 2.6.1.5 Pleegzorgcontract 2.6.1.6 Samenwerkingsovereenkomst 2.6.2 Inhoud 2.6.2.1 Logboek pleegkind 2.6.2.2 Logboek pleeggezin 2.6.2.3 Clintcontacttijdregistratie (CCT) 2.6.2.4 Hulpverleningsplan (HVP) 2.6.2.5 Evaluatie Hulpverleningsplan (EHVP) 2.6.2.6 Doelrealisatie 2.6.2.7 Pleegouderbegeleidingsplan 2.6.2.8 Vragenlijsten pleegouders 2.6.3 Beslismomenten 2.6.3.1 Gespreksverslag Pas Op de Plaats gesprek (POP-verslag) 2.6.3.2 Bijplaatsingsverslag 2.6.3.3 Pleegoudervoogdcontract
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 2

2.6.4 Afsluiting 2.6.4.1 Eindevaluatie Hulpverleningsplan (EEHVP) 2.6.4.2 Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan 2.6.4.3 Exit-vragenlijst Jongeren 2.6.4.4 Exit-vragenlijst Ouders 2.6.5 Overige 2.6.5.1 Mutatie Formulier Weekend- of Vakantieopvang 2.6.5.2 Verklaring Onafhankelijke Instantie 2.7 Overigen 2.7.1 Dossierinzage 2.7.1.1 Dossierinzage pleegkind 2.7.1.2 Dossierinzage ouder(s)/wettelijk vertegenwoordigers 2.7.1.3 Dossierinzage pleegouder 2.7.2 Declaraties pleegouders 2.7.3 Opslagregeling (3,17) Hoofdstuk 3 Extra interne hulpverleningsmogelijkheden 3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4 3.4 3.4.1 3.4.2 3.4.3 3.4.4 3.4.5 3.4.6 Hechtingsproblematiek Vragenlijsten Video Interactie Begeleiding (VIB) Sherborne Bewegingstherapie Diagnostisch onderzoek Yulius Pleegzorgpolikliniek Consult kinder- en jeugdpsychiater Medicatiecontrole kinder- en jeugdpsychiater Therapie Klinische Unit De Hobbits Overigen Helpdesk Bibliotheek Depot Oppasondersteuning Fondsen Pleegzorgkampen

Hoofdstuk 4 Instellingsaspecten 4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.1.4 Pleegzorgbegeleider Functieomschrijving Caseload Bereikbaarheid Zakelijke instellingsaspecten 4.1.4.1 Declaratieformulieren 4.1.4.2 Verlofaanvragen 4.1.4.3 Ziek- en betermeldprocedures Teamaspecten Inwerkplan Stagebegeleiding Basisteam Teamvergadering Bureaudienst Ziekte en zwangerschapsvervanging Afdelingsmanager Gedragsdeskundige Secretariaat Afdeling pleegzorg
3

4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.2.5 4.2.6 4.3 4.4 4.5 4.6

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

4.7

FlexusJeugdplein

Hoofdstuk 5 Samenwerking Bureau Jeugdzorg 5.1 5.2 5.3 Juridisch kader Indicatiebesluiten Taakverdeling en samenwerking

Hoofdstuk 6 Achtergrondinformatie 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8 6.9 6.10 6.11 6.12 Attentiebeleid Pleegouderraad Ouderbijdrage (LBIO) Studiefinanciering Kinderbijslag Protocollen bij (vermoedens van) mishandeling en dergelijke Pleeggrootouderbegeleiding Pleegoudervoogdij Puberteit bij pleegkinderen Ziektekostenverzekering Aanspraak op jeugdzorg vreemdelingen Blokkaderecht

Hoofdstuk 7 Bijlagen 7.1 Bijlagen: Opstarten bestandszaken 7.1.1 Beoordelingsboog t.b.v. het vaststellen van de geschiktheid van (kandidaat) bestandspleeggezinnen 7.1.2 Scoringshulp beoordelingsboog t.b.v. het vaststellen van de geschiktheid van (kandidaat) bestandspleeggezinnen 7.1.3 Toelichting beoordelingsboog t.b.v. het vaststellen van de geschiktheid van (kandidaat) bestandspleeggezinnen 7.1.4 Pleeggezinverslag n.a.v. vipprogramma 7.1.5 Matchingsvoorstel 7.1.6 Matchingsbesluit 7.2 Bijlagen: Opstarten netwerkzaken 7.2.1 Verslag netwerkonderzoek 7.2.2 Beoordelingsboog t.b.v. netwerkscreening 7.2.3 Scoringshulp beoordelingsboog t.b.v. netwerkscreening 7.2.4 Toelichting beoordelingsboog t.b.v. netwerkscreening 7.3 Bijlagen: Nieuwe plaatsing 7.3.1 Gespreksverslag kennismakingsgesprek 7.3.2 Checklist afspraken nieuwe (over)plaatsing 7.3.3 Checklist nieuwe plaatsing 7.3.4 Pleegzorgcontract 7.3.5 Samenwerkingsovereenkomst FlexusJeugdplein pleegouders 7.4 Bijlagen: Secretariaat 7.4.1 Opdrachten voor het secretariaat 7.4.2 Mutatieformulier Afdeling Pleegzorg 7.5 Bijlagen: Standaard rapportage 7.5.1 Stroomdiagram standaard rapportage 7.5.2 Instructie registreren van een clintcontact bij gendiceerde zorg 7.5.3 Hulpverleningsplan FlexusJeugdplein 7.5.4 Evaluatie Hulpverleningsplan FlexusJeugdplein 7.5.5 Hulpmiddel Evaluatie Hulpverleningsplan FlexusJeugdplein 7.5.6 Tips en aandachtspunten Evaluatie Hulpverleningsplan FlexusJeugdplein 7.5.7 Standaard begeleidende brief (E)HVP
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 4

7.5.8 Pleegouderbegeleidingsplan 7.5.9 Checklist indicatoren veiligheid kind in de pleegzorg 7.5.10 Licht Instrument Risicotaxatie Kindermishandeling (LIRIK) 7.6 Bijlagen: Begeleide bezoeken 7.6.1 Inleiding Checklist Oudercontacten Pleegzorg (CHOP) 7.6.2 Cheklist Oudercontacten Pleegzorg (CHOP) 7.7 Bijlagen: Beslismomenten 7.7.1 Gespreksverslag Pas op de Plaats gesprek 7.7.2 Bijplaatsingsverslag 7.7.3 Standaardbrief beoordeling bijplaatsingsverzoek (positief) 7.7.4 Standaardbrief beoordeling bijplaatsingsverzoek (negatief) 7.7.5 Pleegzorgcontract FlexusJeugdplein Pleegoudervoogd 7.8 Bijlagen: Afsluiten pleegzorgbegeleiding 7.8.1 Begeleidende brief Exit-vragenlijst voor jongeren 7.8.2 Exit-vragenlijst voor jongeren 7.8.3 Begeleidende brief Exit-vragenlijst voor ouders 7.8.4 Exit-vragenlijst voor ouders 7.9 Bijlagen: Weekend- en vakantiepleegzorg 7.9.1 Aanvraagformulier weekend- en vakantiepleegzorg 7.9.2 Mutatieformulier weekend- en vakantiepleegzorg 7.10 Bijlagen: Ondersteuning pleegouders 7.10.1 Verklaring onafhankelijke instantie rond studiefinanciering 7.10.2 Toelichting verklaring onafhankelijke instantie 7.10.3 Reisverklaring 7.10.4 Declaratieformulier reiskosten pleegouders 7.10.5 Aanvraagformulier opslagregeling 3,22 7.11 Bijlagen: Extra interne hulpverleningsmogelijkheden 7.11.1 Aanmeldingsformulier Video Interactie Begeleiding (VIB) 7.11.2 Waarom? Wanneer? Wie? De twaalf meest gestelde vragen over VIB 7.11.3 VIB principes 7.11.4 Toelichting op enkele principes van Video Interactie Begeleiding (VIB) 7.11.5 Toelichting thuisopname Video Interactie Begeleiding (VIB) 7.11.6 Aanvraagformulier Sherborne Bewegingstherapie 7.11.7 Aanvraag intern diagnostisch onderzoek 7.11.8 Verwijsbrief aanmelding Yulius pleegzorgpolikliniek 7.11.9 Aanmeldingsgegevens pleegzorgpolikliniek 7.11.10 Hulpformulier onderzoeksvragen t.b.v. aanvraag diagnostisch onderzoek 7.11.11 Informatie diagnostisch onderzoek aan pleegouders 7.11.12 Inschrijfformulier pleeggezinproject oppassen 7.11.13 Intern aanvraagformulier fondsen 7.12 Bijlagen Basisteam 7.12.1 Inbrengformulier basisteam 7.12.2 Evaluatieformulier basisteams 7.13 Bijlagen Zakelijke aspecten 7.13.1 Bereikbaarheidsprotocol begeleiders pleegzorg 7.13.2 Verlofaanvraag

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

Hoofdstuk 1

Inleiding

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

Pleegzorg is een aparte tak van sport. Pleegzorgbegeleiders begeleiden gezinnen die een niet-eigen kind opvoeden. Hierbij hebben zij te maken met pleegkinderen, ouders, pleeggezinnen, BJZ-werkers, enz. Dit afdelingswerkboek is bedoeld om een beeld te geven van alle facetten van het werk van de pleegzorgbegeleider. Het afdelingswerkboek biedt een overzicht van alle werkwijzen, inclusief procedures en protocollen, informatiefolders enz. Enerzijds moet dit afdelingswerkboek nieuwe begeleiders pleegzorg wegwijs kunnen maken in het werk en anderzijds moet het onduidelijkheden in de werkwijzen uit de wereld helpen. Het doel is namelijk wel dat alle begeleiders pleegzorg op een vergelijkbare wijze werken en daarbij gebruik maken van dezelfde mogelijkheden. Het werkveld en daarmee het afdelingswerkboek zijn continu aan verandering onderhevig. Het is daarom van belang om dit als eerste versie van het afdelingswerkboek te zien, wat met regelmaat om vernieuwing vraagt. Actualisering, aanpassing en verbetering van het afdelingswerkboek is van belang om het nut ervan te vergroten en te blijven behouden. Ten behoeve van de leesbaarheid zal in het afdelingswerkboek gesproken worden over het kind, waar eveneens de jongere bedoeld kan worden. Hiermee wordt het pleegkind bedoeld wat in het pleeggezin woont. Tevens wordt BJZ-werker geschreven waar gezinsvoogd, voogd of andere medewerker van BJZ of andere plaatsende instelling wordt bedoelt. Eveline van Valen Pleegzorgbegeleider Augustus 2011

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

Hoofdstuk 2 Interne Procedures

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

2.1

Starten

Doel Om de slagingskans van de pleegzorgplaatsing te vergroten en de kwaliteit van de plaatsing vanaf de start te bewaken, dienen er bij deze start diverse zaken zorgvuldig afgewogen te worden, welke verschillen voor bestands- en netwerkpleeggezinnen. Uitgangspunt Hier wordt getracht een overzichtelijk geheel te bieden van alle stappen die bij de start van de begeleiding aan pleeggezinnen hoort. Dit wordt onderverdeeld in de stappen bij bestands- en bij netwerkpleeggezinnen. Richtlijnen Bij de start van de begeleiding wordt overwogen en bepaald of de pleegzorgplaatsing aanvaard wordt, dus of een pleegkind in het pleeggezin kan wonen en FlexusJeugdplein de begeleiding op zich neemt. In 2.1.1 wordt stilgestaan bij de start van bestandspleeggezinnen. De grove lijnen van het Voorbereidingstraject VIP (2.1.1.1) zal kort beschreven worden. Hierna kunnen de aspirant pleegouders middels Bemiddeling en matching (2.1.1.2) tot een mogelijke Kennismakingstraject (2.1.1.3) met een mogelijk toekomstige pleegkind komen. Het gehele proces is een Stroomdiagram opstarten bestandsbestandszaken (2.1.1.4) geplaatst. Bij netwerkpleeggezinnen staat tijdens de start van de begeleiding (2.1.2) de Netwerkscreening (2.1.2.1) centraal. Alle stappen die hierbij genomen worden zijn samengevat in een Stroomdiagram netwerkscreening (2.1.2.2).

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

2.1.1 Bestandszaken
Doel Achtergrondinformatie bieden over het traject voorafgaand aan een plaatsing bij bestandspleeggezinnen en daarbij duidelijkheid scheppen over de taakverdeling en verantwoordelijkheden van de verschillende betrokkenen bij de start van een nieuwe bestandsplaatsing. Uitgangspunt Ongeveer de helft van de pleegouders binnen de afdeling Pleegzorg van FlexusJeugdplein zijn bestandspleeggezinnen. Dit zijn gezinnen die ruimte hebben voor opname van een kind in hun gezin, waarmee zij bij de start van de plaatsing geen (familiaire of sociale) band hebben. Deze bestandspleeggezinnen komen via activiteiten van de Dienst Werving en Selectie (Dienst W&S) in het bestand van FJP en kunnen dan bemiddeld worden door de bemiddelingsmedewerkers om een plaats te bieden aan aangemelde pleegkinderen. Richtlijnen Voor de plaatsing van een pleegkind in een bestandpleeggezin vindt een voorbereidingstraject plaats. Deze wordt door twee afdelingen uitgevoerd, namelijk de Dienst W&S en de bemiddelingsafdeling. De Dienst W&S heeft als taak om pleeggezinnen te werven, voor te lichten en te selecteren ten behoeve van de plaatsing van pleegkinderen. De dienst W&S biedt hiervoor aan kandidaat-pleegouders het Voorbereidingstraject VIP (2.1.1.1) aan. Wanneer het pleeggezin in het bestand van FlexusJeugdplein is opgenomen, dan komt het in aanmerking voor de Bemiddeling en matchting (2.1.1.2) met aangemelde kinderen. Dan wordt door de bemiddelingsmedewerker de vraag van het kind vergeleken met het aanbod van de bestandspleeggezinnen. Dit kan uitmonden in een Kennismakingstraject (2.1.1.3) en van hieruit een plaatsing van het pleegkind in het bestandspleeggezin. Het gehele proces van voorbereiding tot de mogelijke plaatsing van pleegkinderen bij een bestandspleeggezin is een Stroomdiagram (2.1.1.4) samengevat.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

10

2.1.1.1

Voorbereidingstraject VIP

Doel Pleegzorg is een groeiende afdeling binnen FlexusJeugdplein. Steeds meer kinderen worden aangemeld voor deze vorm van hulpverlening. Om alle kinderen in goed passende pleeggezinnen te kunnen plaatsen, is het van belang om over een uitgebreid bestand aan geschikte pleegouders te beschikken. Uitgangspunten - De werkzaamheden van de Dienst W&S zijn gebaseerd op de vraag uit de afdelingen naar soorten pleeggezinnen waaraan de meeste behoefte is. Deze vraag is leidend voor de activiteiten van de Dienst W&S. Daarnaast spelen feedback uit evaluaties van het voorbereidingstraject en financin een grote rol. De Dienst W&S past het voorbereidingstraject dan ook met zeer grote regelmaat aan. Hier worden slechts de grove lijnen van de taken van de Dienst W&S geschetst. Voor uitgebreidere informatie wordt verwezen naar de documenten van de Dienst W&S zelf in het handboek of naar de Dienst W&S zelf. Stappenplan 1. De Dienst W&S werft aspirant pleegouders. Dit vindt plaats op diverse manieren, zoals via landelijke campagnes en informatieverstrekking bij diverse evenementen en activiteiten op verschillende locaties. Hier worden informatiepakketten verstrekt, waarin de mogelijkheid wordt geboden om zich aan te melden voor een voorlichtingsavond. 2. Minimaal tien keer per jaar vindt er een voorlichtingsavond plaats. Hier wordt zoveel mogelijk informatie met betrekking tot pleegzorg gegeven, zoals de verschillende mogelijkheden van pleegzorg, waarom kinderen uit huis geplaatst worden en aan welke voorwaarden voldaan moet worden om pleeggezin te worden. Bij de voorlichtingsavond wordt een uitgebreid informatiepakket gegeven, inclusief aanmeldingsformulieren. 3. Genteresseerden kunnen het aanmeldingsformulieren invullen, waarmee zij zich aanmelden als kandidaat-pleegouders. Hierbij wordt hen gevraagd om de formulieren voor de medische en Raadsverklaring in te vullen. Een positieve medische verklaring is nodig om door te gaan met het voorbereidingsprogramma. Daarnaast is het wettelijk verplicht om de Raad van Kinderbescherming op basis van justitile documentatie een uitgebreide verklaring omtrent het gedrag van de pleeggezinsleden te vragen. Hier dient de Machtiging Raad van de Kinderbescherming voor, die door elk gezinslid vanaf 12 jaar moet worden ingevuld en geretourneerd aan FlexusJeugdplein. Het secretariaat van de Dienst W&S stuurt deze door naar de Raad van de Kinderbescherming, die hier vervolgens een verklaring van geen bezwaar voor geven. Wanneer er redenen zijn om geen verklaring van geen bezwaar af te geven, dan krijgt FlexusJeugdplein hiervan de reden niet te horen. De pleegouder(s) worden hier wel van op de hoogte gesteld door de Raad van de Kinderbescherming. Zij worden dan uitgenodigd voor een gesprek. De verwerking en goedkeuring van alle formulieren duurt gemiddeld acht weken. Wanneer zich bijzonderheden voordoen in de afgifte van de verklaringen, dan kan dit langer in beslag nemen. 4. Mondeling of telefonisch wordt er een afstemmingsgesprek gehouden tussen de Dienst W&S en de kandidaat-pleegouders. Hier wordt aan de hand van het aanmeldingsformulier en de verklaringen de mogelijkheden besproken en bepaald of er eventuele contra-indicaties bestaan om verder te gaan met het voorbereidingstraject. 5. Het voorbereidings- en selectieprogramma voor kandidaat-pleegouders van FlexusJeugdplein heet VIP De naam VIP staat voor Voorbereiding en Informatie aan (kandidaat) Pleegouders, maar geeft ook aan dat pleegouders als Very
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 11

Important Persons worden gezien. Met het programma worden kandidaat pleegouders voorbereid op het pleegouderschap. NB. Wanneer kandidaat pleegouders zich aanmelden als weekendpleegouders, dan hoeven zij niet het volledige voorbereidingsprogramma VIP te volgen, maar kunnen zij deelnemen aan een zogenaamde W(eekend)-VIP, dat minder uitgebreid is. 6. Het voorbereidingstraject en het kandidaat-pleeggezin wordt inhoudelijk en procedureel getoetst in het Pleeggezinverslag n.a.v. vipprogramma (zie 7.1.6). Hierbij wordt gebruik gemaakt van de beoordelingsboog t.b.v. het vaststellen van de geschiktheid van (kandidaat) bestandspleeggezinnen (zie 7.1.3, 7.1.4 en 7.1.5), een hulpmiddel om vast te stellen of de kandidaat bestandspleegouders geschikt zijn. De factoren op grond waarvan dit besloten wordt, zijn: - motivatie; - opvoedingskwaliteiten; - specifieke pleegouderkwaliteiten; - levensgeluk; - stabiliteit netwerk; - risicofactoren; - protectieve factoren; - mening ouders; - mening kind; - mening pleegzorgbegeleider; - mening basisteam. Voorop staat hierbij de vraag of de kandidaat-pleegouders een veilige plaats kunnen bieden aan een pleegkind. Daarbij worden de vijf pleegzorgcriteria gehanteerd: a. Openheid en duidelijkheid in het contact. Dit criterium is van belang in alle contacten die de pleegouders binnen en buiten het pleeggezin in het kader van de zorg voor het pleegkind onderhouden. De pleegouders krijgen met veel mensen te maken die persoonlijk of professioneel bij het pleegkind betrokken zijn. Zodoende worden er hoge eisen gesteld aan de communicatievaardigheden van de pleegouders. Zij moeten in staat zijn een positief contact te onderhouden met anderen, inclusief de familie van het pleegkind. De pleegouder moet informatie kunnen uitwisselen met personen van een andere culturele achtergrond, andere seksuele geaardheid, enzovoorts. b. Samenwerken als team en het delen van ouderschap. De pleegouders moet het ouderschap kunnen delen met de ouder en de familie van het kind. Tot het delen van ouderschap behoort ook de zorg voor het pleegkind en de planning hiervan delen met FlexusJeugdplein. De samenwerking met de medewerkers van FlexusJeugdplein verdient bijzondere aandacht. Er wordt van de pleegouders verwacht, dat zij: - open staan voor intensief contact met de pleegzorgbegeleider; - kunnen accepteren dat een pleegzorgbegeleider veelvuldig "meekijkt"; - in staat zijn om kritisch naar hun eigen functioneren te kijken; - waardering en kritiek kunnen uiten en ontvangen; - in staat zijn om de ontwikkeling van de kinderen schriftelijk vast te leggen; - betrouwbaar zijn met betrekking tot de vele afspraken binnen de samenwerking; - weten hoe taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot het pleegkind zijn verdeeld en dat kunnen respecteren; - in staat zijn de dagelijkse zorg waar nodig tijdelijk te delen met of af te staan aan de medewerkers van FlexusJeugdplein; - in staat zijn vanuit hun eigen taak en verantwoordelijkheid hun positie in te nemen in de samenwerking en samen met de andere
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 12

medewerkers ook met afstand naar de ontwikkeling van het pleegkind kunnen kijken. c. Kinderen helpen een positieve kijk op zichzelf te ontwikkelen. Door verwaarlozing, mishandeling en/of een andere reden kan het pleegkind een negatief zelfbeeld hebben. De pleegouder heeft de taak het pleegkind te helpen zich goed te voelen. Er wordt dus een zekere de pedagogische deskundigheid en vaardigheid van de pleegouders verwacht. Er wordt verwacht dat zij: - kennis hebben of bereid zijn kennis op te doen over de ontwikkelingsfasen van het kind en over de problematiek van de kinderen; - verschillende opvoedingsstijlen kunnen hanteren afhankelijk van het kind; - kunnen accepteren dat het pleegkind weinig mogelijkheden heeft om relaties aan te gaan; - op een positieve manier afscheid kunnen nemen van het kind. d. Kinderen helpen hun gedrag te veranderen zonder hen pijn te doen. Lichamelijk geweld is bij wet verboden in Nederland. Het pleegkind kan aan lichamelijk geweld gewend zijn en verwachten dat dit patroon zich in het pleeggezin voortzet. Als de pleegouder fysiek geweld gebruikt, wordt het pleegkind bevestigd in dit beeld. De pleegouder moet deze cirkel doorbreken. Van de pleegouders wordt veel geduld, begrip, creativiteit en uithoudingsvermogen verwacht in hun benadering van het pleegkind. De problematiek van deze pleegkinderen vraagt van de pleegouders, dat zij: - inzicht in de oorzaak van het gedrag van het pleegkind hebben; - inzicht hebben in hun eigen normen en waarden met betrekking tot opvoeding; - hun wijze en mate van corrigeren kunnen afstemmen op de gekozen pedagogische benadering van het kind; - met weinig zichtbaar resultaat tevreden kunnen zijn. e. Het inschatten van de uitwerking van het pleegouderschap op de eigen situatie. Het plaatsen van een pleegkind heeft veel gevolgen voor alle leden van het pleeggezin. Voordat aspirant-pleegouders een pleegkind in huis krijgen, moet de pleegouder een beeld hebben van de gevolgen die door de plaatsing van een pleegkind op het gezin kan hebben. Hierbij moet gedacht worden aan de financile gevolgen, veranderende gezinsrelaties en de tijd, ruimte en aandacht die het pleegkind zal vragen. De motivatie, verwachtingen en te voorziene gevolgen voor elk gezinslid apart en voor het gezin als geheel moeten worden afgewogen. In het verslag wordt geconcludeerd of het pleeggezin beschikbaar komt en voor welke kinderen zij zich beschikbaar stellen. Daarnaast wordt een Samenwerkingsovereenkomst FlexusJeugdplein pleegouders (zie 2.6.1.6 en 7.3.5) voorgelegd en getekend. Hierin worden de rechten en plichten van de pleegouders en FlexusJeugdplein officieel vastgelegd. De aspirant-pleegouders krijgen hier n exemplaar van mee en een tweede wordt door het instroomsecretariaat in het pleegouderdossier gedaan. 7. Het eindverslag wordt aan de afdeling bemiddeling gestuurd.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

13

2.1.1.2 Bemiddeling en matching


Doel De bemiddeling heeft een spilfunctie in het pleegzorgtraject. De vraag van de clint komt via Bureau Jeugdzorg bij FlexusJeugdplein binnen. BJZ stuurt hiervoor een recent vastgesteld Plan van Aanpak met bijbehorend indicatiebesluit naar de opnamecordinatie van FJP met het verzoek om te zoeken naar een pleeggezin. De opnamecordinator toetst de indicatie en stuurt deze door naar pleegzorg. De bemiddelingsafdeling van Pleegzorg zoekt het juiste gezin voor het betreffende kind en stuurt de schriftelijke conclusie van de onderbouwing van de matching aan BJZ. Belangrijk is dat daarin ri sicos maar ook beschermende factoren worden beschreven. Het is de verantwoordelijkheid en expertise van FJP om het juiste gezin voor te leggen. Aan de ander kant werkt de Dienst W&S aan het voorbereiden en selecteren van nieuwe bestandspleeggezinnen (zie 2.1.1.1). Beide processen komen samen bij de bemiddeling die de vraag van de clint en het aanbod van het pleeggezin aan elkaar verbindt. Uitgangspunten - Er moet een zo nauwkeurig mogelijke werkwijze toe gepast worden om met alle betrokkenen tot een verantwoorde beslissing te komen om over te gaan tot plaatsing van kinderen in (weekend)pleeggezinnen. - Door de procedure te volgen wordt een zorgvuldige afweging gemaakt tussen wat het kind nodig heeft en wat een gezin kan bieden. - De pleegzorgbegeleider wordt in een zo vroeg mogelijk stadium betrokken. - Er wordt naar gestreefd om tussen instroom en bemiddelingsoverleg niet meer dan drie weken te laten verlopen. Stappenplan Het stappenplan van de bemiddeling en matching kan grofweg onderverdeeld worden in drie fases: de voorbereiding, matching en afronding. Voorbereiding De voorbereiding van de bemiddeling bestaat uit de instroom van de pleeggezinnen, het bestandsbeheer van deze pleeggezinnen en de instroom van de kinderen. Instroom pleeggezinnen 1. De bemiddeling krijgt via de Dienst W&S of in het geval van een bijplaatsing via het secretariaat de rapportage van een pleeggezin dat beschikbaar komt. 2. Indien de bemiddelaar vragen over het gezin heeft neemt hij/zij hierover contact op met de VIP-trainers van het aspirant pleeggezin (of met de pleegzorgbegeleider als het om een bijplaatsing gaat). 3. Indien de bemiddelaar nog geen kennis heeft gemaakt tijdens het eindgesprek van de VIP, neemt deze contact op met het nieuwe pleeggezin om zichzelf voor te stellen, de procedure (nogmaals) uit te leggen, afspraken te maken over het verder contact en eventuele vragen te beantwoorden. Ook is er tijdens dit gesprek ruimte voor eventuele vragen van de bemiddelaar aan het pleeggezin. Bestandsbeheer 4. Nadat een gezin aspirant-pleeggezin is geworden en dus in het bestand is opgenomen, dan is de bemiddelaar verantwoordelijk voor het contact met het pleeggezin. De bemiddelaar maakt tijdens eindgesprek van de VIP of tijdens het kennismakingstelefoongesprek (stap 3) afspraken met het gezin over het verder contact. De norm hierbij is dat de bemiddelaar na drie tot vier maanden weer contact opneemt.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

14

Instroom van kinderen 5. Nadat een aanmelding door de opnamecordinator is geaccepteerd zorgt het secretariaat ervoor dat het indicatiebesluit en eventuele andere documenten van het kind aan de bemiddelaar worden overgedragen. 6. De bemiddelaar maakt een grove selectie, waarin pleeggezinnen uit het bestand gehaald worden die op het eerste gezicht passen bij het kind. Wanneer er een passend gezin gevonden wordt, dan wordt dit matchingsidee nader onderzocht. Matching 7. De bemiddelaar onderzoekt of een matchingsidee kansrijk is. Zo kan (nogmaals) informatie verzameld worden en kan naar de mening van betrokkenen worden gevraagd. Als betrokkenen worden gezien: o de BJZ-werker; o de pleegzorgbegeleider crisisopvang (indien het kind in een crisisopvanggezin woont); o de pleegzorgbegeleider van het pleeggezin (indien het om een bijplaatsing gaat); o de selecteur van het betreffende gezin; o het pleeggezin (indien wenselijk, naar inzicht van de bemiddelaar). 8. Bij vragen of twijfel over de matching kan de bemiddelaar een gedragsdeskundige raadplegen. 9. Wanneer een matchingsidee na bovenstaande stappen nog steeds kansrijk lijkt schrijft de bemiddelaar een matchingsvoorstel (zie 2.6.1.1 en 7.1.7). In dit voorstel geeft de bemiddelaar een korte schets van het betreffende pleeggezin en pleegkind. Puntsgewijs worden daarbij de plus- en minpunten beschreven van de matching, evenals de aandachtspunten bij de eventuele kennismaking en begeleiding. Ook eventuele vragen aan het pleeggezin kunnen hierin worden beschreven. 10. De bemiddelaar legt het matchingsvoorstel (zie 2.6.1.1 en 7.17) inclusief het indicatiebesluit en de pleegouderrapportage aan de afdelingsmanager voor. 11. Indien de afdelingsmanager akkoord is met het matchingsvoorstel (zie 2.6.1.1 en 7.17) dan wordt het voorstel ter inzage aan de plaatsende instantie gestuurd. 12. De afdelingsmanager wijst binnen een week een pleegzorgbegeleider aan, geeft deze alle stukken en laat de bemiddelaar weten wie het geworden is. De bemiddelaar geeft deze informatie door aan de instroom en voorziet de gedragsdeskundige van de betreffende begeleider van het matchingsvoorstel (zie 2.6.1.1 en 7.1.7). 13. De bemiddelaar legt contact met het betreffende gezin en legt het kind en de situatie voor. Met het pleeggezin wordt afgesproken snel contact te hebben over het besluit van pleeggezin om al dan niet door te gaan met deze matching. Afronding 14. Wanneer het pleeggezin verder wil met de matching en dus met de voorbereiding van de plaatsing, dan draagt bemiddelaar de zaak over aan de pleegzorgbegeleider. De bemiddelaar maakt hiervoor een afspraak met de toegewezen begeleider voor een overdrachtsgesprek. Doel van het overdrachtsgesprek is informatie-uitwisseling. 15. De bemiddeling rondt de registratie af op de dag van de overdracht. 16. Het instroomsecretariaat verwerkt het dossier en verstuurt deze naar het secretariaat van de betreffende pleegzorgbegeleider.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

15

2.1.1.3 Kennismakingstraject
Doel Het kennismakingstraject is bedoeld om een zo zorgvuldig mogelijke werkwijze toe te passen om de kennismaking tussen een kind en pleeggezin zo goed mogelijk te laten verlopen. Uitgangspunten - Het beginpunt van het kennismakingstraject is een positief besluit van de afdelingsmanager rond een matchingsvoorstel (zie 2.6.1.1 en 7.1.7). - Na het overdrachtsgesprek tussen de bemiddelaar en de pleegzorgbegeleider ligt de verantwoordelijkheid voor de verdere procedure bij de pleegzorgbegeleider. Deze maakt alle afspraken om het kennismakingstraject in werking te stellen. - Gedurende het gehele kennismakingstraject zijn de gesprekken voor alle betrokkenen vrijblijvend, wat wil zeggen dat alle betrokkenen op verschillende momenten kunnen aangeven of ze wel of niet verder willen gaan met het traject. - Gedurende het gehele kennismakingstraject kan er zowel vanuit de pleegouders als vanuit FlexusJeugdplein besloten worden om het kennismakingstraject en daarmee mogelijk toekomstige plaatsing te stoppen. - Binnen het kennismakingstraject wordt veel ruimte gemaakt voor bedenktijd. Dit heeft tot doel de aspirant-pleegouders de gelegenheid te geven om na te denken over wat de plaatsing zal betekenen. Na iedere bedenktijd krijgen de pleegouders de ruimte om te kiezen om wel of niet door te gaan met het kennismakingstraject en van daaruit de plaatsing van het betreffende pleegkind. - Informatie over de levensgeschiedenis van het kind vanaf de geboorte moet (blijvend) uitgewisseld worden tussen de pleegouders, het kind, de ouders en de vorige of andere opvoeders. Het kind moet ervaren dat de lijn van zijn of haar levensgeschiedenis bekend is bij alle belangrijke betrekkingsfiguren uit heden en verleden in elke fase van de hulpverlening of pleeggezinplaatsing. Het Levensboek kan daarbij als instrument dienen. Een Levensboek is een verhaal, dagboek en plakboek tegelijk, met daarin alles wat bekend is over de gezinsgeschiedenis en de ontwikkeling van het kind. Het helpt kinderen de vroegere gebeurtenissen uit hun leven beter te begrijpen, waardoor zij zich beter voelen en beter voorbereid zijn op de toekomst. De pleegouders kunnen een Levensboek ontvangen van de pleegzorgbegeleider, die deze aan kan vragen bij de huismeesters. De pleegouders kunnen hier zelfstandig mee aan de slag en hierbij gebruik maken van diverse bronnen, zoals de ouders of andere familieleden van het kind, vorige pleegouders, (vorige) hulpverleners, dossiers, buren, onderwijzers, enz. - Voor het kind en de huidige opvoeders is het veranderen van het perspectief door de overplaatsing een ingrijpende gebeurtenis. Het is van belang dat de huidige opvoeders zicht hebben op hun eigen emoties en gevoelens rondom het komend afscheid van het kind, zodat zij het kind zo goed mogelijk kunnen begeleiden in de weken voorafgaand aan het kennismakingstraject, tijdens het traject zelf en rondom de overplaatsing. Het is van belang dat de huidige opvoeders het kind vertrouwen en daarmee toestemming geven om in het pleeggezin te gaan wonen. - De overplaatsing naar het pleeggezin moet voor het kind zo gemakkelijk en duidelijk mogelijk gemaakt worden. Hierbij kan het helpen om zoveel mogelijk informatie over het pleeggezin te hebben. De pleegzorgkit Wij kan hierbij als hulpmiddel dienen. Deze pleegzorgkit kan door de pleegzorgbegeleider via de huismeester aangevraagd worden. Het aspirant-pleeggezin kan via diverse enveloppen een beeld geven van zichzelf, zodat het kind zich hierop kan voorbereiden. De pleegzorgkit Wij is dus een hulpmiddel om het toekomstige pleegkind een beeld gegeven van het gezin waarbij het gaat wonen. - Bij een naderend afscheid wordt veelal oud gedrag van het kind teruggezien. Het afscheid is naast een vreugdevolle ook een verlieservaring.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 16

Indien mogelijk wordt afgesproken en verteld aan het kind dat het contact met de huidige opvoeders niet abrupt verloren zal zijn. In overleg met de pleegouders, de huidige opvoeders en de pleegzorgbegeleider wordt bepaald op welk moment na de overplaatsing, in welke vorm en frequentie n of meerdere contacten zullen plaatsvinden. Bij een OTS is het een taak van BJZ om de ouders te betrekken bij de matching. Ook bij een voogdijmaatregel is het wenselijk dat een kind in contact blijft met het gezin van herkomst, mits dit de veiligheid of het functioneren van het kind niet schaadt. Het is van belang dat BJZ de biologische ouders begeleidt in het proces van acceptatie van de uithuisplaatsing, zodat het kind de ruimte krijgt om te verblijven en op te groeien in het pleeggezin. Ook is het van belang dat pleegouders het pleegkind ruimte bieden om contact te onderhouden met de biologische ouders. FJP begeleidt de pleegouders hierin. In sommige gevallen heeft de (gezins)voogd specifieke voorkeur voor een pleeggezin dat hij/zij kent, deze voorkeur kan kenbaar gemaakt worden aan FJP. Het is onwenselijk dat een medewerker van BJZ zelf een pleeggezin benadert met een verzoek tot (bij-)plaatsing (dit geldt ook in crisissituaties).

Stappenplan Het stappenplan van het kennismakingstraject kan onderverdeeld worden in de voorbereiding van het pleeggezin, de voorbereiding van het pleegkind, de daadwerkelijke kennismaking en de afronding. Voorbereiding pleeggezin 1. Wanneer het bemiddelde pleeggezin de eerste keer gematched is met een kind, dan brengt de bemiddelaar de betrokken VIP-trainers op de hoogte van matching (middels het matchingsvoorstel, zie 2.6.1.1 en 7.1.7) en de aangewezen pleegzorgbegeleider. 2. De pleegzorgbegeleider plant een overdrachtsgesprek met de nieuwe pleegouders, de VIP-trainer en de begeleider zelf op kantoor. 3. Het overdrachtsgesprek vindt plaats. Het doel hiervan is het vergemakkelijken van de overgang van nieuwe pleegouders van de Dienst W&S naar de pleegzorgbegeleider. De gedachte is dat dit de samenwerking bevorderd of vergemakkelijkt tussen nieuwe pleegouders en de pleegzorgbegeleider. In het gesprek worden de nieuwe pleegouders voorgesteld door de VIP-trainer, waarin de kwaliteiten en aandachtspunten besproken worden. 4. Binnen twee weken na het overdrachtsgesprek moeten de BJZ-werker en/of de biologische ouder(s) toestemming geven voor de plaatsing. 5. De pleegzorgbegeleider, BJZ-werker en eventueel iemand die het kind goed kent bezoeken de aspirant-pleegouders. In dit gesprek wordt in grote lijnen informatie gegeven over het kind. Ook wordt er gesproken over het doel en de beoogde duur van de plaatsing en hoe de contacten met de familie vorm zullen krijgen. Verder staan de aandachtspunten uit het matchingsvoorstel centraal. De pleegzorgbegeleider maakt van dit gesprek een verslag (Gespreksverslag Kennismaking, zie 2.6.1.2 en 7.3.1) dat achteraf aan de aspirant-pleegouders wordt toegezonden. Zodoende kunnen de aspirant-pleegouders de belangrijkste punten van het gesprek nalezen en meenemen in hun bedenktijd. 6. Na het kennismakingsgesprek vindt er binnen vijf werkdagen een terugkoppeling plaats. De pleegzorgbegeleider neemt dan contact op met het aspirant-pleeggezin om te bespreken of doorgegaan wordt met het kennismakingstraject rond deze matching. Hierbij bestaan de volgende mogelijkheden: a. Het aspirant pleeggezin geeft aan niet door te willen met de plaatsing. - De pleegzorgbegeleider bespreekt telefonisch, via een huisbezoek of via een gesprek op kantoor de reden van afwijzing van de matching. Daarbij legt de pleegzorgbegeleider uit wat de verdere gang van zaken is, waarbij het aspirant-pleeggezin doorgaans weer
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 17

in het bestand opgenomen zal worden in afwachting van een nieuwe matching. - De pleegzorgbegeleider schrijft een Matchingsbesluit (zie 2.6.1.3 en 7.1.8), waarin het stopzetten van het kennismakingstraject en de reden daartoe wordt beschreven. - De pleegzorgbegeleider stuurt het Matchingsbesluit (zie 2.6.1.3 en 7.1.8) naar de bemiddelaar, zodat deze weet dat het kind opnieuw voor bemiddeling in aanmerking komt. Daarnaast gaat er een kopie naar de afdelingsmanager, zodat deze op de hoogte is van (de reden van) het afwijzen van de matching. b. FlexusJeugdplein geeft aan niet door te willen met de plaatsing. - De pleegzorgbegeleider heeft in overleg met de afdelingsmanager (en vaak ook in overleg met de gedragsdeskundige en/of het basisteam) besloten dat het kennismakingstraject en dus de plaatsing van dit pleegkind in dit aspirant-pleeggezin geen voortgang kan vinden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de beoordelingsboog t.b.v. het vaststellen van de geschiktheid van (kandidaat) pleeggezinnen (zie 7.1.5). - De pleegzorgbegeleider bespreekt via een huisbezoek of via een gesprek op kantoor de reden van afwijzing van de matching (desgewenst samen met een collega, de VIP-trainer, gedragsdeskundige en/of afdelingsmanager). Daarbij legt de pleegzorgbegeleider uit wat de verdere gang van zaken is, waarbij het aspirant pleeggezin weer in het bestand opgenomen zal worden in afwachting van een nieuwe matching of niet langer in het bestand opgenomen worden. - De pleegzorgbegeleider schrijft een Matchingsbesluit (zie 2.6.1.3 en 7.1.8), waarin het stopzetten van het kennismakingstraject en de reden daartoe wordt beschreven. - De pleegzorgbegeleider stuurt het Matchingsbesluit (zie 2.6.1.3 en 7.1.8) naar de bemiddelaar, zodat deze weet dat het kind opnieuw voor bemiddeling in aanmerking komt. Daarnaast gaat er een kopie naar de afdelingsmanager, zodat deze op de hoogte is van (de reden van) het afwijzen van de matching. c. Mochten de pleegzorgbegeleider en de BJZ-werker een afwijkende mening hebben over de matching dan vindt er overleg plaats tussen de GD-ers van FJP en BJZ. Als ook dit overleg niet tot een vergelijk leidt dan zal er overleg zijn tussen de afdelingsmanager van FJP en de teammanager van BJZ. d. Indien met alle partijen (aspirant-pleegouders, BJZ-werker en pleegzorgbegeleider) wordt besloten de matching voort te zetten, worden er verdere afspraken gemaakt. 7. Binnen een termijn van twee weken wordt een video-opname gemaakt van het kind (door de BJZ-werker, mentor, eigen ouders of crisisopvangouders). Aan het kind wordt uitgelegd dat de video een hulpmiddel is bij het vinden van een pleeggezin. Een aanvulling of alternatief voor een video is een schriftelijke beschrijving van het kind, met aandacht voor waar het kind van houdt, welk speelgoed favoriet is, welke hobbys het kind heeft, enzovoorts. Hierbij zijn fotos van het kind wenselijk. Ook kan de BJZ-werker deze informatie mondeling doorgeven aan de pleegouders in aanwezigheid van de pleegzorgbegeleider. 8. Er wordt een tweede gesprek met het aspirant pleeggezin gevoerd door de begeleider en iemand die het kind goed kent. Hierin wordt specifiek ingegaan op kindfactoren, zoals deze onder stap 5 zijn verzameld. 9. De pleegouders krijgen opnieuw een week bedenktijd. 10. De pleegzorgbegeleider neemt na een week contact op met het aspirantpleeggezin om de voortgang van het kennismakingstraject te bespreken. Hierbij kunnen wederom de onder stap 4 beschreven mogelijkheden aan de orde zijn.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 18

11. Indien het aspirant pleeggezin en FlexusJeugdplein achter de voortgang van het kennismakingstraject staan, dan wordt indien mogelijk een kennismaking geregeld tussen de aspirant-pleegouders en de biologische ouders in aanwezigheid van zowel de BJZ-werker als de pleegzorgbegeleider. In dit gesprek worden de ouders uitgenodigd om zoveel mogelijk over hun kind te vertellen en wat zij belangrijk vinden in de opvoeding van hun kind. Daarnaast krijgt het aspirant pleeggezin de ruimte om zich voor te stellen aan de biologische ouders. Hierbij kan het onderdeel Kennismaken met de pleegouder voor ouders uit de Pleegzorgkit Wij als hulpmiddel gebruikt worden. 12. Er is wederom een week bedenktijd waarin de aspirant-pleegouders en (afhankelijk van het gezag) ook de ouders de ruimte krijgen om te beslissen of er problemen te verwachten zijn in de samenwerking tussen de ouder(s) en het aspirant-pleeggezin. 13. De BJZ-werker neemt contact op met de ouders om hun beslissing over de voortgang van het kennismakingstraject kenbaar te maken. De weging van de mening van ouders rond de plaatsing hangt af van het juridisch gezag. 14. De pleegzorgbegeleider neemt contact om met het aspirant-pleeggezin om hun beslissing rond de voortgang te bespreken (zie stap 4). 15. De pleegzorgbegeleider neemt contact op met de BJZ-werker om stap 11 en 12 samen te voegen en op grond hiervan te beoordelen of doorgegaan wordt met het kennismakingstraject van de betreffende matching. 16. Indien stap 16 een positief resultaat word, dan informeert de pleegzorgbegeleider de bemiddelaar over de uitkomst van de voorbereiding met het pleeggezin, dus of alle betrokkenen verder willen en wanneer het kennismakingstraject van start zal gaan. 17. Aan de aspirant-pleegouders wordt gevraagd een video-opname en/of fotoboekje van hun gezin en woonsituatie te maken. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de Pleegzorgkit Wij. Deze wordt door de pleegzorgbegeleider aan het aspirant pleeggezin overhandigd. Stappenplan kind 18. De BJZ-werker en bij voorkeur de ouders en/of belangrijkste huidige opvoeder legt uit aan het kind dat en waarom het in een pleeggezin geplaatst zal worden. Afhankelijk van de leeftijd van het kind wordt gevraagd hoe het hier over denkt en welke aspecten het belangrijk vindt ten aanzien van een toekomstig pleeggezin. Aangegeven wordt dat er wel rekening wordt gehouden met de wensen van het kind, maar dat waarschijnlijk niet aan alle wensen precies voldaan kan worden. 19. De huidige opvoeders maken regelmatig ruimte om met het kind te spreken over het perspectief van de pleeggezinplaatsing. Het kind wordt zoveel mogelijk de gelegenheid gegeven om zich in te stellen op en te wennen aan de verandering en daarover te praten, emoties te uiten en vragen te stellen. 20. Indien mogelijk en gewenst wordt een video-opname gemaakt (zie stap 5 hierboven). Aan het kind wordt uitgelegd dat dit een hulpmiddel is om te zoeken naar een pleeggezin. 21. Bij voorkeur wordt een gesprek gepland waarin de BJZ-werker, eventueel in aanwezigheid van ouders en/of de huidige opvoeder(s), terugkomt op bovengenoemd gesprek en het kind gelegenheid geeft om te praten over de op handen zijnde verandering en hoe het zich daarbij voelt of wat het ervan vindt. 22. Na stap 15, dus als het aspirant pleeggezin ja heeft gezegd, wordt door de BJZwerker, indien mogelijk in aanwezigheid van de ouders en/of de huidige opvoeder(s), verteld dat er een pleeggezin gevonden is. Dit wordt hooguit enkele dagen voor de kennismaking gedaan. In het gesprek worden namen, gezinssamenstelling, woonplaats, huisdieren, eigen kamer enzovoorts verteld. Deze gegevens worden vergeleken met de wensen die het kind had en er wordt uitleg gegeven op welke punten en waarom het gezin hiervan afwijkt. De videoopname van het aspirant pleeggezin wordt getoond.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 19

23. Na de kennismaking, die bij voorkeur plaatsvindt op de verblijfplaats va het kind, geven de pleegouders het fotoboekje, zodat het kind aan anderen de fotos kan laten zien. Indien mogelijk wordt de pleegzorgkit Wij aan het kind gegeven. Kennismaking Het verdere kennismakingstraject is afhankelijk van de leeftijd van het pleegkind. Kennismakingstraject nul tot n jaar De duur van het traject voor de leeftijd van nul tot n jaar is n week. 1. Kennismaking. Doel: - De pleegouders en het kind maken kennis met elkaar. - Voor de verdere stappen in het stappenplan stemmen de pleegouders en de opvangpleegouders de agendas op elkaar af. Hierbij worden belafspraken gemaakt met de begeleiders pleegzorg. Plaats: - In het opvanggezin, omdat dit een vertrouwde omgeving is voor het kind. Aanwezig: - Het kind, opvanggezin, pleegouders, pleegzorgbegeleider crisis en pleegzorgbegeleider. Aandachtspunten: - Tijdens dit gesprek worden concrete afspraken gemaakt over het verloop van de kennismaking. - Na de kennismaking is er telefonisch contact tussen de pleegzorgbegeleider regulier en de pleegouders over hoe de pleegouders de kennismaking hebben ervaren. De pleegouders krijgen hierbij de ruimte om aan te geven of zij al dan niet door willen gaan met het kennismakingstraject van dit kind. 2. Overdracht. Doel: - De pleegouder(s) nader kennis laten maken met het kind en meer informatie geven over rituelen, verzorgingsaspecten en eventueel aan te schaffen spullen. Plaats: - Bij het opvanggezin thuis. Aanwezig: - Het kind, de pleegouder(s) en de hoofdverzorger van het opvanggezin. Aandachtspunten: - De pleegouder(s) krijgen informatie over het kind en proberen om contact te leggen met het kind. Het is van belang om dit contact niet al te abrupt te laten verlopen maar op te bouwen, waarbij er steeds aandacht is voor de signalen van het kind. s Morgens, als het kind in bad gaat, kan een geschikt tijdstip zijn. Bijvoorbeeld: de opvangpleegmoeder doet het kind in bad terwijl pleegouder(s) contact proberen te leggen door te praten of door later eten of drinken te geven. - Indien wenselijk kan nog een afspraak gemaakt worden met een vergelijkbare inhoud. - De begegeleiders pleegzorg houden telefonisch contact met het pleeggezin dat zij begeleiden. Wanneer er tussentijds bijzonderheden of twijfels met betrekking tot de verdere kennismaking en uiteindelijke overplaatsing ontstaan, dan nemen de begeleiders contact met elkaar en indien wenselijk met de BJZ-werker op over de verdere gang van zaken. 3. Het kind bezoekt met de opvangpleegouders het pleeggezin. Doel: - Het kind maakt kennis met de nieuwe leefsituatie. Plaats: - Bij het pleeggezin thuis. Aanwezig: - Het kind, de pleegouder(s) en n opvangpleegouder.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 20

Aandachtspunten: - De opvangpleegouder neemt alvast wat knuffels en dergelijke mee die in het pleeggezin blijven. - De begeleiders pleegzorg nemen ook nu telefonisch contact op met de pleeggezinnen om te informeren naar de ervaringen. 4. Het kind blijft een korte periode alleen in het pleeggezin. Doel: - Het kind vertrouwd laten raken met de nieuwe situatie. Plaats: - Bij het pleeggezin thuis. Aanwezig: - Het kind en de pleegouder(s). Een opvangpleegouder brengt het kind en haalt het weer op. 5. Overplaatsing Doel: - Het kind blijft definitief bij de pleegouders. Aandachtspunten: - Ophalen of wegbrengen wordt in overleg met alle pleegouders afgesproken. In principe wordt het kind opgehaald door de pleegouders. - Met beide pleegouderparen wordt besproken of het wenselijk is dat n van de begeleiders pleegzorg en/of de BJZ-werker bij de overdracht aanwezig is. Dit wordt ook met de BJZ-werker besproken. Een alternatief kan zijn dat BJZ-werker en/of begeleider(s) pleegzorg later die dag of die week langskomen. Kennismakingstraject n tot vier jaar De duur van het traject voor de leeftijd van n tot vier jaar is n week tot tien dagen. De stappen die binnen deze periode genomen worden zijn de kennismaking, de overdracht, het bezoek, het korte verblijf en de overplaatsing. 1. Kennismaking. Doel: - De pleegouders en kind maken kennis met elkaar. - Voor de verdere stappen in het stappenplan stemmen de pleegouders en de opvangpleegouders de agendas op elkaar af. Hierbij worden belafspraken gemaakt met de begeleiders pleegzorg. Plaats: - In het opvanggezin, omdat dit een vertrouwde omgeving is voor het kind. Aanwezig: - Het kind, het opvanggezin, de pleegouders, de pleegzorgbegeleider crisis en de pleegzorgbegeleider regulier. Aandachtspunten: - Fotos achterlaten van pleeggezin (en bijvoorbeeld huisdieren). Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de pleegzorgkit Wij. - Na de kennismaking is er telefonisch contact tussen de pleegzorgbegeleider en de pleegouders over hoe de pleegouders de kennismaking hebben ervaren. De pleegouders krijgen hierbij de ruimte om aan te geven of zij al dan niet door willen gaan met het kennismakingstraject van dit kind. 2. Overdracht. Doel: - De pleegouder(s) nader kennis laten maken met het kind en meer informatie geven over rituelen, verzorgingsaspecten en eventueel aan te schaffen spullen. Plaats: - Bij het opvanggezin thuis. Aanwezig: - Het kind, de pleegouder(s) en de hoofdverzorger opvanggezin. Aandachtspunten: - Kies een goed moment om specifieke opvoedingszaken te bespreken: sommige aspecten kunnen beter worden besproken waar het kind niet bij is.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 21

De begeleiders pleegzorg houden telefonisch contact met het pleeggezin wat zij begeleiden. Wanneer er tussentijds bijzonderheden of twijfels met betrekking tot de verdere kennismaking en uiteindelijke overplaatsing ontstaan, dan nemen de begeleiders contact met elkaar en indien wenselijk met de BJZ-werker op over de verdere gang van zaken. 3. Het kind bezoekt met opvangpleegouders het pleeggezin. Doel: - Het kind maakt kennis met de nieuwe leefsituatie. Plaats: - Bij het pleeggezin thuis. Aanwezig: - Kind, pleegouder(s), n opvangpleegouder. Aandachtspunten: - Er kunnen fotos gemaakt worden of worden meegegeven van het huis en het gezin, eventueel huisdier, die het kind kan mee nemen om aan anderen te laten zien. - De begeleiders pleegzorg nemen ook nu telefonisch contact op met de pleeggezinnen om te informeren naar de ervaringen. 4. Het kind blijft een korte periode alleen in het pleeggezin. Doel: - Het kind vertrouwd laten raken met de nieuwe situatie. Plaats: - Bij het pleeggezin thuis. Aanwezig: - Het kind en de pleegouder(s). Een opvangpleegouder brengt het kind en haalt het weer op. Eerste bezoek: - Het kind blijft ongeveer twee uur bij de pleegouders (opvangpleegouder gaat bijvoorbeeld even boodschappen doen). - Er wordt een knuffel of speelgoed achtergelaten. - De opvangpleegouder haalt het kind weer op. Tweede bezoek: - Het kind blijft n dagdeel bij de pleegouders (doet bijvoorbeeld een middagdutje, fruit eten of spelen). - De opvangpleegouder haalt het kind weer op. - De begeleiders pleegzorg nemen ook nu telefonisch contact op met de pleeggezinnen om te informeren naar de ervaringen. 5. Overplaatsing. Doel: - Het kind blijft definitief bij de pleegouders. Aandachtspunten: - Ophalen of wegbrengen wordt in overleg met alle pleegouders afgesproken. In principe wordt het kind opgehaald door de pleegouders. - Met alle betrokken pleegouders wordt besproken of het wenselijk is dat n van de begeleiders pleegzorg en/of de BJZ-werker bij de overdracht aanwezig is. Dit wordt ook met de BJZ-werker besproken. Een alternatief kan zijn dat BJZ-werker en/of begeleiders pleegzorg later die dag of die week langskomen. Kennismakingstraject vier tot zes jaar De duur van het traject voor de leeftijd van vier tot zes jaar is twee tot drie weken. De stappen die binnen deze periode genomen worden zijn de kennismaking, de overdracht, het bezoek, het korte verblijf en de overplaatsing. 1. Kennismaking. Doel: - De pleegouders en het kind maken kennis met elkaar.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

22

Voor de verdere stappen in het stappenplan stemmen de pleegouders en de opvangpleegouders de agendas op elkaar af. Hierbij worden belafspraken gemaakt met de begeleiders pleegzorg. Plaats: - In het opvanggezin, omdat dit een vertrouwde omgeving is voor het kind. Aanwezig: - Het kind, het opvanggezin, de pleegouders, de pleegzorgbegeleider crisis en de pleegzorgbegeleider regulier. Aandachtspunten: - Fotos achterlaten van pleeggezin (en bijvoorbeeld huisdieren). Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de pleegzorgkit Wij. - Na de kennismaking is er telefonisch contact tussen de pleegzorgbegeleider en de pleegouders over hoe de pleegouders de kennismaking hebben ervaren. De pleegouders krijgen hierbij de ruimte om aan te geven of zij al dan niet door willen gaan met het kennismakingstraject van dit kind. 2. Overdracht. Doel: - De pleegouder(s) nader kennis laten maken met het kind en meer informatie geven over rituelen, verzorgingsaspecten en eventueel aan te schaffen spullen. Plaats: - Bij het opvanggezin thuis. Aanwezig: - Het kind, de pleegouder(s) en de hoofdverzorger van het opvanggezin. Aandachtspunten: - Kies een goed moment om specifieke opvoedingszaken te bespreken: sommige aspecten kunnen beter worden besproken waar het kind niet bij is. - De begeleiders pleegzorg houden telefonisch contact met het pleeggezin wat zij begeleiden. Wanneer er tussentijds bijzonderheden of twijfels met betrekking tot de verdere kennismaking en uiteindelijke overplaatsing ontstaan, dan nemen de begeleiders contact met elkaar en indien wenselijk met de BJZ-werker op over de verdere gang van zaken. 3. Het kind bezoekt met opvangpleegouders het pleeggezin. Doel: - Het kind maakt kennis met de nieuwe leefsituatie. Plaats: - Bij het pleeggezin thuis. Aanwezig: - Kind, pleegouder(s), n opvangpleegouder. Aandachtspunten: - Er kunnen fotos gemaakt worden of worden meegegeven van het huis en het gezin, eventueel huisdier, die het kind kan mee nemen om aan andere te laten zien waar hij of zij gaat wonen. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de pleegzorgkit Wij. - Knuffel en speelgoed achterlaten. - De begeleiders pleegzorg nemen ook nu telefonisch contact op met de pleeggezinnen om te informeren naar de ervaringen. 4. Kind blijft een korte periode alleen in het pleeggezin. Doel: - Het kind vertrouwd laten raken met de nieuwe situatie. Plaats: - Bij het pleeggezin thuis. Aanwezig: - Het kind en de pleegouder(s). Een opvangpleegouder brengt het kind en haalt het weer op. Eerste bezoek: - Het kind blijft ongeveer twee uur bij de pleegouders (de opvangpleegouder gaat bijvoorbeeld even boodschappen doen).
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 23

- Er wordt een knuffel of speelgoed achtergelaten. - De opvangpleegouder haalt het kind weer op. Tweede bezoek: - Het kind blijft een dag in het weekend bij de pleegouders. - De opvangpleegouder haalt het kind weer op. Aandachtspunten: - Als het kind meer tijd nodig heeft om te wennen aan de nieuwe situatie kunnen meerdere bezoeken gepland worden. Een nachtje slapen kan een mogelijkheid zijn om meer vertrouwd te raken. - De begeleiders pleegzorg nemen ook nu telefonisch contact op met de pleeggezinnen om te informeren naar de ervaringen. 5. Overplaatsing. Doel: - Het kind blijft definitief bij de pleegouders. Aandachtspunten: - Ophalen of wegbrengen wordt in overleg met alle pleegouders afgesproken. In principe wordt het kind opgehaald door de pleegouders. - Met alle pleegouders wordt besproken of het wenselijk is dat n van de begeleiders pleegzorg en/of de BJZ-werker bij de overdracht aanwezig is. Dit wordt ook met de BJZ-werker besproken. Een alternatief kan zijn dat BJZ-werker en/of begeleider(s) pleegzorg later die dag langskomen. Kennismakingstraject zes tot twaalf jaar De duur van het traject voor de leeftijd van zes tot twaalf jaar is ongeveer drie weken. De stappen die binnen deze periode genomen worden zijn de kennismaking, de overdracht, het bezoek, het korte verblijf en de overplaatsing. 1. Kennismaking. Doel: - De pleegouders en het kind maken kennis met elkaar. - Voor de verdere stappen in het stappenplan stemmen de pleegouders en de opvangpleegouders de agendas op elkaar af. Hierbij worden belafspraken gemaakt met de begeleiders pleegzorg. Plaats: - In het opvanggezin, omdat dit een vertrouwde omgeving is voor het kind. Aanwezig: - Het kind, het opvanggezin, de pleegouders, de pleegzorgbegeleider crisis en de pleegzorgbegeleider regulier. Aandachtspunten: - Na de kennismaking is er telefonisch contact tussen de pleegzorgbegeleider en de pleegouders over hoe de pleegouders de kennismaking hebben ervaren. De pleegouders krijgen hierbij de ruimte om aan te geven of zij al dan niet door willen gaan met het kennismakingstraject van dit kind. 2. Overdracht. Doel: - De pleegouder(s) nader kennis te laten maken met het kind en meer informatie geven over rituelen, verzorgingsaspecten en eventueel aan te schaffen spullen. Plaats: - Bij het opvanggezin thuis. Aanwezig: - Het kind, de pleegouder(s) en de hoofdverzorger van het opvanggezin. Aandachtspunten: - Het kind vertelt zelf zoveel mogelijk over de dagelijkse gang van zaken m.b.t. school en dergelijke. - De begeleiders pleegzorg houden telefonisch contact met het pleeggezin wat zij begeleiden. Wanneer er tussentijds bijzonderheden of twijfels met betrekking tot de verdere kennismaking en uiteindelijke overplaatsing ontstaan, dan nemen de
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 24

begeleiders contact met elkaar en de BJZ-werker op over de verdere gang van zaken. 3. Het kind bezoekt met de opvangpleegouder het pleeggezin Doel: - Het kind maakt kennis met de nieuwe leefsituatie. Plaats: - Bij het pleeggezin thuis. Aanwezig: - Het kind, de pleegouder(s) en n opvangpleegouder. Aandachtspunten: - Er kunnen fotos gemaakt worden of worden meegegeven van het huis en het gezin, eventueel huisdier, die het kind kan meenemen om aan anderen te laten zien waar hij of zij gaat wonen. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de pleegzorgkit Wij. - Een knuffel en speelgoed van het kind achterlaten. 4. Het kind blijft een korte periode alleen in het pleeggezin Doel: - Het kind vertrouwd laten raken met de nieuwe situatie. Plaats: - Bij het pleeggezin thuis. Aanwezig: - Het kind en pleegouder(s). Een opvangpleegouder brengt het kind en haalt het weer op. Eerste bezoek: - Het kind blijft een dagdeel bij de pleegouders, bijvoorbeeld woensdag. Daarna twee of drie dagen ertussen voor het tweede bezoek. Tweede bezoek: - Het kind blijft een dag in het weekend bij de pleegouders. Derde bezoek: - In de volgende week gaat het kind na schooltijd naar het pleeggezin en eet mee. Vierde bezoek: - Het kind blijf een keer slapen bij de pleegouder(s). Aandachtspunten: - De begeleiders pleegzorg nemen ook nu telefonisch contact op met de pleeggezinnen om te informeren naar de ervaringen. 5. Overplaatsing Doel: - Het kind blijft definitief bij de pleegouders. Aandachtspunten: - Ophalen of wegbrengen wordt in overleg met alle pleegouders afgesproken. In principe wordt het kind opgehaald door de pleegouders. - Met beide pleegouderparen wordt besproken of het wenselijk is dat n van de pleegzorgbegeleider en/of de BJZ-werker bij de overdracht aanwezig is. Dit wordt ook met de BJZ-werker besproken. Een alternatief kan zijn dat BJZ-werker en/of begeleiders pleegzorg later die dag of die week langskomen. Kennismakingstraject twaalf tot achttien jaar De duur van het traject voor de leeftijd van twaalf tot achttien jaar is in onderling overleg te bepalen. De stappen die binnen deze periode genomen worden liggen niet sterk vast. De kinderen uit deze leeftijdsgroep praten en beslissen mee over het kennismakings- en overplaatsingstraject. Afronding Matchingsbesluit Ter afronding van het kennismakingstraject legt de pleegzorgbegeleider de uitkomst van het traject vast in het matchingsbesluit (zie 2.6.1.3 en 7.1.8) Hierin wordt het
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 25

kennismakingsproces beschreven en wordt de beslissing om al of niet tot plaatsing over te gaan gemotiveerd. Eventuele vragen en aandachtspunten uit het matchingsvoorstel zie 2.6.1.1 en 7.1.9) dienen in het matchingsbesluit (zie 2.6.1.3 en 7.1.8) beantwoord of beargumenteerd te worden. De begeleider zorgt ervoor dat het matchingsvoorstel (zie 2.6.1.1 en 7.1.8) en het matchingsbesluit (zie 7.1.9) in het kind-dossier komen. De begeleider geeft een kopie van het matchingsbesluit (zie 2.6.1.3 en 7.1.9) aan de bemiddelaar. Mutatie De pleegzorgbegeleider vult een mutatieformulier (zie 7.4.2) in voor het secretariaat, waarin de plaatsingsdatum wordt vermeld. Het secretariaat registreert de plaatsing en draagt zorg voor de betaling. Negatief plaatsingsbesluit Bij een negatief plaatsingsbesluit neemt de bemiddelaar contact op met de betrokkenen. Indien nodig kan op grond hiervan het aanbod van het gezin worden bijgesteld en/of kunnen er andere eisen aan het pleeggezin voor het kind gesteld worden. Wanneer n van de betrokkenen ergens tijdens het kennismakingstraject aangeeft (zwaarwegende) bezwaren tegen de matching te hebben, dan wordt het proces vanzelfsprekend stopgezet. Bij twijfelgevallen wordt het advies van de gedragsdeskundige gevraagd. Algemene tips Ongeacht de leeftijdscategorie zijn er een aantal algemene tips die gelden bij iedere overdracht van een kind van crisisopvang naar een langdurig pleeggezin. De opvangpleegouders benadrukken gedurende de gehele plaatsing tegenover het kind de tijdelijkheid van de plaatsing. Het is van belang om in een zo vroeg mogelijk stadium aan het kind te vertellen dat hij of zij naar een ander pleeggezin gaat. Dit omdat kinderen het meestal goed aanvoelen wanneer er iets belangrijks speelt. Met de BJZ-werker dient besproken te worden welke rol hij speelt in het traject van overplaatsing of hoe hij daarbij betrokken wordt. Wanneer pleegouders besluiten het kind in hun gezin op te nemen dan dienen er afspraken gemaakt te worden over de kennismaking. In dit kennismakingstraject zit ook een ontmoeting tussen de pleegouders en de ouders van het kind of andere belangrijke derden (voornamelijk als de ouders uit beeld zijn). Dit kan plaatsvinden op kantoor of bij de pleegouders thuis. Bij jonge kinderen kan het nuttig zijn om de komende overplaatsing te visualiseren. Bijvoorbeeld door een tekening te maken van de plek waar het kind nu woont en van het nieuwe huis, met nieuwe huisgenoten en dieren. Ook het voorlezen van boeken over dit onderwerp kan zinvol zijn (Tip: boeken voor jonge kinderen van Martine Delfos). Ook de pleegzorgkit Wij kan hierbij nuttig zijn. Voor het kind moet duidelijk zijn wanneer het in het nieuwe pleeggezin gaat wonen. Voor kinderen voor wie tijd een abstract begrip is (bijvoorbeeld jonge kinderen) kan een kalender helderheid geven. Door dagelijks af te strepen wordt toegewerkt naar het afscheid. Oudere kinderen kunnen actief betrokken worden door na te denken over de wijze van invullen van de laatste week (feest, opruimen, enzovoorts). Voordat de kennismaking met de nieuwe pleegouders plaatsvindt is het goed wanneer het kind fotos of een videoband heeft van het nieuwe pleeggezin (gezinsleden, dieren, huis, omgeving.) Het kind kan zo al enigszins wennen aan het nieuwe pleeggezin, en erop reageren in zijn vertrouwde situatie. Ook kunnen de
26

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

opvangpleegouders met het kind kijken of er nog vragen zijn en eventueel een vragenlijst maken. Geef kinderen een actieve rol in het proces van verhuizen. Zo heeft een kind minder het gevoel dat alles hem of haar overkomt. Hoe ouder het kind hoe actiever de bijdrage. Afscheid nemen is essentieel voor kinderen die in een crisisopvanggezin wonen. Vaak hebben kinderen geen afscheid kunnen nemen van de situatie voordat ze in het crisisopvanggezin terechtkwamen. Het is belangrijk dat zij nu wel de mogelijkheid krijgen om afscheid te nemen, al zullen niet alle kinderen dit willen. Daarbij dient te worden gekeken naar wat het kind aankan en welke vorm het meest geschikt is (trakteren op school, iets lekkers eten, enzovoorts). Het is waardevol voor het kind wanneer de crisisopvangouders een boekje met fotos en verhalen maken van de periode dat het kind in het crisisopvanggezin woonde. Bij het afscheid van het crisisopvanggezin kan dit worden meegegeven. Om er zeker van te zijn dat alle stappen in het overplaatsingstraject genomen zijn en de juiste afspraken gemaakt zijn, kan gebruik gemaakt worden van de Checklist afspraken nieuwe plaatsing (zie 7.3.3).

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

27

2.1.1.4 Stroomdiagram
Werving en voorlichting
Werving Voorlichtingsavond Niet verder Negatief Gesprek Raadsmedewerker Twijfel Aanmelding pleegouders Raads- en medische verklaring Beoordeling Positief Afstemmingsgesprek Beoordeling Positief Toelating voorbereidingstraject V.I.P.-bijeenkomsten Negatief Niet verder Twijfel Niet verder Negatief Gesprek arts Positief (eventueel met aandachtspunten)

Intake Voorbereidingstraject V.I.P.

Positief (eventueel met aandachtspunten)

Huisbezoek(en) Tussenverslag Besluitvorming Positief Eindgesprek Pleeggezinverslag n.a.v. VIP BJZ Aanmelding kind Welkomstbijeenkomst Instroom bemiddeling Evt. overleg VIP & bemiddeling Beoordeling indicatiebesluit Positief Aanmelding kind bij bemiddeling Bestandsbeheercontacten Grove selectie uit bestand Matchingsidee Twijfel

Niet verder Negatief Extra gesprek

Positief

Bemiddeling

Negatief

Overleg intern betrokkenen Negatief Beoordeling matchingsidee

Twijfel Negatief

Overleg gedragsdeskundige

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

28

Positief Matchingsvoorstel Negatief Beoordeling matchingsvoorstel Positief Positief

Matching

Negatief

Overleg pleeggezin rond matchingsvoorstel

Toewijzing pleegzorgbegeleider

Kennisgeving plaatsende instantie

Overdrachtsgesprek bemiddeling en pleegzorgbegeleider

Contact BJZ-werker rond akkoord matchingsvoorstel door (gezins)voogd en/of ouders

Overleg pleegzorgbegeleider en VIP-trainer Overdrachtsgesprek pleegzorgbegeleider, V.I.P.trainer en aspirant pleegouders

Inlichten bemiddeling en afdelingsmanager

Kennismakingsgesprek Bedenktijd pleegouders en FJP

Voorbereiding kennismaking

Gesprek met pleegouders

Twijfel

Akkoord pleegouders en FJP Positief Tweede kennismakingsgesprek Bedenktijd pleegouders en FJP

Negatief

Akkoord pleegouders en FJP Positief Kennismakingsgesprek pleegouders en ouders ders-pleegouders Bedenktijd pleegouders, ouders, BJZ-werker en FJP

Negatief

Akkoord pleegouders, BJZ-werker en/of ouders Positief Kennismaking (aangepast aan de leeftijd) Overplaatsing Mutatie overplaatsing Matchingsbesluit

Afronding Kennismaking

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

29

2.1.2 Netwerkzaken
Doel Een zeer groot aantal pleegzorgplaatsingen binnen de afdeling pleegzorg van FlexusJeugdplein betreft netwerkpleegzorg. Mogelijk zal dit aantal nog verder toenemen. Er zijn vele voordelen verbonden aan de opvoeding en verzorging van een kind binnen het eigen netwerk. Hierbij kan gedacht worden aan de veiligheid van bekenden, contact met ouders en identificatie met eigen oorsprong en cultuur. Het betekent echter niet dat een netwerkgezin per definitie een goede plaats kan bieden aan een kind. Bij start van de plaatsing en begeleiding dient hier een overwogen oordeel over gegeven te worden door middel van de netwerkscreening. Uitgangspunten - Hier wordt getracht richtlijnen te bieden voor een zo zorgvuldig mogelijke werkwijze voor een effectieve netwerkscreening. - Tevens wordt getracht duidelijkheid te scheppen over de taakverdeling en verantwoordelijkheden van de verschillende betrokkenen bij een netwerkscreening. Richtlijnen FlexusJeugdplein heeft als uitgangspunt dat als een uithuisplaatsing nodig is, eerst gezocht wordt naar een pleeggezin binnen de eigen familie of de sociale omgeving van het kind en diens gezin. Daarbij dienen de belangen van alle betrokkenen en in de eerste plaats van het kind in het oog gehouden te worden. De eerste contacten met het netwerkgezin worden netwerkscreening genoemd. Bij het netwerkscreening wordt zoveel mogelijk relevante informatie verzameld. Daarna volgt ordening, de analyse, de conclusie en tenslotte een besluit of een netwerkgezin wel of niet geschikt geacht wordt als pleeggezin voor het betreffende pleegkind. In de volgende paragraven worden deze stappen verder uitgewerkt.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

30

2.1.2.1 Netwerkscreening
Doel Het doel van een netwerkscreening is BJZ op aanvraag te adviseren of een netwerkgezin geschikt is om opvoeding te bieden aan het kind. Daarbij moet duidelijkheid zijn over de vragen: - Is het netwerkgezin een veilige plek voor het kind? Minimale voorwaarden hierbij zijn: De Raad voor de Kinderbescherming moet een verklaring van geen bezwaar afgeven voor alle bewoners (>12 jaar) die ingeschreven zijn op het adres van het aspirant netwerkpleeggezin. Deze Raadsverklaring is wettelijk verplicht. De gezondheidsverklaring wijst uit dat naar het oordeel van de aspirant pleegouders er medisch gezien geen bezwarende omstandigheden zijn. Voorwaarde is dat zeker n van de aspirant pleegouders minimaal 21 jaar oud is. - Kunnen de hulpverleners, de ouders en het aspirant netwerkpleeggezin met elkaar samenwerken om het kind een plaats te bieden waar het zich goed kan ontwikkelen? In het verslag netwerkscreening (zie 2.6.1.4 en 7.2.1) wordt een totaalbeeld van het aspirant netwerkpleeggezin gegeven, met zowel hun kwaliteiten als hun aandachtspunten bij de begeleiding. Ter afronding van het verslag netwerkscreening (zie 2.6.1.4 en 7.2.1) wordt een conclusie getrokken over de geschiktheid van het aspirant netwerkpleeggezin. Als er ten aanzien van n van de aandachtspunten in de begeleiding problemen zijn, dan hoeft dit niet te betekenen dat samenwerking onmogelijk is en dat de plaatsing niet door kan gaan. Als het aspirant netwerkpleeggezin echter eventuele problemen niet onderkent en er dus geen samenwerking mogelijk is rond begeleidingsdoelen, dan kan FJP geen verantwoordelijkheid dragen voor de plaatsing. - Op welke manier kan FJP het aspirant netwerkpleeggezin ondersteunen? Aandachtspunten voor de begeleiding kunnen onder andere voortkomen uit de gespreksonderwerpen: o Hoe is de plaatsing tot stand gekomen? o Hoe gaan de pleegouders om met gedrag, loyaliteiten en eigenheid van het pleegkind? o Hoeveel steun is er vanuit het netwerk te verwachten? o Welke vragen liggen er bij het pleeggezin t.a.v. begeleiding? o Hoe liggen de familierelaties (m.b.v. een genogram)? o Hoe kijkt het kind tegen de plaatsing aan? o Hoe kijken de ouders tegen de plaatsing aan? o Hoe kijken de pleegouders tegen de plaatsing aan? o Hoe kijken de overige gezinsleden tegen de plaatsing aan? o Hoe is de geschiedenis van de pleegouders verlopen (verliezen, positieve ervaringen, enz.)? Uitgangspunten - Een goede start van de begeleiding is van groot belang. In het begin moet zoveel mogelijk duidelijk worden over de plaatsing, het netwerk en de begeleidingsmogelijkheden. Zo zijn problemen op latere momenten beter te ondervangen of hanteren. - De pleegzorgbegeleider die de netwerkscreening uitvoert zal tevens de begeleiding aan het netwerkpleeggezin op zich nemen. - De afdelingsmanager kan in uitzonderingssituaties besluiten om de netwerkscreening door een ander dan de intentionele begeleider uit te laten voeren.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 31

Op grond van de netwerkscreening wordt in overleg met de gedragsdeskundige en het basisteam besloten of BJZ geadviseerd wordt een netwerkgezin als netwerkpleeggezin te accepteren. Bij twijfel wordt overlegd met de afdelingsmanager, die eindverantwoordelijk voor deze beslissing is. Het is van belang om zoveel als mogelijk gebruik te maken van gestandaardiseerde hulpmiddelen, zoals het genogram en de beoordelingsboog. Als een kind reeds in een pleeggezin woont, dan stuur BJZ binnen twee weken na de aanvraag van de hulp een kernbeslissing voorlopig akkoord met plaatsing naar FJP. Deze (schriftelijke) kernbeslissing voorlopig akkoord met plaatsing bestaat uit: Een ingevulde Box 1. Wanneer dit aan de orde is wordt ook de vragenlijst veiligheid jongeren 12-18 jaar bijgevoegd. De lijst wordt altijd beindigd met een conclusie. Zo nodig wordt een toelichting toegevoegd. De kernbeslissing waarin de onderbouwing voor de netwerkplaatsing aan de orde komt en waarin minimaal wordt aangegeven over welke onderwerpen in de geschiktverklaring van FJP nadere informatie moet komen. De kernbeslissing volgt bij FJP dezelfde route als indicatiebesluiten. Over de kernbeslissing vindt, indien nodig, overleg plaats tussen de teammanager van BJZ en de afdelingsmanager van FJP wanneer de gedragsdeskundigen er onderling niet uitkomen. Als dit overleg ertoe leidt dat FJP geen verantwoordelijkheid kan nemen voor de veiligheid van het pleegkind in het netwerkgezin en besluit geen netwerkonderzoek te starten, dan kan er alleen sprake zijn van een gedoogplaatsing zonder betaling door BJZ. BJZ neemt dan de verplichting op zich om de pleegouders te wijzen op het feit dat wellicht een beroep kan worden gedaan op de SVB danwel dat zij met de met gezag belaste ouders een afspraak kunnen maken over een financile bijdrage aan de plaatsing. In alle andere gevallen neemt FJP de verantwoordelijkheid over voor de begeleiding van het pleeggezin en de veiligheid van het kind in het pleeggezin. De voogd is eindverantwoordelijk voor de veiligheid van kinderen op hun verblijfsadres. De betaling start, met terugwerkende kracht, na de netwerkscreening. Als peildatum geldt de ontvangst van de kernbeslissing. BJZ houdt tijdens het onderzoek de verantwoordelijkheid voor de begeleiding van ouders en kind en de hulpverlening van het kind buiten de pleegzorg. De netwerkscreening is binnen elf weken na de kernbeslissing afgerond en leidt tot een geschiktverklaring of een ongeschiktverklaring. De geschiktheidverklaring van FJP is een schriftelijk stuk waarin minimaal antwoord wordt gegeven op de vragen van de kernbeslissing. De aandachtspunten en de sterke punten van het netwerkpleeggezin worden beschreven. Daar het netwerkgezin is aangedragen door BJZ zal BJZ het meestal eens zijn met een positieve geschiktheidverklaring van FJP. Mocht dit echter niet zo zijn dan vindt er overleg plaats tussen de betreffende teammanager van BJZ en de afdelingsmanager van FJP. Leidt dit overleg niet tot een oplossing dan kan BJZ besluiten de indicatie pleegzorg terug te trekken, waarna de begeleiding en de verantwoordelijkheid van FJP stopt. Als het onderzoek leidt tot een negatieve geschiktheidverklaring van FJP dan is FJP verantwoordelijk voor het vinden van een ander pleeggezin of voor het leveren van een bijdrage aan een andere oplossing. Totdat een oplossing is gevonden, blijft FJP verantwoordelijk voor de veiligheid van het pleegkind in het netwerkpleeggezin en de begeleiding van het pleeggezin. Eerst overleggen de gedragsdeskundigen van FJP en BJZ welke oplossing het beste past bij het kind (vervolg pleegzorgplaatsing of een ander traject). Als zij niet tot overeenstemming overleggen de betreffende teammanager van BJZ en de afdelingsmanager van FJP over mogelijke oplossingen. Als het onderzoek leidt tot een negatieve geschiktheidverklaring van FJP en BJZ is het hier niet mee eens dan vindt overleg plaats tussen de betreffende
32

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

teammanager van BJZ en de afdelingsmanager van FJP. Leidt dit overleg niet tot een oplossing dan kan BJZ besluiten tot een gedoogplaatsing. de plaatsing. BJZ stuurt binnen vier weken na de kernbeslissing een indicatiebesluit naar FJP.

Stappenplan 1. Het indicatiebesluit met hierin de aanvraag voor netwerkpleegzorg komt binnen. Hierbij verstuurt Bureau Jeugdzorg als het kind reeds geplaatst is in het pleeggezin een kernbeslissing, waarbij zij aangeven dat zij op grond van hun eerste taxatie van de veiligheid voor het moment achter de plaatsing te staan. Het instrument dat BJZ voor deze taxatie gebruikt bestaat uit: a. Box 1 Risicofactoren kindermishandeling; b. Box 2 indicatoren m.b.t. de veiligheid van het kind; c. Vragenlijst veiligheid jongeren 12 t/m 18 jaar. Afspraken: - Bij een risicotaxatie voorafgaand aan een kernbeslissing gebruikt BJZ Box 1 en bij jongeren boven de 12 jaar de vragenlijst voor jongeren van 12 t/m18 jaar. - Bij Box 1 wordt zo nodig een toelichting gegeven bij de afzonderlijke items. De informatie uit Box 1 wordt door BJZ gebruikt bij de kernbeslissing. - In de kernbeslissing wordt minimaal aangegeven over welke onderwerpen (de sterke punten en de aandachtspunten) BJZ informatie wil van FJP in de geschiktverklaring. - FJP gebruikt bij de screening de checklist Indicatoren veiligheid kind in (netwerk)pleegzorg. NB. Alle items van Box 2 en een aantal items van Box 1 staan ook in deze checklist. 2. Het opnamesecretariaat geeft de gegevens die ontvangen zijn vanuit BJZ aan het teamsecretariaat van de afdeling die dit gezin mogelijk gaat begeleiden. 3. Het opnamesecretariaat stuurt de aanmeldingset netwerkpleegzorg op aan de aspirant netwerkpleegouders, met de vraag deze binnen twee weken te retourneren. De aanmeldingsset netwerkpleegzorg bestaat uit: - aanmeldingsformulier; - aanvraagformulieren Raadsverklaring (voor alle bewoners die ingeschreven zijn op dat adres > 12 jaar); - aanvraagformulieren medische verklaring (n per gezinslid); - inkomstenformulier pleegkind (niet bij weekendpleegzorg); - toelichting bij de formulieren; - informatiefolder. 4. Bij terugzending van de aanmeldingsset zal het teamsecretariaat: - het aanmeldingsformulier, ingevulde inkomstenformulier pleegkind en de medische verklaring na registratie op bergen in het dossier; - het ingevulde aanvraagformulier Raads verklaringen opsturen naar de RvK. De RvK stuurt in het algemeen na zes weken de Raadsverklaring toe aan het instroomsecretariaat en aan pleegouders. NB.Het is de taak van de pleegzorgbegeleider om in de gaten te houden of de Raadsen medische verklaring binnen zijn. De data van binnenkomst moeten worden vermeld in verslag netwerkscreening (zie 2.6.1.4 en 7.2.1). 5. De afdelingsmanager wijst een pleegzorgbegeleider aan. 6. Het teamsecretariaat geeft de aanwezige documenten van Bureau Jeugdzorg rond het kind aan de aangewezen begeleider pleezorg. 7. De aangewezen pleegzorgbegeleider leest de stukken. 8. De pleegzorgbegeleider geeft de documenten m.b.t. het kind terug aan het teamsecretariaat met het verzoek om te muteren in IJZA middels het mutatieformulier afdeling pleegzorg (zie 7.4.2). 9. Het teamsecretariaat muteert en maakt een kinddossier en een pleegouderdossier. 10. De pleegzorgbegeleider legt het eerste contact met de BJZ-werker. Hierbij wordt een eerste aanzet tot afspraken gemaakt rond de procedure van de netwerkscreening (wel
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 33

of niet inzetten van een familieberaad e.d.; zie stap 15), samenwerking en taakverdeling gedurende de netwerkscreening en eventuele bijzonderheden van het aspirant netwerkpleeggezin en de netwerkscreening. 11. Binnen twee weken na acceptatie van het indicatiebesluit en kernbeslissing vindt het eerste bezoek door de pleegzorgbegeleider met de BJZ-werker aan het aspirant netwerkpleeggezin plaats. Hierin wordt de gehele procedure aan de orde gesteld en komen in elk geval de volgende onderwerpen aan de orde: - uitleg over de netwerkscreening; - verduidelijking over de werkwijze FlexusJeugdplein afdeling Pleegzorg, met aandacht voor o.a. begeleidingsgesprekken, zorgteams, (evaluatie) hulpverleningsplannen en pleegouderbegeleidingsplannen; - verduidelijking relatie, taakverdeling en samenwerking BJZ-werker en pleegzorgbegeleider; - checken of de reeds door het instroomsecretariaat verzonden aanmeldingset netwerkpleegzorg ingevuld en teruggestuurd is. Eventueel toelichting over deze aanmeldingset, wanneer hier nog onduidelijkheden over bestaan; - financile (eventuele problemen met betaling van de pleegzorgvergoeding checken) en andere acute praktische zaken; - de pleegzorgbegeleider laat een pleegouderband achter; - vervolgafspraak met de pleegzorgbegeleider. NB.In onduidelijke situaties kan dit eerste bezoek aan het aspirant netwerkpleeggezin worden uitgesteld. Dit kan bijvoorbeeld zo zijn als er reden is om te twijfelen of de pleegouders een Raadsverklaring krijgen. 12. Op grond van het eerste gesprek met het pleeggezin legt de pleegzorgbegeleider contact met de BJZ-werker en worden concrete afspraken gemaakt rond de taakverdeling. 13. De pleegzorgbegeleider start de netwerkscreening op basis van de afspraken die gemaakt zijn in het eerste gesprek en met de BJZ-werker (zie stap 10 en Inhoud Netwerkscreening). 14. Het verslag netwerkscreening (zie 2.6.1.4 en 7.2.1) dient uiteindelijk binnen 11 weken na de kernbeslissing afgerond te zijn. De pleegzorgbegeleider dient echter binnen zes weken na datum binnenkomst indicatiebesluit het hulpverleningsplan (zie 2.6.2.4 en 7.5.3) geschreven te hebben. 15. Indien mogelijk en wenselijk wordt een familieberaad gehouden, waarbij de pleegzorgbegeleider, de BJZ-werker en de familie, eventueel aangevuld met belangrijke personen uit het sociale netwerk van het kind gezamenlijk in overleg gaan over de mogelijke netwerkplaatsing. a. De BJZ-werker en de pleegzorgbegeleider maken afspraken over de vorm en taakverdeling van het familieberaad op basis van de verzamelde informatie. b. Het familieberaad wordt gehouden. Afspraken worden gemaakt met de familie. Duidelijkheid wordt gegeven aan de familie over de taak en het werk van de pleegzorgbegeleider en de BJZ-werker. 16. De pleegzorgbegeleider voert zo nodig een aanvullend gesprek met de netwerkpleegouders en schrijft het verslag netwerkscreening (zie 2.6.1.4 en 7.2.1). 17. De pleegzorgbegeleider vult tijdens de netwerkscreening de Checklist Indicatoren Veiligheid Kind in de Pleegzorg (zie 7.5.8) in overleg met de aspirant pleegouders in. 18. Een concept van het verslag netwerkscreening (zie 2.6.1.4 en 7.2.1) wordt beoordeeld door de gedragsdeskundige en afdelingsmanager. 19. Indien wenselijk bespreekt de pleegzorgbegeleider het concept van het verslag netwerkscreening (zie 2.6.1.4 en 7.2.1) in het basisteam, waarbij gebruik gemaakt kan worden van de beoordelingsboog t.b.v. netwerscreening (zie 7.2.2, 7.2.3 en 7.2.4). 20. Op grond van de feedback van de gedragsdeskundige en het basisteam wordt het verslag aangepast (eventueel op grond van een extra ingelast huisbezoek, al dan niet in samenwerking met een basisteamgenoot). 21. Het vernieuwde concept wordt met het pleeggezin besproken en eventueel aangepast of aangevuld.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 34

22. De pleegzorgbegeleider vraagt middels een formulier opdrachten voor het secretariaat (zie 7.4.1) het secretariaat om het verslag netwerkscreening (zie 2.6.1.4 en 7.2.1) definitief te maken. 23. Het definitieve verslag netwerkscreening (zie 2.6.1.4 en 7.2.1) wordt door het secretariaat naar de pleegzorgbegeleider gestuurd, die dit na ondertekening indient bij de afdelingsmanager. De afdelingsmanager is immers eindverantwoordelijk voor het besluit over acceptatie van het pleeggezin. 24. De afdelingsmanager leest het verslag netwerkscreening (zie 2.6.1.4 en 7.2.1). a. Als de afdelingsmanager akkoord is, ondertekent deze het verslag en stuurt deze terug naar de pleegzorgbegeleider. b. Als de afdelingsmanager niet akkoord is, vindt eventueel consultatie van de gedragsdeskundige plaats en volgt overleg met de pleegzorgbegeleider. 25. De pleegzorgbegeleider vraagt het secretariaat middels een formulier opdrachten voor het secretariaat (zie 7.4.1) naar het secretariaat om het verslag netwerkscreening (zie 2.6.1.4 en 7.2.1) ter ondertekening te versturen aan de aspirant netwerkpleegouders en in het dossier op te bergen. 26. Het secretariaat doet n versie van het verslag netwerkscreening (zie 2.6.1.4 en 7.2.1) in het pleegouderdossier en stuurt n versie naar pleegouders. 27. De pleegzorgbegeleider neemt contact op met de BJZ-werker om het advies vanuit de netwerkscreening te bespreken. Dit advies verwerkt de pleegzorgbegeleider in een zogenaamde geschikheidsverklaring (advies uit netwerkscreeningsverslag). - De geschiktheidverklaring van FJP is een schriftelijk stuk waarin minimaal antwoord wordt gegeven op de vragen van de kernbeslissing. De aandachtspunten en de sterke punten van het netwerkpleeggezin worden beschreven. - Daar het netwerkgezin is aangedragen door BJZ zal BJZ het meestal eens zijn met een positieve geschiktheidverklaring van FJP. Mocht dit echter niet zo zijn dan vindt er overleg plaats tussen de betreffende teammanager van BJZ en de afdelingsmanager van FJKP. Leidt dit overleg niet tot een oplossing dan kan BJZ besluiten de indicatie pleegzorg terug te trekken, waarna de begeleiding en de verantwoordelijkheid van FJP stopt. - Als het onderzoek leidt tot een negatieve geschiktheidverklaring van FJP dan is FJP verantwoordelijk voor het vinden van een ander pleeggezin of voor het leveren van een bijdrage aan een andere oplossing. Totdat een oplossing is gevonden, blijft FJP verantwoordelijk voor de veiligheid van het pleegkind in het netwerkpleeggezin en de begeleiding van het pleeggezin. Eerst overleggen de gedragsdeskundigen van FJP en BJZ welke oplossing het beste past bij het kind (vervolg pleegzorgplaatsing of een ander traject). Als zij niet tot overeenstemming overleggen de betreffende teammanager van BJZ en de afdelingsmanager van FJP over mogelijke oplossingen. - Als het onderzoek leidt tot een negatieve geschiktheidverklaring van FJP en BJZ is het hier niet mee eens dan vindt overleg plaats tussen de betreffende teammanager van BJZ en de afdelingsmanager van FJP. Leidt dit overleg niet tot een oplossing dan kan BJZ besluiten tot een gedoogplaatsing. de plaatsing. - Bij een positieve beoordeling start de pleegzorgbegeleider met de begeleiding aan het netwerkpleeggezin. Wanneer het pleegkind reeds bij het netwerkpleeggezin woont, dan kan de begeleiding zich direct op de inhoud van de pleegzorgplaatsing richten. Wanneer het pleegkind nog niet bij het netwerkpleeggezin woont, wordt nu gestart met de kennismakingsperiode en overplaatsing. Over de vorm en inhoud hiervan dient per casus overlegd te worden, maar kunnen de algemene richtlijnen van de kennismakingsperiode bij bestandspleeggezinnen ondersteuning bieden. 28. De pleegzorgbegeleider stelt een pleegzorgcontract (zie 2.6.1.5 en 7.3.4) en samenwerkingsovereenkomst (zie 2.6.1.6 en 7.3.5) op en vraagt het secretariaat middels het formulier opdrachten secretariaat (zie 7.4.1) deze te versturen naar pleegouders.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 35

NB. Bureau Jeugdzorg krijgt nooit het volledige verslag van de netwerkscreening. Dit in verband met de privacy van het gescreende pleeggezin. De BJZ-werker krijgt alleen de conclusie van het advies en de ondertekening. Inhoud Netwerkscreening Bij de netwerkscreening dient het verslag netwerkscreening (zie 2.6.1.4 en 7.2.1) als leidraad. Hierbij zijn twee hulpmiddelen beschikbaar, namelijk het genogram en de beoordelingsboog t.b.v. netwerkscreening (zie 7.2.2, 7.2.3 en 7.2.4). Genogram Een hulpmiddel om de gesprekken bij de netwerkscreening niet te statisch te laten verlopen is het genogram. Het genogram biedt voldoende aanknopingspunten om alle aspecten van het verslag netwerkscreening (zie 2.6.1.4 en 7.2.1) aan de orde te laten komen. Door gezamenlijk met de aspirant netwerkpleegouders een genogram op te stellen, kan onder andere informatie verkregen worden over: - feitelijke familiaire relatie tussen pleegkind en aspirant netwerkpleeggezin; - relaties en verhoudingen tussen aspirant netwerkpleeggezin en biologisch gezin; - overige familierelaties; - familiegeschiedenis; - persoonlijke geschiedenis van de aspirant netwerkpleegouders; - hoe de aspirant netwerkpleegouders, biologische ouders, het kind en overige familieleden tegen de plaatsing bij dit pleeggezin aankijken; - welke personen uit het familiaire netwerk door aspirant netwerkpleegouders als steunfactor ervaren worden. Aandachtspunten bij het maken van genogrammen: - Als het kind bij mensen buiten de familie is gaan wonen, is een genogram niet toereikend. Dan moet ook het sociale netwerk van pleegkind en ouders in kaart gebracht moeten worden. Een genogram van pleegouders is in deze fase niet zinvol. Wel moet de relatie tussen pleegouders/pleegkind/ouders vanuit de optiek van de pleegouders duidelijk zijn. Hierbij zou een sociogram gebruikt kunnen worden. - Grotere kinderen vinden soms zelf een adres en gaan daar wonen. Het gaat dan vaak om een adres uit het eigen sociaal netwerk van het kind. De visie van het kind zelf op de familie en het sociale netwerk is van groot belang om tot doelen van hulpverlening te komen. Deze moet dan betrokken worden bij het maken van een genogram (en/of sociogram). - De mening van de eigen kinderen van de pleegouders moet ook in een zo vroeg mogelijk stadium gehoord worden. Een kort gesprek met elk eigen kind apart levert vaak belangrijke informatie op. Voor ergernissen die al in de beginfase bestaan, en waar de pleegouders vaak niets van weten (het is voor kinderen moeilijk om tegen hun ouders te zeggen dat zij moeite hebben met de komst van het pleegkind) kunnen in gezamenlijk overleg besproken en opgelost worden. - Vanuit de optiek van beide ouders moet een zo goed mogelijk genogram komen. Anders raakt de familie van n van beiden in deze fase al uit beeld. - Het maken van genogrammen is niet nodig als in het eerste gesprek al duidelijk wordt dat het verblijf in dit pleeggezin zo snel mogelijk moet worden beindigd en dat een ander pleeggezin uit het netwerk geen optie is. In dat geval wordt alle inspanning gericht op het uitplaatsen van het kind samen met de BJZ-werker en op de nazorg voor het pleeggezin. Beoordelingsboog De beoordelingsboog t.b.v. netwerkscreening (zie 7.2.2, 7.2.3 en 7.2.4) is een hulpmiddel om vast te stellen of de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn. De factoren op grond waarvan dit besloten wordt, zijn: - motivatie; - opvoedingskwaliteiten; - specifieke netwerkpleegouderkwaliteiten;
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 36

levensgeluk; stabiliteit netwerk; risicofactoren; protectieve factoren; belang van het kind; mening ouders; mening netwerkscreener; mening basisteam.

Overigen Tijdsbesteding Om de netwerkscreening af te ronden kunnen twee of drie gesprekken nodig zijn. Aan de hand van die gesprekken wordt binnen zes weken het hulpverleningsplan (zie 2.6.2.4 en 7.5.3) en binnen dertien weken het verslag netwerkscreening (zie 2.6.1.4 en 7.2.1) geschreven. Daarna, als deze fase positief is afgesloten, wordt een pleegzorgcontract (zie 2.6.1.5 en 7.3.4) en samenwerkingsovereenkomst (zie 2.6.1.6 en 7.3.5) opgesteld. Dan gaat de samenwerking tussen het netwerkpleeggezin en FlexusJeugdplein officieel van start. Pleegzorgvergoeding Wanneer het kind reeds bij aanmelding bij het aspirant netwerkpleeggezin woont, dan wordt de betaling van de pleegzorgvergoeding gestart bij binnenkomst van het kernbesluit. De pleegzorgvergoeding heeft dan een voorlopige status en zal bij een positieve afronding van het netwerkscreening worden omgezet in een vaste vergoeding. Bij een negatief advies stopt de voorlopige pleegzorgvergoeding op de datum dat het kind uitgeplaatst wordt. Wanneer het kind nog niet bij de aspirant netwerkpleegouders woont, dan wordt er geen voorlopige pleegzorgvergoeding gegeven. De pleegzorgvergoeding wordt dan gestart op het moment dat het kind in het netwerkpleeggezin geplaatst wordt. Wanneer er reeds voor de start van de netwerkscreening vanuit Bureau Jeugdzorg of FlexusJeugdplein twijfels bestaan over de geschiktheid van een netwerkgezin, dan kan een verkennend onderzoek voorwaarde zijn voor de start van het netwerkscreening. Dan bestaat er nog geen datum waarop de betaling start. Het instroomsecretariaat stuurt dan een aangepaste brief (stap 3) naar de aspirant netwerkpleegouders, met het verzoek om de aanmeldingsset netwerkpleegzorg alvast op te sturen vr het eerste bezoek van de pleegzorgbegeleider. Ook als er eerst een Raadsverklaring en/of een medische verklaring binnen moet zijn voordat het verkennende netwerkscreening start, wordt dat in de brief gemeld. Als de noodzakelijke gegevens binnen zijn geeft het instroomsecretariaat dit door aan de opnamecordinator of aan de aangewezen pleegzorgbegeleider.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

37

2.1.2.2 Stroomdiagram
Opnamecordinatoren Binnenkomst indicatiebesluit (incl. kernbeslissing) Afdelingsmanager Pleegzorgbegeleider Teamsecretariaat

Aanmelding

Indicatiebesluit in IJZA Beoordeling Indicatiebesluit Kan FJP hulp bieden?

BJZ

Nee

Ja

Kinddocumenten verspreiden Verzenden aanmeldingsset Opbergen geretourneerde aanmeldingsset Kinddocumenten lezen Pleegzorgbegeleider aanwijzen

Kinddocumenten lezen Mutatie maken

Voorbereiding

Muteren Kinddossier aanmaken Pleegouderdossier aanmaken Telefonisch contact BJZ-werker Telefonisch contact aspirant netwerkpleeggezin Controle of aanmeldingsset geretourneerd is Eerste kennismakingsgesprek bij aspirant netwerkpleeggezin Terugkoppeling naar BJZ Netwerkscreening Familieberaad (indien mogelijk) Eventueel vervolg screening Invullen Checklist Indicatoren Veiligheid Kind in Pleegzorg

Netwerkscreening

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

38

Instroomsecretariaat

Afdelingsmanager

Pleegzorgbegeleider

Teamsecretariaat

Concept schrijven verslag netwerkscreening Concept laten beoordelen door gedragsdeskundige Eventueel concept in basisteam bespreken (beoordelingsboog)

Verslaglegging

Feedback verwerken in verslag netwerkscreening Concept bespreken met aspirant netwerkpleeggezin Eventuele op-/aanmerkingen verwerken in verslag verwerken Aanvragen definitief verslag bij secretariaat

Verslag definitief maken

Verslag ondertekenen

Verslag ondertekenen

Ondertekening

Aanvragen verslag te verzenden en op te bergen

Verslag naar pleegouders verzenden Verslag in pleegouderdossier opbergen Verslag verzenden aan secretariaat bestandsbeheer Positieve beoordeling?

Overleg gedragsdeskundigen Nee Ja .

Afronding

Overleg teammanager BJZ en afdelingsmanager FJP Nee Ja .

Nee Ja Terugkoppeling beoordeling netwerkscreening naar BJZwerker Start begeleiding - Pleegcontract - Samenwerkeringsovereenkomst - HVP 39

BJZ Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

2.2 Inhoud
Doel De begeleiding geboden door begeleiders pleegzorg is zeer divers. Iedere individuele pleegzorgbegeleider stemt de begeleiding immers af op de specifieke mogelijkheden en behoeften van het betreffende pleegkind, pleeggezin en systeem hieromheen. Desondanks komt de kern van de begeleiding van alle begeleiders pleegzorg overeen. De inhoud van deze kern van de begeleiding zal alhier beschreven worden. Uitgangspunt Hier wordt getracht de hoofdlijnen van de begeleiding te beschrijven, zodat alle begeleiders pleegzorg op eenzelfde wijze de inhoud van hun begeleiding vorm kunnen geven. Richtlijnen De inhoud van de begeleiding aan pleeggezinnen vindt voornamelijk plaats binnen de Huisbezoeken (2.2.1) die begeleiders pleegzorg aan hun gezinnen afleggen. Daarnaast zijn de jaarlijkse Evaluaties (2.2.2) een belangrijk onderdeel van de begeleiding aan pleeggezinnen en behoren Zorgteams (2.2.3) tot de kern van de begeleiding aan pleeggezinnen. Verder zijn er Bezoekcontacten ouders (2.2.4), welke afhankelijk van de individuele plaatsing en in overleg met Bureau Jeugdzorg tot de begeleidingstaken van de pleegzorgbegeleider kunnen behoren. Daarnaast zijn er nog enkele losse taken die tot de begeleidingstaken behoren, welke bij Overigen (2.2.5) beschreven zullen worden.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

40

2.2.1 Huisbezoeken
Doel Een groot deel van het werk van begeleiders pleegzorg bestaat uit het afleggen van huisbezoeken aan de pleeggezinnen die worden begeleid. Een voordeel van huisbezoeken ten opzichte van andere contactvormen is dat de drempel voor het contact voor het pleeggezin laag ligt. Daarnaast vormt het bezoeken van het pleeggezin in zijn eigen vertrouwde omgeving een bron van informatie. Hierbij kan allereerst gedacht worden aan het huis en de omgeving. Tevens kan er inzicht verkregen worden over de manier waarop de gezinsleden met elkaar omgaan in de thuissituatie. Het huisbezoek is de plaats voor het merendeel van de begeleidingsgesprekken. Het huisbezoek heeft een professioneel karakter, wat verkregen dient te worden door voorbereiding, structuur, positionering en rapportage. Er dient volgens een bepaald systeem gewerkt te worden, waarbij bewust verschillende stappen in een bepaalde volgorde gezet dienen te worden. Hoewel dit per huisbezoek afzonderlijk vastgesteld dient te worden, wordt het huisbezoek in het algemeen hier zo compleet als mogelijk toegelicht. Richtlijnen - Het huisbezoek vindt gemiddeld eens per zes weken plaats. De frequentie kan echter in onderling overleg tussen pleegzorgbegeleider en pleegouders aangepast worden. De wens van de pleegouders is hierbij maatgevend, maar de beslissing ligt bij de pleegzorgbegeleider. - Het huisbezoek duurt niet langer dan een uur. - Het doel van een huisbezoek dient bij de start van het gesprek bekend te zijn bij de betrokken partijen in het begeleidingsgesprek. Stappenplan Grofweg kan het huisbezoek in drie fases uiteengezet worden, namelijk de voorbereiding, inhoud en afsluiting. Hierna dient het nodige gerapporteerd te worden. Deze punten zullen hier verder uitgewerkt worden. Voorbereiding Ter voorbereiding op het huisbezoek dient de pleegzorgbegeleider een doel vast te stellen en de hierbij behorende gesprekonderwerpen voor te bereiden. Op grond hiervan kan vastgesteld worden wiens aanwezigheid tijdens het begeleidingsgesprek wenselijk is. Doelbepaling Voorafgaande aan een huisbezoek dienen er doelen voor het begeleidingsgesprek bepaald te worden. Dit kan gebeuren aan de hand van: 8. de hulpverleningsdoelen uit het (E)HVP; 9. informatie uit de logboeken, waaruit blijkt welke punten belangrijk zijn ter (na)bespreking; 10. informatie uit de logboeken, waarin nagegaan kan worden wat in het vorige gesprek is blijven liggen; - waar mogelijk (samenvattingen van) belangrijke rapportage; - contact met de BJZ-werker om na te gaan of er belangrijke ontwikkelingen rond bijvoorbeeld de biologische familie zijn; - contact met pleegouders om na te gaan welke onderwerpen zij belangrijk vinden, zodat de pleegzorgbegeleider zich hierop voor kan bereiden. Het contact met pleegouders biedt niet alleen aanknopingspunten voor de doelbepaling van het begeleidingsgesprek, het biedt ook de mogelijkheid om dit doel aan pleegouders te benoemen, zodat zij zich hier op voor kunnen bereiden.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 41

Gespreksonderwerpen Om adequaat te kunnen spreken over de gespreksonderwerpen, moeten de onderwerpen goed voorbereid worden. Op grond van de doelbepaling kunnen de gespreksonderwerpen gevonden worden. Hierbij kan gedacht worden aan specifieke ontwikkelingsaspecten of gedrag van het kind, oudercontacten en pleegouderattitude. Des gewenst kan ter voorbereiding besloten worden consult aan te vragen bij de gedragsdeskundige. Afhankelijk van de onderwerpen, kan het tevens noodzakelijk zijn om de financile afdeling, helpdesk (zie 3.4.1) of andere instanties om informatie te vragen. Aanwezigen Op grond van de gekozen doelstelling en de hieruit voortkomende gespreksonderwerpen kan bepaald worden welke personen bij het huisbezoek aanwezig zijn. Hierbij dient nagegaan te worden: - of het pleegkind dan wel eigen kinderen bij het gesprek betrokken moeten worden en met welk doel; - of het gesprek met n of met beide pleegouders plaats moet vinden; - of de aanwezigheid van de BJZ-werker wenselijk is en met welk doel; - of eventuele overige betrokkenen aanwezig dienen te zijn en met welk doel. Na besloten te hebben welke aanwezigen gewenst zijn, is het de taak van de pleegzorgbegeleider om deze uit te nodigen. Hierbij kunnen direct de doelstelling en gespreksonderwerpen genoemd en waar nodig toegelicht worden. Inhoud Gedurende het huisbezoek zijn de volgende punten van belang: tijd, samenstelling, voorwaarden, houdingsaspecten en structuur. Tijd De richtlijn voor de duur van een huisbezoek is maximaal een uur. Indien de frequentie van huisbezoeken minder hoog is of er meerdere pleegkinderen in het pleeggezin wonden, dan kan het uitlopen tot 2 uur. Huisbezoeken die langer duren zijn over het algemeen niet efficint en zinvol. Dit heeft te maken met concentratie, overbelasting van het pleeggezin en in herhaling vallen. Het is de taak van de pleegzorgbegeleider om de tijd te bewaken. Bij de gemiddelde pleegzorgplaatsing is de frequentie van de huisbezoeken eens per 6 weken tot 3 maanden. Afhankelijk van de ontwikkelingen binnen een pleeggezin kan de frequentie van huisbezoeken eens per twee drie weken zijn. Bij de intensieve vormen van pleegzorg, zoals de Therapeutische Pleegzorg (TP) ligt de frequentie anders. De huisbezoeken vinden hier eens per drie weken plaats. In zeer complexe zaken is dit eens per twee weken. Het tijdstip van het huisbezoek wordt in onderling overleg met de pleegouders bepaald. Zo mogelijk is dit overdag, maar indien nodig kan dit s avonds zijn. Het is wenselijk dat het praten over koetjes en kalfjes beperkt wordt tot hooguit tien minuten. Samenstelling Bij een huisbezoek zijn altijd verschillende mensen aanwezig. De samenstelling is van te voren bekend bij de pleegouders (voorbereiding huisbezoek). Bij een andere samenstelling dan afgesproken is dit het eerste gespreksonderwerp. De relevantie van onaangekondigde aanwezigen of de afwezigheid van bepaalde personen moet besproken worden.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 42

Pleegouders Uitgangspunt is om gesprekken te voeren met beide pleegouders. Daar waar dit praktisch niet haalbaar is, kan de pleegzorgbegeleider anders beslissen. Richtlijn hierbij is dat minimaal eens per drie maanden met beide pleegouders wordt gesproken. Bij de kennismaking en evaluaties wordt in principe altijd met beide pleegouders gesproken. Bij de intensievere pleegzorgbegeleiding, de therapeutische pleegzorg (TP) heeft het de voorkeur dat beide pleegouders deel aan alle begeleidingsgesprekken om te voorkomen dat, bij deze moeilijke categorie pleegkinderen, n van de pleegouders buiten het opvoedingsproces komt te staan. Hierbij wordt wel rekening gehouden met de haalbaarheid van deze voorkeur. Pleegkinderen Bij elke plaatsing heeft de pleegzorgbegeleider ook contact met het kind. De frequentie hiervan is afhankelijk de individuele situatie. Het doel van het praten met pleegkinderen moet altijd gerelateerd zijn aan de begeleiding van het pleeggezin, zoals ontwikkeling kunnen volgen (toetsing) of contact onderhouden. Indien de pleegzorgbegeleider alleen met het pleegkind spreekt, moet dit altijd in overleg met het kind teruggekoppeld worden naar pleegouders. Hierbij moet het doel van te voren helder zijn. Eigen kinderen In overleg met de pleegouders voert de pleegzorgbegeleider minimaal eens per jaar een gesprek met de eigen kinderen van pleegouders, gericht op de beleving van de plaatsing. BJZ-werker De aard en frequentie van de bezoeken van de BJZ-werker aan het kind en/of pleegouders wordt in de zorgteams besproken. De pleegzorgbegeleider en BJZwerker bespreken de voorgenomen afspraken in hun basisteams en leggen deze na overleg en akkoord tussen FJP en BJZ vast in het registratiesysteem. Op mogelijke punten waar alsnog geen overeenstemming kan worden bereikt nemen de GDers van FJP en BJZ met elkaar contact op. Mocht er dan geen overeenstemming worden bereikt dan nemen desbetreffende teammanagers contact met elkaar op. De bezoeken kunnen in het pleeggezin, maar ook op school of elders zijn. Pleegouders dan wel pleegzorgbegeleider worden hiervan in principe op de hoogte gebracht. Voorwaarden Gedurende het begeleidingsgesprek is het van belang dat er tijd en rust is. Er staat dus in principe geen radio en/of tv aan. Indien dit wel het geval is en als belemmerend wordt ervaren, dan wordt door de pleegzorgbegeleider vriendelijk verzocht of de tv of radio zachter kan worden gezet of uitgezet. De aanwezigheid van kleine kinderen is niet wenselijk, maar ook niet altijd te vermijden. Dit vraagt om een flexibele opstelling van de pleegzorgbegeleider. Er kan worden verzocht niet of minder te roken. Dit kan echter niet worden afgedwongen. Indien er bezoek aanwezig is, zal dit het eerste punt van bespreking zijn. De privacy moet gewaarborgd zijn. Zo is een gesprek in de tuin niet altijd wenselijk. Houdingsaspecten Het gesprek tijdens een huisbezoek moet een professioneel karakter hebben. Dit blijkt allereerst uit de voorbereiding, structuur en inhoud van het gesprek, maar zit ook in het feit dat de pleegzorgbegeleider zich bewust is van waaruit hij handelt en waarom hij op
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 43

een bepaalde wijze handelt. De pleegzorgbegeleider dient dus een professionele houding te hebben. De volgende houdingsaspecten van de pleegzorgbegeleider zijn van belang: - een positieve houding; - betrokkenheid; - serieus nemen; - beschikbaarheid; - openheid; - veelzijdige partijdigheid; - vertrouwen. De pleegzorgbegeleider past zich gedurende het begeleidingsgesprek aan bij de emotionele toon en stijl van het gezin. Hij neemt het tempo en het soort communicatie van het gezin over (mimicri). Natuurlijk blijft de professionele zakelijkheid hierbij van belang. Afstand en nabijheid dienen dus door de pleegzorgbegeleider bewust gehanteerd te worden. Privzaken van de pleegzorgbegeleider komen slechts aan de orde wanneer dit een functie heeft en worden tot een minimum beperkt. Alcohol wordt gedurende het huisbezoek niet genuttigd, evenals er in principe niet meegegeten wordt. Eventuele (afscheids)cadeaus worden niet geaccepteerd. Indien deze in redelijke proporties zijn worden deze in uitzonderlijke situaties in overleg met de afdelingsmanager geaccepteerd. De pleegzorgbegeleider is in staat om vragen van pleegouders te exploreren door doorvragen en een niet-suggestieve vraagstelling, zodat advies op maat gegeven kan worden. De professionele houding van de pleegzorgbegeleider blijkt ook uit het feit dat de pleegzorgbegeleider op tijd op afspraken komt of belt wanneer hij verlaat is. Daarnaast doet de pleegzorgbegeleider ook wat is afgesproken. Structuur Voor het begeleidingsgesprek heeft de pleegzorgbegeleider een agenda vastgesteld op papier of in gedachten. Aan het begin van het gesprek benoemt de begeleider hoeveel tijd er voor het gesprek wordt uitgetrokken. Hierna wordt er gecheckt of er urgente zaken aan de orde zijn, binnen of buiten de agenda, die prioriteit verdienen. De pleegzorgbegeleider blikt terug op het vorige huisbezoek en eventuele overige contacten. Hierbij worden belangrijke punten en afspraken samengevat en wordt nagegaan hoe de afspraken of adviezen hebben uitgepakt. Het volgen van het verloop van de plaatsing heeft altijd een controlerend, adviserend en ondersteunend karakter. Het doel van dit volgen is vast te kunnen stellen of het pedagogische handelen van pleegouders nog voldoende aansluit bij de pedagogische vraagstelling van het pleegkind. Hierbij dienen de hulpverleningsdoelen uit het (E)HVP als leidraad. Daarnaast moeten de volgende punten in de gaten gehouden worden tijdens het verloop van de plaatsing: 1. Algemene indruk 2. Psychosociaal functioneren
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 44

3.

4.

5.

6.

- Emotionele ontwikkeling - Gedrag - Persoonlijkheids- en identiteitsontwikkeling - Middelengebruik - Psychoseksuele ontwikkeling - Overige psychosociale problemen Lichamelijke gezondheid - Lichamelijke ziekte of handicap - Zelfverzorging - Aan lichamelijke functies gerelateerde klachten - Overige problemen met lichamelijke gezondheid Vaardigheden en cognitieve ontwikkeling jeugdige - Cognitieve ontwikkeling - Sociale vaardigheden - Communicatieve vaardigheden - Motorische vaardigheden (Pleeg)gezin en opvoeding - kwaliteiten van de opvoeding en effect daarvan op kind - (pleeg)ouder-kinderelatie (hechting) - Verwaarlozing, mishandeling, misbruik van kind en effect daarvan in het gedrag van het kind - Stabiliteit van de opvoedingssituatie - Problemen van de (pleeg)ouders - Problemen van ander gezinslid - Sociaal netwerk (pleeg)gezin - Omstandigheden (pleeg)gezin - Contacten met biologische ouders - Eventuele problemen (pleeg)gezin en opvoeding Jeugdige en omgeving - School, peuterspeelzaal (relatie leerkracht en andere kinderen) - Relaties, vrienden en sociale netwerk - Vrije tijd - Eventuele problemen in de omgeving (financin, huisvesting, justitile instanties)

De gespreksonderwerpen kunnen op verschillende manieren aan de orde komen, zoals: - De pleegzorgbegeleider geeft pleegouders de gelegenheid kort aan te geven wat hun vraag is. - De pleegzorgbegeleider verheldert de vraag en probeert zich een beeld te vormen van de situatie door het stellen van gerichte vragen. - De pleegzorgbegeleider vat samen wat hij heeft gehoord. - De pleegzorgbegeleider vraagt welke oplossing pleegouders zelf hebben bedacht. - De pleegzorgbegeleider zoekt samen met pleegouders naar alternatieven wanneer de oplossing niet toereikend lijkt. - De pleegzorgbegeleider maakt de keuze voor een direct advies of overweegt of er andere wegen bewandeld dienen te worden. Afsluiting Aan het einde van het huisbezoek, moet er bij diverse punten stil gestaan worden geworden. Dit betreft de volgende punten: - Nagaan of de voor het gesprek uitgetrokken tijd voldoende is gebleken en of er nog dingen zijn blijven liggen. - Nagaan waarover welke afspraken gemaakt moeten worden en wie wat doet. - Nagaan over welke zaken nog telefonisch contact zal zijn en wanneer dit gebeurt. - Nagaan of er zaken zijn die met de plaaster besproken moeten worden, welke zaken dat zijn en wie daarover contact opneemt.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 45

Afspreken welke eventuele handelingsalternatieven pleegouders de komende tijd gaan toepassen. Overleggen op welke termijn er weer een huisbezoek gepland kan worden en waar het gesprek dan over zal gaan. De pleegzorgbegeleider behoudt zich het recht zelf een bezoekfrequentie vast te stellen. Een nieuwe afspraak wordt gemaakt.

Rapportage Huisbezoeken dienen altijd geregistreerd te worden. Dit vindt plaats middels clintcontacttijdregistratie (zie 2.6.2.3), logboek pleegkind (zie 2.6.2.1) en logboek pleeggezin (zie 2.6.2.2). Clintcontacttijdregistratie Ieder contact met een clint (pleegkind en leden van diens gezinssysteem, dus niet pleegouders) wordt gezien als clintcontact en dient geregistreerd te worden, ten behoeve van verantwoording van de geboden begeleiding en vergoeding. Logboek pleegkind Tijdens of na een huisbezoek worden door de pleegzorgbegeleider aantekeningen gemaakt, die verwerkt worden in het logboek pleegkind. Het logboek vormt de leidraad van de hulpverlening. Allereerst kan middels het logboek aan het kind inzichtelijk gemaakt worden hoe de hulpverlening is verlopen en waarom bepaalde beslissingen zijn genomen. Daarnaast kan deze informatie bruikbaar zijn voor een eventuele vervanger bij afwezigheid of overdracht van de begeleiding. Ook kan deze informatie later verwerkt worden in de evaluatie hulpverleningsplannen. Logboek pleeggezin Tijdens het huisbezoek kunnen specifieke zaken aan de orde komen die het pleeggezin betreffen en niet het pleegkind. Het verwerken van de informatie in het logboek pleegouders dient eveneens verschillende doelen. Zo kan deze informatie bruikbaar zijn voor een eventuele vervanger bij afwezigheid of overdracht van de begeleiding. Ook kan deze informatie later verwerkt worden in de pleegouderbegeleidingsplannen.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

46

2.2.2 Evaluaties
Doel Eens per jaar vindt er een evaluatie van de pleegzorgplaatsing plaats. Hierin wordt richting en structuur gegeven aan de begeleiding, getracht alle betrokkenen op n lijn te krijgen en aanwijzingen gegeven voor de verlenging van het indicatiebesluit. Bij de evaluatie staat het evaluatie hulpverleningsplan (EHVP; zie 2.6.2.5 en 7.5.4) centraal. Hierin beschrijft de pleegzorgbegeleider de grote lijn van de ontwikkeling van het kind en de hierbij horende begeleiding. Dit is van belang bij de monitoring van de begeleiding, bij eventuele vervanging van de begeleiding en eventueel voor het kind zelf. Richtlijnen - De pleegzorgbegeleider is verantwoordelijk voor en neemt initiatief in het organiseren van evaluaties. - Het eerste EHVP (zie 2.6.2.5 en 7.5.4) dient maximaal zes maanden na de start van de plaatsing gemaakt te zijn. Hierna wordt het jaarlijks geschreven. - BJZ schrijft de rapportage over de ontwikkeling van het kind voor de rechtbank onder andere op basis van het EHVP van FJP. Pleegzorgbegeleider en BJZ-werker overleggen over de informatie uit het (E)HVP die wordt toegevoegd. - Veertien weken voor het verlopen van de OTS levert FJP de rapportage in de vorm van het definitieve EHVP aan. NB. Bij voogdijzaken moet de rapportage twee maanden voor het vervallen van de indicatie binnen zijn. - Bij evaluaties zijn in principe de pleegzorgbegeleider, de pleegouders, het kind (< 12 jaar), de BJZ-werker en de ouders aanwezig. o De betrokkenheid van het kind bij evaluaties dient afgestemd te worden op de behoeften van het kind. In onderling overleg kan besloten worden om het EHVP (zie 2.6.2.5 en 7.5.4) bijvoorbeeld in een apart gesprek met het kind te bespreken. Hierbij dient overwogen te worden of dit voor of na de evaluatie plaatsvindt. o De betrokkenheid van de ouders bij evaluaties kan eventueel anders vormgegeven worden dan daadwerkelijke aanwezigheid tijdens de evaluatie. In onderling overleg kan besloten worden de ouders bijvoorbeeld via de post of in een afzonderlijk gesprek met de pleegzorgbegeleider en/of de BJZ-werker van het EHVP (zie 2.6.2.5 en 7.5.4) op de hoogte te stellen. Stappenplan De evaluatie bestaat uit grofweg vier fases, namelijk de voorbereiding, inhoud, afsluiting en rapportage. Voorbereiding Ter voorbereiding van de evaluatie moet de pleegzorgbegeleider stilstaan bij de planning, het EHVP (zie 2.6.2.5 en 7.5.4), de aanwezigen en de locatie. Op grond hiervan neemt de pleegzorgbegeleider de laatste stap: het uitnodigingen van de aanwezigen. Planning De pleegzorgbegeleider bepaalt op grond van de richtlijnen wanneer de evaluatie plaatsvindt (eerst maximaal zes maanden na de start van de plaatsing en hierna jaarlijks uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van het indicatiebesluit). Gezien de uitgebreide voorbereiding die noodzakelijk is, verdient het de voorkeur om een evaluatie ver van te voren te plannen (bijvoorkeur minimaal zes weken). EHVP Ter voorbereiding van de evaluatie wordt een eerste concept van het EHVP (zie 2.6.2.5 en 7.5.4) geschreven op grond van het Logboek Pleegkind (zie 2.6.3.2) van het
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 47

afgelopen jaar. Ter beoordeling stuurt de begeleider dit concept EHVP (zie 2.6.2.5 en 7.5.4) naar de gedragsdeskundige, die het van feedback voorziet. Op grond van deze feedback past de pleegzorgbegeleider het concept aan en neemt eventuele aandachtspunten van de gedragsdeskundige mee in de evaluatie. Aanwezigen Bij evaluaties is het belangrijk dat zoveel mogelijk van de betrokkenen aanwezig zijn. Dat betekent dat in principe altijd de pleegzorgbegeleider, BJZ-werker en beide pleegouders aanwezig zijn. Daarnaast onderzoekt de pleegzorgbegeleider of het pleegkind (> 12 jaar) aanwezig wenst te zijn of op andere wijze betrokken wenst te worden. Uitgangspunt is dat de ouders aanwezig zijn bij evaluaties. De pleegzorgbegeleider onderzoekt of dit mogelijk is. Wanneer dit niet mogelijk is, dan moet worden besloten hoe ouders op de hoogte gesteld worden van het EHVP (zie 2.6.2.5 en 7.5.4). Hierbij kan gedacht worden aan verzending van het (concept) ven het plan via de post of een afzonderlijk gesprek met de pleegzorgbegeleider en/of BJZwerker. Locatie De evaluatie vindt in principe bij pleegouders thuis plaats. Wanneer onderlinge verhoudingen of te bespreken onderwerpen erom vragen, dan kan besloten worden de evaluatie op neutraal terrein plaats te laten vinden. Aangezien de pleegzorgplaatsing gevalueerd wordt, is FlexusJeugdplein hiervoor de aangewezen plek. Uitnodigingen Na besloten te hebben welke aanwezigen gewenst zijn, is het de taak van de pleegzorgbegeleider om deze uit te nodigen. De pleegzorgbegeleider stelt in overleg met de gewenste aanwezigen een datum vast. Uiterlijk een week voor de afgesproken evaluatiedatum stuurt de begeleiderpleegzorg het concept van het EHVP (zie 2.6.2.5 en 7.5.4) naar de aanwezigen. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de standaard begeleidende brief (zie 7.5.6). Inhoud Gedurende de evaluatie moet de pleegzorgbegeleider aandacht hebben voor de tijd, voorwaarden, houdingsaspecten en structuur. Tijd De richtlijn voor de duur van een evaluatie is een uur tot maximaal anderhalf uur. Afhankelijk van de te bespreken onderwerpen kan het uitlopen tot 2 uur. Evaluaties die langer duren zijn over het algemeen niet efficint en zinvol. Dit heeft te maken met concentratie, overbelasting en in herhaling vallen. Het is de taak van de pleegzorgbegeleider om de tijd te bewaken. Voorwaarden In principe gelden bij evaluaties dezelfde voorwaarden als bij huisbezoeken. Aangezien evaluaties echter slechts jaarlijks voorkomen en een zeker formeler karakter hebben dan huisbezoeken, zijn enkele voorwaarden extra belangrijk. Zo is de aanwezigheid van kleine kinderen niet wenselijk, maar ook niet altijd te vermijden. Aangezien de evaluatie eens per jaar plaatsvindt, kan de pleegzorgbegeleider aan de pleegouders vragen of zij oppas voor kleine kinderen kunnen regelen. Verder bezoek dan de genodigden is niet wenselijk, gezien de privacy van het pleegkind. Houdingsaspecten Evenals bij huisbezoeken stelt de pleegzorgbegeleider zich professioneel op. Hij is gespreksleider, beheert de tijd en structureert het gesprek. De pleegzorgbegeleider zorgt ervoor dat alle agendapunten aan de orde komen binnen de beschikbare tijd.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

48

Structuur De pleegzorgbegeleider start de evaluatie door de agenda, beschreven in de begeleidende uitnodigingsbrief, te benoemen. Waar nodig wordt deze aangevuld door de aanwezigen. De pleegzorgbegeleider geeft aan hoeveel tijd er is voor de evaluatie. Het eerste agendapunt is in principe het concept EHVP (zie 2.6.2.5 en 7.5.4). De pleegzorgbegeleider neemt de punten beschreven in het verslag door en vraagt naar eventuele fouten, onduidelijkheden of aanvullingen. Op grond van de besproken punten in het EHVP (zie 2.6.2.5 en 7.5.4) worden doelen geformuleerd (zie 2.6.2.6 doelrealisatie). Agendapunten die gedurende de bespreking van het EHVP (zie 2.6.2.5 en 7.5.4) nog niet aan de orde zij gekomen, kunnen vervolgens besproken worden. Afsluiting Aan het einde van de evaluatie is het van belang om met alle betrokkenen stil te staan bij de onderlinge samenwerking en mogelijke verbeteringen. Daarnaast vat de pleegzorgbegeleider aan het einde van de evaluatie de belangrijkste punten en afspraken samen. Ook vraagt de pleegzorgbegeleider welke punten zijn blijven liggen en hoe dit verder opgepakt wordt. Rapportage De pleegzorgbegeleider registreert de evaluatie achteraf. Hiervoor moet clintcontacttijd (zie 2.6.2.3) geregistreerd worden en het logboek pleegkind (zie 2.6.2.1) en het logboek pleeggezin (zie 2.6.2.2) ingevuld worden. De pleegzorgbegeleider past het EVHP (zie 2.6.2.5 en 7.5.4) aan. Clintcontacttijdregistratie Ieder contact met een clint (pleegkind en leden van diens gezinssysteem, dus niet pleegouders) wordt gezien als clintcontact en dient geregistreerd te worden, ten behoeve van verantwoording van de geboden begeleiding en vergoeding. Logboek pleegkind De evaluatie wordt geregistreerd in het logboek pleegkind (zie 2.6.2.1). Vaak kan volstaan worden met de opmerking dat de evaluatie heeft plaatsgevonden en alle besproken punten direct zijn verwerkt in het EHVP (zie 2.6.2.5 en 7.5.4). Eventuele bijzonderheden kunnen beschreven worden, evenals de belangrijkste afspraken uit de evaluatie. Logboek pleeggezin Wanneer tijdens de evaluatie specifieke zaken aan de orde komen die het pleeggezin betreffen en niet het pleegkind, dan verwerkt de pleegzorgbegeleider dit in het logboek pleegouders (zie 2.6.2.2). EHVP Op grond van de uitgewisselde informatie tijdens de evaluatiebespreking vult of past de pleegzorgbegeleider het EHVP (zie 2.6.2.5 en 7.5.4) aan. Hierbij stelt de pleegzorgbegeleider ook de reeds besproken doelen op en koppelt deze aan het EHVP (zie 2.6.2.5 en 7.5.4). De pleegzorgbegeleider dient uiterlijk een week na de evaluatiebespreking een verzoek in bij het secretariaat om het EHVP (zie 2.6.2.5 en 7.5.4) definitief te maken. Het secretariaat maakt het EHVP (zie 2.6.2.5 en 7.5.4) definitief en stuurt de papierenversie in meervoud aan de pleegzorgbegeleider. De pleegzorgbegeleider ondertekent alle exemplaren van het EHVP (zie 2.6.2.5 en 7.5.4) en stuurt deze ter ondertekening aan de afdelingsmanager. De afdelingsmanager ondertekent het EHVP (zie 2.6.2.5 en 7.5.4) en geeft deze aan het secretariaat. Daar
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 49

wordt het plan ter ondertekening naar ouders, pleegouders, BJZ-werker en kind (<12 jaar) verstuurd en opgeborgen in het kinddossier.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

50

2.2.3 Zorgteams
Doel Pleegzorgbegeleiding is steeds meer gericht op het stimuleren en gebruik maken van de positieve eigenschappen en krachten van een gezinssysteem. Er wordt vanuit gegaan dat het effectief en ethisch is om ouders hun mogelijkheden en verantwoordelijkheid zo min mogelijk te ontnemen. Dit kan binnen een zorgteam vormgegeven worden. Wanneer het zorgteam bijeenkomt worden er gezamenlijk plannen voor de toekomst van een kind gemaakt en de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van deze plannen gedeeld. Het zorgteam ziet erop toe dat de hulpverlening, de begeleiding of de ondersteuning op maat geleverd wordt. Het zorgteam vormt een ondersteunend netwerk rondom het kind, dat kan blijven bestaan als het kind 18 jaar is geworden en de professionele hulpverlening wellicht stopt. Een ander voordeel van het werken met zorgteams is dat de hulpverlening minder afhankelijk is van individuele hulpverleners. Het zorgteam is immers de continue factor rondom een kind, waarbij nieuwe hulpverleners kunnen aanschuiven. Er zijn veel overeenkomsten tussen een familieberaad en een zorgteamoverleg. Beide gaan uit van dezelfde principes: het inzetten van de krachten en mogelijkheden die mensen zelf hebben. Het familieberaad is echter kortdurend, meestal eenmalig en er kan een grotere groep mensen bij betrokken zijn. Een zorgteam begeleidt de opvoeding van een kind en is dus gedurende een langere periode actief en komt vaker bijeen. Een zorgteam bestaat uit een kleinere groep mensen. Het zorgteam kan gezien worden als logisch vervolg op een familieberaad. Richtlijnen - Er vindt minimaal eens per jaar tot mogelijk eens per drie maanden (bij risicovolle plaatsingen) een zorgteamoverleg plaats. - Het zorgteamoverleg wordt genitieerd door de pleegzorgbegeleider. Deze zorgt voor de uitnodiging van BJZ-werker, pleegouders, ouders en eventuele andere belangrijke personen in het leven van het kind. - Het kind kan zelf ook (gedeeltelijk) onderdeel zijn van een zorgteamoverleg. Het is ook mogelijk dat het kind zich laat vertegenwoordigen of ondersteunen door een volwassene. - Wanneer ouders niet bereid zijn om deel te nemen aan een zorgteam, kan aan hen gevraagd worden wat er gedaan of verzonnen moet worden om hen tot deelname te stimuleren. Het kan ouders helpen om tot deelname te komen, door hen de ruimte te geven om een steunfiguur mee te nemen. - Onderwerpen die binnen zorgteamoverlegen aan de orde komen, zijn over het algemeen gericht op de ontwikkeling van het kind. Zo kunnen gezamenlijk hulpverleningsdoelen voor de ontwikkeling van het pleegkind en de pleegzorgplaatsing opgesteld worden. Daarnaast kunnen er beslissingen genomen worden over bijvoorbeeld de schoolkeuze, de doop en de bezoekregeling. Gedragsdeskundigen van FJP en BJZ gaan een format opzetten met belangrijke onderwerpen tijdens deze overleggen. - Het onderwerp van een mogelijke terugplaatsing hoort niet in een zorgteamoverleg thuis. Dit is iets tussen de ouder(s) en (gezins)voogd en dient derhalve uitsluitend tussen hen besproken te worden. - Het werken met zorgteams gaat uit van de empowerment gedachte. Dat wil zeggen dat de rol van de professionals zo klein als mogelijk gehouden wordt en zoveel mogelijk verantwoordelijkheden bij de overige participanten van het zorgteam gehouden wordt. - In onderling overleg wordt besproken wie een zorgteamoverleg voorzit. Bij voorkeur neemt n van de participanten uit het netwerk van het kind deze rol op zich. Ook kan ervoor gekozen worden n van de hulpverleners deze taak te geven. Hierbij dient overwogen te worden of dit de empowerment van het zorgteam niet in de weg staat.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 51

Besluitvorming binnen het zorgteam vindt in principe plaats in onderling overleg. Hierbij kunnen conflicten ontstaan. Het is belangrijk om niet te streven naar consensus, maar naar commitment. Bij consensus wordt van iedereen gevraagd water bij de wijn te doen, terwijl er bij commitment van uitgegaan wordt dat er verschillende perspectieven bestaan, die worden gerespecteerd. Er kan dus besloten worden om dingen te doen, waar niet iedereen het mee eens is. Dit dient dan wel een terugkomend onderwerp te zijn, om te bepalen of mensen het er nog altijd mee oneens zijn. Wanneer er sprake is van een justitile maatregel (ondertoezichtstelling, ontheffing of ontzetting), dan vindt de samenwerking en besluitvorming in het zorgteam ook plaats binnen het kader van deze maatregel. Er zijn beslissingen die door de (gezins)voogd genomen te worden. Wanneer hier sprake van is, dan is het belangrijk dat dit voorafgaand aan het zorgteam gebeurt. Zodoende is het voor de betrokkenen duidelijk binnen welke kader er een plan gevormd kan worden. Een zorgteam wordt in principe bij het begin van iedere nieuwe plaatsing gestart. Ook bij reeds lopende zaken kan ervoor gekozen worden om een zorgteam in te zetten. Dit kan wanneer een zaak soepel verloopt. Echter, wanneer een lopende plaatsing stagneert of er sprake is van een crisissituatie, dan kan een zorgteam uitkomst bieden.

Stappenplan De stappen die genomen worden bij een bijeenkomst van een zorgteam zijn te verdelen in de fases van voorbereiding, inhoud en afsluiting. Tot slot dient er ook gerapporteerd te worden. Voorbereiding Bij de voorbereiding van een zorgteamoverleg is het belang om stil te staan bij de doelbepaling, aanwezigen, locatie en uitnodigingen. Doelbepaling Tijdens de bijeenkomsten van het zorgteam kunnen alle belangrijke onderwerpen besproken worden rond de opvoeding van een kind. Ook eventuele punten waarop het niet goed gaat met een kind kunnen in de zorgteamoverleg besproken worden. Belangrijk is dat het zorgteam niet zozeer een evaluerende functie heeft, maar dat de aandacht nadrukkelijk wordt gericht op de toekomst. Aanwezigen Binnen het zorgteam vallen in principe ouders, vertegenwoordigers uit het sociale netwerk, pleegouders, kind (of vertegenwoordiger), BJZ-werker en pleegzorgbegeleider aanwezig. Vanuit de empowermentgedacht wordt de samenstelling van het zorgteam bij voorkeur bepaalt door het sociale netwerk rond het kind zelf. Om te zorgen dat iedereen het hierover eens is, zou dit besloten kunnen worden middels een familieberaad. Om slagvaardig te blijven is het handig als het zorgteam niet te groot wordt. Afhankelijk van het doel van de zorgteamoverleg kan ervoor gekozen worden om een deskundige op het gebied van het betreffende onderwerp bij (een deel van) een zorgteamoverleg uit te nodigen. Locatie De locatie van de zorgteamoverleg wordt in principe in gezamenlijk overleg door het zorgteam zelf beslist. Uitnodigingen Na besloten te hebben welke aanwezigen gewenst zijn, dienen zij uitgenodigd te worden. De pleegzorgbegeleider neemt hierin een initirende rol, waarbij het de aanbeveling
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 52

verdient om het onderwerp van het zorgteam bekend te maken, zodat de betrokkenen zich hier desgewenst op kunnen voorbereiden. Inhoud Het zorgteam richt zich op de gang van zaken rond de ontwikkeling en opvoeding van het kind en zien erop toe dat gemaakte afspraken nagekomen worden en nieuwe afspraken gemaakt worden over het vervolg. Samenstelling Wanneer de samenstelling van het zorgteam afwijkt van het vooraf afgesprokene, dan wordt hier aan het begin van de bijeenkomst bij stilgestaan. Wanneer personen afwezig zijn, dan wordt de invloed hiervan op de bijeenkomst besproken. De invloed van onaangekondigde aanwezigen wordt eveneens besproken. Indien nodig kan de zorgteamoverleg verplaatst worden naar een tijdstip waarop wel alle genodigden aanwezig kunnen zijn ook kan de onaangekondigde aanwezigen gevraagd worden om het zorgteam te verlaten. Voorwaarden De professionals zijn gedurende de zorgteamoverleg zo veel mogelijk op de achtergrond. Zo kan het plan gevormd en zodoende gedragen worden door het zorgteam zelf. Er kan een verschil van visie bestaan tussen de professionals en de participanten rond het belang van het kind. In dergelijke gevallen kan besloten worden een deskundige op het betreffende gebied uit te nodigen om aan het begin van een zorgteamoverleg informatie te geven over het onderwerp waarover een verschil van mening bestaat. Zodoende kan vanuit de informatie van de deskundige bepaald worden waar het belang van het kind het meeste mee gebaat is. Houdingsaspecten Binnen de zorgteamoverleg is de rol van de pleegzorgbegeleider zo beperkt als mogelijk. De begeleider is niet gericht op ingrijpen, regelen, controleren en zorgen voor. Er dient zoveel mogelijk verantwoordelijkheid bij de participanten zelf gelaten te worden. In principe geeft de begeleider de voorwaarden van de zorgteamoverleg aan en maakt de besproken afspraken zo concreet mogelijk. Zo kan de pleegzorgbegeleider een zekere faciliterende rol op zich nemen en bijvoorbeeld zorg dragen voor organisatorische aspecten, zoals de uitnodigingen en locatie. De pleegzorgbegeleider doet zoveel als nodig en zo min als mogelijk. Dit vraagt om maatwerk. Het verdient de aanbeveling om zeker bij de eerste bijeenkomst van het zorgteam, maar ook bij de hierop volgende bijeenkomsten aandacht te besteden aan de rol van alle participanten, inclusief de professionals. Op deze wijze kunnen verwachtingen en mogelijkheden op elkaar afgestemd worden. Structuur Op basis van een analyse van de actuele stand van zaken wordt besloten wat de aanpak voor de komende periode wordt. Bij die analyse komen zowel positieve als zorgelijke ervaringen aan bod. Vervolgens wordt afgesproken wat er georganiseerd moet worden om de aanpak te laten slagen en wie dat gaat uitvoeren. Uitgangspunt is dat de participanten van het zorgteam centraal staan bij de uitvoering en de professionals aan de zijlijn. Afsluiting Ter afsluiting van een zorgteamoverleg worden de belangrijkste conclusies en afspraken samengevat. Waar nodig kan deze taak op zich genomen worden door de pleegzorgbegeleider. Daarbij is het ook van belang om stil te staan bij het vervolg op de
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 53

bijeenkomst van het zorgteam. Dus niet alleen de afspraken, maar ook een mogelijke nieuwe bijeenkomst van het zorgteam kan direct vastgelegd worden. Rapportage De pleegzorgbegeleider registreert het zorgteam achteraf. Hiervoor moet clintcontacttijd (zie 2.6.2.3) geregistreerd worden en het logboek pleegkind (zie 2.6.2.1) en het logboek pleeggezin (zie 2.6.2.2) ingevuld worden. In onderling overleg kan besloten worden om notulen van de zorgteamoverleg te maken. Clintcontacttijdregistratie Ieder contact met een clint (pleegkind en leden van diens gezinssysteem, dus niet pleegouders) wordt gezien als clintcontact en dient geregistreerd te worden, ten behoeve van verantwoording van de geboden begeleiding. Logboek pleegkind Het zorgteam wordt geregistreerd in het logboek pleegkind (zie 2.6.2.1). Het verdient de aanbeveling hier de belangrijkste gespreksonderwerpen, conclusies en afspraken te noteren. Logboek pleeggezin Wanneer tijdens het zorgteam specifieke zaken aan de orde komen die het pleeggezin betreffen en niet het pleegkind, dan dient dit verwerkt te worden in het logboek pleegouders (zie 2.6.2.2). Notulen De besproken onderwerpen, conclusies en afspraken kunnen worden vastgelegd in een notulen. Dit behoort niet per definitie tot de taak van de pleegzorgbegeleider.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

54

2.2.4 Bezoekcontacten ouders


Doel Kinderen en ouders hebben een fundamenteel recht om contact met elkaar te hebben, ook wanneer kinderen uithuis geplaatst zijn. Er moet zoveel mogelijk getracht worden om het contact tussen kind en ouders te behouden. Dit contact kan op diverse manieren vorm gegeven worden. Hierbij staat het belang van het kind van zelfsprekend voorop. Het is de taak van BJZ om de bezoekregeling in overleg met FJP zodanig vorm te geven dat het belang van het kind hier het meest bij gebaat is. Er kan voor gekozen worden om de bezoeken vorm te geven in begeleide bezoeken. Binnen een begeleid bezoek bestaat ruimte voor ouders en kind om contact met elkaar te hebben, waarbij de begeleiding zekere randvoorwaarden tracht te waarborgen. Richtlijnen - De eindverantwoordelijkheid van het begeleiden van de bezoeken ligt bij BJZ. BJZ kan FJP verzoeken om een aantal bezoeken te begeleiden als gedelegeerde taak. - Wanneer er een risico bestaat op een bedreigende situatie tijdens een bezoek dan moeten de bezoeken op een locatie van BJZ plaatsvinden omdat deze daar voor toegerust is. Het bezoek kan dan door zowel de (gezins)voogd als de pleegzorgbegeleider begeleid worden. Beiden kunnen terugvallen op de daarvoor aanwezige faciliteiten. - De kaders van de bezoekregeling worden daarbij vastgesteld door BJZ in overleg met FJP en pleegouders en in enkele gevallen aan de hand van uitspraak van de rechter. Pleegouders en ouders, geven hier indien noodzakelijk met ondersteuning van BZJ en/of FJP concrete invulling aan. - De vormgeving van begeleide bezoeken vraagt om maatwerk. Het bezoek dient zo formeel als nodig, maar zo natuurlijk als mogelijk te zijn. Indien wenselijk wordt gebruik gemaakt van de Checklist Oudercontacten Pleegzorg (CHOP; zie 7.6.1 en 7.6.2), een hulpmiddel bij de onderbouwing van een passende bezoekregeling van een pleegkind met zijn ouders. - Uitgangspunt is altijd om toe te werken naar onbegeleide bezoeken in de natuurlijke omgeving van het kind (bij de pleegouders). Regelmatige evaluatie van de bezoekregeling is noodzakelijk om de afspraken mogelijk te herzien. - Begeleide bezoeken dienen voor een bepaalde periode afgesproken te worden. Duidelijk moet zijn wat er bereikt dient te worden willen bezoeken onbegeleid plaats kunnen gaan vinden. Na afloop van een vastgestelde periode wordt er gevalueerd en bepaald of begeleide bezoeken gecontinueerd worden of dat de bezoeken op een andere wijze vormgegeven zullen worden. Dit onderwerp wordt standaard besproken in de zorgteams. - De concrete invulling van begeleide bezoeken is een specifiek onderwerp in de zorgteams. - De frequentie van de bezoeken wordt bij zaken binnen het gedwongen kader door de (gezins)voogd of kinderrechter bepaald. Dit dient afgestemd te worden op de mogelijkheden en beperkingen van het kind en de ouders. Richtlijn voor een langdurige plaatsing vanuit FJP is om begeleide bezoeken eens per vier tot zes weken plaats te laten vinden. - Met het uitgangspunt dat de frequentie van de bezoeken van pleegkind en ouders bij langdurige pleegzorgplaatsingen tussen de n keer per maand en n keer per zes weken ligt, mag van FJP gevergd worden dat deze de helft van de begeleide bezoeken op zich neemt. Zijn de bezoeken echter frequenter (bijvoorbeeld wanneer ouders een aparte regeling hebben, of een hogere frequentie is opgelegd van rechtswege) dan wordt afgestemd tussen BJZ en FJP wat een billijke regeling is betreffende ieders inzet. - Voor plaatsingen die vanuit de crisis worden begeleid ligt de frequentie op n keer per twee drie weken.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

55

De bezoeken moeten voor het kind zo vanzelfsprekend mogelijk verlopen en vinden bij voorkeur plaats in het pleeggezin. Dit geldt uiteraard niet bij crisispleegzorg.

Stappenplan De stappen die genomen worden bij een begeleid bezoek zijn te verdelen in de fases van voorbereiding, inhoud en afsluiting. Tot slot dient er gerapporteerd te worden. Voorbereiding Ter voorbereiding op een begeleid bezoek dient stil gestaan te worden bij de planning, aanwezigen, locatie en uitnodiging. Dit alles gebeurt in overleg met de (gezins)voogd, die de kaders voor de bezoekregeling uitzet en hier de beslissingen in neemt. De (gezins)voogd in eindverantwoordelijk, maar kan geen beslissingen nemen over de rol en taken van de pleegzorgbegeleider bij de begeleide bezoeken. Rond deze samenwerking wordt in onderling overleg besloten. Planning Over het algemeen is er geen sprake van een losstaand begeleid bezoek, maar bestaat er een bezoekregeling met ouders. Het verdient de voorkeur om deze bezoekregeling vast te leggen in een rooster van bijvoorbeeld een half of heel jaar. Zodoende is het voor alle betrokkenen duidelijk wanneer er weer een bezoek plaatsvindt. De meest wenselijke situatie is om de bezoekregeling in het rooster vast te leggen naar aanleiding van een zorgteamoverleg. Binnen deze bijeenkomst kan met alle betrokkenen besproken worden hoe de bezoekregeling het beste vorm gegeven kan worden. De kaders hiervan (frequentie, duur, locatie, enz.) dienen zo ver als nodig van te voren door de BJZ-werker vastgesteld te worden en vervolgens kan over de verdere inhoud en onderlinge verwachtingen met elkaar gesproken worden. Aanwezigen Voor ieder kind dient bepaald te worden met welke personen uit diens netwerk bezoekcontact van belang is. Dit zijn in eerste instantie de ouders, maar daarnaast kan gedacht worden aan grootouders en andere familieleden. De BJZ-werker bepaalt voor wie er een bezoekregeling opgestart wordt. Vanzelfsprekend kan er ook voor gekozen worden om meerdere mensen tegelijk uit te nodigen. Hierbij staat het belang van het kind voorop, maar ook met de belasting van het pleeggezin dient rekening gehouden te worden. Locatie De locatie van begeleide bezoeken is afhankelijk van de specifieke situatie. Ook hier is sprake van maatwerk, waarbij de beslissing uiteindelijk bij de BJZ-werker ligt. Er kan voor gekozen worden om dit een onderwerp van het zorgteam te maken. Het verdient de voorkeur om de bezoeken bij pleegouders thuis te laten plaatsvinden, omdat dit de plek is waar het kind zich over het algemeen het meest vertrouwd en veilig voelt. In veel situaties is het echter (bij de eerste (begeleide) bezoeken) noodzakelijk om het bezoek op neutraal terrein plaats te laten vinden. Zo kan er gekozen worden voor de bezoekruimtes bij FlexusJeugdplein of Bureau Jeugdzorg. Wanneer de situatie het toelaat kan ervoor gekozen worden om bij gunstige weersomstandigheden naar buiten te gaan. Bij FlexusJeugdplein is het mogelijk om de speeltuin, speelcentrum Weena of wijkpark Oude Westen te bezoeken. FJP heeft een abonnement bij speelcentrum Weena. De buitenspeelfaciliteiten zijn vrij toegankelijk. Met het abonnement kan extra spelmateriaal geleend worden en tevens van de binnenruimte gebruik gemaakt worden. Het abonnement en extra informatie over bijvoorbeeld openingstijden is verkrijgbaar bij de receptie van de Diergaadesingel.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 56

Naast neutraal terrein, kunnen bezoeken plaatsvinden bij ouders of andere familieleden thuis of op andere locaties. Om begeleide bezoeken een feestelijke tintje te geven, kan in onderling overleg beslist worden om het bezoek op een bijzondere locatie plaats te laten vinden. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld Playcity, Ballorig, McDonalds, Plaswijckpark of Diergaarde Blijdorp. FJP heeft een abonnement bij Diergaarde Blijdorp, waardoor deze met korting bezocht kan worden. (Informatie over) het abonnement is verkrijgbaar bij de receptie van de Diergaardesingel, daar kan het tevens gereserveerd worden. De kosten van dergelijke begeleide bezoeken zijn in principe voor ouders. Eventuele kosten die de pleegzorgbegeleider maakt in het kader van een bezoekcontact moeten vooraf met de afdelingsmanager besproken worden. Uitnodigingen Wanneer datum, aanwezigen en locatie bepaald zijn, moet dit aan iedereen bekend gemaakt worden. In onderling overleg kan besloten worden of de BJZ-werker of de pleegzorgbegeleider hierin initiatief neemt. Inhoud De inhoud van het begeleid bezoek wordt bepaald door de tijd, samenstelling en voorwaarden. Daarbij zijn de houdingsaspecten van de pleegzorgbegeleider van belang. Tijd De tijdsduur van het begeleid bezoek staat in principe vast binnen de bezoekregeling en wordt van te voren door de BJZ-werker bepaald. Het is de taak van de begeleider van het bezoek (BJZ-werker of pleegzorgbegeleider) om de tijd te bewaken en het bezoek tijdig af te ronden. Samenstelling Wanneer de samenstelling van het bezoek verschilt van het vooraf afgesprokene, dan verdient dit de aandacht. De afwezigheid van eventueel noodzakelijk aanwezigen kan ertoe leiden om het bezoek niet door te laten gaan. Het belang van de aanwezigheid van onaangekondigde personen dient ook vastgesteld te worden. Hoewel het voor ouders prettig kan zijn om steunfiguren mee te nemen, dient bepaalt te worden of de aanwezigheid van deze personen in strijd is met het belang van het kind. De begeleider van het bezoek (BJZ-werker of pleegzorgbegeleider) behoudt zich het recht om ongewenste aanwezigen niet toe te laten tot het bezoek. Dergelijke afspraken worden bij voorkeur zoveel mogelijk vooraf vastgelegd, zodat spanningen direct voorafgaand aan het bezoek voorkomen worden. Voorwaarden De veiligheid van het pleegkind staat vooraan bij de voorwaarden van een begeleid bezoek. Dat wil zeggen dat dreiging van iedere vorm van agressie of ontvoering voorkomen moet worden. Wanneer deze dreiging vooraf bekend is, moet met de BJZwerker overlegd worden hoe wenselijk het bezoek is. Het is van belang stil te staan bij de wijze waarop het belang van het kind dan gediend is. Verder voorwaarden van het bezoek zijn afhankelijk van de specifieke situatie en worden van te voren afgesproken. Wederom heeft de BJZ-werker een sturende rol. Voorafgaand aan een zorgteam zijn hierover duidelijke afspraken gemaakt. Als gedurende het bezoek blijkt dat ouders deze afspraken en zijn nagekomen, dan kan het bezoek afgebroken worden. Een voorbeeld zijn bezoekcontacten met ouders met verslavingsproblematiek, waarbij afgesproken is dat zij niet onder invloed naar de bezoeken komen.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

57

Houdingsaspecten De rol van de begeleider van het bezoek (BJZ-werker of pleegzorgbegeleider) dient aangepast te worden aan de specifieke situatie. Deze houding kan verschillen van zich zoveel mogelijk op de achtergrond houden tot zeer directief ouders aanwijzingen geven hoe zij het contact met hun kind vorm kunnen geven. De rol van de pleegzorgbegeleider is er altijd op gericht om de sfeer voor het kind en indien mogelijk voor de ouders zo goed als mogelijk te maken. Hierbij zijn een positieve houding, betrokkenheid, serieus nemen, respect en veelzijdige partijdigheid van belang. Afsluiting De afsluiting van het begeleid bezoek staat vooral in het teken van afscheid nemen. Ouders en kind moeten de ruimte krijgen om afscheid te nemen. Vervolgens moet het kind zich weer bij zijn/haar pleegouder(s) voegen. Deze situatie zal, voornamelijk bij de start van de bezoekregeling, mogelijk wat beladen zijn. Het is aan de begeleider van het bezoek (BJZ-werker of pleegzorgbegeleider) om dit zo goed als mogelijk te sturen. Wanneer er onduidelijkheid bestaat over het volgende bezoekmoment, dan kan besproken hoe het vervolg eruit ziet. Dit kan betekenen dat er een nieuw bezoek gepland wordt, maar ook dat afgesproken wordt wie dit in de toekomst zal plannen. Desgewenst kan er met de ouder en/of de pleegouders afgesproken dat het bezoek nabesproken zal worden. In veel gevallen zal de pleegzorgbegeleider dit in het komende huisbezoek meenemen. Met ouders kan een aparte afspraak met de pleegzorgbegeleider of BJZ-werker gemaakt worden. Rapportage De pleegzorgbegeleider registreert het begeleid bezoek. De clintcontacttijd (zie 2.6.2.3) wordt geregistreerd. Het logboek pleegkind (zie 2.6.2.1) en waar nodig het logboek pleeggezin (zie 2.6.2.2) worden ingevuld. Clintcontacttijdregistratie Ieder contact met een clint (pleegkind en leden van diens gezinssysteem, dus niet pleegouders) wordt gezien als clintcontact en dient geregistreerd te worden om gedeclareerd te worden bij de finacierders. Logboek pleegkind Het begeleid bezoek wordt geregistreerd in het logboek pleegkind (zie 2.6.2.1). Hier kan kort weergegeven worden hoe het bezoek is verlopen (aanwezigen, sfeer, activiteiten, afspraken, enz.). Logboek pleeggezin Wanneer tijdens het begeleide bezoek zaken aan de orde komen die het pleeggezin betreffen en niet het pleegkind, dan dient dit verwerkt te worden in het logboek pleeggezin (zie 2.6.2.2).

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

58

2.2.5 Overigen
Doel Naast de bovenstaand beschreven onderdelen van de pleegzorgbegeleiding, zijn er nog andere aspecten die bij de pleegzorgbegeleiding horen. Deze zijn afhankelijk van de specifieke begeleidingswensen van het kind, de pleegouders en het pleeggezin. Hier kan iedere pleegzorgbegeleider op flexibele wijze mee omgaan. Als voorbeeld wordt hier schoolbezoeken gegeven. Richtlijnen - Het (dagelijkse) contact met de school wordt door pleegouders onderhouden. FJP kan pleegouders hierbij ondersteunen. - Wanneer er een maatregel in het gedwongen kader wordt uitgesproken stuurt BJZ standaard een kennisgevingsbrief van de maatregel en de contactgegevens van de uitvoerende BJZ-werker aan de school. - Bij een plaatsing in het gedwongen kader heeft de (gezins)voogd minimaal n keer per jaar contact onderhoudt met de school inzake het functioneren van het kind. - Het contact tussen de hulpverleners en de school is per definitie transparant. Dat betekent dat de pleegouders en het pleegkind te alle tijde op de hoogte zijn van het contact dat er bestaat. - Schoolprestaties en aandachtspunten worden met pleegouders besproken. BJZ delegeert dit in het algemeen aan pleegouders. Het is de verantwoordelijkheid van de school om er voor te zorgen dat de informatie over het functioneren van het kind die aan BJZ wordt gegeven ook wordt doorgegeven aan pleegouders. De BJZ-werker stemt af dat wanneer de school aan de BJZ-werker informatie wil verstrekken die niet bij pleegouders bekend is, deze informatie bekend dient te worden bij pleegouders, pleegzorgbegeleider en ouders (bij OTS). Hier kan alleen van worden afgeweken wanneer de veiligheid van het kind of van medewerkers van school en/of FJP/BJZ in het geding komen. - De schoolkeuze voor regulier basisonderwijs wordt in samenspraak met BJZ en ouders (bij OTS) gemaakt. De voorkeur van pleegouders en ouders over de ligging en de identiteit van de school worden hierin meegenomen. Bij de matching van een kind moet dit meegenomen worden. - Juridisch gezien zijn ouders van kinderen waar een OTS over uitgesproken is belast met het gezag en bevoegd beslissingen te nemen in het leven van het kind, ook wanneer dit kind niet bij deze ouders verblijft. Mocht BJZ bij OTS-zaken menen dat een (voorgenomen) besluit van ouders niet in het belang van het kind is, dan kan BJZ uiteindelijk overgaan tot het verstrekken van een schriftelijke aanwijzing. Na de inwerkingtreding van de wet Herziening Kinderbeschermingsmaatregelen kan BJZ de zaak voorleggen aan de kinderrechter. - Als het kind onder voogdij is gesteld, tracht de BJZ-werker de ouders zoveel mogelijk te betrekken. BJZ heeft echter de bevoegdheid om besluiten te nemen en ouders hiervan in kennis te stellen. - Een indicatie voor bijzonder onderwijs dient aangevraagd te worden via BJZ. Bij een OTS moeten ook de met gezag beklede ouders hun handtekening plaatsen voor zon aanvraag. Wanneer ouders dit weigeren, kan BJZ dit trachten af te dwingen. Dat kan door een schriftelijke aanwijzing of door de zaak voor te leggen aan de rechtbank. Stappenplan Er bestaat geen gestandaardiseerd stappenplan voor het onderhouden van contact met de school. In de ene situatie zal het wenselijk zijn om samen met de pleegouders met enige regelmaat een gesprek met de leerkracht, intern begeleider, mentor, enzovoorts te hebben. Ook kan de pleegzorgbegeleider standaard bij rapportbesprekingen en dergelijke aanwezig zijn. Bij andere kinderen kan telefonisch contact voldoende zijn. Per
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 59

kind dient bekeken te worden hoe het contact met school vorm gegeven kan worden, waarbij belangrijk is dat de pleegouders niet gepasseerd worden. De transparantie kan bereikt worden door de vorm en inhoud van het contact in de zorgteamoverlegen aan de orde te laten komen of door gesprekken met de school gezamenlijk met de pleegouders te voeren. Er bestaat een voorlichtingsfolder voor leerkrachten over het hebben van een pleegkind in de klas. Deze kan door de pleegzorgbegeleider (eventueel via pleegouders) aan de school gegeven worden.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

60

2.3

Beslismomenten

Doel Pleeggezinnen kunnen diverse overgangen meemaken. Bij deze overgangen worden belangrijke beslissingen genomen door het pleeggezin en de pleegzorgbegeleider. Om deze weloverwogen en zorgvuldig te kunnen nemen, worden hierbij vaste procedures gevolgd. Niet in alle pleeggezinnen zullen bepaalde beslissingen aan de orde zijn. Deze beslismomenten behoren dus niet standaard tot de pleegzorgbegeleiding. Uitgangspunt De procedures die bij de verschillende beslissingen in de pleegzorgbegeleiding aan de orde komen, zullen hier zo duidelijk en compleet als mogelijk beschreven worden. Het doel hiervan is dat de begeleiders pleegzorg op eenzelfde en zo zorgvuldige mogelijke wijze de beslissingen te nemen. Richtlijnen De beslissingen die beschreven zullen worden zijn: - de overgang van een crisisplaatsing naar een langdurige plaatsing in hetzelfde pleeggezin, aan de hand van een pas op de plaats (overgang van crisis naar reguliere pleegzorg) (2.3.1); - de overgang van reguliere naar crisispleegzorg (2.3.2); - de overgang van reguliere naar weekend pleegzorg (2.3.3); - een bijplaatsing (2.3.4); - pleegoudervoogdij (2.3.5).

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

61

2.3.1 Pas op de plaats (overgang van crisis naar reguliere pleegzorg)


Doel Een Pas op de Plaats gesprek (POP gesprek) vindt plaats wanneer een crisisopvanggezin of -observatiegezin aangeeft dat het langdurig voor het tijdelijk bij hen geplaatste kind wil zorgen. Door de procedure te volgen wordt op zorgvuldige wijze een afweging gemaakt of een langdurige plaatsing wenselijk is voor dit kind in dit gezin. Door deze procedure te volgen vindt toetsing plaats ook wanneer het kind al langere tijd in het crisisopvanggezin verblijft. Crisisopvang gaat dus niet automatisch over in een langdurige plaatsing. Uitgangspunten - Het belang van het kind is te allen tijde het uitgangspunt. - De gehele procedure neemt niet langer dan vier tot zes weken in beslag. Stappenplan Er kunnen zich twee situaties voordoen, waarbij een crisisopvanggezin aangeeft langdurig voor een pleegkind te willen gaan zorgen. Allereerst zijn er gezinnen die uitsluitend crisisopvang bieden. Daarnaast zijn pleeggezinnen die naast crisisopvang ook langdurige pleegzorg bieden. Bij hen zijn er twee begeleiders pleegzorg betrokken, namelijk vanuit de crisisopvang (CRO) en vanuit de integrale pleegzorg. Gezien het verschil dat n of twee begeleiders pleegzorg zijn, bestaan er verschillen in het stappenplan. Stappenplan bij pleegouders die uitsluitend crisisopvang bieden. 1. De pleegouders geven aan de pleegzorgbegeleider CRO te kennen dat zij langdurig voor een kind willen gaan zorgen. 2. De pleegzorgbegeleider CRO legt de procedure uit aan de pleegouders. 3. De pleegzorgbegeleider CRO bespreekt de wens van de pleegouders met de gedragsdeskundige. Samen wordt vastgesteld of langdurige plaatsing van het kind in dit pleeggezin wenselijk is. 4. De pleegzorgbegeleider CRO en de gedragsdeskundige formuleren samen aandachtspunten voor het POP gesprek. De vijf VIP-criteria (zie 2.1.1.3) zijn daarbij het uitgangspunt. 5. De pleegzorgbegeleider CRO informeert en overlegt met de betrokken BJZ-werker. 6. De pleegzorgbegeleider CRO en de pleegouders voeren samen het POP gesprek. De pleegzorgbegeleider CRO schrijft een gespreksverslag POP gesprek (zie 2.6.3.1 en 7.7.1) aan de hand van de vijf VIP-criteria (zie 2.1.1.3). 7. De afdelingsmanager CRO is verantwoordelijk voor het advies in het verslag. 8. Het advies uit het verslag gaat naar de BJZ-werker, die verantwoordelijk is voor het eindbesluit of er overgegaan wordt van crisis- naar reguliere pleegzorg. Stappenplan bij pleegouders die naast crisisopvang ook langdurige pleegzorg bieden. 1. De pleegouders geven aan de pleegzorgbegeleider CRO te kennen dat zij langdurig voor het kind willen zorgen. 2. De pleegzorgbegeleider CRO legt de procedure uit aan de pleegouders. 3. De pleegzorgbegeleider CRO informeert de pleegzorgbegeleider langdurig. 4. De pleegzorgwerker CRO informeert en overlegt met de betrokken BJZ-werker. 5. De pleegzorgbegeleider langdurig overlegt met zijn/haar gedragsdeskundige over eventuele contra-indicaties van de langdurige plaatsing van het crisiskind m.b.t. het daar reeds langdurig wonende pleegkind. 6. De pleegzorgbegeleider langdurig informeert de pleegzorgbegeleider CRO over de conclusie van dit overleg.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

62

7. Indien de pleegzorgbegeleider langdurig en diens gedragsdeskundige concluderen dat een langdurig verblijf van het crisisopvang kind onwenselijk is, dan is dit besluit doorslaggevend en wordt de procedure stopgezet. 8. Indien de conclusie van het overleg echter positief is formuleren de pleegzorgbegeleider CRO en diens gedragsdeskundige gezamenlijk aandachtspunten voor het POP gesprek. Hierbij worden de vijf VIP-criteria (zie 2.1.1.3) als uitgangspunt gebruikt. 9. De pleegzorgbegeleider CRO voert met de pleegouders het POP gesprek. Indien wenselijk kan de VIP-trainer aanwezig zijn, evenals de betrokken pleegzorgbegeleider langdurig. 10. De pleegzorgbegeleider CRO schrijft een gespreksverslag POP gesprek (zie 2.6.3.1 en 7.7.1) aan de hand van de vijf VIP-criteria (zie 2.1.1.3). 11. De afdelingsmanager CRO is verantwoordelijk voor het advies in het verslag. 12. Het advies uit het verslag gaat naar de BJZ-werker, die verantwoordelijk is voor het eindbesluit of er overgegaan wordt van crisis- naar reguliere pleegzorg. Wanneer pleegouders het niet eens zijn met het besluit: 1. Aan pleegouders wordt een second opinion aangeboden, die wordt uitgevoerd door een onafhankelijke deskundige. 2. Van dit onderzoek wordt een verslag gemaakt. Dit verslag wordt door de onderzoeker besproken met de afdelingsmanager CRO en de gedragsdeskundige CRO. 3. Pleegouders krijgen het verslag van de contra-expertise en een officieel bericht over de eindbeslissing van de bovengenoemde commissie.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

63

2.3.2 Overgang van reguliere naar crisispleegzorg


Doel Het kan voorkomen dat een kind wat langdurig in een pleeggezin woont door een crisis uitgeplaatst wordt. Ondanks dat snelheid van handelen hierbij vaak voorop zal staan, is het van belang hierbij een zo zorgvuldig mogelijke werkwijze toe te passen. Op die manier wordt voorkomen dat er problemen ontstaan qua verantwoordelijkheden, financiering en dergelijke. Uitgangspunten - Wanneer een plaatsing in een pleeggezin vroegtijdig wordt afgebroken of er een voornemen hiertoe bestaat dan zal er overleg plaatsvinden tussen FJP en BJZ. Er zal in gezamenlijkheid worden bekeken wat de beste vervolgplek is voor het kind. FJP heeft een inspanningsverplichting voor het zoeken naar een interne vervolgplek. Wanneer er een geschikte plek wordt gevonden wordt deze aangeboden en zal het kind overgeplaatst worden. Mocht BJZ dit geen geschikte plek vinden dan wordt er overlegd welke stappen er gezet moeten worden. - Voor officile aanmeldingen (ook bij het crisismeldpunt) is de (gezins)voogd verantwoordelijk. - Het belang van het kind is te allen tijde het uitgangspunt. Stappenplan 1. De pleegzorgbegeleider stelt de crisisbemiddelaar op de hoogte van de wens voor een crisisopvangplaats. 2. De crisisbemiddelaar onderzoekt de mogelijkheden van beschikbare gezinnen. 3. De bemiddelaar overlegt indien nodig met de pleegzorgbegeleider van het gezin of de VIP-trainer die pleegouders kent. De bemiddelaar overlegt met de BJZwerker bij specifieke vragen met betrekking tot het beschikbare gezin. 4. Als een matching mogelijk is, dan belt de bemiddelaar het pleeggezin om het kind en de situatie voor te leggen. Hierbij wordt zoveel mogelijk informatie besproken, inclusief verwachte oudercontacten en bijzonderheden. 5. De bemiddelaar vraagt de pleegzorgbegeleider crisis (al aanwezig in het pleeggezin of aangewezen door de afdelingsmanager) om te begeleiden en aanwezig te zijn bij de plaatsing. Indien mogelijk is er van te voren een kennismakingsafspraak waarin afspraken en het plan van de plaatsing al kan worden voorbereid. Het kan voorkomen dat onze inspanningsverplichting geen resultaat oplevert. Dan dient het volgende traject in werking gesteld te worden. 1. De BJZ-werker meldt het kind aan bij het crisismeldpunt. 2. De medewerker van het meldpunt bepaalt in overleg met de BJZ-werker welke vorm van opvang het best past. Daarbij wordt eerst binnen het netwerk gezocht, vervolgens een pleeggezin en daarna opvang in een crisisgroep indien de andere hulpvormen niet geschikt zijn of er geen plek is. 3. De medewerker van het meldpunt laat weten aan de BJZ-werker waar plaats is. 4. De BJZ-werker regelt in overleg met de pleegzorgbegeleider de overplaatsing. Noodopvang 1. Indien een kind buiten kantoortijden geplaatst is op een noodbed, neemt de bemiddelaar de eerstvolgende werkdag contact op met het crisis meldpunt en de BJZ-werker over dit kind en regelt opvang elders volgens bovenstaande procedure en rondt de noodopvang af met de BJZ-werker en het noodopvanggezin. 2. Indien noodopvang langer dan n nacht geduurd heeft, neemt de bemiddelaar contact op met opvanggezin hoe het gegaan is. 3. De bemiddelaar registreert de noodopvang en geeft dit door aan het secretariaat.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 64

2.3.3 Overgang van weekend naar reguliere pleegzorg


Doel Een zo nauwkeurig mogelijke werkwijze toe te passen om met alle betrokkenen tot een verantwoorde beslissing te komen bij de overgang van weekend- naar langdurige pleegzorg bij hetzelfde pleeggezin. Dit kan overwogen worden wanneer er (bv. in crisissituaties) een andere plaats voor een kind wordt gezocht. Uitgangspunten - Het belang van het kind is te allen tijde het uitgangspunt bij de overgang van weekend- naar langdurige pleegzorg. - Langdurige pleegzorg vraagt andere kwaliteiten van pleegouders en heeft een andere invloed op alle gezinsleden dan weekendpleegzorg. - Indien de pleegouders het voorbereidingsprogramma W(eekend)- VIP hebben gevolgd, dan zijn zij alleen voorbereid en ingeschreven voor weekendpleegzorg. Het is ook mogelijk dat zij het volledige V.I.P-programma hebben doorlopen en daarna geselecteerd zijn als weekendpleeggezin. Het is dan van belang om in te schatten waarom dat gebeurd is. - De bemiddeling voor weekendopvang verloopt anders dan voor langdurige pleegzorg. Zo zijn bijvoorbeeld de leeftijdsverschillen tussen de eigen en weekend pleegkinderen minder van belang. Het is van belang hier bij stil te staan bij de beslissing om al dan niet over te gaan naar een langdurige plaatsing. - Om alle bovenstaande redenen is het van belang om bij de overstap van weekendpleeggezin naar fulltime of langdurig pleeggezin zorgvuldig te werk te gaan. Aanvullende selectie en aanvullende voorbereiding zijn noodzakelijk. - Het is mogelijk dat het pleeggezin voor meerdere vormen van pleegzorg ingeschreven staat en/of als langdurig pleeggezin of crisisopvanggezin actief is. In die gevallen wordt gebruik gemaakt van de procedure bijplaatsing en/of de procedure POP-gesprek. Stappenplan 1. De weekendpleegouders geven aan de pleegzorgbegeleider aan langdurige pleegzorg te willen bieden aan het weekend pleegkind. Het kan ook voorkomen dat de vraag door FJP of BJZ bij de pleegouders wordt neergelegd. 2. De pleegzorgbegeleider gaat na of het de wens is van alle leden van het pleeggezin om het pleegkind langdurig op te vangen. Daarbij wordt aandacht besteed aan bovengenoemde uitgangspunten. 3. De pleegzorgbegeleider legt aan pleegouders de procedure uit. 4. De pleegzorgbegeleider gaat na bij de BJZ-werker of er een aanvraag voor langdurige pleegzorg (in aantocht) is en of daarbij het huidige weekendgezin in de ogen van de BJZ-werker een optie is. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het format van een POP-gesprek. 5. De pleegzorgbegeleider bespreekt de wens van pleegouders en de (verwachte) aanvraag van BJZ-werker voor langdurige pleegzorg met de gedragsdeskundige. Gezamenlijk wordt beoordeeld of langdurige pleegzorg in dit weekendgezin, gezien de ervaringen van de pleegzorgbegeleider, een optie is die nader onderzocht moet worden. Aandachtspunten voor verdere selectie of de motivatie voor afwijzing worden geformuleerd. Indien negatief geoordeeld wordt over langdurige pleegzorg in het weekendgezin: 6. De pleegzorgbegeleider bespreekt het besluit en de motivatie met de pleegouders. Eventueel kan de BJZ-werker bij dit gesprek uitgenodigd worden. Indien positief geoordeeld wordt over langdurige pleegzorg in het weekendgezin:
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 65

6. De pleegzorgbegeleider neemt contact op met het hoofd van de Dienst W&S. Een contactpersoon wordt aangewezen, dit is n van de twee VIP-trainers die het gezin hebben geselecteerd. a. Indien het gezin is geselecteerd via het W(eekend)-VIP programma, dan worden op grond van de W-VIP-rapportage en de ervaringen van de pleegzorgbegeleider afspraken gemaakt over de wijze waarop aanvullende voorlichting en selectie plaats moet vinden. b. Indien het gezin het volledige VIP-programma heeft doorlopen maar daarna is geselecteerd voor weekendpleegzorg, dan wordt nagegaan waarom dat is gebeurd. Op basis van de VIP-rapportage en de ervaringen van de pleegzorgbegeleider worden afspraken gemaakt over de wijze waarop aanvullende selectie plaats moet vinden. Aandachtspunten bij de aanvullende selectie: - Er wordt gebruik gemaakt van de vijf VIP-criteria (zie 2.1.1.3). - Er vindt bemiddeling plaats tussen het pleegkind en alles wat hij/zij nodig heeft en het betrokken pleeggezin. - Alle leden van het pleeggezin worden bij het onderzoek betrokken (rekening wordt natuurlijk gehouden met de leeftijd van de kinderen). - Er wordt rekening gehouden met de ervaring die het pleeggezin inmiddels als weekendgezin heeft. 7. In de meeste gevallen vinden er twee selectiegesprekken met het pleeggezin plaats door de pleegzorgbegeleider en de (W-)VIP-trainer. 8. Indien dit binnen redelijke tijd te realiseren is, volgen de pleegouders het ondersteuningprogramma Gedrag en Loyaliteit. 9. De pleegzorgbegeleider en de (W-)VIP-trainer formuleren conclusie en aandachtpunten. 10. De (W-)VIP-trainer schrijft aanvullende rapportage. 11. De rapportage van de selectie van langdurige pleegzorg en bemiddeling voor een langdurige plaatsing worden goedgekeurd door de afdelingsmanager. 12. De pleegouders ontvangen het verslag. 13. Het vervolg is afhankelijk van het besluit. a. Bij acceptatie gaat de pleegzorgbegeleider verder met het stappenplan kennismaking om het pleegkind in het pleeggezin te plaatsen. b. Bij afwijzing lichten de VIP-trainer en de pleegzorgbegeleider het besluit en de motivatie toe in een gesprek met pleegouders.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

66

2.3.4 Bijplaatsing
Doel Om een verantwoorde beslissing te nemen over een verzoek tot bijplaatsing moet een zo zorgvuldig mogelijke werkwijze ingezet worden. Hierbij is het van belang om te weten: - welke informatie nodig is; - wie genformeerd wordt; - wie betrokken is bij de beslissing; - welke mogelijkheden er zijn voor een second opinion. Deze punten worden hier verder uitgewerkt. Uitgangspunten - Deze procedure geldt voor alle vormen van pleegzorg (crisis-, weekend-, reguliere-, faciliterende of therapeutische pleegzorg). - Verzoeken tot bijplaatsing worden per individueel geval bekeken en beoordeeld. - Een bijplaatsing kan niet tegen het belang van n van de leden van het pleeggezin zijn. - Als regel kan een bijplaatsing niet eerder plaatsvinden dan minimaal een jaar na een eerdere plaatsing. De periode van een jaar is nodig om na een eerdere plaatsing het gezinsevenwicht te hervinden. - In dringende gevallen kan er in overleg met de afdelingsmanager van deze termijn worden afgeweken. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld de bijplaatsing van een broertje of zusje. - Een verzoek tot bijplaatsing komt doorgaans vanuit pleegouders, maar het is niet uitgesloten dat de pleegzorgbegeleider daarbij een initirende of stimulerende rol speelt. - Het aanbod van het pleeggezin is de verantwoordelijkheid en expertise van FJP. - BJZ draagt de eindverantwoordelijkheid voor het reeds geplaatste kind in het pleeggezin evenals het kind wat mogelijk bijgeplaatst kan worden. Zodra er duidelijkheid is dat een bijplaatsing kan plaatsvinden is er overleg tussen BJZ en FJP. Dit kan een zorgteam zijn. - Mochten de pleegzorgbegeleider en de (gezins)voogd een afwijkende mening hebben over de bijplaatsing dan vindt er overleg plaats tussen de GD-er van FJP en BJZ. Als ook dit overleg niet tot een vergelijk leidt dan zal er overleg zijn tussen de afdelingsmanager van FJP en de teammanager van BJZ. Stappenplan De procedure tot bijplaatsing kent drie fases, namelijk die van de aanvraag, besluitvorming en afronding. Deze fases hebben hun eigen stappen. Aanvraag 1. De pleegouders geven aan hun pleegzorgbegeleider aan dat zij een bijplaatsing willen. 2. De pleegzorgbegeleider bespreekt het verzoek met de gedragsdeskundige. 3. De pleegzorgbegeleider informeert de betrokken BJZ-werker(s) bij het pleeggezin en vraagt hun mening over een mogelijke bijplaatsing. 4. De pleegzorgbegeleider en pleegouders voeren een gesprek over een mogelijke bijplaatsing. Van dit gesprek wordt een verslag gemaakt. Bij het gesprek en het verslag dienen de punten beschreven in het bijplaatsingsverslag (zie 2.6.3.2 en 7.7.2) als leidraad. 5. Op grond van het bijplaatsingsgesprek schrijft de pleegzorgbegeleider een concept van het bijplaatsingsverslag (zie 2.6.3.2 en 7.7.2). In dit verslag wordt de beslissing genomen en onderbouwt om al dan niet akkoord te gaan met het verzoek tot bijplaatsing. 6. De pleegzorgbegeleider verstuurt het concept van het verslag ter beoordeling aan de gedragsdeskundige en afdelingsmanager.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 67

7. De gedragsdeskundige voorziet het verslag van feedback en retourneert deze aan de pleegzorgbegeleider. 8. De pleegzorgbegeleider past het concept van het verslag aan op grond van de feedback. 9. Desgewenst kan in overleg met de gedragsdeskundige besloten worden het verslag en dus de wens tot bijplaatsing in het basisteam te bespreken. 10. De pleegzorgbegeleider bespreekt het concept verslag met de pleegouders en verwerkt hun commentaar in de definitieve versie. Eventuele bijzonderheden worden met de afdelingsmanager besproken. 11. De pleegzorgbegeleider vraagt het secretariaat een definitieve versie van het Bijplaatsingsverslag (zie 2.6.3.2 en 7.7.2) te maken middels het formulier opdrachten voor het secretariaat (zie 7.4.1). 12. Het secretariaat maakt een definitieve versie van het verslag en retourneert deze naar de pleegzorgbegeleider ter ondertekening. 13. De pleegzorgbegeleider ondertekent het verslag en geeft deze aan de afdelingsmanager ter ondertekening. 14. De afdelingsmanager ondertekent het verslag en retourneert deze aan de pleegzorgbegeleider. 15. De pleegzorgbegeleider vraagt het secretariaat middels het formulier opdrachten voor het secretariaat (zie 7.4.1) om het verslag met de begeleidende standaardbrief beoordeling bijplaatsingsverzoek (zie 7.7.3 en 7.7.4) te versturen naar pleegouders ter ondertekening en in het pleegouderdossier op te bergen. Besluitvorming Indien de pleegouders en de pleegzorgbegeleider het eens zijn over een mogelijke bijplaatsing: 16. Het bijplaatsingsverslag en het aanbod worden besproken met de matchingsfunctionaris. 17. De matchingsfunctionaris krijgt een kopie van het Bijplaatsingsverslag. 18. De pleegouders krijgen officieel bericht over de beslissing omtrent hun verzoek tot bijplaatsing in de begeleidende brief bij het bijplaatsingsverslag (zie punt 15). Een kopie van dit officile bericht wordt opgeborgen in het pleegouderdossier. Indien de pleegouders en de pleegzorgbegeleider het niet eens zijn over een mogelijke bijplaatsing: 16. Aan de pleegouders wordt een second opinion aangeboden, die wordt uitgevoerd door een door de afdelingsmanager aangewezen andere pleegzorgbegeleider, desnoods van een collega-instelling. 17. Van de second opinion in de vorm van een huisbezoek door de andere pleegzorgbegeleider wordt een verslag gemaakt. Dit verslag wordt besproken met de afdelingsmanager, gedragsdeskundige, matchingsfunctionaris en begeleiders pleegzorg. 18. De pleegouders krijgen het verslag van de second opinion en een officieel bericht over de beslissing genomen door de afdelingsmanager. Afronding 19. De pleegzorgbegeleider informeert de BJZ-werker(s) van de andere kinderen. 20. De pleegzorgbegeleider en de BJZ-werker(s) spreken af hoe de ouders van de andere kinderen binnen het pleeggezin genformeerd worden en voeren dit uit. 21. Het originele ondertekende exemplaar van het bijplaatsingsverslag (zie 2.6.3.2 en 7.7.2) gaat naar de bemiddeling, samen met een kopie van de onder punt 16 genoemde standaardbrief beoordeling bijplaatsingsverzoek (zie 7.7.3 en 7.7.4). 22. Tegelijkertijd wordt de tekst van het bijplaatsingsverslag (zie 2.6.3.2 en 7.7.2) gemaild naar de bestandsbeheerder. 23. De bestandsbeheerder draagt zorg voor anonimisering van het verslag en geeft vervolgens alle betreffende stukken aan het secretariaat van de Dienst W&S ten behoeve van registratie en mutatie in computer en dossier.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 68

2.3.5 Pleegoudervoogdij
Doel In een normale opvoedingssituatie hebben de ouders het gezag over hun kind. Zij nemen alle beslissingen over bijvoorbeeld medische behandelingen en schoolkeuzes. Pleegouders die niet de voogdij over hun pleegkind hebben, kunnen deze beslissingen niet nemen en moeten aan Bureau Jeugdzorg vragen dergelijke beslissingen te nemen en uit te voeren. Om de situatie voor het pleegkind en de pleegouders zo normaal mogelijk te maken, kan besloten worden de voogdij aan de pleegouders over te dragen. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat na stabilisering van de verzorgings- en opvoedingssituatie gedurende een aantal jaren n nadat duidelijk is geworden dat de belangen van de minderjarige ook zonder Bureau Jeugdzorg door de pleegouder(s) kunnen worden gewaarborgd, Bureau Jeugdzorg terug kan treden en de voogdij aan de pleegouder(s) kan overdragen, indien de pleegouder(s) dit wensen. Dit dient door de rechter uitgesproken te worden. Uitgangspunten - Het kind heeft recht op continuteit in de verzorging en opvoeding. Binnen dit kader past pleegoudervoogdij. - Er is sprake van pleegoudervoogdij wanneer er een indicatie van Bureau Jeugdzorg voor pleegzorg bestaat en minimaal n van beide pleegouders de voogdij overgedragen krijgt van de rechtbank. - De pleegouder(s) kan niet rechtstreeks het gezag van de ouder(s) overnemen. Er moet sprake zijn van een noodzaak tot voogdij en daarbij moet een rechter de pleegouders aanstellen om de voogdij op zich te nemen. - Er bestaat een noodzaak tot voogdij wanneer er niet in het gezag over het kind kan worden voorzien. Dit is het geval als de ouder(s) met gezag is ontheven of ontzet uit de ouderlijke macht, is overleden, zelf nog minderjarig is of er andere gronden zijn, zoals voorlopige of tijdelijke voogdij. - Als voogd is de pleegouder wettelijk verantwoordelijk en in principe aansprakelijk voor het pleegkind. - Het kind dient bij de beslissing tot voogdijoverdracht betrokken te worden op een wijze die bij diens leeftijd en ontwikkelingsniveau past. Kinderen van 12 jaar en ouder hebben het recht om door de rechter gehoord te worden. - Het verdient de voorkeur om instemming voor voogdijoverdracht van de ouders te krijgen. Voor de ontwikkeling van het kind is het van groot belang dat diens ouders de pleegoudervoogdij accepteren. Dit is echter juridisch niet noodzakelijk. - Als de ouder(s) afwezig is, dan kan deze niet meedenken en meebeslissen in de voogdijoverdracht. Het is dan raadzaam om de familie van het kind te raadplegen. - Als de ouder(s) afwezig is, dan dienen de pleegouders wel bereid en in staat te zijn om de afwezige ouder(s) een plaats te geven in het leven van het kind. Indien de afwezige ouder(s) toch weer contact wenst met het kind, dan dient de pleegouder(s) hier op een verstandige wijze mee om te kunnen gaan, met inachtneming van het recht van het kind op afstamming en identiteit en het recht van de ouder(s) op informatie. - Als de twee pleegouders de voogdij over het kind nemen, dan is er sprake van gezamenlijke voogdij. - Als n van de pleegouders de voogdij over het kind neemt, dan is er sprake van eenhoofdige of enkelvoudige voogdij. - Wanneer een pleegouder(s) de voogdij van een kind heeft, dan zijn zij in termen van de Wet op de Jeugdzorg geen pleegouder(s) meer maar voogd(en) of verzorger(s). Zij worden ook wel pleegoudervoogden genoemd. - Voogdij duurt in principe tot meerderjarigheid van het kind, dus tot diens achttiende jaar. De plaatsing in het pleeggezin wordt in principe niet meer beindigd voor die tijd. Een vrijwillige uithuisplaatsing of uithuisplaatsing in het kader van een ondertoezichtstelling van het kind nog wel mogelijk. De pleegouder
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 69

behoudt in dit geval als pleegoudervoogd nog wel de voogdij en dus de verantwoordelijkheid. Voogdij is nooit definitief, tenzij beide ouders zijn overleden. Een ouder kan na ontheffing of ontzetting altijd om herstel van het gezag vragen. De wet stelt hieraan strenge eisen, waardoor het herstel van het ouderlijk gezag in de praktijk niet vaak voor komt.

Criteria Pleegoudervoogdij kan overwogen worden indien voldaan wordt aan de volgende criteria: - Het is in het belang van het kind dat de pleegouder(s) een verantwoordelijkheid ten opzichte van het kind krijgt, die gelijk is aan die van ouders in een normale opvoedingssituatie. - De plaatsing moet een perspectiefbiedend karakter hebben, dus een langdurige plaatsing waarbij geen zicht meer is op terugkeer naar ouders. Daarbij dient het nadrukkelijk de wens van de meerderheid van de betrokkenen (de ouders, de pleegouder(s), het kind en waar mogelijk overige familieleden) te zijn dat het kind tot volwassenheid in het pleeggezin opgroeit. - De rechten van het pleegkind dienen gewaarborgd te zijn, met name het recht op afstamming en identiteit. Dit houdt in dat: het kind weet wie zijn ouders zijn en wat de achtergrond van de pleegzorgplaatsing is; indien de ouders op actieve wijze invulling geven aan hun ouderschap, de omgang tussen de minderjarige en zijn ouders ook na de voogdijoverdracht gewaarborgd dient te blijven; pleegouders uit eigen beweging bereid moeten zijn en het belang onderschrijven van het bespreken van de achtergrond van het kind; de pleegouders bereid zijn om afspraken met de ouders en familie te maken over de omgang en het geven van informatie. Stappenplan Er zijn twee varianten: a. De voogdij ligt bij BJZ b. De OTS ligt bij BJZ en verderstrekkende maatregel wordt overwogen ten gunste van de pleegouder(s). Voogdij ligt bij BJZ BJZ heeft de voogdij over een kind. Het kind woont in een pleeggezin. Het verzoek tot overwegen van voogdijoverdracht kan zowel bij BJZ als bij pleegouders vandaan komen. Stappen: 1. De voogd heeft intern overleg. 2. Dan volgt overleg van BJZ met de ouders. 3. Vervolgens is er overleg van BJZ en FJP. 4. FJP gaat met de pleegouders in gesprek, de immaterile en materile consequenties worden besproken. 5. Eventueel is er een vervolg gesprek met pleegouders en met FJP en BJZ. 6. FJP schrijft een advies over de voogdijoverdracht, dit advies wordt door BJZ verwerkt in het verzoek aan de raad. 7. De RvdK zal met pleegouders (en met FJP) in gesprek gaan over de aanvraag. Er kan van de volgorde van de stappen worden afgeweken. Mocht het verzoek van pleegouders niet gedragen worden door BJZ en/of FJP dan kunnen pleegouders zich zelfstandig richten tot de rechtbank. Pleegouders hebben zich in een dergelijke juridische procedure bij te laten staan door een advocaat. Ook in dit geval zal FJP naast BJZ- een advies schrijven ten behoeve van de zitting.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 70

OTS ligt bij BJZ en een verderstrekkende maatregel wordt overwogen Bij het overwegen van een verderstrekkende maatregel moet er bekeken worden wie de voogdij van het kind op zich zal nemen. Het verzoek tot verderstrekkende maatregel wordt onderzocht door de RvdK. Stappen: 1. Er is overleg tussen BJZ en FJP over de overweging en de richting van het verzoek aan de RvdK (of BJZ of pleegouders). 2. Dan volgt overleg van BJZ met de ouders. 3. FJP gaat met de pleegouders in gesprek, de immaterile en materile consequenties worden besproken. 4. Dan is er een vervolg gesprek met de pleegouders, FJP en BJZ. 5. FJP schrijft een advies over de voogdijoverdracht, dit advies wordt door BJZ verwerkt in het verzoek aan de raad. 6. RvdK zal met pleegouders (en met FJP) in gesprek gaan over de aanvraag. 7. Bij de overdracht van voogdij aan pleegouders: 8. Op het moment dat er sprake is van overdracht van de voogdij aan pleegouders zal de afdeling jeugdbescherming BJZ het kind overdragen aan de toegang van BJZ. JB draagt ervoor zorg dat de lopende indicatie wordt gecontinueerd bij overdracht naar de Toegang. Juridische procedure De juridische procedure wordt in werking gesteld door de BJZ-werker die de nodige papieren RvK gestuurd. Indien zij vragen hebben bij de voorgenomen voogdijwijziging, dan nemen zij contact op met Bureau Jeugdzorg en/of de pleegouders. De kantonrechter doet een oproep tot zitting. De pleegouders, ouders, Bureau Jeugdzorg en het kind (>12 jaar) worden opgeroepen voor de zitting. Indien gewenst kunnen de betrokkenen op verschillende tijdstippen opgeroepen worden. Dit kan de BJZ-werker aan de kantonrechter vragen. NB. Over het algemeen willigt de kantonrechter het verzoek van Bureau Jeugdzorg in, behalve als de ouder(s) het niet eens is met de voogdij overdracht en daarvoor ook gegronde redenen heeft. Wanneer de rechter het echter wel in het belang van het kind vindt, dan kan hij toch de voogdij aan de pleegouder(s) opdragen. Wanneer door de kantonrechter wordt besloten tot ontslag van Bureau Jeugdzorg van de voogdij en overdracht hiervan aan de pleegouder(s), dan zal de BJZ-werker binnen vijf dagen na de overdrachtsdatum een afspraak maken voor een gesprek om de overdracht met de pleegouders te regelen en de nodige afspraken te maken over verdere activiteiten in het kader van de overdracht. NB. Tegen de uitspraak van de rechter bestaat de mogelijkheid van alle betrokkenen om binnen drie maanden bezwaar aan te tekenen. Pas na deze drie maanden kan de beschikking als definitief beschouwd worden. De pleegouders krijgen op basis van het Privacyregelement Bureaus Jeugdzorg de relevante en voor de uitvoering van hun opvoedings- en verzorgingstaak noodzakelijk documenten ter inzage en afschrift. Dit zijn onder andere het paspoort, de inentingskaart, financile documenten (bv. rond spaartegoeden) en indicatiebesluiten op grond waarvan het kind op dat moment zorg ontvangt. De BJZ-werker stelt een voorlopige overeenkomst op ten aanzien van de omgang en informatie met betrekking tot de ouders en de overige familieleden en geeft deze aan de pleegouders. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van deze omgangsregeling ligt bij de pleegoudervoogd. Hierbij bestaat niet langer een recht op begeleiding. De pleegoudervoogd moet zich realiseren dat de relatie met ouders onder druk kan komen te staan als n van beiden de omgangsregeling wil wijzigen. Bij conflicten ligt de verantwoordelijkheid bij de pleegoudervoogd. Van hem of haar wordt verwacht in het
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 71

belang van het kind te handelen. Daarnaast komen eventuele bijbehorende kosten (bijvoorbeeld in het geval van rechtszittingen) voor rekening van de pleegoudervoogd. De BJZ-werker draagt de zaak over aan BJZ afdeling Toegang. BJZ afdeling Toegang verlengt het indicatiebesluit indien nodig voor jeugdhulp in de vorm van pleegzorgbegeleiding. De pleegzorgbegeleider stelt een pleegzorgcontract tussen de zorgaanbieder pleegzorg en de pleegoudervoogd (zie 7.7.5) op. Deze gaat in op de datum van de voogdijoverdracht.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

72

2.4

Afsluiten

Uitgangspunt Er kunnen diverse redenen zijn om de pleegzorgbegeleiding af te sluiten. Hierbij kan gedacht worden aan een beindiging van de plaatsing, omdat het pleegkind om wat voor reden dan ook in andere opvoedingssituatie zal gaan verblijven. Ook als het kind meerderjarig wordt en dus de leeftijd van 18 jaar bereikt, dan wordt de begeleiding afgesloten. Bij de afsluiting van de pleegzorgbegeleiding horen diverse stappen. De afsluiting dient zo zorgvuldig mogelijk te gebeuren, zodat alle verantwoordelijkheden juist worden afgerond en verantwoord kunnen worden. Doel Het doel van deze paragraaf is de hoofdlijnen van de afsluiting begeleiding beschrijven, zodat alle begeleiders pleegzorg op eenzelfde wijze de afsluiting van hun begeleiding vorm kunnen geven. Richtlijnen De afsluiting van de begeleiding aan pleeggezinnen vindt ongeacht de reden van afsluiting op eenzelfde wijze plaats. Deze procedure afsluiting (zie 2.4.1) zal allereerst worden beschreven. In uitzonderlijke situaties is het mogelijk om ook na het bereiken van meerderjarigheid van een pleegkind pleegzorgbegeleiding te blijven bieden. Deze voortgezette pleegzorgbegeleiding (18+) (zie 2.4.2) zal eveneens beschreven worden.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

73

2.4.1 Procedure afsluiting


Doel Ongeacht de reden van de beindiging zijn er een aantal vaste stappen te zetten bij de afsluiting van de pleegzorgbegeleiding. Het merendeel ligt in het verlengde van de begeleiding en sluit hierop aan. Daarnaast bestaan er specifieke aspecten die alleen bij de afsluiting aan de orde komen. Uitgangspunten - Door de procedure rond de afsluiting van de begeleiding te volgen, kan verantwoording afgelegd worden over de reden van afsluiting. - De afsluiting van de begeleiding dient ongeacht de reden van afsluiting van de plaatsing zoveel mogelijk op eenzelfde wijze verlopen. Een afsluiting in het kader van een crisis kan vrij onverwachts en snel verlopen, terwijl een geplande afsluiting door bv. het bereiken van meerderjarigheid mogelijkheden geeft om de afsluiting langer voor te bereiden. Onderstaand stappenplan dient hierbij met enige flexibiliteit en creativiteit toegepast te worden. - Bij beindiging van de pleegzorgplaatsing stopt de pleegzorgvergoeding in principe op de eerste dag waarop het kind niet meer in het pleeggezin verblijft of 18 jaar oud is. In uitzonderlijke situaties kan hier in overleg met de afdelingsmanager van afgeweken worden. - Een zorgvuldige afsluiting van de begeleiding moet erop gericht zijn dat er voor de pleegouders, het pleegkind en de ouders eventuele goede aansluitende diensten/of hulpverlening ingezet kan worden. Stappenplan Bij de afsluiting dienen twee evaluaties plaats te vinden: van het kind en van het pleeggezin. Deze eindevaluatiegesprekken dienen voorbereid te worden en afgerond door het in orde maken van de eindrapportages. Daarnaast dient de afsluiting tijdig gemuteerd te worden, zodat het secretariaat de Exit Vragenlijsten kan versturen. Bij een geplande afsluiting kunnen de beschreven stappen gevolgd worden, terwijl hier bij afsluitingen in het kader van een crisis flexibeler mee om moet gaat. Voorbereiding afsluiting De voorbereiding van de afsluiting bestaat uit de planning van de voorbereiding van de eindevaluaties van respectievelijk het kind en het pleeggezin. Planning 1. De pleegzorgbegeleider plant een eindevaluatie van het kind. Dit wordt afgestemd met alle aanwezigen (het kind indien 12 jaar of ouder, de ouders, de pleegouders en de BJZ-werker) en vindt in principe op het kantoor van FlexusJeugdplein plaats. In onderling overleg kan besloten worden het op een andere locatie plaats te laten vinden, zoals bij het pleeggezin thuis. 2. De pleegzorgbegeleider plant een eindevaluatie voor het pleeggezin. Deze vindt in principe na de eindevaluatie van het kind plaats en de locatie is in principe bij het huis van het pleeggezin. Voorbereiding eindevaluatie kind 3. De pleegzorgbegeleider schrijft een concept van het Eindevaluatie Hulpverleningsplan (EEHVP; zie 2.6.4.1 en 7.5.4) op grond van de voorgaande EHVPs (zie 2.6.2.5 en 7.5.4) en het Logboek Pleegkind (zie 2.6.2.1) van het afgelopen jaar en stuurt deze naar de gedragsdeskundige. 4. De gedragsdeskundige beoordeelt het concept van het EEHVP (zie 2.6.4.1 en 7.5.4) en voorziet dit van feedback. 5. De pleegzorgbegeleider herschrijft het concept van het EEHVP (zie 2.6.4.1 en 7.5.4) op grond van de ontvangen feedback.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 74

6. Uiterlijk een week voor de afgesproken evaluatiedatum verstuurt de pleegzorgbegeleider het concept van het EEHVP (zie 2.6.4.1 en 7.5.4) naar de aanwezigen bij de eindevaluatie. Voorbereiding eindevaluatie pleeggezin 7. De pleegzorgbegeleider schrijft een concept van het Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan (zie 2.6.4.2 en 7.5.7) en stuurt dit naar de gedragsdeskundige. 8. De gedragsdeskundige beoordeelt het concept en voorziet dit van de feedback. 9. De pleegzorgbegeleider herschrijft het concept op grond van de feedback. 10. Uiterlijk een week voor de afgesproken evaluatiedatum met de pleegouders verstuurt de pleegzorgbegeleider het concept naar de pleegouders. Eindevaluaties Eindevaluatie pleegkind 11. Tijdens de evaluatiebespreking wordt het concept van het EEHVP (zie 2.6.4.1 en 7.5.4) onder leiding van de pleegzorgbegeleider besproken met de aanwezigen. In principe staan alle te bespreken punten in het EEHVP (zie 2.6.4.1 en 7.5.4), maar deze kunnen desgewenst aangevuld worden met overige onderwerpen van de aanwezigen. Eindevaluatie pleeggezin 12. Het Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan (zie 2.6.4.2 en 7.5.7) wordt met de pleegouders besproken. In principe staan alle te bespreken punten in het Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan . Desgewenst kunnen deze aangevuld worden met punten die door de pleegzorgbegeleider of de pleegouders worden aangedragen. Rapportage EEHVP 13. Op grond van de uitgewisselde informatie tijdens de eindevaluatiebespreking van het kind vult of past de pleegzorgbegeleider het EEHVP (zie 2.6.4.1 en 7.5.4) aan. Van belang is om hierbij de GAS-scores te registreren bij de doelen. Deze scores geven een beeld in hoeverre de doelen behaald zijn. 14. De pleegzorgbegeleider dient uiterlijk een week na de eindevaluatiebespreking een verzoek in bij het secretariaat om het plan definitief te maken. Dit gebeurt via het formulier opdrachten voor het secretariaat (zie 7.4.1). 15. Het secretariaat maakt het plan definitief en stuurt de papieren versie naar de pleegzorgbegeleider. 16. De pleegzorgbegeleider ondertekent het plan en stuurt het ter ondertekening naar de afdelingsmanager. 17. De afdelingsmanager ondertekent het evaluatieplan en stuurt het naar het secretariaat om het ondertekende EEHVP ter ondertekening naar het kind (<12 jaar), de ouders en de pleegouders te versturen en op te bergen in het kinddossier. Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan 18. Op grond van de uitgewisselde informatie tijdens de eindevaluatie bespreking van het pleeggezin vult of past de pleegzorgbegeleider het Evaluatie Pleegouderbegeleidingsplan (zie 2.6.4.2 en 7.5.7) aan. 19. De pleegzorgbegeleider dient uiterlijk een week na de bespreking een verzoek in bij het secretariaat om het Eindevaluatie definitief te maken. Dit gebeurt via het formulier opdrachten voor het secretariaat (zie 7.4.1). 20. Het secretariaat maakt het Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan definitief en stuurt de papierenversie naar de pleegzorgbegeleider.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 75

21. De pleegzorgbegeleider ondertekent het Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan (zie 2.6.4.2 en 7.5.7) en stuurt het ter ondertekening naar de afdelingsmanager. 22. De afdelingsmanager ondertekent het Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan en retourneert het aan de pleegzorgbegeleider. 23. De pleegzorgbegeleider verzoekt het secretariaat, middels het formulier opdrachten voor het secretariaat (zie 7.4.1), het ondertekende Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan ter ondertekening naar pleegouders te versturen en op te bergen in het pleegouderdossier. 24. Als het pleeggezin beschikbaar is voor nieuwe plaatsingen, dan verstuurt het secretariaat een kopie van het mutatieformulier en het Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan naar de bemiddeling. Mutatie afsluiting 25. De pleegzorgbegeleider vult een mutatieformulier afdeling pleegzorg (zie 7.4.2) in en stuurt het naar het secretariaat. Hierop geeft de pleegzorgbegeleider naast de nodige zakelijke gegevens, zoals de datum van de afsluiting, ook aan of het pleeggezin weer beschikbaar is voor nieuwe plaatsingen. Daarnaast wordt de reden van beindiging van de plaatsing gegeven en worden de nodige afsluitgegevens genoteerd. NB. Als het pleegkind recht op studiefinanciering heeft, dan start deze op de eerste dag van het nieuwe kwartaal na de verjaardag; dus op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober. De pleegzorgvergoeding kan ter overbrugging verlengd worden tot het moment waarop het recht op studiefinanciering ingaat. Dit dient met de afdelingsmanager besproken te worden en op het mutatieformulier genoteerd te worden. 26. Het secretariaat muteert de afsluiting in IJZA. 27. Het secretariaat verstuurt Exit Vragenlijsten naar het kind (< 12 jaar; zie 7.8.1 en 7.8.2) en de ouders (zie 7.8.3 en 7.8.4) en draagt er zorg voor dat deze bij terugkomst juist geregistreerd en opgeborgen worden. Aandachtspunten Als een pleegzorgplaatsing beindigd wordt, dan bestaan er een aantal aandachtspunten, waarbij de pleegzorgbegeleider stil dient te staan. Overplaatsing Wanneer een pleegkind uit een pleeggezin wordt geplaatst naar een andere (opvoedings)situatie, dan is het van belang om stil te staan bij en afspraken te maken over: - uit- en inschrijven in het bevolkingsregister; - paspoort, identiteitskaart, verblijfsvergunning; - medische gegevens (huisarts, medisch specialist, consultatiebureau, inentingskaart, tandarts, orthodontist, enz.); - ziektekostenverzekering; - overige verzekeringen (WA, begrafenis, enz.); - spaarrekening; - schoolgegevens; - diplomas; - uitschrijven/inschrijven vrijetijdsbesteding (sportverenigingen, muziekles, cursus, lidmaatschap clubs, enz.); - eigendommen van het kind (kleding, schoenen, speelgoed, meubels, fiets, fotos, brieven, kaarten, knuffels, boeken, knutselwerkjes, dagboeken, enz.); - adreswijzigingen (schriftelijk of mondeling inlichten van de verhuizing van het kind). Meerderjarigheid Als het kind 18 jaar wordt en daarmee meerderjarigheid bereikt, dan moet er stilgestaan worden bij en afspraken gemaakt en eventueel vastgelegd worden over:
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 76

het vervolg van de plaatsing (verblijf bij pleegouders tot aan zelfstandigheid, (semi)zelfstandig verblijf of verblijf elders); studiefinanciering of uitkering*; basisverzekering voor ziektekosten; zorgtoeslag; aansprakelijkheidsverzekering (deze blijft in principe tot 21 jaar geldig, maar het is raadzaam om de polisvoorwaarden na te lezen of dit na te vragen bij de verzekeraar); beheer financin (spaargeld); kostgeld.

* Als een jongere niet werkt en niet studeert in verband met arbeidsongeschiktheid, dan kan deze recht hebben op een WAJONG uitkering voor jong gehandicapten. Deze dient rond de 17e verjaardag aangevraagd te worden. Dit kan de BJZ-werker met de jongere oppakken.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

77

2.4.2 Voortgezette pleegzorgbegeleiding (18+)


Doel In principe eindigt op de 18e verjaardag van een kind de pleegzorgbegeleiding en -vergoeding. Ook na dit moment kunnen pleegkinderen behoefte hebben aan ondersteuning en begeleiding. Zij kunnen dan een beroep doen op de reguliere hulpverlening voor volwassenen, maar ook op voortgezette pleegzorgbegeleiding. Voorwaarden Voor voortgezette pleegzorgbegeleiding bestaan een aantal voorwaarden, namelijk: - het pleegkind wil zelf nog hulp; - er is een gerichte hulpvraag; - er is een officile indicatie vanuit Bureau Jeugdzorg voor voortgezette pleegzorgbegeleiding. Uitgangspunten - Wanneer er voor de 18e verjaardag sprake is van een juridische maatregel, dan komt deze altijd te vervallen bij het bereiken van meerderjarigheid. Voortgezette pleegzorgbegeleiding vindt dus altijd in het vrijwillige kader plaats. - Voortgezette hulpverlening kan per half jaar verlengd worden, uiterlijk tot de jongere 23 jaar oud is. Het pleegkind en de BJZ-werker (afdeling Toegang) zijn samen verantwoordelijk voor de verlenging. - Zolang er een indicatiebesluit is voor voortgezette hulpverlening, dan wordt de pleegzorgbegeleiding en vergoeding voortgezet. Daarbij wordt wel rekening gehouden met de inkomsten van het pleegkind (zie Financile regelingen). - De voortgezette pleegzorgbegeleiding eindigt wanneer het indicatiebesluit afloopt, er geen hulpvraag meer is of wanneer het pleegkind geen hulp meer wil. Stappenplan 1. De pleegzorgbegeleider exploreert in gesprekken met het kind de hulpvraag en doelen die er bestaan voor voortgezette pleegzorgbegeleiding. 2. De pleegzorgbegeleider bespreekt met de gedragsdeskundige of de behoefte aan voortgezette pleegzorgbegeleiding voldoende grond heeft voor een aanvraag. 3. Wanneer de pleegzorgbegeleider en de gedragsdeskundige voldoende grond zien voor voortgezette pleegzorgbegeleiding, dan wordt dit door de pleegzorgbegeleider aan de afdelingsmanager voorgelegd. 4. Zodra de afdelingsmanager toestemming geeft voor voortgezette pleegzorgbegeleiding, dan gaat de pleegzorgbegeleider in gesprek met de jongere, de BJZ-werker en de pleegouders om doelen op te stellen voor voortgezette pleegzorgbegeleiding. 5. Op grond van deze doelen vragen de BJZ-werker en de jongere een half jaar voor de 18e verjaardag voorgezette pleegzorgbegeleiding aan middels een indicatiebesluit. 6. Als het verzoek wordt goedgekeurd, dan kan de begeleiding na de 18e verjaardag doorgaan. 7. Indien gewenst kan halfjaarlijks de voortgezette pleegzorgbegeleiding verlengd worden tot de jongere 23 jaar oud is. Hiervoor moet de jongere zich aanmelden bij de vrijwillige afdeling van Bureau Jeugdzorg. Zij schrijven de indicatiebesluiten voor verlengde pleegzorg. 8. De pleegzorgbegeleider zet de pleegzorgbegeleiding voort tot de doelen behaald zijn en daarmee de hulpvraag ophoudt of tot het indicatiebesluit afloopt. Hierbij volgt de pleegzorgbegeleider de reguliere afspraken van jaarlijkse evaluaties van het kind en het pleeggezin. Bij de afsluiting van de begeleiding wordt de reguliere afsluitingsprocedure gevolgd. Financile regelingen Wanneer een kind in een pleeggezin geplaatst is in het kader van een justitile maatregel, dan vervalt deze maatregel op de 18e verjaardag. Daarmee stopt de betaling
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 78

van bijzondere kosten door Bureau Jeugdzorg, zoals een fiets, paspoort, brilmontuur of contactlenzen. Het recht op pleegzorgvergoeding blijft niet per definitie bestaan bij voorgezette pleegzorgbegeleiding. Dit is afhankelijk van de financile situatie van de jongere, wat wordt vastgesteld op grond van het inkomstenformulier. Over het algemeen kan gesteld worden dat de inkomsten van de jongeren verrekend worden met de pleegzorgvergoeding. Als de inkomsten hoger zijn dan de pleegzorgvergoeding, dan komt de pleegzorgvergoeding volledig te vervallen. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen jongeren die studeren, jongeren die werken of jongeren die niet studeren en werken. Studerende jongeren Studerende jongeren hebben recht op studiefinanciering. Bij voortgezette pleegzorgbegeleiding kan de pleegzorgvergoeding doorbetaald worden tot het recht op studiefinanciering ingaat (de eerste dag van het nieuwe kwartaal na de 18e verjaardag, dus 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober). De pleegzorgvergoeding kan dus als overbrugging ingezet worden tot er studiefinanciering uitbetaald wordt. NB. Schoolkosten worden niet vergoed door de voorziening voor pleegzorg of door Bureau Jeugdzorg. Deze kostenpost is onderdeel van de studiefinanciering of tegemoetkoming in de studiekosten. Zodra de pleegzorgbegeleiding stopt, dan stopt de pleegzorgvergoeding ook. Werkende jongeren Werkende jongeren krijgen salaris en hebben zodoende een eigen inkomen. Als dit minder is dan de pleegzorgvergoeding, dan wordt dit aangevuld met pleegzorgvergoeding. Anders gezegd wordt de pleegzorgvergoeding doorbetaald, maar wordt deze gekort met het bedrag van de eigen inkomsten. Van het netto ontvangen loon van de jongere wordt 2/3 gekort op de pleegzorgvergoeding. Dit is dezelfde regeling als voor minderjarige werkende pleegkinderen. Ook hier geldt dat de (aanvullende) pleegvergoeding stopt, zodra de pleegzorgbegeleiding stopt. Als de jongere hiermee onder de grens van het minimumloon terecht komt, dan kan de jongere een uitkering aanvragen. Niet-studerende en niet-werkende jongeren Jongeren die niet studeren of werken hebben in principe geen inkomen. Zij hebben wel recht op een uitkering en kunnen deze aanvragen. Als de uitkering lager is dan de pleegzorgvergoeding, dan wordt er een aanvullende pleegzorgvergoeding uitbetaald, oftewel de pleegzorgvergoeding wordt gekort met de uitkering. Vanzelfsprekend stopt ook hier de pleegzorgvergoeding bij het afronden van de pleegzorgbegeleiding. De jongere is dan aangewezen op de uitkering. Voor informatie over dergelijke rechten kan een beroep gedaan worden op het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, middels Postbus 51 (internet of 0800-8051).

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

79

2.5

Bijzondere begeleidingsvormen

Uitgangspunt Naast de reguliere pleegzorgbegeleiding zijn er enkele bijzondere begeleidingsvormen. Iedere pleegzorgbegeleider wordt in staat geacht om deze bijzondere begeleidingsvormen uit te kunnen voeren. Doel Hier wordt getracht een zo compleet mogelijk beeld te geven van bijzondere begeleidingsvormen, zodat alle begeleiders pleegzorg met deze informatie het werk op eenzelfde wijze uit kunnen voeren. Richtlijnen De bijzondere begeleidingsvormen die hier beschreven zullen worden zijn weekendpleegzorg (2.5.1), vakantiepleegzorg (2.5.2), therapeutische pleegzorg (2.5.3) faciliterende pleegzorg (2.5.4) en overbruggingspleegzorg (2.5.5).

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

80

2.5.1 Weekendpleegzorg
Doel Bij weekendpleegzorg verblijft het kind n of meer weekenden per maand bij een pleeggezin. Weekendpleegzorg is bestemd voor kinderen die buiten deze weekenden bij de eigen ouders, dan wel in een residentile instelling, dan wel in een ander pleeggezin verblijven. Het doel van weekendpleegzorg kan zich richten op het kind. Zo biedt het aan residentieel geplaatste kinderen de mogelijkheid om weekenden door te brengen in een gezinssituatie (recht op family-life). Ook voor kinderen die niet residentieel geplaatst zijn, biedt weekend pleegzorg de mogelijkheid om ervaringen op te doen met een andere gezinssituatie. Het doel van weekend pleegzorg kan ook gericht zijn op preventie en continuteit. Dat wil zeggen dat de (pleeg)ouders middels weekendpleegzorg ontlast worden van hun opvoedingstaak, om daarmee ruimte te maken voor het volhouden van de opvoedingstaak en hierbij zwaardere vormen van hulpverlening of uithuisplaatsing te voorkomen. Uitgangspunten - Weekendpleegzorg is gendiceerde zorg. Dat wil zeggen dat Bureau Jeugdzorg hiervoor een indicatie af dient te geven. Indien er een 7x24 uur indicatie voor FJP is, dan voldoet deze ook voor de (extra) weekendpleegzorg en hoeft er dus geen extra indicatiebesluit aangevraagd te worden. - Het weekendpleeggezin biedt het kind individuele aandacht en mogelijkheden tot ontspanning. - Omvang in dagen per week of maand en begin- en einddatum van de weekenden zijn van tevoren vastgelegd in een pleegzorgcontract (zie 2.6.5.1). - De duur van het pleegzorgcontract voor weekendpleegzorg kan zowel bepaald als onbepaald zijn. - Vanuit de doelen kan gesteld worden dat de volgende zaken indicaties vormen voor weekendpleegzorg: Regelmatige ondersteuning door middel van tijdelijke ondersteuninng van de opvoederstaak is wenselijk voor de (pleeg)ouders. Het kind kan profiteren van een tijdelijk verblijf in een (ander) gezin. Stappenplan Een weekendpleeggezin verschilt in sommige opzichten wel en sommige opzichten niet van reguliere pleeggezinnen die langdurige pleegzorg bieden. Werving en selectie De werving en selectie van weekendpleegouders hoeft niet te verschillen van die van reguliere pleegouders. Weekendpleegouders geven tijdens het VIP-programma een voorkeur aan voor weekendpleegzorg. Dit wordt opgenomen in hun plaatsingmogelijkheden en zodoende komen zij alleen in aanmerking voor matching met weekendpleegkinderen. Wanneer zij reeds voorafgaand aan de VIP-programma weten dat zij alleen voor weekendpleegzorg in aanmerking willen komen, dan kunnen zij het W(eekend)-VIP-programma volgen, wat een ingekorte versie van het programma is gericht op weekendpleegzorg. Matching Kinderen worden aangemeld voor weekendpleegzorg door Bureau Jeugdzorg middels een indicatiebesluit voor weekendpleegzorg. Vervolgens zoekt de afdeling voor weekendpleegzorgbemiddeling een passend gezin, zoals de bemiddeling dit ook doet bij reguliere pleegzorgplaatsingen.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 81

Wanneer het kind reeds in een pleeggezin verblijft kan het voorkomen dat het afgeven van een indicatiebesluit problemen oplevert. Het blijft voor FlexusJeugdplein de voorkeur houden om een apart indicatiebesluit voor weekendpleegzorg te ontvangen. Wanneer dit niet mogelijk blijkt vanuit Bureau Jeugdzorg, omdat er reeds een 7x24 uur indicatie bestaat voor FJP, dan kan de pleegzorgbegeleider of residentie het kind zelf aanmelden bij de weekendpleegzorgbemiddeling. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van het Aanvraagformulier voor weekend- en vakantiepleegzorg (zie 7.9.1). Kennismakingstraject Het kennismakingstraject is grotendeels hetzelfde als bij de reguliere pleegzorgplaatsingen (zie 2.1.1.5). Dit kan echter in een kortere vorm plaatsvinden, die is aangepast aan de specifieke behoeften van het kind en het pleeggezin. Zo kan korte voorlichting en informatie aan de pleegouders, gevolgd door een kennismaking met de ouders en uiteindelijk het kind voldoende zijn. Het meest van belang hierbij is om de pleegouders goed op de hoogte te brengen van de bijzonderheden van (het gedrag van) het kind, zodat zij op grond hiervan kunnen beslissen of zij kunnen bieden wat gewenst is. Een ander belangrijk aandachtspunt is de samenwerking tussen de ouders en pleegouders, met name wanneer het kind bij de ouders woont. Dan delen de pleegouders in de meest letterlijke zin van het woord de opvoeding. Het is daarom van belang dat beide partijen de samenwerking vruchtbaar inschatten. Het verdient de voorkeur om in het kennismakingstraject een bewust moment te plannen voor een kennismaking tussen de pleegouders en de ouders. Bij residentile plaatsingen kan er ruimte gemaakt worden voor de pleegouders om de residentile groep te bezoeken gedurende het kennismakingstraject. Ook weekendpleegouders moeten de ruimte krijgen om te weigeren, wanneer zij een bepaalde weekendplaatsing niet (op dat moment) zien zitten. Netwerkscreening Het kan voorkomen dat een kind weekendpleegzorg aangeboden krijgt binnen het eigen (familie)netwerk. Dit komt zeker voor bij kinderen die binnen residentile groepen wonen. Hierbij dient zorgvuldig afgewogen te worden of hierbij sprake is van pleegzorg. Dit wordt bepaald op grond van de zorg die geboden is. De pleegzorgbegeleider overlegt dit met de afdelingsmanager. In het kader van netwerkweekendpleegzorg dient een netwerkscreening uitgevoerd te worden (zie 2.1.2). Hierbij kan volstaan worden met een basale en korte netwerkscreening. In overleg met de gedragsdeskundige kan besloten worden welke aandachtspunten bestaan en welke basis voorwaarden moeten worden gesteld. Begeleiding De frequentie van de weekenden waarin het kind in het pleeggezin verblijft is afhankelijk van de indicatie. Dit kan n of meerdere weekenden per maand zijn. Dit wordt altijd vooraf vastgelegd in het pleegzorgcontract voor weekendpleegzorg. De begeleiding van de weekendpleegzorgplaatsing is erop gericht de samenwerking tussen de opvoeders/verzorgers en het weekenpleeggezin goed te laten verlopen. Deze begeleiding is na de kennismaking van de plaatsing niet intensief. In principe bezoekt de begeleider het pleeggezin eens per drie maanden of minder. Er kan voor gekozen worden om na de eerste weekenden een belafspraak te maken, waarin de pleegouders eventuele bijzonderheden met de begeleider kunnen bespreken. Ouderbegeleiding De pleegzorgbegeleiding richt zich op een goed lopende samenwerking tussen de opvoeders/verzorgers en het weekendpleeggezin, maar biedt daarnaast geen ouderbegeleiding. De contacten met ouders beperken zich tot aanmoediging tot ouderparticipatie.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 82

Voortgangsbewaking Evenals bij reguliere pleegzorgbegeleiding moet uiterlijk zes weken nadat het indicatiebesluit is afgegeven een HVP (zie 2.6.2.4 en 7.5.3) geschreven te zijn. Hierna ontstaat een jaarlijkse cyclus van EHVPs (zie 2.6.2.5 en 7.5.4) die wordt afgesloten met een EEHVP (zie 2.6.4.1 en 7.5.4) inclusief de exit-vragenlijsten (zie 7.8.1 t/m 7.8.4). Ook dient er bij weekendpleegzorg een pleegouderbegeleidingsplan (zie 2.6.2.7 en 7.5.7) en Vragenlijsten pleegouders (zie 2.6.2.8, 7.5.8 en 7.5.9) jaarlijks ingezet te worden. Bij afsluiting dient een eindevaluatiepleegouderbegeleidingsplan (zie 2.6.4.2 en 7.5.7) opgesteld te worden. Deze voortgangsbewaking middels (-E-E)HVPs en pleegouderbegeleidingsplannen kan op dezelfde wijze gedaan en besproken worden als bij reguliere pleegzorgplaatsingen. Hierbij kunnen zowel de verslagen als de evaluatiebesprekingen korter en beknopter. Pleegzorgvergoeding De uitbetaling van de pleegzorgvergoeding voor de weekenden waarin pleegzorg wordt geboden, wordt gedaan via het Mutatieformulier weekend- en vakantiepleegzorg (zie 7.9.2). Dit moet eens per kwartaal ingevuld worden voor de weekenden in het voorgaande kwartaaln. Betaling vindt dus achteraf plaats. Het secretariaat verstuurt het Mutatieformulier naar het weekendpleeggezin. Op het Mutatieformulier moeten de weekenden ingevuld worden waarin het kind bij het pleeggezin was. De pleegouders krijgen pleegzorgvergoeding uitbetaald voor het aantal nachten dat het pleegkind bij hen verbleef.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

83

2.5.2 Vakantiepleegzorg
Doel Bij vakantiepleegzorg verblijven kinderen in (een gedeelte van) de vakantieperiode in een pleeggezin. Het pleeggezin biedt tijdelijke vervangende pedagogische begeleiding en dagbesteding. Vakantiepleegzorg is bedoeld voor kinderen die voorafgaand en volgend op de vakantieperiode bij de eigen ouders, binnen een residentile instelling of bij andere pleegouders verblijven. Er wordt vanuit gegaan dat deze kinderen gebaat zijn bij de ervaring van een vakantieperiode in een pleeggezin. Het doel is het kind een leuke vakantie in gezinsverband te bieden, wanneer daartoe geen mogelijkheden bestaan binnen het eigen familienetwerk. Met name voor kinderen die binnen een residentile instelling verblijven kan dit een zeer waardevolle ervaring zijn. Vakantiepleegzorg kan ook ingezet worden gericht op preventie en continuteit. Dat wil zeggen dat de (pleeg)ouders middels vakantiepleegzorg tijdelijk ontlast worden van hun opvoedingstaak, om daarmee ruimte te maken voor het volhouden van de opvoedingstaak en hierbij zwaardere vormen van hulpverlening te voorkomen. Uitgangspunten - Vakantiepleegzorg is eveneens een vorm van gendiceerde pleegzorg, dat wil zeggen dat een indicatiebesluit van Bureau Jeugdzorg nodig is. Indien er een 7x24 uur indicatie voor FJP is, dan voldoet deze ook voor de vakantiepleegzorg en hoeft er dus geen extra indicatiebesluit aangevraagd te worden. - De begin- en einddatum worden voorafgaand aan de plaatsing vastgelegd in een pleegzorgcontract voor vakantiepleegzorg. - Bij vakantiepleegzorg is het niet de bedoeling dat een pleeggezin met een pleegkind op vakantie gaat. Het is juist de bedoeling dat een kind gedurende een vakantieperiode de gelegenheid krijgt om ervaring op te doen met alledaags gezinsleven. - Het vakantiepleeggezin biedt het kind individuele aandacht en mogelijkheden tot ontspanning. - De volgende zaken vormen indicaties voor vakantiepleegzorg: Ondersteuning door middel van tijdelijke ontheffing van de opvoederstaak is wenselijk voor de (pleeg)ouders. Het kind kan profiteren van een tijdelijk verblijf in een (ander) gezin. Stappenplan Een vakantiepleeggezin verschilt in sommige opzichten wel en sommige opzichten niet van reguliere pleeggezinnen die langdurige pleegzorg bieden. Werving en selectie De werving en selectie van vakantiepleegouders verschilt niet van die van reguliere pleegouders. Vakantiepleegouders geven tijdens de VIP-cursus een voorkeur aan voor vakantiepleegzorg. Dit wordt opgenomen in hun plaatsingmogelijkheden en zodoende komen zij in aanmerking voor matching met vakantiepleegkinderen. Ook zijn er veel crisispleegouders die in de vakantieperiodes ook vakantiepleegzorgplaatsen bieden. Matching Kinderen worden doorgaans intern aangemeld voor vakantiepleegzorg, mits er een indicatiebesluit voor 7x24 uur zorg door FJP bestaat. Er bestaat geen apart indicatiebesluit voor vakantiepleegzorg. Voor de aanmelding kan gebruik gemaakt worden van het Aanvraagformulier weekend- en vakantiepleegzorg (zie 7.9.1). Vervolgens zoekt de afdeling voor vakantiepleegzorgbemiddeling een passend gezin, zoals de bemiddeling dit ook doet bij reguliere pleegzorgplaatsingen.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 84

Kennismakingstraject Het kennismakingstraject is grotendeels hetzelfde zoals bij de reguliere pleegzorgplaatsingen. Dit kan echter in een kortere vorm plaatsvinden, die is aangepast aan de specifieke behoeften van het kind en het pleeggezin. Zo kan korte (telefonische) voorlichting en informatie aan de pleegouders voldoende zijn. Verdere kennismaking kan beperkt blijven tot een eenmalig bezoek. Het meest van belang hierbij is om de pleegouders goed op de hoogte te brengen van de bijzonderheden van (het gedrag van) het pleegkind, zodat zij op grond hiervan kunnen beslissen of zij kunnen bieden wat gewenst is. Ook vakantiepleegouders moeten de ruimte krijgen om te weigeren, wanneer zij een bepaalde vakantieplaatsing niet (op dat moment) zien zitten. Begeleiding Vakantiepleegouders hebben gedurende de vakantieplaatsing de gelegenheid om contact op te nemen met FlexusJeugdplein. Afhankelijk van de zaken waar zij tegenaan lopen, wordt een passende wijze van begeleiding hiervoor gezocht. Ouderbegeleiding De pleegzorgbegeleiding richt zich niet op ouderbegeleiding. Hier dient andere hulpverlening voor gendiceerd te worden. Pleegzorgvergoeding De uitbetaling van de pleegzorgvergoeding voor de vakantieperiode wordt gedaan via het Mutatieformulier weekend- en vakantiepleegzorg (zie 7.9.2). De pleegouders krijgen dit na de vakantieperiode toegezonden en kunnen hier de vakantieperiode invullen. Wanneer de pleegouders dit geretourneerd hebben, dan krijgen zij voor het aantal nachten dat het pleegkind bij hen verbleven is een pleegzorgvergoeding uitbetaald. Eindevaluatie De pleegouders wordt na beindiging van de vakantiepleegzorgplaatsing gevraagd een evaluatieformulier in te vullen. Dit wordt in het dossier opgeborgen.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

85

2.5.3 Therapeutische pleegzorg


Doel Therapeutische pleegzorg is een bijzondere vorm van pleegzorgbegeleiding. Naast verblijf in een pleeggezin wordt er intensief begeleiding gegeven aan het pleeggezin en het systeem van het kind. Daarbij is er expliciet aandacht voor observatie, diagnostiek en behandeling van het kind. Kinderen waarvan het pleeggezin therapeutische pleegzorgbegeleiding ontvangt hebben last van ernstige gedrags- of ontwikkelingsproblemen, traumatiserende ervaringen en/of psychiatrische problematiek. Daarnaast kan therapeutische pleegzorgbegeleiding ook gendiceerd zijn bij systeemproblematiek. Hierbij kan gedacht worden aan echtscheiding van de (pleeg)ouders, verlies van de (pleeg)ouder(s), problematische netwerkgezinnen en conflicten tussen de ouder(s) en de pleegouder(s). Het uitgangspunt van therapeutische pleegzorg is om het kind binnen het pleeggezin zo gewoon mogelijk op te voeden met een passende behandeling, zodat de vervangende opvoedingssituatie het kind optimale ontwikkelingskansen biedt. Er wordt getracht verder dreigende stagnatie van de ontwikkeling van het kind te voorkomen. De doelen die over het algemeen binnen therapeutische pleegzorg kunnen bestaan zijn: - De problematiek van het kind is gedefinieerd. - Er is zicht op de mogelijkheden en de krachten van het kind. - Het kind is in staat te leven met zijn of haar traumatische ervaringen en psychiatrische problematiek. - De ontwikkelings- of gedragsproblemen zijn verminderd of opgelost. - Het kind komt tot groei en ontwikkeling binnen een stabiele en veilige opvoedingssituatie. - De pleegouders zijn voldoende toegerust om met de specifieke problematiek van het kind om te gaan. - De ouders accepteren de pleeggezinplaatsing en kunnen een nieuwe invulling geven aan de ouderrol. - Ook andere personen uit het (familie)netwerk hebben een plaats in het leven van het kind. Uitgangspunten - Bij therapeutische pleegzorgbegeleiding wordt de pleegzorgbegeleider ondersteund door een GZ-psycholoog (Anneke van den Boer). - De duur van therapeutische pleegzorg is zolang als er behandeling gendiceerd is. Er wordt hierbij gestreefd naar een maximale behandelduur van drie jaar. - Therapeutische pleegzorg vindt plaats vanuit de systeemtheoretische methodiek. - Er vindt rond TP-begeleidingszaken maandelijks overleg plaats tussen de GZpsycholoog en de gedragsdeskundigen. Stappenplan Evenals bij de reguliere pleegzorgbegeleider zal hier onderscheid gemaakt de start, inhoud en afsluiting van de begeleiding. Start De start van de therapeutische pleegzorgbegeleiding is gelijk aan die van reguliere pleegzorgbegeleiding. Dat wil zeggen dat deze start bij bestandspleeggezinnen middels matching (2.1.1.3) gevolgd door een kennismakingsperiode (2.1.1.4) gaat en bij netwerkpleeggezinnen via de netwerkscreening (2.1.2.1). Hierbij worden vanzelfsprekend ook een pleegzorgcontract en bij netwerkzaken ook een samenwerkingsovereenkomst opgesteld.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

86

Eerste TP-bespreking Uiterlijk zes weken na het afgeven van het indicatiebesluit dient ook bij therapeutische pleegzorg het hulpverleningsplan opgesteld te zijn. Deze wordt niet in een evaluatieoverleg besproken, maar in een zogenaamde TP-bespreking. In de TPbespreking staat niet alleen het hulpverleningsplan centraal, maar ook verschillende vragenlijsten. Dit zijn de ASEBA-vragenlijsten (CBCL, TRF en YSR) en de GIH hechtingslijsten. De CBCL gedragsvragenlijsten en de GIH hechtingsvragenlijsten worden ingevuld door de pleegouders afzonderlijk. De TRF wordt ingevuld door de leerkracht. De YSR wordt ingevuld door het kind (> 12 jaar) zelf. TP-besprekingen kunnen iedere dinsdagochtend en eens per 14 dagen op de donderdagochtend plaatsvinden. Het secretariaat houdt hiervan een planning bij, waar de pleegzorgbegeleider tijdig een moment in kan plannen. Het secretariaat stuurt de vragenlijsten op met het verzoek deze uiterlijk twee weken voor de TP-bespreking terug te sturen. Wanneer deze terugkomen, dan draagt het secretariaat er zorg voor dat de vragenlijsten verwerkt worden en aan de GZ-psycholoog worden doorgegeven. Deze werkt de vragenlijsten uit en geeft hier advies over, waarbij eventueel een vergelijking gemaakt wordt met vorige resultaten. Uiterlijk een week voordat de TP-bespreking gepland staat moet het concept van het (E)HVP binnen zijn bij de GZ-psycholoog (en dus niet bij de gedragsdeskundige), pleegouders, ouders, BJZ-werker en overige genodigden voor de TP-bespreking. In de TP-bespreking worden behandeldoelen nader geformuleerd en eventuele middelen besproken welke ingezet kunnen worden (zoals VIB, Sherborn of speltherapie). Aan het eind van de bespreking wordt aan de BJZ-werker gevraagd of deze akkoord gaat met het voorgenomen beleid. Na de TP-bespreking verwerkt de pleegzorgbegeleider de besproken informatie in het (E)HVP en naar de GZ-psycholoog gestuurd. De GZ-psycholoog wordt gevraagd hier waar nodig nog feedback op te geven en zendt hem terug naar de pleegzorgbegeleider. Deze maakt het (E)HVP definitief en stuurt het aan het secretariaat om naar alle aanwezigen (incl. de GZ-psycholoog) van de TP-bespreking te verspreiden. Inhoud De begeleiding binnen het therapeutische pleegzorgkader is intensiever. Hoe deze intensivering er in de praktijk uitziet, wordt hier beschreven. Frequentie huisbezoeken De pleegzorgbegeleiding die aan de pleegouders geboden wordt is intensiever. De frequentie van de huisbezoeken ligt op eens per week tot eens per drie weken. Zorgteam Bij therapeutische pleegzorg is het evenals bij reguliere pleegzorgbegeleiding wenselijk om zo veel als mogelijk met zorgteams te werken. Ouderbegeleiding Indien nodig kan er binnen therapeutische pleegzorg gebruik gemaakt worden van ouderbegeleiding. De mogelijkheden van de pleegzorgbegeleider beperken zich tot het betrekken van de ouders bij TP-besprekingen. Daarnaast kunnen bezoekencontacten tussen de ouders en het kind begeleid worden. Incidenteel komen er ook gesprekken voor tussen de ouders en de pleegzorgbegeleider. Wanneer intensievere ondersteuning aan de ouders nodig is, dan moeten zij hiervoor naar een passende hulpverleningsvorm verwezen worden.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

87

TP-besprekingen De eerste TP-bespreking vindt na zes weken plaats en vanaf dan na iedere zes maanden. Deze halfjaarlijkse TP-besprekingen vervangen de evaluaties bij reguliere pleegzorgbegeleiding. Het doel van de halfjaarlijkse TP-bespreking is de ontwikkeling van het kind volgen, het evalueren en bijstellen van de doelen en het beleid uitstippelen voor de komende periode. Eventueel worden er nieuwe doelen toegevoegd. Bij iedere bespreking wordt besproken of het noodzakelijk is om de begeleiding via therapeutische pleegzorg te laten voortbestaan. Bij de TP-besprekingen zijn altijd de ouder(s), pleegouders, pleegzorgbegeleider, BJZwerker, GZ-psycholoog en eventueel het kind (< 12 jaar), andere behandelaars of belangrijke derden aanwezig. Daarbij kan gedacht worden aan leerkracht, schoolbegeleiders, mentoren, therapeuten of andere nauw betrokkenen. Bij de TP-bespreking staat het (E)HVP centraal en wordt de informatie uit de CBCL gedragsvragenlijst en GIH-hechtingslijsten meegenomen. Indien mogelijk worden ook de TRF en YSR afgenomen en de informatie hieruit in de TP-bespreking besproken. Psychologisch consult Indien nodig kan de GZ-psycholoog tussentijds geconsulteerd worden door de pleegzorgbegeleider. In onderling overleg kan besloten worden of het wenselijk is om een consult voor pleegouders aan de GZ-psycholoog te realiseren. Dit kan dan in onderling overleg afgesproken worden. Diagnostisch Onderzoek Ook bij therapeutische pleegzorg behoort het uitvoeren van diagnostisch onderzoek van zelfsprekend tot de mogelijkheden. Gezien de problematiek van deze kinderen is het zelfs in veel gevallen zeer wenselijk. Aanvraag voor diagnostisch onderzoek vindt altijd plaats in overleg met de GZ-psycholoog. Contact school De pleegzorgbegeleider heeft in het kader van therapeutische pleegzorg altijd contact met de school van het kind. Afhankelijk van specifieke zaak kan dit via schoolbezoeken, telefonisch contact of contact via email. De leerkracht van het kind wordt indien nodig gevraagd om voorafgaand aan de TPbespreking een gedragsvragenlijst (TRF) over het kind in te vullen. De pleegzorgbegeleider koppelt de voor school belangrijkste conclusies uit de TP-bespreking terug naar de leerkracht, mentor en/of schoolbegeleider. Zodoende is er minimaal twee keer per jaar contact tussen de pleegzorgbegeleider en de school. Optionele activiteiten Naast bovenstaand beschreven begeleidingsactiviteiten, zijn er nog een aantal optionele activiteiten welke desgewenst ingezet kunnen worden. Dit zijn: - Video Interactie Begeleiding (VIB); - Sherborne; - kinder- en jeugdpsychiatrisch onderzoek / consult; - medicatie (onder begeleiding van de kinder- en jeugdpsychiater); - overige (externe) therapien (zoals logopedie, speltherapie, sociale vaardigheidstraining, psychomotore therapie); - eventueel doorverwijzing naar externe deskundigen. Afsluiting Bij eindiging van de pleegzorgplaatsing (door uitplaatsing of bereiken van meerderjarigheid) verschilt de afsluiting niet van die van reguliere pleegzorgplaatsingen.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 88

Dit betekent dat de laatste TP-bespreking een eindTP-bespreking, waarbij een EEHVP centraal staat. Tevens dient een eindevaluatie met de pleegouders plaats te vinden en moeten Exit-vragenlijsten ingevuld worden. Het kan ook voorkomen dat therapeutische pleegzorg afgesloten wordt, omdat reguliere pleegzorgbegeleiding gendiceerd is. Dan wordt er een EEHVP geschreven, omdat ondanks dat de begeleiding wordt voortgezet er wel een ander zorgtraject wordt ingezet. Overgang reguliere naar therapeutische pleegzorgbegeleiding Het kan voorkomen dat er tijdens reguliere pleegzorgbegeleiding problemen ontstaan, welke therapeutische pleegzorgbegeleiding lijken te behoeven. Hierbij dienen de volgende stappen ondernomen te worden: 1. De pleegzorgbegeleider bespreekt de problemen met de gedragsdeskundige en gezamenlijk wordt onderzocht en besloten of therapeutische pleegzorgbegeleiding gendiceerd is. Indien gewenst wordt hierbij overlegt met de GZ-psycholoog. 2. Wanneer de gedragsdeskundige en pleegzorgbegeleider besluiten dat een overgang naar therapeutische pleegzorg wenselijk is, dan neemt de pleegzorgbegeleider contact op met de BJZ-werker. 3. Als ook de BJZ-werker instemt met therapeutische pleegzorg, dan wordt dit met het pleeggezin besproken. In dit gesprek worden alle gevolgen (voordelen) van de overgang naar therapeutische pleegzorg met de pleegouders besproken. 4. Met instemming van de pleegouders wordt er door Bureau Jeugdzorg een nieuw indicatiebesluit geschreven, deze keer voor therapeutische pleegzorg. 5. Zodra het indicatiebesluit voor Therapeutische Pleegzorg bij FlexusJeugdplein binnen is, neemt de pleegzorgbegeleider contact op met de GZ-psycholoog. 6. De pleegzorgbegeleider vult een mutatieformulier in voor de overgang naar reguliere naar therapeutische pleegzorg. 7. Zoals bij andere therapeutische pleegzorgplaatsingen, vindt de eerste TP-bespreking uiterlijk zes weken na binnenkomst van het indicatiebesluit plaats. Hierna wordt bovenstaand beschreven procedure verder aangehouden.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

89

2.5.4 Faciliterende pleegzorg


Doel Faciliterende pleegzorg biedt plaatsen in pleeggezinnen als alternatief voor residentile behandeling. In tegenstelling tot residentile behandeling kan het pleeggezin de mogelijkheid bieden aan het kind om daar groot te worden. Kinderen in de leeftijd van twee tot en met twaalf jaar met ernstige problemen in de sociaal-emotionele ontwikkeling krijgen op deze manier een kans deel te nemen aan een gezinsleven. Als gevolg van verwaarlozing, mishandeling en/of aanlegfactoren is er bij deze kinderen veelal sprake van een achterstand op meerdere gebieden in hun ontwikkeling. Het doel is middels een gerichte behandeling binnen het pleeggezin de problematiek te verminderen en daarmee de ontwikkeling van het kind positief te benvloeden. Het kind leert optimaal te functioneren met zijn of haar beperkingen en waar mogelijk worden deze verminderd. Indicaties Niet ieder kind en pleeggezin komt in aanmerking voor faciliterende pleegzorgbegeleiding. Hiervoor bestaan een aantal indicaties: - Het kind is bij aanvang van de plaatsing nog niet in de puberteit. - Het kind heeft een langdurig tehuisverleden (twee jaar of langer) of heeft meerdere verblijfplaatsen gehad. - Het kind heeft de diagnose reactieve hechtingsstoornis (plus eventueel andere DSM-IV classificaties) en een CBCL-profiel met n of meerdere scores in de klinische range of het grensgebied (bv. angstig depressief, sociale problemen, denkproblemen, aandachtsproblemen en/of cognitieve problemen, bv. een grillig intelligentieprofiel en/of uitval, delinquent gedrag, agressief gedrag, enz.). - Terugkeer naar huis is niet mogelijk en langer verblijf in een residentile instelling is niet wenselijk. - Het kind heeft (ondanks de zwaarte van de problematiek) baat bij een kleinschalige, continue, liefst langdurige opvoedingssituatie, waar contact gedoseerd aangeboden wordt en waar het kan profiteren van een gezinssituatie. - De ouders zijn minimaal bereid om de plaatsing van het kind in het pleeggezin te gedogen. Contra-indicaties Er bestaan contra-indicaties, waarbij faciliterende pleegzorg niet ingezet kan worden: - De veiligheid van het kind of het pleeggezin kan niet gewaarborgd worden. - Het kind is niet in staat om te profiteren van een gezinssituatie. - De pleegouders zijn niet bereid of in staat mee te werken aan de intensieve begeleiding en de specifieke onderdelen van de begeleiding, zoals VIB, Sherborne, TOM-training of zijn niet bereid tot het verstrekken van medicatie aan het kind die door de kinderpsychiater (of andere medicus) noodzakelijk wordt geacht. Uitgangspunten - Het perspectief van een terugplaatsing naar huis is bij de start van een faciliterende pleegzorgplaatsing niet of nauwelijks aanwezig. Dit betekent niet dat dit ook nooit zal gebeuren. Het streven is dat het kind in een pleeggezin opgroeit. - De termijn van de faciliterende pleegzorgplaatsing staat niet vast en kan variren van een half jaar tot aan de volwassenheid. Het kind verblijft bij voorkeur minimaal anderhalf tot twee jaar in een pleeggezin en maakt zo kennis met het leven in gezinsverband, zonder dat het in relationeel opzicht overvraagd wordt. De insteek is dat de pleegouders na afloop van de plaatsing contact blijven onderhouden met het pleegkind. - De pleegouders zijn zich ervan bewust dat het doel van de faciliterende plaatsing niet zozeer revaliderend of genezend is, maar meer verzorgend (leren leven met een beperking en/of laten ervaren van een gezinssituatie).
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 90

De pleegouders passen hun opvoeding aan aan de mogelijkheden van het kind en zijn bereid om mee te werken aan aanvullende activiteiten. FJP biedt pleegouders in het kader van faciliterende pleegzorg intensieve begeleiding (pedagogische advisering, morele ondersteuning en praktische hulp op diverse gebieden) en extra financile middelen (maximaal 4 .545,- op jaarbasis) als randvoorwaarde om kinderen met ernstige problematiek toch in pleeggezinnen te laten verblijven. De pleegzorgbegeleider coacht de pleegouders, geeft informatie, biedt emotionele ondersteuning en geeft concrete adviezen en praktische hulp. Ook bekijkt hij of zij in nauwe samenwerking met de pleegouders hoe de extra financile middelen van FJP ingezet worden. De pleegzorgbegeleider dient over ervaring in pleegzorg en ruime kennis en ervaring op het gebied van de ontwikkelingspsychologie te beschikken om het gedrag van een kind te verklaren op basis van ontwikkelingstheorien, in te spelen op concrete opvoedingsvragen en deze vertalen naar concreet praktisch handelen. Daarnaast beschikt de begeleider over technieken om de pleegouders waar nodig te motiveren en stimuleren. De begeleiding is gericht op samenwerking met alle betrokkenen, zogenaamde meerzijdige partijdigheid, waarin omgegaan kan worden met verschillende belangen. De pleegzorgbegeleider wordt ondersteund door een GZ-psycholoog (Akke Bink). Naast de hulpverlening aan het pleeggezin en pleegkind wordt er zoveel mogelijk gewerkt aan de acceptatie (of het gedogen) door de ouders van de pleeggezinplaatsing. Ook wordt bij ouders aandacht besteed aan het opnieuw invullen van hun ouderrol. Hierbij speelt het contact tussen het kind en de ouders een belangrijke rol. Hoe dit contact vorm krijgt, wordt per situatie bekeken en maakt deel uit van het pleegzorgplan. Ook andere personen uit het (familie)netwerk van het kind hebben een plaats in het leven van het kind.

Stappenplan Evenals bij de reguliere en therapeutische pleegzorg wordt er bij faciliterende pleegzorg onderscheid gemaakt tussen de start, inhoud en afsluiting van de begeleiding. Start De start van de faciliterende pleegzorgbegeleiding is gelijk aan die van reguliere pleegzorgbegeleiding. Bij bestandspleeggezinnen start de begeleiding met de matching (2.1.1.3) en kennismakingsperiode (2.1.1.4). Bij netwerkpleeggezinnen wordt gestart na de netwerkscreening (2.1.2.1). Niet ieder kind en/of pleeggezin komt echter in aanmerking voor faciliterende pleegzorg. Dit gebeurt altijd op grond van de indicaties, welke verwerkt worden in het matchingsbesluit of verslag netwerkscreening. Hierbij is specifiek aandacht voor: - De ontwikkeling van de al aanwezige kinderen. - De consequentie van de eventuele plaatsing van een kind met een specifieke opvoedingsaanpak voor alle gezinsleden. - De ervaring met de begeleiding tot nu toe. - De ruimte van de pleegouders voor oudercontact. - De stijl van opvoeden van de pleegouders. - De draagkracht en de motivatie van de pleegouders. Het matchingsbesluit of het netwerkverslag wordt expliciet met de afdelingsmanager en GZ-psycholoog besproken. Op grond van dit overleg wordt tot faciliterende pleegzorg overgegaan. Eerste FP-bespreking Faciliterende pleegzorg lijkt qua evaluatiecyclus op therapeutische pleegzorg. Dat wil zeggen dat er halfjaarlijks FP-besprekingen plaatsvinden. Zo mogelijk voorafgaand, maar tenminste zes weken na de plaatsing, vindt de eerste FP-bespreking plaats. Hiervoor wordt een HVP (zie 2.6.2.4 en 7.5.3) geschreven.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 91

In de FP-bespreking staat niet alleen het HVP centraal, maar ook verschillende vragenlijsten. Dit zijn de ASEBA-vragenlijsten (CBCL, TRF en YSR) en de GIH-lijst. De CBCL-gedragsvragenlijst en de GIH-lijst worden ingevuld door de pleegouders afzonderlijk. De TRF wordt ingevuld door de leerkracht. De YSR wordt ingevuld door het kind (> 12 jaar) zelf. Deze worden door het secretariaat verstuurd. Bij de TP-bespreking zijn de leden van het zorgteam aanwezig of tenminste de pleegouders, pleegzorgbegeleider, GZ-psycholoog en BJZ-werker. Evenals bij TP houdt het secretariaat een planning bij voor de FP-besprekingen, waar de pleegzorgbegeleider een moment in kan plannen. Het secretariaat stuurt de vragenlijsten op met het verzoek deze uiterlijk twee weken voor de FP-bespreking terug te sturen. Wanneer deze terugkomen, dan draagt het secretariaat er zorg voor dat de vragenlijsten verwerkt worden en aan de GZ-psycholoog worden doorgegeven. Deze werkt ze uit en geeft hier advies over. Hierbij kan een vergelijking gemaakt worden met de vorige keer (een half jaar ervoor). Video Interactie Begeleiding Bij de start van de plaatsing bestaat de mogelijkheid om VIB in te zetten. Dit biedt de pleegouders de mogelijkheid om zicht te krijgen op de onderlinge gezinscommunicatie en relaties en deze op elkaar af te stemmen. Het kan hen helpen een bepaalde opvoedingslijn uit te zetten en een relatie met het kind op te bouwen die het kind kan hanteren. De pleegouders worden meer bewust van hun handelingen en de invloed die dit heeft op het gedrag van het kind en kunnen daardoor hun handelen aanpassen aan de mogelijkheden en behoeften van het kind. Ook kan VIB een hulpmiddel zijn bij het analyseren van probleemgedrag van het kind. Inhoud De begeleiding bij FP is, evenals bij TP, intensiever. Frequentie huisbezoeken De pleegouders worden intensief begeleid. Dat betekent dat de pleegzorgbegeleider eens per twee tot vier weken een huisbezoek aflegt. Deze frequentie ligt niet vast en wordt aangepast aan de problematiek van het kind en de behoeften van de pleegouders. Het doel van de huisbezoeken is ondersteuning en begeleiding bieden aan de pleegouders. De nadruk in de begeleiding ligt op praktische en pedagogische advisering, het uitwisselen van informatie over de ontwikkeling van het kind en de verhouding draagkracht draaglast van het pleeggezin. VIB kan hierbij een belangrijk hulpmiddel bieden. Groepsbijeenkomsten voor faciliterende pleegouders Naast individuele begeleiding vindt er ook groepsgewijze ondersteuning plaats om de deskundigheid van deze pleegouders te bevorderen. Tijdens deze gezamenlijke bijeenkomsten wordt aandacht besteed aan verschillende themas. Er kunnen cursussen georganiseerd worden op het gebied van observatie, interactie en communicatie en het hanteren van gerichte opvoedingsmethoden. Ook kan gedacht worden aan een vorm van sociale vaardigheidstraining via mediatietherapie, die door de pleegouders in de gezinssituatie kan worden toegepast, hierbij gecoacht door de pleegzorgbegeleider. Dergelijke groepsbijeenkomsten vinden minimaal twee keer per jaar plaats. Hierbij zijn alle pleegouders die faciliterende pleegzorgbegeleiding ontvangen verplicht aanwezig, evenals alle begeleiders pleegzorg die deze vorm van begeleiding bieden en de GZpsycholoog.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

92

Zorgteam Bij faciliterende pleegzorg is het evenals bij reguliere en therapeutische pleegzorgbegeleiding wenselijk om zo veel als mogelijk met zorgteams te werken. Ouderbegeleiding Ouderbegeleiding is gericht op de acceptatie van de pleeggezinplaatsing. Hiervoor is een indicatie jeugdhulp nodig. Dat wil zeggen dat de mogelijkheden van de pleegzorgbegeleider zich beperken tot het betrekken van de ouders bij FP-besprekingen en het begeleiden van bezoeken. Incidenteel zijn er wel gesprekken tussen ouders en de pleegzorgbegeleider. Wanneer intensievere ondersteuning aan de ouders nodig is, dan moeten zij hiervoor naar een passende hulpverleningsvorm verwezen worden. FP-besprekingen Minimaal eens per halfjaar vindt een behandel- of voortgangsbespreking plaats. De eerste FP-bespreking vindt na zes weken plaats en vanaf dan na iedere zes maanden. Deze halfjaarlijkse FP-besprekingen vervangen de evaluaties bij reguliere pleegzorgbegeleiding. Voorafgaand aan de FP-bespreking wordt de pleegouders gevraagd om CBCL-lijsten en GIH-lijsten in te vullen. Indien mogelijk worden ook de TRF en YSR afgenomen en in de FP-bespreking besproken. De pleegzorgbegeleider schrijft een EHVP (zie 2.6.2.5 en7.5.4). Het doel van de halfjaarlijkse FP-bespreking is de ontwikkeling van het kind volgen, het evalueren en bijstellen van de doelen en het beleid uitstippelen voor de komende periode. Eventueel worden er nieuwe doelen toegevoegd. Bij iedere bespreking komt aan de orde of het noodzakelijk is om FP te laten voortbestaan. De verhouding tussen de draagkracht en draaglast van het gezin is ook een factor die meegenomen wordt. Dit is een verschil met andere plaatsingen in langdurige pleegzorg, waarbij veelal het uitgangspunt is, dat het kind deel uit gaat maken van het pleeggezin. Bij de FP-besprekingen zijn kind (< 12 jaar), ouder(s), pleegouders, pleegzorgbegeleider, BJZ-werker, GZ-psycholoog en eventuele andere behandelaars of belangrijke derden aanwezig. In de FP-bespreking worden behandeldoelen nader geformuleerd en eventuele middelen besproken welke ingezet kunnen worden (zoals VIB, Sherborn of speltherapie). Aan het eind van de bespreking wordt aan de BJZ-werker gevraagd of deze akkoord gaat met het voorgenomen beleid. Psychologisch consult Indien nodig kan de GZ-psycholoog tussentijds geconsulteerd worden door de pleegzorgbegeleider. Na overleg kan de GZ-psycholoog besluiten de pleegouders een consult aan te beiden. Diagnostisch Onderzoek Ook bij FP behoort het uitvoeren van diagnostisch onderzoek tot de mogelijkheden. Gezien de problematiek van deze kinderen is het zelfs in veel gevallen zeer wenselijk. Aanvraag voor diagnostisch onderzoek vindt altijd plaats in overleg met de GZpsycholoog. Contact school De pleegouders hebben een belangrijke taak als het gaat om het zogenaamde tweede milieu, te weten de school en vrije tijd. De pleegouders onderhouden het contact met school en worden daarin ondersteund door de pleegzorgbegeleider.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

93

De pleegzorgbegeleider heeft in het kader van faciliterende pleegzorg altijd contact met de school van het kind. Afhankelijk van de specifieke zaak kan dit via schoolbezoeken, telefonisch contact of contact via email. De leerkracht van het kind wordt gevraagd om voorafgaand aan de TP-bespreking een gedragsvragenlijst (TRF) over het kind in te vullen. De pleegzorgbegeleider koppelt de voor school belangrijkste conclusies uit de TP-bespreking terug naar de leerkracht, mentor en/of schoolbegeleider. Zodoende is er minimaal twee keer per jaar contact tussen de pleegzorgbegeleider en de school. Optionele activiteiten Naast bovenstaand beschreven begeleidingsactiviteiten, zijn er nog een aantal optionele activiteiten die ingezet kunnen worden. Het kind kan immers meer nodig hebben dan de pleegouders kunnen bieden. Opties hiervoor zijn: - Video Interactie Begeleiding (VIB); - Sherborne; - TOM-training (hier leert het kind de gevoelens van anderen te herkennen, interpreteren en respecteren); - kinder- en jeugdpsychiatrisch onderzoek / consult; - medicatie (onder begeleiding van de kinder- en jeugdpsychiater); - overige therapien (zoals logopedie, speltherapie, sociale vaardigheidstraining, psychomotore therapie en fysiotherapie); - eventueel doorverwijzing naar externe deskundigen of speciaal onderwijs. Afsluiting Bij eindiging van de pleegzorgplaatsing (door een uitplaatsing of het bereiken van meerderjarigheid) verschilt de afsluiting niet van die van reguliere pleegzorgplaatsingen. Dit betekent dat bij de laatste FP-bespreking het EEHVP (zie 2.6.4.1 en 7.5.4) centraal staat. Tevens dient een eindevaluatie met de pleegouders plaats te vinden aan de hand van het eindevaluatie pleegouderbegeleidingsplan (2.6.4.2 en 7.5.7) en moeten Exitvragenlijsten (zie 2.6.4.3, 2.6.4.4, 7.8.1, 7.8.2, 7.8.3 en 7.8.4) ingevuld worden. Het kan ook voorkomen dat FP afgesloten wordt, omdat therapeutische of reguliere pleegzorgbegeleiding gendiceerd is. Ook dan wordt er een EEHVP geschreven, omdat het zorgtraject wijzigt. Overgang reguliere naar faciliterende pleegzorgbegeleiding Het kan voorkomen dat er tijdens reguliere of therapeutische pleegzorgbegeleiding problemen ontstaan, waardoor FP-begeleiding op zijn plaats lijkt. Hierbij dienen de volgende stappen ondernomen te worden: 1. De pleegzorgbegeleider bespreekt de problemen met de gedragsdeskundige en gezamenlijk wordt onderzocht en besloten of faciliterende pleegzorgbegeleiding gendiceerd is. 2. Wanneer de gedragsdeskundige en pleegzorgbegeleider besluiten dat een overgang naar faciliterende pleegzorg wenselijk is, dan wordt dit met de afdelingsmanager besproken. 3. Wanneer de afdelingsmanager toestemt met faciliterende pleegzorgbegeleiding, dan neemt de pleegzorgbegeleider contact op met de BJZ-werker. 4. Als ook de BJZ-werker instemt met therapeutische pleegzorg, dan wordt dit met het pleeggezin besproken. In dit gesprek worden alle gevolgen (voordelen) van de overgang naar faciliterende pleegzorg met de pleegouders besproken. 5. Met instemming van de pleegouders wordt er door Bureau Jeugdzorg een indicatiebesluit geschreven voor FP. 6. Zodra het indicatiebesluit voor FP bij FJP binnen is, neemt de pleegzorgbegeleider contact op met de GZ-psycholoog. 7. De pleegzorgbegeleider vult een mutatieformulier in voor de overgang van reguliere of therapeutische pleegzorg naar FP.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 94

8. Zoals bij andere therapeutische pleegzorgplaatsingen, vindt de eerste FP-bespreking uiterlijk zes weken na binnenkomst van het indicatiebesluit plaats. Hierna wordt bovenstaand beschreven procedure verder aangehouden. VIP-criteria De problematiek van de kinderen in FP, vraagt veel van pleegouders. Niet van iedere pleegouder mag verwacht worden dat zij dat wat hiervoor nodig is in huis hebben. De VIP-criteria zijn dan ook extra uitgewerkt voor deze groep van pleegouders. 1. Openheid en duidelijkheid in contacten Dit criterium is van belang in alle contacten die de pleegouders onderhouden binnen en buiten het pleeggezin in het kader van de hulpverlening aan en de zorg voor het pleegkind. De pleegouders krijgen met veel mensen te maken die persoonlijk of professioneel bij het pleegkind betrokken zijn. FJP stelt hoge eisen aan hun communicatievaardigheden. 2. Samenwerken als team en het delen van ouderschap Naast de eisen die aan elke pleegouder worden gesteld vraagt de samenwerking met de medewerkers van en vanuit de FlexusJeugdplein bijzondere aandacht. Er wordt van de pleegouders verwacht, dat zij: - open staan voor intensief contact met de pleegzorgbegeleider; - kunnen accepteren dat een pleegzorgbegeleider veelvuldig "meekijkt"; - in staat zijn om kritisch naar hun eigen functioneren te kijken; - waardering en kritiek kunnen uiten en ontvangen; - in staat zijn om de ontwikkeling van de kinderen schriftelijk vast te leggen; - betrouwbaar zijn met betrekking tot de vele afspraken binnen de samenwerking; - weten hoe taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot het pleegkind zijn verdeeld en dat kunnen respecteren; - in staat zijn de dagelijkse zorg waar nodig tijdelijk te delen met of af te staan aan de medewerkers van FlexusJeugdplein; - in staat zijn vanuit hun eigen taak en verantwoordelijkheid hun positie in te nemen in de samenwerking en samen met de andere medewerkers ook met afstand naar de ontwikkeling van het pleegkind te kunnen kijken. 3. Kinderen helpen een positieve kijk op zichzelf te ontwikkelen. Bij dit criterium besteden we aandacht aan de pedagogische deskundigheid en vaardigheden van de pleegouders. Er wordt verwacht dat zij: - kennis hebben of bereid zijn kennis op te doen over de ontwikkelingsfasen van het kind en over de problematiek van de kinderen; - verschillende opvoedingsstijlen kunnen hanteren afhankelijk van de vraag van het kind; - kunnen accepteren dat het pleegkind weinig mogelijkheden heeft om relaties aan te gaan; - op een positieve manier afscheid kunnen nemen van het kind. 4. Kinderen helpen hun gedrag te veranderen zonder hen pijn te doen Van de pleegouders wordt veel geduld, begrip, creativiteit en uithoudingsvermogen verwacht in hun benadering van het pleegkind. De problematiek van deze pleegkinderen vraagt van de pleegouders, dat zij: - inzicht in de oorzaak van het gedrag van het pleegkind hebben; - inzicht hebben in hun eigen normen en waarden met betrekking tot opvoeding; - hun wijze en mate van corrigeren kunnen afstemmen op de gekozen pedagogische benadering van het kind; - met weinig zichtbaar resultaat tevreden kunnen zijn. 5. Het inschatten van de uitwerking die het pleegouderschap op de eigen situatie heeft
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 95

Het plaatsen van een pleegkind met moeilijk gedrag en een ontwikkelingsachterstand heeft veel gevolgen voor alle leden van het pleeggezin. In de selectie zal met veel zorg naar de gezinssamenstelling en gezinsplanning worden gekeken. FJP is van mening dat een groot leeftijdsverschil (meer dan twee jaar) tussen eigen kinderen en pleegkind in het belang van ieders ontwikkeling. Ook de motivatie, verwachtingen en te voorziene gevolgen voor elk gezinslid apart en voor het gezin als geheel zijn onderwerpen van gesprek. De verwachting is dat veel van deze pleegkinderen tijdelijk in een pleeggezin kunnen wonen. Het is aan het begin van de plaatsing nog onduidelijk hoe lang het pleegkind in het pleeggezin zal verblijven. Bij het besluit om een plaatsing al dan niet voort te zetten gaat het niet alleen om de ontwikkelingsmogelijkheden van het pleegkind, maar ook om de draagkracht van het pleeggezin als geheel en van alle gezinsleden afzonderlijk. Het pleeggezin moet in staat zijn hier open over te spreken en zo nodig op positieve wijze afscheid van het pleegkind te kunnen nemen.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

96

2.5.6 Overbruggingspleegzorg
Doel Een plaats bieden aan kinderen waarbij duidelijk is dat zij niet langer thuis kunnen wonen, maar waarvoor nog geen langdurige vervolgplek beschikbaar is. Uitgangspunten - Het kind kan niet meer thuis kunnen wonen en staat op de wachtlijst voor een behandel-/leefgroep. - Het kind is in de leeftijd van 10 tot en met 16 jaar. - Het kind heeft een dagbesteding. - De pleegouders bieden slechts tijdelijk een plek aan het kind, waarbij vooraf duidelijkheid bestaat over de duur (begin en einde) van de plaatsing. - De pleegouders hebben een eigen kamer beschikbaar voor het pleegkind. - De overbruggingsplaatsing heeft een maximale duur van zes maanden. - Er zijn voor het kind logeermogelijkheden te laten hebben, bij voorkeur binnen het eigen netwerk. - De pleegouders realiseren zich dat de opvoeding van deze leeftijdscategorie andere vaardigheden en methoden vraagt dan de opvoeding van jonge kinderen. Belangrijk is dat de pleegouders kunnen onderhandelen en relativeren. Stappenplan Deze vorm van pleegzorg wordt door de afdeling crisispleegzorg begeleid en is vrij nieuw. Voor meer informatie wordt verwezen naar de afdelingsmanager al daar.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

97

2.6

Rapportage

Uitgangspunt Rapportage is noodzakelijk bij pleegzorg. Het dient diverse doeleinden, zoals afstemming, kwaliteitsbewaking en verantwoording. Derhalve kan rapportage gezien worden als ondersteuning van het begeleidingsproces. Doel Een overzichtelijk geheel bieden van alle rapportage behorende bij het begeleidingsproces van de pleegzorgbegeleider. Richtlijnen Gestart zal worden met de rapportage behorende bij de start van de begeleiding, gevolgd door de rapportage behorende bij de inhoudelijke begeleiding, beslismomenten in de begeleiding, afsluiting van de begeleiding en tot slot overige rapportage. Per rapportage zullen de volgende punten beschreven worden: Waarom? Hier wordt beschreven wat het doel van de rapportage is. Door wie? Hier wordt beschreven door wie de rapportage geschreven wordt. Voor wie? Hier wordt beschreven voor wie de rapportage geschreven wordt. Wanneer? Hier wordt beschreven wanneer de rapportage geschreven dient te worden. Hoe? Hier wordt beschreven hoe de route van de rapportage loopt, van concept tot definitieve versie. Waar? Hier wordt beschreven waar de rapportage te vinden is. Wat? Hier wordt beschreven wat er in de rapportage beschreven dient te worden.

Vanuit het oogpunt van uniformiteit is de afspraak dat de namen van alle betrokkenen in de rapportage wordt geschreven met geslacht, voorletter en achternaam, zoals dhr. P. Jansen. Dit betreft alle namen, zoals begeleiders pleegzorg, afdelingsmanagers, medewerkers van Bureau Jeugdzorg en pleegouders.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

98

2.6.1 Start
Uitgangspunt Om de kwaliteit van de pleegzorgplaatsing vanaf de start te bewaken, dienen bij deze start diverse zaken zorgvuldig afgewogen te worden. Middels rapportage wordt gewaarborgd dat de noodzakelijke zaken hierbij aan de orde komen. Doel Per rapportage zal beschreven worden waarom, door wie, voor wie, wanneer, hoe, waar en wat beschreven dient te worden. Richtlijnen Bij de start van de begeleiding van een pleegzorgplaatsing zijn er grofweg in twee fases te onderscheiden: de overweging en het besluit. Gedurende de overweging dient bepaalt te worden of de pleegzorgplaatsing aanvaard wordt en FJP de begeleiding op zich zal nemen. Voor bestandspleeggezinnen wordt deze overweging ondersteund met een Matchingsvoorstel (2.6.1.1), Gespreksverslag Kennismaking (2.6.1.2) en Matchingsbesluit (2.6.1.3). Bij netwerkpleeggezinnen wordt de overweging gedaan aan de hand van de netwerkscreening, waarbij het Verslag netwerkscreening (2.6.1.3) het uitgangspunt is. Wanneer het besluit genomen is dat de begeleiding gestart zal worden, dan dienen twee documenten ter bevestiging hiervan, namelijk het Pleegcontract (2.6.1.4) en de Samenwerkingsovereenkomst (2.6.1.5).

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

99

2.6.1.1

Matchingsvoorstel

Waarom? In het Matchingsvoorstel (zie 7.1.7) wordt een voorstel gedaan voor een matching tussen een aangemeld kind en een bestandspleeggezin. Met dit voorstel wordt de eerste stap gezet voor een mogelijke plaatsing van het betreffende kind in het betreffende bestandspleeggezin. Door wie? Bemiddelaar van de afdeling Werving en screening. Voor wie? Afdelingsmanager, pleegzorgbegeleider, GD-er en kinddossier. Wanneer? 1. Nadat de aanmelding van een kind is geaccepteerd door de opnamecordinator, start de bemiddelingsprocedure. Het streven is om deze binnen een termijn van vier weken af te ronden middels een Matchingsvoorstel. 2. Dan vraagt de bemiddelingsfunctionaris bij de afdelingsmanagers om een pleegzorgbegeleider. 3. De afdelingsmanager wijst binnen een week een begeleider toe, waarna het kennismakingstraject gestart kan worden. Hoe? Pleegzorgbegeleider ontvangt direct een definitieve versie van het Matchingsvoorstel en hoeft hier zelfs niets mee te doen. Waar? 7.1.7 Matchingsvoorstel Wat? In het Matchingsvoorstel worden de plus- en minpunten van de matching beschreven, evenals de aandachtspunten rond de mogelijke plaatsing bij de eventuele kennismaking en begeleiding.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

100

2.6.1.2

Gespreksverslag kennismakingsgesprek

Waarom? Tijdens het eerste kennismakingsgesprek met de aspirant pleegouders komt bijzonder veel informatie aan de orde. Het aspirant pleeggezin maakt kennis met de verschillende betrokken hulpverleners, krijgt veel informatie over het kind en diens situatie en hoort veel over hoe de begeleiding eruit zal gaan zien. Na het kennismakingsgesprek krijgen de aspirant pleegouders een week bedenktijd of zij door willen gaan met deze matching. In deze bedenktijd is het gespreksverslag kennismakingsgesprek (zie 7.3.1) ondersteunend, omdat zoveel mogelijk zaken die in het gesprek aan de orde zijn gekomen worden samengevat en zodoende door het aspirant pleeggezin nog eens nagelezen kan worden. Dit helpt het aspirant pleeggezin om een zorgvuldige en weloverwogen beslissing te nemen om al dan niet door te gaan met de matching. Door wie? Pleegzorgbegeleider. Voor wie? Pleegouders, kinddossier en pleegouderdossier. Wanneer? Zo spoedig mogelijk (uiterlijk een week) na het kennismakingsgesprek dient het Gespreksverslag Kennismaking gemaakt te zijn en naar het aspirant pleeggezin verzonden te worden. Hoe sneller dit gebeurt, hoe meer mogelijkheden het aspirant pleeggezin heeft om de informatie zorgvuldig te overwegen in hun bedenktijd. Hoe? 1. Zo spoedig mogelijk (uiterlijk een week) na de plaatsing schrijft de pleegzorgbegeleider een Gespreksverslag Kennismakingsgesprek. 2. De pleegzorgbegeleider stuurt het Gespreksverslag Kennismakingsgesprek via e-mail (als bijlage, beveiligd met een wachtwoord) of via de post naar het aspirant pleeggezin. 3. De pleegzorgbegeleider vraagt het secretariaat twee kopien van het Gespreksverslag Kennismakingsgesprek op te bergen in het kinddossier en het pleegouderdossier. Waar? 7.3.1 Gespreksverslag kennismakingsgesprek Wat? In het Gespreksverslag Kennismakingsgesprek worden alle onderwerpen beschreven die in het eerste kennismakingsgesprek aan de orde zijn gekomen. Het gaat hierbij om de hulpverleners (naam, functie, verwachtingen, enz.), voorgeschiedenis van het kind, familiecontacten van het kind, huidige situatie van het kind, aandachtspunten van het pleeggezin, begeleiding, praktische zaken en de kennismakingsperiode.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

101

2.6.1.3

Matchingsbesluit

Waarom? De uitkomst van het kennismakingstraject wordt vastgelegd in het matchingsbesluit (zie 7.1.8). Het matchingsbesluit omvat de beslissing en motivatie om al dan niet over te gaan tot plaatsing van het kind in het betreffende bestandspleeggezin. Door wie? Pleegzorgbegeleider. Voor wie? Bemiddelingsfunctionaris, afdelingsmanager, gedragsdeskundige en kinddossier. Wanneer? Het matchingsbesluit dient uiterlijk drie weken na de plaatsing van het kind in het pleeggezin geschreven te zijn. Hoe? 1. Uiterlijk een week na de plaatsing schrijft de pleegzorgbegeleider een concept van het matchingsbesluit en doet deze aan de gedragsdeskundige toekomen, ter inhoudelijke aanvulling en kennisgeving. 2. De gedragsdeskundige stuurt het matchingsbesluit binnen een week terug, voorzien van feedback. 3. Op grond van de feedback herschrijft de pleegzorgbegeleider het matchingsbesluit binnen de volgende week en dient een verzoek in bij het secretariaat om het definitief te laten maken. Waar? 7.1.8 Matchingsbesluit. Wat? In het matchingsbesluit wordt het kennismakingsproces beschreven en wordt de beslissing om al of niet tot plaatsing over te gaan gemotiveerd. Eventuele vragen uit het matchingsvoorstel dienen in het matchingsbesluit beantwoord te worden.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

102

2.6.1.4

Verslag netwerkscreening

Waarom? Ter afronding van de netwerkscreening (zie 2.1.2.1) wordt het verslag netwerkscreening (zie 7.2.1) geschreven. Hierin staat de beslissing en motivatie om al dan niet over te gaan tot plaatsing en begeleiding van het kind in het betreffende netwerkpleeggezin. Door wie? De pleegzorgbegeleider door wie het netwerkscreening is uitgevoerd. Voor wie? Pleegouders, afdelingsmanager, gedragsdeskundige en pleegouderdossier. Wanneer? Binnen 13 weken na de aanmelding van het kind bij FlexusJeugdplein dient het verslag netwerkscreening afgerond te zijn. Hoe? Zie 2.1.2.1 Netwerkscreening (stap 16-26). Waar? 7.2.1 Verslag netwerkscreening IJZA II Clint Registratie Zorgtrajecten Gele stip Documenten genereren (rechts onderin) Sjabloon Pleegzorgcontract Genereren. Wat? Het doel van de netwerkscreening is te beoordelen of een netwerkgezin geschikt is om opvoeding te bieden aan het kind. Daarbij moet duidelijkheid bestaan over de vragen: - Is het netwerkgezin een veilige plek voor het kind? - Kunnen hulpverleners, ouders en netwerkgezin met elkaar samenwerken om het kind een plaats te bieden waar hij of zij zich goed kan ontwikkelen? - Op welke manier kan FlexusJeugdplein het pleeggezin ondersteunen?

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

103

2.6.1.5

Pleegzorgcontract

Waarom? Middels het pleegzorgcontract (zie 7.3.4) wordt de plaatsing van het kind in het pleeggezin officieel vastgelegd in de vorm van afspraken over het doel, de aard en de duur van de plaatsing. Door wie? Pleegzorgbegeleider. Voor wie? Pleegouders en pleegouderdossier. Wanneer? Bij start van iedere pleegzorgplaatsing. Bij bestandspleeggezinnen gaat het pleegzorgcontract in op de datum dat het kind geplaatst wordt in het bestandspleeggezin. Het pleegzorgcontract dient uiterlijk een week na plaatsing geschreven te zijn. Bij netwerkpleeggezinnen kan het pleegzorgcontract op twee momenten ingaan: - Als het kind na afronding van het netwerkscreening in het pleeggezin geplaatst wordt, dan gaat het pleegzorgcontract in op de datum dat het kind geplaatst wordt in het netwerkpleeggezin. - Als het kind reeds in het netwerkpleeggezin woont, gedurende het netwerkscreening, dan gaat het pleegzorgcontract in op de datum van de kernbeslissing. Het pleegzorgcontract dient, afhankelijk van bovenstaande opties, uiterlijk een week na plaatsing of afronding van het netwerkscreening geschreven te worden. Hoe? 1. De pleegzorgbegeleider stelt het pleegzorgcontract op en neemt bij eventuele vragen of onduidelijkheden contact op met het pleeggezin. 2. De pleegzorgbegeleider dient een verzoek in bij het secretariaat om het pleegzorgcontract definitief te maken. 3. Het secretariaat maakt het pleegzorgcontract definitief en geeft deze aan de afdelingsmanager. 4. De afdelingsmanager ondertekent het pleegzorgcontract en retourneert deze aan het secretariaat om het pleegzorgcontract ter ondertekening naar pleegouders te versturen en in de dossiers op te bergen/in IJZA (Clint Hulpverlening Documenten) op te slaan. Waar? 7.3.4 Pleegzorgcontract. IJZA II Clint Registratie Zorgtrajecten Gele stip Documenten genereren (rechts onderin) Sjabloon Pleegzorgcontract Genereren. Wat? Het pleegzorgcontract is een grotendeels gestandaardiseerd document met alle officile gegevens en afspraken betreffende Stichting FlexusJeugdplein, het pleeggezin en het pleegkind.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

104

2.6.1.6

Samenwerkingsovereenkomst

Waarom? Middels de samenwerkingsovereenkomst (zie 7.3.5) worden de rechten en plichten van pleegouders en Stichting FlexusJeugdplein officieel vastgelegd. De pleegouders en de clustermanager van FlexusJeugdplein gaan deze overeenkomst met elkaar aan. Door wie? Pleegzorgbegeleider. Voor wie? Pleegouders en pleegouderdossier. Wanneer? Bij afronding en positief advies uit de VIP-training of netwerkscreening. Hoe? 1. De pleegzorgbegeleider stelt de samenwerkingsovereenkomst op. 2. De pleegzorgbegeleider dient een verzoek in bij het secretariaat om de Samenwerkingsovereenkomst definitief te maken. 3. Het secretariaat maakt de samenwerkingsovereenkomst definitief en doet deze toekomen aan de clustermanager. 4. De clustermanager ondertekent de samenwerkingsovereenkomst en geeft deze terug aan het secretariaat om de samenwerkingsovereenkomst ter ondertekening naar pleegouders te versturen en in de dossiers op te bergen. Waar? 7.3.5 Samenwerkingsovereenkomst FlexusJeugdplein pleegouders. Wat? De samenwerkingsovereenkomst is een grotendeels gestandaardiseerd document met alle officile gegevens en afspraken betreffende de rechten en plichten van de twee betrokken partijen (Stichting FlexusJeugdplein en pleegouders).

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

105

2.6.2 Inhoud
Uitgangspunt Om de kwaliteit van de pleegzorgplaatsing te kunnen bewaken, dient de begeleiding bewust vormgegeven te worden. Rapportage dient als ondersteuning hiervoor. Dossiervorming is een wettelijke verplichting. Rapportage kan dienen als middel om af te kunnen stemmen met de betrokken partijen, wat de kwaliteit van de begeleiding en daarmee van de plaatsing ten goede kan komen. Ook kan rapportage als verantwoording dienen voor de geboden begeleiding. Doel Per rapportage zal beschreven worden waarom, door wie, voor wie, wanneer, hoe, waar en wat beschreven dient te worden. Richtlijnen De afdeling pleegzorg richt zich op langdurige plaatsingen van pleegkinderen in pleeggezinnen. De begeleiding kan enkele tot vele jaren duren. Er bestaat rapportage gekoppeld aan iedere vorm van (begeleidings)contact of (intern) overleg betreffende de begeleiding van de pleegzorgplaatsing. Het gaat hierbij om het bijhouden van het logboek pleegkind (2.6.2.1), logboek pleeggezin (2.6.2.2) en de clintcontacttijdregistratie (2.6.2.3). Daarnaast is er jaarlijkse rapportage gekoppeld aan de evaluatiemomenten. Deze rapportage kan in twee typen onderscheiden worden, namelijk rapportage betreffende het pleegkind en rapportage betreffende het pleeggezin. De rapportage betreffende het pleegkind omvat het hulpverleningsplan (2.6.2.4), gevolgd door evaluatie hulpverleningsplannen (2.6.2.5). Aangezien doelrealisatie binnen deze (evaluatie) hulpverleningsplannen een bijzondere rol inneemt, zal hier apart aandacht aan besteed worden (2.6.2.6). De rapportage betreffende het pleeggezin omvat het jaarlijks te evalueren pleegouderbegeleidingsplan (2.6.2.7) en de vragenlijsten pleegouders (2.6.2.8).

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

106

2.6.2.1

Logboek pleegkind

Waarom? Het logboek pleegkind wordt bijgehouden om de ontwikkeling van het pleegkind en de hierbij behorende begeleiding te monitoren en desgewenst te verantwoorden. Het maakt voor het kind inzichtelijk hoe de hulpverlening vormgegeven is en biedt verantwoording voor de beslissingen die hierin genomen zijn. Door wie? Pleegzorgbegeleider en eventueel andere betrokken collegas binnen FlexusJeugdplein. Voor wie? Het logboek pleegkind is in eerste instantie bestemd voor het kind, zodat het later terug kan zien welke beslissingen genomen zijn in het hulpverleningsproces. Daarnaast is het voor intern gebruik. Dat wil zeggen dat de pleegzorgbegeleider zelf de lijn van de ontwikkeling van het kind en de begeleiding kan monitoren en desgewenst verantwoorden. Ook dient het als richtlijn bij het schrijven van het EHVP (zie 2.6.2.5 en 7.5.4). Daarnaast kunnen collegas in het geval van vervanging op grond van logboek pleegkind de ingezette lijn van de begeleiding hervatten. Aangezien het logboek pleegkind deel uitmaakt van het digitale dossier van het kind, is dit op aanvraag in te zien door het pleegkind en (afhankelijk van de juridische situatie) en door ouders (zie 2.7.1). Wanneer? Het logboek pleegkind wordt gedurende het gehele begeleidingsproces bijgehouden. De afspraak is dat ieder contact betreffende een pleegkind in het logboek pleegkind wordt geregistreerd. Hierbij moet allereerst gedacht worden aan huisbezoeken, zorgteams, begeleide bezoeken, schoolcontacten en andere vormen van begeleiding. Ook interne en externe overlegmomenten dienen in het Logboek Pleegkind geregistreerd te worden, zoals overlegmomenten met de afdelingsmanager en/of gedragsdeskundige, basisteamvergaderingen, Bureau Jeugdzorg of andere betrokken hulpverleners. Hoe? Het logboek pleegkind is een digitaal document, dat in IJZA II wordt bijgehouden. Waar? IJZA II Clint Logboek. Wat? In het logboek pleegkind worden minimaal de volgende punten beschreven: (bijzonderheden in) de ontwikkeling van het kind; gemaakte afspraken met alle mogelijk betrokken partijen; gekozen begeleidingsmethoden (inclusief overwegingen, motivatie en argumentatie).

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

107

2.6.2.2

Logboek pleeggezin

Waarom? In het logboek pleeggezin wordt de voortgang van de begeleiding van het pleeggezin geregistreerd. Pleegzorgbegeleiders (of eventuele vervangers) kunnen monitoren hoe de begeleiding ontwikkelt en welke bijzonderheden of aandachtspunten hierbinnen bestaan. Door wie? Pleegzorgbegeleider en eventueel andere betrokken collegas binnen FlexusJeugdplein. Voor wie? Het logboek pleeggezin is in eerste instantie bestemd voor intern gebruik. Dat wil zeggen dat de pleegzorgbegeleider zelf de bijzonderheden betreffende het pleeggezin en de begeleiding kan monitoren en desgewenst verantwoorden. Daarnaast kunnen collegas in het geval van vervanging op grond van logboek pleeggezin de ingezette lijn van de begeleiding hervatten. Aangezien het logboek pleeggezin deel uitmaakt van het digitale dossier van het pleeggezin, is dit op aanvraag in te zien door pleegouders. Wanneer? Het logboek pleeggezin wordt gedurende het gehele begeleidingsproces bijgehouden. Ieder contact met het pleeggezin wordt in het logboek pleeggezin geregistreerd. Hierbij moet allereerst gedacht worden aan huisbezoeken, zorgteams, begeleide bezoeken, schoolcontacten en andere vormen van begeleiding, waarbij specifieke zaken betreffende het pleeggezin aan de orde komen. Ook interne en externe overlegmomenten rond specifieke zaken betreffende het pleeggezin, dienen in het logboek pleeggezin geregistreerd te worden, zoals overlegmomenten met de afdelingsmanager en/of gedragsdeskundige, basisteamvergaderingen, Bureau Jeugdzorg of andere betrokken hulpverleners. Hoe? Het logboek pleeggezin is een digitaal document, dat in IJZA II wordt bijgehouden. Waar? IJZA II Pleeggezin Logboek. Wat? Het logboek pleeggezin omvat alle zaken betreffende het pleeggezin, zoals: - omstandigheden binnen het pleeggezin; - belangrijke gebeurtenissen in het pleeggezin; - verhoudingen in de familie en het netwerk van het pleeggezin; - samenwerkingsafspraken; - verwachtingen van pleegouders t.a.v. de begeleiding; - aandachtspunten voor de begeleiding.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

108

2.6.2.3

Clintcontacttijdregistratie

Waarom? Ieder gepland contact met een clint (pleegkind en leden van diens gezinssysteem, dus niet pleegouders) wordt gezien als clintcontact en dient geregistreerd te worden, t.b.v. verantwoording van de geboden begeleiding en de hieraan gekoppelde financiering. Door wie? Pleegzorgbegeleider en indien betrokken andere collegas van FlexusJeugdplein, zoals collega begeleiders, afdelingsmanagers en/of gedragsdeskundigen. Voor wie? De clintcontacttijdregistratie dient volledig ter verantwoording van de geboden begeleiding. Het kan gebruikt worden om de productiviteit van de medewerker, het team, de afdeling, het cluster of de gehele stichting in kaart te brengen. Wanneer? De clintcontacttijdregistratie wordt gedurende het gehele begeleidingsproces bijgehouden. Ieder contact met de clint en diens gezinssysteem (dus niet pleegouders) wordt hier geregistreerd. Hoe? De clintcontacttijdregistratie wordt in IJZA II bijgehouden en is een digitaal document (zie 7.5.2). Waar? IJZA II Clint Registratie Contacten Nieuw. Wat? De volgende activiteiten zijn clintcontacttijd en dienen derhalve geregistreerd te worden, indien het kind of diens gezinssysteem (en dus niet pleegouders) hierbij direct betrokken zijn geweest: - huisbezoek; - telefonisch contact; - mailcontact (schrijven en versturen van een email gericht aan de clint); - gesprek met clint; - bijzondere gesprekken, zoals zorgteams, evaluatiebesprekingen, schoolbezoeken met clint, instantiebezoeken met clint, enz.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

109

2.6.2.4

Hulpverleningsplan (HVP)

Waarom? Het hulpverleningsplan (HVP; zie 7.5.3) bevat alle informatie over de pleegzorgplaatsing, inclusief de doelen en hierbij horende middelen en activiteiten. Het toont de startsituatie van de plaatsing, van waaruit de begeleiding is ingezet. Door wie? Pleegzorgbegeleider. Voor wie? Kind (<12 jaar), ouders, pleegouders, BJZ-werker en kinddossier. Wanneer? Bij voorkeur in de eerste week van de plaatsing, maar maximaal binnen zes weken na de start van de plaatsing. Hoe? 1. Pleegzorgbegeleider schrijft een concept van het HVP en doet deze toekomen aan de 2. Gedragsdeskundige beoordeelt het HVP en voorziet deze van de noodzakelijke feedback. 3. Pleegzorgbegeleider herschrijft het concept van het HVP op grond van de ontvangen feedback. 4. Uiterlijk een week voor de afgesproken evaluatiedatum verstuurt de pleegzorgbegeleider het concept van het HVP naar de aanwezigen bij de evaluatie (kind (<12 jaar), ouders, pleegouders en (gezins)voogd). 5. Tijdens de evaluatiebespreking wordt het concept van het HVP onder leiding van de pleegzorgbegeleider besproken met de betrokken aanwezigen. 6. Op grond van de uitgewisselde informatie tijdens de evaluatiebespreking vult of past de pleegzorgbegeleider het HVP aan. 7. Pleegzorgbegeleider dient uiterlijk een week na de evaluatiebespreking een verzoek in bij het secretariaat om het HVP definitief te maken. 8. Secretariaat maakt het HVP definitief en de papierenversie toekomen aan de begeleider. 9. Begeleider ondertekent het HVP en doet deze ter ondertekening toekomen aan de afdelingsmanager. 10. Afdelingsmanager ondertekent het HVP en retourneert deze aan de pleegzorgbegeleider. 11. Pleegzorgbegeleider verzoekt het secretariaat, middels het opdrachtenformulier, het ondertekende HVP ter ondertekening naar ouders, pleegouders, BJZ-werker en kind (<12 jaar) te versturen en op te bergen in het kinddossier. Waar? IJZA II Clint Hulpverlening Hulpverleningsplannen Nieuw. Wat? Het HVP bevat algemene gegevens over het kind, informatie over diens achtergrond, het doel en kader van de pleegzorgplaatsing en de voorlopige doelen en afspraken.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

110

2.6.2.5

Evaluatie Hulpverleningsplan (EHVP)

Waarom? Het Evaluatie Hulpverleningsplan (EHVP; zie 7.5.4) bevat alle informatie over de pleegzorgplaatsing, zoals de ontwikkeling van het kind, de doelen en hierbij horende middelen en activiteiten. Het doel is de begeleiding richting en structuur te geven, de betrokkenen op n lijn te krijgen en aanwijzingen te geven voor de verlenging van het indicatiebesluit. Tevens geven de jaarlijkse EHVPs de grote lijn weer van de ontwikkeling van het kind en de hierbij horende begeleiding. Dit is van belang bij de monitoring van de begeleiding, eventuele vervanging van de begeleiding en eventueel voor het kind zelf. Door wie? Pleegzorgbegeleider. Voor wie? Kind (<12 jaar), ouders, pleegouders, BJZ-werker en kinddossier. Wanneer? Het eerste EHVP dient maximaal zes maanden na de start van de plaatsing gemaakt te worden. Hierna wordt het jaarlijks geschreven, uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van het indicatiebesluit. Hoe? 1. Pleegzorgbegeleider schrijft een concept van het EHVP op grond van het logboek pleegkind van het afgelopen jaar en doet deze toekomen aan de gedragsdeskundige. 2. Gedragsdeskundige beoordeelt het concept van het EHVP en voorziet deze van de noodzakelijke feedback. 3. Pleegzorgbegeleider herschrijft het concept van het EHVP op grond van de ontvangen feedback. 4. Uiterlijk een week voor de afgesproken evaluatiedatum verstuurt de pleegzorgbegeleider het concept van het EHVP naar de aanwezigen bij de evaluatie (kind (<12 jaar), ouders, pleegouders en (gezins)voogd). 5. Tijdens de evaluatiebespreking wordt het concept van het EHVP onder leiding van de pleegzorgbegeleider besproken met de betrokken aanwezigen. 6. Op grond van de uitgewisselde informatie tijdens de evaluatiebespreking vult of past de pleegzorgbegeleider het EHVP aan. 7. Pleegzorgbegeleider dient uiterlijk een week na de evaluatiebespreking een verzoek in bij het secretariaat om het EHVP definitief te maken. 8. Secretariaat maakt het EHVP definitief en de papierenversie toekomen aan de begeleider. 9. Begeleider ondertekent het EHVP en doet deze ter ondertekening toekomen aan de afdelingsmanager. 10. Afdelingsmanager ondertekent het EHVP en retourneert deze aan de pleegzorgbegeleider. 11. Pleegzorgbegeleider verzoekt het secretariaat, middels het opdrachtenformulier, het ondertekende EHVP ter ondertekening naar ouders, pleegouders, BJZ-werker en kind (<12 jaar) te versturen en op te bergen in het kinddossier. Waar? 7.5.4 Evaluatie Hulpverleningsplan IJZA II Clint Hulpverlening Evaluaties (gele vlag) Nieuw. Wat? Het EHVP beschrijft de ontwikkeling van het kind, (het verloop van) de doelen van de begeleiding en de hierbij behorende middelen en de visies, belevingen en waarderingen van de betrokken partijen.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 111

2.6.2.6

Doelrealisatie

Waarom? Zowel het HVP (zie 2.6.2.4) als het EHVP (zie 2.6.2.5) bevatten doelen en hierbij horende middelen en activiteiten. Deze dienen apart in IJZA II geregistreerd te worden en aan het betreffende (E)HVP gekoppeld te worden. Doelen geven inhoud en richting aan de begeleiding. Doelen geven concrete afspraken weer tussen de clint en de begeleider. Door erbij stil te staan in hoeverre doelen gerealiseerd zijn, wordt het begeleidingsproces positief benvloed. De clint wordt zich meer bewust van wat er (minder) goed gaat. Begeleiders worden zich meer bewust van hun eigen handelen en benvloedingsmogelijkheden. Door wie? Pleegzorgbegeleider. Voor wie? Zie HVP (2.6.2.4) en EHVP (2.6.2.5). Daarnaast dienen de doelen als prestatieindicatoren, waarmee FlexusJeugdplein richting de overheid de eigen effectiviteit kan aantonen. Wanneer? Zie HVP (2.6.2.4) en EHVP (2.6.2.5). Hoe? Zie HVP (2.6.2.4) en EHVP (2.6.2.5). Waar? IJZA II Clint Hulpverlening Doelen Nieuw. Wat? Doelen kunnen diverse onderwerpen behelzen. De standaarddoelenlijst noemt:
Lichaam Lichamelijke functies Motoriek en houding Groei en gewicht Gezondheid Zelfverzorging Seksualiteit Denken Aandacht Taal en spraak Leren Waarneming, bewustzijn Herkennen van emoties Uiting van emoties Reactie op emoties Omgang met belangrijke gebeurtenissen Impulscontrole Dagelijkse routine / structuur Sociale vaardigheden Spel-, leer- of werkhouding Financin Identiteit en zelfwaardering Kenmerken Geweten / normbesef Relaties Gezin Familie Vrienden Partner Opleiding Werk Omgeving Sociaal netwerk Maatschappijvaardigheden Vrijetijdsbesteding School-, werkgedrag Hulpverlening Opvoedingsvaardigheden Toepassen opvoedingsvaardigheden Acceptatie en perspectief Opvoedingsvaardigheden Bieden van een veilig en positief gezinsklimaat Acceptatie en perspectief Omgaan met pleegouderschap Onderlinge relaties in het pleeggezin Sociaal netwerk pleeggezin

Cognitie

Omgeving

Emoties

Gezin Pleeggezin

Gedrag

Persoonlijkheid

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

112

2.6.2.7

Pleegouderbegeleidingsplan

Waarom? Het pleegouderbegeleidingsplan (zie 7.5.7) bevat alle informatie over het pleeggezin, zodat specifieke begeleidingsaspecten rond het pleeggezin richting en structuur krijgen en de begeleiding transparant is en blijft. Tevens dient het een doel bij de eventuele vervanging van de begeleiding, zodat de situatie van het pleeggezin inzichtelijk is. Door wie? Pleegzorgbegeleider. Voor wie? Pleegouders en pleegouderdossier. Wanneer? Het eerste pleegouderbegeleidingsplan wordt zes maanden na de start van de pleegzorgplaatsing geschreven en vervolgens jaarlijks herschreven en gevalueerd. Hoe? 1. Pleegzorgbegeleider schrijft een concept van het pleegouderbegeleidingsplan en doet deze toekomen aan de gedragsdeskundige. 2. Gedragsdeskundige beoordeelt het pleegouderbegeleidingsplan en voorziet deze van de noodzakelijke feedback. 3. Pleegzorgbegeleider herschrijft het concept van het pleegouderbegeleidingsplan op grond van de ontvangen feedback. 4. Het pleegouderbegeleidingsplan wordt met pleegouders besproken. 5. Op grond van de uitgewisselde informatie tijdens deze bespreking vult of past de pleegzorgbegeleider het pleegouderbegeleidingsplan aan. 6. Pleegzorgbegeleider dient uiterlijk een week na de bespreking een verzoek in bij het secretariaat om het pleegouderbegeleidingsplan definitief te maken. 7. Secretariaat maakt het pleegouderbegeleidingsplan definitief en doet de papierenversie toekomen aan de begeleider. 8. Begeleider ondertekent het pleegouderbegeleidingsplan en doet deze ter ondertekening toekomen aan de afdelingsmanager. 9. Afdelingsmanager ondertekent het pleegouderbegeleidingsplan en retourneert deze aan de pleegzorgbegeleider. 10. Pleegzorgbegeleider verzoekt het secretariaat, middels het opdrachtenformulier, het ondertekende pleegouderbegeleidingsplan ter ondertekening naar pleegouders te versturen en op te bergen in het pleegouderdossier. Waar? 7.5.7 Pleegouderbegeleidingsplan. IJZA II Pleeggezin Begeleiding Begeleidingsplannen Nieuw. Wat? Het pleegouderbegeleidingsplan bevat informatie over de huidige situatie van het pleeggezin, verwachtingen van de pleegouders t.a.v. de begeleiding, aandachtspunten van de begeleiding en afspraken hier omtrent. Tevens is er ruimte eventuele wijzigingen in de gezinssituatie te beschrijven. Na het eerste pleegouderbegeleidingsplan kunnen in de jaarlijkse evaluaties, de evaluatie van deze verwachtingen en aandachtspunten beschreven worden.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

113

2.6.2.8

Vragenlijsten pleegouders

Waarom? Om de veiligheid van het pleegkind in het pleegkind te kunnen bewaken, wordt eens per jaar een vragenlijst ingevuld met pleegouders. Er bestaan twee vragenlijsten, die om beurten afgenomen dienen te worden. Het gaat om de Checklist Indicatoren Veiligheid Kind in de Pleegzorg (zie 7.5.8) en het Licht Instrument Risicotaxatie Kindermishandeling (LIRIK; zie 7.5.9). Door wie? Pleegzorgbegeleider. Voor wie? Pleegouders en pleegouderdossier. Wanneer? Bij bestandspleeggezinnen wordt ter afsluiting van de VIP training de Checklist Indicatoren Veiligheid Kind in de Pleegzorg afgenomen. Derhalve dient de eerste vragenlijst bij de begeleiding aan bestandspleeggezinnen het Licht Instrument Risicotaxatie Kindermishandeling (LIRIK) te zijn. Deze dient zes maanden na de start van de pleegzorgplaatsing ingevuld te zijn en zou dus gekoppeld kunnen worden aan de bespreking van het Pleegouderbegeleidingsplan. Een jaar later dient de Checklist Indicatoren Veiligheid Kind in de Pleegzorg afgenomen te worden, gevolgd door het Licht Instrument Risicotaxatie Kindermishandeling (LIRIK) in het jaar daarop, enzovoorts. Bij netwerkpleeggezinnen is de eerst af te nemen vragenlijst de Checklist Indicatoren Veiligheid Kind in de Pleegzorg. Deze dient bij de netwerkscreening afgenomen te worden. Dit zal uiterlijk drie maanden na plaatsing zijn. Een half jaar later dient het Licht Instrument Risicotaxatie Kindermishandeling (LIRIK) afgenomen te worden, welke gekoppeld zou kunnen worden aan de bespreking van het Pleegouderbegeleidingsplan (zie 2.6.2.7 en 7.5.7). Een jaar later dient het Licht Instrument Risicotaxatie Kindermishandeling (LIRIK) afgenomen te worden, gevolgd door de Checklist Indicatoren Veiligheid Kind in de Pleegzorg in het jaar daarop, enzovoorts. Hoe? 1. Pleegzorgbegeleider vult samen met pleegouders n van de vragenlijsten in. 2. Pleegzorgbegeleider bespreekt eventuele bijzonderheden met de gedragsdeskundige en/of afdelingsmanager. 3. Wanneer noodzakelijk wordt advies van de gedragsdeskundige en/of afdelingsmanager gevolgd. 4. De vragenlijst wordt in de opbergbak van het secretariaat gedaan, om opgeborgen te worden in het pleegouderdossier. Waar? 7.5.8 Checklist indicatoren veiligheid kind in de pleegzorg 7.5.9 Licht Instrument Risicotaxatie Kindermishandeling (LIRIK) Wat? De Checklist Indicatoren Veiligheid Kind in de Pleegzorg heeft betrekking op allerlei indicatoren betreffende de veiligheid van het kind. Hierbij dient gedacht te worden aan dagelijkse verzorging, dag- en nachtritme, geborgenheid, voorbeeldgedrag, emotionele en affectieve aandacht, kwaliteit huisvesting, risicofactoren voor kindermishandeling, enzovoorts.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

114

2.6.3 Beslismomenten
Uitgangspunt Binnen de begeleiding aan pleeggezinnen zijn er diverse beslismomenten denkbaar. Deze beslissingen dienen zorgvuldig overwogen te worden. Hierbij dient de rapportage als ondersteuning. Doel Per rapportage zal beschreven worden waarom, door wie, voor wie, wanneer, hoe, waar en wat beschreven dient te worden. Richtlijnen Niet in alle pleeggezinnen zullen bepaalde overgangen aan de orde zijn. Deze rapportage hoeft dus niet standaard geschreven te worden. De volgende overgangen kunnen gedurende de begeleiding van pleeggezinnen aan de orde komen: Als een crisispleegkind voor langdurige tijd in crisispleeggezin opgenomen wordt, dan wordt een Pas Op de Plaats gesprek gevoerd en op grond hiervan een Pas Op de Plaats (POP) verslag (2.6.3.1) geschreven. Als een pleeggezin een bijplaatsing wil, dan wordt een bijplaatsingsgesprek gevoerd en op grond hiervan een Bijplaatsingsverslag (2.6.3.2) geschreven. Als een pleeggezin de voogdij over een pleegkind krijgt, dan is er sprake van pleegoudervoogdij. Hierbij dient een Pleegoudervoogdijcontract (2.6.3.3) opgesteld te worden.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

115

2.6.3.1

Pas Op de Plaats verslag (POP-verslag)

Waarom? Wanneer een crisispleeggezin aangeeft dat het langdurig voor het tijdelijk bij hen geplaatste kind wil zorgen, dan vindt er een Pas Op de Plaats (POP-)gesprek (2.3.1) plaats. Hierbij wordt een zorgvuldige afweging gemaakt of langdurige plaatsing wenselijk is voor dit kind in dit pleeggezin. Dit wordt vastgelegd in het gespreksverslag Pas Op de Plaats gesprek (zie 7.7.1). Door wie? Pleegzorgbegeleider crisisopvang. Voor wie? Pleegouders en pleegouderdossier. Wanneer? Wanneer pleegouders aangegeven langdurig voor hun tijdelijk geplaatste pleegkind te willen zorgen, dan dient binnen vier tot uiterlijk zes weken het POP-verslag afgerond worden. Hoe? Pleegzorgbegeleider crisisopvang voert het POP-gesprek en stelt naar aanleiding hiervan het POP-verslag op. Pleegzorgbegeleider (langdurig) kan hier op drie verschillende wijzen bij betrokken raken: - Pleegzorgbegeleider begeleid reeds een langdurige plaats in het betreffende pleeggezin. - Pleegzorgbegeleider wordt gedurende het POP-traject reeds aangewezen en is aanwezig bij het POP-gesprek. - Pleegzorgbegeleider krijgt het POP-verslag na het POP-traject. Waar? 7.7.1 Gespreksverslag Pas op de Plaats gesprek Wat? Het POP-verslag omvat alle aspecten van het pleeggezin die van belang zijn bij het overwegen om over te gaan tot langdurige plaatsing van een pleegkind in het pleeggezin. Hierbij moet gedacht worden aan motivatie; ontwikkeling, gezinspositie, plaatsingsverloop en onderlinge relatie (pleeg)kinderen; verwachte reactie (pleeg)kinderen op bijplaatsing; betrokkenheid (pleeg)kinderen bij beslissing tot bijplaatsing; samenwerking pleegouders en hulpverleners; samenwerking pleegouders en biologische ouders; rolverdeling pleegouders; relatie pleegouders; belangrijke gebeurtenissen in het pleeggezin; omgevingsfactoren; hulpbronnen; praktische aandachtspunten; en wensen en aanbod voor de bijplaatsing.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

116

2.6.3.2

Bijplaatsingsverslag

Waarom? De uitbereiding van een pleeggezin met de bijplaatsing van een pleegkind is een belangrijke beslissing. Om deze beslissing zorgvuldig te kunnen nemen, worden richtlijnen verschaft in het bijplaatsingsverslag (zie 7.7.2). Door wie? Pleegzorgbegeleider. Voor wie? Pleegouders, bemiddelingsmedewerkers en pleegouderdossier. Wanneer? Wanneer pleegouders de wens uiten tot bijplaatsing, dan wordt een bijplaatsingsgesprek (zie 2.3.4) gevoerd en op grond hiervan het bijplaatsingsverslag geschreven. Hoe? 1. De pleegzorgbegeleider schrijft uiterlijk een week na het bijplaatsingsgesprek het concept van het bijplaatsingsverslag. 2. Het concept van het bijplaatsingsverslag wordt ter beoordeling aan de gedragsdeskundige en afdelingsmanager gegeven. 3. De gedragsdeskundige voorziet het concept van het bijplaatsingsverslag binnen een week van feedback en retourneert deze aan de pleegzorgbegeleider. 4. Desgewenst kan besloten worden het bijplaatsingsverslag ook binnen het basisteam te bespreken. 5. De pleegzorgbegeleider past het concept van het bijplaatsingsverslag aan op grond van de feedback van de gedragsdeskundige en eventueel het basisteam. 6. De pleegzorgbegeleider stuurt het concept van het bijplaatsingsverslag naar de pleegouders, zodat pleegouders eventuele onjuistheden of aanvullingen kunnen aangeven. In overleg met de pleegouders kan dit plaatsvinden in de vorm van een huisbezoek, gesprek op kantoor, telefonisch contact, schriftelijk of via e-mail. 7. De pleegzorgbegeleider past het concept van het bijplaatsingsverslag aan op grond van de feedback van de pleegouders. 8. De pleegzorgbegeleider vraagt het secretariaat om het bijplaatsingsverslag definitief te maken middels het formulier opdrachten voor het secretariaat (zie 7.4.1). 9. Het secretariaat maakt het bijplaatsingsverslag definitief en stuurt deze aan de pleegouders, de bemiddelingsmedewerkers en het pleegouderdossier. Waar? 7.7.2 Bijplaatsingsverslag Wat? Het bijplaatsingsverslag omvat alle aspecten van het pleeggezin die van belang zijn bij een bijplaatsing van een pleegkind in het pleeggezin. Hierbij moet gedacht worden aan motivatie; ontwikkeling, gezinspositie, plaatsingsverloop en onderlinge relatie (pleeg)kinderen; verwachte reactie (pleeg)kinderen op bijplaatsing; betrokkenheid (pleeg)kinderen bij beslissing tot bijplaatsing; samenwerking pleegouders en hulpverleners; samenwerking pleegouders en biologische ouders; rolverdeling pleegouders; relatie pleegouders; belangrijke gebeurtenissen in het pleeggezin; omgevingsfactoren; hulpbronnen; praktische aandachtspunten; en wensen en aanbod voor de bijplaatsing.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

117

2.6.3.3

Pleegoudervoogdcontract

Waarom? Middels het Pleegoudervoogdcontract wordt de pleegoudervoogdij-maatregel officieel vastgelegd. Door wie? Pleegzorgbegeleider. Voor wie? Pleegouders, pleegouderdossier, kinddossier. Wanneer? Wanneer n van de pleegouders de pleegoudervoogdij toegewezen heeft gekregen, wordt z.s.m. doch uiterlijk na twee weken het Pleegoudervoogdcontract opgesteld. Hoe? 1. De pleegzorgbegeleider stelt het Pleegoudervoogdcontract op en neemt bij eventuele vragen of onduidelijkheden contact op met de pleegoudervoogd. 2. De pleegzorgbegeleider dient een verzoek in bij het secretariaat om het Pleegoudervoogdcontract definitief te maken. 3. Secretariaat maakt het Pleegoudervoogdcontract definitief en retourneert de papierenversie aan de pleegzorgbegeleider. 4. Pleegzorgbegeleider doet het Pleegoudervoogdcontract toekomen aan de afdelingsmanager. 5. De afdelingsmanager ondertekent het Pleegoudervoogdcontract en retourneert deze aan de pleegzorgbegeleider. 6. Pleegzorgbegeleider dient een verzoek in bij het secretariaat om het Pleegoudervoogdcontract ter ondertekening naar de pleegoudervoogd te versturen en in de dossiers op te bergen. Waar? Bijlage: 7.7.5 Pleegzorgcontract FlexusJeugdplein - Pleegoudervoogd

Wat? Het Pleegoudervoogdcontract is een grotendeels gestandaardiseerd document met alle officile gegevens en afspraken betreffende Stichting FlexusJeugdplein, de pleegoudervoogd en het pleegkind.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

118

2.6.4 Afsluiting
Doel Ter afsluiting van de begeleiding dient afsluitrapportage geschreven te worden. Het doel hiervan is de begeleiding op zorgvuldige wijze te evalueren en af te sluiten. Uitgangspunt Per rapportage zal beschreven worden waarom, door wie, voor wie, wanneer, hoe, waar en wat beschreven dient te worden. Richtlijnen Bij de afsluiting van de begeleiding dienen drie vormen van rapportage geschreven te worden. Deze drie vormen zijn gericht op het afronden van de begeleiding aan het kind, afronden van de begeleiding aan het pleeggezin en de evaluatie van de begeleiding vanuit de clint. Voor het afronden van de begeleiding aan het kind wordt het Eindevaluatie Hulpverleningplan (EEHVP) geschreven (zie 2.6.4.1). De begeleiding aan het pleeggezin wordt afgesloten middels het Evaluatie Pleegouderbegeleidingsplan (zie 2.6.4.2). Tot slot wordt ter afsluiting van de begeleiding de mening gevraagd van de clint over de gegeven begeleiding. Dit wordt gedaan middels de Exit-vragenlijst Jongeren (zie 2.6.4.3) en Exit-vragenlijst Ouders (zie 2.6.4.4).

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

119

2.6.4.1

Eindevaluatie Hulpverleningsplan (EEHVP)

Waarom? Het Eindevaluatie Hulpverleningsplan (EEHVP; 7.5.4) bevat informatie over de gehele plaatsing. Het geeft de grote lijn weer van de ontwikkeling van het kind en de hierbij horende begeleiding gedurende de gehele pleegzorgplaatsing. Hierbij bestaat aandacht voor de aspecten die belangrijk zijn bij een zorgvuldige afronding van de begeleiding. Door wie? Pleegzorgbegeleider. Voor wie? Kind (<12 jaar), ouders, pleegouders, BJZ-werker en kinddossier. Wanneer? Bij afsluiting van de begeleiding dient binnen weken na afronding van de begeleiding het EEHVP geschreven te zijn. Hoe? 1. Pleegzorgbegeleider schrijft een concept van het EEHVP op grond van de voorgaande EHVPs (zie 2.6.2.5 en 7.5.4) en het logboek pleegkind (zie 2.6.2.1) van het afgelopen jaar en doet deze toekomen aan de gedragsdeskundige. 2. Gedragsdeskundige beoordeelt het concept van het EEHVP en voorziet deze van de noodzakelijke feedback. 3. Pleegzorgbegeleider herschrijft het concept van het EEHVP op grond van de ontvangen feedback. 4. Uiterlijk een week voor de afgesproken evaluatiedatum verstuurt de pleegzorgbegeleider het concept van het EEHVP naar de aanwezigen bij de eindevaluatie (kind (<12 jaar), ouders, pleegouders en (gezins)voogd). 5. Tijdens de evaluatiebespreking wordt het concept van het EEHVP onder leiding van de pleegzorgbegeleider besproken met de betrokken aanwezigen. 6. Op grond van de uitgewisselde informatie tijdens de evaluatiebespreking vult of past de pleegzorgbegeleider het EEHVP aan. 7. Pleegzorgbegeleider dient uiterlijk een week na de evaluatiebespreking een verzoek in bij het secretariaat om het EEHVP definitief te maken. 8. Secretariaat maakt het EEHVP definitief en de papierenversie toekomen aan de begeleider. 9. Begeleider ondertekent het EEHVP en doet deze ter ondertekening toekomen aan de afdelingsmanager. 10. Afdelingsmanager ondertekent het EEHVP en retourneert deze aan de pleegzorgbegeleider. 11. Pleegzorgbegeleider verzoekt het secretariaat, middels het opdrachtenformulier, het ondertekende EEHVP ter ondertekening naar ouders, pleegouders en kind (<12 jaar) te versturen en op te bergen in het kinddossier. Waar? 7.5.4 Evaluatie Hulpverleningsplan FlexusJeugdplein IJZA II Clint Hulpverlening Evaluaties (gele vlag) Nieuw. Wat? Bij het EEHVP dient het EHVP als basis, maar dienen alle aspecten een overstijgend niveau beschreven te worden. Dat wil zeggen dat het EEHVP de ontwikkeling beschrijft van het kind gedurende de gehele pleegzorgplaatsing en niet alleen in het laatste jaar. Hierbij wordt tevens stilgestaan bij afrondingsaandachtspunten, zoals nazorg, vervolg van de plaatsing en bij het bereiken van de leeftijd van 18 jaar bij zaken, zoals studiefinanciering en zorgkostenverzekering.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 120

2.6.4.2

Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan

Waarom? Bij beindiging van een plaatsing dienen diverse aspecten van de plaatsing en het pleeggezin besproken te worden. Om al deze zaken aan de orde te laten komen, dient het Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan (zie 7.5.7) als leidraad. Dit plan bevat alle informatie over het pleeggezin, zodat specifieke begeleidingsaspecten rond het pleeggezin bekend zijn en eventuele mogelijkheden voor nieuwe plaatsingen helder zijn. Door wie? Pleegzorgbegeleider. Voor wie? Pleegouders, pleegouderdossier en eventueel de afdeling bemiddeling. Wanneer? Bij afsluiting van de begeleiding dient binnen weken na afronding van de begeleiding het Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan geschreven te zijn. Hoe? 1. De pleegzorgbegeleider schrijft een concept van het Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan en doet deze toekomen aan de gedragsdeskundige. 2. De gedragsdeskundige beoordeelt het Pleegouderbegeleidingsplan en voorziet deze van de noodzakelijke feedback. 3. Pleegzorgbegeleider herschrijft het concept van het Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan op grond van de ontvangen feedback. 4. Het Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan wordt met pleegouders besproken. 5. Op grond van de uitgewisselde informatie tijdens deze bespreking vult of past de pleegzorgbegeleider het Evaluatie Pleegouderbegeleidingsplan aan. 6. Pleegzorgbegeleider dient uiterlijk een week na de bespreking een verzoek in bij het secretariaat om het Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan definitief te maken. 7. Secretariaat maakt het Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan definitief en doet de papierenversie toekomen aan de begeleider. 8. Begeleider ondertekent het Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan en doet deze ter ondertekening toekomen aan de afdelingsmanager. 9. Afdelingsmanager ondertekent het Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan en retourneert deze aan de pleegzorgbegeleider. 10. Pleegzorgbegeleider verzoekt het secretariaat, middels het opdrachtenformulier, het ondertekende Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan ter ondertekening naar pleegouders te versturen en op te bergen in het pleegouderdossier. 11. Indien nodig verstuurt het secretariaat een kopie van het mutatieformulier en het Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan naar de afdeling Bemiddeling. Waar? 7.5.7 Pleegouderbegeleidingsplan IJZA II Pleeggezin Begeleiding Begeleidingsplannen Nieuw. Wat? Het Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan bevat informatie over de huidige situatie van het pleeggezin, een evaluatie van de verwachtingen van de pleegouders t.a.v. de begeleiding, aandachtspunten van de begeleiding en afspraken hier omtrent. Tevens is er ruimte eventuele wijzigingen in de gezinssituatie te beschrijven. Bij de beindiging van de pleegzorgplaatsing wordt in het Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan ook de reden van de beindiging van de plaatsing beschreven en afspraken vastgelegd rond beschikbaarheid van pleegouders, het onderhouden van contact, enzovoorts.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 121

2.6.4.3

Exit-vragenlijst Jongeren

Waarom? Om te evalueren of clinten tevreden zijn over het resultaat van de geboden hulp, wordt aan kind (<12 jaar) en ouders een Exit-vragenlijst (zie 7.8.1, 7.8.2, 7.8.3 en 7.8.4) toegezonden. Hier wordt gevraagd zelf het resultaat van de hulp te beoordelen. Hiermee krijgt de instelling inzicht in de tevredenheid van clinten en dit kan tevens een aanzet bieden tot kwaliteitsverbetering. Ook kunnen de prestaties richting financiers verantwoord worden. Door wie? Pleegzorgbegeleider Voor wie? Kinddossier. Wanneer? Maximaal drie weken voorafgaand of drie weken na beindiging van de begeleiding. Hoe? 1. Pleegzorgbegeleider laat tijdens het laatste gesprek een papierenversie van de Exitvragenlijst Jongeren invullen door het kind. Wanneer dit niet mogelijk is, doet de pleegzorgbegeleider de Exit-vragenlijst Jongeren op andere wijze aan het kind toekomen en laat het bijvoorbeeld middels een antwoordenveloppe retourneren. 2. Pleegzorgbegeleider doet de ingevulde Exit-vragenlijst Jongeren in de werkbak van het secretariaat. 3. Het secretariaat verwerkt de Exit-vragenlijst Jongeren en bergt deze op. Waar? 7.8.1 Begeleidende brief Exit-vragenlijst voor jongeren 7.8.2 Exit-vragenlijst voor jongeren Wat? De Exit-vragelijst Jongeren meet de clinttevredenheid aan de hand van diverse gesloten en open vragen. Tevens wordt gevraagd de begeleiding een cijfer op een schaal van 1 tot en met 10 te geven.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

122

2.6.4.4

Exit-vragenlijst Ouders

Waarom? Om te evalueren of clinten tevreden zijn over het resultaat van de geboden hulp, wordt aan kind (< 12 jaar) en ouders een Exit-vragenlijst (zie 7.8.1, 7.8.2, 7.8.3 en 7.8.4) toegezonden. Hen wordt hiermee gevraagd zelf het resultaat van de hulp te beoordelen. Hiermee krijgt de instelling inzicht in de tevredenheid van clinten en dit kan tevens een aanzet bieden tot kwaliteitsverbetering. Ook kunnen de prestaties richting financiers verantwoord worden. Door wie? Pleegzorgbegeleider. Voor wie? Kinddossier. Wanneer? Maximaal drie weken voorafgaand of drie weken na beindiging van de begeleiding. Hoe? 1. Pleegzorgbegeleider laat tijdens het laatste gesprek een papierenversie van de Exitvragenlijst Jongeren invullen door het kind. Wanneer dit niet mogelijk is, doet de pleegzorgbegeleider de Exit-vragenlijst Jongeren op andere wijze aan het kind toekomen en laat het bijvoorbeeld middels een antwoordenveloppe retourneren. 2. Pleegzorgbegeleider doet de ingevulde Exit-vragenlijst Jongeren in de werkbak van het secretariaat. 3. Het secretariaat verwerkt de Exit-vragenlijst Jongeren en bergt deze op. Waar? 7.8.3 Begeleidende brief Exit-vragenlijst voor ouders 7.8.4 Exit-vragenlijst voor ouders Wat? De Exit-vragelijst Ouders meet de clinttevredenheid aan de hand van diverse gesloten en open vragen. Tevens wordt gevraagd de begeleiding een cijfer op een schaal van 1 tot en met 10 te geven.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

123

2.6.5 Overige
Uitgangspunt Binnen de begeleiding aan pleeggezinnen kunnen er nog diverse overige vormen van rapportage noodzakelijk zijn. Deze behoren niet standaard tot de begeleiding en zullen ook niet bij iedere pleegzorgplaatsing aan de orde zijn. Doel Per rapportage zal beschreven worden waarom, door wie, voor wie, wanneer, hoe, waar en wat beschreven dient te worden. Richtlijnen Er kunnen diverse overige rapportages gedurende begeleidingsprocessen naar voren komen. Er wordt hier niet getracht een volledig overzicht te geven, doch slechts een aantal voorbeelden. Gestart zal worden met het Mutatie Formulier Weekend- of Vakantieopvang (2.6.5.1). Dit formulier is speciaal voor pleeggezinnen die een pleegkind in de weekenden of vakanties opvangt. Bij de aanvraag van de studiefinanciering of tegemoetkoming voor pleegkinderen, kan het noodzakelijk zijn om een Verklaring Onafhankelijke Instantie op te stellen (2.6.5.2).

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

124

2.6.5.1

Mutatie Formulier Weekend- of Vakantieopvang

Waarom? Weekend- of vakantiepleeggezinnen krijgen geen maandelijkse pleegzorgvergoeding. De pleegzorgvergoeding is bij hen afhankelijk van het aantal nachten dat een pleegkind bij hen is verbleven. Dit dient geregistreerd te worden op het Mutatie Formulier Weekendof Vakantieopvang (zie 7.9.2). Op grond hiervan wordt aan het eind van ieder kwartaal de pleegzorgvergoeding aan hen uitbetaald. Door wie? Pleegzorgbegeleider. Voor wie? Financile administratie en pleegouderdossier. Wanneer? Ieder kwartaal. Hoe? 1. Het secretariaat doet een Mutatie Formulier Weekend- of Vakantieopvang in het postvak van de betrokken pleegzorgbegeleider. 2. De pleegzorgbegeleider doet het Mutatie Formulier Weekend- of Vakantieopvang toekomen aan het pleeggezin. 3. Het door of samen met pleegouders ingevulde Mutatie Formulier Weekend- of Vakantieopvang wordt geretourneerd aan het secretariaat (werkbak). 4. Het secretariaat doet het Mutatie Formulier Weekend- of Vakantieopvang toekomen aan de financile administratie en bergt deze op het pleegouderdossier. Waar? 7.9.2 Mutatieformulier weekend- en vakantiepleegzorg Wat? Op Mutatie Formulier Weekend- of Vakantieopvang wordt per kwartaal door pleegouders geregistreerd wanneer het pleegkind is aangekomen en weer is vertrokken.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

125

2.6.5.2

Verklaring Onafhankelijke Instantie

Waarom? Pleegkinderen die (speciaal) voortgezet onderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs of voortgezet algemeen volwassen onderwijs (vavo) volgen, kunnen een tegemoetkoming voor scholieren aanvragen. Als een pleegkind beroeps- of hoger onderwijs volgt, dan heeft het recht op studiefinanciering. Pleegkinderen kunnen een basisbeurs uitwonend aanvragen eventueel met een aanvullende beurs en een lening. Wanneer pleegkinderen studiefinanciering of scholierentegemoetkoming aanvragen, dan kunnen zij tegen een probleem aanlopen. Hierbij wordt namelijk gevraagd naar financile gegevens van ouders, waarover pleegkinderen niet altijd kunnen beschikken. Het pleegkind kan de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (voormalige Informatie Beheer Groep) verzoeken het inkomen van de ouders rechtstreeks op te vragen bij de Belastingdienst f het inkomen van de ouders buiten beschouwing te laten bij het berekenen van de aanvullende beurs of studietegemoetkoming. In de laatstgenoemde situatie is het een wettelijke vereiste dat het pleegkind met het verzoek een Verklaring Onafhankelijke Instantie t.b.v. regeling studiefinanciering weigerachtige ouders (zie 7.10.1 en 7.10.2) verstuurt. Hiermee dient het pleegkind het verzoek in om het inkomen van ouders buiten beschouwing te laten. Door wie? Pleegzorgbegeleider. Voor wie? Pleegkind, kinddossier en DUO. Wanneer? Wanneer het pleegkind een aanvraag voor studiefinanciering of tegemoetkoming indient bij DUO bestaan er twee situaties waarin een Verklaring Onafhankelijke Instantie geschreven kan worden, namelijk wanneer: a. het pleegkind sinds zijn of haar twaalfde jaar (of eerder) geen wezenlijk contact meer gehad met (n van) de ouders; b. als het pleegkind een ernstig, onverzoenlijk conflict met (n van) de ouders heeft n de ouders weigeren of n van de ouders weigert structureel de ouderbijdrage te verstrekken. Hoe? 1. Pleegzorgbegeleider stelt de Verklaring Onafhankelijke Instantie op. 2. Pleegzorgbegeleider print de verklaring in tweevoud op officieel briefpapier van FlexusJeugdplein en voorziet deze van een handtekening en stempel van FlexusJeugdplein (aanwezig bij de receptie). 3. Pleegzorgbegeleider doet n verklaring aan het pleegkind toekomen en doet de andere in de opbergbak van het secretariaat om in het kinddossier op te bergen. Waar? 7.10.1 Verklaring onafhankelijke instantie rond studiefinanciering 7.10.2 Toelichting verklaring onafhankelijke instantie Wat? Als het pleegkind sinds zijn of haar twaalfde jaar (of eerder) geen wezenlijk contact meer heeft gehad met (n van) de ouders, dient in de verklaring in elk geval te staan: - vanaf welke leeftijd het pleegkind geen contact meer heeft met de ouder(s); - dat het contact tussen het pleegkind en de ouder(s) is verbroken en waarom dit zo is (in het kort aan te geven).

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

126

Als het pleegkind een ernstig, onverzoenlijk conflict met (n van) de ouders heeft n de ouders weigeren of n van de ouders weigert structureel de ouderbijdrage te verstrekken, dan moet de uit de verklaring blijken: - wat de ernst is van het conflict; - sinds welke leeftijd er sprake is van een verbroken contact met (n van) de ouders als gevolg van een onverzoenlijk conflict; - hoe het conflict is ontstaan; - wat de achtergronden en de oorzaken zijn van de verbroken ouder-kindrelatie.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

127

2.7 Overigen
Uitgangspunt Naast de reguliere stappen die in het begeleidingsproces aan pleeggezinnen horen, zijn er een aantal onderdelen die bij de begeleiding horen. Deze zullen niet bij alle pleeggezinnen aan de orde komen, vandaar dat deze afzonderlijk beschreven worden. Desondanks is het wel van belang dat begeleiders pleegzorg in deze gevallen op de hoogte zijn van de wijze van handelen. Doel Duidelijkheid verschaffen over de verschillende overige zaken die bij de begeleiding van pleeggezinnen komt kijken. Richtlijnen Er kunnen diverse overige zaken aan de orde komen bij de begeleiding aan pleeggezinnen, die niet standaard bij deze begeleiding hoort. Hier zal beschreven worden: - De dossierinzage (zie 2.7.1), specifiek voor het pleegkind (zie 2.7.1.1), de biologische ouders (zie 2.7.1.2) en de pleegouder(s) (zie 2.7.1.3); - Declaraties van pleegouders (zie 2.7.2); - Opslagregeling (3,17) voor uitzonderlijke plaatsingen (zie 2.7.3).

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

128

2.7.1 Dossierinzage
Doel Van iedere clint bij FlexusJeugdplein wordt een dossier aangelegd. In het dossier worden gegevens vastgelegd die van belang zijn voor de uitvoering van de zorg. Een belangrijk uitgangspunt voor de hulpverlening is openheid naar de clint. Een belangrijk onderdeel hiervan is het recht om te weten wat er over hem of haar wordt geregistreerd. Een clint heeft recht op inzage in zijn dossiergegevens. Iedere clint wordt genformeerd dat over hem of haar gegevens zijn opgeslagen. Ook wordt de clint genformeerd over zijn rechten met betrekking tot inzage. Uitgangspunten - Medewerkers van FlexusJeugdplein gaan zorgvuldig om met clintgegevens. - Begeleiders pleegzorg zullen normaal gesproken gedurende de uitvoering van de begeleiding de dossierstukken met de clint bespreken. Meestal krijgt de clint ook een kopie van deze stukken. - Het clintdossier bevat, indien aan de orde en relevant, de volgende gegevens: a. Persoonsgegevens Naam Adres Geboortedatum Geboorteplaats en land Bovenstaande gegevens zowel van de jeugdige als van de ouders, en zo nodig van broer(s) en zus(sen). b. Indicatie van Bureau Jeugdzorg en eventuele herindicaties in het geval van gendiceerde jeugdzorg. c. Documenten waarin doel, werkwijze, verloop en evaluatie van de zorgverlening van FlexusJeugdplein staat beschreven, zoals hulpverleningsplannen, werkplannen, zorgplannen en evaluatieverslagen. d. Waardering van de clint: het hulpverleningsplan/zorgplan is voorzien van de handtekening van de clint. Indien de handtekening van de clint ontbreekt: een verklaring waarin aangegeven wordt waarom de handtekening ontbreekt en/of een afschrift van de (standaard-)brief die aan de clint is gezonden met het verzoek om te ondertekenen. f. Medische gegeven (medicatie, onderzoek en controle) indien noodzakelijk voor het bieden van effectieve hulp. g. Aanvullende onderzoeken/testgegevens indien noodzakelijk voor het bieden van effectieve hulp, zoals: Intelligentieonderzoek Psychologisch onderzoek Psychiatrisch onderzoek Pedagogisch-didactisch onderzoek Gegevens logopedie, fysiotherapie Raadsonderzoek h. Correspondentie met externen, zoals: Vroegere hulpverlening Informatie van school i. Aantekeningen van verstrekking van gegevens aan externen Toestemmingsverklaringen voor verstrekking van gegevens aan externen. j. Alle overige persoonsgegevens die noodzakelijk zijn om te kunnen voldoen aan wettelijke registratieverplichtingen. - Zodra FlexusJeugdplein rapportage van derden ontvangt (zoals rapportage van andere zorgaanbieders, Bureau jeugdzorg of externe (forensische) psychologische of psychiatrische onderzoeken) wordt deze informatie onderdeel van het dossier en valt deze onder de privacyregels van FlexusJeugdplein. Een clint heeft daarom in principe recht op inzage in deze gegevens. Het is van belang dat de
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 129

pleegzorgbegeleider degene die de rapportage opstelt hierop wijst. Als het rapport informatie bevat die niet aan betrokkenen ter kennis mag komen, dan doet de opsteller van het rapport er goed aan hiervoor nadrukkelijk aandacht te vragen. Op de pleegzorgbegeleider rust vervolgens de plicht om hier zorgvuldig mee om te gaan. Rapporten die nog in bewerking zijn, zijn geen onderdeel van het dossier en zijn daarom niet ter inzage. Persoonlijke werkaantekeningen, waarin de pleegzorgbegeleider persoonlijke, voorlopige indrukken en waarnemingen vastlegt, behoren niet tot het dossier en worden apart van het dossier bewaard. Aangezien de persoonlijke werkaantekeningen niet tot het dossier behoren worden deze niet verstrekt aan anderen. Als de pleegzorgbegeleider gegevens uit de persoonlijke werkaantekeningen mondeling of schriftelijk aan anderen verstrekt, vallen deze gegevens vanaf dat moment wel onder het dossier. Directe toegang tot het dossier hebben alleen medewerkers van FlexusJeugdplein die betrokken zijn bij de hulpverlening aan de clint en waarvoor het noodzakelijk is voor de uitvoering van hun taak. Anderen dan deze personen hebben slechts toegang indien een wettelijk voorschrift FlexusJeugdplein verplicht tot het verlenen van toegang. Clintgegevens kunnen alleen worden verstrekt aan of met toestemming van de clint. Begeleiders mogen geen informatie aan derden geven zonder uitdrukkelijke toestemming van de clint. Indien de clint jonger dan 12 jaar is of niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen te zake, is in plaats van diens toestemming de toestemming van zijn wettelijk vertegenwoordiger vereist. Bij derdenverstrekking kan gedacht worden aan informatieverstrekking aan andere (externe) hulpverleners, maar in bepaalde gevallen ook aan verstrekking van informatie aan de ouders (wel of niet belast met het ouderlijk gezag). Ook interne gegevensverkeer tussen de verschillende afdelingen van FlexusJeugplein behoort hiertoe. Derdenverstrekking vindt uitsluitend plaats in het kader van de hulpverlening. Zonder toestemming van de clint kunnen wel inlichtingen over de clint verstrekt worden aan de Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg, indien dit noodzakelijk kan worden geacht voor de uitoefening van hun taken. Dit kan eveneens aan een stichting (A.M.K.) indien dit noodzakelijk kan worden geacht om een situatie van kindermishandeling te beindigen of een redelijk vermoeden van kindermishandeling te onderzoeken. Derden hebben alleen toegang tot dossiers indien een wettelijk voorschrift verplicht tot toegang. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld ambtenaren van de Inspectie Jeugdzorg, maar ook diegene die beroepshalve medewerking bij de toegang tot en de uitvoering van jeugdzorg noodzakelijk is, alsmede degenen die zijn betrokken bij de voorbereiding of uitvoering van de taken (voorlopige) (gezins-) voogdij en jeugdreclassering, mits voor zover dit voor de medewerking bij de toegang, de uitvoering van de jeugdzorg of de voorbereiding of uitvoering van een maatregel noodzakelijk is. De clint heeft alleen recht op inzage in gegevens die hem zelf betreffen en niet in gegevens van een ander. Weigering van het geven van (bepaalde) informatie aan de clint is mogelijk als door het verstrekken ervan de persoonlijke levenssfeer (privacy) van een derde kan worden geschaad. Als gegevens van bijvoorbeeld gezinsleden dermate verweven zijn met de gegevens van de clint dat zij moeilijk te scheiden zijn, dan worden zij geacht de clint zelf te betreffen en niet de derde. Dit is niet het geval wanneer gegevens dermate losstaan van de clint dat er sprake is van voldoende zelfstandigheid. Als de ander, op wie de persoonsgegevens betrekking hebben, toestemming geeft, kan inzage worden verschaft. De ander kan dit ook weigeren. Deze persoon kan zich echter niet altijd op schending van zijn privacy beroepen
130

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

en op die manier de inzage van de clint blokkeren. De pleegzorgbegeleider moet in dat geval afwegen of de persoonlijke levenssfeer van de derde zou worden geschaad, als inzage wordt verleend aan de clint. Op grond hiervan wordt bepaald of de clint inzage krijgt in (een gedeelte van) het dossier. Het belang van het kind staat daarbij voorop. Uitgangspunt blijft openheid naar de clint toe. Alleen indien het belang van de ander dan de clint zwaarwegend is, wordt inzage geweigerd. Het kan ook voorkomen dat er informatie is verschaft door particulieren of beroepskrachten, waarbij het belang is dat niet bekend wordt van wie deze informatie afkomstig is. Uitgangspunt blijft ook hier openheid naar de clint. In principe zal voor beroepskrachten eerder gelden dat zij niet anoniem informatie kunnen verstrekken. Het is wel van belang dat een pleegzorgbegeleider van FlexusJeugdplein vooraf aan de informant meldt dat de informatie in principe wordt besproken met de jeugdige en/of zijn wettelijk vertegenwoordiger. Indien FlexusJeugdplein geen inzage wenst te geven dan dient deze een weigering gemotiveerd en schriftelijk te worden gemeld aan de clint. Ook als een verzoek niet binnen vier weken kan worden afgehandeld, dient dit gemotiveerd aan de clint te worden meegedeeld. Een clint die inzage heeft gehad in zijn dossiergegevens heeft ook recht op een afschrift van deze gegevens. De in het dossier aanwezige originele documenten blijven in het bezit van FlexusJeugdplein. FlexusJeugdplein moet, indien een clint of diens wettelijk vertegenwoordiger daarom vraagt, zo spoedig mogelijk inzage en afschrift van de dossierstukken geven die betrekking hebben op deze clint. Richtlijn hiervoor is dat dit niet langer dan vier weken duurt. Voor de verstrekking van afschriften van het dossier kan een vergoeding gevraagd worden. De vergoeding voor de verstrekking van een afschrift bedraagt 0,23 per pagina met een maximum van 4,50. Wanneer het afschrift bestaat uit meer dan honderd paginas dan wordt een hierbij passende vergoeding in rekening gebracht van ten hoogste 22,50. Dit betekent: 0-19 paginas : 0,23 per pagina; 20-100 paginas : 4,50 euro; meer dan 100 paginas : kostprijs met een maximum van 22,50. Inzage en afschrift van dossierstukken zijn belangrijke rechten van clinten. Het kan voorkomen dat een clint misbruik van zijn rechten maakt. Mocht een clint meer dan gemiddeld en meer dan noodzakelijk om inzage vragen, dan kan FlexusJeugplein inzage weigeren. De betrokkene aan wie inzage is verleend dan wel mededeling is gedaan omtrent zijn persoonsgegevens, kan FlexusJeugdplein schriftelijk verzoeken de hem betreffende persoonsgegevens te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen of af te schermen indien deze feitelijk onjuist zijn, voor het doel of de doeleinden van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn dan wel anderszins in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek wordt ingediend door de clint zelf of door de wettelijk vertegenwoordiger indien de clint jonger is dan twaalf jaar of niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen terzake. Het verzoek moet de aan te brengen wijzigingen bevatten, inclusief een concreet en onderbouwd weergave van wat naar zijn oordeel wel een juiste weergave van de werkelijkheid is. FlexusJeugdplein moet binnen vier weken schriftelijk laten weten in welke mate aan het verzoek gehoor wordt gegeven (niet, gedeeltelijk of volledig). Als wordt besloten om gegevens te corrigeren, dan wordt dit zo snel als redelijkerwijs mogelijk gedaan. In het geval de gegevens om technische redenen niet kunnen worden gewijzigd, dan moet de betrokkene hierover genformeerd worden . Indien FlexusJeugdplein tot correctie van de gegevens overgaat, is deze verplicht om aan derden aan wie de gegevens eerder zijn verstrekt, zo spoedig mogelijk door te geven dat de gegevens zijn gecorrigeerd. Dit hoeft niet indien dit onmogelijk is of een onevenredige inspanning kost. Zo zal het voor FlexusJeugdplein praktisch onmogelijk zijn een
131

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

derde te informeren die in een ver verleden gegevens heeft verstrekt en vervolgens een aantal malen is verhuisd, zodat het zeer moeilijk is achter de huidige woon- of verblijfplaats te komen. Indien de verzoeker daar om vraagt, meldt FlexusJeugdplein hem aan welke derden de mededeling is gedaan. Indien een vergoeding voor inzage is gevraagd dient dit bedrag te worden teruggegeven indien FlexusJeugdplein op verzoek van de betrokkene tot verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming is overgegaan. FlexusJeugdplein bericht de verzoeker binnen vier weken na ontvangst van het verzoek schriftelijk of dan wel in hoeverre hij aan het verzoek voldoet. Een weigering is met redenen omkleed. Er wordt onderscheid gemaakt in een lopend dossier (clinten die begeleid worden) en een afgesloten dossier (clinten van wie de begeleiding is afgesloten). Er bestaat een bewaartermijn van 15 jaar voor afgesloten dossiers. FlexusJeugdplein bewaart de dossiers gedurende vijftien jaar, te rekenen vanaf het tijdstip waarop deze is vervaardigd of zoveel langer als redelijkerwijs in verband met een zorgvuldige hulpverlening noodzakelijk is. Na die periode wordt het dossier vernietigd. Digitale persoonsgegevens worden direct bij afsluiting gewist. Afgesloten dossiers worden nog n jaar door het afdelingssecretariaat beheerd. Daarna zorgt de afdelingssecretaresse ervoor dat het dossier naar de huismeester gaat. Deze bergt het dossier op in het centraal archief aan de Diergaardesingel 71. Op de afgesloten dossiers ondergebracht in het archief, is het Privacyreglement onverkort van toepassing. Alleen op verzoek van de clint is verkorting van het bewaartermijn mogelijk. De clint kan schriftelijk verzoeken zijn persoonsgegevens te vernietigen. Het verzoek wordt ingediend door de clint zelf of door de wettelijk vertegenwoordiger indien de clint jonger is dan twaalf jaar of niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen terzake. De verantwoordelijke vernietigt binnen drie maanden de persoonsgegevens van de verzoeker, tenzij het persoonsgegevens betreft waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat bewaring van aanmerkelijk belang is voor een ander dan de verzoeker of indien de vernietiging in strijd is met de wet.

Richtlijnen Pleegzorgbegeleiders zullen het meest te maken hebben met aanvragen voor dossierinzage van het kind, de biologische ouders (of wettelijk vertegenwoordigers) en de pleegouders. Deze zullen hier verder toegelicht worden.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

132

2.7.1.1 Dossierinzage pleegkind


Doel Zoals reeds beschreven hebben clinten recht op inzage en afschrift van hun clintdossier. Hiertoe moeten zij desgewenst de mogelijkheid krijgen. Uitgangspunten - Als de clint jonger is dan 12 jaar heeft hij geen recht op inzage in zijn eigen gegevens, wat niet betekent dat een pleegzorgbegeleider dan geen informatie mag geven. Het kind wordt op zijn niveau betrok ken bij de hulpverlening. - Vanaf 12 jaar heeft de jeugdige wel recht op inzage in zijn eigen gegevens, tenzij hij niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake. Het is aan de pleegzorgbegeleider (eventueel in overleg met de gedragsdeskundige) om dit te beoordelen. - De wils(on)bekwaamheid van een jeugdige kan worden vastgesteld door waarneming van de totale geestelijke toestand van de jeugdige. Of een jeugdige in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen is afhankelijk van zijn cognitieve ontwikkelingsniveau, zijn persoonlijkheidsontwikkeling en zijn psychisch functioneren. Daarbij moet in het oog worden gehouden dat het niet gaat om een algehele wils(on)bekwaamheid, maar dat er een duidelijke relatie met het specifiek onderwerp moet zijn: kan deze jeugdige de gevolgen van het verkrijgen van deze informatie hanteren? De mening van de ouders kan daarbij meewegen, maar is niet doorslaggevend. Het is denkbaar dat FlexusJeugdplein informatie heeft over een jeugdige clint of over zijn ouders die de jeugdige beter niet te weten kan komen. Denk bijvoorbeeld aan afstammingsgegevens, waarbij de timing voor het verstrekken van dit soort informatie vaak nogal nauw luistert. Per geval zal een beslissing genomen moeten worden of de informatie wordt verstrekt. Stappenplan ? ??? Hiervoor kunnen zij een verzoek indienen bij de pleegzorgbegeleider. Indien een clint een afgesloten dossier wil inzien (binnen 15 jaar na afsluiting van de begeleiding) en diens pleegzorgbegeleider niet langer in dienst is bij FlexusJeugdplein, kan deze zich richten tot de afdelingsmanager??? Om te voorkomen dat iemand door het gebruik van een naam van een ander gegevens over deze persoon verkrijgt, is FlexusJeugdplein verplicht de identiteit van de verzoeker vaststellen.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

133

2.7.1.2 Dossierinzage ouder(s)/wettelijk vertegenwoordigers


Doel Ouders en wettelijk vertegenwoordigers hebben in specifieke situaties ook het recht op dossierinzage en dienen hier desgewenst de mogelijkheid toe te krijgen. Uitgangspunten - Wettelijk vertegenwoordigers over een kind zijn de ouder(s) en/of instantie die (gedeeltelijk) belast zijn met het juridisch gezag. - Pleegouders zijn alleen wettelijk vertegenwoordiger als zij pleegoudervoogdij hebben over het kind. - Voor clinten onder de zestien jaar geldt dat hun wettelijk vertegenwoordiger recht heeft op inlichtingen over, inzage in en afschrift van gegevens van de clint. - Ook ten aanzien van clinten die wel de leeftijd van zestien jaar hebben bereikt, maar niet in staat zijn tot een redelijke waardering van hun belangen ter zake heeft de wettelijk vertegenwoordiger recht op informatie. - FlexusJeugdplein kan de inzage aan de wettelijk vertegenwoordiger weigeren als het belang van het kind zich hiertegen verzet. Dit kan bijvoorbeeld als de wettelijk vertegenwoordiger het kind onttrekt aan de nodige zorg, er gevreesd moet worden voor het toebrengen van psychische schade aan het kind en het ernstig schaden van de vertrouwensband tussen het kind en de pleegzorgbegeleider (zeker indien de jeugdige al twaalf jaar of ouder is, dient zijn mening zeer serieus genomen te worden, maar ouders dienen wel zodanig genformeerd worden dat zij hun taak als opvoeder kunnen waarmaken). Soms kan ervoor gekozen te worden geen inzage te verschaffen, maar in een gesprek enige informatie te bieden of inzage pas in een later stadium toe te staan. Het verdient de voorkeur om met een jeugdige af te spreken hoe, wanneer en op welke wijze de wettelijk vertegenwoordiger wordt genformeerd. - Informatieverstrekking aan ouders over een wilsbekwame clint van zestien jaar en ouder valt niet onder de inzageregels, maar onder de regels voor derdenverstrekking. Ook het verstrekken van informatie aan een ouder die niet met het gezag is belast valt onder derdenverstrekking. - De ouder die niet met gezag is belast en dus geen wettelijk vertegenwoordiger is heeft de mogelijkheid informatie te krijgen over diens kind. Dit is de verantwoordelijkheid van de ouder of instantie belast met het gezag over het kind. Wanneer deze dit weigert en er een verzoek van ouder zonder gezag binnenkomt, dan kan de pleegzorgbegeleider de hoogstnoodzakelijke informatie verschaffen. Het gaat hierbij over algemene informatie over het geestelijk en lichamelijk welzijn van het kind (bijvoorbeeld leerprestaties en overplaatsingen). Ook kan besloten worden het verschaffen van informatie te weigeren. Dit moet goed gemotiveerd worden. Redenen hiervoor kunnen zijn dat de ouder met gezag of de pleegouder(s) de informatie ook niet krijgt of dat de belangen van het kind verzetten zich tegen het verstrekken van de informatie. De niet met gezag belaste ouder zich middels een advocaat tot de rechtbank wenden met het verzoek te bepalen dat de informatie alsnog wordt verschaft. De gevraagde informatie dient dan te worden overlegd aan de rechter zodat de rechter kan beoordelen of terecht besloten is de informatie niet te verstrekken. Als de rechter tot het oordeel komt dat de informatie terecht is geweigerd, wijst hij het verzoek van de niet met gezag belaste ouder af. Beoordeelt de rechter dat de informatie onterecht is geweigerd, dan dient de niet met gezag belaste ouder de verzochte informatie alsnog te krijgen. Stappenplan ?

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

134

2.7.1.3 Dossierinzage pleegouder


Doel Persoonsgegevens over pleegouders worden gescheiden van het clintdossier bewaard, in het pleegouderdossier. De pleegouders hebben recht van inzage en afschrift van dit dossier. Hiertoe moeten zij desgewenst de mogelijkheid krijgen. Uitgangspunten - Pleegouders hebben in het algemeen geen recht op inzage van het clintdossier van hun pleegkind, aangezien zij geen wettelijk vertegenwoordigers van hun pleegkind zijn (uitgezonderd pleegoudervoogden) en niet beroepshalve bij de hulpverlening van het pleegkind betrokken zijn. Pleegouders zijn immers niet als medewerker van FlexusJeugdplein betrokken bij hun pleegkind. - Pleegouders moeten zo volledig als mogelijk genformeerd worden over de achtergrond van het pleegkind. Aangezien zij geen recht hebben op inzage van de gegevens weegt de pleegzorgbegeleider af welke informatie nodig is voor de pleegouders om het kind goed op te kunnen vangen. Zo zal verstrekking van informatie over het kind zelf sneller noodzakelijk zijn dan verstrekking van informatie over de ouders. - Gegevens van de pleegouders kunnen in het clintdossier opgenomen worden, mits deze in het kader van de begeleiding van het kind zijn. De pleegzorgbegeleider stelt de pleegouders hiervan op de hoogte. - Pleegouders hebben inzage in het clintdossier van hun pleegkind voor zover deze gegevens over henzelf gaan. Maar als bijvoorbeeld pleegouders vragen wat er over hen staat vermeld in het dossier van de clint, dan hebben zij in beginsel wel recht op inzage in hun eigen gegevens. De gegevens van de pleegouders moeten dan wel voldoende zelfstandigheid bezitten. Dit betekent dat deze gegevens dermate los staan van de gegevens van de clint dat zij hiervan te scheiden zijn. Aan de pleegouders wordt in dat geval alleen inzage in hun eigen gegevens verstrekt. Deze gegevens worden zoveel als mogelijk gescheiden opgeslagen in het pleegouderdossier, welke in het geheel toegankelijk is voor de pleegouders. - De clint (kind, ouders en/of wettelijk vertegenwoordigers) heeft geen recht van inzage of afschrift van het pleegouderdossier. - Het pleegouderdossier bevat, indien aan de orde en relevant, de volgende gegevens: a. Correspondentie Ingaande en uitgaande post betreffende het pleeggezin b. Officile stukken Verklaring van geen bezwaar Raad voor de Kinderbescherming Medische verklaring Pleegzorgcontract Enzovoorts c. Inhoudelijke rapportage VIP rapportage of Verslag netwerkscreening (Evaluatie) pleegoudersbegeleidingsplannen Bijplaatsingsverslagen Pas op de Plaats verslagen Enzovoorts d. Financile gegevens Mutatieformulieren Declaratieformulieren Aanvraagformulieren opslagregeling Enzovoorts e. Verklaringen omtrent inzage en afgifte van gegevens f. Stukken die betrekking hebben op eventuele klachten
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 135

Stappenplan ?

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

136

2.7.2 Declaraties pleegouders


Doel Pleegouders krijgen een pleegzorgvergoeding. Deze maandelijkse bijdrage is bedoeld voor de verzorging van het pleegkind en is geen salaris of inkomen voor de pleegouders. De vergoeding is bedoeld voor de normale, terugkerende kosten van opvoeding en verzorging van pleegkinderen. Het gaat onder meer om de kosten voor voeding, inrichting, verwarming, bewassing, zak- en kleedgeld, deelnamen aan maatsschappelijke activiteiten (zoals sportverenigingen), kleine kosten voor onderwijs (pennen, agenda, schriften, enzovoorts), ziektekosten (zoals eigen bijdrage) en reiskosten (bijvoorbeeld voor school en bezoeken aan de ouders). In bijzondere gevallen kunnen pleegouders extra kosten declareren. Het gaat hierbij enerzijds om kosten die zij bij FlexusJeugdplein kunnen declareren en anderzijds kosten die zij afhankelijk van het juridische kader van de plaatsing bij Bureau Jeugdzorg kunnen declareren. Uitgangspunten - De kosten die bij FlexusJeugdplein kunnen worden gedeclareerd naast de pleegzorgvergoeding zijn uitsluitend reiskosten die in het kader van de hulpverlening aan het pleegkind worden gemaakt. Het betreft een beperkte mate van vergoeding, wanneer de reiskosten gemaakt worden voor diagnostische onderzoeken, evaluatiebesprekingen, adviesgesprekken en verplichte familiecontacten (mits de reisafstanden uitkomen boven de 500 km per jaar). De vergoeding bedraagt 0,18 per kilometer of de kosten van openbaarvervoer 2 e klasse (na inlevering van de originele vervoersbewijzen). - Wanneer pleegouders extra kosten declareren bij FlexusJeugdplein, dan dient de afdelingsmanager hiermee akkoord te zijn. - Afhankelijk van justitile maatregel kan een tegemoetkoming in extra kosten bij Bureau Jeugdzorg aangevraagd worden (zie pleegouderband). Het gaat hierbij om de kosten voor: onderwijs; paspoort of identiteitsbewijs; kleding; fiets, bromfiets, helm en verzekering; brilmontuur; contactlenzen/brillenglazen; plaswekker of andere apparatuur i.v.m. bedplassen; begrafenis. Stappenplan Bij FlexusJeugdplein kunnen in bijzondere situaties reiskosten in het kader van de hulpverlening gedeclareerd worden. 1. De pleegouders vullen een declaratieformulier voor reiskosten in het kader van de hulpverlening in en doet deze aan de pleegzorgbegeleider toekomen (zie 7.10.4 of pleegouderband). 2. De pleegzorgbegeleider controleert het declaratieformulier op compleetheid en correctheid, ondertekent deze en doet hem toekomen aan de afdelingsmanager. 3. De afdelingsmanager ondertekent het declaratieformulier en geeft hem terug aan de pleegzorgbegeleider. 4. De pleegzorgbegeleider draagt er zorg voor dat een kopie van het declaratieformulier in het pleegouderdossier komt en dat het origineel richting de financile administratie gaat. Met betrekking tot de kosten die bij Bureau Jeugdzorg gedeclareerd kunnen worden, kunnen pleegouders gebruik maken van het Declaratieformulier overige kosten (dus geen verzorgingskosten), welke terug te vinden is in de pleegouderband. Deze wordt door de pleegouders direct naar Bureau Jeugdzorg verzonden en daar verder afgehandeld.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 137

2.7.3 Opslagregeling (3,17)


Doel In bijzondere situaties kunnen pleegouders voor de noodzakelijke kosten van hun pleegkind een hogere vergoeding nodig hebben om hun pleegkind(eren) een goede opvoeding en verzorging te geven. Dan hebben zij recht op de opslagregeling van 3,17 per dag boven op hun pleegzorgvergoeding. Uitgangspunten - Pleegouders hebben recht op de opslagregeling wanneer er sprake is van (een combinatie van): een groot pleeggezin (van drie of meer pleegkinderen, waarbij de opslag wordt uitbetaald voor derde en volgende kinderen); een pleegkind met een lichamelijke of geestelijke handicap; een crisisplaatsing (maximaal 1x4 weken); een AGO-plaatsing (maximaal 1x4 weken); een observatieplaatsing (maximaal 1x4 weken). - Het is de taak van de begeleiders pleegzorg om de opslagregeling voor de pleegouders aan te vragen. Wanneer er sprake is van een groot pleeggezin, dan dient de opslagregeling voorafgaand aan de bijplaatsing aangevraagd worden en voor het nieuwe kalender jaar iedere december weer. - De afdelingsmanager keurt de opslagregeling goed en de financile administratie geeft hier vervolgens akkoord op. Stappenplan 1. De pleegzorgbegeleider vult een Aanvraagformulier Opslagregeling 3,17 (zie 7.10.5) in en doet deze aan de afdelingsmanager toekomen. 2. De afdelingsmanager ondertekent het Aanvraagformulier en geeft deze terug aan de pleegzorgbegeleider. 3. De pleegzorgbegeleider maakt een kopie van het Aanvraagformulier en vraagt het secretariaat deze op te bergen in het pleegouderdossier. 4. De pleegzorgbegeleider verstuurt het Aanvraagformulier naar de financile administratie. 5. De financile administratie verwerkt de aanvraag en handelt deze verder af. 6. De pleegouders krijgen vervolgens tegelijk met de pleegoudervergoeding de opslagregeling uitbetaald.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

138

Hoofdstuk 3 Extra interne hulpverleningsmogelijkheden

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

139

3.1

Hechtingsproblematiek

Uitgangspunt Hechting is de relatie van een kind met een gehechtheidsfiguur welke het kind gebruikt als veilige basis in stressvolle omstandigheden. Dit vormt de basisvoorwaarde voor een gezonde sociaal-emotionele, verstandelijke en motorische ontwikkeling. Voor het ontstaan van een goede hechting met de gehechtheidsfiguur is het vooral van belang dat er continuteit is in de verzorging met tenminste n vaste opvoeder. Deze continuteit mist vaak in het leven van pleegkinderen. Zij hebben n of meer overplaatsingen meegemaakt en dit vormt een risicofactor voor de hechtingsontwikkeling. Daarnaast zijn de omstandigheden van pleegkinderen tijdens de zwangerschap en in de eerste maanden en jaren daarna vaak verre van optimaal geweest. Hierbij kan gedacht worden aan alcohol- en drugsmisbruik, mishandeling, verwaarlozing, misbruik, ondervoeding, zwerversbestaan, enzovoorts. Juist veiligheid en geborgenheid in die eerste levensjaren zijn van groot belang voor de vorming van een hechtingsrelatie. Hoewel niet bij ieder maar wel bij veel pleegkinderen bestaat de kans van het ontwikkelen een onveilige hechting op grond van de beschreven risicofactoren. Een opvoedingssituatie binnen een gezin, zoals een pleeggezin, biedt een kind met problemen op het gebied van hechting de meeste mogelijkheden op het geheel of ten dele inhalen van de hechtingsachterstand. Afhankelijk van de mogelijkheden van de opvoeder en de leeftijd van het kind kan de duur variren van enkele weken tot enkele maanden en soms jaren. De ontwikkelingsfase van de hechting moet als het ware ingehaald worden. Pleegouders dienen hierbij op de juiste wijze ondersteund te worden, waarbij getracht moet worden de vaak frustrerende interactiepatronen tussen het pleegkind en de pleegouders te doorbreken. Het vinden van veiligheid en geborgenheid in een pleeggezin vormt de eerste aanzet tot hechting, maar vaak is er meer nodig. Het basisvertrouwen in anderen kan ontbreken. Dit wordt een onveilige hechting genoemd. Dit kan in extreme situaties tot een reactieve hechtingsstoornis leiden. Hierbij heeft het kind geleerd dat het van belang is om zich niet te hechten, vanuit een angst om de gehechtheidsfiguur te verliezen. Het kind lokt weinig adequate zorg en bescherming uit bij de opvoeder. Voor opvoeders kan dit zeer frustrerend zijn. Zij worden immers continu afgewezen door het kind. Het kan ook voorkomen dat het kind zich juist vastklampt aan de opvoeder. Beide uitersten kunnen leiden tot een neiging van de pleegouders om te stoppen met een gezonde benadering van het kind. Zodoende kunnen het kind en de opvoeder(s) in interactieproblemen terecht komen die niet heilzaam zijn voor het kind en voor de opvoeder ook onbevredigend zijn. Bij hechtingsproblemen en in het bijzonder bij een reactieve hechtingsstoornis zijn de normale ouderlijke vaardigheden ontoereikend en wordt er in de opvoeding van dit kind specifieke deskundigheid van de pleegouder(s) gevraagd. Doel Een overzicht geven van de mogelijkheden om extra hulpverleningsopties in de begeleiding te implementeren, wanneer er sprake is van problemen op het gebied van hechting. Richtlijnen Wanneer er aanwijzingen zijn voor hechtingsproblemen, dan kan dit verder gexploreerd worden middels Vragenlijsten (zie 3.1.1). Hieruit kan naar voren komen dat verder diagnostisch onderzoek (zie 3.2) naar de hechtingsontwikkeling gewenst. Ondersteuning aan de pleegouders op het gebied van de hechtingsontwikkeling van het pleegkind, ongeacht de ernst van de problematiek, kan de vorm van Video Interactie Begeleiding (zie 3.1.2) of Sherborn (zie 3.1.3) hebben.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 140

Achtergrondinformatie Voor de volledigheid wordt hier de nodige achtergrondinformatie over hechtingsproblemen gegeven, zodat de pleegzorgbegeleider deze kennis in de begeleiding aan de pleeggezinnen mee kan nemen. Signalen van hechtingsproblemen Grofweg kunnen kinderen met hechtingsproblemen in twee groepen ingedeeld worden. Deze zullen hier in hun extremen beschreven worden. De signalen kunnen zeer divers zijn, maar zijn allemaal terug te leiden naar de angst om zich over te geven. Er zijn kinderen die veel verzet laten zien. Zij verzetten zich tegen alle vormen van nabijheid, zoals troost en aanraking. Dat verzicht richt zich vooral tegen de opvoeder die emotioneel en van nature het meest dichtbij staat. Bij andere mensen daarentegen kan hetzelfde kind zich te vrijpostig opstellen, door op schoot te kruipen, zich op te laten tillen, enzovoorts. In feite geeft het kind met dit gedrag aan wie er werkelijk belangrijk voor hem is, namelijk de opvoeder waartegen het zich het meest verzet. De angst zich aan die persoon te hechten is bijzonder groot. Uit angst zich over te geven aan de ander zal het proberen alles zelf in de hand te houden. Door negatief gedrag te laten zien, heeft het kind als het ware zelf in de hand dat het afgewezen wordt door de opvoeders. Anderzijds zijn er kinderen bij wie de angst om te verliezen veel meer op de voorgrond ligt. Vanuit dat angstige gevoel klampen zij zich vast aan hun opvoeder(s). Zij kunnen geen moment zonder hen. Alleen spelen en zich goed concentreren lukt daardoor moeilijk, wat problemen voor de verdere ontwikkeling veroorzaakt. Voor vreemde mensen zijn deze kinderen soms bang. Doorgaans zijn deze kinderen snel ontstemd, huilen veel en zijn vaak boos. Het kind lijkt voor de pleegouders wel gehecht, maar het is een angstige hechting. Het vertrouwen dat de opvoeder er altijd onvoorwaardelijk zal zijn ontbreekt ook hier. Diagnostisch onderzoek Als de problematiek van het kind lijkt op hechtingsproblematiek, dan verdient het de aanbeveling om diagnostisch onderzoek uit te voeren (zie 3.2). Zo kan uitgesloten worden dat het bijzondere sociale gedrag verklaard kan worden door bijvoorbeeld een autismespectrum stoornis. Een juiste diagnose kan de pleegouders bevestigen in hun zorgen en daarmee ontschuldigen. Het (negatieve) gedrag van het kind wordt namelijk bepaald door een diepgewortelde angst zich over te geven en toe te vertrouwen aan zijn opvoeder(s). Het kind heeft immers ervaren dat het die persoon of personen weer kan verliezen en dan gekwetst en teleurgesteld zal zijn. Het kind is hierdoor geneigd de opvoeder(s) af te wijzen of zich hier juist aan vast te klampen. De onderkenning van dit systeem kan een eerste stap zijn tot motivering van pleegouders om hun opvoeding aan het kind aan te passen aan diens behoeften en hierbij ondersteuning in de vorm van hulpverlening te accepteren. Het vraagt immers veel van de pleegouders om de vele afwijzingen of het claimende gedrag die het kind te accepteren en te doorbreken. Pleegouders kunnen ook een blokkade voelen om hun opvoedingsaanpak richting het kind aan veranderen, vanuit persoonlijke problemen uit hun eigen vroege jeugd. Vaak kan benoeming van de negatieve invloed hiervan voldoende zijn om de blokkade op te heffen. Wanneer deze bevestiging niet voldoende is, dan verdient het de aanbeveling om de pleegouder(s) door te verwijzen voor verdere hulp in de verwerking hiervan door bijvoorbeeld een psycholoog. Hier kunnen zij leren de verbanden te zien tussen de eigen opvoeding van vroeger en de opvoeding die zij nu geven. Van hieruit kan onverwerkte pijn verwerkt worden en de spiraal doorbroken, zodat de pleegouders hun opvoedingsaanpak alsnog aan kunnen passen aan de behoeften van het pleegkind. Sensitiviteit en responsiviteit Bij de hechtingsontwikkeling zijn twee eigenschappen van de opvoeder van groot belang, namelijk sensitiviteit en responsiviteit. Sensitiviteit is het vermogen van de opvoeder om
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 141

zich goed in te kunnen leven in dat wat het kind nodig heeft. Responsiviteit is het vermogen van de opvoeder om adequaat te reageren op het kind. Opvoeders kunnen ondanks verstoorde hechtingsontwikkelingen alsnog het basisvertrouwen aan het kind geven door expliciet sensitief en responsief te zijn. Dit dient verder te gaan dan de normale sensitiviteit en responsiviteit. Als pleegouders leren dit toe passen, dan kan het kind de geborenheid en veiligheid die het heeft gemist alsnog ervaren en ontwikkelen. Loyaliteit Naast de investeringen in de relatie tussen het kind en de pleegouder(s), is het voor de hechtingsontwikkeling van groot belang dat het kind zichzelf mag zijn in alle opzichten. Dat betekent dat het kind het gevoel krijgt dat zijn ouders er ook mogen zijn. De ouders zijn immers een deel van het kind. Ook als het niet kind zelf het initiatief neemt om er over te praten, is het van groot belang dat de pleegouders regelmatig zonder dwang de ouders ter sprake brengen. Dat kan met kleine opmerkingen, zoals of de mooie ogen nu van de vader of de moeder zouden zijn.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

142

3.1.1 Vragenlijsten
Doel Om een eerste beeld te krijgen van de hechtingsontwikkeling van een pleegkind kunnen diverse vragenlijsten afgenomen worden. Hierbij kan de ASEBA serie. Deze omvat de Childrens Behavior Checklist Gedragsvragenlijst voor kinderen van 4-18 jaar (CBCL), de Youth Self Report (YSR) en de Teacher Report Form (TRF). Deze kunnen ingevuld worden door respectievelijk de (pleeg)ouder(s), het kind (>12 jaar) en de leerkracht. Deze vragenlijsten geven globaal weer wat de ontwikkeling van het kind is. Hierbij is aandacht voor internaliserende, externaliserende of aandachtsproblemen. Ook problemen op het gebied van hechting kunnen hier naar voren komen. De CBCL is voldoende om een indruk te krijgen van hoe de pleegouders de ontwikkeling van het kind ervaren. Wanneer de drie vragenlijsten gezamenlijk gebruikt worden komt er een completer beeld naar voren, omdat dan kan worden vergeleken of het gedrag door de leerkracht en het kind zelf op eenzelfde manier ervaren wordt. Daarnaast bestaat er een vragenlijst die specifiek gericht is op de hechtingsontwikkeling. Dit is de Globale Indicatielijst Hechting (GIH). Deze wordt door de pleegouders afzonderlijk ingevuld, zodat hun indruk van de hechtingsontwikkeling van het kind in kaart gebracht kan worden. Uitgangspunten - De vragenlijsten kunnen op verschillende momenten in de pleegzorgbegeleiding ingezet worden. De pleegzorgbegeleider doet dit altijd in overleg met de gedragsdeskundige. Deze is ook diegene die gegevens kan uitlezen en conclusies kan verbinden aan de vragenlijsten. - Bij TP-besprekingen in het kader van therapeutische pleegzorg (TP) worden de vragenlijsten standaard voorafgaand aan de bespreking afgenomen. - Binnen Video Interactie Begeleiding (VIB) wordt de Globale Indicatielijst Hechting (GIH) standaard bij de start en het einde ingevuld. Aan de hand hiervan worden respectievelijk werkdoelen gemaakt en het ontwikkelingsproces gevalueerd. Stappenplan Wanneer de vragenlijsten binnen het kader van TP of VIB gebruikt worden, dan gebeurt dit op de wijze zoals bij deze stukken beschreven (zie 2.5.3 en 2.5.4). In andere situaties kan het volgende stappenplan gebruikt worden: 1. Er bestaan zorgen over de (hechtings)ontwikkeling van het kind en de pleegzorgbegeleider wil dit concreter in beeld krijgen. 2. De pleegzorgbegeleider overlegt met de gedragsdeskundige over de mogelijkheden om de ontwikkeling van het kind beter in beeld te krijgen. Hierbij wordt besloten n of meer van de beschreven vragenlijsten te gebruiken. 3. De pleegzorgbegeleider vraagt op het secretariaat om de vragenlijsten en stuurt deze naar de pleegouders (en eventueel de leerkracht en het kind zelf). Hierbij kan een antwoordenveloppe bijgevoegd worden, maar de begeleider kan ook in het eerstvolgende huisbezoek de vragenlijsten meenemen. 4. De ingevulde vragenlijsten worden aan het secretariaat gegeven, zodat zij deze kunnen verwerken. 5. De resultaten worden door het secretariaat aan de gedragsdeskundige gegeven. 6. De gedragsdeskundige maakt een kort verslag op grond van de resultaten en bespreekt dit met de pleegzorgbegeleider. Hierin wordt stilgestaan bij de resultaten en tevens belangrijke aanpassingen die hieruit voortkomen voor de begeleiding aan het pleeggezin. 7. De pleegzorgbegeleider bergt het verslag op in het dossier en doet dit eventueel toekomen aan het pleeggezin of verwerkt het in elk geval in het eerstvolgende EHVP.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 143

3.1.2 Video Interactie Begeleiding (VIB)


Doel Begeleiders en pleegouders komen soms in situaties terecht waarin gesprekken onvoldoende resultaat hebben. De klachten van pleegouders blijven bestaan en de begeleider merkt dat hij of zij niet datgene kan bieden wat de pleegouders nodig hebben om het pleegkind verder te helpen. In zulke situaties kan een beroep gedaan worden op Video Interactie Begeleiding Hechting. VIB Hechting is een specifieke vorm van Video Home Training. Het is een methodiek die gebruik maakt van video-opnames van menselijke interacties en van de principes van basiscommunicatie, microanalyse en empowerment. VIB behoort tot de oplossingsgerichte kortdurende therapeutische technieken. Het doel van VIB hechting is het bevorderen van veilige gehechtheid oftewel basisvertrouwen. Dat is het vertrouwen van het kind in zichzelf en de volwassenen om hem/haar heen. Door het creren van een gevoel van veiligheid bij het kind worden angst en stress gereduceerd en krijgt het kind de ruimte om de wereld om zich heen te gaan onderzoeken. Tevens kan het kind de opvoeder gaan ervaren als een veilige haven voor troost en bescherming. De veiligheid en het exploratiegedrag resulteren in ontwikkeling op allerlei gebieden, zoals de lichamelijke, motorische, emotionele en sociale ontwikkeling. Pleegouders wordt zodoende handvatten geboden om specifieke deskundigheid te ontwikkelen in het omgaan met (de problematiek van) het kind. Uitgangspunten - Aan de hand van een video-opname van de opvoedingssituatie van ongeveer 10 minuten wordt gekeken op microniveau (filmfragmentjes van enkele seconden) wat de pleegouder(s) al adequaat doet. Ook worden gerichte instructies gegeven wat het kind nodig heeft en wat pleegouders kunnen doen om nog beter bij de behoeften van het kind aan te sluiten. - Binnen VIB zijn krachten en mogelijkheden van zowel het pleegkind als de pleegouders het uitgangspunt. - Doorgaans zijn vier tot zeven, gemiddeld vijf, momenten van filmen en nabespreken voldoende om de doelen te bereiken. Deze worden verspreid over ongeveer zes maanden gemaakt, mogelijk gevolgd door een follow-up van n of twee opnames. - De filmopnames worden bij het pleeggezin thuis gemaakt, bijvoorbeeld tijdens het eten of een spelletje. De VIB-er legt daarvoor een huisbezoek aan het pleeggezin af. In uitzonderlijke situaties kan de pleegouders gevraagd worden zelf de opnames te maken. - Het terugkijken van de video-opname vindt bij FlexusJeugdplein plaats. Als dit moeilijk te organiseren is voor pleegouders kan hier in onderling overleg een andere afspraak over gemaakt worden. - Een VIB-er werkt niet alleen, maar wordt begeleid door een AID-supervisor die tips en aanwijzingen geeft. - De pleegzorgbegeleider wordt dan ook actief betrokken bij de VIB. - Met VIB Hechting wordt opvoeders geleerd met aandacht, niet beoordelend en objectief, in het hier en nu, hun kind waar te nemen. Tevens wordt geoefend met specifieke communicatie vaardigheden, met name het benoemen. De opvoeders wordt daarmee geleerd om volgens vastgestelde criteria gedrag, gevoelens en wensen, intenties en gedachten van het kind te benoemen. Daarnaast worden op veiligheid en gehechtheid gerichte opvoedingsadviezen gegeven. - Opvoeders van een kind met hechtingsproblemen ondervinden vrijwel dagelijks hoe hun inspanningen verzanden in frustraties. Het gedrag van hun kind kan dusdanig afwijzend zijn dat de opvoeder terugschrikt en neigt te stoppen met de natuurlijke gezonde benadering. Het gevolg is dat opvoeder en kind in interactiepatronen terechtkomen die allerminst heilzaam zijn voor het kind. Ook
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 144

voor de opvoeder zelf kunnen die patronen onbevredigend zijn vanwege haar/zijn natuurlijke behoefte aan relatievorming met het kind. Bij het terugkijken vormt psycho-educatie over de dynamiek achter de symptomen een belangrijk onderdeel. Het bekrachtigen van de gezonde elementen in de interactie, die te zien zijn op de video opnamen, is voor deze specifieke groep opvoeders eveneens van groot belang. Een en ander zorgt voor de juiste motivering, en werkt ontschuldigend voor de opvoeder. De methode is op te vatten als een mediatietherapie. De opvoeder wordt gezien als behandelaar.

Indicaties Grofweg kan VIB op drie manieren ingezet worden, namelijk preventief, curatief en diagnostisch. Preventief Wanneer VIB preventief ingezet wordt, dan is er nog geen sprake van uitgesproken problemen. Bij preventieve toepassing van VIB kan gedacht worden aan een kind die net in een pleeggezin woont en waarbij de ingroei en hechting extra ondersteund kan worden. Ook kan de voorgeschiedenis van het kind maken dat de verwachting is dat er van de pleegouders specifieke vaardigheden gevraagd zullen worden. Hierbij valt te denken aan trauma, maar ook aan bijvoorbeeld rouw wanneer (n van) de ouders zijn overleden. Middels VIB kunnen de pleegouders direct bij de start van de plaatsing ondersteund worden in het aansluiten bij de specifieke behoeftes van het kind. Ook kan een kind al langere tijd in een pleeggezin wonen, maar kunnen de pleegouders beter contact met het kind willen krijgen. Bijvoorbeeld bij teruggetrokken en angstig gedrag van het kind kan de pleegouder(s) een handreiking gedaan worden middels VIB om beter contact te krijgen met het kind. Curatief VIB kan handvatten bieden bij diverse emotionele en gedragsproblemen, zoals ADHD, eetproblemen, slaapproblemen, schoolproblemen (concentratie, gedrag, motivatie, enzovoorts), sociale problemen (met ouders, pleegouders, broers, zussen, vrienden, enzovoorts), driftbuien, oppositioneel gedrag, enzovoorts. Een belangrijk gebied waarbij VIB binnen de pleegzorg wordt toegepast is hechtingsproblematiek. Veel pleegouders weten wel vanuit de theorie en/of begeleiding dat hechting belangrijk is, maar dit in de praktijk kunnen bevorderen is vaak moeilijk. Daarbij is het voor pleegouders vaak moeilijk om hechtingsproblematiek te herkennen. Het is niet altijd goed zichtbaar. De angst om de pleegouder(s) te verliezen is dan verstopt in aangepast gedrag, vastklampen, allemansvriendje, oppositioneel gedrag, ruzies, driftbuien, concentratieproblemen, controlebehoefte, enzovoorts. Binnen VIB kan aan de pleegouders geleerd worden hoe de hechtingsproblemen zich uiten en hoe hier het beste op gereageerd kan worden. Diagnostisch Wanneer de ontwikkelingsmogelijkheden van een kind, bijvoorbeeld op het gebied van hechting, in kaart gebracht moeten worden kan VIB ondersteuning bieden. De pleegouders wordt dan gerichte instructies gegeven voor de omgang met het kind. In gemiddeld drie sessies wordt geleerd deze instructies in de praktijk toe te passen. Op grond van de reactie van het kind worden de ontwikkelingsmogelijkheden van het kind bepaald. Contra-indicaties Per gezinssituatie moet bezien worden of er geprofiteerd kan worden van VIB. Soms zijn er goede redenen om VIB beter niet (op dat moment) in te zetten. - Het kind (>12 jaar) gaat niet akkoord met VIB. - VIB wordt door de pleegouders niet als ondersteunend ervaren, maar bijvoorbeeld als controle op hun handelen.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 145

De draagkracht van het pleeggezin wordt op dat moment sterk belast door andere kwesties dan de opvoeding en het pleeggezin is daardoor (tijdelijk) overbelast. Het pleegkind is op dat moment in allerlei onderzoeken of andere hulpverleningsvormen verwikkeld. Het kind heeft negatieve ervaringen met een videocamera. Er bestaat veel ruis in het gehele systeem, bijvoorbeeld slecht lopende contacten tussen de ouders en pleegouders.

Stappenplan Voor de inzet van VIB kunnen de stappen grofweg ingedeeld worden in de zes fases: indicatie, motivatie, aanmelding, begeleiding, afronding en follow-up. Indicatie 1. De pleegzorgbegeleider overlegt met de gedragsdeskundige of VIB nuttig en wenselijk is. De meeste duidelijke aanwijzing hiervoor is dat het geadviseerd wordt vanuit diagnostisch onderzoek, maar ook bij nieuwe plaatsingen of stagnaties in de ontwikkeling van (het contact met) het pleegkind, kan VIB overwogen worden. Motivatie 2. De pleegzorgbegeleider bespreekt de mogelijke inzet van VIB met de pleegouder(s). Een eerste opzet van de werkdoelen worden besproken. NB. Veel pleegouders hebben aarzelingen bij de gedachte dat hun gezinssituatie opgenomen zal worden op video. De pleegzorgbegeleider zal hen in veel gevallen moeten motiveren om toe te stemmen met de aanmelding. Het is belangrijk de pleegouders zoveel mogelijk uit te leggen over VIB en het neer te zetten als kans waarin specifieke deskundigheid verworven kan worden. Hoe gewoner de pleegzorgbegeleider over VIB spreekt, hoe gemakkelijker de pleegouders de drempel over zullen stappen. Er kan gebruik gemaakt worden van het document Waarom? Wanneer? Wie? (zie 7.11.2). Aanmelding 3. De pleegzorgbegeleider stelt de BJZ-werker op de hoogte van de aanmelding voor VIB. Eventuele werkdoelen vanuit de BJZ-werker kunnen meegenomen worden. 4. De pleegzorgbegeleider vult een aanmeldingsformulier Video Interactie Begeleiding (VIB) in (zie 7.11.1). 5. De instroomcommissie VIB bepaalt of VIB voldoende kan bieden in de aangemelde situatie. 6. Wanneer de commissie bepaalt dat VIB ingezet kan worden, dan wordt een VIB-er aangesteld. Die laat dit weten aan de pleegzorgbegeleider en maakt vervolgens een afspraak met het pleeggezin. Begeleiding 7. De VIB-er vraagt de pleegouders GIH-lijsten in te vullen. De VIB gaat nu van start. Bij VIB Hechting wordt gebruik gemaakt van videofeedback, een gespecialiseerde vorm van Video Home Training. De hulpverlening bestaat uit gemiddeld 4 tot 8 sessies gedurende 6 maanden met mogelijk een follow-up van 1-2 opnames. a. De eerste sessie is een opname van ongeveer 10 minuten. Bij de volgende sessie zijn alleen de opvoeders en bij voorkeur ook de pleegzorgbegeleider aanwezig. Er wordt uitleg gegeven over de problematiek vanuit de hechtingstheorie aan de hand van de informatie over het kind (vanuit rapportages, psycho-diagnostisch onderzoek, informatie van de opvoeders), de scores van de vragenlijst en de analyse van de video-opname. Vervolgens worden de doelen vastgesteld. Daarna wordt de video opname besproken en worden specifieke vaardigheden geoefend.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

146

b. De sessie daarna is weer een video-opname met het hele gezin waarna een sessie volgt waarin de opname wordt nabesproken met de opvoeders. De begeleiding wordt afgesloten als de doelen voldoende bereikt zijn. 8. Er vindt er een eindgesprek plaats met de VIB-er, de pleegouder(s), het pleegkind (> 12 jaar) en de pleegzorgbegeleider. Aan de hand van de werkdoelen wordt de ontwikkeling van het kind besproken en de VIB als geheel gevalueerd. Ter afronding worden afspraken gemaakt rond de follow-up. 9. De VIB-er stelt een verslag op ter evaluatie van de VIB en doet deze aan de pleegouders en pleegzorgbegeleider. 10. De pleegzorgbegeleider vraagt het secretariaat het VIB-verslag in het kinddossier op te bergen. Follow up 11. Enkele maanden na afronding van VIB volgt een follow-up: een nieuwe videoopname wordt met pleegouder(s) besproken waarbij het geleerde wordt opgefrist en waarbij vragen van pleegouder(s) aan bod kunnen komen. 12. Eventuele bijzonderheden rond de follow-up worden door de VIB-er in een verslag verwerkt en verspreid aan de pleegouders en de pleegzorgbegeleider. Deze laatste draagt er wederom zorg voor dat de gegevens in het kinddossier terecht komen.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

147

3.1.3 Sherborne bewegingstherapie


Doel Als praten niet de juiste ingang is bij kinderen, dan kunnen bewegingsspelletjes dat wel zijn. Dit is de insteek van Sherborne bewegingstherapie, een lichaamsgerichte methode om de hechting te bevorderen. De bewegingsoefeningen worden door de pleegouder(s) en het kind samen gedaan, met als doel het kind te laten voelen dat de pleegouder(s) te vertrouwen is en de pleegouder(s) te leren aan te sluiten bij het kind. Ondertussen wordt het kind zich meer bewust van zijn of haar lichaam en van hieruit ontstaat zelfvertrouwen. Uitgangspunten - Binnen Sherborne bewegingstherapie staan afstand en nabijheid centraal. - Sherborne bewegingstherapie gaat in zekere zin van een inhaalprincipe uit, waarbij een natuurlijk proces wordt herhaald en uitvergroot. Als een baby iets nieuws doet, dan stimuleren de ouders dit door te lachen, het kind na te doen of mee te spelen. Dit natuurlijke proces wordt binnen de Sherborne bewegingstherapie gebruikt, maar nu bij oudere kinderen. - Bij Sherborne bewegingstherapie wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het kind, door diens initiatieven te volgen. De begeleider stemt de bewegingoefeningen hier op af. Het idee is dat als het kind zelf gevolgd wordt het zich veilig kan voelen en van hieruit de pleegouder(s) kan gaan volgen en zich kan overgeven. - De methode Sherborne bestaat uit een drietal vormen relatiespelletjes: Het leren overgeven aan de ander (koestering en overgave). Leren samenwerken (eigen initiatief en afstemmen, gelijkwaardigheid). Je kracht inzetten tegen(over) de andere. Contra-indicaties Ook voor Sherborne bewegingstherapie is het van belang om stil te staan of een specifiek gezinssysteem er op dat moment van kan profiteren. Dat wil zeggen dat motivatie, draagkracht en draaglast van de pleegouder(s) en het kind in beeld gebracht moeten worden en afgewogen moet worden op Sherborne bewegingstherapie op dat moment ingezet kan worden. Stappenplan De pleegzorgbegeleider is voornamelijk betrokken bij de indicatie en de aanmelding. Hierna maken de begeleider Sherborne en de pleegouder(s) onderling afspraken. Ter informatie wordt de inhoud en afsluiting van het proces eveneens beschreven, zodat de pleegzorgbegeleider deze informatie eventueel ter voorbereiding aan de pleegouder(s) kan geven. Indicatie 1. Er bestaan indicaties dat de inzet van Sherborne wenselijk is. Dit kan komen doordat het bijvoorbeeld bij diagnostisch onderzoek is geadviseerd, maar ook gedurende de pleegzorgbegeleiding kunnen hechtingsproblemen zodanig op de voorgrond staan dat extra ondersteuning hierin gewenst is. 2. De pleegzorgbegeleider bespreekt de indicaties met de gedragsdeskundige. Hierin wordt bepaald of Sherborne bewegingstherapie de juiste vorm van extra ondersteuning is, of het aansluit bij het kind en de pleegouder(s) en of er contraindicaties bestaan. 3. De pleegzorgbegeleider overlegt met de pleegouder(s) of Sherborne bewegingstherapie ingezet kan worden. Hierbij geeft de pleegzorgbegeleider zoveel mogelijk informatie over het doel en de inhoud van deze ondersteuning. 4. De pleegzorgbegeleider stelt de BJZ-werker op de hoogte van het voornemen Sherborne bewegingstherapie in te zetten.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

148

Aanmelding 5. De pleegzorgbegeleider vult een Aanvraagformulier Sherborne Bewegingstherapie (zie 7.11.6) in en doet deze toekomen aan de begeleider Sherborne (Frederiek Hlser). 6. De begeleider Sherborne neemt contact op met de pleegzorgbegeleider om afspraken te maken rond de samenwerking. 7. De begeleider Sherborne maakt een afspraak met het pleeggezin. Inhoud 8. In de eerste bijeenkomst worden alle drie de soorten relatiespelletjes uitgevoerd, zodat de begeleider kan bepalen waar de nadruk op moet komen te liggen. 9. In totaal vinden er gemiddeld zes bijeenkomsten plaats. Deze worden allemaal gefilmd. Na iedere bijeenkomst belt de begeleider de pleegouder(s) om te bespreken hoe de pleegouder(s) de bijeenkomst ervaren hebben. Daarnaast kunnen oefeningen worden toegelicht: waarom ze aan de orde kwamen en wat het doel ervan was. Daarnaast krijgt de pleegouder(s) oefeningen mee om thuis te doen. 10. Na de derde bijeenkomst vindt een tussenevaluatie plaats met de Sherborne begeleider en de pleegouder(s) (en pleegzorgbegeleider?). Hierin worden de videobeelden bekeken en besproken. De vooruitgang staat hierin centraal en er wordt besproken waar nog aan gewerkt moet worden. Hier worden de komende bijeenkomsten op aangepast. Afsluiting 11. De begeleider Sherborne schrijft een verslag van het gehele therapieproces. 12. Er vindt een eindevaluatie plaats op grond van het verslag, met de begeleider Sherborne, de pleegouder(s) en de pleegzorgbegeleider. Hierin wordt het gehele therapieproces gevalueerd. 13. De begeleider Sherborne vult of past het verslag eventueel aan op grond van de eindevaluatie en doet deze definitieve versie toekomen aan de pleegouder(s) en pleegzorgbegeleider.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

149

3.2

Diagnostisch onderzoek

Doel Pleegouders zijn bereid om deze kinderen in hun gezin op te nemen, die door deze achtergrond vaak bijzondere of extra zorg behoeven. Bij nagenoeg alle pleegkinderen is er sprake van een ernstige verstoring van de ontwikkeling in de eerste levensjarig. Daarnaast kan er sprake zijn van restanten van verslaving van moeder tijdens de zwangerschap, kans op erfelijke aanleg van psychiatrische stoornissen en rouw of verzet vanwege het niet bij ouders kunnen wonen. Pleegouders moeten de hieruit voortkomende problematiek worden voorzien in de best mogelijke faciliteiten om de opvang van deze kinderen te kunnen realiseren. Diagnostisch onderzoek is n van deze faciliteiten. Vaak is er niet goed in kaart gebracht met welke problemen deze kinderen kampen en welke opvoedingsvaardigheden dit vereist. Hierin kan het diagnostisch onderzoek uitkomst bieden. De onderzoeksuitslagen kunnen in de begeleiding aan het pleeggezin opgenomen worden, zodat het pleeggezin beter bij de behoeften en mogelijkheden van het pleegkind aan kan sluiten, waarmee de kwaliteit van de pleegzorgplaatsing kan worden vergroot en klinische opnames mogelijk worden voorkomen. Richtlijnen - Een diagnostisch onderzoek kan aangevraagd worden bij het Kennis- en Servicecentrum Diagnostiek (KSCD) van Bureau Jeugdzorg, het diagnostiek team van FlexusJeugdplein afdeling Pleegzorg of bij de Pleegzorgpolikliniek van Yulius. Onderzoek bij het KSCD is gendiceerd wanneer onderzoek zich meer toespitst op een mogelijke terugplaatsing van het kind naar ouders, maar kan ook bij algemene ontwikkelingsvraagstukken rond een kind ingezet worden. Vaak vormt de betrokkenheid van ouders de indicatie op het onderzoek hier uit te laten voren. Wanneer een diagnostisch onderzoek spoed behoeft, dan kan de lengte van de wachtlijst voor onderzoek doorslaggevend zijn in de beslissing om het onderzoek bij het KSCD of via FlexusJeugdplein aan te vragen. Onderzoek bij KSCD dient aangevraagd te worden door de medewerker van Bureau Jeugdzorg. Hier zal derhalve verder niets over toegelicht worden. Onderzoek bij het diagnostiek team van FlexusJeugdplein afdeling Pleegzorg is gendiceerd wanneer de onderzoeksvragen alleen of hoofdzakelijk betrekking hebben op kindfactoren. Dit onderzoek spitst zich voornamelijk toe op de ontwikkeling van het kind. Dit onderzoek blijft doorgaans beperkt tot het uitvoeren van tests met het kind, waarnodig aangevuld met minimale contacten met pleegouders, ouders of school. Dit wordt door de pleegzorgbegeleider aangevraagd. Onderzoek bij de Pleegzorgpolikliniek van Yulius is voorbehouden aan meer complexe onderzoeksaanvragen. Dan wordt uitgebreider systeemonderzoek noodzakelijk geacht. Hierbij dient vooraf duidelijk te zijn dat school, pleegouders en/of ouders onderdeel moeten vormen van het onderzoek op zodanige wijze dat dit niet door het interne diagnostiek team aangeleverd kan worden. Dat wil zeggen dat de onderzoeksvragen betrekking hebben op kind-, school- en/of gezinsfactoren. Yulius biedt multidisciplinaire diagnostiek. Dit wordt door de pleegzorgbegeleider aangevraagd. - In alle gevallen is er over het onderzoek en de onderzoeksvragen overleg tussen BJZ en FJP. - Bij een OTS moeten ouders een toestemmingsverklaring tekenen. - Bij een voogdijmaatregel hoeft de ouders niet om toestemming gevraagd te worden. Wel is het zeer gewenst dat ouders daar waar mogelijk van het onderzoek op de hoogte zijn. Wanneer ontheven ouders deelnemen aan het onderzoek, hebben ze een toestemmingsverklaring te tekenen als toezegging dat zij aan het onderzoek hun medewerking verlenen. - Mochten ouders niet akkoord gaan met een onderzoek dan heeft BJZ de mogelijkheid om ouders een schriftelijke aanwijzing te verstrekken. Ouders
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 150

hebben dan de mogelijkheid om deze aanwijzing voor te leggen aan de rechtbank. De Kinderrechter kan dan vervangende toestemming verstrekken en de ouders opdragen hun medewerking te verlenen. De gezinsvoogd kan bij behandeling van een verlengingszaak OTS en een machtiging uithuisplaatsing wanneer er stagnatie is bij een onderzoeksaanvraag, de rechtbank verzoeken om de ouders te overtuigen van het belang van een onderzoek. De gezinsvoogd kan dan de toestemmingsverklaring ten behoeve van het onderzoek meenemen naar de zitting en de ouders vragen onder het oog van de kinderrechter te tekenen. Stappenplan Het diagnostisch onderzoek kan grofweg in zes fases onderverdeeld worden, namelijk in indicatie, toestemming, aanvraag, onderzoek, afronding en verslag. Indicatie Er is een indicatie voor een onderzoek als het beeld en/of het toekomstperspectief van het kind onduidelijk is, er problemen spelen waarbij weinig vooruitgang te zien is of er behoefte is aan specifieke advisering. 1. Pleegzorgbegeleider bespreekt de mogelijke indicatie voor het diagnostisch onderzoek met gedragsdeskundige en indien nodig met afdelingsmanager. 2. De pleegzorgbegeleider bespreekt het voorstel voor diagnostisch onderzoek met de BJZ-werker. 3. Wanneer pleegzorgbegeleider, gedragsdeskundige, eventueel afdelingsmanager en BJZ-werker de indicatie gegrond vinden, wordt in onderling overleg besloten waar dit uitgevoerd dient te worden. Toestemming Welke personen toestemming dienen te geven voor een onderzoek hangt af van de specifieke situatie van het pleegkind. 4. In alle gevallen dient vooraf met pleegouders overlegd te worden. 5. In alle gevallen dient indien mogelijk met biologische ouder(s) overlegd te worden. 6. Toestemming dient gevraagd worden bij de persoon of personen belast met het juridisch gezag. Ondertoezichtstelling: De gezinsvoogd dient toestemming voor onderzoek te geven en dient dit indien mogelijk met de gezaghebbende ouder(s) te bespreken. Voogdijmaatregel: De voogd dient toestemming voor onderzoek te geven. Vrijwillig kader: De gezaghebbende ouder(s) dienen toestemming voor onderzoek te geven. 7. Afhankelijk van diens leeftijd dient het kind toestemming te geven voor het onderzoek. Kind jonger dan 12 jaar: Er is geen toestemming van het kind nodig. Kind 12 jaar of ouder: Er is altijd toestemming van het kind nodig. Bij weigering wordt in principe geen onderzoek verricht. Tussen de twaalf en zestien jaar is daar in uitzonderingssituaties enige flexibiliteit in mogelijk. Echter, het afdwingen van een onderzoek zal een negatief effect hebben op zijn/haar medewerking en daarmee ook op de betrouwbaarheid van de onderzoeksresultaten. Aanvraag 8. Pleegzorgbegeleider vult een aanvraagformulier voor diagnostisch onderzoek bij het interne diagnostiek team of Yulius Pleegzorgpolikliniek in (zie 7.11.7, 7.11.8 en 7.11.9) en dient dit als concept in bij de gedragsdeskundige. 9. Gedragsdeskundige voorziet het aanvraagformulier van feedback en retourneert deze aan de pleegzorgbegeleider.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 151

10. Pleegzorgbegeleider verwerkt de feedback in het aanvraagformulier. 11. Indien onderzoek bij de Pleegzorgpolikliniek van Yulius wordt aangevraagd, dient een verwijzingsbrief ondertekend door een GZ-psycholoog toegevoegd te worden. 12. Pleegzorgbegeleider dient de definitieve aanvraag, eventueel gecombineerd met de verwijzingsbrief, in bij Rudi Bruggemans (postvak bij secretariaat) en laat tevens een kopie in het kinddossier opbergen door het secretariaat (opbergbak). 13. Terugkoppeling van de aanmelding vindt plaats afhankelijk van het type onderzoek wat is aangevraagd. Intern diagnostiek team: De betrokken diagnosticus neemt contact op met de pleegzorgbegeleider en geeft een indicatie van de termijn en de geplande opzet van het onderzoek. Yulius Pleegzorgpolikliniek:Pleegzorgbegeleider krijgt een uitnodiging voor een intakegesprek, waar ook pleegouders, ouders, BJZ-werker en het pleegkind (gedeeltelijk) aanwezig zijn. Vanuit Yulius zijn de kinder- en jeugdpsychiater, ouderbegeleider, systeemwerker en jeugdarts of een delegatie van deze vier aanwezig. Gedurende de intake wordt de aanmelding verder verhelderd en wordt een termijn en opzet van het onderzoek besproken. Onderzoek 14. De diagnosticus of de diagnotici van het interne diagnostiek team of Yulius Pleegzorgpolikliniek voert het onderzoek uit. Richtlijnen hierbij zijn afhankelijk van de specifieke onderzoeksopzet, maar zijn doorgaans: - Voor het onderzoek zijn minimaal twee afspraken noodzakelijk. - In de meeste gevallen hoeven pleegouders niet bij het onderzoek aanwezig te zijn. - De plaats van het onderzoek is afhankelijk van de leeftijd: 0 t/m 2 jaar: Bij het pleeggezin thuis. 3 jaar: Bij het pleeggezin thuis n bij FlexusJeugdplein. 4 jaar en ouder: Bij FlexusJeugdplein. - Afhankelijk van de onderzoeksopzet wordt informatie bij derden opgevraagd of worden derden op andere wijze bij het onderzoek betrokken. Afronding De procedure na afronding van het onderzoek hangt af de plaats waar het onderzoek is uitgevoerd en van de specifieke situatie. Bij intern diagnostisch onderzoek geldt het volgende: 15. Er vindt intern overleg plaats met pleegzorgbegeleider, gedragsdeskundige en diagnosticus. 16. Pleegouders, medewerker van Bureau Jeugdzorg en eventueel het kind worden uitgenodigd voor een adviesgesprek, waarbij ook de pleegzorgbegeleider en diagnosticus aanwezig zijn. Hierbij zijn enige bijzonderheden te noemen. - Als een kind jonger dan 12 jaar oud is, dan wordt deze in principe niet uitgenodigd. In onderling overleg kan besloten worden of de medewerker van Bureau Jeugdzorg de resultaten van het onderzoek aan het kind vertelt. - Als een kind 12 jaar of ouder is, dan heeft het recht op een eigen adviesgesprek. Het kind hoeft van dit recht geen gebruik te maken, tenzij de diagnosticus dit wenselijk acht. Bij het gesprek kan eventueel een vertrouwenspersoon aanwezig zijn. - Wanneer het kind een adviesgesprek wenst zonder de aanwezigheid van pleegouders, dan vindt altijd eerst het adviesgesprek met pleegouders plaats en daarna het gesprek met het kind.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 152

- Wanneer er sprake is van begeleiding in het kader van Therapeutische Pleegzorg, dan kan ervoor gekozen worden om ook de GZ-psycholoog uit te nodigen voor het adviesgesprek. Bij diagnostisch onderzoek door de pleegzorgpolikliniek van Yulius vindt de afrond als volgt plaats: 14. Er vindt een adviesgesprek plaats, waarbij pleegouders, pleegzorgbegeleider, BJZwerker, eventueel kind, en de kinder- en jeugdpsychiater aanwezig.zijn. 15. Pleegzorgbegeleider koppelt de adviezen uit het adviesgesprek terug aan de gedragsdeskundige. Verslag Naar aanleiding van het psychologisch onderzoek wordt een onderzoeksverslag geschreven, wat centraal heeft gestaan in het adviesgesprek. 16. Het onderzoeksverslag wordt na afloop van het adviesgesprek gegeven of nagestuurd aan degenen die bij het overleg aanwezig zijn. Men heeft correctierecht, hetgeen inhoudt dat feitelijke onjuistheden mogen worden gecorrigeerd. Dit verzoek tot correctie dient schriftelijk te worden aangevraagd bij de diagnosticus. NB. Wanneer er een onderzoek bij het KSCD is afgerond hebben de personen die betrokken zijn recht op dat deel dat gaat over hen of over het kind waar zij voor zorgen. FJP krijgt afgifte van het deel dat van belang is voor de opvoeding van het kind in het pleeggezin en de informatie die nodig is voor de pleegzorgbegeleiding. Als een onderzoek bij FJP is uitgevoerd, krijgt de gezinsvoogd het deel van het onderzoek dat gaat over de ontwikkeling van het kind. Als er sprake is van een maatregel wordt bij het advies gesprek na het diagnostisch onderzoek ook de gezinsvoogd uitgenodigd. Ook onderzoek door het KSCD wordt besproken met pleegouders n pleegzorgbegeleider. Het KSCD heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid. Wanneer het onderzoek gebruikt wordt bij een zitting op de Rechtbank, dienen alle belanghebbenden over het gehele onderzoek te beschikken.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

153

3.3 Yulius
Uitgangspunt Er wordt intensief samengewerkt tussen FlexusJeugdplein en Yulius. De afdeling pleegzorg van FlexusJeugdplein werkt voornamelijk samen met de Pleegzorgpolikliniek en klinische unit de Hobbits. Om de hulpverleningsmogelijkheden geboden door Yulius optimaal te kunnen benutten, dienen de begeleiders pleegzorg hiervan goed op de hoogte te zijn. Derhalve kunnen zij gedurende de begeleiding aan pleeggezinnen inschatten in hoeverre de inzet van deze hulpverleningsvormen wenselijk is. Doel Een overzichtelijk geheel bieden van de hulpverleningsmogelijkheden die door Yulius voor pleeggezinnen worden aangeboden, naast het uitvoeren van uitgebreid diagnostisch onderzoek (zie 3.2). Richtlijnen De intensieve samenwerking tussen FlexusJeugdplein en Yulius blijkt uit het feit dat de kinder- en jeugdpsychiater bij beide instellingen een aanstellingen heeft. Zijn werkzaamheden vanuit de Pleegzorgpolikliniek en zijn werkzaamheden vanuit functie bij FlexusJeugdplein worden hier ten behoeve van de overzichtelijkheid en vanwege de grote overlap gezamenlijk besproken. De samenwerking met Yulius Pleegzorgpolikliniek vindt allereerst plaats middels de mogelijkheid om uitgebreid diagnostisch onderzoek uit te laten voeren bij de Pleegzorgpolikliniek (zie 3.2). Naast diagnostisch onderzoek biedt de Pleegzorgpolikliniek van Yulius de mogelijkheid tot een consult bij de kinder- en jeugdpsychiater (zie 3.3.1), medicatiecontrole door de kinder- en jeugdpsychiater (zie 3.3.2) en therapie (zie 3.3.3).

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

154

3.3.1 Consult kinder- en jeugdpsychiater


Doel In de begeleiding van pleeggezinnen, kunnen specifieke vragen of problemen betreffende (de ontwikkeling van) een pleegkind naar voren komen. Ook kunnen er crisissituaties aan de orde zijn, waarbij een plan van aanpak wenselijk is. Een consult van de kinder- en jeugdpsychiater kan hierbij uitkomst bieden. Uitgangspunten - Het aanvragen van consult bij de kinder- en jeugdpsychiater vindt altijd plaats na overleg met de gedragsdeskundige. - Bij een consult bij de kinder- en jeugdpsychiater wordt geen formeel verslag door de kinder- en jeugdpsychiater opgesteld. Het is de taak van de pleegzorgbegeleider om hiervan verslag te doen in het logboek pleegkind (zie 2.6.2.1). Ditzelfde geldt voor advies van de kinder- en jeugdpsychiater wat via de gedragsdeskundige verkregen is. Stappenplan 1. Specifieke vragen of problemen betreffende (de ontwikkeling van) een pleegkind of in crisissituaties wordt altijd in eerste instantie met de gedragsdeskundige besproken. 2. In overleg met de gedragsdeskundige kan besloten worden dat advies van de kinderen jeugdpsychiater wenselijk is. 3. Het advies van de kinder- en jeugdpsychiater kan op twee wijzen verkregen worden. a. De gedragsdeskundige bespreekt ingewikkelde vragen of problemen in het wekelijkse overleg met de kinder- en jeugdpsychiater. De gedragsdeskundige koppelt de adviezen voortkomend uit dit overleg terug aan de pleegzorgbegeleider, welke dit vervolgens in de begeleiding aan het pleeggezin meeneemt. b. Pleegzorgbegeleider neemt via email contact op met de kinder- en jeugdpsychiater om een consult van pleegouders aan de kinder- en jeugdpsychiater in te plannen. Dit consult kan vaak op korte termijn plaatsvinden. Hierbij zijn de kinder- en jeugdpsychiater, pleegzorgbegeleider, pleegouders en pleegkind aanwezig. De locatie is afhankelijk van de agenda van de kinder- en jeugdpsychiater en kan dus zowel bij FlexusJeugdplein als bij Yulius plaatsvinden. Indien nodig volgt er een tweede afspraak en/of een aanvraag voor diagnostisch onderzoek.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

155

3.3.2 Medicatiecontrole kinder- en jeugdpsychiater


Doel Indien er na aanleiding van diagnostisch onderzoek of een consult aan de kinder- en jeugdpsychiater medicatie wordt voorgeschreven, dan vindt er regelmatig medicatiecontrole plaats. Dit biedt de kinder- en jeugdpsychiater de gelegenheid om het medicatiegebruik van het kind te monitoren en goed aan te laten sluiten bij de behoeftes van het kind. Uitgangspunten - De kinder- en jeugdpsychiater houdt de regie over het door hem uitgeschreven medicatiegebruik van de kinderen en maakt hiervoor afspraken voor medicatiecontrole. - Medicatiecontrole kan plaatsvinden middels een bezoek van pleegouders en pleegkind aan de kinder- en jeugdpsychiater, maar kan ook telefonisch vormgegeven worden. - Pleegzorgbegeleider heeft geen actieve taak binnen de medicatiecontrole en wordt hiervan slechts op de hoogte gesteld door de kinder- en jeugdpsychiater. Stappenplan 1. Kinder- en jeugdpsychiater maakt met pleegouders en pleegkind een afspraak voor medicatiecontrole. 2. De medicatiecontrole vindt al dan niet telefonisch plaats. 3. Kinder- en jeugdpsychiater maakt een verslag van de medicatiecontrole en laat deze via email toekomen aan de betrokken pleegzorgbegeleider. 4. Pleegzorgbegeleider stelt de gedragsdeskundige op de hoogte van de medicatiecontrole. 5. Pleegzorgbegeleider kopieert het verslag van de medicatiecontrole in het logboek pleegkind (zie 2.6.2.1). 6. Pleegzorgbegeleider print het verslag van de medicatiecontrole en laat deze in het kinddossier opbergen door het secretariaat (via opbergbak).

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

156

3.3.3 Therapie
Doel In diagnostisch onderzoek kan therapie geadviseerd worden voor een pleegkind of pleeggezin. De Pleegzorgpolikliniek biedt diverse therapievormen aan, zoals individuele gedragstherapie, EMDR, systeemtherapie, schoolbegeleiding, psycho-educatie en ouderbegeleiding. Binnen een therapie kunnen in het diagnostisch onderzoek gesignaleerde problemen of belemmeringen aangepakt worden, zodat deze de ontwikkeling van het pleegkind minder of niet langer in de weg staan. Uitgangspunten - Voor therapie is het noodzakelijk dat de problemen of belemmeringen die aangepakt dienen te worden zo concreet en duidelijk als mogelijk zijn. Hiervoor is het noodzakelijk dat diagnostisch onderzoek heeft plaatsgevonden van waaruit de therapie is geadviseerd. Therapie is dus alleen gendiceerd wanneer dit als advies uit diagnostisch onderzoek naar voren komt. - Het diagnostisch onderzoek waarbij de therapie geadviseerd wordt hoeft niet per definitie door Yulius uitgevoerd te zijn, maar kan ook door het interne diagnostiek team of elders plaatsgevonden hebben. - Therapie wordt niet alleen door Yulius aangeboden, maar ook door andere instellingen of particulieren. In veel gevallen zal er sprake zijn van een wachtlijst. Bij de keuze voor de plaats waar de therapie uitgevoerd zal gaan worden, dient meegenomen te worden dat de pleegzorgpolikliniek van Yulius gespecialiseerd is in pleegzorg. Derhalve bestaat hier veel ervaring en kennis op het gebied van hechtingsproblemen en andere veel voorkomende problemen bij pleegkinderen. Stappenplan 1. Vanuit diagnostisch onderzoek wordt therapie geadviseerd. 2. In overleg tussen BJZ-werker, pleegzorgbegeleider, gedragsdeskundige, pleegouders en eventueel de diagnosticus kan worden besloten op welk moment therapie wenselijk en haalbaar is. Hierbij dient stilgestaan te worden bij: 4. de noodzaak van de therapie, op grond van de belemmeringen voor het pleegkind of gezin in het dagelijks leven of in de ontwikkeling als geheel; 5. de motivatie van het pleegkind of pleeggezin voor de therapie; 6. de belastbaarheid van het pleegkind of gezin, welke door de therapie tijdelijk vergroot zal worden. 3. Op grond van bovenstaand overleg wordt besloten op welke termijn de therapie ingezet wordt. 4. De gedragsdeskundige bespreekt de wens tot aanmelding voor therapie met de kinder- en jeugdpsychiater in het wekelijkse overleg. 5. Wanneer de kinder- en jeugdpsychiater aangeeft te kunnen voldoen aan de wensen voor therapie, dan kan de aanmelding plaatsvinden. 6. Aanmelding voor therapie dient gedaan te worden door de persoon of personen belast met het juridisch gezag. - Ondertoezichtstelling: De gezinsvoogd dient aan te melden voor therapie en dient dit indien mogelijk met de gezaghebbende ouder(s) te bespreken. - Voogdijmaatregel: De voogd dient de aanmelding voor therapie te doen. - Vrijwillig kader: De gezaghebbende ouder(s) dienen de aanmelding voor onderzoek te geven. Afhankelijk van diens leeftijd dient het kind toestemming te geven voor therapie. - Kind jonger dan 12 jaar: Er is geen toestemming van het kind nodig. Voor het slagen van de therapie dient echter ook de motivatie van het pleegkind in overweging genomen te worden. - Kind 12 jaar of ouder: Er is altijd toestemming van het kind nodig. Bij weigering wordt in principe geen therapie aangeboden.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 157

3.3.4 De Hobbits
Doel Bij de afdeling pleegzorg van FlexusJeugdplein kunnen kinderen worden aangemeld waarbij vermoed wordt dat er sprake is van ernstige (hechtings-)problematiek. Wanneer de problematiek zo ernstig is dat dit nader gediagnostiseerd dient te worden, voorafgaande aan plaatsing in een pleeggezin, dan biedt klinische opname binnen de Hobbits hierin uitkomst. De Hobbits heeft als doelstelling om de problematiek in beeld te brengen en een hierbij passende pedagogische aanpak te ontwikkelen en over te dragen aan de mogelijk toekomstige pleegouders. De Hobbits biedt daarbij behandeling in de vorm van bijvoorbeeld therapie, waarbij gedacht moet worden aan psycho-motore therapie, gedragstherapie, individuele psychotherapie, fysiotherapie en sociale vaardigheidstraining. Zo kan er bijvoorbeeld gewerkt worden aan specifieke problematiek van het kind of rouwverwerking rond de uithuisplaatsing. Ook is het mogelijk om intensief met de biologische ouders samen te werken en te bepalen of terugkeer van het kind naar ouders tot de mogelijkheden behoort. Uitgangspunten - De Hobbits biedt diagnostiek en kortdurende behandeling aan aspirant pleegkinderen, pleegkinderen, ex-pleegkinderen van 4 tot en met 12 jaar. - Kenmerkend voor kinderen in de Hobbits is dat zij geen thuis hebben, niet bij eigen ouders en niet bij pleegouders en dat dit perspectief gedurende de opname helder dient te worden. - De Hobbits heeft een capaciteit van zeven plaatsen. - De opnameduur is in principe nooit langer dan n jaar. - Kinderen die bij de Hobbits opgenomen zijn maken bij voorkeur gebruik van de gewone faciliteiten met betrekking tot school en vrijetijdsbesteding. Het is echter ook mogelijk dat deze kinderen de interne school bezoeken. Stappenplan ?

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

158

3.4

Overigen

Uitgangspunt Naast extra hulpverleningsmogelijkheden op het gebied hechtingsproblematiek, diagnostisch onderzoek en kinder- en jeugdpsychiatrische ondersteuning bestaan er diverse overige opties. FlexusJeugdplein heeft een breed hulpverleningsaanbod, wat de begeleiders pleegzorg de mogelijkheid biedt om pleeggezinnen in de begeleiding wat extras te bieden. Dat wil zeggen dat er naast de reguliere begeleiding diverse andere ondersteuningsmogelijkheden bestaan voor pleeggezinnen. Het voert voor het afdelingswerkboek te ver om alle mogelijkheden binnen FlexusJeugdplein te beschrijven. Hier worden slechts de mogelijkheden beschreven welke specifiek voor pleeggezinnen bestaan of veel ingezet worden binnen de afdeling voor pleegzorg. Afhankelijk van de begeleidingswensen kunnen deze ingezet worden. Het is van belang dat iedere pleegzorgbegeleider op de hoogte is van deze mogelijkheden, zodat zij een breed begeleidingsaanbod kunnen doen aan de pleeggezinnen en daarbij zo goed als mogelijk bij de wensen en behoeften van het pleegkind en -gezin aan kunnen sluiten. Doel Een overzichtelijk geheel bieden van overige extra hulpverleningsmogelijkheden die in de begeleiding aan pleeggezinnen ingezet kan worden. Richtlijnen De overige hulpverleningsmogelijkheden zijn zeer divers en zijn volledig afhankelijk van de begeleidingswensen van de pleeggezinnen in te zetten in de begeleiding. Achtereenvolgens zullen de Helpdesk (3.4.1), Bibliotheek (3.4.2), Depot (3.4.3), Oppasondersteuning (3.4.4) en Fondsen (3.4.5).

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

159

3.4.1 Helpdesk
Doel De helpdesk is het aanspreekpunt voor FlexusJeugdplein voor vragen op het gebied van wetten, regelgeving en beleid. De helpdesk is bereikbaar voor alle (kandidaat en aspirant) pleegouders binnen FlexusJeugdplein, ouders, begeleiders pleegzorg en andere medewerkers binnen FlexusJeugdplein. Uitgangspunten Grofweg kunnen de taken van de helpdesk onderverdeeld worden in: a. informatievoorziening; b. uitvoering en ondersteuning; c. advisering van het management. De helpdesk: - biedt algemene informatie over jeugdhulpverlening in het algemeen en dus ook specifiek over pleegzorg; - beantwoordt vragen op het gebied van bijvoorbeeld financin, wet- en regelgeving en protocollen (dit kunnen vragen zijn over schades die door het pleegkind zijn veroorzaakt, kwesties rond schoolgeld en studiefinanciering, regels rond meerderjarigheid en het aanvragen van een paspoort voor het pleegkind); - verwijst indien nodig door naar de juister persoon of instantie; - onderneemt actie in zaken waarbij in het belang van de verschillende doelgroepen een structurele oplossing gevraagd wordt; - houdt bij welke vragen er gesteld worden (als vaak dezelfde vraag gesteld wordt, dan kan dit wijzen op een algemene kwestie die binnen de organisatie kan worden verbeterd en waarvan het management genformeerd moet worden); - heeft een documentatiecentrum over allerlei onderwerpen die met jeugdhulpverlening en pleegzorg te maken hebben en waar pleegouders en -kinderen gebruik van mogen maken (ook vragen voor bibliotheekboeken over bijvoorbeeld bedplassen, jaloezie, diefstal, drugs, angsten, schoolkeuzevragen, adhd en hechtingsstoornissen kunnen bij de helpdesk neergelegd worden); - beschikt over een depot met kinderkleding, speelgoed en diverse artikelen (o.a. kinderwagens, buggys, autostoeltjes, boxen en bedjes) waar pleegouders gebruik van kunnen maken; - organiseert op verzoek van de clustermanager bijeenkomsten, zoals een workshop kroeshaar; - geeft geen pedagogische adviezen, dit is de deskundigheid van de pleegzorgbegeleider. Daarnaast zijn de volgende taken onderdeel van de helpdesk: - assistentie van het tweejaarlijkse pleegoudertevredenheidsonderzoek; - actualisering van de pleegouderband; - jaarlijkse rapportage aan het manager over gesignaleerde knelpunten en mogelijke oplossingen De vragen die de helpdesk krijgt kunnen bijvoorbeeld gaan over: schades door het pleegkind veroorzaakt; schoolgeld en studiefinanciering; aanvragen paspoort; pleegoudervoogdij; blokkaderecht; literatuurlijst kinderboeken; eigen bijdrage als de jongere geld verdient; medicijnen op vakantie; ouderbijdrage LBIO; vervoer speciaal onderwijs en buitenschoolse opvang.
160

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

Stappenplan In onderling overleg kan besloten of pleegouders zelf contact opnemen met de helpdesk of dat zij dit via de pleegzorgbegeleider doen. De helpdesk is voor zowel de begeleider als de pleegouders te bereiken via: E-mail Telefoon : helpdesk@flexusjeugdplein.nl : 010-2718777

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

161

3.4.2 Bibliotheek
Doel FlexusJeugdplein beschikt over een uitgebreide bibliotheek met boeken over diverse onderwerpen op het gebied van pleegzorg, pedagogiek, hulpverlening, enz. De bibliotheek kan gebruikt worden door medewerkers van FlexusJeugdplein. Tevens kunnen boeken uitgeleend worden aan pleegouders via de begeleiders pleegzorg of de medewerker van de helpdesk. Uitgangspunten - Boeken kunnen ten alle tijden uitgeleend worden aan de begeleiders pleegzorg. - De bibliotheek wordt beheerd door de gedragsdeskundige (Saskia Daalhof). - De pleegzorgbegeleider draagt er zorg voor dat de bibliotheekboeken die uitgeleend zijn aan de pleegzorgbegeleider zelf en/of diens pleeggezinnen binnen een beperkt termijn terug komen. Stappenplan 1. De pleegzorgbegeleider wil zichzelf verdiepen in een onderwerp of de pleegzorgbegeleider wil de pleegouders middels boeken extra ondersteuning bieden. 2. De pleegzorgbegeleider gaat te rade bij de gedragsdeskundige, collegas of zoekt zelf in de bibliotheek welke boeken passend zijn. 3. De pleegzorgbegeleider vraagt Saskia de sleutel van de bibliotheek, neemt de gewenste boeken mee en stelt Saskia hiervan op de hoogte. 4. De pleegzorgbegeleider leest de boeken of geeft deze aan het pleeggezin. 5. De pleegzorgbegeleider zet de boeken middels de sleutels bij Saskia terug in de bibliotheek en stelt Saskia hiervan op de hoogte. NB. Sinds een aantal jaren is het computerprogramma van de bibliotheek buiten werking. De bedoeling is dat er op Intranet een boekenbestand van alle locaties komt. Ook de inrichting van de bibliotheek is niet in orde.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

162

3.4.3 Depot
Doel Pleegouders kunnen onverwachts de zorg van een pleegkind op zich krijgen en derhalve niet (direct) over de noodzakelijke materile middelen beschikken. Ook kan het voorkomen dat pleegouders financieel niet de mogelijkheden hebben om over voldoende materile middelen voor het pleegkind te beschikken. FlexusJeugdplein heeft een depot om pleegouders in dergelijke situaties op materieel vlak te ondersteunen. Het depot bevat onder andere bedden, boxen, kinderwagens, buggys en autostoeltjes, maar ook kleding, knuffels en spelletjes. Op die manier kan materile ondersteuning aan het pleeggezin worden geboden. Uitgangspunten - De medewerker van de helpdesk beheert het depot. - De pleegzorgbegeleider of de pleegouders zelf kunnen met de medewerker van de helpdesk afspraken maken over het gebruik van het depot. - Wanneer pleeggezinnen spullen willen doneren aan het depot, dan kunnen zij hiervoor (eventueel via de pleegzorgbegeleider) een afspraak maken met de medewerker van de helpdesk. Stappenplan 1. Het wordt bij de start van een nieuwe plaatsing of gedurende de begeleiding aan een pleeggezin duidelijk dat het pleeggezin materile ondersteuning kan gebruiken. 2. In overleg met het pleeggezin wordt afgesproken of de pleegzorgbegeleider of het pleeggezin zelf contact opneemt met de medewerker van de helpdesk voor spullen uit het depot. 3. Deze stap is afhankelijk van de onderlinge afspraken en kan zeer flexibel gehanteerd worden. Hierbij kan gedacht worden aan: a. De pleegzorgbegeleider haalt in overleg met de medewerker van de helpdesk het gewenste materiaal op uit het depot en neemt dit mee op huisbezoek of spreekt met de pleegouders af dat zij dit op komen halen. b. De pleegzorgbegeleider neemt contact op met de helpdesk om een afspraak te plannen voor het pleeggezin om het depot te bezoeken. c. De pleegouders nemen zelf contact op met de medewerker van de helpdesk om aan te geven wel materiaal gewenst is. De medewerker van de helpdesk haalt deze spullen uit het depot en maakt een afspraak met de pleegouders dat zij dit op komen halen of dat het via de pleegzorgbegeleider aan de pleegouders wordt geven. d. De pleegouders nemen zelf contact op met de medewerker van de helpdesk om een afspraak te maken om het depot te bezoeken (en bijvoorbeeld kleding uit te zoeken). 4. Afhankelijk van de afspraken met de medewerker van de helpdesk wordt het materiaal eigendom van de pleegouders (of het pleegkind) of is het slechts in bruikleen. 5. Wanneer het materiaal in bruikleen is, dan wordt een leentermijn afgesproken met de medewerker van de helpdesk. In veel gevallen zal de leenduur afhankelijk zijn van de wens van de pleegouders en wordt het initiatief tot retourneren bij de pleegouders gelaten.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

163

3.4.4 Oppasondersteuning
Doel Pleeggezinnen van FlexusJeugdplein hebben de mogelijkheid om oppasondersteuning te krijgen. Het is niet zo dat alle pleeggezinnen oppasondersteuning krijgen toegewezen. Voor het toekennen van oppasondersteuning is de context van het gezin en/of de problematiek van het kind bepalend. De oppasondersteuning is ervoor bedoeld om de pleegouders te ontlasten en om ervoor te zorgen dat de pleegouders er zo nu en dan tussenuit kunnen zonder kinderen. Uitgangspunten - De opvoedondersteuning wordt geboden door studenten van de Hogeschool Inholland. Het zijn 1e of 2e jaars studenten MWD of SPH. - De studenten verdienen studiepunten voor hun vrije studiekeuze met het oppassen: 1e jaars studenten passen 70 uur op (3 studiepunten) en 2e jaars studenten passen 45 uur op (2 studiepunten). Stappenplan De stappen die genomen dienen te worden bij de oppasondersteuning kunnen onderverdeeld worden in de aanmelding, de kennismaking, het oppascontract, de uitvoer en de afronding. De pleegzorgbegeleider heeft slechts een rol bij de aanmelding. De overige stappen worden slechts ter kennisgeving beschreven. Aanmelding 1. De pleegzorgbegeleider bespreekt de mogelijkheid van oppasondersteuning met het pleeggezin. 2. Als het pleeggezin interesse heeft in opvoedondersteuning, dan bespreekt de pleegzorgbegeleider dit met de afdelingsmanager. 3. Als de afdelingsmanager goedkeuring geeft, dan meldt de pleegzorgbegeleider het pleeggezin aan voor opvoedondersteuning bij de helpdesk. Hiervoor stuurt de pleegzorgbegeleider een inschrijfformulier pleeggezinproject oppassen (zie 7.11.12) naar helpdesk (zie 3.4.1). 4. De pleegzorgbegeleider informeert het pleeggezin of zij oppasondersteuning krijgen toegewezen. 5. De begeleider verwijst ze voor verdere vragen door naar de helpdesk en geeft aan dat ze via de helpdesk de gegevens van de student ontvangen als een oppas gevonden is. Kennismaking 6. De medewerker van de helpdesk zoekt een student die (bij voorkeur) in de buurt van het pleeggezin woont. 7. De medewerker van de helpdesk geeft de gegevens van de student door aan het pleeggezin en geeft uitleg over de verdere gang van zaken. 8. Het pleeggezin neemt contact met de student op voor een kennismakingsafspraak. 9. Tijdens de kennismaking zijn het pleeggezin en de student vrij om te bepalen of ze met de andere partij willen samenwerken. Het pleeggezin kiest dus zelf of ze met de student willen samenwerken. Hierbij is het pleeggezin verantwoordelijk voor de bijbehorende samenwerking als zij ervoor kiezen om met deze student in zee te gaan. a. Als de student of het pleeggezin niet met de andere partij wil samenwerken, dan gaan wordt ervan uitgegaan dat zij dit onderling met elkaar communiceren en de helpdesk hiervan op de hoogte stellen. De helpdesk regelt vervolgens een nieuwe student en de procedure wordt vanaf stap 6 herhaalt. b. Als zowel het pleeggezin als de student een samenwerking zien zitten,d an wordt doorgegaan met stap 10. Oppascontract
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 164

10. De pleegouders en de student ondertekenen het oppascontract in tweevoud. Hierin staat de rechten en plichten van zowel de student al het pleeggezin vermeld. Uitvoer 11. Het pleeggezin en de student stemmen vervolgens samen af wanneer het oppasbudget wordt ingezet. 12. Het pleeggezin en de student ondertekenen na iedere keer oppassen het urenoverzicht en zetten een paraaf. Afronding 13. Aan het einde van het project levert de student het urenoverzicht in op de hogeschool. Dit is nodig om de studiepunten te verkrijgen. 14. Als blijkt dat het pleeggezin meer uren nodig heeft nadat de uren zijn ingezet, dan vraagt de pleegzorgbegeleider opnieuw een oppasbudget aan.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

165

3.4.5 Fondsen
Doel Stichting Vrienden van FlexusJeugdplein is actief in het werven en behouden van fondsen, donateurs en sponsoren. Fondsen worden voor diverse doeleinden geworven. Het is erop gericht om de clinten leuke dingen te kunnen bieden, zoals een dagje uit, een vakantiekamp, het opknappen van een tuin of bewonerskamer; maar ook voor persoonlijke voorzieningen, zoals de aanschaf van een instrument voor een muzikaal getalenteerd kind, de inrichting van een kinderkamer voor een pleeggezin of de betaling van de contributie van een sportclub. Fondsaanvragen kunnen gedaan worden via de afdeling voor fondsenwerving voor extras die niet uit de reguliere pleegzorgvergoedi ng of via bijvoorbeeld Bureau Jeugdzorg betaald kunnen worden. Uitgangspunten - Fondsaanvragen moeten gaan om een uitgave in de toekomst. Fondsen stellen geen geld beschikbaar voor uitgaven die al gedaan zijn. - Het bestuur van een fonds vergadert meestal maar enkele keren per jaar. Het verdient dan ook de voorkeur om een aanvraag zo vroeg mogelijk in te dienen (het liefst vier maanden van te voren). - De afdeling voor fondsenwerving zal zich zeer inspannen en alle beschikbare mogelijkheden inzetten en contacten optimaal benutten. Toch blijft het krijgen van iets extras via een fonds is geen recht, maar een meevaller. Het is niet verstandig vooraf bij clinten teveel verwachtingen te wekken. Stappenplan 1. Er ontstaat een wens of noodzaak betreffende een clint, waarbij de reguliere financin niet toereikend zijn. 2. De pleegzorgbegeleider controleer of het gewenste budget niet door een andere instantie kan worden vergoed, zoals Bureau Jeugdzorg, SoZaWe of de Kredietbank. 3. De pleegzorgbegeleider overlegt met de afdelingsmanager of de betreffende zaak in aanmerking zou kunnen komen voor fondsenwerving of dat er andere financieringsmiddelen mogelijk zijn. 4. Wanneer de afdelingsmanager achter de fondsenaanvraag staat, dan vult de pleegzorgbegeleider het Intern aanvraagformulier fondsen in (zie 7.11.13), laat deze door de afdelingsmanager ondertekenen en dient deze in bij de afdeling Fondsenwerving. Ook is het mogelijk om de afdelingsmanager het document niet te laten ondertekenen, maar te laten versturen naar de afdeling fondsenwerking. NB. De aanvraag dient zo opgesteld te zijn, dat buitenstaanders een goed beeld krijgen van het project of de situatie waar de aanvraag voor gedaan wordt. Uit de aanvraag moet blijken: 5. wat er precies aangevraagd wordt; 6. wat het kost (begroting/dekkingsplan en/of offerte bijvoegen); 7. voor wie de aanvraag wordt gedaan (geb. datum kind); 8. waarom de aanvraag van belang is; 9. wat de deadline is. 10. De aanvraag wordt meestal na overleg met de aanvrager in behandeling genomen. Grote aanvragen en aanvragen die tot discussie leiden, worden eerst in de fondsencommissie besproken. Bij onduidelijke aanvragen neemt een medewerker van de afdeling Fondsenwerving eerst contact op met de pleegzorgbegeleider. 11. Zodra de afdeling Fondsenwerving een reactie krijgt van een fonds, dan stellen zij de pleegzorgbegeleider hiervan op de hoogte. a. Wanneer een aanvraag door een fonds wordt afgewezen, dan vindt er overleg plaats tussen de medewerker van de afdeling fondsenwerving en de pleegzorgbegeleider of een aanvraag bij een ander fonds vruchtbaar geacht wordt. Desgewenst kan hiervoor gekozen worden. Stap 6 wordt dan herhaald. Wanneer het niet vruchtbaar geacht wordt, dan stopt de fondsaanvraag.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 166

b. Wanneer een aanvraag door een fonds is toegekend, dan wordt doorgegaan met stap 7. 12. Bij toekenning van een aanvraag wordt in overleg met de pleegzorgbegeleider het bedrag uitgekeerd. 13. Na besteding zorgt de pleegzorgbegeleider ervoor dat er binnen vier weken een evaluatie, inclusief de aankoopbon(nen), facturen, eventueel bedankkaartje of brief van de begunstigde naar de afdeling fondsenwerving wordt gestuurd. NB. Wat er in de begroting is opgenomen moet ook corresponderen met de aankoopbonnen.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

167

3.4.6 Pleegzorgkampen
Doel Eens per jaar worden er vanuit de afdeling Pleegzorg pleegzorgkampen georganiseerd. Deze kampen zijn bedoeld om de pleegkinderen een leuke vakantieweek te bieden. Daarbij krijgen zij gelijk de mogelijkheid om andere kinderen te ontmoeten die in pleeggezinnen wonen. Een derde doel wat gediend kan zijn door het pleegzorgkamp is ontlasting van het pleeggezin, doordat het pleegkind gedurende het kamp afwezig is. Uitgangspunten - De kampen zijn bedoeld voor pleegkinderen (ook weekendpleegkinderen), maar ook eigen kinderen kunnen deelnemen. Als er meer aanmeldingen zijn dan plaatsen, krijgen pleegkinderen voorrang. - De kampen zijn bedoeld voor kinderen van zes tot achttien jaar. - De kinderen worden ingedeeld op basis van leeftijd, maar ook op basis van hun ontwikkelingsniveau. - Op ieder kamp gaan maximaal twaalf kinderen mee, waarbij getracht wordt zes jongens en zes meisjes in te delen. - In totaal gaan er vier kampbegeleiders mee. - De pleegzorgkampen worden begeleid door mensen die ruime ervaring hebben, zowel in het begeleiden van kampen, als ervaring in pleegzorg. Dit zijn doorgaans begeleiders pleegzorg en eventueel stagiaires. - De kampgeleiding wordt beloond conform aan de CAO-regelingen rond kampbegeleiding. - De kampen worden gefinancierd op grond van instellingsgelden, fondsen en een eigen bijdrage van de pleeggezinnen. Dit maakt dat jaarlijks bekeken moet worden of het organiseren van de pleegzorgkampen realistisch is. Stappenplan Binnen de afdeling Pleegzorg zijn twee begeleiders pleegzorg belast met de organisatie en cordinatie van de pleegzorgkampen. Op dit moment zijn dit Dagmar van der Most en Mirjam Gort. Zij organiseren de informatieverstrekking rond de kampen richting de pleeggezinnen en begeleiders, cordineren de aanmeldingen, werven kampbegeleiders en regelen de praktische zaken, zoals de kamplocatie, vervoer, financile middelen, enz. Aanmeldingsprocedure De aanmeldingsprocedure kan per jaar aangepast worden. De pleeggezinnen en begeleiders pleegzorg worden hiervan door de kampcordinatoren op de hoogte gebracht. Over het algemeen komt het erop neer dat de pleeggezinnen een brief krijgen waarin uitgelegd staat wat de pleegzorgkampen inhouden, wanneer ze plaatsvinden, hoe de aanmeldingsprocedure eruit ziet, enz. De pleeggezinnen kunnen bij de pleegzorgbegeleider een aanmeldingsformulier aanvragen. Deze moet volledig ingevuld (incl. informatie over het ontwikkelingsniveau van het kind, informatie over gedrag en evt. specifieke aanpak) en inclusief een kopie van het polisblad van de zorgverzekering ingeleverd worden via de pleegzorgbegeleider bij het secretariaat. De kampcordinatoren laten vervolgens aan de pleeggezinnen en begeleiders pleegzorg weten of en wanneer het (pleeg)kind is ingedeeld voor een kamp. Indien gewenst kan extra informatie over het (pleeg)kind gevraagd worden. Om deze extra stap te voorkomen, verdient het de aanbeveling om het aanmeldingsformulier zo compleet als mogelijk in te vullen. Kampbegeleiding Rond dezelfde tijd als de aanmelding van de (pleeg)kinderen, kunnen ook begeleiders pleegzorg zich aanmelding om de kampen te begeleiden. Dit doen zij door zich te melden bij de kampcordinatoren. De kampcordinatoren delen de kampbegeleiders op grond van (samenwerkings)mogelijkheden, wensen en beschikbaarheid in.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 168

In principe gaan op ieder kamp vier begeleiders mee. Dit zijn over het algemeen begeleiders pleegzorg die ervaring of in elk geval affiniteit hebben met het begeleiden van kampen. In ieder kamp kan maximaal n van de vier begeleiders een stagiair pleegzorgbegeleider zijn. Deze krijgt hiermee de gelegenheid om ervaring op te doen met het direct werken met (pleeg)kinderen. Kampprogramma De invulling van de kampprogramma wordt door de kampbegeleiders van de betreffende week zelf georganiseerd. Hiervoor krijgen zij van de kampcordinatoren de (financile) grenzen voor dat jaar te horen. Zij hebben hier binnen de vrijheid om activiteiten de organiseren, waarvan zij denken dat het een leuke week wordt voor de kinderen van hun kamp. Hierbij wordt rekening gehouden met de leeftijd (en ontwikkelingsniveau) van de kinderen. Belangrijk is om voor afwisseling te zorgen door middel van verschillende (drukke en rustige) programmaonderdelen, verschillende plaatsen waar activiteiten plaatsvinden, enz. Het verdient de aanbeveling om een zo vol mogelijk programma te plannen, omdat het beter is om spellen af te laten vallen dan dat er te weinig zijn. Ondanks de onnodige voorbereidingen is het belangrijkste dat er een leuk en verantwoord programma neergezet wordt. Onderling overleg tijdens de week is hierin belangrijk. Het verdient de aanbeveling om dagelijks n of meer momenten te plannen om met de kampbegeleiders samen te zitten om het programma, de ervaringen, de kinderen en de samenwerking te bespreken. Zodoende is iedereen op de hoogte van de gehele situatie van het kamp. Contacten gedurende kamp Tijdens kamp is het niet de bedoeling dat er pleegouders of andere bekenden op bezoek komen. In onderling overleg met de kampbegeleiders kan hierin een uitzondering gemaakt worden voor bijvoorbeeld de afdelingsmanager. De kinderen krijgen minimaal n keer in de kampweek de mogelijkheid om het pleeggezin te bellen. Indien nodig kan dit vaker gebeuren. Indien (pleeg)gezinsleden contact wil met het (pleeg)kind, dan nemen zij zij hiervoor contact op met de achterwacht. Dit is een collega (kampcordinator of afdelingsmanager) die de pleegouders te woord staat en beslist of de kampbegeleiders hiervoor gebeld gaan worden. Ook wanneer er bijzonderheden op het kamp plaatsvinden, waarvoor contact met het thuisfront gewenst is, dan belt de kampbegeleider de achterwacht. In principe vindt er dus niet direct overleg plaats tussen de kampbegeleiding en het thuisfront.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

169

Hoofdstuk 4 Instellingsaspecten

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

170

4.1

Pleegzorgbegeleider

Doel Het werk van de pleegzorgbegeleider verder toe te lichten binnen het kader van de instellingsaspecten. Uitgangspunten Een overzichtelijk geheel bieden van alle aspecten die bij het werk van de pleegzorgbegeleider komen kijken. Richtlijnen De instellingsaspecten die bij het werk van de pleegzorgbegeleider komen kijken worden beschreven door te starten met de functieomschrijving (4.1.1). Hierna wordt stilgestaan bij de caseload (4.1.2). Ook de bereikbaarheid (4.1.3) van de pleegzorgbegeleider komt aan de orde. Tot slot zal er stilgestaan worden bij een aantal zakelijke instellingsaspecten (4.1.4) van het werken als pleegzorg begeleider, namelijk de declaratieformulieren (4.1.4.1), verlofaanvragen (4.1.4.2) en de ziek- en betermeldprocedures (4.1.4.3).

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

171

4.1.1 Functieomschrijving
Doel De functieomschrijving omschrijft dat wat er vanuit de instelling verwacht wordt van de pleegzorgbegeleider. Hier wordt de oude functieomschrijven gegeven van de pleegzorgbegeleider, maar tevens van de huidig gehanteerde functieomschrijving voor begeleiders pleegzorg, namelijk die van ambulant hulpverlener B. Uitgangspunten De pleegzorgbegeleider volgt zijn functie uit conform de functieomschrijving. Functieomschrijving Pleegzorgbegeleider De functie Als pleegzorgbegeleider zorg je ervoor dat de plaatsing van een kind in een pleeggezin goed verloopt. Je stelt een hulpverleningsplan op en voert regelmatig overleg met het kind, de pleegouders, de plaatsende instantie en eventueel de eigen ouders over de ontwikkeling van het pleegkind. Op basis daarvan geef je advies aan de BJZ-werker over het perspectief. Je maakt rapportages over de vorderingen van het kind en geeft pedagogische ondersteuning aan de pleegouders. Indien nodig schakel je andere deskundigen in voor aanvullende onderzoeken of therapien. Je regelt voor de pleegouders de randvoorwaarden (financin, regelgeving, juridische zaken) en onderhoudt contact met scholen en andere externe organisaties. De afdeling Pleegzorg is een onderdeel van het cluster Wonen en Opgroeien. De diverse afdelingen pleegzorg verzorgen de werving, selectie, opleiding en begeleiding van pleeggezinnen. Het team integrale pleegzorg begeleidt pleeggezinnen die langdurende plaatsingen of weekendplaatsingen hebben. Over FlexusJeugdplein Bij FlexusJeugdplein helpen ongeveer 850 professionals bij vragen en problemen rond opgroeien en opvoeden. Het gaat hierbij vaak om complexe problematiek, waarbij samenwerking met anderen essentieel is. Een uitdaging voor iedere professional. FlexusJeugdplein biedt een uitgebreid hulpaanbod waardoor onze medewerkers zich zowel horizontaal als verticaal kunnen ontplooien. Jouw profiel Wij vinden het belangrijk dat werknemers van FlexusJeugdplein zelfstandig, resultaatgericht en innovatief zijn maar ook goed kunnen samenwerken. Verder is het voor deze functie van belang dat: - Je in het bezit bent van een diploma HBO-MWD, HBO-Pedagogiek of vergelijkbaar. - Je bij voorkeur beschikt over enkele jaren relevante werkervaring in de jeugdhulpverlening en/of pleegzorg. - Je kennis hebt van de ontwikkelingspsychologie, pedagogiek en systeemtheorie. - Je beschikt over levenservaring, flexibel en stressbestendig bent. - Je goede contactuele eigenschappen hebt en een goede mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid. - Bereid om scholing te volgen in het werken met ouders en pleegouders. Functie omschrijving ambulant hulpverlener B 1. Algemene kenmerken van de functie De functie van ambulant hulpverlener B kenmerkt zich voornamelijk door het bieden van hulp en ondersteuning in de gendiceerde en niet-gendiceerde zorg. De werkzaamheden
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 172

kunnen betrekking hebben op ambulante (procesmatige) hulpverlening en begeleiding met betrekking tot jeugdigen en/of hun clintsysteem en begeleiding van pleeggezinnen. 2. Doel van de functie Het planmatig en doelgericht begeleiden van jeugdigen en/of hun clintsysteem of pleeggezinnen. Het hiermee leveren van een bijdrage aan het realiseren van een veilige thuissituatie/opgroeisituatie voor kinderen. 3. Organisatorische positie De ambulant hulpverlener B ressorteert hirarchisch onder de afdelingsmanager. De ambulant hulpverlener B krijgt inhoudelijke richtlijnen van de gedragsdeskundige. De Ambulant Hulpverlener B geeft zelf geen leiding aan anderen. De Ambulant Hulpverlener B begeleidt in voorkomende gevallen (een) stagiar(s). De Ambulant Hulpverlener B kan opereren vanuit een externe organisatie (CJG, politiebureau, etc.). 4. Hoofdactiviteiten De ambulant hulpverlener B verricht (een aantal van) de onderstaande activiteiten: 1. Het onderzoeken van de hulpbehoefte en de aanwezige capaciteiten van de clint 1. Het in kaart brengen van de sociale omgeving. Het vertalen van de belemmeringen, veiligheidsrisicos en problematiek van de clint naar een helder toekomstperspectief. 2. Het, zo mogelijk samen met de clint, op basis van de problemen/vragen van de clint, formuleren van doelen, deze vastleggen in een plan en evalueren. Het al dan niet in overleg met de verwijzer/opdrachtgever aanvullen of wijzigen van hulpverleningsdoelen. 3. Het vaststellen van de zorg, middelen en voorzieningen die nodig zijn om dit te realiseren. Het prioriteren en verdelen van de verantwoordelijkheden en het maken van afspraken met de clint hierover. 4. Het herkennen van hulpbehoeften op meer of andere terreinen en het afwegen om die verantwoordelijkheid te beleggen bij interne of externe partijen, of om hierin de clint zelf te begeleiden. 5. Het uitvoeren van het plan en het bewaken van de voortgang en de effectiviteit. Het vinden van oplossingen bij problemen. Het (tussentijds) afstemmen van de aanpak en beslissingen met opdrachtgevers, deskundigen, collega's en/of de leidinggevende. Het samenwerken met diverse partijen in en buiten de zorgketen (Bureau Jeugdzorg, CJG, Dosa/Gosa, politie, woningbouwvereniging, etc.). 6. Het toepassen van verschillende methodieken in de hulpverlening aan clinten. 7. Het bemiddelen en interveniren in crisissituaties. 8. Het vergroten van het inzicht van de clint in zijn verantwoordelijkheden en gedragspatronen en zijn relatie tot anderen en de maatschappij. Het verbeteren van zijn gedrag en het vergroten van zijn (pedagogische) vaardigheden. 9. Het betrekken van de sociale omgeving van de clint bij de hulpverlening en hen aanspreken op hun betekenis voor de clint. Het stimuleren van de clint om zijn sociale omgeving te betrekken. 10. Het bestendigen van de behaalde doelen, het overdragen van verantwoordelijkheden aan en evalueren van de hulpverlening en/of samenwerking met relevante partners. Het adequaat doorverwijzen van clinten naar ketenpartners en andere vormen van hulp. 11. Het signaleren van ontwikkelingen in het vakgebied en bij de doelgroep. 12. Het verkrijgen en onderhouden van contact met relevante interne en/of externe (multidisciplinaire) partijen en het onderling verbinden van partijen in een netwerk, teneinde de begeleiding/-behandeling van de clint op elkaar af te stemmen. 13. Het verstrekken van informatie en voorlichting over de hulpverleningsmogelijkheden en procedures aan clinten en derden. Het verhelderen van de positie en belangen van de organisatie, de afdeling en/of de clint.
1

lees: de clint en/of het clintsysteem Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

173

14. Het melden van onveilige situaties of knelpunten met betrekking tot de clint bij relevante partijen. 15. Het registreren en actueel houden van gegevens over de eigen werkzaamheden en over de clint. Het opstellen van interne en externe rapportages met betrekking tot (de voortgang en effecten van) het hulpverleningsproces (verandering in de behandelwijze, wijziging in het hulpverleningsplan, beindiging van de hulpverlening). 16. Het bewaken en bijhouden van het clintdossier conform daartoe gestelde eisen en het naleven van de geldende termijnen. 17. Het leveren van bijdragen aan activiteiten op het gebied van advies en informatie, gericht op de positieverbetering van jeugdigen, gezin en/of clintsysteem in probleemsituaties. 18. Het voorzien in de informatiebehoeften over FlexusJeugdplein en het vergroten van de naamsbekendheid. 19. Het inschatten van de informatiebehoefte van interne en externe betrokken partijen en opdrachtgevers en het inzichtelijk maken van de vorderingen van clinten aan hen. 20. Het geven van trainingen die erop gericht zijn sociale en praktische vaardigheden uit te breiden. 21. Het bieden van consultatie, advies en deskundigheidsbevordering aan professionals. 22. Het gebruikelijk deelnemen aan werkoverleg. 5. Profiel van de functie Kennis Afgeronde HBO-opleiding (bijvoorbeeld Maatschappelijk Werk & Dienstverlening, Sociaal Pedagogische Hulpverlening, Pedagogiek, etc.). Kennis van en inzicht in het hulpaanbod en de hulpverleningsmethodieken. (Bijhouden van) kennis van de ontwikkelingen binnen het vakgebied door het deelnemen aan deskundigheidsbevordering. Kennis van pedagogiek, ontwikkelingspsychologie en psychiatrie. Kennis van wet en regelgeving in de jeugdzorg en de sociale kaart. Specifieke functiekenmerken Mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheden voor het voeren van gesprekken met jeugdigen (en het clintsysteem), het rapporteren en adviseren over de uitvoering van het hulpverleningsplan. Sociale vaardigheden, nodig voor het bieden van hulp en begeleiding aan jeugdigen (en hun omgeving) in een intermenselijke situatie en het kunnen omgaan met tegengestelde belangen en loyaliteiten. Stressbestendigheid en improvisatievermogen is vereist bij interventie in crisissituaties. Analytisch vermogen. Zelfstandig kunnen werken.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

174

4.1.2 Caseload
Doel De pleegkinderen waarvan de pleegzorgbegeleider begeleiding aan het pleeggezin geeft staan op diens caseload. De hoeveelheid kinderen die op een caseload staat is afhankelijk van het aantal uren dat de pleegzorgbegeleider werkt en de begeleidingsvorm die de begeleider biedt. Uitgangspunten - De pleegzorgbegeleider heeft een persoonlijke caseload en voert alle begeleiding aan deze zaken zelfstandig uit. - De caseload voor begeleiders pleegzorg wordt stapsgewijs opgebouwd. In principe wordt ervan uitgegaan dat de pleegzorgbegeleider na een half jaar tot een jaar na start in de functie een volledige caseload heeft. - Wanneer er zaken afgesloten worden, dan gaan deze van de caseload van de pleegzorgbegeleider af. De caseload wordt dan aangevuld met een nieuwe zaak. - De afdelingsmanager beheert de aanmeldingen en beoordeeld welke nieuwe zaken aan welke pleegzorgbegeleider uitgedeeld gaan worden en dus op diens caseload komen te staan. - De pleegzorgbegeleider is zelf verantwoordelijk voor het bijhouden van de ruimte op de caseload. Indien de begeleider ruimte heeft meldt deze dit aan de afdelingsmanager die een nieuwe zaak uitdelen. De afdelingsmanager houdt toezicht op de caseloads van het gehele team en zal indien nodig ongevraagd zaken uitdelen. - Als een pleegzorgbegeleider redenen heeft om een (nieuwe) zaak niet op de caseload (meer) te willen, dan vindt er overleg met de afdelingsmanager plaats. De afdelingsmanager bepaalt of de redenen van weigering gegrond zijn en of de zaak overgedragen mag worden aan een collega pleegzorgbegeleider. Deze wordt indien mogelijk in overleg met de begeleiders pleegzorg door de afdelingsmanager aangewezen. - De caseload normering is arbitrair. Als de pleegzorgbegeleider (persoonlijke) redenen heeft om tijdelijk niet een volledige caseload te draaien, dan kan deze een verzoek indienen bij de afdelingsmanager voor een verlaging van de caseload. In onderling overleg zal besloten worden of deze tijdelijke verlaging akkoord is en op welke termijn verwacht wordt dat er weer een volledige caseload gedraaid kan worden. Richtlijnen De normering van de caseload vindt plaats aan de hand van richtlijnen. Hierbij wordt uitgegaan van het percentage werkverband. Alle percentages behorende bij de zaken bij elkaar opgeteld dienen overeen te komen met het percentage werkverband.
Begeleiding Regulier TP/FP Weekend Plo-voogdij zonder begeleiding Regulier + weekend 2 kk in regulier gezin 3 kk in regulier gezin 2 kk in TP gezin 1x per 3 weken 8.33% 3.33% 2.22% 5.66% 1x per 6 weken 3.33% 5.66% 4.44% 2.22% 1.67% 4.44% 1x per 9 weken 2.22% 1.67% 1x per 12 weken 1.67% 1.11% 2x per jaar 1.11% 0.56% 1x per jaar 0.56% 175

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

Het aantal uur wat er staat voor een bepaald caseloadpercentage wordt in deze tabel weergegeven.
Percentage 8.33% 5.66% 4.44% 3.33% (0.0333 x 36 x 60 = 70) 2.22% 1.67% (0.0167 x 36 x 60 = 36) 1.11% 0.56% Minuten per week 180 120 100 70 48 35 24 12 Uren per jaar (46 weken) 138 92 77 54 37 27 18 9

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

176

4.1.3 Bereikbaarheid
Doel Begeleiders pleegzorg hebben een eigen doorkiesnummer inclusief voicemail, mobiele telefoon inclusief voicemail, postvak en e-mailadres. Op die manier kunnen clinten sneller en beter tot dienst gestaan worden. Tevens wordt het secretariaat middels deze directe contactmogelijkheden ontlast. Uitgangspunten - De pleegzorgbegeleider geeft zijn doorkiesnummer, mobiele nummer en e-mailadres aan alle pleeggezinnen, BJZ-werkers en overige externe contacten. - De pleegzorgbegeleider is gedurende werkdagen zoveel als mogelijk bereikbaar, maar voorkomt dat dit de dagelijkse werkzaamheden hindert. - De pleegzorgbegeleider maakt gebruik van de voicemailfaciliteit op zowel het doorkiesnummer als de mobiele telefoon. De begeleider is zelf verantwoordelijk voor het op de juiste manier inspreken en wijzigen van de meldtekst. - Op werkdagen checkt medewerker de voicemails van zowel het doorkies- als het mobiele nummer en het postvak van de e-mail minimaal twee keer. Dit geldt ook als de medewerker niet op kantoor werkt. - Bij afwezigheid kan het secretariaat voorstellen door te verbinden met de voicemail om een bericht achter te laten. Alleen als hier bezwaar tegen is, dan wordt er in plaats hiervan een telefoonnotitie gemaakt. Richtlijnen Voor verdere toelichting van het gebruik van het doorkiesnummer, de mobiele telefoon en de e-mail, wordt verwezen naar het bereikbaarheidsprotocol begeleiders pleegzorg (zie 7.13.1). Doorkiesnummer - Zodra de pleegzorgbegeleider op zijn flexplek zit, logt deze op de telefoon in met zijn persoonlijke doorkiesnummer. - De begeleiding pleegzorg luistert de voicemail bij het inloggen en wanneer de werkplek wordt verlaten nog minimaal eenmaal extra de voicemail af. - Indien de pleegzorgbegeleider niet gestoord wil worden tijdens zijn werkzaamheden op de werkplek, blijft deze in principe wel ingelogd. De begeleider kan er dan voor kiezen om telefoontjes aan te nemen en een afspraak te maken om later terug te bellen. Mobiele telefoon - De mobiele telefoon dient voor werkzaamheden, dus mag niet voor privaangelegenheden gebruikt worden. - De mobiele telefoon staat in principe gedurende werkdagen aan. - Gedurende overleggen, zoals huisbezoeken, staat de mobiel of in elk geval het geluid en de trilfunctie uit. - De pleegzorgbegeleider krijgt een bericht wanneer de voicemail is ingesproken. De pleegzorgbegeleider is er verantwoordelijk voor dat deze afgeluisterd wordt. - Gezien de privacy van de gesprekken, verdient het de voorkeur de mobiele telefoon niet in openbare gelegenheden, zoals bijvoorbeeld in het openbaar vervoer te gebruiken. - De mobiele telefoons worden niet voorzien van handsfree mogelijkheden, omdat FlexusJeugdplein er geen voorstander van is om de mobiele telefoon in de auto te gebruiken. Dit in verband met enerzijds het gevaar en anderzijds de kwaliteit van het gesprek, waarbij in beide gevallen de aandacht en concentratie door het verkeer opgeist (dienen te) worden. - De medewerkers kunnen onderling gratis met elkaar gratis bellen (niet sms-en!). Onderling telefonisch contact dient dan ook zoveel als mogelijk via de mobiele telefoon te gaan.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 177

Postvak - De pleegzorgbegeleider heeft een persoonlijk postvak bij het teamsecretariaat. - De pleegzorgbegeleider leegt zijn postvak op iedere werkdag minimaal eenmaal. E-mail - Dankzij ts-web heeft de pleegzorgbegeleider vanaf iedere werkplek (op kantoor en thuis) beschikking tot e-mail. De pleegzorgbegeleider controleert deze minimaal twee keer per dag. - De pleegzorgbegeleider reageert zo spoedig mogelijk, uiterlijk na een week, op ontvangen e-mails. Agenda - De pleegzorgbegeleider houdt zijn agenda bij in Outlook. - De pleegzorgbegeleider autoriseert de teamleden, de afdelingssecretaresses, de afdelingsmanagers en de gedragsdeskundigen om de agenda in te kunnen zien. Zo is de afwezigheid van de pleegzorgbegeleider inzichtelijk en kan indien gewenst doorgegeven worden wanneer de begeleider naar verwachting weer bereikbaar is. Afwezigheid - Als begeleiders pleegzorg voor langere tijd afwezig zijn, dan luistert een secretaresse van het teamsecretariaat (en/of eventueel de afdelingsmanager) berichten van voicemail van het doorkiesnummer van de betrekkende begeleider af. Indien gewenst wordt via de afdelingsmanager een vervanger gevraagd actie te ondernemen. - Een secretaresse van het teamsecretariaat wijzigt de meldtekst van de voicemail van het doorkiesnummer van de begeleiders die ziek of voor langere tijd afwezig zijn. - De pleegzorgbegeleider heeft de eigen mobiele telefoon in zijn bezit, waardoor het afluisteren en wijzigen van de meldtekst van de mobiele telefoon zelf gedaan moet worden. - Het is de taak van de basisteamleden om wekelijks het postvak van de afwezige medewerker te legen en de post indien nodig te behandelen. Hier dient het basisteam onderling afspraken over te maken. - Bij langdurige afwezigheid (n week of langer), dan schakelt de pleegzorgbegeleider zelf de afwezigheidsassistent van Outlook in. Indien de pleegzorgbegeleider hier zelf door bijvoorbeeld ziekte niet toe in staat is, wordt dit door het teamsecretariaat gedaan.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

178

4.1.4 Zakelijke instellingsaspecten


Doel Naast de inhoudelijke werkzaamheden zijn er ook zakelijke instellingsaspecten waarvan de pleegzorgbegeleider op de hoogte moet zijn. Zo weet de pleegzorgbegeleider hoe te handelen in het geval van bijvoorbeeld ziekte. Uitgangspunten Een overzichtelijk geheel bieden van de zakelijke instellingsaspecten waar de pleegzorgbegeleider mee te maken kan krijgen. Richtlijnen Eerst zal beschreven hoe de pleegzorgbegeleider kan handelen met betrekking tot gemaakte kosten middels declaraties (4.1.4.1). Hierna zal stil gestaan worden bij verlofaanvragen (4.1.4.2) en tot slot bij de ziek- en betermeldprocedures (4.1.4.3).

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

179

4.1.4.1

Declaratieformulieren

Doel Begeleiders pleegzorg kunnen in het kader van de begeleiding aan de pleeggezinnen diverse kosten maken. Deze kunnen zij over het algemeen declareren bij FlexusJeugdplein. Uitgangspunten - De pleegzorgbegeleider houdt er rekening mee dat de kosten algemeen aanvaardbaar zijn. - Indien de pleegzorgbegeleider twijfelt over de te maken kosten, overlegt deze voorafgaand aan de betaling met de afdelingsmanager of deze akkoord gaat. - De declaratieformulieren worden altijd ondertekend door de afdelingsmanager. Indien deze onnodig (hoge) kosten ziet, gaat deze hierover in gesprek met de pleegzorgbegeleider en heeft het recht de declaratie af te wijzen. - De pleegzorgbegeleider is zelf verantwoordelijk voor het declareren van de kosten. - De gemaakte kosten worden met het salaris uitbetaald. Wanneer de declaratie voor de 5e van de maand is ingediend, wordt deze met het eerstvolgende salaris uitbetaald. - Indienen vindt plaats door de declaratieformulieren volledig ingevuld, ondertekend en waar nodig voorzien van de originele betaalbewijzen in te dienen bij de salarisadministratie op het centraal bureau (Heemraadsingel). Richtlijnen De kosten die de pleegzorgbegeleider maakt kunnen grofweg ingedeeld worden in reiskosten voor woon-werkverkeer, reiskosten voor dienstreizen, onregelmatigheidstoeslag en extra uren n overige kosten. De pleegzorgbegeleider krijgt bij aanvang het dienstverband persoonlijke declaratieformulieren voor de afzonderlijke kostenposten van de salarisadministrateur en wordt geacht deze te kopiren voor gebruik. Reiskosten woon-werkverkeer De pleegzorgbegeleider kan voor het woon-werkverkeer gebruik maken van eigen of openbaar vervoer. Wanneer de begeleider eigen vervoer gebruikt, dan heeft deze recht op een gedeeltelijke vergoeding van de benzinekosten. Deze is afhankelijk van de grootte van het dienstverband en de afstand die afgelegd moet worden om van huis naar werk te komen. Hiervoor wordt verwezen naar de afdeling P&O. Bij het gebruik van openbaar vervoer voor woon-werkverkeer, krijgt de pleegzorgbegeleider eveneens een vergoeding die afhankelijk is van het dienstverband en de afstand. Hierover kunnen afspraken gemaakt worden met de afdeling P&O. De pleegzorgbegeleider kan in aanmerking komen voor een abonnement, maar kan ook losse vervoersbewijzen nodig hebben. Ongeacht de vorm moet de pleegzorgbegeleider de kosten eerst zelf betalen en kan deze achteraf declareren. Hiervoor kan het Declaratieformulier Reiskosten Woon-werkverkeer per Openbaar Vervoer gebruikt worden. Hier moet de datum, omschrijving en bedrag vermeld worden. Tevens moeten de originele vervoersbewijzen aangehecht worden. Reiskosten dienstreizen De pleegzorgbegeleider zal voor zijn afspraken diverse dienstreizen maken. Ook hierbij is het mogelijk om gebruik te maken van eigen of openbaar vervoer. In beide gevallen wordt gebruik gemaakt van hetzelfde Declaratieformulier Dienstreizen. Hierbij moet de pleegzorgbegeleider de datum en omschrijving van de dienstreis (inclusief postcode en huisnummer van begin en einde van de reis) geven.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 180

Indien de pleegzorgbegeleider gebruik maakt van eigen vervoer dan vult de begeleider de gereden kilometers in. Bij vertrek direct vanuit huis of terugkeer naar huis, dan wordt dit afgetrokken van de gereden kilometers. De vastgestelde woon-werkkilometers (enkele reis) zijn terug te vinden op de salarisstrook en worden op het declaratieformulier vermeld. Bij openbaarvervoer vult de pleegzorgbegeleider het bedrag in wat voor de vervoersbewijzen betaald is. De originele vervoersbewijzen worden bij de declaratie gevoegd. Tevens kan de pleegzorgbegeleider voor dienstreizen gebruik maken van de dienstfietsen. Deze zijn gratis beschikbaar op de Diergaardesingel en kunnen bij de receptie gereserveerd worden. Onregelmatigheidstoeslag en extra uren Het kan voorkomen dat de pleegzorgbegeleider extra uren of op onregelmatige tijden werkt. Extra uren worden in principe in dezelfde week als deze gemaakt worden gecompenseerd. Indien gewenst kan de pleegzorgbegeleider afspraken maken met de afdelingsmanager om van deze regel af te wijken. Er kan aangedacht worden om de uren op een later moment te compenseren of om deze uitbetaald te laten worden. Bij dit laatste kan gebruik gemaakt worden van het Declaratieformulier ORT en extra uren. Hierbij dient er rekening mee gehouden te worden dat de extra uren door de overheid sterker belast worden. Indien de begeleider deze uitbetaling wenst, dan vult deze op het declaratieformulier de weekdag, datum, tijdstip van en tijdstip tot en de gemaakte extra uren in. De afdelingsmanager moet dit ter goedkeuring ondertekenen en kan de begeleider vragen om te bewijzen dat de extra uren gemaakt zijn. Een pleegzorgbegeleider kan ook buiten kantoortijden werken. Een voorbeeld hiervan is een huisbezoek waarbij de pleegouder(s) door hun werk geen mogelijkheden hebben om binnen kantoortijden af te spreken. Indien de pleegzorgbegeleider in de avonden of weekenden werkt, dan heeft deze recht op onregelmatigheidstoeslag (ORT). Hiervoor wordt hetzelfde declaratieformulier op dezelfde wijze ingevuld en wordt bij extra uren 0 ingevuld, ervan uitgaande dat de begeleider deze uren buiten werktijden compenseert. Ook hier moet de afdelingsmanager ondertekenen ter goedkeuring. Overige kosten De pleegzorgbegeleider kan diverse overige kosten maken. Hierbij kan gedacht worden aan onder andere parkeerkosten, ansichtkaarten (indien deze niet bij de receptie verkrijgbaar zijn) en attenties. Om alle pleegouders gelijkwaardig te behandelen is er rond attenties een beleid opgesteld (zie 6.1 Attentiebeleid). Deze kunnen gedeclareerd worden middels het declaratieformulier overige kosten. De begeleider pleezorg vult hier de datum, omschrijving en het bedrag in en laat deze ondertekenen door de afdelingsmanager. Hierbij dienen originele betaalbewijzen toegevoegd worden.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

181

4.1.4.2

Verlofaanvragen

Doel Alle begeleiders pleegzorg hebben recht op verlof conform de CAO Jeugdzorg. Dit moet zoveel als mogelijk opgenomen worden in het kalenderjaar waarin het wordt opgebouwd, tenzij de begeleider hierover andere afspraken maakt met de afdelingsmanager. Ook buitengewoon verlof kan in overleg met de afdelingsmanager opgenomen worden. Uitgangspunten - Uitgebreide informatie over (buitengewoon) verlof is verkrijgbaar bij de afdeling P&O. - Begeleiders pleegzorg zijn verplicht om in een jaar tenminste drie aaneengesloten weken vakantie op te nemen. - Indien de pleegzorgbegeleider vakantieverlof op wil nemen, dan doet deze dit in overleg met het basisteam. Van ieder basisteam wordt er verwacht dat er ook gedurende vakantieperiodes minimaal n persoon aanwezig is. - Alle vormen van verlof worden altijd in overleg tussen de pleegzorgbegeleider en de afdelingsmanager opgenomen. - De afdelingsmanager bepaalt of verlof op de gewenste datum toegekend kan worden. - Als de vakantie drie maanden voor aanvang is aangevraagd, dan kan de pleegzorgbegeleider deze gegarandeerd opnemen. Richtlijnen Het aanvragen van verlof verloopt via vier stappen. 1. Overleg basisteam Indien de pleegzorgbegeleider verlof wenst, dan overlegt deze dit eerst met de basisteamsleden. Belangrijk is om vast te stellen dat er voldoende vervangmogelijkheden zijn gedurende het verlof. Dat wil zeggen dat er minimaal n van de basisteamleden werkzaam is tijdens het verlof. Indien er onderling niet uitgekomen wordt, dan wordt de gedragsdeskundige om advies gevraagd. 2. Verlof aanvraag Indien er met de basisteamleden overeenkomst is over de vervanging tijdens het gewenste verlof, dan vult de pleegzorgbegeleider een verlofaanvraag in (zie 7.13.2). De verlof aanvraag gaat naar de afdelingsmanager. 3. Overleg afdelingsmanager Zonder bijzonderheden ondertekent de afdelingsmanager de verlofaanvraag. Eventuele bijzonderheden worden besproken met de pleegzorgbegeleider. 4. Verwerking secretariaat De door de afdelingsmanager ondertekende verlofaanvraag wordt door de pleegzorgbegeleider ingediend bij het teamsecretariaat. Zij verwerken dit en voorzien de pleegzorgbegeleider van een aangepast overzicht van de verlofuren.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

182

4.1.4.3

Ziek- en betermeldprocedures

Doel Als een pleegzorgbegeleider ziek is, dan moet dit gemeld worden. Door hierin de vaste procedure aan te houden, wordt de afwezigheid goed geregistreerd en kunnen hieraan gekoppelde processen in werking gezet worden. Zo kan het verzuim bijgehouden worden, maar indien nodig ook de bedrijfsarts ingezet worden. Ook kunnen de afspraken van de pleegzorgbegeleider afgezegd worden. Uitgangspunten - Een zieke pleegzorgbegeleider is zelf verantwoordelijk om zich ziek- en beter te melden. - De afdelingsmanager houdt contact met de zieke pleegzorgbegeleider en houdt toezicht op de duur van het ziekteverzuim. - Bij langdurige ziekteverzuim wordt de verzuimcordinator van de afdeling P&O ingeschakeld en indien nodig de bedrijfsarts (zie handboek). - Indien een ziekte plaatsvindt tijdens opgenomen verlofdagen, dan meldt de begeleider zich ook ziek. Het verlof wordt dan als ziekteverlof gerekend en gaat niet van de verlofuren af. Richtlijnen Als een pleegzorgbegeleider ziek is, dan belt deze het secretariaat om zich ziek te melden. Dit gebeurt direct op de eerste ziektedag (ook indien dit tijdens een verlof is). Als de afdelingsmanager aanwezig is, dan wordt de pleegzorgbegeleider doorverbonden om direct naar de ziekte te vragen. Het secretariaat geeft de ziekmelding door aan de afdeling P&O, zodat zij dit kunnen registreren bij de personeelsadministratie. Het secretariaat belt de afspraken van de pleegzorgbegeleider af, zoals deze in de Outlook agenda staan en eventueel telefonisch doorgegeven zijn. Wanneer de pleegzorgbegeleider beter is, dan wordt dit gemeld bij het secretariaat. Dit gebeurt direct op de eerste hersteldag. Het secretariaat meldt dit wederom bij de afdeling P&O, zodat dit wederom bij de personeelsadministratie geregistreerd kan worden.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

183

4.2

Teamaspecten

Doel Begeleiders pleegzorg functioneren altijd binnen een team van begeleiders pleegzorg. De verschillende zaken rondom het team worden hier beschreven. Uitgangspunten Een overzichtelijk geheel bieden van alle aspecten die bij het werken binnen een team komen kijken. Richtlijnen Het werken binnen het team van begeleiders pleegzorg start al bij het inwerken. Vandaar dat begonnen zal worden met het beschrijven van het inwerkplan (4.2.1). Binnen het team is ook plaats voor een stagiair. De stagbegeleiding (4.2.2.) wordt vervolgens beschreven. Het team is opgedeeld in diverse basisteams (4.2.3), waarvan onder andere het doel en de werkwijze uitgebreid beschreven zullen worden. Het team komt als geheel geregeld bij elkaar voor de teamvergadering (4.2.4). Iedere pleegzorgbegeleider heeft eens in de zoveel tijd bureaudienst (4.2.5). Er wordt aandacht besteed aan de taken en verantwoordelijkheden die hierbij horen. Tot slot wordt stilgestaan bij vervanging door het team bij afwezigheid onder het kopje ziekte en zwangerschapsvervanging (4.2.6).

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

184

4.2.1 Inwerkplan
Doel Het is van belang dat nieuwe medewerkers goed ingewerkt worden in de organisatie en het inhoudelijke werk van de begeleiders pleegzorg. Dit vindt plaats binnen het inwerken, waarbij het van belang is dat dit binnen de afdeling op een eenduidige wijze plaatsvindt. Dit inwerkplan biedt hier een leidraad in, waarin alle activiteiten worden beschreven die bij het inwerken komen kijken, inclusief de taakverdeling en verantwoordelijkheden. Daarnaast zijn er checklists toegevoegd. Uitgangspunten - Iedere nieuw in dienst tredende pleegzorgbegeleider krijgt een exemplaar van dit inwerkplan en een op zijn of haar situatie toegesneden inwerkschema. - Het persoonlijke inwerkschema wordt in principe door de afdelingsmanager opgesteld. In onderling overleg kan besloten worden hierin een rol te geven aan de gedragsdeskundige of collega pleegzorgbegeleider. - Iedere nieuwe pleegzorgbegeleider krijgt een collega pleegzorgbegeleider toegewezen voor de duur van de inwerkperiode. - Van het basisteam van de nieuwe pleegzorgbegeleider wordt verwacht dat zij waar nodig ondersteuning bieden in het inwerken van de nieuwe collega. - De afdelingsmanager is eindverantwoordelijk voor de gehele inwerkperiode. - De inwerkperiode beslaat in principe een half jaar. Hierna wordt verwacht dat de nieuwe pleegzorgbegeleider zelfstandig de dagelijkse taken uit kan voeren. Richtlijnen Gedurende de inwerkperiode zijn er afzonderlijke taken voor de afdelingsmanager, de gedragsdeskundige, de collega pleegzorgbegeleider en het afdelingssecretariaat. Afdelingsmanager De afdelingsmanager ontvangt de nieuwe pleegzorgbegeleider op de eerste werkdag en introduceert deze binnen het team, de afdeling en de andere afdelingen binnen het kantoorgebouw. In onderling overleg kunnen hiervan ook taken overgenomen worden door de gedragsdeskundige of collega pleegzorgbegeleider. Taken ter voorbereiding van de eerste werkdag - Toegankelijkheid van de computersystemen (TS-web, IJZA, e-mail, H:-schijf, V:-schijf met toegang tot teammap, enzovoorts). Hiervoor kan de afdelingsmanager contact opnemen met: P&O die dit regelt via de helpdesk. - Keyfop en eventueel sleutel van het fietsenhok. - Telefoonnummer. - Postvakje. Hiervoor kan contact opgenomen worden met: het afdelingssecretariaat. - Leesmap. Voor iedere nieuwe pleegzorgbegeleider wordt er een actuele leesmap samengesteld, waarin het volgende aanwezig is: algemeen infopakket pleegzorg (zoals voor kandidaat-pleegouders), het laatste werkplan en jaarverslag, een aantal recente exemplaren van Jeugd (z)Onder Dak en Mobiel, de Pleegouderband, videos over pleegzorg en het afdelingswerkboek. Gesprek eerste werkdag Op de eerste werkdag van de nieuwe pleegzorgbegeleider heeft de afdelingsmanager als eerste een gesprek, waarin het volgende aan de orde komt: - Uitleg over het inwerkplan en de inwerkperiode, waarin stilgestaan wordt bij: wie waarvoor verantwoordelijk is; wat er van de nieuwe pleegzorgbegeleider verwacht wordt; de duur van de inwerkperiode;
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 185

wanneer en hoe de evaluatie van de inwerkperiode plaatsvindt; hoe de beoordeling van de inwerkperiode vormgegeven wordt. Uitleg over de praktische zaken, waarbij stilgestaan wordt bij: De werkplek. o Kantoorgebouw. o Eigen werkplek. o Afspraken flexplekken. o Ladeblok. o Kantoorbenodigdheden. o Telefoonnummer en instructies. o Mobiele telefoon. o Plaats en werkwijze fax. o Gebruik computer (inloggen, e-mail, ts-web, IJZA). o Arbo-instructies (zitinstructie, hulpmiddelen, mogelijkheden afspraak arbodeskundige). o Gebruik en reserveren bezoekruimten. o Roken en rookbeleid. o Regels en afspraken gebruik parkeerplaats. o Gebruik en reserveren dienstfiets. o Declaratieformulier dienstreizen en overige kosten. o Visitekaartjes Werk- en rusttijden. o Verlof- en vakantieaanvragen. o Verplichte pauzes (30 minuten bij werkdagen > 5 uur). o Gebruik pantry. o Koffie, thee, soep en versnaperingen. o Gebruik gezamenlijke ruimtes. o Locatie toiletten. Avond- en overwerk. o Afspraken rond compensatie van extra uren. o Declaratiemogelijkheden. o Bereikbaarheid buiten kantoortijden. Openingstijden. o Openingtijden kantoorgebouw. o Openings- en sluitingsprocedure kantoorgebouw. o Keyfob. o Sleutels fietsenstalling. Bedrijfshulpverlening. o Calamiteiteninstructie. o Vluchtroutes en verzamelplaats. o Alarmnummers. o BHV-ers. o Plaats en werking brandblussers. o Plaats EHBO-trommel. Verzuim. o Ziek- en betermeldprocedure. o Arbodienst en bedrijfsarts. Gedragscodes. o Gedragscode FlexusJeugdplein. o Melding seksuele intimidatie. o Melding agressie en geweld. o Melding discriminatie. Huisregels. o CAO. o Afdelingswerkboek. o Handboek FlexusJeugdplein. Uitleg over de organisatie.
186

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

De structuur van de organisatie. o Organisatiestructuur FlexusJeugdplein. o Verschillende locaties. o Ondernemingsraad. o Afdelingen binnen FlexusJeugdplein. o Cluster Wonen en Opgroeien. o Afdeling Pleegzorg. o Pleegouderraad. De structuur van het team. o Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden o Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden o Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden o Basisteams (doel, samenstelling, vergaderingen, Zakelijke aspecten. o Reiskosten woon-werkverkeer. o Reiskosten dienstreizen. o Spaarloonregeling. o Ondernemingsraad.

afdelingsmanager. gedragsdeskundige. afdelingssecretariaat. vervanging, enz.).

Inwerken door de afdelingsmanager Naast het gesprek op de eerste werkdag blijft de afdelingsmanager betrokken bij het inwerken van de nieuwe pleegzorgbegeleider. In de eerste zes weken zal de afdelingsmanager wekelijks een gesprek met de nieuwe pleegzorgbegeleider hebben. In onderling overleg worden afspraken gemaakt gericht op werk- en persoonlijke begeleiding. Aan de orde komen: - Volgen van het inwerkproces (planning, compleetheid, wensen, bijzonderheden, enz.). - Vragen n.a.v. ervaringen, gelezen literatuur en/of de leesmap. - Opbouw van de caseload. - Het vinden van de eigen plaats binnen het team. - Het functioneren van het basisteam. - Samenwerkingsaspecten. - Taakverdeling afdelingsmanager en gedragsdeskundige. - Taken van het afdelingssecretariaat (uitleg over taken, formulieren, enz.). - Persoonlijke zaken. - Evaluatie van de inwerkperiode. Evaluatiemomenten en beoordeling Gedurende het eerste functiejaar van de nieuwe pleegzorgbegeleider vinden er drie beoordelingsgesprekken plaats. Deze vinden plaats in de eerste, zesde en elfde maand. In deze gesprekken wordt het functioneren van de nieuwe pleegzorgbegeleider besproken. Het eerste gesprek vindt plaats ter afronding van de proeftijd (eerste maand), waarin wordt besloten of de nieuwe pleegzorgbegeleider een aanstelling voor een jaar krijgt. In het derde gesprek wordt besloten of de pleegzorgbegeleider een aanstelling voor onbepaalde tijd krijgt. Gedragsdeskundige Ook de gedragsdeskundige heeft een aandeel in het inwerken van nieuwe begeleiders pleegzorg. Het is van belang dat er regelmatig overleg is tussen de afdelingsmanager en gedragsdeskundige over de taakverdeling en eventuele overlap in taken binnen het inwerkplan. Inwerken door de gedragsdeskundige De eerste zes weken heeft de gedragsdeskundige wekelijks een gesprek met de nieuwe pleegzorgbegeleider. De daaropvolgende zes weken zal dat eens per twee weken zijn en daarna in samenspraak tussen de GD-er en de nieuwe begeleider. De gesprekken zijn
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 187

gericht op inhoudelijke werkbegeleiding, wat individueel in deze gesprekken en groepsgewijs in het basisteam plaatsvindt. In de begeleiding komt aan de orde: - De methodiek van het werk. - Het opstellen van hulpverleningsplannen, pleegouderbegeleidingsplannen en andere verslagen en rapportages. - De houdingsaspecten van de pleegzorgbegeleider. - De Pleegzorgcriteria en implementatie hiervan in het dagelijks werk. - Het werken met zorgteams. - De samenwerking binnen het (basis)team (overdracht, vervanging en ondersteuning). - De samenwerking met anderen binnen FlexusJeugdplein. - De samenwerking met Bureau Jeugdzorg en eventueel andere organisatie. - Inhoud van de afzonderlijke inhoud van de caseload. - Evaluatie van de inwerkperiode. Mentor Iedere nieuwe pleegzorgbegeleider krijgt een mentor toegewezen voor de inwerkperiode. Deze mentor is een collega pleegzorgbegeleider uit het basisteam die minimaal een jaar ervaring heeft als pleegzorgbegeleider. De mentor functioneert als eerste aanspreekpunt en begeleider bij praktische en inhoudelijke vragen. Ook zal de mentor de nieuwe pleegzorgbegeleider meenemen naar huisbezoeken en andere afspraken en/of er zorg voor dragen dat dat bij andere collegas kan. Taak van de mentor is om de nieuwe pleegzorgbegeleider zoveel mogelijk wegwijs te maken in alle aspecten van het werk die niet in de gesprekken met de teamleider en/of de gedragsdeskundige aan de orde komen. In onderling overleg kan de mentor taken van de afdelingsmanager en/of gedragsdeskundige overnemen. Aan de orde kunnen komen: - De vergader- en overlegsituaties (teamvergaderingen, basisteamvergaderingen, werkbegeleiding, enz.). - De inhoud van het werk: begeleiding, netwerkscreening, enz. - Het voeren van begeleidingsgesprekken. - Het opstellen van pleegzorgcontracten, hulpverleningsplannen, pleegouderbegeleidingsplannen en andere verslagen en rapportages. - Het uitvoeren van de netwerkscreening. - Het gebruiken van de computer (toegang, enz.). - Het werken met IJZA (logboeken, CCT, enz.). - Relevante regelingen en procedures binnen het werk. - Het plannen van het werk en het beheren van de agenda. - De samenwerking met het secretariaat. - Het meelopen met collegas. - De plaats binnen het team. - De evaluatie van het inwerken. Afdelingssecretariaat Een medewerker van het afdelingssecretariaat zal de nieuwe medewerker informeren over de taken van en wijze waarop het secretariaat functioneert en samenwerkt met de begeleiders pleegzorg (gewoontes, verwachtingen, regels, afspraken, enz.). Verder komen aan de orde: - De administratieve procedures en het gebruik van diverse formulieren, zoals het opdrachtenformulier en mutatieformulier. - Het bijhouden en autoriseren van de agenda in Outlook. - Het gebruik van de telefoon en de mogelijkheden om door te verbinden. - Het gebruik van de dossiers en dossierkasten. - Het gebruik van de werk- en opbergbak. Kennismakingsprogramma voor nieuwe medewerkers
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 188

Vanuit de afdeling P&O wordt er drie tot vier keer per jaar een kennismakingsprogramma aangeboden aan nieuwe medewerkers om zich welkom en thuis te voelen in de organisatie. In dit programma worden zij op de hoogte gebracht van het totale aanbod en de visie van FlexusJeugdplein. Het programma duurt n dag en besteedt aandacht aan: - Raad van Bestuur (missie, visie en zorgaanbod). - Locatiebezoek met presentatie over aanwezige werksoort. - Presentatie van een team dat FlexusJeugdplein breed een belangrijke samenwerkingspartner kan zijn. - De ondernemingsraad. - Medewerkersvertrouwenspersoon. - Aanbod coaching, inter- en supervisie. - Arbeidsomstandigheden en ergonomie. - Clintenhelpdesk. - Helpdesk van het bedrijfsbureau. - Kwaliteit, Ontwikkeling en Innovatie door het stafbureau. - Fondsen- en sponsorwerving en de vriendenstichting. Aan het eind van de kennismakingsdag ontvangen de deelnemer een informatiemap, die als naslagwerk gebruik kan worden en het volgende bevat: - DVD FlexusJeugdplein (indien niet ontvangen bij het indiensttredingsgesprek). - Informatiewaaier van hulpaanbod (indien niet ontvangen bij het indiensttredingsgesprek). - Informatie van de ondersteunende afdelingen die aan bod zijn geweest.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

189

4.2.2 Stagebegeleiding
Doel In principe heeft iedere afdeling van FlexusJeugdplein (behalve gezinshuizen) een stagiair, tenzij de omstandigheden op de afdeling dit niet toelaten. Dat betekent dat er binnen de afdeling voor reguliere pleegzorg twee stageplaatsen zijn. FlexusJeugdplein streeft naar een optimaal leerproces voor de stagiair, met een optimale opbrengst voor de instelling. Uitgangspunten - Een stage duurt in principe n schooljaar (10 maanden) en is het liefst voor vier dagen per week. - Voor de functie van pleegzorgbegeleider worden stageplaatsen geboden aan studenten van de hbo-opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. Een enkele keer worden stageplaatsen geboden aan studenten van HBO-Pedagogiek. Deze studie sluit echter minder aan. Ditzelfde geldt voor de HBO-opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening. - Bij voorkeur worden stagiairs betrokken van de hogescholen uit de regio, maar ook studenten van buiten de regio kunnen in aanmerking komen. - Alle contacten tussen opleidingsinstituten en FlexusJeugdplein verlopen via P&O. - Het begeleiden van de stagiair is in principe een jaarlijks roulerende functie die n van de begeleiders pleegzorg een schooljaar lang op zich neemt. - De pleegzorgbegeleider die de stagebegeleiding uitvoert beschikt over een afgeronde hbo-opleiding en daarnaast minstens twee jaar ervaring als beroepskracht in de jeugdhulpverlening en minstens een jaar als pleegzorgbegeleider. - Naast de individuele begeleiding van de stagiair is het de bedoeling dat de stagiair met alle begeleiders pleegzorg binnen het team meeloopt in minimaal n zaak. Op die manier krijgt de stagiair de mogelijkheid om diverse manieren van werken te observeren en mee te nemen in het persoonlijke leerproces. - De stagiair is boventallig en draagt geen eindverantwoordelijkheid. Dat wil zeggen dat een stagiair nooit een eigen caseload krijgt. Indien de kennis, houding en vaardigheden van de stagiair het toelaten, dan kan in de laatste fase van de stage besloten worden de stagiair met enige zelfstandigheid taken uit te laten voeren. Dit gebeurt altijd in overleg met de stagebegeleider en afdelingsmanager. Richtlijnen Selectieprocedure 1. Studenten die genteresseerd zijn in een stageplaats bij de afdeling Pleegzorg van FlexusJeugdplein, kunnen een gemotiveerde sollicitatiebrief met curriculum Vitae sturen naar de afdeling P&O. N.B. Als brieven rechtstreeks naar de afdeling gestuurd worden, dan worden deze direct doorgestuurd naar de afdeling P&O. 2. P&O stuurt de brieven door naar de afdelingsmanager van de passende afdeling. 3. Binnen het team wordt besloten wie de stagebegeleiding op zich gaat nemen. 4. De afdelingsmanager geeft de sollicitatiebrieven, eventueel na een grove selectie, aan de pleegzorgbegeleider die de stagiair gaat begeleiden. 5. De pleegzorgbegeleider voert een briefselectie uit en nodigt de potentile stagiairs uit voor een selectiegesprek. Dit kan eventueel in overleg of gezamenlijk gaan met de toekomstige stagebegeleider uit het andere team. 6. De pleegzorgbegeleider voert een selectiegesprek met de potentile stagiairs. Belangrijke onderwerpen voor het selectiegesprek zijn: a. Zijn de doelstellingen van de student in overeenstemming met de doelstellingen van de afdeling pleegzorg en de discipline van de pleegzorgbegeleider? b. Zijn de doelstellingen van de opleiding van de student in overeenstemming met die van de afdeling pleegzorg en de discipline van de pleegzorg begeleider?
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 190

c. Hoe luidt de persoonlijke motivatie en hoe authentiek en legitiem is deze? d. Wat is de indruk met betrekking tot de persoonlijke geschiktheid van de student voor het werken in de jeugdhulpverlening? e. Welke specifieke opdrachten moet de student/stagiair vanuit de opleiding op de werkplek uitvoeren en is dit uitvoerbaar op de afdeling en binnen de discipline? 7. Indien bekend is welke stagiair wordt aangenomen, dan geeft de pleegzorgbegeleider dit door aan P&O. 8. P&O regelt een stagecontract, geheimhoudingsverklaring en Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). Tevens krijgt de stagiair de gedragscode van FlexusJeugdplein. - De VOG is bij voorkeur voor aanvang van de stage ingediend bij P&O, doch uiterlijk n maand na indiensttreding. Indien deze termijn wordt overschreden, wordt de stage beindigd. - De afdeling P&O geeft de stagiair een formulier ten behoeve van de aanvraag van een VOG. Hiermee gaat de stagiair naar de afdeling Burgerzaken van de gemeente waarin hij of zij woont. De kosten voor de VOG ( 30,-) kunnen bij de afdeling P&O worden gedeclareerd. Zakelijke aspecten 14. Stagiairs krijgen een stagevergoeding conform aan de CAO-Jeugdzorg. Dat wil zeggen dat zij 250,- bruto per maand krijgen voor een stage van 32 tot 36 uur per week. 15. De verlofrechten van stagiairs zijn conform de CAO-Jeugdzorg. Dit wil onder meer zeggen dat zij tijdens schoolvakanties gewoon stagelopen. 16. De stagiair kan gebruik maken van de collectie ziektekostenverzekering van FlexusJeugdplein. 17. In geval van ziekte meldt de stagiair dit zo snel mogelijk aan de stagebegeleider of aan het secretariaat. Afhankelijk van de eisen vanuit de onderwijsinstelling moet dit (op termijn) ook gemeld worden bij de stagedocent. Indien het ziekteverzuim het gestelde eindniveau van de stage bedreigd, dan kunnen de stagedocent en stagebegeleider in overleg de stageduur verlengen. Verantwoordelijkheden van de opleiding 18. De opleiding zorgt voor individuele begeleiding, tijdige evaluaties en het bewaken van de leerdoelen. 19. De begeleiding van de opleiding houdt zoveel als mogelijk rekening met de werksituatie van de stagiair wat betreft het maken van afspraken met de opleiding. 20. De opleiding heeft de eindverantwoordelijkheid voor het leerproces. Verantwoordelijkheden van FlexusJeugdplein 21. FlexusJeugdplein zorgt voor een vaste gekwalificeerde stagebegeleider. 22. FlexusJeugdplein verzorgt de introductie in de werksoort en in de organisatie. Dit is de taak van de stagebegeleider. Daarnaast organiseert P&O in september een kennismakingsdag voor alle aanwezige stagiairs. 23. FlexusJeugdplein biedt de gelegenheid om verplichte lessen te volgen en opdrachten te maken die vanuit de opleiding verwacht worden. 24. Indien de stage buiten de schuld van de stagiair dreigt te mislukken door een ongunstige situatie op de stageplek, zal FlexusJeugdplein haar uiterste best doen een vervangende stageplek te bieden. 25. Indien de situatie voor het volgen van de stage ongunstig wordt, kan de stage met argumenten omkleed voortijdig worden beindigd door de afdelingsmanager. Taken stagebegeleider De stagebegeleider is belast met de begeleiding van de stagiair bij de uitvoering van de taken en werkzaamheden. Hij of zij: - introduceert de stagiair binnen de instelling en binnen het team; - bespreekt en evalueert de werkplanning; - geeft structuur aan de inwerkperiode;
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 191

geeft feeback; verstrekt zo nodig taken en werkzaamheden; begeleidt de taakuitvoering (orintatie, planning, voortgangsbewaking); bespreekt en evalueert de persoonlijke leerdoelen van de stagiair; activeert en stimuleert een zelfstandige taakuitvoering; bespreekt gesignaleerde knelpunten; neemt deel aan de evaluatie- en beoordelingsgesprekken.

Eerste stagedag Voor de eerste stagedag van de stagiair moeten er een aantal praktische zaken voorbereid zijn. Het is de taak van de stagebegeleider om dit te regelen en op de eerste dag van de stage toe te lichten. Het gaat hierbij om: - Toegankelijkheid van de computersystemen (TS-web, IJZA, e-mail, H:-schijf, V:-schijf met toegang tot teammap, enzovoorts). Hiervoor kan de afdelingsmanager contact opnemen met: de helpdesk. - Keyfop en eventueel sleutel van het fietsenhok. Hiervoor kan contact opgenomen worden met: Saskia Knoop. - Telefoonnummer. Hiervoor kan contact opgenomen worden met: Saskia Knoop. - Postvakje. Hiervoor kan contact opgenomen worden met: het afdelingssecretariaat. - Kantoorartikelen. De stagiair kan zelfstandig via de receptie de nodige kantoorartikelen krijgen, zoals een agenda, pennen, notitieblokken en markeerstiften. - Leesmap. De stagiair kan zich de eerste dagen inlezen in een actuele leesmap. Het is aan de stagebegeleider om deze samen te stellen voor de stagiair. In de leesmap moet het volgende aanwezig zijn: algemeen infopakket pleegzorg (zoals voor kandidaat-pleegouders), het laatste werkplan en jaarverslag, een aantal recente exemplaren van Jeugd (z)Onder Dak en Mobiel, de Pleegouderband, videos over pleegzorg en het afdelingswerkboek. - Stage-caseload. Het verdient de voorkeur om ruim voor de start van de stage op het secretariaat een lijst op te hangen waarin alle begeleiders pleegzorg de pleeggezinnen vermelden waarin de stagiair mee zal lopen. Iedere pleegzorgbegeleider wordt vrij gelaten hier een gezin voor te selecteren, waarbij een inschatting gemaakt wordt dat de stagiair leerzame ervaringen binnen deze zaak op kan doen. Dit zal in de teamvergadering of via e-mail (regelmatig) onder de aandacht van de begeleiders pleegzorg gebracht moeten worden. Een goed gevulde stage-caseload geeft de stagiair de mogelijkheid zich vanaf het begin van de stage te verdiepen in de dossiers en direct in de praktijk mee te draaien door mee te gaan op huisbezoeken. - Rondleiding. De eerste dag zal de stagiair een rondleiding krijgen door het kantoor krijgen. De stagiair krijgt uitleg over de organisatie en de functie van de verschillende afdelingen. Daarnaast maakt de stagiair kennis met de directe collegas. - Zakelijke afspraken. De stagiair moet op de hoogte gesteld worden van werktijden, openingstijden van het kantoor, avondwerk en overwerk, dienstfiets, parkeerplaats, pauzes, gebruik pantry, roken, gebruik en reservering van bezoekersruimtes en andere gewoontes. De stagebegeleider zal dit bespreken. Begeleidingsgesprekken Voor een goede voortgang van de stage, dienen er begeleidingsgesprekken plaats te vinden. Deze worden gevoerd tussen de stagebegeleider en stagiair. Aan het begin van de stage zal dit eens in de week dienen te gebeuren, later kan dit uitgebouwd worden
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 192

naar eens in de veertien dagen. De stagiair kan gevraagd worden ter voorbereiding van deze gesprekken een agenda te hebben. De volgende items zijn hierbij te gebruiken: - Wat zijn de concrete werkzaamheden geweest sinds de vorige bijeenkomst? - Hoe en met welk resultaat zijn de leerdoelen aan de orde geweest? - Welke vorderingen en ontwikkelingen hebben zich voorgedaan? - Doen zich knelpunten of belemmeringen voor in het functioneren? - Waar wil ik de komende periode aandacht aan besteden? - Wat spreken we voor de volgende bijeenkomst af? Stageactiviteiten Alle stageactiviteiten hebben een opbouwend karakter, startend vanaf observeren en toelopend naar een zelfstandigheid in de uitvoering. - Pleeggezinnen begeleiden. De stagiair loopt mee met n of meer gezinnen van alle begeleiders pleegzorg van het team. Het begin kenmerkt zich door het meekijken met collegas en eindigt in het zelfstandig begeleidingsgesprekken voeren. Aan het eind van de stage wordt de stagiair in staat geacht om evaluatiegesprekken te voeren, waarbij EHVPs worden besproken en hulpverleningsdoelen worden geformuleerd. - Rapportage. De stagiair zal zich aan het begin van de stage richten op het bijhouden van de logboeken. Hierop zal de stagiair van de desbetreffende collega feedback op krijgen. Op den duur zal de stagiair in staat zijn om (evaluatie) hulpverleningsplannen en andere officile rapporten op te stellen. - Vergaderingen. De stagiair neemt actief deel aan de teamvergaderingen, met een passend inbreng. Indien er themateambijeenkomsten zijn, dan wordt van de stagiair verwacht minimaal n keer gedurende de stage een aandeel gehad te hebben in een themateam. De stagiair neemt deel aan het basisteam van de stagebegeleider. - Concrete en informatieve hulpverlening. De stagiair moet zich in de nodige veel voorkomende problematiek verdiepen (zoals hechtingsstoornissen, N.L.D. en ADHD). Daarnaast moet de stagiair ook op de hoogte zijn van de verschillende aspecten rond wet- en regelgeving. Hier moet de stagiair de kennis van kunnen overdragen op pleegouders.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

193

4.2.3 Basisteam
Doel Ieder team is onderverdeeld in meerdere basisteams. Basisteams bestaan uit begeleiders pleegzorg en zijn gericht op praktische en vooral inhoudelijke ondersteuning bij de uitvoer van de pleegzorgbegeleiding (intervisie). Daarnaast vervangen basisteamleden elkaar bij afwezigheid. Uitgangspunten - Besluitvorming binnen de begeleiding rondom pleeggezinnen (zoals beoordelingen naar aanleiding van netwerkscreeningen) worden zoveel als mogelijk in overleg met het basisteam genomen. - Een basisteam bestaat uit minimaal drie en maximaal zeven begeleiders pleegzorg. - Het basisteam komt eens in de twee weken bij elkaar voor een vergadering van twee uur. - De gedragsdeskundige zit de basisteamvergaderingen voor. - Basisteamleden stemmen hun verloven en vakanties op elkaar af, zodat zij elkaar bij afwezigheid kunnen vervangen. In principe wordt verwacht dat er altijd n lid van het basisteam werkt, ook in vakantieperiodes. Richtlijnen De belangrijkste taken van een basisteam zijn onder te verdelen in de basisteamvergadering, samenwerking en vervanging. Basisteamvergadering Binnen de basisteamvergadering is ruimte voor intervisie. In gezamenlijk overleg kunnen problemen en klachten zorgvuldig geanalyseerd worden en hier een passend advies bij gegeven worden met betrekking tot de pleegzorg begeleiding. Zaken kunnen ingebracht worden in het basisteam met bij voorkeur zo concreet mogelijke vragen. Vragen die ingebracht kunnen worden zijn: - procedurele vragen (bv. Hoe moet ik een aanmelding doen?); - inhoudelijke vragen (bv. Waar komt dit gedrag uit voort); - handelingsvragen (bv. Hoe moet ik in deze situatie handelen?); - houdingsvragen (bv. Hoe moet ik mij opstellen in deze zaak?). Voorbereiding Iedere vergadering brengt een ander lid van het basisteam een casus schriftelijk in. Hiervoor wordt door de gedragsdeskundige een rooster opgesteld voor zes weken, zodat ieder basisteamlid een gelijkwaardig aantal keren aan de beurt komt. Wanneer een pleegzorgbegeleider ergens tegenaan loopt of de gedragsdeskundige met een specifieke methodiek wil oefenen, dan kan van het rooster afgeweken worden. De schriftelijke inbreng wordt voorbereid middels het inbrengformulier basisteams (zie 7.12.1). Deze wordt een aantal dagen van tevoren ingevuld op de mail verstuurd naar alle leden van het basisteam en de gedragsdeskundige. Iedereen wordt geacht deze inbreng te lezen en voor te bereiden voor de start van de vergadering. De gedragsdeskundige stelt een agenda voor de komende basisteamvergadering op en mailt deze voorafgaand aan de basisteamvergadering naar de basisteamleden. Inbrengformulier Het inbrengformulier basisteams (zie 7.12.1) geeft structuur aan de schriftelijke inbreng. Hierin wordt achtergrond informatie over de zaak gegeven en tevens zo concreet als mogelijk beschreven waar de pleegzorgbegeleider tegenaan loopt en wat de verwachting van de basisteamleden zijn.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 194

Inbreng hoeft niet per definitie over vragen of problemen te gaan. Ook is het wenselijk om stil te staan bij een zaak die goed gelopen is of waar je goed gehandeld hebt. In deze zaken wordt gezamenlijk geanalyseerd wat precies goed is gegaan en welke factoren daarbij hebben geholpen. Het helpt om de andere basisteamleden duidelijke informatie te geven ter voorbereiding op een te bespreken zaak. Zo krijgen de basisteamleden de kans om vooraf vragen ter verduidelijking te bedenken en waar mogelijk gedachtes te ontwikkelen rond oorzaken, handelingswijzen en oplossingen. Voordeel van het werken met het inbrengformulier is dat er in de basisteamvergadering efficinter gewerkt kan worden. Er hoeft geen aandacht meer besteed te worden aan de achtergrondinformatie en kan direct gestart worden met het verhelderen van het probleem. Het inbrengformulier beslaat zon n tot anderhalve pagina. Inhoud De door de gedragsdeskundige opgestelde en vooraf verzonden agenda voor de basisteamvergadering wordt bij aanvang van de vergadering doorgenomen. Over het algemeen zal de structuur van de inhoud van de basisteamvergaderingen als volgt zijn.
Tijd 15 minuten 10 minuten 45 minuten 40 minuten 10 minuten Onderwerp Rondje Terugkoppeling Uitgebreide casus Overige inbreng Afsluiting en evaluatie Inhoud - Hoe gaat het met iedereen? - Inventariseren inbreng. - Terugkoppeling vorige vergadering. - Verheldering inbrengformulier. - Verdieping met behulp van methodische hulpmiddelen (zoals beoordelingsboog, triades of genogram). - Korte inbreng overige casussen, eventueel aan de hand van de incidentmethode. - Afspraken voor de volgende vergadering.

Aan het begin van elke vergadering zal een rondje worden gemaakt waarin wordt gevraagd hoe het de afgelopen tijd gegaan is met iedereen. Hierbij kunnen zowel persoonlijke als zakelijk dingen worden besproken. Ook zal er een inventarisatie worden gemaakt van de casussen en zaken die besproken moeten worden. Hierna wordt er een terugkoppeling gemaakt naar zaken uit de vorige vergadering. Hier wordt besproken hoe bepaalde dingen zijn vervolgd of afgelopen en hoe behulpzaam de adviezen uit het basisteam hierbij zijn geweest. Elke vergadering wordt er n casus uitgebreider besproken. Dit kan plaatsvinden op verzoek van een pleegzorgbegeleider, die tegen een lastige situatie aanloopt, of op verzoek van de gedragsdeskundige, die met een methodiek wil gaan oefenen. Wanneer geen van deze zaken aan de orde is, dan wordt een rooster gevolgd. Ten behoeve van de uitgebreide casus wordt het inbrengformulier basisteams (zie 7.12.2) met een korte situatieschets en werkvraag gemaild naar alle leden. Er kan hier tevens gewerkt worden met de incidentmethode, maar er wordt ook geoefend met de diverse onderwerpen van de training van Joep Choy: de beoordelingsboog, genogram, triades, soorten gezinnen, relatiekaart, vraagtechnieken en dergelijke. Bij de bespreking van de overige inbreng zal gekeken worden of er sprake is van een (korte) vraag, update of uitleg of een ingewikkelde situatie (met knelpunten) die besproken dient te worden aan de hand van de incidentmethode. Dit hangt af van de agenda voor die dag, de tijd die over is en de voorkeur van de leden van het basisteam. Tevens kan ervoor worden gekozen door het basisteam om de tijd te gebruiken om wat dieper in te gaan op het eigen functioneren van de begeleiders pleegzorg. Hiervoor
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 195

worden het Competentiespel, het Reflectiemodel / Piramide Van Beetsen en het teamspel gebruikt. In onderling overleg wordt bepaald wat op dat moment nuttig is. Aan het eind van elke vergadering zal een korte afsluiting plaatsvinden met een reflectie op de afgelopen vergadering. Hierbij wordt stilgestaan bij wat iedereen van de vergadering vond; wat er goed ging; wat de volgende keer anders kan; enz. Tevens worden er afspraken gemaakt voor de volgende agenda rond de schriftelijke inbreng en de agenda. Verwachtingen Basisteamvergaderingen zijn in principe verplicht voor alle basisteamleden. Er wordt verwacht dat iedereen elke vergadering aanwezig is. Met goede reden kan van tevoren worden afgemeld bij de gedragsdeskundige. De vergadering gaat door vanaf twee aanwezige basisteamleden. Van alle basisteamleden wordt daarnaast verwacht dat zij op tijd aanwezig zijn, zodat de basisteamvergadering ook op tijd kan beginnen. Indien een basisteamlid verlaat is, laat hij dit zo spoedig mogelijk weten aan de gedragsdeskundige. Voorafgaand aan de basisteamvergadering wordt er met elkaar gezorgd voor het opstellen van de tafels en het halen van koffie, thee of andere versnaperingen. Na afloop wordt dit ook gezamenlijk weer opgeruimd. De houding die van de basisteamleden wordt verwacht, is een open en genteresseerde houding. Deze kan worden getoond door middel van vragen stellen, meedenken en begrip tonen voor elkaar. Er wordt verwacht dat de basisteamleden met vertrouwen en respect met elkaar omgaan, waarbij iedereen zich kan uiten en veilig kan voelen zonder zich veroordeeld te voelen. Persoonlijke zaken die tijdens het basisteam in vertrouwen verteld worden, dienen ook binnen het basisteam te blijven. Er wordt verwacht dat de basisteamleden in staat en bereid zijn elkaar inzicht te verschaffen in het eigen handelen en dit ter discussie te stelen. Gezamenlijk wordt beoordeeld of de geboden hulp voldoende is en voldoende aansluit bij de behoeftes van de clint. Adviezen worden zo goed als mogelijk afgestemd op de betreffende begeleider (wat bij de n werkt, hoeft bij de ander niet te werken). Evaluatie Eens per jaar vindt er een evaluatie plaats van de basisteams. De gedragsdeskundige neemt hiertoe het initiatief door de begeleiders pleegzorg uit te nodigen het Evaluatieformulier Basisteams (zie 7.12.2) in te vullen. In een door de gedragsdeskundige bepaalde vergadering wordt de evaluatie ingepland. Er wordt dan naar aanleiding van de evaluatieformulieren besproken waarin wordt besproken waar behoefte naar bestaat binnen het basisteam en waar tevredenheid over bestaat. Logboeken Adviezen die binnen de basisteamvergadering gegeven worden dienen door de pleegzorgbegeleider verwerkt te worden in het logboek. Op die manier wordt de afgesproken lijn van de begeleiding schriftelijk vastgelegd en zijn gemaakte afspraken goed te evalueren. Tevens biedt dit de mogelijkheid bij (onverhoopte) vervanging om de lijn van de hulpverlening op te pakken. Samenwerking Wanneer de begeleiding aan een specifiek pleeggezin hierom vraagt, dan kan de hulp van een basisteamlid ingezet worden. Wanneer er bijvoorbeeld een moeilijk gesprek gevoerd moet worden of twijfels bestaan bij de beoordeling van een netwerkscreening, dan kan de pleegzorgbegeleider een beroep doen op de basisteamleden. In eerste instantie zullen de basisteamleden op de achtergrond advies geven, binnen de basisteamvergaderingen of door gezamenlijk een gesprek voor te bereiden. Wanneer dit
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 196

niet voldoende is, dan kan afgesproken worden dat een basisteamlid deelneemt aan een gesprek met het pleeggezin of op andere wijze. Deze samenwerking moet goed voorbereid worden, zodat duidelijkheid bestaat over de taakverdeling en verantwoordelijkheden. Dit gebeurt bij voorkeur in overleg met de gedragsdeskundige. Vervanging Zoals reeds beschreven, wordt van de basisteamleden verwacht dat zij elkaar vervangen bij afwezigheid. Dit geldt voor alle soorten van afwezigheid, dus zowel kort- als langdurende afwezigheid en zowel voorbereide en plotselinge afwezigheid. Het kan voorkomen dat een pleegzorgbegeleider tijdelijk niet bereikbaar is, omdat deze een vrije dag of afspraak heeft. Wanneer contact met een clint, pleeggezin, BJZ-werker of andere betrokkene niet kan wachten tot de begeleider weer beschikbaar is, dan wordt van de basisteamleden verwacht deze zaak op te pakken. Indien nodig kan met de gedragsdeskundige en/of afdelingsmanager plaatsvinden om te bepalen welke handelingswijze wenselijk is. Ook wanneer een pleegzorgbegeleider voor langere tijd afwezig is, dan wordt verwacht dat het basisteam indien nodig vervangt in zaken. Wanneer mogelijk draagt de pleegzorgbegeleider zorg voor een schriftelijke overdracht van zaken. In onderling overleg met het basisteam wordt dit naar ieder (basis)teamlid verzonden, uitgedraaid in het postvakje gelegd en/of op andere wijze beschikbaar gesteld. Dit is mogelijk bijvoorbeeld bij een vakantie, maar bij onverwachtse ziekte is dit niet het geval. In dergelijke gevallen zullen de basisteamleden moeten handelen naar eigen inzicht, waarbij gebruik gemaakt kan worden van logboeken, de gedragsdeskundige en/of afdelingsmanager. Indien de afwezigheid van de pleegzorgbegeleider langer duurt dan voorzien en actie in een zaak vereist is, dan kan de afdelingsmanager van (n van) de basisteamleden vragen een zaak actief (tijdelijk) waar of over te nemen. Dit gebeurt zoveel als mogelijk in onderling overleg. Er wordt van de basisteamleden verwacht open te staan voor deze mogelijkheid, welke alleen in nood ingezet zal worden.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

197

4.2.4 Teamvergadering
Doel Het gehele team komt met regelmaat samen voor een teamvergadering. Hierin wordt niet stilgestaan bij zaakinhoudelijke aspecten, maar bij inhoud overstijgende aspecten. Hierbij moet gedacht worden aan ontwikkelingen en beslissingen op instellings-, regio-, landelijk en politiek niveau. Uitgangspunten - De teamvergadering is de plaats waarin koppelingen tussen het management- en uitvoerende niveau gemaakt worden. - Alle beslissingen en andere zaken die op instellings-, afdelings- en/of teamniveau besproken dienen te worden, komen in de teamvergadering aan de orde. Richtlijnen Frequentie en duur Er vindt iedere twee weken een teamvergadering plaats. Indien gewenst kan hier in specifieke situaties, zoals vakanties, van afgeweken worden. In principe wordt er 1,5 uur uitgetrokken voor een teamvergadering. Wanneer er vooraf verwacht wordt dat de agenda niet binnen deze tijdsduur past, dan wordt dit tijdig aan de teamleden medegedeeld, zodat zij hier rekening mee kunnen houden. Locatie De teamvergadering vindt in principe plaats in een vergaderruimte op kantoor. Het is de taak van de afdelingsmanager om deze ruimte voor alle vergaderingen te reserveren. Rolverdeling en taken De afdelingsmanager zit de teamvergadering voor en bepaalt de inhoud en structuur van de vergadering. Zo opent de afdelingsmanager de vergadering; stelt de agenda vast; leidt de onderwerpen in, stuurt de discussie aan en rondt het onderwerp af; bewaakt de tijd; sluit de vergadering af; en koppelt de noodzakelijke punten terug of door naar de afgesproken derden (management, andere afdelingsmanager, enz.). Een secretaresse is aanwezig als notulist. Ter goedkeuring wordt de notulen na de vergadering naar de afdelingsmanager verzonden. Deze kan om correcties van eventuele fouten vragen. De door de afdelingsmanager goedgekeurde notulen wordt verzonden naar alle leden van het team en de afdelingsmanager van het andere team. Van alle teamleden wordt verwacht dat zij aanwezig zijn tijdens de teamvergadering en zich hierbij inzetten. Met een goede reden kunnen de teamleden zich bij de afdelingsmanager afmelden. Het is van belang dat alle teamleden op tijd aanwezig zijn. Wanneer een teamlid (onverhoopt) verlaat is, dan laat deze dit zo spoedig mogelijk weten aan de afdelingsmanager (eventueel via het teamsecretariaat). Van alle deelnemers aan de teamvergadering wordt een genteresseerde en open houding verwacht. Het is van belang dat er met respect met elkaar omgegaan wordt, zodat iedereen de vrijheid voelt om zaken in te brengen en te bespreken. Voorbereiding Ter voorbereiding wordt door de afdelingsmanager een agenda opgesteld waarin de onderwerpen vermeld staan, welke in de teamvergadering aan de orde komen. Het teamsecretariaat draagt er zorg voor dat alle teamleden worden voorzien van de agenda met eventuele bijlagen, zoals de notulen van de afgelopen vergadering.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 198

Van alle teamleden wordt verwacht dat zij de agenda, de notulen van de vorige vergadering en de onderwerpen op de agenda (eventueel middels de bij de notulen gevoegde bijlagen) voorbereiden. Inhoud Tijdens de teamvergadering komen een aantal zaken standaard aan de orde en is daarnaast ruimte voor actuele onderwerpen. Hierbij kunnen eventuele deskundigen, managers of andere betrokkenen uitgenodigd worden om onderwerpen extra toe te lichten. In principe is de structuur van de vergadering als volgt: 1. Welkom en opening. 2. Notulen van de vorige vergadering. 3. Mededelingen van de organisatie. 4. Ingekomen stukken. 5. Actuele onderwerpen. 6. Rondvraag. 7. Afsluiting. Overige teambijeenkomsten Naast de teamvergaderingen komt het team ook bij elkaar voor verdieping van specifieke onderwerpen. Binnen het team kan ontdekt worden dat n thema voor het hele team actueel is. Hierbij kan gedacht worden aan (nieuwe) externe hulpverleningsmogelijkheden, zoals KOPP-groepen; (nieuwe) theoretische inzichten op het gebied van pleegzorg, hulpverlening, pedagogiek, enz.; (nieuwe) methodieken; wijzigingen in wet- en regelgeving; samenwerking met andere hulpverleningsinstellingen, enz. Afhankelijk van het type onderwerp kan besloten worden hier een themateamvergadering of themabijeenkomst aan te weiden. Themateamvergadering Bij een themateamvergadering wordt een specifiek onderwerp door n of meerdere begeleiders pleegzorg uitgediept en voorbereid. Tijdens of aansluitend op de teamvergadering wordt met het gehele team uitgebreid stilgestaan bij dit onderwerp. Dit kan gebeuren door een presentatie van de betreffende begeleiders pleegzorg, maar zij kunnen ook deskundigen op het betreffende gebied hiervoor uitnodigen. Ook kan er een discussie centraal gezet worden. Op die manier krijgt het gehele team plenair de mogelijkheid om een specifiek thema Themabijeenkomsten Naast de themateamvergaderingen kunnen relevante onderwerpen ook middels themabijeenkomsten uitgediept en toegelicht worden. Dit zijn vaak de wat complexere onderwerpen, die de hele afdeling aangaan. Themabijeenkomsten worden voorbereid en uitgevoerd door de gedragsdeskundige(n). Per jaar wordt door de gedragsdeskundigen een programma opgesteld, waarvan de begeleiders pleegzorg op de hoogte worden gesteld. Aangezien alle begeleiders pleegzorg van de afdeling pleegzorg hierbij welkom zijn, wordt er doorgaans gebruik gemaakt van inschrijvingen voor bepaalde themas. Het programma, de inschrijfregels en de verwachtingen (bv. aantal bij te wonen bijeenkomsten op jaarbasis) worden hierbij jaarlijks toegelicht.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

199

4.2.5 Bureaudienst
Doel Begeleiders pleegzorg zijn niet op ieder moment beschikbaar voor de pleeggezinnen die zij begeleiden en de overige betrokkenen. Wegens bijvoorbeeld een gesprek, een huisbezoek of een vakantie kan deze niet bereikbaar zijn. Dringende vragen die niet kunnen wachten op de terugkomst van de pleegzorgbegeleider of de BJZ-werker, worden door het basisteam opgevangen. Indien er geen basisteamleden beschikbaar zijn, dan wordt de bureaudienst ingeschakeld. De pleegzorgbegeleider met bureaudienst heeft als taak om degene met de dringende zaak te woord te staan en indien nodig en mogelijk dit verder op te pakken. Uitgangspunten - In principe is de pleegzorgbegeleider het eerste aanspreekpunt voor een pleeggezin en overige betrokkenen bij een zaak. - Indien noodzakelijk wordt de pleegzorgbegeleider in eerste instantie vervangen door de basisteamleden en wanneer deze niet beschikbaar zijn door de bureaudienst. - Iedere pleegzorgbegeleider heeft eens in de zoveel tijd bureaudienst. - De bureaudienst duurt van 13 tot 17 uur. Richtlijnen Rooster Het secretariaat maakt ieder half jaar een rooster waarop de begeleiders pleegzorg kunnen intekenen voor een bureaudienst. Gemiddeld komt iedere pleegzorgbegeleider drie tot vier keer per half jaar aan de beurt. Indien begeleiders pleegzorg niet of te laat intekenen op het rooster, dan worden zij door het secretariaat ingedeeld. Indien een pleegzorgbegeleider onvoorzien niet (geheel) de bureaudienst kan uitvoeren, dan is het de taak van de betreffende pleegzorgbegeleider om vervanging te regelen. Dit moet doorgegeven worden aan het teamsecretariaat en indien het pas op de dag zelf geregeld wordt ook aan de receptie. Bereikbaarheid De belangrijkste taak van de bureaudienst is bereikbaar zijn. Dat wil zeggen dat er van de pleegzorgbegeleider met bureaudienst wordt verwacht dat deze van 13 tot 17 uur op kantoor aanwezig en telefonisch bereikbaar is. Wanneer er een beroep op de bureaudienst wordt gedaan, dan heeft de pleegzorgbegeleider tot taak de betreffende persoon zo goed mogelijk te woord en te dienst te staan. Dat wat er in het kader van de bureaudienst wordt gedaan is compleet afhankelijk van de context en inhoud van de vraag. Vaak gebeurt dit in overleg met de gedragsdeskundige en/of afdelingsmanager. Rapportage Indien er in het kader van de bureaudienst contact is geweest rondom een pleegkind of gezin, dan wordt dit door de pleegzorgbegeleider met de bureaudienst geregistreerd in het logboek van het pleegkind en/of gezin (afhankelijk van de inhoud van het contact). Het verdient de aanbeveling om de pleegzorgbegeleider hierop te wijzen, door bijvoorbeeld een e-mail te sturen. Overige taken Naast het bereikbaar zijn van de pleegzorgbegeleider met bureaudienst, heeft de bureaudienst een aantal andere taken.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

200

Thee Naast de formele taken van de bureaudienst heeft de pleegzorgbegeleider met bureaudienst een informele taak. Om 3 uur wordt er met de afdeling pleegzorg thee gedronken in de huiskamer. De onderlinge informele afspraak hierbij is dat de bureaudienst er zorg voor draagt dat er thee met wat lekkers klaarstaat. Afsluiten De bureaudienst heeft als taak om aan het eind van de dag de afdeling te controleren. Dat wil zeggen dat de bureaudienst op de hele verdiepen controleert of de verwarmingen uit staan, de ramen dicht zijn, enz. Bij het afdelingssecretariaat doet de pleegzorgbegeleider met de bureaudienst alle dossierkasten op slot. Deze worden s ochtends weer door de secretaresses open gedaan.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

201

4.2.6 Ziekte en zwangerschapsvervanging


Doel Als een pleegzorgbegeleider langere tijd afwezig is, dan kan vervanging noodzakelijk zijn. Het doel hiervan is om de begeleiding aan de pleeggezinnen en hierbij betrokken mensen te continueren. Uitgangspunten - Wanneer de afwezigheid van de pleegzorgbegeleider kortdurend is, dan is het basisteam verantwoordelijk voor vervanging. Indien de pleegzorgbegeleider langdurig afwezig blijft, dan wordt structurele vervanging georganiseerd. - De afdelingsmanager beslist hoe de ziekte of zwangerschapsvervanging wordt geregeld. - De afdelingsmanager overlegt met de verzuimcordinator (Ellen van der Wel) hoe de zakelijke aspecten richting de instelling vormgegeven worden. - Voor verdere informatie wordt verwezen naar het handboek en de CAO. Richtlijnen Er zijn diverse mogelijkheden met betrekking tot de ziekte en zwangerschapsvervanging. Mogelijke opties voor vervanging zijn: a. Een pleegzorgbegeleider aannemen met een tijdelijk contract ten behoeve van de vervanging en dus voor de duur van de afwezigheid. b. Verdeling van de zaken onder het (basis)team, waarbij het mogelijk is om een actieve rol te spelen of juist meer op de achtergrond te functioneren. Voorbeelden van handelen zijn: De vervangende begeleiders pleegzorg zoeken contact met de pleeggezinnen en BJZ-werkers en maken afspraken over hun rol en activiteiten ten tijde van de vervanging. Het secretariaat stuurt de pleeggezinnen en BJZ-werkers een brief waarin zij de naam en het telefoonnummer van de vervanger als contactpersoon krijgen. Zij worden uitgenodigd contact te zoeken indien daar noodzaak toe bestaat.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

202

4.3

Afdelingsmanager

Doel Ieder team wordt aangestuurd door een afdelingsmanager. Deze heeft taken zowel richting het gehele team als richting de individuele begeleiders pleegzorg. Hier wordt een algemeen beeld geschetst van de taken en verantwoordelijkheden van de afdelingsmanager richting de begeleiders pleegzorg. Uitgangspunten - De afdelingsmanager is verantwoordelijk richting het hele team voor de koppeling tussen het uitvoerende werk en het management. - De afdelingsmanager begeleid de begeleiders pleegzorg op zakelijk en persoonlijk gebied. Richtlijnen Taken en verantwoordelijkheden gehele team - De afdelingsmanager is voor het gehele team het aanspreekpunt met betrekking tot samenwerkings- en instellingsaspecten. Hierbij kan gedacht worden aan samenwerking binnen het (basis)team en samenwerking met Bureau Jeugdzorg. De afdelingsmanager zit de teamvergaderingen voor. In de teamvergaderingen voorziet de afdelingsmanager de teamleden van informatie vanuit de organisatie (managementniveau). De reacties of andere punten vanuit het team koppelt de afdelingsmanager vervolgens terug richting de managementlagen. - De afdelingsmanager draagt er zorg voor dat het team op capaciteit draait. De afdelingsmanager heeft dus de taak om iedereen te voorzien van zaken voor (de opbouw naar) een volledige caseload. - Bij (langdurige) afwezigheid van teamleden neemt de afdelingsmanager beslissingen hoe de vervanging wordt vormgegeven. - De afdelingsmanager heeft een centrale rol binnen sollicitatieprocedures voor begeleiders pleegzorg. De afdelingsmanager krijgt hiervoor sollicitatiebrieven van de afdeling P&O en nodigt op grond van een eerste grove schifting sollicitanten uit voor een gesprek. De afdelingsmanager stelt een sollicitatiecommissie samen (afdelingsmanager, gedragsdeskundige en pleegzorgbegeleider). Op grond van de sollicitatiegesprekken met de sollicitatiecommissie beslist de afdelingsmanager over de mogelijke aanstelling en stelt de sollicitant hiervan op de hoogte. Taken en verantwoordelijkheden individuele begeleiders pleegzorg - De afdelingsmanager houdt jaarlijks een evaluatiegesprek met een pleegzorgbegeleider. Het eerste jaar na aanstelling is dit een beoordelingsgesprek en het jaar daarop een functioneringsgesprek. De cyclus blijft de rest van het dienstverband bestaan. Van de evaluatiegesprekken maakt de afdelingsmanager een verslag, welke ter ondertekening aan de pleegzorgbegeleider wordt aangeboden. Deze wordt in het personeelsdossier bij de afdeling P&O opgenomen. - Iedere pleegzorgbegeleider heeft gemiddeld eens in de zes weken een gesprek met de afdelingsmanager. Hierin staat het algeheel functioneren van de begeleider centraal. Het kan her zowel gaan om zakelijke (caseload, samenwerking, enzovoorts) als om priv aangelegenheden. - Zaken welke om het oordeel of de goedkeuring van de afdelingsmanager vrage, worden zoveel als mogelijk in het zeswekelijkse gesprek meegenomen. Indien hier niet op gewacht kan worden, dan is de afdelingsmanager ook buiten deze gespreksmomenten beschikbaar voor de begeleiders pleegzorg. In onderling overleg kan een korte termijn afspraak gemaakt worden. - Indien nodig kan de afdelingsmanager vanuit zijn positie ook binnen zaken van begeleiders pleegzorg actie ondernemen. Hierbij kan gedacht worden aan contact
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 203

met Bureau Jeugdzorg of een pleeggezin indien er bijvoorbeeld sprake is van een conflict. Veel van de verslagen die geschreven worden door de begeleiders pleegzorg worden ondertekend door de afdelingsmanager. De pleegzorgbegeleider doet de definitieve versie van het verslag in het postvak van de afdelingsmanager en zal het bij goedkeuring ondertekend terugkrijgen in het eigen postvak. Bij bijzonderheden zal de afdelingsmanager contact opnemen met de pleegzorgbegeleider. Indien er sprake is van langdurige afwezigheid van een pleegzorgbegeleider, dan houdt de afdelingsmanager met regelmaat contact met deze begeleider en maakt afspraken over de terugkomst. Hierover houdt de afdelingsmanager contact met de verzuimcordinator van de afdeling P&O.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

204

4.4

Gedragsdeskundige

Doel Ieder team wordt begeleid door een gedragsdeskundige. Deze heeft taken richting het basisteam en richting de individuele begeleiders pleegzorg. Hier wordt een algemeen beeld geschetst van de taken en verantwoordelijkheden van de gedragsdeskundigen richting de begeleiders pleegzorg. Uitgangspunten De gedragsdeskundige is verantwoordelijk voor de werkinhoudelijke begeleiding en ondersteuning van de begeleiders pleegzorg. Richtlijnen Taken en verantwoordelijkheden gehele team - De gedragsdeskundige heeft een signalerende functie. Indien specifieke themas bij meerdere begeleiders pleegzorg spelen, dan neemt de gedragsdeskundige hier actie op. Hierbij kan gedacht worden aan het onder de aandacht brengen van het thema bij de afdelingsmanager of het organiseren van een themabijeenkomst. - De gedragsdeskundige organiseren met enige regelmaat themabijeenkomsten (ook los van eventueel gesignaleerde themas). Dit zijn bijeenkomsten waarin de gedragsdeskundige op grond van relevante wetenschappelijk en empirische (nieuwe) bevindingen een thema uitdiepen en toelichten. Alle begeleiders pleegzorg van de hele afdeling kunnen zich hiervoor aanmelden via een rooster wat door de gedragsdeskundige opgesteld wordt. Taken en verantwoordelijkheden basisteam - De gedragsdeskundige stelt de basisteams in overleg met de afdelingsmanager samen. - De gedragsdeskundige regelt de faciliteiten voor basisteamvergaderingen, door bijvoorbeeld vergaderruimtes te reserveren. - De gedragsdeskundige zit basisteamvergaderingen voor en stelt hiervoor ook de agenda vast. - De gedragsdeskundige heeft ook een inhoudelijk aandeel in de basisteamvergaderingen door kennis en ervaring aan te dragen met betrekking ingebrachte zaken. Taken en verantwoordelijkheden individuele begeleiders pleegzorg - Iedere pleegzorgbegeleider heeft gemiddeld eens per zes weken een begeleidingsgesprek met de gedragsdeskundige. Hierin wordt (een deel van) de caseload besproken. Indien hier niet op gewacht kan worden, dan is de afdelingsmanager ook buiten deze gespreksmomenten beschikbaar voor de begeleiders pleegzorg. In onderling overleg kan een korte termijn afspraak gemaakt worden. - De gedragsdeskundige leest alle concepten van officile verslagen van de begeleiders pleegzorg en voorziet deze van feedback. In onderling overleg kan afgesproken worden of deze uitwisseling digitaal (via email) of regulier (via postvak) gebeurt.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

205

4.5

Secretariaat

Doel De begeleiders pleegzorg worden ondersteund door het secretariaat. Binnen het afdelingssecretariaat wordt samengewerkt met de twee teamsecretariaten. De taken van het secretariaat zijn vooral gericht op het faciliteren van de taken van de begeleiders pleegzorg middels administratieve ondersteuning. Uitgangspunten De begeleiders pleegzorg maken zoveel als mogelijk gebruik van gestandaardiseerde formulieren en werkwijzen om de ondersteuning van het secretariaat in te zetten. Richtlijnen Bereikbaarheid Het secretariaat is de eerste toegangspoort voor de afdeling Pleegzorg. Alle telefoontjes komen via de centrale receptie van FlexusJeugdplein bij het secretariaat. Indien mogelijk verbinden zij door naar de gevraagde persoon en anders staan zij de persoon zelf te woord. Post Binnengekomen post wordt door het secretariaat verspreid in de postvakken. Dit omvat persoonlijk geadresseerde post en algemene post, zoals de Mobiel en de Jeugd (z)Onder Dak. Teamvergaderingen Voorafgaand aan de teamvergadering verspreidt het secretariaat de agenda inclusief eventuele bijlagen. Tijdens de teamvergadering maakt een secretaresse een notulen en verstuurt deze na goedkeuring van de afdelingsmanager naar de begeleiders pleegzorg. Rapportage Het secretariaat maakt officile documenten van de begeleiders pleegzorg definitief. Hiervoor gebruikt de pleegzorgbegeleider het formulier Opdrachten secretariaat (zie 7.4.1), welke in de werkbak gedaan kan worden. Het secretariaat haalt de spelfouten eruit, drukt het op officieel briefpapier af en registreert het document als definitief in IJZA. Middels hetzelfde formulier Opdrachten secretariaat (zie 7.4.1) kan het secretariaat gevraagd worden om de definitieve verslagen na ondertekening van de pleegzorgbegeleider en de afdelingsmanager te versturen. Eventuele ondertekening van externen wordt hierbij door het secretariaat georganiseerd. Dossiers Het secretariaat draagt zorg voor de dossiers. Alle documenten die in het kind- of pleegouderdossier horen doet de pleegzorgbegeleider in de opbergbak van het secretariaat. Hierbij vermeldt de begeleider in welk dossier (naam en geboortedatum van het kind of naam en registratienummer van het pleeggezin) de documenten opgeborgen moeten worden. Het secretariaat draagt hier vervolgens zorg voor.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

206

4.6

Afdeling Pleegzorg

Doel De afdeling pleegzorg biedt begeleiding aan pleeggezinnen. Dat zijn gezinnen die opvang en opvoeding bieden aan niet eigen kinderen. Wanneer er een relatie bestaat tussen het gezin en het kind, dan wordt er gesproken van netwerkpleegzorg. Indien dit niet het geval is, dan is er sprake van bestandspleegzorg. Uitgangspunten Gezien de bestaande reorganisatieplannen wordt hier slechts kort stilgestaan bij de afdeling Pleegzorg. Richtlijnen Op de afdeling Pleezorg zijn twee teams van begeleiders pleegzorg actief. Deze worden aangestuurd door een afdelingsmanager, begeleid door een gedragsdeskundige en ondersteund door een teamsecretariaat. De afdeling Pleegzorg biedt de volgende functies: - Reguliere pleegzorg: langdurig verblijf van pleegkinderen van nul tot en met zeventien jaar in een pleeggezin en dus langdurige vervangende pedagogische relatie. - Observatiepleegzorg: verblijf van pleegkinderen van nul tot en met vier jaar in een observatiepleeggezin, wat een tijdelijk (maximaal drie maanden) vervangende pedagogische relatie is waarbij observatie, diagnostiek en behandeling centraal staan. - Faciliterende pleegzorg: verblijf, opvoeding en een vervangende pedagogische situatie voor pleegkinderen van twee tot twaalf jaar, waarbij observatie, diagnostiek en behandeling centraal staat en de duur zo lang als mogelijk is. - Therapeutische pleegzorg: verblijf in een pleeggezin voor pleegkinderen van nul tot en met zeventien jaar waarbij een tijdelijk vervangende pedagogische relatie wordt geboden met intensieve begeleiding van het systeem en een nadruk op observatie, diagnostiek en behandeling. Het streven is dit maximaal drie jaar te doen, maar in principe wordt dit zo lang als gendiceerd ingezet. - Weekendpleegzorg: deeltijdverblijf van een pleegkind van nul tot en met zeventien jaar in een pleeggezin, waarin een tijdelijk vervangende pedagogische relatie wordt geboden voor onbepaalde tijd. - Vakantiepleegzorg: deeltijdverblijf van een pleegkind van nul tot en met zeventien jaar in een pleeggezin waarbij een tijdelijk vervangende pedagogische relatie wordt geboden in de vorm van dagbesteding gedurende een deel van de vakantieperiode. In principe wordt van alle begeleiders pleegzorg verwacht dat zij alle vormen van begeleiding uit kunnen voeren. De afdelingsmanager waakt ervoor dat de caseload van de pleegzorgbegeleider op afwisselende en gebalanceerde wijze wordt opgebouwd.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

207

4.7

FlexusJeugdplein

Doel Een beeld geven van FlexusJeugdplein als gehele organisatie en de plaats van de afdeling Pleegzorg hierbinnen. Uitgangspunt Gezien de bestaande reorganisatieplannen wordt hier slechts kort stilgestaan bij FlexusJeugdplein als gehele instelling. Richtlijnen FlexusJeugdplein is een grote instelling met een breed hulpverleningsaanbod (zie informatiewaaier Hulpaanbod FlexusJeugdplein). Momenteel is het hulpaanbod onderverdeeld in zeven clusters onder leiding van een clustermanager: Buurt, Crisisopvang, Gezin, Kennis en training, School, Wonen en behandelen en Wonen en opgroeien. Onder dit laatst cluster valt de afdeling Pleegzorg. Daarnaast omvat het cluster gezinshuizen, residentile behandelgroepen en een langverblijfgroep. De voorzieningen zijn gericht op kinderen en jongeren met een normale intelligentie en op kinderen en jongeren met leermoeilijkheden. De afdeling crisispleegzorg valt onder het cluster Crisisopvang.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

208

Hoofdstuk 5

Samenwerking Bureau Jeugdzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

209

5.1

Juridisch kader

Doel Hier wordt een zo compleet mogelijk beeld geschetst van de verschillen die er in de begeleiding van pleeggezin bestaan op grond van het juridisch kader waarbinnen het kind is geplaatst. Uitgangspunten Een pleegkind kan zowel vrijwillig als in het kader van een juridisch maatregel in een pleeggezin geplaatst worden. Dit brengt verschillen met zich mee, voornamelijk wat betreft de regels rond de betaling van kosten. Begrippen Bron: Mariska Kramer, advocaat bij AJL, Ambulante Jeugdbescherming en Jeugdhulpverlening van het Leger des Heils. Ouderlijk gezag: De ouder is de wettelijk vertegenwoordiger en heeft de zeggenschap. Dit betekent dat de ouder de beslissingen neemt en handelt voor het minderjarige kind. Voorbeelden van beslissingen: schoolkeuze, medische behandelingen en dergelijke. Voorbeelden van handelingen: de ouder kan namens de minderjarige een procedure starten, voor de minderjarige een paspoort aanvragen enzovoort. Er kan sprake zijn van gezag door de beide ouders (gezamenlijk gezag) of door n van de ouders (eenhoofdig gezag). Voogdij: Een ander dan de ouder is de wettelijk vertegenwoordiger en heeft de zeggenschap. Bijvoorbeeld een familielid, de pleegouder(s) of een voogdij-instelling. De zeggenschap is verder hetzelfde als bij het ouderlijk gezag. Kinderbeschermingsmaatregelen: Ondertoezichtstelling, voorlopige voogdij en de verderstrekkende maatregelen (ontheffing en ontzetting). Ondertoezichtstelling: De kinderrechter stelt de minderjarige onder toezicht. Als er door de kinderrechter een ondertoezichtstelling wordt uitgesproken, wijst hij een gezinsvoogdijinstelling (Bureau Jeugdzorg) aan. Bureau Jeugdzorg wijst vervolgens een gezinsvoogd aan. De gezinsvoogd moet er, namens de instelling, op toezien dat de bedreiging van de belangen van de minderjarige ophoudt, in ieder geval niet erger wordt. Deze bedreiging van belangen van de minderjarige kan zedelijk, lichamelijk en/of geestelijk van aard zijn. De maatregel kan voor maximaal een jaar worden uitgesproken. De gezinsvoogdijinstelling kan vervolgens na een jaar om een verlenging verzoeken. Het gezag van de ouder(s) blijft voortduren. Het gezag wordt echter beperkt doordat de instelling de ouders aanwijzingen kan geven met betrekking tot de opvoeding en verzorging. Indien de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing afgeeft, kan de instelling de minderjarige uit huis plaatsen. Voorlopige voogdij: In noodsituaties waarin snel ingrijpen ter (tijdelijke) bescherming van de minderjarige nodig is, wordt een voorlopige voogdij uitgesproken. De voogdij wordt door de voogdij-instelling (Bureau Jeugdzorg) uitgeoefend. Bureau Jeugdzorg wijst vervolgens een voogd aan. De grond voor een voorlopige voogdij is dat de minderjarige niet onder het wettelijk vereiste gezag staat (of dat de minderjarige wel onder gezag staat, maar dat het niet wenselijk is dat dit voortduurt) en dat er sprake is van een bedreiging van de belangen van de minderjarige in zedelijke, lichamelijke en/of geestelijke zin (zoals bij de ondertoezichtstelling). Verder kan een voorlopige voogdij worden uitgesproken gedurende het onderzoek naar een ontheffing of ontzetting. Voorbeelden van situaties waarbij een voorlopige voogdij kan worden uitgesproken: in geval van noodzakelijke bloedtransfusies (de ouders weigeren toestemming te verlenen), afstandbaby's, een buitenlands pleegkind dat zonder beginseltoestemming (= toestemming van de Minister van Justitie) ter adoptie in een pleeggezin is opgenomen.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 210

Verderstrekkende maatregelen: De ouder met gezag wordt ontheven of ontzet van het ouderlijk gezag. Het gevolg is dat de ouder het gezag verliest en er een voogd wordt benoemd (meestal een voogdijinstelling of pleegouder(s)). Aan een ontheffing of ontzetting gaat (vaak) een ondertoezichtstelling of een voorlopige voogdij vooraf. Een ouder kan worden ontheven van het gezag (vrijwillig of gedwongen) als vaststaat dat hij/zij ongeschikt of onmachtig is om zijn plicht tot opvoeding en verzorging te vervullen. Een ouder kan worden ontzet van het gezag, als vaststaat dat hij/zij zich verwijtbaar verkeerd heeft gedragen ten aanzien van het kind (bijvoorbeeld als de vader de moeder om het leven heeft gebracht). Een ontzetting is een zwaardere maatregel dan een ontheffing. Echter het gevolg is bij beide maatregelen hetzelfde: de ouder raakt het gezag kwijt en er wordt een voogd benoemd. Richtlijnen Vrijwillige en justitile plaatsingen Een pleegkind kan op twee manieren in een pleeggezin geplaatst worden: a. Bij een vrijwillige pleegzorgplaatsing behouden de ouders het ouderlijk gezag en gaan zij akkoord met de plaatsing van hun kind in een pleeggezin. NB. Als een kind vrijwillig in een pleeggezin geplaatst is, dan hebben de ouders het gezag en blijven dus financieel medeverantwoordelijk voor hun kind. FlexusJeugdplein ontvangt maandelijks een bedrag voor de verzorging van het pleegkind (zie 6.2 Ouderbijdrage (LBIO)). Daarnaast blijven de ouders aansprakelijk voor de betaling van alle andere kosten van hun kind, zoals bijvoorbeeld de kosten voor onderwijs. Als de ouders deze kosten niet kunnen of willen betalen, dan moet in onderling overleg met de pleegzorgbegeleider en Bureau Jeugdzorg besproken worden hoe deze kosten opgevangen worden. b. Bij een plaatsing op grond van een maatregel voor kinderbescherming is er sprake van een ondertoezichtstelling, waarbij ouders het gezag delen met Bureau Jeugdzorg, of voogdijmaatregel, waarbij het gezag ligt bij een voogdijinstelling (Bureau Jeugdzorg) of een natuurlijk persoon buiten de ouders. De rechter spreekt dergelijke maatregelen uit. Binnen een ondertoezichtstelling of voogdijmaatregel kan de (gezins)voogd het noodzakelijk achten om het kind uithuis te plaatsen. Ouders kunnen het hiermee eens zijn, maar indien dit niet het geval is dan moet de (gezins)voogd bij de rechter een machtiging tot uithuisplaatsing aanvragen. Als de rechter deze machtiging afgeeft, dan kan het kind gedwongen uithuis geplaatst worden. NB. Indien het pleegkind op grond van een maatregel voor jeugdbescherming in een pleeggezin is geplaatst, dan is de plaatsende instantie (doorgaans Bureau Jeugdzorg) financieel verantwoordelijk. Bepaalde kosten kunnen bij hen gedeclareerd worden. Deze regels voor declaraties zijn afhankelijk van de plaatsende instantie en kunnen per instelling en regio verschillen. Bij de plaatsende instantie kan genformeerd worden welke regels en vergoedingen voor een specifieke plaatsing gelden. Aangezien het merendeel van de pleegkinderen door Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam bij FlexusJeugdplein worden geplaatst, wordt in de pleegouderband uitgebreid informatie verstrekt over de regelingen aldaar. Ook voor informatie over verzekeringen, belastingsdienst en dergelijke wordt verwezen naar de pleegouderband. Bron: Samenwerkingsafspraken BJZ-FJP; Definitieve versie mei 2011; namens FlexusJeugdplein: J. Bovens, bestuurder; namens Bureau Jeugdzorg: H. Friele, Directeur. Er is een belangrijk verschil tussen vrijwillige zaken en zaken in het gedwongen kader: In vrijwillige zaken vanuit BJZ Toegang is de zorgaanbieder verantwoordelijk voor de hulpverlening en is deze eerste aanspreekpunt. Bij basiszaken is er geen vaste contactpersoon, bij intensieve zaken wel.
211

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

Bij zaken in het gedwongen kader houdt BJZ toezicht op de ontwikkeling van het kind. BJZ heeft hiertoe frequent contact met ouders, kind en zorgaanbieder.

In het conceptstuk Implementatie methode voogdij (MOgroep, versie 2, augustus 2010, p.5) staat: De voogd is eindverantwoordelijk voor de veiligheid van kinderen op hun verblijfsadres. Dit toezicht op de veiligheid kan echter niet door hen zelf direct uitgevoerd worden. Binnen het systeem van jeugdzorg zijn de aanbieders van (pleeg)zorg hiervoor verantwoordelijk. Dit is ook het uitgangspunt van de methode voogdij. Binnen het Landelijk Actieprogramma Aanpak Kindermishandeling is een veiligheidsprotocol opgesteld. Flexusjeugdplein, afdeling pleegzorg, hanteert de door de inspectie goedgekeurde veiligheidsinstrumenten, te weten: LIRIK en Checklist indicatoren veiligheid kind in (netwerk) pleeggezin. Pleegoudervoogdij Indien pleegouders de voogdij over hun pleegkind wensen (zie 2.3.5 Pleegoudervoogdij), dan veranderd dit de relatie met Bureau Jeugdzorg. De voogdij wordt dan van de ouders, Bureau Jeugdzorg of een andere persoon overgedragen naar de pleegouders. Daarmee krijgen de pleegouders het gezag over het kind en daarmee ook de financile verantwoordelijkheid. Zij kunnen dan niet langer een beroep doen de financile regelingen zoals deze bestaan voor justitile plaatsingen. Adoptie Wanneer ouders een pleegkind wensen te adopteren, dan nemen zij het pleegkind aan als hun kind en krijgen daarmee het volledige ouderlijke gezag. Dat wil zeggen dat zij vanaf dat moment juridisch gezien als ouders van het pleegkind zijn. Daarmee zijn zij niet langer pleegouder en vervalt de pleegouderbegeleiding en vergoeding. Dit heeft diverse gevolgen voor het kind. Zo krijgt het kind vanaf dat moment de achternaam van het pleeggezin en krijgt het dezelfde rechten als een eigen kind (bijvoorbeeld op het gebied van erfenissen). Voor het adopteren van een pleegkind moet een juridische procedure gevolgd worden. Aangezien dit binnen de pleegzorg niet vaak voorkomt, wordt hier verder niet uitgebreid op in gegaan. Belangrijk binnen deze procedure is dat de biologische ouders van het pleegkind akkoord moeten gaan met de adoptie. Indien de verwachting is dat de ouders akkoord gaan met een dergelijk verzoek, dan wordt geadviseerd om een gezamenlijk gesprek met Bureau Jeugdzorg en de pleegouders te voeren waarin de consequenties en de procedure van de adoptieaanvraag centraal staat.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

212

5.2

Indicatiebesluiten

Doel De afdeling Pleegzorg van FlexusJeugdplein is een tweedelijns voorziening. Er moet dus door een eerstelijns voorziening naar ons verwezen worden. Bureau Jeugdzorg is de toegang tot alle jeugdhulpverlening en is dus de verwijzende instantie. Dit gebeurt middels een indicatiebesluit. Uitgangspunten - Bureau Jeugdzorg vormt in Nederland de toegang tot alle voorzieningen voor jeugdhulpverlening. Dit gebeurt binnen drie kaders: a. vrijwillige hulpverlening binnen de afdeling Toegang; b. ondertoezichtstelling bij een gezinsvoogd binnen de afdeling Jeugdbescherming; c. voogdij bij een voogd binnen de afdeling Jeugdbescherming. - Bureau Jeugdzorg bepaalt binnen alle drie de kaders wel hulpverlening ingezet kan en/of moet worden en indiceert dit middels een indicatiebesluit. - De indicatiebesluiten vormen de toegang tot tweedelijns jeugdhulpverlening, waaronder de afdeling Pleegzorg valt. - Tweedelijns voorzieningen zijn voor hun financiering afhankelijk van indicatiebesluiten. Deze bieden de legitimering van hun geboden hulp, wat zij als bewijs kunnen aandragen bij de financiers. Op grond hiervan worden zij betaald. Indicatiebesluiten zijn dus van groot belang. - Tweedelijns jeugdhulpverlening heeft een zorgplicht zodra er een indicatiebesluit bestaat. Dit geeft de clint recht op de gendiceerde zorg. - Binnen de Wet op de Jeugdzorg wordt onder de clint het kind en diens ouders verstaan. - Ook indien een juridische maatregel niet door Bureau Jeugdzorg wordt uitgevoerd, maar bijvoorbeeld door de William Schrikker Stichting of het Leger des Heils, dan moet Bureau Jeugdzorg de indicatiebesluiten hiervoor uitgeven. De instantie die de justitile maatregel uitvoert is verantwoordelijk voor het inschakelen van Bureau Jeugdzorg voor het schrijven van het indicatiebesluit. Richtlijnen Route Voor vrijwillige hulpverlening meldt de clint (kind en/of ouders) zich aan bij de afdeling Toegang van Bureau Jeugdzorg. Indien de hulpverlening in het kader van een justitile maatregel plaatsvindt, dan komen ouders via de rechtbank bij de afdeling Jeugdbescherming van Bureau Jeugdzorg terecht. Daar krijgen zij een (gezins)voogd toegewezen. De medewerker van Bureau Jeugdzorg gaat in gesprek met de clint over de (dreigende) problemen en stelt op grond hiervan vast wat welke zorg hierbij ingezet kan of moet worden. Dit wordt vastgelegd in het indicatiebesluit. Het indicatiebesluit wordt in samenspraak tussen de medewerker, het basisteam, de gedragsdeskundige en de teamleider opgesteld. Het moet vervolgens binnen Bureau Jeugdzorg goedgekeurd worden door de indicatiecommissie of aangepast worden. Als het indicatiebesluit door de commissie wordt goedgekeurd, dan wordt het indicatiebesluit doorgestuurd naar de zorgaanbieder en komt bij FlexusJeugdplein bij het opnamecordinatieteam binnen. De instroomcordinatoren beoordelen of FlexusJeugdplein de gevraagde zorg kan bieden. Indien dit niet het geval is, dan koppelen zij dit terug naar Bureau Jeugdzorg. Als de zorg wel binnen FlexusJeugdplein geboden kan worden, dan sturen de instroomcordinatoren het indicatiebesluit door naar de afdeling die de zorg uit kan voeren. Voor de afdeling Pleegzorg komt het indicatiebesluit dan binnen bij de afdelingsmanager, die vervolgens bepaalt wie de zorg uit gaat voeren en dus welke pleegzorgbegeleider de gevraagde zorg in het indicatiebesluit kan bieden.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 213

Vorm en inhoud De vorm en inhoud van het Indicatiebesluit kunnen per regio van Bureau Jeugdzorg verschillen. In elk geval dient het de volgende informatie te bevatten: - een beschrijving van de (dreigende) problemen van de clint, inclusief een inschatting van de ernst en de mogelijke oorzaken; - een beschrijving van de benodigde zorg en de daarmee samenhangende doelen voor die zorg; - de termijn gedurende welke de aanspraak op de gendiceerde zorg vanaf de aanvang hiervan geldt; - de termijn waarbinnen de aanspraak op de gendiceerde zorg in de praktijk gebracht moet zijn; - een advies wie de zorg uit zou kunnen voeren. Termijnen Een indicatiebesluit heeft een geldigheidstermijn. Deze kan een aantal maanden tot maximaal twee jaar zijn. De clint heeft dus voor het vastgestelde termijn recht op de hulpverlening. Het termijn wordt in principe zodanig vastgesteld dat verwacht wordt dat de doelen hierbinnen bereikt kunnen worden. Indien de hulpverlening na het verstrijken van het termijn van het indicatiebesluit voortgezet moet worden dient een herindicatie afgegeven te worden. Hiervoor moet Bureau Jeugdzorg opnieuw beoordelen welke doelen er voor de problematiek bestaan en welke zorg hier het beste bij aan zou sluiten. De afdeling Pleegzorg biedt langdurige hulpverlening en zal in veel gevallen een herindicatie nodig hebben. De afdeling Pleegzorg gaat ervan uit dat zo lang als er een pleegzorgplaatsing nodig is er ook een hulpvraag bestaat. Het kind kan immers niet in de thuissituatie wonen en heeft dus zorg nodig in de vorm van pleegzorg. Van hieruit kunnen zo lang de pleegzorgplaatsing duurt indicatiebesluiten aangevraagd worden. Deze geven immers de mogelijkheid om te blijven begeleiden gedurende de gehele pleegzorgplaatsing. Verantwoordelijkheden Bureau Jeugdzorg is verantwoordelijk voor het afgeven van de indicatiebesluiten en de hierop volgende herindicaties. Zij moeten hiervoor op de hoogte zijn van de actuele situatie van het kind en zijn hiervoor afhankelijk van de informatie vanuit FlexusJeugdplein. Zodoende is afgesproken dat begeleiders pleegzorg uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van het termijn van het indicatiebesluit een actueel EHVP naar de BJZ-werker versturen met het verzoek tot herindicatie van de pleegzorgbegeleiding. In de praktijk verdient het de voorkeur om de evaluatiemomenten van de pleegzorgplaatsing hierop af te stemmen en ongeveer twee maanden voor het verstrijken van het indicatiebesluit een evaluatie te plannen. Alle indicatiebesluiten en herindicaties worden bij binnenkomst bij de instroomcordinatoren door het instroomsecretariaat in IJZA geregistreerd. Vervolgens komt het indicatiebesluit via het secretariaat (en bij een eerste indicatiebesluit ook via de afdelingsmanager) bij de pleegzorgbegeleider. De pleegzorgbegeleider heeft vervolgens de verantwoordelijkheid om het indicatiebesluit in het dossier van het kind op te laten nemen. Hiervoor doet de pleegzorgbegeleider deze in de opbergmap van het afdelingssecretariaat. Aangezien FlexusJeugdplein voor de financiering afhankelijk is van indicatiebesluiten, moet er zicht op gehouden worden dat Bureau Jeugdzorg haar verantwoordelijkheid van de herindicaties nakomt. Het is de taak van de pleegzorgbegeleider om van de caseload in de gaten te houden wanneer de termijnen van de indicatiebesluiten aflopen en of er een herindicatie is binnengekomen. Indien dit niet het geval is, dan neemt de begeleider hierover contact op met de BJZ-werker met de vraag zo spoedig mogelijk een herindicatie te schrijven met als startdatum de datum waarop het oude indicatiebesluit is verlopen.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 214

5.3

Taakverdeling en samenwerking

Doel Een overzicht bieden van de taakverdeling en samenwerking tussen de BJZ-werker en de pleegzorgbegeleider. Uitgangspunten - Deze tekst is volledig overgenomen uit: Samenwerkingsafspraken BJZ-FJP; Definitieve versie mei 2011; namens FlexusJeugdplein: J. Bovens, bestuurder; namens Bureau Jeugdzorg: H. Friele, Directeur. Richtlijnen De BJZ-werker heeft vanuit het gedwongen kader de toezichthoudende taak. In de brief van de minister voor Jeugd en Gezin aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, vergaderjaar 2009-2010 wordt vermeld dat: Van (gezins)voogdijwerkers wordt verwacht dat zij regelmatig contact hebben met het kind dat onder hun toezicht of onder voogdij van Bureau Jeugdzorg staat Hoewel nergens in de methoden of regelgeving verplicht is gesteld dat dit contact buiten aanwezigheid van andere volwassenen/opvoeders plaatsvindt, hanteren de meeste Bureaus de regel dat de (gezins)voogdijwerker er naar streeft dit wel te doen. Vast staat wel dat de (gezins)voogdijwerker hiertoe zeker de bevoegdheid heeft. (Pleeg)ouders of andere opvoeders kunnen dit niet blokkeren. De MO-groep Jeugdzorg heeft de Minister voor Jeugd en Gezin laten weten dat gelet op het belang dat kinderen in staat moeten zijn hun (gezins)voogdijwerkers bepaalde problemen te vertellen, zij de Bureaus Jeugdzorg zal adviseren dit expliciet in hun beleid op te nemen. Dit impliceert eveneens dat FJP dit in hun beleid heeft op te nemen en FJP hierover het pleegouderbestand heeft te informeren. Contacten met het kind De aard en frequentie van de bezoeken van de BJZ-werker aan het kind en/of pleegouders wordt in de zorgteams besproken. De pleegzorgbegeleider en BJZ-werker bespreken de voorgenomen afspraken in hun basisteams en leggen deze na overleg en akkoord tussen FJP en BJZ vast in het registratiesysteem. Op mogelijke punten waar alsnog geen overeenstemming kan worden bereikt nemen de GDers van FJP en BJZ met elkaar contact op. Mocht er dan geen overeenstemming worden bereikt dan nemen desbetreffende teammanagers contact met elkaar op. De bezoeken kunnen in het pleeggezin, maar ook op school of elders zijn. Pleegouders dan wel pleegzorgbegeleider worden hiervan in principe op de hoogte gebracht. Contacten met scholen Het (dagelijkse) contact met de school wordt door pleegouders onderhouden, FJP kan pleegouders hierbij ondersteunen. Wanneer er een maatregel in het gedwongen kader wordt uitgesproken stuurt BJZ standaard een kennisgevingsbrief van de maatregel en de contactgegevens van de uitvoerende BJZ-werker aan de school. Sowieso stelt de Deltamethodiek dat de (gezins)voogdijwerker minimaal n keer per jaar contact onderhoudt met de school inzake het functioneren van het kind. Schoolprestaties en aandachtspunten worden met pleegouders besproken. BJZ delegeert dit in het algemeen aan pleegouders. Het is de verantwoordelijkheid van de school om er voor te zorgen dat de informatie over het functioneren van het kind die aan BJZ wordt gegeven ook wordt doorgegeven aan pleegouders. De BJZ-werker stemt af dat wanneer de school aan de BJZ-werker informatie wil verstrekken die niet bij pleegouders bekend is, deze informatie bekend dient te worden bij pleegouders, pleegzorgwerker en ouders (bij OTS). Hier kan alleen van worden afgeweken wanneer de veiligheid van het kind of van medewerkers van school en/of FJP/BJZ in het geding komen.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 215

De schoolkeuze voor regulier basisonderwijs wordt in samenspraak met BJZ en ouders (bij OTS) gemaakt. De voorkeur van pleegouders en ouders over de ligging en de identiteit van de school worden hierin meegenomen. Bij de matching van een kind moet dit meegenomen worden. Juridisch gezien zijn ouders van kinderen waar een OTS over uitgesproken is belast met het gezag en bevoegd beslissingen te nemen in het leven van het kind, ook wanneer dit kind niet bij deze ouders verblijft. Mocht BJZ bij OTS-zaken menen dat een (voorgenomen) besluit van ouders niet in het belang van het kind is, dan kan BJZ uiteindelijk overgaan tot het verstrekken van een schriftelijke aanwijzing. Na de inwerkingtreding van de wet Herziening Kinderbeschermingsmaatregelen kan BJZ de zaak voorleggen aan de kinderrechter. Als het kind onder voogdij is gesteld, tracht de BJZ-werker de ouders zoveel mogelijk te betrekken. BJZ heeft echter de bevoegdheid om besluiten te nemen en ouders hiervan in kennis te stellen. Een indicatie voor bijzonder onderwijs dient aangevraagd te worden via BJZ. Bij een OTS moeten ook de met gezag beklede ouders hun handtekening plaatsen voor zon aanvraag. Wanneer ouders dit weigeren, kan BJZ dit trachten af te dwingen. Dat kan door een schriftelijke aanwijzing of door de zaak voor te leggen aan de rechtbank. Het is belangrijk dat deze wijzigingen worden opgenomen in de pleegouderband. Contacten met pleeggezin FJP is de begeleidende instantie. De BJZ-werker en de pleegzorgbegeleider overleggen over de aard en frequentie van de contacten met pleegouders. Contacten met andere hulpverleners betrokken bij het pleeggezin Wanneer het kind gebruikt maakt van andere zorgaanbieders wordt in de zorgteams besproken hoe de contacten verlopen en wie in eerste instantie aanspreekpunt is. Wanneer een kind therapie behoeft, is bij OTS-kinderen een toestemmingshandtekening van ouders nodig. Over het inwinnen van informatie over bijvoorbeeld de behandeling gelden dezelfde afspraken als beschreven bij de paragraaf contact met scholen. De cordinatie van het zorgaanbod aan het pleegkind wordt uitgevoerd door BJZ, waarbij afstemming plaatsvindt met de betrokken zorgaanbieders en pleegouders. Contacten met het ouderlijk milieu van het kind tijdens verblijf in het pleeggezin Uitgangspunt bij een bezoekregeling is, dat zolang dit in het belang is van het kind er contact moet zijn met het ouderlijk milieu. Vaak zijn dit de ouders, maar het kunnen ook grootouders zijn. Bij het bepalen van de bezoekregeling is het perspectief leidend. Wanneer het perspectief is dat het kind terug naar zijn ouders gaat zal de aard anders zijn en de frequentie hoger zijn dan wanneer het perspectief langdurig wonen in het pleeggezin is. De aard en frequentie van deze bezoeken zijn specifieke items in het zorgteam. Voor dit overleg gelden de zelfde afspraken als bij andere onderwerpen. Wanneer er geen overeenstemming over deze bezoeken wordt bereikt, kunnen GD-ers en teammanagers worden in geschakeld. Uiteindelijk stelt BJZ de aard en frequentie vast waarbij de mogelijkheid bestaat dat er van rechtswege bezwaar aangetekend kan worden. Met regelmaat wordt door ouder(s) bij de rechtbank de bezoekfrequentie ter sprake gebracht. Het is van belang dat FJP advies in deze schriftelijk inbrengt en mogelijk mondeling op de zitting komt toelichten na afstemming met/met medeweten van BJZ en pleegouders. Dit geldt zowel voor zaken waarin FJP op n lijn ligt met BJZ als in zaken waarin BJZ en FJP met elkaar van mening verschillen.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

216

Veiligheid in pleeggezinnen De voogd is eindverantwoordelijk voor de veiligheid van kinderen op hun verblijfsadres. Dit toezicht op de veiligheid kan echter niet door hen zelf direct uitgevoerd worden. Binnen het systeem van jeugdzorg zijn de aanbieders van (pleeg)zorg hiervoor verantwoordelijk. Wanneer FJP twijfels heeft over de veiligheid dan wordt dit eerst besproken met het pleeggezin en dan met BJZ. Wanneer FJP vindt dat de veiligheid niet meer gewaarborgd is dan kan in overleg de plaatsing in een pleeggezin beindigd worden of indien BJZ vindt dat plaatsing gecontinueerd kan worden de bemoeienis door FJP worden gestopt. Indien nodig zal FJP zoeken naar een geschikte vervangende plek. Wanneer BJZ de situatie in het pleeggezin niet meer veilig vindt of zich daar zorgen over maakt wordt dit besproken met FJP. Daarna wordt dit in gezamenlijkheid besproken in het pleeggezin. Er wordt naar gestreefd om een gezamenlijk standpunt te bereiken. Als FJP en het pleeggezin de veiligheid voldoende vinden maar BJZ niet, dan kan BJZ er voor kiezen de plaatsing te beindigen. FJP zal het standpunt van BJZ dan niet ondersteunen en dit zo nodig schriftelijk onderbouwen. Bij een zitting zal FJP aanwezig zijn.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

217

Hoofdstuk 6

Achtergrondinformatie

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

218

6.1

Attentiebeleid

Doel FlexusJeugdplein waardeert de pleegouders waarmee zij samenwerken ten zeerste. Deze waardering toont de instelling middels drie wegen, namelijk via de algemene waarderingen aan alle pleeggezinnen, standaard momenten waarop alle pleeggezinnen van hun pleegzorgbegeleider iets aangeboden krijgen en uitzonderingsmomenten waarin de pleegzorgbegeleider voor een specifieke situatie van een pleeggezin iets aanbiedt. Vanuit het gelijkheidsbeginsel is het van belang dat de begeleiders pleegzorg op dezelfde momenten en op vergelijkbare wijzen hun waardering naar pleegouders uitspreken. Uitgangspunten - De algemene attenties voor alle pleeggezinnen worden georganiseerd vanuit FlexusJeugdplein en in uitzonderlijke situaties door Pleegzorg Nederland. Hier worden de begeleiders pleegzorg over op de hoogte gesteld, maar doorgaans hoeven zij hierin geen actieve rol te spelen. - Er zijn een aantal standaard momenten (zie Richtlijnen) waarop de pleegzorgbegeleider een attentie voor het pleeggezin verzorgd. Dit doet elke begeleider voor elk pleeggezin. - Naast de standaardmomenten zijn er uitzonderingssituaties waarin de begeleiders in overleg met de afdelingsmanager bepalen dat er een extra waardering voor het pleeggezin gepast en gewenst is. Dit zijn situaties welke niet door het algemene attentiebeleid gedekt worden, maar door een inschatting van de pleegzorgbegeleider naar voren komen. Er kan hierbij gedacht worden aan moeilijke momenten voor een pleeggezin of extra actieve inzet van een pleeggezin. - De pleegzorgbegeleider is verantwoordelijk dat attenties op standaardmomenten tijdig verstuurd of overhandigd worden. - De pleegzorgbegeleider is vrij om een passende attentie te bedenken. Hiervoor worden wel suggesties gegeven (zie Richtlijnen). Leidraad voor de keuze voor een attentie kunnen het moment, de situatie en het pleeggezin zijn. - De standaard en uitzonderlijke attenties worden vanuit de pleegzorgbegeleider gegeven, dus kaarten worden persoonlijk ondertekend, enzovoorts. - Attenties zijn in principe voor het gehele pleeggezin, dus inclusief pleegkinderen en eigen kinderen. Als de pleegzorgbegeleider bijvoorbeeld naar het pleegkind een verjaardagskaart verstuurd, dan wordt dit ook naar de eigen kinderen van de pleegouders gedaan. Richtlijnen Ook bij de richtlijnen kan onderscheid gemaakt worde in algemene waarderingen, standaard attenties en uitzonderingssituaties. Uitzonderingssituaties zijn niet te vallen in het attentiebeleid en zullen ook verder niet beschreven worden. Bij uitzonderingssituaties overlegd de pleegzorgbegeleider altijd met de afdelingsmanager. Hier worden afspraken gemaakt over de gegrondheid, inhoud en kosten van de attentie. Algemene attenties De algemene attenties kunnen jaarlijks verschillen. Over het algemeen zijn de volgende attenties aan de orde: - Een keer per twee jaar wordt er vanuit Pleegzorg Nederland een pleeggezinnendag georganiseerd. Hierbij wordt doorgaans een attractiepark of dierentuin afgehuurd en worden alle pleeggezinnen in Nederland uitgenodigd voor een bezoek hieraan. - Ieder pleeggezin krijgt jaarlijks van FlexusJeugdplein een vrijwilligerskaart (5, -). Dit is een kaart die veel voordelen op kan leveren, vergelijkbaar met een 65+, Rotterdam- of CJP-pas. Informatie hierover is te vinden op www.vrijwilligers.nl.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

219

Ieder pleeggezin krijgt een abonnement op Mobiel en de Jeugd (z)Onder Dak van FlexusJeugdplein. Zodra het gezin stopt met pleegzorg, wordt deze abonnementen ook stopgezet. In december ontvangt ieder pleeggezin (ook aspirant-, wachtende, vakantie- en weekendpleeggezinnen) een attentie. In verband met de culturele verschillen wordt dit een decemberattentie genoemd en niet gekoppeld aan kerst. Rond Sinterklaas ontvangen de pleeggezinnen een attentie vanuit Actie Pepernoot. Dit wordt georganiseerd door het Nationaal Fonds Kinderhulp en door de afdeling voor fondsenwerving binnen FlexusJeugdplein verspreid.

Standaard attenties
Onderwerp Nieuwe plaatsing Criterium Bij iedere nieuwe plaatsing, ongeacht vorm (crisis, regulier, weekend, vakantie, enz.) 10, 20, 25 en 30 jaar Attenties Bv. Fotoboek voor het pleegkind. Standaard acties: - Officile brief van de directie. - Vermelding in J(z)OD. Suggestie voor attenties: - Beeld met inscriptie. - Boek(enbon). - Bon voor een uitje. - Bloemen. - Lintje of andere onderscheiding. - Persoonlijk cadeau. Standaard acties: Officile brief van de directie. - Vermelding in J(z)OD. Suggestie voor attenties: - Beeld met inscriptie. - Boek(enbon). - Bon voor een uitje. - Bloemen. - Lintje of ander onderscheiding. - Persoonlijk cadeau. Suggestie voor attenties: - Beeld met inscriptie (a/b). - Boek(enbon) (a/b). - Bon voor een uitje (a/b). - Bloemen (a/b). - Lintje of ander onderscheiding (a/b). - Persoonlijk cadeau (a/b). - Bedankkaart (c). Suggestie voor attenties: - Beeld met inscriptie. - Boek(enbon). - Bon voor een uitje. - Bloemen. - Lintje of ander onderscheiding. - Persoonlijk cadeau. Maximale kosten 5,-

Jubileum reguliere en weekendpleeggezinnen

15,-

Jubileum crisispleeggezin

10, 20, 25 en 30 plaatsingen NB. Als het aantal in jaren eerder bereikt is dan het aantal kinderen, dan wordt uitgegaan van het aantal jaren.

15,-

Afsluiting plaatsingen

Afhankelijk van duur plaatsing en hoe dit verlopen is, eventueel in overleg met de afdelingsmanager. Richtlijn: a) Na langdurende plaatsing (evt. gecombineerd met stoppen pleegzorg). b) Na kortere plaatsing. c) Na vakantieopvang. Altijd in overleg tussen de pleegzorgbegeleider en de afdelingsmanager. Afhankelijk van (de duur van) het contact met het pleeggezin en de wijze van beindiging van de plaatsing.

a) 20,b) 5,c) 2,-

Afscheid van pleegzorg

In overleg met de afdelingsmanager.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

220

6.2

Pleegouderraad (POR)

Doel Pleegouders worden binnen FlexusJeugdplein vertegenwoordigd door de Pleegouderraad (POR). De pleegzorgbegeleider heeft hier in principe niets mee van doen, maar het kan wel in gesprekken met pleegouders naar voren komen. Derhalve moet deze wel de nodige achtergrond informatie over de POR kennen. Dit wordt hier beschreven. Uitgangspunten - De POR vertegenwoordigt de pleegouders die zijn aangesloten bij de afdeling Pleegzorg van FlexusJeugdplein. - De POR wordt betrokken door FlexusJeugdplein in de besluitvorming omtrent pleegzorgzaken. Zij geven het management van de afdeling Pleegzorg gevraagd en ongevraagd advies. - De leden van de POR worden door de pleegouders zelf gekozen. - De POR komt acht maal per jaar bijeen, heeft daarnaast regelmatig overleg met de clustermanager en neemt deel aan het landelijk overleg pleegouderraden (LOPOR). Richtlijnen Voor begeleiders pleegzorg is van het belang dat zij hun pleegouders op de hoogte kunnen stellen van de activiteiten van en mogelijkheden bij de POR. Pleegouderraadlid Als pleegouders invloed willen uitoefenen op het pleegouderbeleid van FlexusJeugdplein en als eerste genformeerd willen worden over de zaken die spelen bij FlexusJeugdplein, dan kunnen zij deelnemen aan de POR. Zij zijn vrij om eens deel te nemen aan n van de vergaderingen als gast. Van hieruit kunnen afspraken gemaakt worden over een mogelijk lidmaatschap van de pleegouder aan de POR. Schaduwlid Als een pleegouder wel mee wil denken maar geen lid wil worden van de POR, dan kunnen zij zich opgeven voor de schaduw-POR. Als lid hiervan ontvangt de pleegouder regelmatig e-mails waarin een mening gevraagd wordt over uiteenlopende kwesties. Op die manier kan de pleegouder meedenken en blijft de POR op de hoogte van dat wat er in de achterban leeft. Overigen Pleegouders kunnen de POR attenderen op zaken die niet goed lopen. Zij kunnen dit melden aan de POR en zij zullen er vervolgens aandacht aan schenken.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

221

6.3

Ouderbijdrage (LBIO)

Doel Als een kind (deeltijd) in een pleeggezin verblijft, dan blijven de ouder(s) verplicht te voorzien in het onderhoud van het kind. De ouders betalen een bijdrage in de kosten van de jeugdzorg, ook wanneer de geboden hulp zonder toestemming van de ouders (bijvoorbeeld bij een juridische maatregel) wordt uitgevoerd. Deze onderhoudsplicht voldoen ouders middels een ouderbijdrage aan het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO). Uitgangspunten - Begeleiders pleegzorg hebben in principe niets van doen met de ouderbijdrage. Indien er vragen over komen, dan kan verwezen worden naar het LBIO of Bureau Jeugdzorg. De informatie dient slechts ter achtergrondinformatie. - Pleegouders hoeven geen ouderbijdrage te betalen indien hun pleegkind overgeplaatst wordt. Dit geldt ook voor pleegouders die de voogdij over hun pleegkind hebben. Richtlijnen Rol LBIO Het LBIO is belast met de financile kant van de pleegzorgplaatsing richting ouders. Zij stellen de hoogte van de ouderbijdragen vast en innen deze. Bij de vaststelling van de ouderbijdrage houden zij rekening met de vorm van de plaatsing (reguliere, weekend- of vakantiepleegzorg). Het LBIO heeft verder geen invloed op de beslissing tot de pleegzorgplaatsing. Dit is de verantwoordelijkheid van Bureau Jeugdzorg. Zakelijke aspecten ouderbijdrage De ouderbijdrage is verschuldigd over elke dag dat het kind in het pleeggezin verblijft. De dag van aankomst wordt daarbij wel meegerekend en de dag van vertrek niet. In de berekening van de ouderbijdrage wordt rekening gehouden met eventuele weekenden en vakanties dat het kind bij de ouders verblijft. Bureau Jeugdzorg geeft aan het LBIO de datum door waarop het pleegkind in het pleeggezin is geplaatst en wanneer de plaatsing stopt. Ook wanneer er wijzigingen in de situatie plaatsvinden, doordat het kind bijvoorbeeld meer of minder vaak naar de ouders gaat, dan geeft Bureau Jeugdzorg dit door aan het LBIO. Het LBIO past de hoogte van de ouderbijdrage aan de nieuwe situatie aan en informeert de ouders vervolgens over de financile afwikkeling. Het verdient de aanbeveling dat de ouders dit zelf controleren en bij twijfel over (het achterblijven van) de wijzigingen in de ouderbijdrage contact opnemen met Bureau Jeugdzorg. Betalingsverplichtigen Indien de ouders van het pleegkind niet meer samen zijn en wel gezamenlijk het gezag hebben, dan wordt de ouder aangeschreven die kinderbijslag ontvangt. Als de ouders geen kinderbijslag ontvangen, dan wordt de ouder die op het moment van de uithuisplaatsing voor het kind zorgde gevraagd om de bijdrage te betalen. Ouders hoeven geen ouderbijdrage te betalen: - gedurende de eerste zes weken van een vrijwillige crisispleegzorgplaatsing. Dit geldt niet wanneer de crisisplaatsing in het kader van een juridische maatregel uitgevoerd wordt. Dan hebben de ouders geen vrijstelling van de ouderbijdrage gedurende de eerste zes weken; - als zij ontheven zijn uit het ouderlijk gezag; - als zij algemene bijstand ontvangen, norm alleenstaande (zonder kinderen)op grond van de Wet Werk en Bijstand;
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 222

als zij een verstrekking ontvangen op grond van de Regeling Verstrekkingen Asielzoekers en Andere Categorien Vreemdelingen 2005 en geen ander inkomen heeft; als zij zak- en kleedgeld ontvangen op grond van artikel 41 van het Reglement Verpleging Ter Beschikking Gestelden; als zij in een penitentiaire inrichting, inrichting voor de verpleging van ter beschikking gestelden, justitile jeugdinrichting of psychiatrisch ziekenhuis verblijven in het kader van een vrijheidsontnemende maatregel en geen inkomen hebben; als zij bezwaar hebben ingediend tegen de vrijwillige pleegzorgplaatsing. Tegen plaatsingen in het kader van een justitile maatregel kunnen ouders geen bezwaar maken, dus dan geldt dit niet; als zij alimentatie voor het pleegkind moeten betalen; als het pleegkind een eigen inkomen heeft van tenminste 226,89 netto per maand of studiefinanciering ontvangt. Deze regel geldt niet bij weekend- of vakantiepleegzorg.

Ouderbijdrage en kinderbijslag Als er een volledige pleegzorgvergoeding wordt uitbetaald voor een pleegkind, dan hebben de ouders geen recht meer op kinderbijslag. Indien ouders bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) kunnen aantonen dat zij boven een bepaalde grens aan kosten maken voor hun kind, dan kunnen zij toch nog in aanmerking komen voor een (gedeeltelijke) kinderbijslag. Ouders kunnen hier zelf informatie over aanvragen bij de SVB.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

223

6.4

Studiefinanciering

Doel Pleegkinderen hebben zoals ieder ander kind recht op studiefinanciering als zij MBO-, HBO- of wetenschappelijk onderwijs volgen. Pleegkinderen die (speciaal) voortgezet onderwijs of voortgezet algemeen volwassen onderwijs (vavo) volgen, kunnen een tegemoetkoming voor scholieren aanvragen. De bijzondere omstandigheid dat pleegkinderen niet bij hun ouders wonen en/of contact met de ouders ontbreekt maakt dat er enkele bijzonderheden spelen bij het recht op studiefinanciering en tegemoetkoming in de studiekosten. De begeleiders pleegzorg kunnen het pleegkind en de pleegouders hiervan op de hoogte stellen, zodat zij op de juiste wijze de studiefinanciering aan kunnen vragen. Uitgangspunten - Schoolkosten worden nooit vergoed door de afdeling pleegzorg van FlexusJeugdplein. Bepaalde kosten kunnen afhankelijk van het juridisch kader wel bij Bureau Jeugdzorg gedeclareerd worden. Wanneer er sprake is van studiefinanciering of een tegemoetkoming in de studiekosten, dan wordt deze kostenpost in principe hier onderdeel van en vergoed Bureau Jeugdzorg niets extras. - Onder studiefinanciering wordt een basis- en eventuele aanvullende beurs en/of lening verstaan, verstrekt door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (voormalige IB-Groep). - Het pleegkind en de pleegouders zijn zelf verantwoordelijk voor de aanvraag van de studiefinanciering. De pleegzorgbegeleider biedt hierbij slechts ondersteuning in de vorm van informatie en advies. - Als het pleegkind recht op studiefinanciering heeft, dan start deze op de eerste dag van het nieuwe kwartaal na de verjaardag; dus op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober. Richtlijnen Inwonende of uitwonende beurs Een pleegkind woont niet bij de eigen ouders en is dus uitwonend. Dit geldt ook bij pleegkinderen waarbij sprake is pleegoudervoogdij, want ook dan wonen zij niet bij de eigen ouders. Pleegkinderen kunnen zich dus ongeacht juridisch kader aanmelden als uitwonend. Betrokkenheid ouders Voor het aanvragen van een aanvullende studiebeurs wordt niet gekeken naar het inkomen van de pleegouders, ook niet als er sprake is van pleegoudervoogdij. Bij het beoordelen van het recht op een aanvullende studiebeurs wordt gekeken naar het inkomen van de biologische ouder(s). Bij het aanvragen van een tegemoetkoming in de studiekosten bij het voortgezet onderwijs wordt wl gekeken naar het inkomen van de wettelijk vertegenwoordiger, dus ouders, voogden of pleegoudervoogden. Pleegzorgvergoeding Als het recht op studiefinanciering voor de 18e verjaardag van een pleegkind ingaat, dan wordt de studiefinanciering verrekend met de pleegzorgvergoeding met uitzondering van het collegegeld en de kosten van studieboeken. De pleegzorgvergoeding wordt dan dus doorbetaald maar wordt gekort. Het normbedrag van de studiefinanciering of tegemoetkoming studiekosten wordt (minus de kosten van boeken, leermiddelen, onderwijsbijdrage en ziektekosten) in het geheel ingehouden op de pleegzorgvergoeding.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 224

Als een pleegkind 18 jaar wordt, dan stopt het recht op de pleegzorgvergoeding. Als het pleegkind vanaf dit moment recht heeft op studiefinanciering, dan gaat dit in de eerste dag van het nieuwe kwartaal na de 18e verjaardag, dus 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober. De pleegzorgvergoeding kan ter overbrugging verlengd worden tot het moment waarop het recht op studiefinanciering ingaat. Dit dient door de pleegzorgbegeleider op het mutatieformulier genoteerd te worden. Een tegemoetkoming in de studiekosten bij voortgezet onderwijs wordt niet verrekend met de pleegzorgvergoeding. Verklaring Onafhankelijke Instantie (voormalige hardheidsclausule) Als pleegkinderen een studietegemoetkoming of naast de basisbeurs een aanvullende beurs willen aanvragen, dan moeten zij hierbij het formulier Opgave Oudergegevens meesturen. Hier wordt gevraagd naar de financile situatie van de ouders. Het recht op een aanvullende beurs of studietegemoetkoming is namelijk afhankelijk van het inkomen van de ouders. Pleegkinderen beschikken niet altijd over de financile gegevens van hun ouders. Het pleegkind kan verzoeken het inkomen van de ouders rechtstreeks op te vragen bij de Belastingdienst f het inkomen van de ouders buiten beschouwing te laten bij het berekenen van de aanvullende beurs of studietegemoetkoming. Wanneer het inkomen buiten beschouwing gelaten wordt, dan is het een wettelijke vereiste dat het pleegkind met het verzoek een Verklaring Onafhankelijke Instantie t.b.v. regeling studiefinanciering weigerachtige ouders (zie 7.10.1) verstuurt. Voorheen werd dit de hardheidsclausule genoemd. FlexusJeugdplein wordt gezien als een onafhankelijke instantie en dus kan een pleegzorgbegeleider een dergelijke verklaring opstellen. Ook kan het een medewerker van Bureau Jeugdzorg of school gevraag worden. Er bestaan twee situaties waarin een Verklaring Onafhankelijke Instantie geschreven kan worden, namelijk wanneer: a. het pleegkind sinds zijn of haar twaalfde jaar (of eerder) geen wezenlijk contact meer gehad met (n van) de ouders; b. als het pleegkind een ernstig, onverzoenlijk conflict met (n van) de ouders heeft n de ouders weigeren of n van de ouders weigert structureel de ouderbijdrage te verstrekken. Als het pleegkind sinds zijn of haar twaalfde jaar (of eerder) geen wezenlijk contact meer heeft gehad met (n van) de ouders, dient in de verklaring in elk geval te staan: - vanaf welke leeftijd het pleegkind geen contact meer heeft met de ouder(s); - dat het contact tussen het pleegkind en de ouder(s) is verbroken en waarom dit zo is (in het kort aan te geven). Als het pleegkind een ernstig, onverzoenlijk conflict met (n van) de ouders heeft n de ouders weigeren of n van de ouders weigert structureel de ouderbijdrage te verstrekken, dan moet de uit de verklaring blijken: - wat de ernst is van het conflict; - sinds welke leeftijd er sprake is van een verbroken contact met (n van) de ouders als gevolg van een onverzoenlijk conflict; - hoe het conflict is ontstaan; - wat de achtergronden en de oorzaken zijn van de verbroken ouder-kindrelatie. Begeleiders pleegzorg kunnen voor het opstellen van de verklaring gebruik maken van een standaard formulier Verklaring onafhankelijke instantie rond studiefinanciering (zie 7.10.1). Voor extra informatie wordt verwezen naar de informatiebrochure van de DUO in de toelichting verklaring onafhankelijke instantie(zie 7.10.2).

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

225

6.5

Kinderbijslag

Doel Wanneer kinderen uithuis geplaatst worden, dan heeft dit invloed op de kinderbijslag. In principe ligt dit buiten het werkveld van de pleegzorgbegeleider, maar ter achtergrond informatie wordt het wel vermeld. Uitgangspunten - Kinderbijslag is een tegemoetkoming in de kosten die ouders maken voor kinderen tot 18 jaar. Voor kinderen die thuis wonen is bekend hoeveel kosten de ouders minimaal voor een kind maken, maar bij uitwonende kinderen is dit zeer verschillend. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) wil daarom weten waarom een kind uitwonend is en hoeveel kosten ouders maken voor een uitwonend kind. Op grond stellen zij vast op welk bedrag aan kinderbijslag de ouders recht hebben. - Elk kind dat minder dan vier nachten per week thuis overnacht is uitwonend. - Als kinderen tijdelijk uit huis geplaatst zijn, dan blijven zij in die periode (maximaal zes maanden) thuiswonend. - In principe stopt het recht op kinderbijslag bij een pleegzorgplaatsing, omdat ervan uitgegaan wordt dat de kosten voor het onderhoud van het kind nu door de pleegouders uit de pleegzorgvergoeding worden betaald. Als de ouder toch kosten voor het kind maakt, dan kan het recht op kinderbijslag (gedeeltelijk) blijven bestaan. Hiervoor moet de ouder aan kunnen tonen dat er minsten 408,- per kwartaal betaald wordt voor het onderhoud van het kind. - Onderhoudskosten zijn kosten voor het levensonderhoud, de opvoeding en het onderwijs van het kind. Hierbij kan gedacht worden aan: huisvesting; bijdrage aan het LBIO; bijdrage aan de instelling waar het kind verblijft; kleding en schoenen; vakantie; vervoer (zowel van het kind als de kosten om het kind te bezoeken); verzekeringen; studiekosten; schoolgeld; kosten voor verjaardagen; contributies voor verenigingen; zakgeld. - De SVB zal aan het einde van het eerste kwartaal vragen om een overzicht van de uitgaven. Met betrekking tot de LBIO is het van belang dat de ouder de betaalbewijzen meestuurt. Op grond hiervan bepaalt de SVB de hoogte van de Kinderbijslag voor de rest van het jaar. Dit wordt jaarlijks herhaald. - Als ouders wijzigingen (zoals een uithuisplaatsing) te laat doorgeven of onvolledige informatie doorgeven, dan riskeren zij een boete. - Te veel ontvangen kinderbijslag moet altijd terugbetaald worden. Richtlijnen De pleegzorgbegeleider is op de hoogte van de uitgangspunten bij kinderbijslag wanneer kinderen in een pleeggezin wonen. Op die manier kunnen zij eventuele vragen van ouders beantwoorden en hen verder verwijzen naar de SVB.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

226

6.6

Protocollen bij (vermoedens van) mishandeling en dergelijke

Doel En van de taken van de pleegzorgbegeleider is het voorkomen dat de veiligheid van een pleegkind in gevaar is of dreigt te komen. Hiervoor is het van belang dat de pleegzorgbegeleider zich inspant om alle aanwijzingen of signalen die mogelijk kunnen wijzen op kindermishandeling, huiselijk geweld of seksueel misbruik te verduidelijken gericht op het vastgestellen van gevaren. Een vermoeden kan ontstaan naar aanleiding van een onthulling of door signalen. Bij ieder vermoeden wordt gehandeld volgens een vaste procedure. Binnen FlexusJeugdplein bestaan twee protocollen, waar begeleiders pleegzorg van op de hoogte moeten zijn en waar nodig gebruik van moeten maken. Het ene protocol richt zich op (vermoedens van) kindermishandeling en huiselijk geweld, het andere op seksueel misbruik. Uitgangspunten - De pleegzorgbegeleider volgt bij ieder signaal wijzend op mishandeling of misbruik altijd het protocol gericht op het (vermoeden van) kindermishandeling en huiselijk geweld of seksueel misbruik. - De protocollen beschrijven hoe omgegaan wordt met privacygevoelige informatie in deze specifieke situatie. De pleegzorgbegeleider houdt dit aan. - De pleegzorgbegeleider vult altijd een Registratieformulier (vermoeden van) kindermishandeling in, zoals deze in het protocol in het handboek van FlexusJeugdplein terug te vinden is, als er signalen worden opgemerkt die zorg geven om het kind en mogelijk indicator zijn voor (een vermoeden van) kindermishandeling. Dit registratieformulier wordt met de afdelingsmanager en gedragsdeskundige overlegd en op grond hiervan wordt de praktische uitvoer van het protocol in werking gesteld. Dit wordt vastgelegd in het Registratieformulier Plan van Aanpak. Tevens gaan er een kopien van de registratieformulieren naar de clustermanager. - Voor de gehele protocollen rond (vermoedens van) kindermishandeling en huiselijk geweld of seksueel misbruik wordt verwezen naar het Handboek van FlexusJeugdplein. Hier worden de protocollen bijgehouden, zodat de pleegzorgbegeleider hier altijd de meest recente richtlijnen voor handen heeft. Richtlijnen Voor uitgebreide informatie wordt verwezen naar de protocollen zoals deze in het handboek van FlexusJeugdplein opgenomen zijn. Tevens is het belangrijk dat de pleegzorgbegeleider op de hoogte is van het Goofyspreekuur van het Erasmus MC Sophia. Dit is een speciaal spreekuur voor kinderen die iets vervelends of schokkends hebben meegemaakt en ten gevolge daarvan lichamelijke en/of emotionele klachten hebben gekregen. Het Goofy-spreekuur wordt uitgevoerd door een multidisciplinair team, bestaande uit een maatschappelijk werker, een kinderarts en een kinderpsycholoog. Kindermishandeling Onder kindermishandeling wordt door FlexusJeugdplein verstaan: elke vorm van voor de minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel. Signalen van Kindermishandeling Lichamelijke signalen: - Onverklaarbare blauwe plekken, schaafwonden, kneuzingen, botbreuken, littekens, krab-,bijt of brandwonden.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 227

Regelmatig letsel. Letsel op voor een kind vreemde plekken. Slechte verzorging wat betreft kleding, hygine, voeding. Onvoldoende geneeskundige/tandheelkundige zorg. Ontwikkelingsachterstanden (motoriek, spraak, taal, emotioneel, cognitief). Psychosomatische klachten: buikpijn, hoofdpijn, misselijk etc. Vermoeidheid, lusteloosheid. Genitale verwondingen. Zwangerschap. Recidiverende urineweginfecties. Niet zindelijk (vanaf 3 jaar). Klein voor de leeftijd. Kind komt steeds bij andere artsen/ziekenhuizen. Houterige manier van bewegen (benen, bekken op slot). Seksueel overdraagbare aandoening. Slaapproblemen. Voedings- of eetproblemen. Ondergewicht of overgewicht. Onvoldoende verzorging van wonden. Traag herstel door onvoldoende zorg. Recidiverende ziekten door onvoldoende zorg.

Gedragssignalen: - Extreem zenuwachtig, gespannen, angstig of boos. - Teruggetrokken gedrag, terugtrekken in eigen fantasiewereld. - Kind is bang voor de ouder. - Plotselinge verandering in gedrag. - Veel aandacht vragen op een vreemde manier. - Niet bij de leeftijd passende kennis van of omgang met seksualiteit. - Angst of schrikreacties bij onverwacht lichamelijk contact. - Lichaam stijf houden bij optillen. - Angstig bij het verschonen. - Niet spelen met andere kinderen (vanaf 3 jaar). - Afwijkend spel (ongebruikelijke themas die kunnen wijzen op kindermishandeling). - Snel straf verwachten. - Agressieve reacties naar andere kinderen. - Geen interesse in speelgoed of spel. - Faalangst. - Geheugen- of concentratieproblemen. - Regressief gedrag. - Allemansvriend. - Instrumentele relaties aangaan. - Wegloopgedrag. - Negatief zelfbeeld. - Schuld- en schaamtegevoelens. - Vermijden van oogcontact. - Waakzaam, wantrouwend. - Het vertonen van extreem volwassen of extreem kinderachtig gedrag in relatie tot de kalenderleeftijd, ook in taalgebruik. - Vermijden van gesprekken over de thuissituatie, of laat zich juist overmatig positief uit over de thuissituatie. - Overbeweeglijk, hyperactief. - Destructief gedrag. - Labiel. - Bang zijn tekort te komen. - Depressief.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 228

Passief, meegaand, apathisch, lusteloos. Hoe dan ook niet huilen bij jongens, extreem veel huilen bij meisjes. Niet tonen van gevoelens, zelfs niet bij lichamelijke pijn. Neurotisch gedrag, ondermeer slaapproblemen, fobien, obsessies en hysterie. Schuld- en schaamtegevoelens. Zelfverwondend gedrag. Anorexia/boulimie/obesitas.

Typische thuissignalen: - Onveilige behuizing. - Onhyginische leefruimte. - Sociaal gesoleerd. - Gezin verhuist vaak. - Gezin wisselt vaak van huisarts of specialist. - Huwelijksproblemen van ouders. - Verslavingsproblematiek bij ouder/verzorger. - Psychiatrische problematiek bij ouder/verzorger. - Lichamelijk straffen is gangbaar, geweld wordt gezien als middel om problemen op te lossen. - Ouder/verzorger schreeuwt naar het kind of gebruikt scheldwoorden. - Ouder/verzorger troost het kind niet bij huilen. - Ouder/verzorger reageert niet of nauwelijks op het kind. - Ouder/verzorger komt afspraken niet na. - Ouder/verzorger heeft irrele verwachtingen naar het kind. - Ouder/verzorger klaagt overmatig over het kind. - Ouder/verzorger staat niet open voor suggesties en adviezen van hulpverleners. - Ouder/verzorger geeft aan het bijna niet meer te kunnen, draaglast gezin gaat draagkracht te boven. - Veel ziekte onder broers en zussen. - Kind gedraagt zich anders als de ouders in de buurt zijn. - Geen of weinig belangstelling van de ouders/verzorgers voor (de prestaties en belevenissen van) het kind. - Afwijkend gedrag wanneer de ouders/verzorgers het kind komen ophalen. - Kind is bang voor de ouders/verzorgers. - Totale onderwerping aan de wensen van de ouders/verzorgers. - Sterk afhankelijk of sterk onverschillig gedrag ten opzichte van de ouders/verzorgers. Typische signalen van kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld: - Agressie, kopiren van gewelddadig gedrag van ouder/verzorger (sommige kinderen, met name jongens kopiren hun vaders gedrag door hun moeder of jongere broertjes/zusjes te slaan). - Opstandigheid. - Angst. - Negatief zelfbeeld. - Passiviteit en teruggetrokkenheid. - Zichzelf beschuldigen. - Verlegenheid. - Wantrouwen t.a.v. de omgeving. - Gebrek aan sociale vaardigheden. Seksueel misbruik FlexusJeugdplein verstaat onder seksueel misbruik: iemand betrekken in seksuele activiteiten, het doen van pogingen daartoe dan wel ermee dreigen, er toespelingen op maken of een appl doen op min of meer latente gevoelens ten behoeve van de bevrediging van eigen (lust of macht) behoeften van de pleger. Dit tegen de zin in van het slachtoffer, of waarbij het slachtoffer het gevoel heeft zich er niet aan te kunnen
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 229

onttrekken, als gevolg van lichamelijk of relationeel overwicht, emotionele druk, dwang of geweld, of waarvan hij of zij onvoldoende begrip heeft, of die niet passen bij de ontwikkelingsleeftijd van het slachtoffer . Bij seksueel misbruik overheerst de persoonlijke (lust of macht) behoefte van een (jong)volwassene, of er is sprake van verkeerd pedagogisch optreden. Kenmerken van seksueel misbruik Voor het herkennen van seksueel misbruik kunnen lichamelijke en gedragssignalen onderverdeeld worden in waarschijnlijke en mogelijke signalen. Waarschijnlijke signalen hebben een inhoudelijke verwijzing naar seksualiteit: bepaalde vormen van seksueel (getint) gedrag, de wijze van omgang met lichamelijkheid, de lichaamsbeleving en bepaalde lichamelijke verschijnselen. Zeer waarschijnlijke signalen zijn bijvoorbeeld sperma in of bij de vagina of anus of een geloofwaardig verhaal van een kind. Onder mogelijke signalen worden signalen verstaan zonder inhoudelijke verwijzing naar seksualiteit. Waarschijnlijke gedragssignalen 0-2 jaar: Auto-erotische gedragingen, zoals op de buik heen en weer schuiven, zijn in deze leeftijdsgroep normaal. Signalen voor seksueel misbruik kunnen zijn: - seksuele uitingen op anderen gericht; - (grote) angst voor luier wisselen; - angst of een paniekreactie bij het aanraken van genitalin of anus, waarvoor geen andere voor de handliggende verklaring is. 3-6 jaar: Het ontdekken en exploreren van het eigen lijf en dat van anderen is gebruikelijk. Kinderen van deze leeftijd kunnen zich verleidelijk opstellen. Masturbatie komt af en toe (veelal terloops) voor. Ook normaal zijn spelletjes waarbij onderzocht wordt waar plas en babys vandaan komen, doktertje spelen met aan- en uitkleden, en dergelijke. Signalen voor seksueel misbruik kunnen zijn: - excessief, dwangmatig en openlijk masturberen. Het kind kan hierdoor zo in beslag worden genomen dat het niet aan gewone kinderlijke activiteiten en spel toekomt; - masturbatie met (speelgoed)objecten in de vagina of het rectum; - dwangmatig en dwingend seksueel spel met andere kinderen; - het uitspelen van orale seks, anale en vaginale geslachtsgemeenschap of van wederzijdse masturbatie; - het zodanig seksueel benaderen van volwassenen dat die zich ongemakkelijk voelen of zich genoodzaakt voelen er een grens aan te stellen. 7-12 jaar: De gebruikelijke gedragingen zijn hetzelfde als bij de vorige leeftijdsgroep. Deze gedragingen komen echter minder vaak voor, vanwege een toenemend besef van normen en waarden en van schuld- en schaamtegevoelens. De signaalwaarde ligt daardoor hoger. In deze leeftijdsfase vindt de lichamelijke en emotionele ontwikkeling naar volwassen seksualiteit plaats. Het wordt daardoor moeilijker normale en afwijkende gedragingen te onderscheiden. Signalen voor seksueel misbruik kunnen zijn: - veel losse seksuele contacten; - sterk seksueel wervend gedrag van meisjes t.o.v. jongens/mannen als belangrijkste vorm van contact maken;
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 230

13-18 jaar:

prostitutie; seksueel agressief gedrag.

Alle leeftijden:Signalen voor seksueel misbruik kunnen zijn: - een buitengewone angst voor lichamelijk contact, zoals: angst voor bad of douche; angst voor aanraken (vooral in genitaal gebied); niet op de rug durven liggen, stijf houden van de benen of niet durven bewegen; zich niet uit durven kleden; afweer van affectie. - een geloofwaardig verhaal: uit zichzelf of daartoe uitgenodigd een verhaal vertellen over ervaringen op seksueel gebied, die niet bij het ontwikkelingsniveau passen. De geloofwaardigheid is groter als wat, wanneer, waar, en wie duidelijk en consistent naar voren komt. De houding hiertegenover moet serieus, open, onbevooroordeeld en niet te stimulerend zijn. Wanneer het verhaal van het kind voor het eerst naar voren komt bij een strijd tussen ouders over voogdij of een omgangsregeling, is voorzichtigheid geboden; - een negatief lichaamsbeeld ("vies, stom lichaam hebben") zonder aanwijsbare reden, zoals gehandicapt zijn of extreem dik of mager zijn; - onverklaarbare gedragsveranderingen; - regressief gedrag; - plotselinge terugval in schoolprestaties; - regelmatig te vroeg op school komen of niet naar huis willen; - spijbelen; - concentratieproblemen; - hyperactief gedrag; - onhandelbaar gedrag; - (seksueel) agressief gedrag; - door fixatie op geuren een andere geur willen verdringen; - schuld- en schaamtegevoelens; - een negatief zelfbeeld; - depressieve gevoelens; - zelfverwonding (automutilatie); - sucidaliteit; - splitsing van gevoel en verstand; - pseudovolwassen gedrag; - van huis weglopen; - extreme afhankelijkheid; - angst voor jongens / mannen; - eetproblemen (anorexia, obesitas, boulimia); - slaapproblemen (slapeloosheid, nachtmerries); - angst om te genieten; er is geleerd om verstandelijk te reageren; - terughoudendheid om wat dan ook over de thuissituatie te vertellen; - extreem meegaand gedrag; passiviteit; - geen eigen mening hebben; - niet deelnemen aan buitenschoolse of sociale activiteiten; - zich ongemakkelijk voelen in intieme situaties; - dissociatie (er niet "bij" zijn); - alcohol- en druggebruik (verslaving); - delinquentie; - voortdurende vragen rondom maagdelijkheid; - hersteloperatie van het maagdenvlies; - overspannenheid; - langdurige psychosomatische klachten;
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 231

angst voor aanraking; minderwaardigheidsgevoelens; fysieke en psychosomatische klachten; moeite hebben om anderen te vertrouwen; vernielzucht

Waarschijnlijke lichamelijke signalen Lichamelijke signalen van seksueel misbruik zijn over het algemeen subtiel en (ook voor medici) lastig te interpreteren. Afwezigheid van lichamelijke signalen sluit seksueel misbruik niet uit. Meer dan n anamnetische aanwijzing, eventueel aangevuld met positieve bevindingen bij lichamelijk onderzoek, kan de waarschijnlijkheid van seksueel misbruik en dus de verdenking ervan doen toenemen. Alle leeftijden:Waarschijnlijke signalen voor seksueel misbruik kunnen zijn: - bevindingen van de genitalia: sperma bij of in de genitalia, seksueel overdraagbare aandoeningen, beschadiging en/of littekenvorming van het hymen (maagdenvlies), vergrote hymenopening, verwondingen van de schaamlippen of de vagina; - bevindingen in het anale gebied: huid- en/of slijmvliesbeschadigingen, seksueel overdraagbare aandoening, sperma in of nabij de anus; - zwangerschap bij jeugdigen. Mogelijke lichamelijke signalen Alle leeftijden:Mogelijke signalen voor seksueel misbruik kunnen zijn: - aanhoudende buikpijn (vooral bij jonge kinderen) zonder lichamelijke oorzaak; - eetproblemen (anorexia, obesitas, recidiverend overgeven bij jonge kinderen) zonder lichamelijke oorzaak; - slaapproblemen (slapeloosheid, nachtmerries); - pijnklachten of jeuk in het anale gebied; - bloedverlies of afscheiding uit anus, urineweg of vagina; - klachten bij het plassen of de ontlasting; recidiverende urineweginfecties, zonder duidelijke oorzaak; - pijnklachten in de bovenbenen; - huidbeschadigingen, zoals blauwe plekken en krabwonden in het kruis, blauwe plekken (vingerafdrukken) op de bovenarmen of rond de knien als gevolg van vasthouden, striemen op polsen en enkels door vastbinding, huidbeschadigingen op de borsten); - huidbeschadigingen op andere plaatsen van het lichaam door zelfverwonding, als gevolg van seksueel misbruik, of door geweld samenhangend met seksueel misbruik; - bevindingen van de genitalia: vaginale infecties, afscheiding en bloedverlies, roodheid, krabeffecten, verkleving van de kleine schaamlippen; - bevindingen in het anale gebied: anale fissuur, jeuk en roodheid, bloedverlies. Signalen die kunnen duiden op prostitutie Indien een meisje gedwongen werkt als prostituee, gaat zij zich vaak anders gedragen. Dit geldt zelfs voor meisjes die denken bewust gekozen te hebben voor de prostitutie of onder invloed staat van een loverboy. Alle leeftijden:Signalen die kunnen duiden op prostitutie kunnen zijn: - verandering in gedrag en houding naar anderen: ineens afwijkende normen, veel belangstelling voor bepaalde (oudere) jongens en seks, weinig binding met thuis, veel nieuwe contacten, uitdagend gedrag of juist extra inschikkelijk reageren om geen wantrouwen te wekken.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 232

verandering in gedrag en houding ten opzichte van omstandigheden: sterk wisselende emoties, weinig flexibiliteit, machteloosheid; verandering van uiterlijke en fysieke toestand: uitdagende kleding, of juist timide, moe, mager, psychosomatische klachten of automutilatie; verandering van houding ten opzichte van zichzelf: laag zelfbeeld, depressie, benvloedbaar, durft of kan geen grenzen aangeven, machteloosheid, slachtofferrol.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

233

6.7

Pleeggrootouderbegeleiding

Doel Een aanzienlijk aantal kinderen die begeleid worden door de afdeling pleegzorg van FlexusJeugdplein zijn bij hun grootouder geplaatst. Dit past binnen de visie van FlexusJeugdplein om kinderen zo dicht mogelijk bij huis in gezinsverband en binnen de eigen culturele context te plaatsen. De begeleiding van pleeggrootouders brengt wat bijzondere aspecten met zich mee. Hier wordt getracht hier een beeld en handvatten rond te schetsen voor begeleiders pleegzorg. Uitgangspunten - Pleeggrootouders worden door FlexusJeugdplein gewaardeerd voor de inzet en betrokkenheid bij het opvangen van hun kleinkinderen. Zij kunnen een opvoedingscontext bieden die voor het pleegkind vertrouwd is. - Ondanks de soms complexe familierelaties, is de ervaring dat pleeggrootouders de ouders niet snel zullen laten vallen. Voor de (hechtings)ontwikkeling van het pleegkind is dit van groot belang. - Pleeggrootouders vormen een zeer gemleerde groep wat betreft onder andere leeftijd, leefsituatie, werksituatie en gezinssituatie. De overeenkomst is dat zij wensen op een goede manier voor hun kleinkind te zorgen. Vanuit dit uitgangspunt worden algemeen geldend lijkende richtlijnen beschreven. Richtlijnen Kracht pleeggrootouders Pleeggrootouders putten bij de verzorging van hun kleinkind uit een schat aan (opvoedings)ervaring. Zij hebben veel levenswijsheid en geven veel waardevolle tradities door. Omdat de pleegkleinkinderen zich vaak thuis voelen bij hun grootouders en ingebed zijn in het familienetwerk, komen de hechting en identiteitsontwikkeling vaak gemakkelijk op gang. De affectieve band met hun pleegkleinkinderen is groot en daarmee hebben pleeggrootouders vaak veel doorzettingsvermogen. Misverstand Rond pleeggrootouders heerst een groot misverstand wat voor een goede begeleiding uit de wereld geholpen moet worden. Niet alle pleeggrootouders hebben bij het opvoeden van hun eigen kinderen gefaald. Vaak was er sprake van een (mentale, psychische, psychiatrische of zelfs lichamelijke) handicap, waardoor de opvoeding veel moeizamer verliep dan bij andere kinderen. Soms is er in het verleden niet erkend dat er sprake was van een probleem. Voor de grootouders is het zwaar om dit mee te maken en het is nog zwaarder om te zien dat het kleinkind hiervan de dupe wordt. Dit maakt de motivatie van de grootouders vaak groot, waarbij zij ook willen dat hun eigen kind voldoende eigen mogelijkheden krijgen. De balans hierin vinden is ingewikkeld en vormt vaak een belangrijk onderdeel van de pleegzorgbegeleiding. Houding De houding van de pleegzorgbegeleider is de grootste succesfactor binnen het begeleiden van pleeggrootouders. De pleegzorgbegeleider treedt binnen in een systeem van tradities en gebruiken en maakt kennis met de levensgeschiedenis van minimaal drie generaties. Het delen van dergelijke zaken met derden hoeft niet gebruikelijk te zijn. De pleegzorgbegeleider moet investeren in het invoegen en het winnen van vertrouwen. Beleefdheidsvormen zijn vaak belangrijk, door de leeftijd van de pleeggrootouders. Respect is hierbij het uitgangspunt. De pleegzorgbegeleider kan bij de pleeggrootouders informeren hoe zij aangesproken willen worden (voornaam, oma of opa met voornaam, mevrouw of meneer). Eerbied voor de wijsheid en kracht voor pleeggrootouders vormt de basis van de houding van de pleegzorgbegeleider. Oprechte belangstelling met open vragen, zonder verborgen
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 234

agenda en bereidheid zich te verdiepen in de cultuur en normen van de pleeggrootouders zijn hierbij van belang. Een confronterende manier van werken past doorgaans niet bij deze doelgroep. Meerzijdige partijdigheid is van groot belang. Ook al klagen de pleeggrootouders over of zijn boos op hun kind, is het van belang dat de pleegzorgbegeleider hen niet afvalt. Begeleiding moet zich niet richten op theoretische uiteenzettingen. Het is veel waardevoller om te onderzoeken welke krachten aanwezig zijn en hoe deze ingezet kunnen worden. Wanneer de pleegzorgbegeleider adviezen geeft is het van belang hierbij (doortastend) te controleren of deze aansluiten bij de verwachtingen van de pleeggrootouders. Belangrijkste begeleidingspunten Punten die specifiek in de pleegzorgbegeleiding naar pleeggrootouders naar voren komen zijn: generatie- en cultuurverschillen, relationele aspecten, ondersteuning bij de opvoeding en praktische ondersteuning. Hierbij bestaat veel overlap, omdat er verschillende invalshoeken zijn en bijvoorbeeld een opvoedstijl voort kan komen uit de eigen normen- en waarden, eigen opvoedingservaringen en/of later aangeleerd gedrag. Generatie- en cultuur verschillen Generatieverschillen Kenmerkend voor pleeggrootouders is hun leeftijd. Deze verschilt twee generaties met de kleinkinderen die zij opvoeden. De tijd waarin zij zelf zijn opgegroeid is wezenlijk anders dan de huidige tijd. De opvoeding is meer gericht op onderhandelen en niet meer op bevelen. In de huidige samenleving moet de opvoeder veiligheid bieden en daarnaast ook zelfstandigheid, een eigen mening en eigen verantwoordelijkheid stimuleren. Een ander generatieverschil is de veranderde kijk van de jeugd op de maatschappij. De beleving van seksualiteit is hier een voorbeeld van. Daarnaast hebben pleeggrootouders in hun jeugd zich nooit bezig te hoeven houden met gevaren als aids en loverboys. Zij zijn nu gedwongen dit wel toe doen. Dergelijke punten kunnen leiden tot conflicten, omdat de pleeggrootouders deze grote omschakelingen moeilijk kunnen of niet willen maken omdat het direct indruist tegen de eigen geloof- en cultuurregels. Zij ontlenen hier houvast aan en willen deze overbrengen op de kleinkinderen. Cultuurverschillen Bij pleeggrootouders met een migratiegeschiedenis is het cultuurverschil vaak nog groter. De eigen kinderen hebben vaak nog met n been in het land van herkomst gestaan, maar de kleinkinderen zijn vaak geboren in Nederland, waardoor zij minder binding hebben met het land en de cultuur van herkomst van de pleeggrootouder. Vooral de kloof tussen de wij-cultuur, waarbij de familie een grote rol speelt, en de ik-cultuur, waarbij deze rol veel kleiner is, is voor pleeggrootouders en hun kleinkinderen vaak moeilijk te overbruggen. Sommige pleeggrootouders zullen verlangen naar een terugkeer naar hun land van herkomst. Door de opvoedtaak die zij nu hebben zullen zij dit moet uitstellen of zelfs opgeven. Ook het geloof kan voor de pleeggrootouders een belangrijk onderdeel van hun cultuur zijn. Niet alle kleinkinderen zullen dezelfde passie voor het geloof ervaren, terwijl het voor hun pleeggrootouders een belangrijke krachtbron kan zijn. Aandachtspunten De aandachtspunten bij de begeleiding van pleeggrootouders op het gebied van generatie- en cultuurverschillen kunnen worden samengevat als: - de veranderde maatschappij met de hierbij behorende leef- en omgangsregels, normen en waarden; - de normen en waarden van de pleeggrootouders; - het kind kunnen zien van en onderhandelen met het kind als zelfstandig individu met eigen mening; - seksualiteit; - migratiegeschiedenis; - rituelen;
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 235

rol en belang van familie; heimwee naar het land van herkomst; de geloofsovertuiging; communicatie tussen pleeggrootouders en hun kleinkinderen; verwachtingen ten opzichte van elkaar bezien vanuit de culturele context.

Begeleiding Pleeggrootouders en pleegkleinkinderen moeten leren omgaan met generatie- en cultuurverschillen en de verwachtingen ten aanzien van elkaar afstemmen. De eerste stap is het erkennen van het feit dat er generatie- en cultuurverschillen bestaan. De pleegzorgbegeleidermoet zich bewust zijn dat cultuurverschillen ook een rol spelen in de relatie tussen de begeleider en het pleeggezin. Voor de pleegzorgbegeleider is het van belang de eigen waarden en normen in zicht te hebben, zodat deze zich bewust is hoe om te gaan met cultuurverschillen en wat daarbij de eigen valkuilen zijn. Indien er sprake is van een migratiegeschiedenis, dan verdient het de aanbeveling dat de pleegzorgbegeleider zich verdiept in de bijzonderheden en eventuele valkuilen bij bepaalde culturen, zonder hierbij generaliserend te worden. Deze kennis moet bezien worden als achtergrondinformatie. De echte informatie kan uiteindelijk alleen door de pleeggrootouder gegeven worden. De volgende stap is dan ook dat de pleegzorgbegeleider onderzoekt op welk gebied de pleeggrootouder de generatie- en cultuurverschillen voornamelijk ervaart. Hierbij is het belangrijk om stil te staan bij de zaken die hinderen, maar ook waar kracht uit gehaald wordt. Belangrijk is bewust stil te staan bij de migratiegeschiedenis: hoe dit ervaren en verwerkt is. Ook moet bepaald worden of de pleeggrootouder tot een bevredigende integratie heeft kunnen komen tussen de cultuur van het land van herkomst en Nederland. Een derde punt binnen dit kader is het sociale netwerk, aangezien zij dit opnieuw hebben moeten vormgeven en/of opbouwen na de migratie. Met de pleeggrootouders moet stilgestaan worden bij hun copingsmechanismen, dat wil zeggen hoe zij in het verleden omgegaan zijn met uitdagingen en moeilijke momenten en vooral wat hen heeft geholpen. Hierbij kan het geloof bijvoorbeeld een belangrijke krachtbron blijken. Na deze inventarisatiefase kan de begeleiding zich richten op het informeren van de pleeggrootouders over wat er verwacht wordt in deze tijd en maatschappij van kinderen in verschillende leeftijdsfasen. Door het kleinkind veel bij dergelijke gesprekken te betrekken kan de begeleider bruggen slaan tussen de verschillen in de leeftijden en bijvoorbeeld vrijheidswensen tegenover beschermingseisen. In gezamenlijke gesprekken moet stilgestaan worden bij waarden, normen en verwachtingen. Ook eventuele communicatiemisverstanden moeten onderkend en verholpen worden. Speciale aandacht kan gevraagd worden voor seksuele voorlichting (wie pakt dit op of doet de pleegzorgbegeleider dit gezamenlijk met de pleeggrootouders?) en de geloofsovertuiging. Dit laatste kan voor veel pleeggrootouders een grote krachtbron zijn, wat in de pleegzorgbegeleiding ingezet kan worden door uit te zoeken welke aspecten de kracht vormen en eventueel de voorganger te betrekken. Als de kleinkinderen het geloof niet zo beleven als hun pleeggrootouders, dan moeten de pleeggrootouders ondersteund worden in het accepteren dat dit niet afgedwongen kan worden. Een middenweg kan gevonden worden door met de pleeggrootouders te bepalen wat zij minimaal verwachten van hun kleinkind om vrede met de situatie te kunnen hebben. Betrek hierbij zo veel als mogelijk ook de kinderen van de pleeggrootouders (dus de ouders van de kleinkinderen), om te voorkomen dat verschillend in belevingen van het geloof tot conflicten leiden. Indien het sociale netwerk van de pleeggrootouders onvoldoende steunend blijkt te zijn, kan de begeleiding zich inzetten op verbreding hiervan. Zij kunnen bijvoorbeeld in contact gebracht worden met andere pleeggrootouders; familieleden kunnen geactiveerd worden; stichting ProFor kan ingeschakeld worden (ondersteuning aan migratiegezinnen
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 236

binnen de Nederlandse maatschappij); vrijetijdsactiviteit(en) of langdurige -besteding gezocht worden; eventueel een fonds aangeschreven worden voor een financile bijdrage aan een reis met het kleinkind naar het land van herkomst. Relationele aspecten Het opvoeden van kleinkinderen heeft impact op de grootouders en hun relatie(s). De belangrijkste relatie die verandert door de pleegzorgplaatsing is die met het eigen kind, de ouder van het pleegkleinkind. Soms heeft veelvoudig geweld en onbetrouwbaarheid ertoe geleid dat de relatie tussen de pleeggrootouder hun kind zodanig verstoord is dat zij elkaar lang niet hebben gezien of elkaar niet meer willen zien uit angst voor nieuwe teleurstellingen. Ook wanneer er wel contact bestaat, kan er oud zeer, verdriet, pijn en boosheid bestaan om alles wat is meegemaakt en de last die daarvan ook in het heden wordt ondervonden. Ook kunnen de pleeggrootouders kampen met schuldgevoelens en het zichzelf verwijten dat het mis is gegaan met hun kind. Zij kunnen zorg voelen voor zowel hun kind als hun kleinkind. In plaats van een rol als steun- en rustpunt, hebben pleeggrootouders nu een opvoedrol op zich gekregen. Deze rolverandering kan ervoor zorgen dat de grootouder ongewild als concurrent van de ouder door de ouder wordt ervaren. Ook andere kleinkinderen merken een rolverwisseling bij hun grootouders. Zij kunnen zich achtergesteld voelen ten opzichte van de pleegkleinkinderen, waarvoor meer tijd en aandacht bestaat. Deze verandering in de beschikbaarheid van de grootouders maakt ook dat zij bijvoorbeeld minder vanzelfsprekend kunnen oppassen. Dit heeft ook effect op de ouders die ermee geconfronteerd worden dat de grootouders minder praktische en emotionele ondersteuning kunnen bieden. Dit kan voor de pleeggrootouders dan weer schuldgevoelens met zich meebrengen. Hierdoor kunnen zij het gevoel krijgen los te staan van de familie en zichzelf mogelijk nog meer af gaan zonderen. De relatie met vrienden en kennissen verandert ook, omdat de gelijkgestemdheid wat betreft levensfase en dagbesteding verandert. Hierdoor kunnen pleeggrootouders aansluiting met leeftijdsgenoten missen, omdat een belangrijke overeenkomst (uit de kinderen zijn) nu ontbreekt. Er zijn ook grootouders die nog werken en zo midden in het leven staan. Voor hen doen zich meer praktische problemen voor, zoals het moeten combineren van het werk met de opvoeding van hun kleinkind. Dit alles werkt door in de relatie van het pleegkleinkind en de pleeggrootouders. Aandachtspunten De aandachtspunten op het gebied van ondersteuning op het gebied van relationele aspecten zijn: - de onderlinge relatie met hun partner; - hun relatie met de moeder en/of vader van hun pleegkleinkind; - hun relatie met andere kleinkinderen; - hun relatie met familieleden; - hun relatie met vrienden, kennissen en derden; - hun relatie met pleegkleinkinderen. Begeleiding in algemene relationele ondersteuning De begeleiding van de pleegzorgbegeleider moet voornamelijk plaatsvinden via gesprekken met beide pleeggrootouders. De pleegzorgbegeleider moet alert zijn wanneer n van de pleeggrootouders zich steeds meer terugtrekt en minder of geen deel meer wil nemen aan de gesprekken. Door beide pleeggrootouders afzonderlijk vragen te stellen over de beleving van de pleegzorgplaatsing, kunnen eventuele problemen onderkend worden. Gezamenlijk kan naar oplossingen gezocht worden. Het is daarbij belangrijk het tempo van de pleeggrootouders te volgen. De pleegzorgbegeleider moet begrip hebben voor
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 237

het feit dat zij moeten wennen aan de veranderde situatie en hier tijd voor nodig hebben. Het is van belang dat de pleegzorgbegeleider op de hoogte is van de manier waarop de besluitvorming rondom de plaatsing tot stand is gekomen en in hoeverre de pleeggrootouders hierachter staan. Er kan vanuit gegaan worden dat de motivatie van de pleeggrootouders anders is wanneer zij de beslissing om het pleegkleinkind in huis te nemen zelf genomen hebben, dan wanneer zij aangewezen zijn door de familie. De relatie tussen de pleeggrootouders en hun kind (de ouder van het pleegkleinkind) dient in de begeleiding uitgebreid aan bod te komen. Eventuele schuldgevoelens en zorgen omtrent de veiligheid en gezondheid van hun kind dienen aan bod te komen. Mogelijk vormt het feit dat zij in elk geval iets voor hun pleegkleinkind kunnen doen een motivatie. Dergelijke krachtbonnen moeten geanalyseerd en/of geactiveerd worden. Door een genogram en/of levenslijn samen met de grootouders te maken, kan de pleegzorgbegeleider inzichtelijk krijgen wie belangrijk is en wie wat zou kunnen betekenen. Er moet niet alleen stilgestaan worden bij de familie, maar ook bij eventuele vrienden en kennissen. Het kan de pleeggrootouders helpen om andere pleeggrootouders te ontmoeten om ervaringen te kunnen delen en te investeren in een emotionele en praktische ondersteuning. De pleegzorgbegeleider kan trachten pleeggrootouders met elkaar in contact te laten komen. Indien de pleeggrootouders werken, dan kan de pleegzorgbegeleider ook op praktisch vlak ondersteuning bieden. Voordelen voor deze pleegouders zijn dat zij een veel groter netwerk hebben, aansluiting met de maatschappij vinden en kunnen met andere (ook jongere) mensen ervaringen uitwisselen. Het organiseren van buitenschoolse opvang en vakantieopvang is voor hen belangrijk. Hierbij kan aan organisaties gedacht worden, maar ook aan familieleden en weekend- of vakantiepleegzorg. Als de pleegzorgbegeleiding niet toereikend zijn, dan moet doorverwezen worden voor bijvoorbeeld systeemtherapie of rouwverwerking. Relatie pleeggrootouder en ouders De pleegzorgbegeleider moet ook gesprekken voeren met de pleeggrootouder en het kind (de ouder van het pleegkleinkind). Meerzijdige partijdigheid is hierbij belangrijk. Er kan getracht worden negatieve beelden of meningen over en weer te doorbreken. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van circulaire vragen, positieve connatie, reframing en omdraaiing. Ook hierbij kan het gezamenlijk maken van een genogram en/of levenslijn behulpzaam zijn. Eventuele pijnlijke onderwerpen kunnen zo gemakkelijker besproken worden en verbanden (geen oorzaken!) kunnen gelegd worden tussen gebeurtenissen uit het verleden, zodat dit beter begrepen kan worden. De pleegzorgbegeleider kan ondersteunen om de pleeggrootouders en de ouders afspraken te laten maken over de opvoeding. Hierbij kan gesproken worden over de bezoekregeling, wie wat voor het zeggen heeft en naar wie het kind moet luisteren. Indien nodig kan een ander familielid gevraagd worden hierbij te bemiddelen. Als er lagere tijd geen contact is geweest tussen de pleeggrootouders en de ouders, dan kan de pleegzorgbegeleider ondersteuning bieden wanneer zij weer contact zoeken. Hierbij is het van belang om voorzichtig aan contactherstel te werken, wat met beide partijen goed voorbereid moet worden. Hierbij is het belang om de pijn en verdriet van beide partijen te erkennen en te verkennen van de minimale verwachtingen ten opzichte van elkaar zijn, waar de teleurstellingen zijn en waar men bang voor is. Als er sprake is
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 238

van veel onderling wantrouwen, dan kan het goed zijn om in de aanloop naar het eerste gesprek n hulpverlener met de ouders en n hulpverlener met de pleeggrootouders in gesprek te laten gaan. Hierbij moet vooral getracht worden het wederzijds eisenpakket zo laag mogelijk te houden om nieuwe teleurstellingen te voorkomen. Een eerste contact vindt bij voorkeur zonder kinderen plaats. Eventueel kan verwijzing naar een systeemtherapeut gewenst zijn. Relatie pleeggrootouder, ouder en pleegkleinkind Het pleegkleinkind kan in een loyaliteitsconflict terecht komen door de spanningen in de relatie tussen de pleeggrootouder en de ouder. Dit kan de pleegzorgbegeleider centraal zetten in zijn gesprekken met het pleegkleinkind en verder opnemen in de contacten met de ouders en pleeggrootouders. Dit moet erop gericht zijn dat de ouders de pleegzorgplaatsing bij de pleeggrootouders accepteren en dat de pleeggrootouders geen problemen hebben met het contact tussen hun pleegkleinkind en de ouder. Van hieruit hoeft het kind niet meer zijn loyaliteiten te splijten, wat de ontwikkeling ten goede komt. Het mooiste is als de pleeggrootouder en de ouder dit in een gezamenlijk gesprek en anders eventueel in afzonderlijke gesprekken met het kind kenbaar maken. De pleegzorgbegeleider kan bij dergelijke gesprekken eventueel ondersteuning bieden. Als het niet mogelijk is, dan kan de begeleider ook alleen in een gesprek met het kind aangeven dat hij niet hoeft te kiezen tussen de ouder of de pleeggrootouder. Met jonge kinderen kan de pleegzorgbegeleider hierbij gebruik maken van poppen, waarbij een moederpop, grootmoederpop en kindpop met elkaar praten. Pleegkleinkind kunnen met veel vragen zitten, welke zij niet durven stellen of waar zij zelf het antwoord bij bedacht hebben. Daar kunnen zij onrustig en angstig van worden. Het is van belang dat de pleegzorgbegeleider ruimte schept voor het kind om vragen te stellen. Het kan gaan om vragen over themas zoals het overlijden van de pleeggrootouders, bezoekcontacten en de onderlinge relaties. Het verdient de voorkeur om gesprekken over dergelijke themas in aanwezigheid van de pleeggrootouder en de ouder te bespreken. Relatie pleeggrootouder, ouder en bredere familie De pleegzorgbegeleider moet proberen de familie zoveel als mogelijk te betrekken bij de begeleiding. Hierbij wordt systeemgericht gewerkt en moet rekening gehouden worden met posities en de gevolgen voor alle subsystemen bij veranderingen. Bij conflicten moet de pleegzorgbegeleider proberen een bemiddelende rol te spelen of eventueel te verwijzen naar een systeemtherapeut of iets dergelijks. Bij een (redelijk) goed verlopend contact kunnen er afspraken gemaakt worden over bijvoorbeeld het verdelen van de aandacht onder de kleinkinderen. Sociogrammen kunnen behulpzaam zijn bij het in kaart brengen van wie beschikbaar is voor zaken, zoals logeren, oppas, maar ook dingen als boodschappen. Opvoedondersteuning Normaal gesproken is het opvoeden van kinderen de verantwoordelijkheid van ouders en zijn grootouders op de achtergrond aanwezig als wijze familieleden met levens- en opvoedingservaring. Aangezien zij geen eindverantwoordelijkheid hebben voor de opvoeding mogen zij hun kleinkinderen verwennen. Pleeggrootouders staan voor een grote rolverwisseling tot opvoeder en deze omslag gaat niet altijd vanzelf. Begeleiding hierin kan nodig zijn. Door leeftijd (mentaal en/of fysiek) kunnen voor pleeggrootouders alle afspraken bij elkaar en het gedrag van het pleegkleinkind als te veel ervaren worden. De voorgeschiedenis kan maken dat het pleegkleinkind gedragsproblemen laat zien en/of een ontwikkelingsachterstand heeft. Daarnaast worden pleeggrootouders geacht hun pleegkleinkinderen te ondersteunen bij bijvoorbeeld het huiswerk. Het hele schoolsysteem is veranderd en vraagt meer
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 239

zelfstandigheid van kinderen dan de pleeggrootouders gewend zijn. Hetzelfde geldt voor seksuele voorlichting, de omgang met computer en mobiele telefoons en het zoeken naar vervolgopleidingen of vrije tijdsbesteding. Vaak zijn pleeggrootouders hier niet (meer) in thuis. Zij zijn dus gedwongen zich bezig te houden met onderwerpen waar zij verder vanaf staan. Dit kan hen onzeker maken en gevoelens van onmacht versterken. Ook vakanties zijn bij pleeggrootouders een aandachtspunt. De pleegkleinkinderen willen graag spanning en opwinding, terwijl de pleeggrootouders juist behoefte kunnen hebben aan rust. Hier moet een nieuw evenwicht in gevonden worden. De kennissenkring van pleeggrootouders bestaat over het algemeen uit leeftijdsgenoten die al uit de kinderen zijn. De pleeggrootouders kunnen op hen geen beroep doen betreffende dagelijkse zorgen. Waar jonge ouders de lasten met anderen kunnen delen omdat zij allemaal in dezelfde situatie verkeren, zullen pleeggrootouders vaak zelf oplossingen moeten verzinnen. Emotioneel gezien kan het zijn dat de pleeggrootouders last krijgen van herinneringen aan de opvoeding van hun kinderen. Als grootouders het gevoel hebben dat zij hun best hebben gedaan en dat de problemen van hun kind (de ouder van hun pleegkleinkind) aan andere factoren te wijten valt, dan zal dit meevallen. Als hier twijfels over bestaan, dan kan het voorkomen dat de pleeggrootouder bij het minste geringste het kleinkind ziet afglijden en extra streng wil optreden. Hen moet tenslotte niet hetzelfde overkomen als met de ouder is gebeurd. Relatief normaal gedrag, zoals een keer alcohol nuttigen, kan als heel bedreigend voor de ontwikkeling van het pleegkleinkind ervaren worden. Dit in combinatie met het feit dat veel pleeggrootouders minder zicht hebben op de huidige leefwereld van de jeugd, kan voor extra conflicten in de opvoeding zorgen. Tot slot hebben sommige oudere pleeggrootouders nog een andere zorg, namelijk wat er met hun pleegkleinkind gebeurt als zij ernstig worden of komen te overlijden. Uit angst voor de gevolgen kunnen zij bijvoorbeeld ervoor kiezen niet te vertellen dat zij ziek zijn (geweest). Aandachtspunten De aandachtspunten op het gebied van opvoedingsondersteuning zijn: - rolwisseling van grootouder naar opvoeder; - energie van de pleeggrootouders; - het moderne leven van de jeugd in de huidige maatschappij; - vakanties; - (praktische) ondersteuning door familie en het sociale netwerk; - zorgen over het mogelijk ontsporen van de pleegkleinkinderen; - ziekte en mogelijk overlijden van de pleeggrootouders. Begeleiding De opvoedondersteuning bij pleeggrootouders vindt plaats vanuit hetzelfde perspectief als bij andere pleeggezinnen, waarbij bijvoorbeeld ook VIB ingezet zou kunnen worden. Daarnaast van de begeleiding van pleeggrootouders om aandacht voor de rolwisseling. De pleegzorgbegeleider kan samen met de pleeggrootouders verkennen in welke fase zij zitten tussen het grootouder- en opvoederschap, of simpel gezegd treden zij voldoende of verwennen zij nog te veel? Uiteindelijk zal een integratie van beide plaats moeten vinden op het tempo van de pleeggrootouders. Bij pleeggrootouders kan geput worden uit opvoedervaring. Van belang is hier met de pleeggrootouders bij stil te staan. Er kan teruggehaald worden waar zij goed in waren en waar zij tevreden over zijn. Ook punten waarover de pleeggrootouders twijfelen kunnen besproken worden. Ook is het van belang stil te staan bij dat wat de pleeggrootouders belangrijk vinden om door te geven in hun opvoeding aan het pleegkleinkind en wat zij anders willen doen dan bij de opvoeding van hun kind. Het is voornamelijk van belang om de kracht van de pleeggrootouders te ontdekken en deze te benutten.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 240

Pleeggrootouders kunnen hierbij opnieuw moeten leren vertrouwen op hun vaardigheden en kwaliteiten welke zij in hun opvoedings- en levenservaring hebben opgedaan. Het is aan de pleegzorgbegeleider om hier vervolgens bij aan te sluiten. Bespreekpunt met pleeggrootouders is of zij de opvoeding als lichamelijk zwaar ervaren. Samen kan hierbij gezocht worden naar ondersteuning op praktisch gebied, zoals het inschakelen van de buren voor het wegbrengen en ophalen van het pleegkleinkind naar school. Als de pleeggrootouders belemmeringen ervaren in het vinden van praktisch ondersteuning, dan kan samen overlegd worden waar deze vandaan komen en welke oplossingen hiervoor bestaan. Mogelijk kan de inzet van een zorgteam of een gesprek met meerdere familieleden een goedwerkend plan opleveren. Hierbij zou ook gekeken kunnen worden naar een logeeradres waar het pleegkleinkind af en toe een weekend kan verblijven. Indien wenselijk kan de pleegzorgbegeleider ook een weekendpleeggezin aanvragen. In de vakantieperiodes kunnen vakantiekampen voor het pleegkleinkind ervoor zorgen dat de pleeggrootouders even op adem kunnen komen en de kinderen zich kunnen uitleven. Als pleegouders de vele afspraken rond het pleegkleinkind als veel ervaren, dan kan het introduceren van een agenda en/of white- of prikbord met de belangrijke afspraken behulpzaam zijn. Ook voor de kinderen kan dit behulpzaam zijn, doordat het duidelijkheid biedt. Voor kleine kinderen kan het leuk en overzichtelijk zijn om de verschillende afspraken kleurtjes te geven. De pleegzorgbegeleider kan de pleeggrootouders voorlichting geven over schoolsystemen en vervolgopleidingen. Er kan genformeerd worden naar huiswerkklassen. Het contact met school kunnen de pleeggrootouders zelf onderhouden, maar indien gewenst kan de pleegzorgbegeleider hier wel ondersteuning bij bieden. In het verleden zijn er binnen de afdeling pleegzorg thema-avonden georganiseerd voor pleeggrootouders. Hier konden ervaringen uitgewisseld worden en stonden onderwerpen centraal zoals puberteit, seksualiteit en voorlichting, loverboys, invulling van vakanties en vrije tijd van kinderen, taakverdeling tussen ouders en pleeggrootouders, enz. Door een aflopend animo is dit gestopt, maar mogelijk ontstaat de wens in de toekomst weer. Wanneer er grote opvoedverschillen zijn tussen de pleeggrootouders en de ouders, dan kan de pleegzorgbegeleider in een gezamenlijk gesprek proberen hierin een middenweg te vinden. Indien wenselijk kan de (gezins)voogd hierbij betrokken worden om eventuele knopen door te hakken. De voorkeur ligt er echter bij dat hierin onderlinge overeenstemming ontstaat, zodat er ook draagkracht ontstaat. De pleegzorgbegeleider kan door de pleeggrootouders gezien worden als schakel tussen de moderne (Westerse) maatschappij en hun eigen levenservaring waar zij op varen. Daarom kan het prettig zijn voor de pleeggrootouders als de pleegzorgbegeleider ook goed contact met het pleegkleinkind heeft en daar een band mee opbouwt. Op die manier kunnen de pleeggrootouders mogelijk gemakkelijker openstaan voor de adviezen en stimulatie tot aansluiting bij de leefwereld van het pleegkleinkind. Hierbij is het ook belangrijk dat de pleegzorgbegeleider de pleeggrootouders het gevoel geeft (of zelfs concreet benoemd) dat het vertrouwen heeft in het kunnen en de wijsheid van de pleeggrootouders. Tenslotte is het belangrijk om met (oudere) pleeggrootouders te bespreken wat er met de pleegkleinkinderen moet gebeuren als zij ernstig ziek worden of komen te overlijden. Sommige pleeggrootouders kunnen die een ingewikkeld onderwerp vinden, wat zij liever uit de weg gaan. Aangezien zorgen op dit gebied ook bij het pleegkleinkind kunnen leven, dient hier in zekere zin op aangedrongen worden. Een familieberaad zou hierin een goede optie zijn.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 241

Praktische ondersteuning Sommige pleeggrootouders hebben moeite de maatschappelijke ontwikkelingen te volgen, waardoor zij door de opvang van hun pleegkleinkind geconfronteerd worden met onbekende terreinen, zoals vernieuwde onderwijsvormen of een veranderd kinderdagverblijfbeleid. Pleeggrootouders zouden tegen moeilijkheden aan kunnen lopen op het gebied van computers, formulieren, automaten en mobiele telefoons. Daarbij kan het voorkomen dat zij zich realiseren dat het noodzakelijk is om een computer aan te schaffen, maar hier de financile middelen niet voor hebben. Tot slot kan het voorkomen dat de pleeggrootouders niet over voldoende woonruimte beschikken. Aandachtspunten De aandachtspunten op het gebied van praktische ondersteuning zijn: - computergebruik; - de financile situatie; - invullen van formulieren; - passende huisvesting; - inrichting van de kamer voor het pleegkleinkind; - het kiezen van de juiste school, onderwijsvorm of vervolg opleiding; - computergebruik; - bemiddelen en ondersteunen naar instanties, zoals de Sociale Dienst, woningbouwvereniging, school, ziekenhuizen, enzovoorts. Begeleiding Financile nood moet direct bij aanvang van de begeleiding nagevraagd worden. Hierbij kunnen fondsen ingeschakeld worden, zoals een sportfonds, en de weg naar de juiste instanties uitgelegd worden. De pleegzorgbegeleider moet hierbij voorkomen dat de pleeggrootouder afhankelijk wordt en voorkomen moet worden zelf acties te ondernemen. Indien de pleeggrootouders er zelf niet uitkomen, kan het inschakelen van familieleden en kennissen nuttig zijn.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

242

6.8

Pleegoudervoogdij

Doel Wanneer er voogdij overgedragen wordt aan pleegouders (zie 2.3.5), dan heeft dit diverse gevolgen voor het kind, de ouders en de pleegouders. Deze beslissing dient dan ook weloverwogen genomen worden, waarbij alle mogelijk beschikbare informatie bij alle partijen bekend is. Hier wordt een overzicht gegeven van zoveel als mogelijk achtergrond informatie. Uitgangspunten - De pleegzorgbegeleider heeft kennis van de achtergrond informatie rond pleegoudervoogdij. - De pleegzorgbegeleider brengt alle belanghebbenden (pleegouders, kind, ouders en eventuele overige belanghebbenden) zo goed als mogelijk op de hoogte van deze informatie. - Door de pleegoudervoogdij-regeling kunnen pleegouders de voogdij uitoefenen, zonder dat de pleegvergoeding en de hulpverlening komt te vervallen. Hierbij krijgt n van de pleegouders de voogdij. Bij het verkrijgen van de voogdij door deze pleegouder blijft dan de mogelijkheid tot hulpverlening en vergoeding bestaan. Deze regeling is bedoeld voor pleegouders die de betaling niet kunnen missen, maar wel de voogdij over het kind willen uitoefenen. - Indien beide pleegouders het gezag willen uitoefenen, en dus de voogdij willen hebben, blijft de mogelijkheid tot hulpverlening en pleegvergoeding niet bestaan. Het is zo dat indien pleegouders samen de voogdij uitoefenen er een onderhoudsplicht voor de pleegouders ontstaat. Zij zullen dan kinderbijslag ontvangen waardoor de mogelijkheid tot pleegvergoeding vervalt. Richtlijnen Consequenties voor het kind Het kind is voortaan voor alle belangrijke beslissingen afhankelijk van pleegouders. Voordeel hiervan is dat de lijnen kort zijn en de zaken als in een gewoon gezin met elkaar geregeld kunnen worden. Het nadeel is dat Bureau Jeugdzorg niet meer beslist in het belang van het kind. Het vertrouwen van het pleegkind in de pleegouders is dus van belang. Als de pleegouders ervoor kiezen om de voogdij gezamenlijk te nemen, dan kunnen zij een verzoek indienen de familienaam van het kind te wijzigen in hun eigen familienaam. Dit is zeer uitzonderlijk te noemen. Het is ongebruikelijk en niet voor de hand liggend om dit te doen, vanuit het recht van het kind op afstamming. De rechter zal dit verzoek alleen toewijzen als het belang van het kind zich hier niet tegen verzet en het kind (>12 jaar) heeft ingestemd met het verzoek. Consequenties voor de ouder(s) zonder gezag en overige familieleden Ouders en overige familieleden zijn voor het hebben van contact met hun kind afhankelijk van de medewerking van de pleegouders. Bureau Jeugdzorg kan hier niet meer in bemiddelen of desnoods iets opleggen. Als er pleegzorgbegeleiding blijft bestaan, dan kan de begeleider hierin bemiddelen, maar uiteindelijk beslissen de pleegouders over het contact tussen de ouder(s) en het kind. Voor de ouder(s) of andere familieleden staat de gang naar de rechtbank open, wanneer pleegouders en ouder(s) of andere familieleden niet tot overeenstemming kunnen komen over de omgangsregeling. Het recht van de ouders op informatie over het kind blijft bestaan.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 243

Hoewel de ouder(s) wel onderhoudsplichtig blijft, hoeft deze geen ouderbijdrage meer te betalen aan het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdrage (LBIO; zie 6.3). Bij tijdelijke (pleegouder)voogdij moet de ouderbijdrage wel betaald worden. Consequenties voor de pleegouders Pleegouder(s) krijgt de zeggenschap over het kind en wordt diens wettelijk vertegenwoordiger. Alles wat gewoonlijk door de ouder(s) getekend wordt, wordt nu door de pleegouder(s) getekend, zoals paspoort, toestemming voor een medische behandeling, verzoek tot naamswijziging e.d. De pleegouder(s) wordt volledig verantwoordelijk voor het kind. Begeleiding De begeleiding en ondersteuning vanuit Bureau Jeugdzorg vervalt bij pleegoudervoogdij. In principe stopt ook de pleegzorgbegeleiding bij voogdijoverdracht naar pleegouders. Afhankelijk van de voogdijvorm kan er bij een hulpvraag van pleegouders toch pleegzorgbegeleiding blijven bestaan. Echter, bij gezamenlijke voogdij komen pleegouders niet in aanmerking voor pleegzorgbegeleiding. Het indiceren van jeugdhulp voor het kind en zijn pleegouders bij opvoedingsproblemen is uiteraard wel mogelijk, maar dit wordt dan niet vormgegeven als begeleiding pleegzorg, maar bijvoorbeeld als Intensieve Pedagogische Thuishulp (IPT). Bij enkelvoudige voogdij kunnen pleegouders ervoor kiezen om de pleegzorgbegeleiding en/of de pleegzorgvergoeding te behouden. Wanneer pleegouders dit op prijs stellen, dan moeten zij zich wenden tot Bureau Jeugdzorg afdeling Toegang voor een indicatie jeugdhulp in de vorm van pleegzorgbegeleiding. Financile gevolgen Pleegzorgvergoeding Bij gezamenlijke voogdij hebben pleegouders een wettelijke onderhoudsplicht. Doorbetaling van de pleegzorgvergoeding is niet mogelijk, ook niet wanneer er een indicatiebesluit vanuit Bureau Jeugdzorg voor jeugdhulp bestaat. Pleegouders worden nu gezamenlijk onderhoudsplichtig geacht en de overheid meent dat dit strijdig is met het ontvangen de pleegzorgvergoeding. Eventuele toeslagen, zoals die voor een groot pleeggezin, vervallen gezamenlijk met de pleegzorgvergoeding. Bij enkelvoudige voogdij bestaat geen wettelijk onderhoudsplicht en is doorbetaling van de pleegzorgvergoeding wel mogelijk. Hierbij blijft het recht op eventuele toeslagen, zoals die voor een groot pleeggezin, bestaan. Voor de pleegzorgvergoeding behoeft geen indicatie bij Bureau Jeugdzorg aangevraagd te worden. Wel is er een beschikking nodig van de rechtbank waarin staat dat n van de pleegouders de voogdij heeft gekregen en moet er een pleegzorgcontract tussen de zorgaanbieder pleegzorg en de pleegoudervoogd bestaan. Tevens moeten de pleegouders het pleegkind binnen het gezin opvoeden. Wanneer er op het moment van de overdracht geen sprake is van een indicatie van Bureau Jeugdzorg voor pleegzorg, dan hebben de particulier betrokken voogden geen recht op pleegoudervergoeding. Zij hebben dan dezelfde financile rechten als ouders over hun biologische kinderen. Kinderbijslag Als de pleegouder(s) de voogdij heeft en geen pleegzorgvergoeding ontvangt, dus bij gezamenlijke voogdij, dan bestaat het recht op kinderbijslag. Dit kan de pleegouder(s) aanvragen bij de Sociale Verzekeringsbank. Halfwezenuitkering Als het pleegkind een van zijn ouders heeft verloren (halfwees is), dan kan de pleeouder(s) recht hebben op een halfwezenuitkering. De overleden ouder moet dan verzekerd zijn voor de Algemene Nabestaandenwet (ANW). Een andere voorwaarde is dat het kind niet ouder is dan 18 jaar.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 244

Een aanvraag om een halfwezenuitkering wordt door de Sociale Verzekeringsbank echter standaard afgewezen als de pleegouder(s) een pleegzorgvergoeding ontvangt. Mocht de pleegouder(s) toch een halfwezenuitkering krijgen, dan wordt deze niet verrekend met de pleegzorgvergoeding. Als de overgebleven ouder een bijdrage aan de pleegouder betaald, dan wordt deze van de halfwezenuitkering afgetrokken. Wezenuitkering Een volle wezenuitkering of andere uitkering die het pleegkind ontvangt wordt met de pleegzorgvergoeding verrekend. Het kind mag een deel van deze uitkering behouden. De hoogte van dit bedrag is een kwart van het minimumloon dat geldt voor de leeftijd van het kind. Als het kind jonger is dan 15 jaar, dan geldt voor de berekening een kwart van het minimumloon van een 15jarige. Vergoeding bijzondere kosten door Bureau Jeugdzorg Bijzondere kosten die door Bureau Jeugdzorg vergoed werden, zoals schoolkosten en medische kosten, worden na de voogdijoverdracht niet langer vergoed en komen voor rekening van de pleegouder(s). Studiekosten Het pleegkind heeft zoals ieder ander kind recht op studiefinanciering als deze MBO-, HBO- of wetenschappelijk onderwijs volgt. Het pleegkind moet aangemerkt worden als uitwonend en er wordt voor de aanvullende studiebeurs slechts gekeken naar het inkomen van de eigen ouder(s) en niet naar de pleegoudervoogd(en). De studiefinanciering wordt verrekend met de pleegzorgvergoeding met uitzondering van het collegegeld en de kosten van de boeken. Bij het voortgezet onderwijs is het mogelijk om een tegemoetkoming in de studiekosten te krijgen. Hier wordt wl gekeken naar het inkomen van de wettelijk vertegenwoordiger, in dit geval van de pleegouder(s). Deze tegemoetkoming wordt niet verrekend met de eventuele pleegzorgvergoeding. Vermogen van het kind Een eventueel vermogen van het kind wordt door de pleegoudervoogd beheerd tot aan de meerjarigheid van het kind. Verzekering De aansprakelijkheids- en (aanvullende) ziektekostenverzekering vanuit Bureau Jeugdzorg vervallen bij een voogdijoverdracht naar de pleegouder(s). De pleegouder(s) moet het kind zelf verzekeren. Vaak kan het kind op de polis van de pleegouder(s) worden bijgeschreven. De pleegoudervoogd is met inachtneming van de wettelijke regelingen inzake aansprakelijkheid zelf aansprakelijk voor door het kind toegebrachte schade. Kantongerecht Net als Bureau Jeugdzorg is de pleegoudervoogd verplicht om verantwoording af te leggen aan de kantonrechter over het financile beheer van de bezittingen van het pleegkind. Ook moet de pleegoudervoogd toestemming vragen aan de kantonrechter als hij/zij het pleegkind voor langere tijd mee wil nemen naar het buitenland. Erfrechtelijke gevolgen Als een pleegkind vijf jaar of langer als eigen kind is verzorgd en onderhouden, dan geldt bij overlijden van de pleegouder(s) voor het pleegkind hetzelfde tarief ten aanzien van de successiebelasting als voor een eigen kind. De pleegouder(s) dient dan het pleegkind wel als begunstige (als eigen kind) in het testament vastgelegd hebben.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

245

Verschillen tussen ouderlijk gezag en voogdij Hoewel er weinig inhoudelijk verschillen bestaan tussen ouderlijk gezag en voogdij, bestaat er wel een aantal verschillen: - Het belangrijkste verschil is dat er bij voogdij geen directe biologische relatie is tussen de voogd en het kind. Bij ouderlijk gezag is dit wel het geval, uitgezonderd adoptie en in sommige gevallen bij erkenning. - Ouderlijk gezag is in de meeste gevallen automatisch bij de geboorte ontstaan, terwijl aan de totstandkoming van voogdij een juridische daad van een ander (bv. testament) of een besluit van de rechter voorafgaat. Bovendien moet diegene die de voogdij krijgt hier altijd mee instemmen. - Voogdij kan worden overgedragen, ouderlijk gezag niet. Wanneer het kind wordt geadopteerd, dan is er geen sprake van voogdij. De adoptiefouders verkrijgen dan het ouderlijk gezag. Testamentaire voogdij Alle ouders kunnen afzonderlijk bepalen wie na zijn dood de voogdij krijgt. Hiervoor komen alleen natuurlijke personen en dus niet rechtspersonen, zoals instellingen, in aanmerking. De testamentaire bepaling over de voogdij heeft geen kracht als na overlijden van de ene ouder de andere van rechtswege het ouderlijk gezag houdt of dit door een rechterlijke beslissing uitoefent. Als dit niet het geval is, dan wordt de in het testament genoemde persoon voogd zodra deze de voogdij aanvaardt. Dat gebeurt met een schriftelijke bereidverklaring van de pleegouder die moet worden ingediend bij de griffier van de rechtbank. De voogdij begint op het moment waarop de per testament aangewezen persoon zich bereid verklaart de voogdij te aanvaarden. Testamentaire voogdij is voor pleegoudervoogden onzeker. Als de pleegoudervoogd bij testament een voogd aanwijst, dan moet er na de bereidverklaring van deze persoon nog benoeming door de rechter plaatsvinden. Deze instemming van de rechter is nodig omdat de wetgever het te ver vond gaan om een derde die met voogdij is belast, de mogelijkheid te geven om bij testament een andere persoon aan te wijzen die voortaan het gezag over het kind van een ander uitoefent. Voor de pleegoudervoogd bestaat er daarom onzekerheid of de persoon die door hen bij testament is aangewezen, ook daadwerkelijk de voogdij zal mogen uitoefenen. De vraag is daarom of het voor pleegouders zinnig is om bij testament hun wens(en) hieromtrent vast te leggen. Een alternatief is dat de pleegouders hun wens zelf schriftelijk vastleggen en de betrokkenen een kopie verstrekken. Het voordeel van een testament is dat dit een door de notaris opgemaakte, authentieke actie is en daarom dwingende bewijskracht heeft. Hier zijn echter kosten aan verboden, terwijl er onzekerheid bestaat of de rechter de door de pleegouder(s) aangewezen voogd vervolgens ook tot voogd benoemd. Door de rechter opgedragen voogdij De kantonrechter benoemt een voogd voor een kind dat niet onder gezag staat of bij een ontheffing of ontzetting uit het ouderlijk gezag. Dit kan een natuurlijk persoon of een instelling zijn. De kantonrechter kan ook een tijdelijke voogd benoemen in afwachting van een definitieve gezagsregeling of voor een periode dat de ouder(s) niet in staat zijn hun gezag uit te oefenen. De rechter kan alleen iemand tot voogd benoemen als de betrokkene zich daartoe bereid verklaart. Ontslag uit de voogdij Naast overdracht van voogdij is ontslag uit de voogdij mogelijk. Ontslag uit de voogdij kan op verzoek van de voogd geschieden als: - een gebrek de uitoefening van de voogd onmogelijk maakt; - de leeftijd van 65 jaar is bereikt; - een ander bevoegd persoon zich schriftelijk bereid verklaard heeft de voogdij over te nemen.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 246

Einde van de voogdij De voogdij eindigt bij de dood van het kind of de voogd. Eveneens bij meerderjarig worden van het kind of bij ontslag of ontzetting van de voogd uit de voogdij. Als het kind nog minderjarig is bij einde van de voogdij, dan moet een andere voogd benoemd worden. De voogdij eindigt eveneens als de rechter de voogdij overdraagt op verzoek van degene die het kind langer dan een jaar opvoedt en verzorgt, ook wanneer dit tegen de zin van voorgaande voogd is. Verantwoordelijkheden bij overplaatsing Wanneer een kind overgeplaatst wordt van een pleeggezin naar bijvoorbeeld een residentile instelling dan is de verantwoordelijkheid afhankelijk van het type voogdij. De pleegoudervoogd behoudt in dergelijke situaties in principe de voogdij en kan de relatie met het kind zodoende in stand houden. Wanneer er sprake is van enkelvoudige voogdij, dan bestaat er geen onderhoudsplicht. Deze onderhoudsplicht blijft bij de ouder(s). Dat wil zeggen dat de ex-pleegouder niet verantwoordelijk gehouden kan worden voor bijkomende kosten, zoals voor bewassing, school, kleding en reizen. Ook verantwoordelijkheden zoals de opvang in weekenden en vakanties, liggen niet bij de ex-pleegouders. Indien dit laatste wel gewenst wordt, dan moet er een indicatie door Bureau Jeugdzorg afgegeven worden voor weekend- of vakantiepleegzorg. Wanneer er sprake is van gezamenlijke voogdij, dan is de ex-pleegouder(s) wel onderhoudsplichtig. Dat wil zeggen dat alle kosten en overige verantwoordelijkheden blijven bestaan bij overplaatsing. Voorlopige en tijdelijke voogdij De voorlopige voogdij is een specifieke vorm van voogdij, waarbij de ouder(s) geen gezag meer heeft. De twee gronden voor voorlopige voogdij zijn: - het kind staat niet onder het wettelijk vereiste gezag of dat gezag wordt niet over hem uitgeoefend; en - de voorlopige voogdij is noodzakelijk om het kind te beschermen; de situatie is zo bedreigend voor het kind dat er moet worden ingegrepen (bijvoorbeeld door een noodzakelijke medische ingreep waar ouders niet mee instemmen). In zon situatie verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming de rechter om een voorlopige voogdij. Deze vervalt na zes weken, tenzij de RvK binnen deze zes weken een kinderbeschermingsmaatregel bij de rechter vraagt. Een tijdelijke voogdij wordt uitgesproken als n of beide ouders (al dan niet) tijdelijk niet in staat zijn om het gezag uit te oefenen of als hun verblijfplaats onbekend is. Dit wordt een gezagsvacum genoemd. Zolang als het gezagsvacum duurt, duurt ook de tijdelijke voogdij. De gronden voor een tijdelijke voogdij zijn: - er is een voorziening nodig in afwachting van het begin van een definitieve voogdij (bv. de ouder(s) overlijdt en het is onduidelijk wie de voogdij voor de langere termijn kan uitoefenen); - een ouder of voogd is tijdelijk niet in staat het gezag uit te oefenen; - de verblijfplaats van de ouder of voogd is onbekend of zelfs diens bestaan is onzeker; - de voogd is in gebreke bij het uitoefenen van zijn gezag. Zijn deze omstandigheden vervallen, dan wordt de benoemde voogd op zijn eigen verzoek of op verzoek van diegene die hij vervangt, door de kantonrechter ontslagen als de rechter dit in het belang van het kind acht. Als Bureau Jeugdzorg de tijdelijke voogdij heeft, dus zonder een ontheffing of een ontzetting uit de ouderlijke macht, dan verdient het de voorkeur om de ouder(s) alsnog
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 247

te ontheffen voordat de voogdij wordt overgedragen naar de pleegouders. Bij een tijdelijke voogdij is er een schorsing van het gezag, met als insteek dat het gezag weer terug gaat naar de ouder, als deze weer in staat is om het gezag uit te oefenen. Dit geldt ook als de pleegouder inmiddels de voogdij overgenomen heeft van Bureau Jeugdzorg. Om problemen hiermee te voorkomen verdient het de voorkeur om de ouders voor de overdracht naar de pleegouders uit de ouderlijke macht te ontheffen. Het verdient de voorkeur beide verzoeken op eenzelfde dag en tijdstip te behandelen. Dit vraagt afstemming van de BJZ-werker en raadsonderzoeker richting de rechtbank sectoren familierecht en kanton. Een ontheffingsverzoek wordt door de Raad voor de Kinderbescherming gedaan en wordt behandeld door de familiekamer van de rechtbank. Het verzoek tot overdracht van de voogdij wordt behandeld door de rechtbank, sector kanton. Mocht de pleegouder(s) het kind ter zijner tijd willen adopteren, dan is een ontheffing van het gezag van de ouders vereist. Dit kan niet bij tijdelijke voogdij. Voogdijaanvraag bij vrijwillig kader In bijzondere situaties is het ook binnen het vrijwillige kader mogelijk om de voogdij aan pleegouders over te dragen. Voorwaarde is dat de pleegouders dan een jaar of langer voor een kind zorgen, met instemming van de ouder met gezag. Als de ouder met gezag deze plaatsing wil beindigen, dan kan een beroep gedaan worden op het blokkaderecht. Zonder toestemming van de kinderrechter mag de ouder het kind dan niet uit het pleeggezin weghalen. Na een geslaagd beroep op het blokkaderecht kunnen de pleegouders om ontheffing van het gezag van de ouder vragen. Dit is de enige situatie waarin een ander dan de Raad voor Kinderbescherming of de Officier van Jusititie om ontheffing van het gezag van de ouder(s) kan verzoeken.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

248

6.9

Puberteit bij pleegkinderen

Doel De puberteit bij pleegkinderen kent een aantal bijzonderheden. De pleegzorgbegeleider dient hier de nodige kennis over te hebben, zodat dit in de begeleiding aan de pleeggezinnen meegenomen kan worden. Uitgangspunten De pleegzorgbegeleider heeft kennis van de bijzonderheden van puberteit bij pleegkinderen en weet dit in de begeleiding toe te passen. Hierbij houdt de pleegzorgbegeleider rekening met de individuele situatie en voorkomt generalisering. Richtlijnen Bron : Mobiel 1 februari/maart 2008 Thema : Pubers in de pleegzorg Door : Petra Batsiaensen Titel : Is een pleegpuber echt anders? Vanaf circa twaalf jaar begint de puberteit. Pubergedrag van een pleegkind roept andere betekenissen op dan pubergedrag van een eigen kind. Is dit wel of niet terecht? Wat is puberteit? Puberteit is ten eerste een natuurfenomeen: er is sprake van lichamelijke en hormonale veranderingen (lengte, groei, vormen, lichaamsgeur, haargroei) die leiden tot geslachtsrijpheid en vruchtbaarheid. Puberteit is ten tweede een cultuurfenomeen: specifieke ontwikkelingstaken die horen bij deze lichamelijke veranderingen gaan gepaard met verhoogde kwetsbaarheid. De veranderingen in de psychische ontwikkeling van en het contact met jongeren kenmerken zich als volgt: - De hormonale veranderingen gaan samen met stemmingswisselingen. De sfeer wordt meer geladen met extreme emoties, varirend van intens genieten tot intense irritatie. Verheerlijking van idolen en idealen staat naast negativiteit en nihilisme. Verlegging van grenzen en experimenteren met rollen met een grote kans op ontremming en uitbarstingen is actueel. Drammen, zeuren, doordraven, schreeuwen, schelden, hysterisch worden, stommetje spelen, verleiden, misleiden, geweld gebruiken, dreigen en chanteren zijn hierbij standaard pubermanipulatietechnieken. - Andere omgangsregels op het vlak van afstand en nabijheid. De aaibaarheidsfactor van het kind daalt en de drang tot contact en omgang verschuift van het gezin naar leeftijdgenoten. - Ontwikkelingstaken die een puber moet vervullen: ontwikkeling van eigen identiteit, voorbereiden op zelfstandigheid en autonomie, losmaking van het gezin, emotioneel onafhankelijk worden van ouders, gelijkwaardige relaties met leeftijdgenoten opbouwen en zich voorbereiden op een beroep. - In moreel opzicht worden persoonlijke waarden belangrijker dan wetten of algemene waarden, die flexibel worden ingevuld en waarvan de grenzen worden verkend. Hierdoor kan een spanningsveld ontstaan tussen (normen en waarden van) de leeftijdgenoten van de jongere en (die van) het gezin. Door deze vier punten ontstaat het risico op wederzijdse vervreemding tussen opvoeders en kinderen in de puberteit.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

249

Wat is specifiek aan pleegpubers? 1. De pleegsituatie In Nederland heerst de opvatting dat een kind het best kan opgroeien bij zijn ouders. De biologische verbondenheid tussen ouders en kinderen heeft in de huidige maatschappij een hogere waardering dan de verworven verbondenheid tussen opvoeders en kinderen. Door deze sociale betekenisverlening van de maatschappij aan pleeggezinnen is de kans groter dat de gezinsvorm op zich als probleem wordt gezien. Als zich dan gedragsproblemen voordoen, wordt de pleegsituatie snel als oorzaak gezien. Dit geldt ook voor eenoudergezinnen, samengestelde gezinnen, adoptiegezinnen en gezinnen met homoseksuele ouderparen. Typisch pubergedrag krijgt een andere betekenis zoals er is sprake van een loyaliteitsconflict, het kind zit knel tussen het pleeggezin en het gezin van herkomst of het kind is niet goed gehecht. Het i s een verleidelijk perspectief om gedrag van een pleegpuber te begrijpen als het is moeilijk om als puber in een pleeggezin te wonen omdat al die verschillende banden en loyaliteiten een identiteitscrisis veroorzaken. De valkuil dat het bestaan van de pl eegpuber vernauwd wordt tot het pleegkind-zijn is reel aanwezig. 2. Het pleegkind De meest basale ontwikkelingstaak van de puber is losmaking, autonomie, individualisatie en identiteitsvorming. Ten aanzien van deze ontwikkelingstaak zijn bij pleegkinderen mogelijke stressfactoren aanwezig. Het specifieke van pleegkinderen is dat ze in een complexer systeem zitten dan kerngezinkinderen. Dit systeem bestaat uit de pleegouders, de ouders, de BJZ-werker, de pleeggezinbegeleider, de broers en zussen, de pleegbroers en -zussen, de familie en de pleegfamilie. De realiteit rondom dit leven in en met verschillende werelden kan in de puberteit plots zeer actueel worden omdat een aantal gebeurtenissen in een stroomversnelling geraakt. Stressbron De complexiteit van het systeem waarmee de pleegpuber te maken heeft, kan een extra stressbron zijn in de zoektocht naar eigen identiteit. Te denken valt aan nadenken over roots, verwarring over verbondenheid, bewustwording van rouw vanwege afgestaan zijn en het hebben van weinig zelfvertrouwen en een laag zelfbeeld als gevolg van voorgeschiedenis en pleegkind-zijn. Hierdoor kan losmaking emotionele overvraging zijn. Bovendien kunnen pleegkinderen lichamelijk gezien -als gevolg van versterkte stresshormonen en ondervoeding in de eerste levensjaren- vroeger in de puberteit komen, hetgeen de discrepantie met de sociaalemotionele ontwikkeling nog vergroot. Pubers met hechtingsproblematiek zijn eerder geneigd te handelen vanuit directe behoeftebevrediging, waardoor een grotere kans bestaat op zwerven, drugs en zwangerschap. Schaamtegevoelens en zelfrespect zijn minder aanwezig en de omgang met intimiteit en afstand-nabijheid is lastig. Hierdoor kan de koppeling tussen seksualiteit en genegenheid minder vanzelfsprekend zijn. Provocatie In de puberteit wordt de taal om uiting te geven aan frustraties en gevoelens van benadeling provocerender en explosiever. Het hebben van en het verwijzen naar de eigen ouders door de pleegpuber appelleert aan een basale kwetsbare kant van het pleegouderschap. Meer wegen Een pleegkind als puber heeft andere en meer wegen dan een gewone puber. Door de verspreiding van gezags- en opvoedingsfiguren is de kans op een diversiteit aan meningen en daarmee de kans op conflicten groter. Ongenuanceerde en dreigende boodschappen als ik loop weg voelen zwaar en kunnen letterlijk genomen worden op het moment dat er inderdaad een plek is waar het kind met open armen wordt ontvangen. De pleegcontext maakt de dreiging realistisch en uitvoerbaar.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 250

3. De pleegouders De bij deze ontwikkelingsfase horende opvoedingstaak van pleegouders is loslaten, adviseren, ondersteunen en onderhandelen. Ook ten aanzien van deze taak zijn bij pleegouders kwetsbaarheden aanwezig. Projectie Het gedrag van pubers is soms een soort geheimschrift, dat moeilijk te ontcijferen valt voor pleegouders omdat ze de voorgeschiedenis van het kind niet geheel kennen. Bij pleegkinderen met hechtingsproblematiek komt in de puberteitsfase het zwart-wit denken extreem tot uiting, zich uitend in versterkte rusteloosheid en prikkelbaarheid. Onder invloed van de identiteitsontwikkeling is er sprake van herbeleving van traumatische gebeurtenissen en projectie van de negatieve gevoelens (verlies, verlatenheid, eenzaamheid) uit de eerste levensjaren op de pleegouders. Dit leidt ook tot regressie en terugval bij de pleegouders en resulteert mogelijk in moeite met loslaten. Versnipperde verantwoordelijkheden Door de versnippering van verantwoordelijkheden (biologisch, juridisch, opvoedkundig) is het proces van loslaten verbrokkeld en is er sprake van een onnatuurlijke situatie en een (hulpverlenings)kader dat stopt bij 18 jaar. Pleegouders hebben geen biologische verwantschap met hun pleegkind en van daaruit geen natuurlijke autoriteit. Daarnaast hebben ze vaak ook geen juridisch gezag. Een pleegouder moet dus de zorgen opvoedingstaak uitvoeren zonder de toekenning en erkenning van fundamentele verantwoordelijkheden als de biologische en de juridische verantwoordelijkheid. Gezag uitoefenen vraagt dan met name in de puberteit meer creativiteit van de pleegouders. Vasthouden Veel pleegouders zijn expliciet (ver)zorgend ingesteld; dit maakt vaak deel uit van de motivatie om pleegouder te worden. Loslaten vraagt om vertrouwen. Dit vertrouwen is vaak wankel. Pleegouders zijn geneigd tot beschermen, vasthouden en verdedigen vanuit (al dan niet terechte) zorg om hun beschadigd kind. Gebrek aan vanzelfsprekendheid en onvoorwaardelijkheid De omgeving redeneert soms dat je het pleegouderschap kunt stopzetten aangezien het niet je eigen kind is. In die zin zijn pleegouders benadeeld en missen zij een onontbeerlijk en onvoorwaardelijk fundament. Hun relatie en inzet staan namelijk ter discussie. Een pleegsituatie wordt niet beschouwd als een natuurlijke of onvoorwaardelijke situatie. Ruzie maken met hoogoplopende emoties en grensoverschrijdend gedrag is hierdoor minder vanzelfsprekend en niet zonder ingrijpende consequenties. De eigenheid van de puberteit zou juist met zich mee moeten brengen dat conflicten wel vanzelfsprekend en zonder vergaande gevolgen zijn. Meer dan ouders zijn pleegouders bezig met reflecteren over opvoeding. Het risico bestaat dat reguliere pubergedragingen een existentile afwijzing gaan betekenen voor de pleegouder. Wel en niet doen in de omgang met pubers Tien basisvaardigheden om aan de relatie met de pleegpuber te - blijven - werken: 1. Positieve in plaats van negatieve aandacht geven Accent leggen op aanleren in plaats van afleren van gedrag. Preken helpt niet omdat een puber weinig rationeel denkt en er een spanningsveld is tussen ongelijk toegeven en de autonomiestrijd. Negatieve aandacht voor een gebeurtenis werkt zelfs belonend. Opbouwende kritiek geven op het gedrag en niet op het kind zelf volgens 3 basisregels: 1) gedrag afkeuren en niet de persoon 2) gedrag aanwijzen dat een kind moet leren 3) de emotie niet afkeuren.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 251

Complimenteren en positieve kanten versterken (intelligentie, verschijning, talenten op vlak van sport of muziek). Weinig verwachtingen hebben en pubers zelf keuzes laten maken met betrekking tot uiterlijk, hobbys, school, werk en vrienden. 2. Bevorderen van eigen verantwoordelijkheid en zelfstandigheid Pubers met hechtingsproblematiek zijn slecht in staat tot het onderhouden van wederkerige relaties en tot financile zelfstandigheid en ze hebben een gebrek aan normbesef en verantwoordelijkheid. Toch neemt dit niet weg dat loslaten de voorwaarde blijft voor losmaken. Het gunnen van privacy en tolerantie voor experimenten is noodzakelijk. 3. Emotionele steun blijven geven Loslaten betekent niet doorknippen, maar op een andere manier vasthouden. Om autonoom te kunnen zijn, heb je bindingen nodig. Bij pleegouders kan het gevoel overheersen een hotelfunctie te hebben; wellicht is dit het maximaal haalbare in deze fase. Pubers vergeten escalaties sneller dan volwassenen. Het in contact blijven met elkaar is een voorwaarde om positief uit de puberteitsperiode te komen. 4. Grenzen en regels blijven bieden Begrenzen is vasthouden; geen grenzen bieden geeft gevoelens van onveiligheid en het gevoel losgelaten te worden. Beter een te strakke dan een te slappe structuur. Gezinsregels moeten haalbaar, realistisch en voor iedereen duidelijk zijn en alle gezinsleden moeten zich aan deze regels houden. Pleegouders blijven hierin een voorbeeldfunctie houden. Maximaal vijf regels vaststellen waarover niet te onderhandelen valt; de rest is onderhandelbaar. De puber proberen te betrekken bij het vaststellen van de regels en het eens worden. Ten eerste moet een puber weten waarom de regel er is en ten tweede moeten de gezinsregels kunnen meeveranderen met de leeftijd van de puber. Niet te snel toegeven, zeker niet als een kind manipuleert of dwingt; wel aangeven dat een regel altijd bespreekbaar is. Als dit niet lukt, hak jij als pleegouder de knoop door. 5. Ik-boodschappen geven in plaats van veroordelen van gedrag Het benoemen van je eigen kwetsbaarheid, zorgen en angsten kan een puber de zekerheid geven dat de pleegouder emotioneel betrokken is op hem of haar. 6. Begrip tonen voor het feit dat sociale signalen slecht begrepen worden Het deel van onze hersenen dat verantwoordelijk is voor onze meest ontwikkelde vaardigheden -zoals sociaal bewustzijn, rationele besluitvorming en beheersen van emoties- ontwikkelt zich pas na de puberteit. Hierdoor is er tijdens de puberteit relatief vaak sprake van impulsief en onnadenkend gedrag. Gezichtsuitdrukkingen en nuances in het sociale verkeer worden niet of verkeerd genterpreteerd. 7. Het probleem bij de puber laten in plaats van tot je eigen probleem maken Niet de pleegouders moeten last krijgen, maar de puber zelf. Proberen een puber de (milde) negatieve gevolgen van een voorval te laten ervaren. Zorgen dat de puber zich eigenaar van taken voelt in plaats van alleen en slechts uitvoerder. 8. Timing van opmerkingen afstemmen op puber Echt luisteren, zonder te praten en zonder al aan het antwoord te denken. Pas daarna je eigen mening geven. Op deze wijze laten merken dat je de mening van de puber belangrijk vindt en bevorderen dat de puber naar jouw mening luistert. Soms time-out voor jezelf inlassen. Als je als pleegouder geneigd bent te emotioneel te reageren, dan enkele standaardzinnen bedenken om je niet door dit gedrag te laten overvallen. 9. Ruimte bieden voor ouders Doe dit door emoties van de puber over zijn/haar ouders expliciet te benoemen. Ten aanzien van contact met familie kan gesteld worden dat pubers met een continu en
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 252

jarenlang kort en regelmatig contact met de biologische familie de meeste kans hebben de puberteit goed te doorlopen. 10. Succesvol onderhandelen kent spelregels Een juiste tijd en plaats kiezen (niet voor de televisie, niet met drie andere kinderen erbij). Beginnen met luisteren naar de uitleg van de feiten zoals het kind die ziet. Het probleem neutraal en zonder emoties benoemen. Bedenken dat er niet slechts n oplossing voor een probleem is. Het kind laten meedenken over een oplossing. Kijken naar je eigen aandeel in een oplossing. Niet over het verleden, maar over het nu en de toekomst praten. Korte termijn doelen noemen. Waarom-vragen vermijden; hoevragen bieden meer houvast. Afspraken aan het eind van onderhandelingen moeten helder en uitvoerbaar zijn. Als onderhandelen niet goed gaat niet de schuld bij de pleegouder of het kind leggen maar opnieuw proberen volgens de spelregels. Tot slot: de positie van de puber is altijd kwetsbaarder dan die van de pleegouders. Basisbehoeften (je veilig voelen, erbij horen, waardering krijgen, baas zijn over je eigen situatie) wegen ook bij een puber zwaarder dan dwarsliggen om het dwarsliggen. Petra Bastiaensen is GZ-psycholoog/zorgcordinator bij de Voorziening voor Pleegzorg De Zuidwester in Etten-Leur. Met dank aan Sonja Didden, kinder- en jeugdpsychiater GGZ WNBr, en Mia Famaey, klinisch psycholoog-psychotherapeut. Psychotherapeutisch Centrum De Viersprong, voor het meedenken en meelezen bij de totstandkoming van dit artikel. Bronnen: 1) Compernolle, T., Lootens, H., Moggre, R & Van Eerden, T. (2003). Alles went, ook een adolescent. Wegwijzer bij het opvoeden van jongeren. Tielt: Lannoo. 2) Cottyn, L. (2000). Puberteit en pleegzorg. Puber-tijd in pleeggezin. Systeemtheoretisch Bulletin, 18, 205-219. 3) Heuves, W. (2006). Pubers. Ontwikkeling en problemen. Assen: Van Gorcum. 4) Quay, C. de (1998). Puberteit, fase in een groeiproces.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

253

6.10 Ziektekostenverzekering
Doel Duidelijkheid bieden over de wijze waarop pleegkinderen voor hun ziektekosten verzekerd zijn. Uitgangspunten De pleegzorgbegeleider heeft kennis van de bijzonderheden van de ziektekostenverzekering bij pleegkinderen en licht hier de pleegouders over in. Richtlijnen Bron: Samenwerkingsafspraken BJZ-FJP; Definitieve versie mei 2011; namens FlexusJeugdplein: J. Bovens, bestuurder; namens Bureau Jeugdzorg: H. Friele, Directeur. In de pleegzorgband staat aangegeven dat ziektekosten van pleegkinderen meeverzekerd zijn bij degene die met het gezag is belast. - Bij zaken vanuit BJZ Toegang en OTS ligt de ziektekostenverzekering in principe bij de ouders. - Bij voogdijzaken gebeurt de ziektekostenverzekering via Bureau Jeugdzorg tenzij pleegouders het kind willen verzekeren bij hun huidige zorgverzekeraar. - Kinderen waarvan pleegouders de voogdij hebben zijn meeverzekerd bij de pleegouders. Wat betreft de eventuele aanvullende verzekering die pleegouders hebben afgesloten dient afgewacht te worden of de verzekeraar het pleegkind ook aanvullend wil verzekeren. - Jeugdigen die wonen in een perspectiefbiedend pleeggezin met een voogdijmaatregel of met een OTS- en machtiging UHP, kunnen worden verzekerd via de pleegouders als de pleegouders daartoe bereid zijn. - Voor OTS en voogdij kinderen kan BJZ een aanvullende verzekering regelen bij het VGZ.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

254

6.11 Aanspraak op jeugdzorg vreemdelingen


Doel Achtergrondinformatie geven over de aanspraak op jeugdzorg voor vreemdelingen. Uitgangspunten De pleegzorgbegeleider heeft kennis van de aanspraak op jeugdzorg voor vreemdelingen. Richtlijnen Bron: Samenwerkingsafspraken BJZ-FJP; Definitieve versie mei 2011; namens FlexusJeugdplein: J. Bovens, bestuurder; namens Bureau Jeugdzorg: H. Friele, Directeur. Rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen Rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen hebben op grond van de wet (artikel 3 Wjz) aanspraak op alle vormen van jeugdzorg waarop ook andere clinten aanspraak op hebben. De nota van toelichting van het uitvoeringsbesluit van de Wet op de jeugdzorg geeft aan dat dit recht niet beperkt kan worden. Indien er sprake is van een alleenstaande minderjarige vreemdeling die op grond van een verblijfsvergunning voor een bepaalde tijd een tijdelijk verblijfsrecht heeft en in een opvangcentrum verblijft, kan de aanspraak, volgens de AMvB aanspraken in Nederland verblijvende vreemdelingen, worden beperkt. Deze beperking houdt in dat zij slechts aanspraak hebben op jeugdzorg die in het opvangcentrum kan worden verleend, tenzij de noodzakelijke zorg daar niet kan worden verleend. In het indicatiebesluit zal dan aangegeven moeten worden waarom zorg verleend in het opvangcentrum geen oplossing is voor de problemen. Hiernaast is bepaald dat het voor de termijn van de aanspraak die in het indicatiebesluit vast moet worden gelegd ten hoogste een half jaar bedraagt (art. 23 lid 2 Uitvoeringsbesluit). Niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen Uit artikel 3 lid 1 Wjz blijkt dat niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen geen aanspraak hebben op jeugdzorg. Uit artikel 3 lid 9 Wjz volgt dan dat van het eerste lid kan worden afgeweken. Uit het uitvoeringsbesluit volgt dat een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, aanspraak op jeugdhulp, verblijf en observatiediagnostiek heeft (art. 8 uitvoeringsbesluit). Dit geldt alleen voor vreemdelingen die de leeftijd van achttien jaren nog niet hebben bereikt (art. 7 uitvoeringsbesluit). Hieruit volgt dus dat de mogelijkheden die de wet formuleert om de jeugdzorg na de meerderjarigheidsleeftijd te laten doorlopen (art. 1 sub b Wjz) niet gelden voor niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen. Na de leeftijd van 18 jaar wordt dan ook strikt het uitgangspunt van de Vreemdelingenwet 2000 gehanteerd: een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, kan geen aansprak maken op toekenning van verstrekkingen, voorzieningen en uitkeringen (artikel 10 lid 1 Vreemdelingenwet 2000). Het heeft niet de voorkeur om een niet rechtmatig in Nederland verblijvende minderjarige vreemdeling te plaatsen bij een pleeggezin aangezien dan de mogelijkheid bestaat dat uitzetting van de vreemdeling onmogelijk wordt. Dit volgt uit artikel 9 IVRK en artikel 8 EVRM. Uit artikel 8 van het uitvoeringsbesluit is bepaald dat een niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdeling geen aanspraak heeft op verblijf bij een pleegouder, tenzij verblijf bij een pleegouder in het belang van de ontwikkeling van die vreemdeling geboden is. Hierbij is het wel van belang dat in het indicatiebesluit moet worden aangegeven waarom het verblijf in een accommodatie van een zorgaanbieder niet adequaat is indien het verblijf bij een pleegouder aangewezen acht.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 255

Daarbij is het ook van belang dat, zoals in artikel 23 lid 3 van het uitvoeringsbesluit staat, het in het indicatiebesluit vast te leggen termijn gedurende welke de aanspraak geldt, in overeenstemming is met de verwachte duur van het verblijf van de vreemdeling in Nederland. Dit zelfde artikel vermeldt ook dat het termijn ten hoogste 6 maanden kan zijn. Paspoort voor minderjarige zonder Nederlandse identiteit Een minderjarige heeft een andere dan de Nederlandse nationaliteit en is sprake van een OTS- of voogdijmaatregel. Doorgaans zal een nieuw paspoort aangevraagd moeten worden bij het consulaat van het land van herkomst door de wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige. Bij een ondertoezichtstelling of als er sprake is van vrijwillige hulpverlening, dan vraagt de ouder met gezag het paspoort aan. Als Bureau Jeugdzorg de voogdij heeft over de minderjarige, dan kan Bureau Jeugdzorg het paspoort aanvragen. Dit is soms lastig als dit land uitspraken van de Nederlandse rechter over gezag en voogdij niet accepteert maar uitgaat van het eigen recht. Degene die op basis van dit recht het gezag heeft moet dan de aanvraag doen. Of het betreffende land regels heeft die afwijken van de Nederlandse kan bij de ambassade of consulaat worden nagevraagd. Belangrijk om te bedenken is dat de Nederlandse rechter geen vervangende toestemming kan geven voor de afgifte van een buitenlands paspoort. Soms kan de gezinsvoogd wel een bemiddelende rol spelen bij het consulaat of de ambassade. Er zijn echter situaties waarin het land van herkomst van de minderjarige geen paspoort af wil of kan geven ten behoeve van de minderjarige. In dat geval zijn er soms mogelijkheden om een Nederlands reisdocument te verkrijgen. Dit is dan geen Nederlands paspoort of identiteitsbewijs. De mogelijke documenten zijn: - reisdocument voor vluchtelingen - reisdocument voor vreemdelingen - nooddocument; het Laissez Passer - reizigerslijst schoolreizen binnen de Europese Unie Voor al deze documenten geldt dat de aanvrager legaal in Nederland moet verblijven en kan aantonen geen reisdocument van het land van de eigen nationaliteit te krijgen.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

256

6.12 Blokkaderecht
Doel Duidelijkheid bieden over het blokkaderecht. Uitgangspunten De pleegzorgbegeleider heeft kennis van het blokkaderecht en licht de pleegouders hierover desgewenst in. Richtlijnen Bron: Samenwerkingsafspraken BJZ-FJP; Definitieve versie mei 2011; namens FlexusJeugdplein: J. Bovens, bestuurder; namens Bureau Jeugdzorg: H. Friele, Directeur. Algemene omschrijving Blokkaderecht is het recht dat kan worden ingeroepen door pleegouders om te voorkomen dat een pleegkind dat al geruime tijd bij de pleegouders heeft verbleven, abrupt door de ouders/voogd uit het pleeggezin wordt weggehaald. Het blokkaderecht houdt kort gezegd in dat een pleegkind, dat met toestemming van zijn met gezag belaste ouder(s) of voogd in een pleeggezin werd geplaatst en daar een jaar of langer heeft verbleven, door die ouder(s) of voogd niet uit dat pleeggezin mag worden weggehaald zonder toestemming van de pleegouders. Er moet dus sprake zijn van een vrijwillige plaatsing of een plaatsing in het kader van voogdij en niet om een plaatsing middels een machtiging in het kader van de ondertoezichtstelling. Bij een OTS is er geen blokkaderecht, al is er in de rechtspraak een tendens waar te nemen dat pleegouders wel de mogelijkheid hebben om de kinderrechter te verzoeken een uitspaak te doen over het voornemen van Bureau Jeugdzorg om het pleegkind elders te plaatsen. Dit gebeurt dus nog niet standaard door alle kinderrechters. Voorwaarden Om een beroep te kunnen doen op het blokkaderecht moet aan bepaalde voorwaarden zijn voldaan zoals minimaal een jaar verzorging en opvoeding door pleegouders met instemming van de gezagsdrager(s): de ouder(s) of voogd. Gevolg Het blokkaderecht brengt met zich dat de ouder(s) of voogd slechts met toestemming van de pleegouders het pleegkind uit het pleeggezin weg kunnen halen. Blijft die toestemming uit dan kan deze op verzoek van de ouder(s) of voogd worden vervangen door de rechtbank. Indien de ouder(s) of voogd zonder de toestemming van de pleegouders (of vervangende toestemming van de rechter) het kind bij het pleeggezin weghalen, handelen zij daarmee in strijd met de wet, dus onrechtmatig. De pleegouders kunnen dan (bijvoorbeeld in kort geding) afgifte van het kind vorderen. Twee 'soorten' blokkaderecht Het blokkaderecht kan ingeroepen worden tegenover de voogd en tegenover de met gezag belaste ouder(s). Het blokkaderecht in te roepen tegenover ouders is te vinden in boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 1:253s en tegenover de voogd in boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 336a. Vrijwillig kader (artikel 1:253s BW: blokkaderecht in te roepen tegenover ouders) Bij het vrijwillige kader lijkt het logisch dat een ouder met gezag zijn kind zonder enige weerstand bij het pleeggezin weg kan halen, maar dit is niet juist als het kind langer dan een jaar bij het pleeggezin verblijft. Als het kind namelijk langer dan een jaar bij een pleeggezin verblijft dan hebben de pleegouders een blokkaderecht. Zij moeten dan namelijk terugplaatsing van het kind bij de ouder(s) met gezag toestemming geven. Dit
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 257

is ter voorkoming dat het kind, dat al geruime tijd bij hen verblijft, abrupt door ouder(s) kan worden weggehaald uit het pleeggezin. Echter er zijn dan dus sprake van twee eisen, namelijk: - er is sprake van een vrijwillige plaatsing in een pleeggezin. - deze plaatsing duurt minimaal n jaar. Geven de pleegouders geen toestemming dan kunnen de ouder(s) deze toestemming vragen bij de rechtbank van de woon- of verblijfplaats van het kind. Zij zullen dan aan de rechter verzoeken toestemming te krijgen om het verblijf van het kind bij de pleegouders te beindigen. Indien zij deze toestemming willen is het niet van belang of de ouders het kind zelf weer gaan verzorgen. Zij kunnen het kind ook onderbrengen bij een ander pleeggezin. De rechtbank zal zo spoedig mogelijk, namelijk binnen 14 dagen, het verzoek behandelen. Deze tijd is nodig om de verzoeker(s), pleegouders, minderjarige(van 12 jaar en ouder) en eventuele andere belanghebbende te horen. Als de rechtbank het verzoek van de ouder(s) inwilligt, en de kinderrechter dus vervangende toestemming geeft, zijn de pleegouders verplicht om het kind af te geven aan de ouder(s). De rechter zal daarvoor een termijn stellen waarna het kind terug moet gaan. De rechtbank zal het verzoek van de ouder(s) alleen afwijzen als er gegronde vrees bestaat dat toewijzing leidt tot verwaarlozing van de belangen van het kind. Indien de rechtbank het verzoek van de ouder(s) afwijst dan is deze afwijzing geldig voor een termijn van maximaal 6 maanden. Het kind blijft dan nog 6 maanden bij de pleegouders. Binnen die termijn kunnen pleegouders een verzoek indienen om de ouder(s) van het gezag te ontheffen dan wel via de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek te doen naar de mogelijkheid een ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing te verzoeken aan de kinderrechter. Na het verstrijken van de 6 maanden waarin de afwijzing geldig was kan de situaties zich voor doen dat er door niemand anders verdere (juridische) stappen worden ondernomen. Het gevolg hiervan is dat de ouders bevoegd zijn om het kind bij de pleegouders weg te halen na het verstrijken van de 6 maanden. De pleegouders kunnen dan niet meer opnieuw gebruik maken van het blokkaderecht. Voogdij (artikel 1:336a BW blokkaderecht in te roepen tegenover de voogd) De regeling met betrekking tot het inroepen van het blokkaderecht tegenover de voogd is nagenoeg identiek aan de regeling met betrekking tot de ouder(s). In tegenstelling tot de grond (dat er gegronde vrees bestaat dat toewijzing leidt tot verwaarlozing van de belangen van het kind) voor het toe- of afwijzen van het verzoek bij artikel 1:252s BW is de grond van de toe- of afwijzing van het verzoek tot blokkaderecht in het kader van voogdij het belang van de minderjarige. Het verzoek van de voogd wordt alleen ingewilligd als dit in het belang van de minderjarige wordt geacht (dit in tegenstelling tot het verzoek van ouders waarbij de grond is dat als er gegronde vrees bestaat dat toewijzing leidt tot verwaarlozing van de belangen van het kind). Ook hier geldt dat hij inwilliging van het verzoek van de voogd de pleegouders verplicht zijn het kind af te geven aan de voogd. Ook hierbij geldt dat indien een kind langer dan een jaar bij een pleeggezin verblijft, deze pleegouders, ingeval Bureau Jeugdzorg de plaatsing in het pleeggezin wil beindigen, het blokkaderecht kunnen inroepen. Er moet om het blokkaderecht te laten gelden dus sprake zijn van drie eisen waaraan voldaan moet worden, namelijk: - het kind is door Bureau Jeugdzorg in het kader van voogdij in het pleeggezin geplaatst. - het kind heeft een jaar of langer bij dit pleeggezin gewoond.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 258

Bureau Jeugdzorg wil de plaatsing in het pleeggezin beindigen.

Indien er voldaan wordt aan deze voorwaarden mag Bureau Jeugdzorg het kind niet zonder toestemming van de pleegouders bij de pleegouders weghalen. Indien de pleegouders geen toestemming aan Bureau Jeugdzorg geven, dan kan Bureau Jeugdzorg vervangende toestemming vragen aan de rechter. De rechter zal deze vervangende toestemming alleen geven indien hij van mening is dat het weghalen van het kind bij de pleegouders in het belang van de minderjarige is. Indien de rechter vervangende toestemming geeft dan zijn de pleegouders verplicht het kind af te geven aan Bureau Jeugdzorg. De rechter zal dan een termijn bepalen waarin dit moet gebeuren. Indien de rechtbank het verzoek van Bureau Jeugdzorg afwijst dan is deze afwijzing geldig voor een termijn van maximaal 6 maanden. Het kind blijft dan nog 6 maanden bij de pleegouders. Binnen die termijn kunnen pleegouders een verzoek indienen tot ontzetting van Bureau Jeugdzorg uit de voogdij dan wel de Raad voor de Kinderbescherming vragen een onderzoek te doen naar de mogelijkheid van een ondertoezichtstelling en een machtiging uithuisplaatsing. Ondertoezichtstelling Het blokkaderecht is vooralsnog niet van toepassing bij een ondertoezichtstelling. In de toekomst zou dit kunnen veranderen zie hieronder. Rechtspraak/jurisprudentie Uit de bij Bureau Jeugdzorg Rotterdam bekende zaken blijkt dat de rechtbank Rotterdam de wet heel strikt neemt. Indien er dus voor de pleegouders een mogelijkheid is om een beroep te doen op het blokkaderecht dan zal de rechter dit honoreren en het kind blijft dan bij de pleegouders. Hiervan kan slechts worden afgeweken in een noodsituatie. Dit criterium is alleen nog niet nader uiteengezet. Er is wel een zaak bekend waarin er een doorbreking blokkaderecht zonder voorafgaand verhoor werd toegestaan. Een meisje van 8 jaar oud verbleef vanaf haar geboorte in een pleeggezin. Pleegouders gaan uit elkaar en daarna komen er ernstige signalen van de andere pleegkinderen die in dit gezin verbleven, dat pleegmoeder een aantal kinderen mishandelde. Naar aanleiding van deze signalen heeft de instelling de rechtbank verzocht het blokkaderecht van pleegouders (lees: pleegmoeder) te doorbreken zonder voorafgaand verhoor. De rechtbank heeft dit gehonoreerd (zaken. 93486 / JE RK 07-290, Rb Groningen, 13 april 2007). Wetvoorstel wijziging Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en Wet op de jeugdzorg in verband met de herziening van de kinderbeschermingsmaatregelen. Het blokkaderecht wordt volgens het voorontwerp van wet niet meer beperkt tot vrijwillige plaatsingen, maar ook voor plaatsingen in het kader van een ondertoezichtstelling kan het blokkaderecht worden ingeroepen. In beginsel was er ook in het wetsontwerp genoemd dat bij ots-plaatsingen ook een blokkaderecht aan zorgaanbieders of aanbieders van zorg zou worden toegekend, maar na de consultatieronde is besloten door de wetgever om het blokkaderecht van de zorgaanbieders en de aanbieders van zorg te schrappen. Uit het wetsvoorstel volgt dus ook een blokkaderecht in een ots-kader indien het kind een jaar of langer wordt verzorgd en opvoed door pleegouders. Het toepassingsgebied van het inroepen van het blokkaderecht wordt derhalve verbreed. Continuteit in de verzorging en opvoeding van een minderjarige is belangrijk. Het belang van het kind bij stabiliteit en continuteit in zijn opvoeding en verzorging moet
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 259

leidend zijn en kan zo desgevraagd beoordeeld worden door de kinderrechter, ongeacht de juridische situatie. In het wetsvoorstel wordt tevens aandacht besteed aan situaties waarin BJZ het vermoeden heeft dat nalaten van ingrijpen in de feitelijke opvoedingssituatie ernstig nadeel oplevert voor de ontwikkeling van de minderjarige en het om die reden de minderjarige (direct) wil overplaatsen, terwijl pleegouders het blokkaderecht inroepen. In het wetsvoorstel wordt het mogelijk gemaakt dat BJZ aanstonds een beslissing tot wijziging van het verblijf kan vragen aan de kinderrechter. De kinderrechter kan, indien blijkt dat de behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige, aanstonds een beschikking tot wijziging van verblijf af geven. Conclusie Voordat pleegouders een beroep kunnen doen op het blokkaderecht is het dus van belang dat het kind op vrijwillige basis bij een pleeggezin is geplaatst of het kind is door Bureau Jeugdzorg in het kader van voogdij in het pleeggezin geplaatst. Het meest belangrijke punt daarbij is dat het kind langer dan een jaar in het pleeggezin verblijf. Indien er sprake is van een ondertoezichtstelling kan er nog geen beroep worden gedaan op het blokkaderecht, tenzij het bovenstaande wetsvoorstel wordt aangenomen dan bestaat deze mogelijkheid wel voor pleegouders, waar het kind verblijft indien het kind langer dan een jaar wordt verzorgd en opgevoed door deze pleegouders. Indien de pleegouders een beroep doen op het blokkaderecht dan is het van belang dat Bureau Jeugdzorg, zeker ingeval van verdenking van mishandeling of misbruik, zo spoedig mogelijk vervangende toestemming aan de rechter vraagt.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

260

Hoofdstuk 7

Bijlagen

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

261

7.1

Bijlagen: Opstarten bestandszaken

7.1.1 Beoordelingsboog t.b.v. het vaststellen van de geschiktheid van (kandidaat) Bestandspleeggezinnen 7.1.2 Scoringshulp beoordelingsboog t.b.v. het vaststellen van de geschiktheid van (kandidaat) bestandspleeggezinnen 7.1.3 Toelichting beoordelingsboog t.b.v. het vaststellen van de geschiktheid van (kandidaat) bestandspleeggezinnen 7.1.4 Pleeggezinverslag n.a.v. vipprogramma 7.1.5 Matchingsvoorstel 7.1.6 Matchingsbesluit

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

262

7.1.3 Beoordelingsboog t.b.v. het vaststellen van de geschiktheid van (kandidaat) bestandspleeggezinnen2
Naam kind Geboortedatum (Kandidaat) bestandspleeggezin Registratienummer Naam pleegzorgbegeleider Datum : : : : : :

Motivatie Besluit FlexusJeugd plein Opvoedingskwaliteiten

Mening basisteam

1 12 11

2 3

Specifieke pleegouderkwaliteiten

PM

Mening pleegzorgbege leider

10

Wel/niet geschikt als bestandspleeggezin

Levensgeluk
PV

9 8
Mening kind

5 6 7

Stabiliteit netwerk pleeggezin

Gezin

Mening ouders Protectieve factoren

Risicofactoren

Overig

Deze beoordelingsboog is gemaakt door Joep Choy in opdracht van en in nauwe samenspraak met Horizon jeugdzorg te Rotterdam. Copyright Nisto en Horizon. Deze boog mag gebruikt worden door de medewerkers van FlexusJeugdplein. Voor elk ander gebruik is toestemming vereist van Joep Choy, directeur van Nisto. 263 Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

7.1.4 Scoringshulp Beoordelingsboog t.b.v. het vaststellen van de geschiktheid van (kandidaat) bestandspleeggezinnen
Naam kind Geboortedatum Aspirant netwerkpleeggezin Registratienummer Naam pleegzorgbegeleider Datum
Nr 1 Factor Motivatie

: : : : : :
Score 1 2 3 4 5

Uitspraak Pleegouders hebben realistische verwachtingen en zien het opnemen van een pleegkind in hun gezin als een prettige uitdaging. Pleegouders hebben tamelijk realistische verwachtingen en zien het opnemen van een pleegkind in hun gezin vooral als een uitdaging. Pleegouders hebben nauwelijks verwachtingen en denken dat het opnemen van een pleegkind in hun gezin redelijk vanzelfsprekend zal verlopen. Pleegouders hebben tamelijk hoge verwachtingen en zien het opnemen van een pleegkind in hun gezin vooral als een bron van vreugde. Pleegouders hebben hoge verwachtingen en zien het opnemen van een pleegkind in hun gezin vooral als een manier om zelf gelukkiger te worden.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

264

Nr 2

Factor Opvoedingskwaliteiten

Item Adequate verzorging.

Veilige fysieke directe omgeving.

Affectief klimaat.

Ondersteunende en flexibele opvoedingsstructuur. Adequaat voorbeeldgedrag.

Interesse.

Beschikbaarheid.

Term Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht

Subscore 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5

Som

Gemiddeld

/7

= Score 1 2 3 4 5

Totaal

Gemiddeld 1,tot 1,5 1,5 tot 2,5 2,5 tot 3 3,tot 4 4,tot 5

Uitspraak Pleegouders Pleegouders Pleegouders Pleegouders Pleegouders

beschikken beschikken beschikken beschikken beschikken

over over over over over

goede opvoedingskwaliteiten. redelijke opvoedingskwaliteiten. enige opvoedingskwaliteiten. matige opvoedingskwaliteiten. slechte opvoedingskwaliteiten.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

265

Nr 3

Factor Specifieke netwerkpleegouderkwaliteiten

Item Reflectief en communicatief vermogen. Bereidheid en in staat tot samenwerking.

Inleving en stimulering; gedrag veranderen en/of begrenzen zonder fysieke of psychologische dwang. Seksuele voorlichting.

Hechten en loslaten

Nieuwsgierig en leerbaar.

Weerbaar.

Regie.

Term Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht

Subscore 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5

Som

Gemiddeld

/8

= Score 1 2 3 4 5

Totaal

Gemiddeld 1 tot 1,5 1,5 tot 2,5 2,5 tot 3 3 tot 4 4,tot 5

Uitspraak Pleegouders beschikken pleegouderkwaliteiten. Pleegouders beschikken pleegouderkwaliteiten. Pleegouders beschikken pleegouderkwaliteiten. Pleegouders beschikken pleegouderkwaliteiten. Pleegouders beschikken pleegouderkwaliteiten.

over goede specifieke over redelijke specifieke over enige specifieke over matige specifieke over slechte specifieke

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

266

Nr 4

Factor Levensgeluk PM

Item Van het leven te kunnen genieten.

Kwaliteit van de relaties met gezin van herkomst. Kwaliteit van de (huwelijks)relatie.

Kwaliteit van de relaties met eigen kinderen.

Omgaan met verliezen.

Arbeidssatisfactie.

Financile situatie.

Woonsituatie.

Term Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht

Subscore 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5

Som

Gemiddeld

/8

= Score 1 2 3 4 5

Totaal

Gemiddeld 1,tot 1,5 1,5 tot 2,5 2,5 tot 3 3,tot 4 4,tot 5

Uitspraak Kandidaat pleegmoeder Kandidaat pleegmoeder Kandidaat pleegmoeder Kandidaat pleegmoeder Kandidaat pleegmoeder

is is is is is

gelukkig. redelijk gelukkig. enigszins gelukkig. overwegend ongelukkig. ongelukkig.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

267

Nr 4

Factor Levensgeluk PV

Item Van het leven te kunnen genieten.

Kwaliteit van de relaties met gezin van herkomst. Kwaliteit van de (huwelijks)relatie.

Kwaliteit van de relaties met eigen kinderen.

Omgaan met verliezen.

Arbeidssatisfactie.

Financile situatie.

Woonsituatie.

Term Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht

Subscore 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5

Som

Gemiddeld

/8

= Score 1 2 3 4 5

Totaal

Gemiddeld 1,tot 1,5 1,5 tot 2,5 2,5 tot 3 3,tot 4 4,tot 5

Uitspraak Kandidaat pleegvader Kandidaat pleegvader Kandidaat pleegvader Kandidaat pleegvader Kandidaat pleegvader

is is is is is

gelukkig. redelijk gelukkig. enigszins gelukkig. overwegend ongelukkig. ongelukkig.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

268

Nr 5

Factor Stabiliteit netwerk Gezin

Uitspraak De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de overige kinderen binnen het pleeggezin geaccepteerd en is geen onderwerp van spanning en/of conflict. De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de overige kinderen binnen het pleeggezin redelijk geaccepteerd en is zo af en toe onderwerp van spanning en/of conflict. De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de overige kinderen binnen het pleeggezin enigszins geaccepteerd en is zo met enige regelmaat onderwerp van spanning en/of conflict. De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de overige kinderen binnen het pleeggezin matig geaccepteerd en is regelmatig onderwerp van spanning en/of conflict. De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de overige kinderen binnen het pleeggezin niet geaccepteerd en is voortdurend onderwerp van spanning en/of conflict.

Score 1 2 3 4 5

Nr 5

Factor Stabiliteit netwerk Overig

Uitspraak De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de relevante netwerkleden geaccepteerd en is geen onderwerp van spanning en/of conflict. De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de relevante netwerkleden redelijk geaccepteerd en is zo af en toe onderwerp van spanning en/of conflict. De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de relevante netwerkleden enigszins geaccepteerd en is zo met enige regelmaat onderwerp van spanning en/of conflict. De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de relevante netwerkleden matig geaccepteerd en is regelmatig onderwerp van spanning en/of conflict. De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de relevante netwerkleden niet geaccepteerd en is voortdurend onderwerp van spanning en/of conflict.

Score 1 2 3 4 5

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

269

Nr 6

Factor Risicofactoren

Type Ernstig

Belemmerend

Overig

Item Psychopathologie Alcohol/drugs-misbruik Gebrekkige opvoedingskennis en -vaardigheden Onrealistische verwachtingen van het kind Beperkte verstandelijke vermogens Verwaarlozing of mishandeling in eigen voorgeschiedenis Jonge leeftijd Lichamelijke ziekte of handicap Op de schalen die voor de boordeling van de 2e, 3e en 4e factor zijn gebruikt, wordt op geen enkel item een 4 of 5 gescoord en/of op niet meer dan twee items een 3. Op de schalen die voor de boordeling van de 2e, 3e en 4e factor zijn gebruikt, wordt op niet meer dan twee items een 4 of 5 gescoord en/of op niet meer dan vier items een 3. Op de schalen die voor de boordeling van de 2e, 3e en 4e factor zijn gebruikt, wordt op twee of drie items een 4 of 5 gescoord en/of op meer dan vijf items een 3. Op de schalen die voor de boordeling van de 2e, 3e en 4e factor zijn gebruikt, wordt op vier of vijf items een 4 of 5 gescoord en/of op meer dan zes items een 3. Op de schalen die voor de boordeling van de 2e, 3e en 4e factor zijn gebruikt, wordt op zes item een 4 of 5 gescoord en/of op niet meer dan zeven items een 3. Geen steun van belangrijke personen.

Aanwezig Ja* / Nee Ja* / Nee Ja* / Nee Ja* / Nee Ja* / Nee Ja* / Nee Ja* / Nee Ja* / Nee

Score

Jaloezie bij (n van) de kinderen.

Ruzies tussen eigen kinderen.

Ingrijpend te verwachten veranderingen.

Financile schulden.

Ruzies in het netwerk.

Dogmatische levensovertuigingen.

Afwezig Nauwelijks aanwezig Kans op aanwezig Grote kans op aanwezig Aanwezig Afwezig Nauwelijks aanwezig Kans op aanwezig Grote kans op aanwezig Aanwezig Afwezig Nauwelijks aanwezig Kans op aanwezig Grote kans op aanwezig Aanwezig Afwezig Nauwelijks aanwezig Kans op aanwezig Grote kans op aanwezig Aanwezig Afwezig Nauwelijks aanwezig Kans op aanwezig Grote kans op aanwezig Aanwezig Afwezig Nauwelijks aanwezig Kans op aanwezig Grote kans op aanwezig Aanwezig Afwezig Nauwelijks aanwezig Kans op aanwezig Grote kans op aanwezig Aanwezig

1 2 3 4** 5** 1 2 3 4** 5** 1 2 3 4** 5** 1 2 3 4** 5** 1 2 3 4** 5** 1 2 3 4** 5** 1 2 3 4** 5**

* **

Indien n van deze factoren aanwezig is, worden aspirant netwerkpleegouders ongeschikt bevonden. Indien n of meer van de factoren als een 4 of 5 wordt beoordeeld, wordt dat cijfer ingevuld in het onderste hokje, ongeacht de score op de overige items. 270

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

Nr 7

Factor Protectieve factoren

Uitspraak Pleegouders (en pleegkind) beschikken over veerkracht, over onmiddellijk beschikbare - emotionele en praktische - ondersteuning bij familie, vrienden en/of buren, over gunstige levensomstandigheden en zijn bereid hulp te aanvaarden en kunnen daar ook van profiteren. Pleegouders (en pleegkind) beschikken over voldoende veerkracht, over enige onmiddellijk beschikbare - emotionele en praktische - ondersteuning bij familie, vrienden en/of buren, over redelijke levensomstandigheden, maar zijn enigszins terughoudend in hun bereidheid hulp te aanvaarden, omdat ze dat niet nodig vinden. Pleegouders (en pleegkind) beschikken over enige veerkracht, over beperkte onmiddellijk beschikbare - emotionele en praktische - ondersteuning bij familie, vrienden en/of buren, over beperkte levensomstandigheden, maar zijn wel bereid hulp te aanvaarden en redelijk in staat daarvan te profiteren. Pleegouders (en pleegkind) beschikken over minimale veerkracht, over zeer weinig onmiddellijk beschikbare - emotionele en praktische - ondersteuning bij familie, vrienden en/of buren, over weinig gunstige levensomstandigheden en zijn nog wel bereid hulp te aanvaarden, maar lijken nauwelijks in staat om daarvan te profiteren. Pleegouders (en pleegkind) beschikken niet over veerkracht, over zeer weinig tot geen onmiddellijk beschikbare - emotionele en praktische - ondersteuning bij familie, vrienden en/of buren, over ongunstige levensomstandigheden en zijn niet bereid hulp te aanvaarden en lijken daar ook niet van te kunnen profiteren.

Score 1

Nr 8

Factor Mening ouders

Uitspraak Ouders zijn er zeker van dat de pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren. Ouders zijn er redelijk zeker van dat de pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren. Ouders zijn er niet zeker van (twijfel) dat de pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren. Ouders zijn er redelijk zeker van dat de pleegouders ongeschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren. Ouders zijn er zeker van dat de pleegouders ongeschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren.

Score 1 2 3 4 5

Nr 9

Factor Mening kind

Uitspraak Kind wil heel graag bij pleegouders wonen. Kind wil bij pleegouders wonen. Kind twijfelt of hij bij pleegouders wil wonen. Kind spreekt niet uit of hij wil wonen bij pleegouders. Kind wil zeker niet bij pleegouders wonen.* Een score van 5 wordt gezien als een zwaarwegend risico om tot plaatsing over te gaan.

Score 1 2 3 4 5

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

271

Nr 10

Factor Mening pleegzorgbegeleider

Uitspraak Ik ben er zeker van dat de pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren. Ik ben er redelijk zeker van dat pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren. Ik ben er niet zeker van (twijfel) dat de pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren. Ik ben er redelijk zeker van dat de pleegouders ongeschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren. Ik ben er zeker van dat de pleegouders ongeschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren.

Score 1 2 3 4 5

Nr 11

Factor Mening basisteam

Uitspraak Het basisteam is er zeker van dat de pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren. Het basisteam is er redelijk zeker van dat de pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren. Het basisteam is er niet zeker van (twijfel) dat de pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren. Het basisteam is er redelijk zeker van dat de pleegouders ongeschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren. Het basisteam is er zeker van dat de pleegouders ongeschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren.

Score 1 2 3 4 5

Nr 12

Factor Besluit FlexusJeugdplein

Uitspraken Pleegouders zijn geschikt om de plaatsing van het pleegkind te continueren. Pleegouders zijn redelijk geschikt om de plaatsing van het pleegkind te continueren. Er bestaat gerede twijfel of pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren. Pleegouders zijn minder geschikt om de plaatsing van het pleegkind te continueren. Pleegouders zijn ongeschikt om de plaatsing van het pleegkind te continueren.

Score 1 2 3 4 5

NB.

Bij een score van 2 worden kandidaat pleegouders in principe geschikt bevonden, maar worden er aandachtspunten voor de begeleiding met de aspirant netwerkpleegouders vermeld in het VIP-verslag. Wanneer de kandidaat pleegouders zich kunnen vinden in de punten waarop een 2, 3 of 4 bij de afzonderlijke factoren is gescoord en bereid zijn op die punten begeleid te worden, dan worden zij geschikt bevonden. Er kan in dergelijke gevallen ook gesproken worden van voorlopige geschiktheid, waarbij het resultaat van de begeleiding bijvoorbeeld over een half jaar in ogenschouw wordt genomen. Wanneer dat goed is, dan volgt definitieve geschiktheid. Wanneer dat niet het geval is, dan wordt de voorlopige geschiktheid ingetrokken.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

272

7.1.5 Toelichting Beoordelingsboog t.b.v. het vaststellen van de geschiktheid van (kandidaat) bestandspleeggezinnen3
Het belangrijkste uitgangspunt voor de beoordeling van de geschiktheid is het algemene criterium van goed genoeg. Het gebruik van de beoordelingsboog zet het vergrootglas op de pleegouders en voorkomen dient te worden dat er daardoor hogere eisen aan hun geschiktheid gesteld worden dan gewone ouders. De boog is vooral bedoeld om de dialoog tussen de leden van het basisteam te structuren en te systematiseren. Volledige objectivering van het bepalen van deze criteria zal nimmer mogelijk zijn, maar het bereiken van een zon hoog mogelijke mate van intersubjectiviteit wel. In deze boog worden zes verschillende factoren onderscheiden, die elk voorzien worden van een beoordelingscijfer (1 t/m 5) op een vijfpuntsschaal. Ook in deze boog geldt dat hoe lager het cijfer is des te gunstiger of beter het is. De meningen van de leden van het instroomteam, alsmede hun mate van overeenstemming, worden als factoren beschouwd en voorzien van een beoordelingscijfer op een vijfpuntsschaal. Deze meningen worden bepaald door interpretatie van de beoordelingscijfers op de eerste zes factoren en op hun onderlinge samenhang. Bij deze interpretatie spelen kennis, ervaring en intutie een rol. Van de leden van het instroomteam wordt verwacht dat zij hun interpretatie met argumenten kunnen staven. Bij de beoordeling van de geschiktheid van pleegouders is de relevantie van de afzonderlijke factoren verschillend en dient bij de beoordeling de onderlinge samenhang tussen de factoren in ogenschouw genomen te worden. Vanwege dat gegeven is het niet zinvol om de uitkomsten per factor op te tellen of het gemiddelde4 van de uitkomsten van alle factoren te berekenen. Bij sommige beoordelingen kan de ongeschiktheid immers gebaseerd zijn op de aanwezigheid van slechts n ongunstig gescoorde factor (denk bijvoorbeeld aan een ongunstige score op drankgebruik bij de 5 e factor risicofactoren). Geschiktheidfactoren voor bestandspleegouders 1. Motivatie Er bestaan talloze motieven voor pleegouders om een pleegkind in hun gezin op te nemen. Van belang is dat pleegouders realistische verwachtingen hebben met betrekking tot de moeilijkheden die een pleegkind kan geven en dat zij er een uitdaging in zien om aan deze moeilijkheden het hoofd te bieden in het belang van het kind. Het vermogen om het belang van het kind boven het eigen belang te stellen en/of boven de eigen behoefte om een ouderrol te vervullen, speelt daarbij een belangrijke rol. Om als pleegouders gemotiveerd te blijven c.q. de plaatsing als uitdaging te blijven zien, is het belangrijk dat pleegouders ook kunnen inschatten wat de invloed is van het pleegouderschap op de eigen gezins-, woon-, werk- en sociale situatie. N.B. Indien de pleegouders op n van deze kwaliteiten een 4 of een 5 scoren, dan wordt dat bij de zesde factor risicofactoren als een risico aangemerkt.

Deze beoordelingsboog is gemaakt door Joep Choy in opdracht van en in nauwe samenspraak met Horizon jeugdzorg te Rotterdam. Copyright Nisto en Horizon. Deze boog mag gebruikt worden door de medewerkers van FlexusJeugdplein. Voor elk ander gebruik is toestemming vereist van Joep Choy, directeur van Nisto. 2 De optelsom van de afzonderlijke scores op de factoren gedeeld door het aantal factoren 273 Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

1. Pleegouders hebben realistische verwachtingen en zien het opnemen van een pleegkind in hun gezin als een prettige uitdaging. 2. Pleegouders hebben tamelijk realistische verwachtingen en zien het opnemen van een pleegkind in hun gezin vooral als een uitdaging. 3. Pleegouders hebben nauwelijks verwachtingen en denken dat het opnemen van een pleegkind in hun gezin redelijk vanzelfsprekend zal verlopen. 4. Pleegouders hebben tamelijk hoge verwachtingen en zien het opnemen van een pleegkind in hun gezin vooral als een bron van vreugde. 5. Pleegouders hebben hoge verwachtingen en zien het opnemen van een pleegkind in hun gezin vooral als een manier om zelf gelukkiger te worden. 2. Opvoedingskwaliteiten Pleegouders worden geacht over verzorgings- en opvoedingskwaliteiten te beschikken die volgens de huidige maatstaven als gangbaar, gewoon dan wel als vanzelfsprekend beschouwd worden. Als norm voor deze beoordeling wordt gebruik gemaakt van de bijlage uit de publicatie Het belang van het kind in het Nederlands recht: Voorwaarden voor ontwikkeling vanuit een pedagogisch perspectief van Margrite Kalverboer & Elianne Zijlstra (2006). Het lid van het basisteam geeft aan elk van de zeven onderstaande opvoedingskwaliteiten een cijfer tussen 1 en 5 (1 = gunstig of goed, 2 = redelijk of voldoende, 3 = ongewis of onzeker, 4 = matig of onvoldoende en 5 = ongunstig of slecht) en berekent vervolgens de gemiddelde score (totaalscore gedeeld door 7). a. Adequate verzorging is de zorg voor gezondheid en fysiek welbevinden (bijvoorbeeld het bieden van ruimte, verwarming, kleding, persoonlijk eigendom, voeding, inkomen, enz.), passend bij het pleegkind, daarnaast ervaren de pleegouders geen zorgen met betrekking tot deze conditie. b. Een veilige fysieke directe omgeving biedt lichamelijke bescherming aan het kind. Dat betekent afwezigheid van gevaar in de woning en omgeving, afwezigheid van bedreigende toxische invloeden, afwezigheid van mishandeling en afwezigheid van geweld in de directe omgeving van het kind. c. Affectief klimaat omvat geborgenheid, steun en begrip van de pleegouder, passend bij het pleegkind en tot uiting komend in de relatie die het pleegkind met zijn pleegouder heeft. d. Een ondersteunende en flexibele opvoedingsstructuur wordt bereikt door: voldoende regelmaat in het leven van alledag; aanmoediging, stimulering, geven van regels, het geven van inzicht in en argumenten voor de gestelde grenzen en regels; het uitoefenen van controle op het gedrag van het pleegkind; het voldoende ruimte laten aan het pleegkind voor eigen wensen en vrijheid voor eigen initiatief en experimenteren, evenals de vrijheid om over de structuur te (leren) onderhandelen; het pleegkind krijgt niet meer verantwoordelijkheid dan hij aankan en ervaart zo binnen die begrenzing de gevolgen van zijn gedrag, leert zo de gevolgen in te schatten en zijn gedrag af te wegen. e. Bij adequaat voorbeeldgedrag van pleegouders wordt ervan uitgegaan dat het pleegkind gedrag, optreden, waarden en normen van zijn pleegouders overneemt die nu en later van belang zijn. f. Interesse is het tonen van belangstelling voor het pleegkind en zijn leefwereld door de pleegouder. g. Beschikbaarheid houdt in dat n van de pleegouders is zoveel mogelijk thuis, wanneer het kind thuis is en indien dit niet mogelijk is, er voor adequate opvang van het kind gezorgd wordt. N.B. Indien de pleegouders op n van deze kwaliteiten een 4 of een 5 scoren, dan wordt dat bij de zesde factor risicofactoren als een risico aangemerkt.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 274

Nadat het gemiddelde berekend is, wordt nagegaan welke van onderstaande uitspraken bij de gemiddelde score past en wordt het cijfer dat voor de betreffende uitspraak staat, genoteerd in het hokje bij de 2e factor opvoedingskwaliteiten. 1. Pleegouders beschikken over goede opvoedingskwaliteiten. gemiddelde score van 1 tot 1,5 2. Pleegouders beschikken over redelijke opvoedingskwaliteiten. gemiddelde score van 1.5 tot 2,5 3. Pleegouders beschikken over enige opvoedingskwaliteiten. gemiddelde score van 2.5 tot 3 4. Pleegouders beschikken over matige opvoedingskwaliteiten. gemiddelde score van 3 tot 4 5. Pleegouders beschikken over slechte opvoedingskwaliteiten. gemiddelde score van 4 tot 5 3. Specifieke pleegouderkwaliteiten Naast de gangbare opvoedingskwaliteiten dienen pleegouders over een aantal aanvullende, specifieke pleegouderkwaliteiten te beschikken. Aan elk van de acht onderstaande specifieke pleegouderkwaliteiten wordt een cijfer tussen 1 en 5 toegekend (1 = gunstig of goed, 2 = redelijk of voldoende, 3 = ongewis of onzeker, 4 = matig of onvoldoende en 5 = ongunstig of slecht) en vervolgens wordt de gemiddelde score berekend (totaalscore gedeeld door 8). De specifieke pleegouderkwaliteiten zijn: a. Reflectief en communicatief vermogen houdt in dat de kandidaat-pleegouders open kunnen praten over hun visie op de opvoeding van pleegkinderen. Daarnaast moeten zij hierover informatie kunnen en willen uitwisselen met andere direct berokkenen bij het pleegkind. b. Bereid en in staat tot samenwerking met de ouders en de familie van het pleegkind, de pleegzorgbegeleider, de gezinsvoogd of medewerker van Bureau Jeugdzorg, de school en zo nodig andere instanties. c. Het vermogen tot inleving in en stimulering van kinderen en het vermogen om gedrag van kinderen te veranderen en/of te begrenzen zonder fysieke of psychologische dwang te gebruiken. d. Bereid en in staat tot het geven van seksuele voorlichting en het bespreekbaar maken van seksualiteit wanneer het pleegkind daar op grond van zijn misbruikverleden behoefte aan heeft of wanneer het pleegkind dat nodig heeft. e. In staat zijn het kind te laten hechten in het gezin, maar ook weer kunnen loslaten als het belang van het kind daarmee gemoeid is. f. Nieuwsgierig en leerbaar: kandidaat-pleegouders tonen zich onbevooroordeeld ten opzichte van de problemen van kind en ouders en zij kunnen nieuwe informatie opnemen en integreren in hun visie en vaardigheden als opvoeder. Hierbij wordt ook in ogenschouw genomen hoe open en leerbaar de aspirant-pleegouders zich hebben opgesteld in de opleiding van het voorbereidingsprogramma. g. Weerbaar zijn, in de vorm van het kunnen verwerken van tegenslagen (frustratietolerantie), het omgaan met stress, het adequaat kunnen opkomen voor eigen belangen (geen slachtofferachtige of strijdachtige levensinstelling) en het kunnen hanteren van onzekerheid met betrekking tot het perspectief van de plaatsing. h. Regie kunnen voeren over het eigen leven: doelen nastreven en realiseren en open en helder zijn in hun bedoelingen. N.B. Indien de pleegouders op n van deze kwaliteiten een 4 of een 5 scoren, dan wordt dat bij de zesde factor risicofactoren als een risico aangemerkt.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

275

Nadat het gemiddelde berekend is, wordt nagegaan welke van onderstaande uitspraken bij de gemiddelde score past en wordt het cijfer dat voor de betreffende uitspraak staat, genoteerd in het hokje bij de 3e factor specifieke pleegouderkwaliteiten. 1. Pleegouders beschikken over goede specifieke pleegouderkwaliteiten. gemiddelde score van 1 tot 1,5 2. Pleegouders beschikken over redelijke specifieke pleegouderkwaliteiten. gemiddelde score van 1.5 tot 2,5 3. Pleegouders beschikken over enige specifieke pleegouderkwaliteiten. gemiddelde score van 2.5 tot 3 4. Pleegouders beschikken over matige specifieke pleegouderkwaliteiten. gemiddelde score van 3 tot 4 5. Pleegouders beschikken over slechte specifieke pleegouderkwaliteiten. gemiddelde score van 4 tot 5 4. Levensgeluk Het levensverhaal van de pleegouders afzonderlijk en gezamenlijk biedt inzicht in het levensgeluk van de pleegouders. Bij de beoordeling daarvan waarderen wij het levensgeluk op acht criteria die staan afgebeeld in onderstaande tabel. Aan elk van de acht criteria wordt een cijfer tussen 1 en 5 toegekend (1 = gunstig of goed, 2 = redelijk of voldoende, 3 = ongewis of onzeker, 4 = matig of onvoldoende en 5 = ongunstig of slecht) en wordt vervolgens de gemiddelde score berekend (totaalscore gedeeld door 8). De beoordeling geschiedt voor pleegmoeder (PM) en pleegvader (PV) afzonderlijk, tenzij pleegmoeder alleenstaand is. De criteria betreffende het levensgeluk zijn: a. In staat van het leven te kunnen genieten (positieve levenshouding, goedgehumeurd, kunnen geven, delen en ontvangen etc.). b. Beoordeling van de kwaliteit van de relaties met gezin van herkomst. c. Beoordeling van de kwaliteit van de (huwelijks)relatie. d. Beoordeling van de kwaliteit van de relaties met eigen kinderen. e. Kunnen omgaan met verliezen (echtscheiding, overlijden partners/familieleden, werkeloosheid, enz.) f. Beoordeling van de arbeidssatisfactie of tevredenheid met pensionering. g. Tevredenheid met de financile situatie. h. Tevredenheid met de woonsituatie (woning, buurt en omgeving). N.B. Indien de pleegouders op n van deze criteria een 4 of een 5 scoren, dan wordt dat bij de zesde factor risicofactoren als een risico aangemerkt. Nadat het gemiddelde voor PM en PV berekend is, wordt nagegaan welke van onderstaande uitspraken bij de gemiddelde score past en wordt het cijfer dat voor de betreffende uitspraak staat, genoteerd in de twee hokjes PM en PV bij de vierde factor levensgeluk. 1. Pleegouders zijn gelukkig. gemiddelde score van 1 tot 1,5 2. Pleegouders zijn redelijk gelukkig. gemiddelde score van 1.5 tot 2,5 3. Pleegouders beschikken zijn enigszins gelukkig. gemiddelde score van 2.5 tot 3 4. Pleegouders zijn overwegend ongelukkig. gemiddelde score van 3 tot 4 5. Pleegouders zijn ongelukkig. gemiddelde score van 4 tot 5

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

276

N.B. Indien de pleegouders op n van deze kwaliteiten een 4 of een 5 scoren, dan wordt dat bij de zesde factor risicofactoren als een risico aangemerkt. 5. Stabiliteit netwerk pleeggezin Een plaatsing van een pleegkind in een pleeggezin heeft veel invloed op zowel het pleeggezin als het netwerk. De stabiliteit van zowel het gezin als netwerk, als de verdere omgeving als netwerk, wordt hierbij aangesproken. De biologische en/of overige pleegkinderen in het pleeggezin spelen hierin een belangrijke rol. Naarmate een pleegkind langer in een pleeggezin verblijft, zal het netwerk van het pleeggezin ook een grotere rol zijn gaan spelen en in meer of mindere mate een bijdrage leveren een het welzijn van het kind. Om de situatie van het pleegkind in het pleeggezin goed te kunnen beoordelen is het dan ook belangrijk dat de overige kinderen in het pleeggezin en het netwerk van het pleeggezin hierin ook meegenomen worden. De stabiliteit van het netwerk van het pleeggezin wordt weergegeven in onderstaande vijf uitspraken. De pleegzorgbegeleider moet nagaan welke uitspraak het meest van toepassing is voor de overige kinderen binnen het gezin en plaatst het cijfer dat voor die uitspraak staat in het bovenste hokje bij de 5e factor (stabiliteit in het netwerk). 1. De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de overige kinderen binnen het pleeggezin geaccepteerd en is geen onderwerp van spanning en/of conflict. 2. De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de overige kinderen binnen het pleeggezin redelijk geaccepteerd en is zo af en toe onderwerp van spanning en/of conflict. 3. De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de overige kinderen binnen het pleeggezin enigszins geaccepteerd en is zo met enige regelmaat onderwerp van spanning en/of conflict. 4. De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de overige kinderen binnen het pleeggezin matig geaccepteerd en is regelmatig onderwerp van spanning en/of conflict. 5. De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de overige kinderen binnen het pleeggezin niet geaccepteerd en is voortdurend onderwerp van spanning en/of conflict.

De stabiliteit in het bredere netwerk wordt weergegeven in onderstaande vijf uitspraken. De begeleid pleegzorg moet nagaan welke uitspraak het meest van toepassing is voor het netwerk en plaatst het cijfer dat voor die uitspraak staat in het onderste hokje bij de 5e factor (stabiliteit in het netwerk). 1. De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de relevante netwerkleden geaccepteerd en is geen onderwerp van spanning en/of conflict. 2. De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de relevante netwerkleden redelijk geaccepteerd en is zo af en toe onderwerp van spanning en/of conflict. 3. De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de relevante netwerkleden enigszins geaccepteerd en is zo met enige regelmaat onderwerp van spanning en/of conflict. 4. De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de relevante netwerkleden matig geaccepteerd en is regelmatig onderwerp van spanning en/of conflict. 5. De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de relevante netwerkleden niet geaccepteerd en is voortdurend onderwerp van spanning en/of conflict. 6. Risicofactoren De grootste risicofactoren voor pleegkinderen zijn, wanneer er bij de pleegouders sprake is van: - psychopathologie (impulsieve en agressieve persoonlijkheidsstoornis, depressie, psychose);
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 277

misbruik van alcohol en/of drugs; gebrekkige kennis en vaarigheden over opvoeding en ontwikkeling van kinderen; onrealistische verwachtingen van het kind; beperkte verstandelijke vermogens (zwakbegaafdheid); verwaarlozing of mishandeling in eigen voorgeschiedenis (30% meer kans); jonge leeftijd; lichamelijke ziekte of handicap.

Indien n van deze factoren aanwezig is, wordt dit als zwaarwegend risico gezien en kan dit reden zijn kandidaat netwerkpleegouders ongeschikt te bevinden. Er zijn echter ook minder ernstige risicofactoren die belemmerend kunnen werken op de uitoefening van het pleegouderschap. De meeste risicofactoren komen aan het licht bij de invulling van de schalen die voor de beoordeling van de tweede, derde en vierde factor worden gebruikt. Wordt op n of meer van de items van deze schalen een 4 of een 5 gescoord, dan kan er sprake zijn van een (zeker) risico op dat specifieke punt. Wordt er een 3 gescoord dan bestaat er tenminste twijfel over het risico. Bij de zesde factor risicofactoren worden de potentile risicos uit de voorafgaande schalen in n cijfer uitgedrukt. In het bovenste hokje bij de zesde factor risicofactoren een cijfer ingevuld dat voor n van de onderstaande uitspraken staat. 1. Op de schalen die voor de beoordeling van de tweede, derde en vierde factor zijn gebruikt, wordt op geen enkel item een 4 of een 5 gescoord en/of op niet meer dan twee items een 3. 2. Op de schalen die voor de beoordeling van de tweede, derde en vierde factor zijn gebruikt, wordt op niet meer dan twee items een 4 of een 5 gescoord en/of niet meer dan vier items een 3. 3. Op de schalen die voor de beoordeling van de tweede, derde en vierde factor zijn gebruikt, worden op twee of drie items een 4 of een 5 gescoord en/of op meer dan vijf items een 3. 4. Op de schalen die voor de beoordeling van de tweede, derde en vierde factor zijn gebruikt, worden op vier of vijf items een 4 of een 5 gescoord en/of op meer dan zes items een 3. 5. Op de schalen die voor de beoordeling van de tweede, derde en vierde factor zijn gebruikt, wordt op vijf of zes items een 4 of een 5 gescoord en/of op meer dan zeven items een 3. Naast gesignaleerde risicos die in voorafgaande schalen aan het licht zijn gekomen, worden hieronder nog 7 risicofactoren genoemd. Deze factoren komen gedeeltelijk overeen met de items die voor het bepalen van het levensgeluk zijn gebruikt, zij het dat ze ditmaal op net iets andere en op negatieve wijze zijn geformuleerd. In feite betreft het dus een dubbel check. Aan elk van de onderstaande risicofactoren wordt een cijfer gegeven van 1 tot 5 gegeven (1 = afwezig, 2 = nauwelijks aanwezig, 3 = kans op aanwezig, 4 = grote kans op aanwezig, 5 = aanwezig). In het onderste hokje van de zesde factor risicofactoren wordt de gemiddelde score ingevuld. De overige risicos zijn: - geen steun voor het opnemen van een pleegkind uit de directe omgeving (familie en vrienden staan er sceptisch tegenover); - jaloezie bij (n van) de eigen kinderen; - ruzies tussen eigen kinderen; - ingrijpende te verwachten veranderingen (verhuizing, wisseling van of verlies van baan, echtscheiding, stichten van opnieuw samengesteld gezin); - financile schulden; - ruzies met buren en/of scholen en/of instanties; - extreme opvattingen en/of zeer streng gelovig.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

278

7. Protectieve factoren Voor de protectieve factoren wordt gebruik gemaakt van dezelfde beoordelingsschaal als die bij de beoordeling van de ouders in verband met de terugkeer naar huis van een pleegkind. Een lage score op risicofactoren wijst in feite al op de aanwezigheid van protectieve factoren. Protectieve factoren bij de beoordeling van aspirant-pleegouders zijn van belang, indien er zich tijdens de plaatsing moeilijkheden in het pleeggezin (en/of met het pleegkind) voor gaan doen. In het hokje bij de zevende factor protectieve factoren wordt het cijfer ingevuld dat staat voor de uitspraak die van toepassing is op de pleegouders. 1. Pleegouders (en pleegkind) beschikken over veerkracht, over onmiddellijk beschikbare - emotionele en praktische - ondersteuning bij familie, vrienden en/of buren, over gunstige levensomstandigheden en zijn bereid hulp te aanvaarden en kunnen daar ook van profiteren 2. Pleegouders (en pleegkind) beschikken over voldoende veerkracht, over enige onmiddellijk beschikbare - emotionele en praktische - ondersteuning bij familie, vrienden en/of buren, over redelijke levensomstandigheden, maar zijn enigszins terughoudend in hun bereidheid hulp te aanvaarden, omdat ze dat niet nodig vinden. 3. Pleegouders (en pleegkind) beschikken over enige veerkracht, over beperkte onmiddellijk beschikbare - emotionele en praktische - ondersteuning bij familie, vrienden en/of buren, over beperkte levensomstandigheden, maar zijn wel bereid hulp te aanvaarden en redelijk in staat daarvan te profiteren. 4. Pleegouders (en pleegkind) beschikken over minimale veerkracht, over zeer weinig onmiddellijk beschikbare - emotionele en praktische - ondersteuning bij familie, vrienden en/of buren, over weinig gunstige levensomstandigheden en zijn nog wel bereid hulp te aanvaarden, maar lijken nauwelijks in staat om daarvan te profiteren. 5. Pleegouders (en pleegkind) beschikken niet over veerkracht, over zeer weinig tot geen onmiddellijk beschikbare - emotionele en praktische - ondersteuning bij familie, vrienden en/of buren, over ongunstige levensomstandigheden en zijn niet bereid hulp te aanvaarden en lijken daar ook niet van te kunnen profiteren. 8. Mening ouders Om de continuering van de plaatsing in het pleeggezin juist te kunnen beoordelen, dient hierin de mening van ouders eveneens meegenomen te worden. In het hokje bij de achtste factor (mening ouders) wordt het cijfer geplaatst wat overeenkomt met n van de hierna beschreven uitspraken. Hierover dient binnen het gehele basisteam overeenstemming te bestaan. 1. Ouders zijn er zeker van dat de pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren. 2. Ouders zijn er redelijk zeker van dat de pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren. 3. Ouders zijn er niet zeker van (twijfel) dat de pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren. 4. Ouders zijn er redelijk zeker van dat de pleegouders ongeschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren. 5. Ouders zijn er zeker van dat de pleegouders ongeschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren.

9. Mening kind Om de continuering van de plaatsing juist te kunnen beoordelen is het belangrijk dat de mening van het kind meegenomen wordt in de weging van de totale beoordeling van geschiktheid van pleegouders. Geadviseerd wordt kinderen vanaf de leeftijd van 12 jaar op deze wijze te vragen naar hun mening.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

279

1. 2. 3. 4. 5.
*

Kind Kind Kind Kind Kind

wil heel graag bij pleegouders wonen. wil bij pleegouders wonen. twijfelt of hij bij pleegouders wil wonen. spreekt niet uit of hij wil wonen bij pleegouders wil zeker niet bij pleegouders wonen*

Een score van 5 wordt gezien als een zwaarwegend risico om tot plaatsing over te gaan.

10. Mening pleegzorgbegeleider Nadat de eerste negen factoren zijn ingevuld, ziet de pleegzorgbegeleider in n oogopslag hoe de samenhang tussen de verschillende factoren met betrekking tot de geschiktheid van pleegouders eruit ziet. Hij is zich ervan bewust dat de scores niet allemaal even objectief zijn, maar tot stand zijn gekomen door subjectieve interpretatie van keuzemogelijkheden op schalen, waarmee de verschillende factoren beoordeeld zijn. Bij het expliciteren van de eigen mening van de pleegzorgbegeleider wordt een inschatting gemaakt van het gewicht dat wordt toegekend aan de relevantie van de cijfers voor de afzonderlijke factoren n er wordt een inschatting gemaakt van de relevantie van de onderlinge samenhang tussen deze factoren. Bij die inschatting laat de pleegzorgbegeleider ook zijn kennis, ervaring en intutie meespreken. Geist wordt dat hij zijn interpretatie met argumenten kan onderbouwen. De pleegzorgbegeleider vult het hokje in bij de 10e factor (mening pleegzorgbegeleider) met het cijfer dat voor n van de hierna beschreven uitspraken staat. Wanneer er meerdere begeleiders pleegzorg zijn geweest, dan wordt door beide begeleiders een passende uitspraak gekozen en afzonderlijk bij de 10 e factor geplaatst. 1. Ik ben er zeker van dat de pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren. 2. Ik ben er redelijk zeker van dat pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren. 3. Ik ben er niet zeker van (twijfel) dat de pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren. 4. Ik ben er redelijk zeker van dat de pleegouders ongeschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren. 5. Ik ben er zeker van dat de pleegouders ongeschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren. 11. Mening basisteam De mening van het basisteam, inclusief de gedragswetenschapper, wordt op dezelfde wijze bepaald als bij de pleegzorgbegeleider. De pleegzorgbegeleider beschikt over meer informatie en indrukken dan het basisteam, die hun mening moeten baseren op rapportage en andere informatie van de pleegzorgbegeleider. De mate van nabijheid tot de pleegouders varieert dus. Juist door dit verschil in afstand wordt voorkomen dat het intensieve contact van de pleegzorgbegeleider tot ongewenste of al te subjectieve voorof afkeur leidt.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

280

In het hokje bij de 11e factor (mening basisteam) wordt het cijfer geplaatst wat overeenkomt met n van de hierna beschreven uitspraken. Hierover dient binnen het gehele basisteam overeenstemming te bestaan. 1. Het basisteam is er zeker van dat de pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren. 2. Het basisteam is er redelijk zeker van dat de pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren. 3. Het basisteam is er niet zeker van (twijfel) dat de pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren. 4. Het basisteam is er redelijk zeker van dat de pleegouders ongeschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren. 5. Het basisteam is er zeker van dat de pleegouders ongeschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren.

12.Besluit Flexus Jeugdplein Op basis van beide ingevulde beoordelingsbogen vindt een dialoog plaats tussen de de pleegzorgbegeleider en de overige basisteamleden over de wijze waarop ieder de bogen heeft ingevuld. De pleegzorgbegeleider beschikt natuurlijk over meer informatie en indrukken dan de overige leden van het basisteam. De gedragsdeskundige en overige basisteamleden kennen de pleegouders niet persoonlijk en vullen hun beoordeling in op basis van de rapportage van de pleegzorgwerker. De mate van nabijheid tot de pleegouders varieert en juist door dit verschil in afstand wordt voorkomen dat het intensieve contact van de pleegzorgbegeleider met de pleegouders tot ongewenste c.q. al te subjectieve voor- of afkeur leidt. In het overleg wordt kritisch stilgestaan bij zowel de overeenkomsten als de verschillen in scores. Verschillen zullen in de dagelijkse praktijk vooral voorkomen bij de interpretatie van de scores 3 en 4 op de acht verschillende factoren. Na vergelijking van en discussie over die verschillen wordt de mate van geschiktheid vastgesteld op basis van consensus. Indien er geen consensus bereikt kan worden, beslist uiteindelijk de afdelingsmanager. Uitgangspunt hierbij is dat - wanneer er sprake blijft van (behoorlijke) meningsverschillen - er in principe sprake is van twijfel. Er wordt bij de 12e factor besluit FJP een cijfer ingevuld dat voor n van de volgende uitspraken staat: 1. Pleegouders zijn geschikt om de plaatsing van het pleegkind te continueren. 2. Pleegouders zijn redelijk geschikt om de plaatsing van het pleegkind te continueren. 3. Er bestaat gerede twijfel of pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren. 4. Pleegouders zijn minder geschikt om de plaatsing van het pleegkind te continueren. 5. Pleegouders zijn ongeschikt om de plaatsing van het pleegkind te continueren. Bij een score van 2 wordt de plaatsing bij pleegouders in principe gecontinueerd, maar er worden wel aandachtspunten voor de begeleiding met de pleegouders doorgesproken. Wanneer de pleegouders zich kunnen vinden in de punten waarop een 3 of 4 bij de afzonderlijke factoren is gescoord en bereid zijn op die punten begeleid te worden, dan wordt de plaatsing gecontinueerd. Er kan ook voorlopige continuering van de plaatsing uitgesproken worden. In dat geval worden de pleegouders aangemoedigd om de twijfel op afzonderlijke items van de schalen bij de factoren op te heffen. Bij een score van 4 zal in overleg met de afdelingsmanager afgewogen worden welke stappen ondernomen moeten worden.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

281

7.1.6 Pleeggezinverslag n.a.v. vipprogramma

Pleeggezinverslag over de pleegouders, dhr. Reg. nr. R Dit

en mw.

te

verslag bevat informatie over: de pleegouders, het proces van besluitvorming tot het pleegouderschap, hun aanbod als pleegouders en aanbevelingen bij de plaatsing van een pleegkind en bij de begeleiding van het pleegadres. en t/m genoemd, volgden het .

Dhr. en mw. , in het verslag vipprogramma te Rotterdam in de periode

De begeleiders van het programma waren: (maatschappelijk werkster FlexusJeugdplein afdeling Pleegzorg) en (viptrainer FlexusJeugdplein afdeling Pleegzorg). Het verslag is geschreven door . Verantwoordelijk voor de besluitvorming zijn en . Eindverantwoordelijk is FlexusJeugdplein afd. Pleegzorg te Rotterdam. Het pleeggezinverslag wordt bewaard bij FlexusJeugdplein afdeling Pleegzorg. en hebben een kopie van dit verslag ontvangen. Het pleeggezinverslag mag uitsluitend gebruikt worden ten behoeve van: de bemiddeling bij een aanvraag voor een pleegadres door de bemiddelaars van FlexusJeugdplein afdeling Pleegzorg en de besluitvorming omtrent de plaatsing van een pleegkind door medewerkers van een plaatsende, begeleidende of residentile jeugdhulpverleningsinstelling, die verantwoordelijk zijn voor de hulpverlening aan het kind. Voor ander gebruik moet eerst de toestemming van en zijn vanaf heden beschikbaar voor: pleegzorg voor een jongen of een meisje van en . gevraagd worden.

Voor een nadere omschrijving van hun motivatie en aanbod verwijs ik naar het verslag. Referenties: Raadsverklaring Medische verklaring Samenwerkingsovereenkomst d.d. : : :

(vult secretaresse in)

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

282

Inhoudsopgave: Proces van de besluitvorming tot het pleegouderschap: 1. Persoonlijke gegevens 2. Motivatie 3. Woonsituatie 4. Gezinsleden - Pleegouders - Kinderen - Pleegouders samen 5. Veiligheid 6. Criteria voor pleegouderschap 7. Besluitvorming, aanbod en aanbevelingen a. Besluitvorming b. Definitief aanbod c. Aanbevelingen Bijlage 1: Samenvatting aanbod

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

283

1. Persoonlijke gegevens Pleegouder Roepnaam Geboortedatum Geboorteplaats Beroep Godsdienst Culturele achtergrond Burgerlijke staat Kinderen 2. Motivatie voor het pleegouderschap - Eventuele verschillen tussen pleegouders aangeven. - Is er nog een eigen kinderwens / kans op zwangerschap/adoptie? 3. Woonsituatie Type woning Type Omgeving ( groen, stad, etc) Bereikbaar met OV? Speelgelegenheid Huisdieren ( kindvriendelijk, binnen/buiten, soort ) Roken Eigen kamer Bijzonderheden 4. De gezinsleden a. De pleegouders De onderstaande aandachtpunten alleen beschrijven wanneer het relevant is voor het huidige functioneren als pleegouder - Beschrijving gezin van herkomst, milieu, beroep ouders, belangrijke gebeurtenissen/verliezen, sfeer in het gezin (hebben pleegouders stabiliteit en veiligheid ervaren? hoe werd met gevoelens omgegaan?) relatie met ouders en brusjes, rol geloof - Hoe kijken pleegouders nu terug op hun jeugd, hebben ze dingen gemist? - Laatst genoten opleiding - Hoe is de relatie met ouders/ familie nu? - Hebben ze belangrijke relaties gehad voor de huidige partner - Hebben pleegouders in het verleden conflicten met anderen gehad? hoe hebben ze dit opgelost? kunnen ze er hun eigen aandeel inzien? - Zijn pleegouders in staat om van een afstandje naar zichzelf te kijken, kunnen pleegouders reflecteren op hun eigen handelen en kunnen ze dit dan bijstellen? - Hoe omschrijven pleegouders zichzelf (zowel positieve als minder gunstige eigenschappen), hoe komen pleegouders over op de VIP-trainers? - Zijn pleegouders flexibel, kunnen ze omgaan met onverwachte gebeurtenissen, hebben ze veel geduld? - Wat voor werk doen pleegouders momenteel? - Hoeveel werken pleegouders en werken ze regelmatig of onregelmatig? - Hobbys? - Bij alleenstaande pleegouders: staan ze open voor een relatie? zijn ze op zoek / zijn ze daar actief mee bezig (relatiebemiddeling, internet, advertenties)? b. De kinderen:
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 284

Pleegouder

omschrijving karakter sociale ontwikkeling, eventueel hobbys hoe functioneert het kind op school zijn er zorgen/kwetsbaarheden mbt tot het kind? hoe kijkt het kind tegen de pleegzorgplannen aan?

c. Pleegouders samen - Hoe en wanneer hebben pleegouders elkaar leren kennen? - Wat vinden ze positieve eigenschappen van de ander en waar hebben ze moeite mee /wat zouden ze evt aan de ander willen veranderen? - Zijn er veel botsingen, waarover, hoe gaan ze hiermee om (oplossend/vermijdend)? - Hoe stabiel is de relatie? - Hoe staat het met de verwerking van eventuele kinderloosheid? 5. Veiligheid De veiligheidschecklist levert geen of enkele specifieke aandachtspunten op voor de begeleiding. Dit is nieuw!! Het is belangrijk dat de checklist is ingevuld, met de pleegouders is besproken en in dossier komt. In het verslag wordt bovenstaande aangepast en beschreven. Daarnaast de specifieke dingen noemen. Hieronder een voorbeeld: Als er een pleegkind is geplaatst, zijn .. en .. zich ervan bewust dat er meerdere traphekjes in hun huis geplaatst moeten worden, de stopcontacten veilig worden gemaakt en gevaarlijke schoonmaakmiddelen zo worden opgeborgen dat het pleegkind er niet bij kan komen. 6. De vijf vipcriteria: Criterium 1. Openheid en duidelijkheid in het contact Pleegouders zijn in staat tot het onderhouden van positieve contacten. Ze zeggen wat ze bedoelen en bedoelen wat ze zeggen. - Hoe hebben de VIP-trainers pleegouders ervaren op dit vlak? Criterium 2. Samenwerken als team en het delen van ouderschap We bedoelen hiermee dat pleegouders niet alleen de zorg en de planning rondom de kinderen met de pleegzorgvoorziening delen, maar pleegouders delen het ouderschap ook met de ouders en de familie van het pleegkind. - Hoe hebben de VIP-trainers de samenwerking met pleegouders ervaren? - Hoe staan pleegouders tov begeleiding? wat verwachten ze daarvan? - Welke frequentie van oudercontact is haalbaar? Is dit nog afhankelijk van de vorm? (soms kan het vaker als pleegouders daarvoor niet naar kantoor hoeven te komen) hoe staan ze tegenover bezoeken ook bij pleegouders thuis? hebben ze een voorkeur (thuis of kantoor?) - Hebben ze via hun werk of anderszins ervaring met samenwerking, kunnen ze dat goed? (naar eigen zeggen) - Denken ze om te kunnen gaan met criminele/agressieve/bedreigende/dominante ouders, zijn ze gauw bang/bezorgd? (ondanks geheim adres en bezoeken op kantoor) Criterium 3. Kinderen helpen een positieve kijk op zichzelf te ontwikkelen Dit houdt in dat pleegouders kinderen helpen hun geschiedenis te begrijpen. Ze kunnen er mee omgaan op een niet veroordelende manier, die het kind helpt zich goed te voelen.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 285

Hiervoor is belangrijk dat pleegouders de verliezen uit hun eigen leven ervaren, verwerkt en een plaats hebben gegeven. - Hebben pleegouders zelf een positief zelfbeeld? - Hebben pleegouders respect voor de eigenheid van een kind (cultuur, milieu waar het vandaan komt)? - Hebben pleegouders rele verwachtingen over pleegkinderen of moet het kind ergens aan voldoen? - Zijn pleegouders in staat om met een kind te praten over gevoelens, verlieservaringen, seksualiteit - Hebben pleegouders zich als jong kind aan hun ouders kunnen hechten, hoe kijken ze daar nu zelf achteraf tegenaan? Zo niet, is er misschien een andere persoon geweest die veel voor hen betekend heeft, waar ze zich aan gehecht hebben? - Bij een verleden met veel narigheid: hebben pleegouders hun eigen verleden verwerkt? welke rol speelt dit verleden nu nog? zijn er gevoeligheden voortkomend uit het eigen verleden? wat zien ze zelf als hun kwetsbaarheden, waar kan een kind (of een ouder) hen mee raken? - Bij homofiele of lesbische pleegouders: zijn ze gevoelig voor discriminatie / eventuele negatieve opmerking van ouders of anderen op dit vlak? Criterium 4. Kinderen helpen hun gedrag te veranderen zonder hen pijn te doen Dit houdt in dat misbruikte, verwaarloosde en/of mishandelde kinderen door toedoen van volwassenen schade hebben opgelopen. Pleegouders geven het kind aandacht en helpen het kind zijn gedrag te veranderen zonder slaan of vergelijkbare straffen te gebruiken. Hierbij beschrijf je ook de pedagogische kwaliteiten van pleegouders. - Hoe is hun opvoedingsstijl (hoeveel duidelijkheid/veiligheid/structuur is er? hoe consequent zijn pleegouders? zijn pleegouders verbaal ingesteld of maken ze meer gebruik van een gedragsmatige aanpak, of beiden? (opvoedingsstijl per pleegouder aangeven / verschillen aangeven) - Hoe gaan pleegouders om met ongewenst gedrag? - Zijn pleegouders in staat hun opvoedingsstijl aan te passen aan wat een kind nodig heeft? (bijv: als ze vanuit zichzelf vrij makkelijk zijn, zijn ze dan in staat om een consequente aanpak met veel structuur te bieden als een kind dat nodig heeft? Of doen ze zichzelf dan teveel geweld aan? Of: als ze zelf erg verbaal zijn ingesteld, veel in overleg met een kind willen doen, zijn ze dan in staat om een kind dat dat nodig heeft een heel gedragsmatige aanpak te bieden, bijvoorbeeld met beloningssystemen te werken?) - Zijn pleegouders in staat om bij kinderen met hechtingsproblematiek het kind te volgen in de behoefte aan afstand / nabijheid? wat verwachten ze op het vlak van hechting van een kind (=belangrijk!!!) - Zijn pleegouders lichamelijk ingesteld of niet? - Hoeveel ervaring hebben ze met kinderen? (zeker bij mensen die zelf geen kinderen hebben deze ervaringen ook beschrijven (leeftijden en eventuele problematiek van de kinderen waar ze mee te maken hebben/hebben gehad) - Hoe gaan pleegouders om met ongewenst gedrag? Hoe staan ze tegenover lichamelijke straffen? Criterium 5. Het inschatten van de uitwerking van het pleegouderschap op de eigen situatie - Wij verwachten dat pleegouders een goede inschatting kunnen maken wat de komst van een pleegkind in hun gezin beteken? - Kunnen de pleegouders aangeven wat goed bij hun situatie past en wat de knelpunten kunnen zijn?
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 286

Hier beschrijf je ook de punten uit de huidige leefsituatie - rol geloof (bijv: gaan ze na de kerk, hoe vaak, bidden ze voor eten/slapen + idem bijbellezen, hebben ze tv, computer, zijn er activiteiten die ze op zondag niet doen, dragen vrouwen/meisjes ook broeken). - hoe is de taakverdeling (qua werk, opvoeding vd kinderen, huishouden) - belangrijke regels / normen en waarden in het gezin - hoe vol/druk is hun leven, hoeveel tijd is er voor individuele aandacht (voor alle kinderen) - komen er veel mensen/kinderen bij pleegouders over de vloer / is er veel onverwachts bezoek (zoete inval)? gaan ze zelf veel op bezoek / op pad, hoe besteden ze hun vrije tijd? - hoe zien den vakanties er doorgaans uit? (bijv huisje, kamperen, buitenland of nl, wintersport) - gezinssfeer (humor, praters, doeners, open/gesloten, warm, harmonieus, rustig/druk, los zand/iedereen gaat zn eigen gang of veel verbondenheid/samenzijn) - hebben pleegouders goed over dit criterium nagedacht? indruk hierover van de VIPtrainers, maken ze een weloverwogen indruk, hebben ze nagedacht over de invloed op de eigen kinderen? - hebben ze goed over praktische zaken nagedacht, combinatie werk/pleegzorg bijvoorbeeld (hoe ze dat precies willen doen beschrijven bij aanbod lijkt me) - hebben pleegouders een goed netwerk waar ze op terug kunnen vallen in moeilijke tijden? 7. Besluitvorming, aanbod en aanbevelingen bij de begeleiding van het pleeggezin: a. Besluitvorming: Geef antwoord op de 4 vragen en beschrijf ons advies.Als er getwijfeld wordt over de vorm, beschrijf dan het proces en de uiteindelijke keuze. b. Definitief aanbod - bij een voorkeur voor jongen of meisje: aangeven waarom dit zo is en hoe zwaar deze voorkeur meeweegt - indien het aanbod qua leeftijd niet logischerwijze voortvloeit uit de leeftijden van de eigen kinderen: toelichten waarom mensen voor een bepaalde leeftijdscategorie kiezen - hoeveel opvang is er nodig (voor een schoolgaand kind / voor een niet schoolgaand kind) - kunnen/willen pleegouders ouderschapsverlof opnemen? hoelang kunnen ze de eerste tijd, vlak na plaatsing van een kind vrij nemen zodat er altijd iemand thuis is? - welke vorm zal deze opvang hebben? (oppas aan huis, elders, crche enz) - bij handicaps: aangeven waar voor pleegouders de grens ligt (niet iedereen verstaat onder een lichte verstandelijk handicap hetzelfde), als pleegouders open staan voor kinderen met een (lichte) verstandelijke handicap: hebben pleegouders hier ook het geduld voor, kunnen ze hun verwachtingen op dit vlak laag genoeg stellen (mn belangrijk als pleegouders zelf hoogopgeleid zijn lijkt me); als pleegouders open staan voor mlk-kinderen: hebben ze wel eens te maken gehad met moeilijk lerende kinderen, hebben ze daar een goed beeld bij, weten ze wat dat met hen doet? - bij risicobaby: aangeven wat pleegouders wel en niet zouden willen (bijv: verslaafd geboren, veel te vroeg geboren, medische problemen, kans op HIV besmetting, verstandelijk gehandicapte ouders, alcohol tijdens de zwangerschap) (eventueel ook de reden aangeven) - therapeutische pleegzorg: waarom wel of niet? (sommige pleegouders willen geen
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 287

kind met zwaardere problematiek, andere zien meer op tegen intensieve begeleiding; als pleegouders open staan voor TP, dan ook aangeven of je ook denkt dat ze dat kunnen) met wat voor gedragsproblematiek denken ze om te kunnen gaan, wat lijkt hen moeilijk maar zouden ze wel kunnen en wat zouden ze absoluut niet willen/kunnen? als het geloof een belangrijke rol speelt: mag een kind als het ouder (puberteit) wordt ook zelf zn keuzes daarin maken, hoe zouden ze het vinden als een kind dan niet hun richting volgt en kunnen ze een kind daar echt de vrijheid toe geven?) moet het kind naar een christelijke school of is een openbare ook ok als dat een wens van ouders is? denken ze om te kunnen gaan met een kind dat seksueel misbruikt is, of waarbij er vermoedens zijn op dat vlak? als aanbod langdurend: staan ze ook open voor plaatsingen waarbij er nog wat onzekerheid is over het perspectief (bijv een onderzoek naar de opvoedingskwaliteiten van ouders dat nog loopt, maar waarvan de verwachting is dat het negatief zal uitvallen)

c. Aanbevelingen van viptrainers en/of pleegouders bij de matching en plaatsing - Wat zien pleegouders zelf als aandachtspunten, waar willen ze graag hulp bij? - - Wat zien de VIP-trainers als aandachtspunten?

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

288

Samenvatting plaatsingsmogelijkheden Registratienummer Contactpersoon Datum rapportage Aanvulling Vorm van pleegzorg: : : : : R

dagopvang weekendopvang vakantieopvang crisisopvang tijdelijk (1 2 jaar) langdurend : : : : : : : : : : : : : : :

Geslacht Leeftijd Verstandelijke handicap, licht Verstandelijke handicap, zwaar Lichamelijke handicap, licht Lichamelijke handicap, zwaar Speciaal onderwijs Therapeutische Pleegzorg Belastend oudercontact Risicobaby Meer dan 1 (aantal) Ervaring in pleegzorg Eigen kamer Huisdieren (welke) Eventuele bijzonderheden

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

289

7.1.7 Matchingsvoorstel
Datum Personalia kind Achternaam Voornaam Geboortedatum : : : :

Personalia pleeggezin Naam : Registratienummer : Woonplaats : Overwegingen Pluspunten matching Minpunten matching Aandachtspunten (te bespreken met pleeggezin) Openstaande vragen

Handtekeningen

Datum: Bemiddelingsmedewerker:

Datum: Afdelingsmanager:

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

290

7.1.8 Matchingsbesluit
Datum Personalia kind Achternaam Voornaam Geboortedatum : : : :

Personalia pleeggezin Naam : Registratienummer : Woonplaats : Kennismakingstraject Hoe heeft het kennismakingstraject eruit gezien? Aandachtspunten Op welke wijze zijn de aandachtspunten met het pleeggezin besproken? Afspraken Welke afspraken zijn daarover gemaakt? Openstaande vragen Zijn de nog openstaande vragen besproken en wat was daarvan de uitkomst? Conclusie Handtekeningen

Datum: Pleegzorgbegeleider:

Datum: Afdelingsmanager:

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

291

7.2

Bijlagen: Opstarten netwerkzaken

7.2.1 Verslag netwerkonderzoek 7.2.2 Beoordelingsboog t.b.v. netwerkscreening 7.2.3 Scoringshulp beoordelingsboog t.b.v. netwerkscreening 7.2.4 Toelichting beoordelingsboog t.b.v. netwerkscreening

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

292

7.2.1 Verslag netwerkscreening


Algemene gegevens Naam kind Geboortedatum Maatregel Pleegzorgbegeleider Afdelingsmanager Datum verslag : : : vrijwillig / (V)OTS / voogdij : : :

Algemene gegevens pleeggezin Naam pleegmoeder Telefoon Geboortedatum Beroep Nationaliteit Geboorteland Naam pleegvader Telefoon Geboortedatum Beroep Nationaliteit Geboorteland Adres pleeggezin : : : : : : : : : : : : : :

Raadsverklaring Datum aanvraag Datum ontvangst

: :

Gezondheidsverklaring Datum aanvraag : Datum ontvangst :

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

293

Hoe is het kind in dit gezin terecht gekomen? Beschrijf hoe het kind in dit gezin terecht is gekomen. Beschrijf kort of het kind langdurig in dit gezin blijft of dat er sprake is van terug naar huis. Wat is het standpunt/de mening/de rol van ouders? Bij oudere kinderen: Beschrijf mening/standpunt van het kind. Zijn er hulpverlenende instanties betrokken (zoals BJZ, Waag, Lucertis, PsyQ, etc) die een uitspraak hebben gedaan over de plaatsing van het kind in dit gezin?

Hoe zijn de omstandigheden binnen het pleeggezin? Woonsituatie: Waar woont het pleeggezin (type huis/wijk), wie wonen er nog meer in huis (bijvoorbeeld eigen kinderen), heeft het kind een eigen kamer. Werksituatie: Wat voor werk doen pleegouders (wat voor dagritme hebben zij zelf). Wat is het opleidingsniveau van pleegouders? Wat voor werk hebben ze in het verleden gedaan? Inkomen: Is het inkomen toereikend? Beschrijf de omstandigheden in en rond het gezin: Denk aan: Vrije tijd en sociale contacten van het gezin / fysiek welbevinden gezinsleden / relaties & emotioneel welbevinden van gezinsleden/ praktische en emotionele steun (vanuit het netwerk)/ bredere verantwoordelijkheden en bevoegdheden / motivatie / juridische vragen / geloofsovertuiging pleegouders en/of pleeggezin.

Hoe zijn de verhoudingen in het pleeggezin en in het netwerk? Denk aan voorgeschiedenis en functioneren van pleegouders/ gehechtheidsverleden van pleegouders / de bredere familie / de onderlinge verhoudingen (denk ook aan de driehoeksverhoudingen van Choj) / contact ouder-kind / contact pleegouder-ouder / hebben pleegouders oog voor loyaliteit van kind naar (biologische) ouders / samenwerking pleeggezin en betrokken instanties (zoals BJZ, school, e.d.) / maak een genogram.

Wat zijn de kwaliteiten en wat zijn de aandachtspunten van dit pleeggezin? Beschrijf het opvoedklimaat en de specifieke opvoedingsvaardigheden van pleegouders/pleeggezin. Denk aan: basale verzorging / garanderen veiligheid / emotionele warmte/ stimuleren ontwikkeling van het kind / regels en grenzen (disciplinering) / stabiliteit / gehechtheid kinderen / wijze van communicatie tussen pleegouder(s) en pleegkind (open, positief, wederzijds begrip, benoemen) Beschrijf hoe de pleegouders om gaan met eventuele bijzonderheden van het kind (of de kinderen). Denk aan: Gezondheid / Cognitieve ontwikkeling / Emotionele- en gedragsontwikkeling / Identiteit / Gezins- en sociale relaties. / Balans tussen draagkracht en draaglast / reel beeld van eventuele problematiek kind Bij twijfel: Gebruik de beoordelingsboog!

Kwaliteiten: Aandachtspunten: Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 294

Deze aandachtspunten zullen in het hulpverleningsplan als doelen en/of in het pleegouderbegeleidingsplan als aandachtspunten worden meegenomen. Conclusie Is dit gezin in staat is een goede opvoedingssituatie te bieden aan

Geef een korte onderbouwing van je conclusie door een samenvatting van de kwaliteiten en aandachtspunten te geven. Zorg dat je daarbij antwoord geeft op de vragen uit de kernbeslissing van Bureau Jeugdzorg.

In dit verslag is gebruik gemaakt van informatie verkregen uit gesprekken met pleegouder(s), , ouder(s) en . Met behulp van de checklist indicatoren veiligheid kind in netwerkpleegzorg is de veiligheid van in het pleeggezin in kaart gebracht. In deze conclusie is antwoord gegeven op de vragen die gesteld zijn in de kernbeslissing opgesteld voor Bureau Jeugdzorg d.d. . De conclusie van dit verslag wordt naar Bureau Jeugdzorg gestuurd. Het volledige verslag is alleen voor pleegouders bestemd en mag alleen met toestemming van pleegouders verzonden worden naar derden.

Naam, datum en handtekening betrokkenen Naam Pleegvader Datum Handtekening

Pleegmoeder

Pleegzorgbegeleider

Afdelingsmanager

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

295

7.2.2 Beoordelingsboog t.b.v. netwerkscreening


Naam kind Geboortedatum Aspirant netwerkpleeggezin Registratienummer Naam pleegzorgbegeleider Datum : : : : : :

Motivatie Besluit FlexusJeugd plein Mening basisteam Opvoedingskwaliteiten Specifieke netwerkpleegouderkwaliteiten

13 12
Mening netwerkonderzoeker

2 3

NPM

11

Wel/geen plaatsing in netwerkpleeggezin

Levensgeluk

NPV

10
Mening ouders

5
Stabiliteit netwerk
Gezin

9 8 7

Overig

Mening kind Belang van het kind Protectieve factoren

Risico-factoren

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

296

7.2.3 Scoringshulp beoordelingsboog t.b.v. netwerkscreening


Naam kind Geboortedatum Aspirant netwerkpleeggezin Registratienummer Naam pleegzorgbegeleider Datum
Nr 1 Factor Motivatie

: : : : : :
Score 1 2 3 4 5

Uitspraak Aspirant netwerkpleegouders zijn goed gemotiveerd om een bijdrage te leveren aan de oplossing van de problemen van ouders en problemen tussen ouders en/of kind. Aspirant netwerkpleegouders zijn redelijk gemotiveerd om een bijdrage te leveren aan de oplossing van de problemen van ouders en van problemen tussen ouders en/of kind. Aspirant netwerkpleegouders zijn enigszins gemotiveerd om een bijdrage te leveren aan de oplossing van de problemen van ouders en van problemen tussen ouders en/of kind. Aspirant netwerkpleegouders zijn nauwelijks gemotiveerd om een bijdrage te leveren aan de oplossing van de problemen van ouders en van problemen tussen ouders en/of kind. Aspirant netwerkpleegouders zijn niet gemotiveerd om een bijdrage te leveren aan de oplossing van de problemen van ouders en tussen ouders en/of kind.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

297

Nr 2

Factor Opvoedingskwaliteiten

Item Adequate verzorging.

Veilige fysieke directe omgeving.

Affectief klimaat.

Ondersteunende en flexibele opvoedingsstructuur. Adequaat voorbeeldgedrag.

Interesse.

Beschikbaarheid.

Term Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht

Subscore 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5

Som

Gemiddeld

/7

= Score 1 2 3 4 5

Totaal

Gemiddeld 1,tot 1,5 1,5 tot 2,5 2,5 tot 3 3,tot 4 4,tot 5

Uitspraak Aspirant netwerkpleegouders opvoedingskwaliteiten. Aspirant netwerkpleegouders opvoedingskwaliteiten. Aspirant netwerkpleegouders opvoedingskwaliteiten. Aspirant netwerkpleegouders opvoedingskwaliteiten. Aspirant netwerkpleegouders opvoedingskwaliteiten.

beschikken over goede beschikken over redelijke beschikken over enige beschikken over matige beschikken over slechte

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

298

Nr 3

Factor Specifieke netwerkpleegouderkwaliteiten

Item Reflectief en communicatief vermogen. Bereidheid en in staat tot samenwerking.

Inleving en stimulering; gedrag veranderen en/of begrenzen zonder fysieke of psychologische dwang. Seksuele voorlichting.

Hechten en loslaten

Begripvol en leerbaar.

Weerbaar.

Regie.

Oog houden voor het toekomstperspectief van het kind.

Term Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht

Subscore 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5

Som

Gemiddeld

/9

= Score 1 2 3 4 5

Totaal

Gemiddeld 1 tot 1,5 1,5 tot 2,5 2,5 tot 3 3 tot 4 4,tot 5

Uitspraak Aspirant netwerkpleegouders beschikken over netwerkpleegouderkwaliteiten. Aspirant netwerkpleegouders beschikken over specifieke netwerkpleegouderkwaliteiten. Aspirant netwerkpleegouders beschikken over netwerkpleegouderkwaliteiten. Aspirant netwerkpleegouders beschikken over netwerkpleegouderkwaliteiten. Aspirant netwerkpleegouders beschikken over netwerkpleegouderkwaliteiten.

goede specifieke redelijke enige specifieke matige specifieke slechte specifieke

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

299

Nr 4

Factor Levensgeluk NPM

Item Van het leven te kunnen genieten.

Ambivalente of verstoorde relaties binnen de familie op een constructieve wijze te benaderen. Kwaliteit van de relaties met eigen ouders.

Kwaliteit van de (huwelijks)relatie.

Kwaliteit van de relaties met eigen kinderen.

Omgaan met verliezen.

Arbeidssatisfactie.

Financile situatie.

Woonsituatie.

Term Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht

Subscore 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5

Som

Gemiddeld

/9

= Score 1 2 3 4 5

Totaal

Gemiddeld 1,tot 1,5 1,5 tot 2,5 2,5 tot 3 3,tot 4 4,tot 5

Uitspraak Aspirant netwerkpleegmoeder Aspirant netwerkpleegmoeder Aspirant netwerkpleegmoeder Aspirant netwerkpleegmoeder Aspirant netwerkpleegmoeder

is is is is is

gelukkig. redelijk gelukkig. enigszins gelukkig. overwegend ongelukkig. ongelukkig.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

300

Nr 4

Factor Levensgeluk NPV

Item Van het leven te kunnen genieten.

Ambivalente of verstoorde relaties binnen de familie op een constructieve wijze te benaderen. Kwaliteit van de relaties met eigen ouders.

Kwaliteit van de (huwelijks)relatie.

Kwaliteit van de relaties met eigen kinderen.

Omgaan met verliezen.

Arbeidssatisfactie.

Financile situatie.

Woonsituatie.

Term Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht Gunstig/goed Redelijk/voldoende Ongewis/onzeker Matig/onvoldoende Ongunstig/slecht

Subscore 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5

Som

Gemiddeld

/9

= Score 1 2 3 4 5

Totaal

Gemiddeld 1 tot 1,5 1,5 tot 2,5 2,5 tot 3 3,tot 4 4,tot 5

Uitspraak Aspirant netwerkpleegvader Aspirant netwerkpleegvader Aspirant netwerkpleegvader Aspirant netwerkpleegvader Aspirant netwerkpleegvader

is is is is is

gelukkig. redelijk gelukkig. enigszins gelukkig. overwegend ongelukkig. ongelukkig.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

301

Nr 5

Factor Stabiliteit netwerk Gezin

Uitspraak De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de overige kinderen binnen het pleeggezin geaccepteerd en is geen onderwerp van spanning en/of conflict. De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de overige kinderen binnen het pleeggezin redelijk geaccepteerd en is zo af en toe onderwerp van spanning en/of conflict. De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de overige kinderen binnen het pleeggezin enigszins geaccepteerd en is zo met enige regelmaat onderwerp van spanning en/of conflict. De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de overige kinderen binnen het pleeggezin matig geaccepteerd en is regelmatig onderwerp van spanning en/of conflict. De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de overige kinderen binnen het pleeggezin niet geaccepteerd en is voortdurend onderwerp van spanning en/of conflict.

Score 1 2 3 4 5

Nr 5

Factor Stabiliteit netwerk Overig

Uitspraak De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de relevante netwerkleden geaccepteerd en is geen onderwerp van spanning en/of conflict. De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de relevante netwerkleden redelijk geaccepteerd en is zo af en toe onderwerp van spanning en/of conflict. De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de relevante netwerkleden enigszins geaccepteerd en is zo met enige regelmaat onderwerp van spanning en/of conflict. De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de relevante netwerkleden matig geaccepteerd en is regelmatig onderwerp van spanning en/of conflict. De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de relevante netwerkleden niet geaccepteerd en is voortdurend onderwerp van spanning en/of conflict.

Score 1 2 3 4 5

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

302

Nr 6

Factor Risicofactoren

Type Ernstig

Belemmerend

* **

Afwezig Nauwelijks aanwezig Kans op aanwezig Grote kans op aanwezig Aanwezig Jaloezie bij (n van) de kinderen. Afwezig Nauwelijks aanwezig Kans op aanwezig Grote kans op aanwezig Aanwezig Ruzies tussen eigen kinderen. Afwezig Nauwelijks aanwezig Kans op aanwezig Grote kans op aanwezig Aanwezig Ingrijpend te verwachten veranderingen. Afwezig Nauwelijks aanwezig Kans op aanwezig Grote kans op aanwezig Aanwezig Financile schulden. Afwezig Nauwelijks aanwezig Kans op aanwezig Grote kans op aanwezig Aanwezig Ruzies in het netwerk. Afwezig Nauwelijks aanwezig Kans op aanwezig Grote kans op aanwezig Aanwezig Dogmatische levensovertuigingen. Afwezig Nauwelijks aanwezig Kans op aanwezig Grote kans op aanwezig Aanwezig Indien n van deze factoren aanwezig is, wordt dit als zwaarwegend risico gezien en kan dit reden zijn aspirant netwerkpleegouders ongeschikt te vinden. Indien n of meer van de factoren als een 4 of 5 wordt beoordeeld, wordt dat cijfer ingevuld in het onderste hokje, ongeacht de score op de overige items. 303

Overig

Item Psychopathologie Alcohol/drugs-misbruik Gebrekkige opvoedingskennis en vaardigheden Onrealistische verwachtingen van het kind Beperkte verstandelijke vermogens Verwaarlozing of mishandeling in eigen voorgeschiedenis Jonge leeftijd Lichamelijke ziekte of handicap Op de schalen die voor de boordeling van de 2e, 3e en 4e factor zijn gebruikt, wordt op geen enkel item een 4 of 5 gescoord en/of op niet meer dan twee items een 3. Op de schalen die voor de boordeling van de 2e, 3e en 4e factor zijn gebruikt, wordt op niet meer dan twee items een 4 of 5 gescoord en/of op niet meer dan vier items een 3. Op de schalen die voor de boordeling van de 2e, 3e en 4e factor zijn gebruikt, wordt op twee of drie items een 4 of 5 gescoord en/of op meer dan vijf items een 3. Op de schalen die voor de boordeling van de 2e, 3e en 4e factor zijn gebruikt, wordt op vier of vijf items een 4 of 5 gescoord en/of op meer dan zes items een 3. Op de schalen die voor de boordeling van de 2e, 3e en 4e factor zijn gebruikt, wordt op zes item een 4 of 5 gescoord en/of op meer dan zeven items een 3. Geen steun van belangrijke personen.

Aanwezig Ja* / Nee Ja* / Nee Ja* / Nee Ja* / Nee Ja* / Nee Ja* / Nee Ja* / Nee Ja* / Nee

Score

1 2 3 4** 5** 1 2 3 4** 5** 1 2 3 4** 5** 1 2 3 4** 5** 1 2 3 4** 5** 1 2 3 4** 5** 1 2 3 4** 5**

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

Nr 7

Factor Protectieve factoren

Uitspraak Aspirant netwerkpleegouders (en pleegkind) beschikken over veerkracht; onmiddellijk beschikbare - emotionele en praktische ondersteuning bij familie, vrienden en/of buren; gunstige levensomstandigheden; en zijn bereid hulp te aanvaarden en kunnen daar ook van profiteren. Aspirant netwerkpleegouders (en pleegkind) beschikken over voldoende veerkracht; enige onmiddellijk beschikbare emotionele en praktische ondersteuning bij familie, vrienden en/of buren; redelijke levensomstandigheden; maar zijn enigszins terughoudend in hun bereidheid hulp te aanvaarden, omdat ze dat niet nodig vinden. Aspirant netwerkpleegouders (en pleegkind) beschikken over enige veerkracht; beperkte onmiddellijk beschikbare emotionele en praktische ondersteuning bij familie, vrienden en/of buren; beperkte levensomstandigheden; maar zijn wel bereid hulp te aanvaarden en redelijk in staat daarvan te profiteren. Aspirant netwerkpleegouders (en pleegkind) beschikken over minimale veerkracht; beperkte onmiddellijk beschikbare emotionele en praktische ondersteuning bij familie, vrienden en/of buren; weinig gunstige levensomstandigheden; en zijn nog wel bereid hulp te aanvaarden, maar lijken nauwelijks in staat om daarvan te profiteren. Aspirant netwerkpleegouders (en pleegkind) beschikken niet over veerkracht; weinig tot geen onmiddellijk beschikbare emotionele en praktische ondersteuning bij familie, vrienden en/of buren; ongunstige levensomstandigheden; en zijn niet bereid hulp te aanvaarden en lijken daar ook niet van te kunnen profiteren.

Score 1

Nr 8

Factor Belang van het kind

Uitspraak Aspirant netwerkpleegouders zijn (of gaan) uit zichzelf actief bezig met het bepalen van het toekomstperspectief van het kind en zien het belang hiervan voor het kind in. Aspirant netwerkpleegouders tonen zich bereid om zich bezig te (gaan) houden met het bepalen van het toekomstperspectief van het kind en tonen begrip voor het belang van het kind op een duidelijk perspectief. Aspirant netwerkpleegouders tonen zich matig bereid om zich bezig te (gaan) houden met het bepalen van het toekomstperspectief van het kind en zien het belang hiervan voor het kind enigszins in. Aspirant netwerkpleegouders tonen zich nauwelijks bereid om zich bezig te (gaan) houden met het bepalen van het toekomstperspectief van het kind en zien het belang hiervan voor het kind niet echt in. Aspirant netwerkpleegouders tonen zich niet bereid om zich bezig te (gaan) houden met het bepalen van het toekomstperspectief van het kind en zien het belang hiervan voor het kind helemaal niet in.

Score 1 2

3 4 5

Nr 9

Uitspraak Kind wil heel graag bij netwerkpleegouders wonen. Kind wil bij netwerkpleegouders wonen. Kind twijfelt of hij bij netwerkpleegouders wil wonen. Kind spreekt niet uit of hij bij netwerkpleegouders wil wonen. Kind wil zeker niet bij netwerkpleegouders wonen. * Bij een score van 5 is er een zwaarwegend risico om tot plaatsing over te gaan.

Factor Mening kind

Score 1 2 3 4 5*

Nr 10

Factor Mening ouders

Uitspraak Ouders zijn er zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als pleegouder te fungeren. Ouders zijn er redelijk zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als pleegouder te fungeren. Ouders zijn er niet zeker van (twijfel) dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als pleegouder te fungeren. Ouders zijn er redelijk zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders ongeschikt zijn om als pleegouders te fungeren Ouders zijn er zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders ongeschikt zijn om als pleegouder te fungeren.

Score 1 2 3 4 5 304

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

Nr 11

Factor Mening netwerkonderzoeker

Uitspraak Ik ben er zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als pleegouder te fungeren. Ik ben er redelijk zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als pleegouder te fungeren. Ik ben er niet zeker van (twijfel) dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als pleegouder te fungeren. Ik ben er redelijk zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders ongeschikt zijn om als pleegouder te fungeren. Ik ben er zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders ongeschikt zijn om als pleegouder te fungeren.

Score 1 2 3 4 5

Nr 12

Factor Mening basisteam

Uitspraak Het basisteam is er zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als pleegouder te fungeren. Het basisteam is er redelijk zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als pleegouder te fungeren. Het basisteam is er niet zeker van (twijfel) dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als pleegouder te fungeren. Het basisteam is er redelijk zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders ongeschikt zijn om als pleegouder te fungeren. Het basisteam is er zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders ongeschikt zijn om als pleegouder te fungeren.

Score 1 2 3 4 5

Nr 13

Factor Besluit FlexusJeugdplein

Uitspraken Aspirant netwerkpleegouders zijn geschikt om als pleegouder te fungeren. Aspirant netwerkpleegouders zijn redelijk geschikt om als pleegouder te fungeren. Er bestaat gerede twijfel of aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als pleegouder te fungeren. Aspirant netwerkpleegouders zijn minder geschikt om als pleegouder te fungeren. Aspirant netwerkpleegouders zijn ongeschikt om als pleegouder te fungeren.

Score 1 2 3 4 5

NB.

Bij een score van 2 worden aspirant netwerkpleegouders in principe geschikt bevonden, maar worden er aandachtspunten voor de begeleiding met de aspirant netwerkpleegouders vermeld in het verslag netwerkscreening. Wanneer de aspirant netwerkpleegouders zich kunnen vinden in de punten waarop een 2, 3 of 4 bij de afzonderlijke factoren is gescoord en bereid zijn op die punten begeleid te worden, dan worden zij geschikt bevonden. Er kan in dergelijke gevallen ook gesproken worden van voorlopige geschiktheid, waarbij het resultaat van de begeleiding bijvoorbeeld over een half jaar in ogenschouw wordt genomen. Wanneer dat goed is, dan volgt definitieve geschiktheid. Wanneer dat niet het geval is, dan wordt de voorlopige geschiktheid ingetrokken. Bij twijfel spitst de discussie zich toe op de 8e factor (belang van het kind). Een scoring van 1, 2 of 3 op deze factor wordt als positief beschouwd. Het bereiken van consensus met ouder en aspirant netwerkpleegouders over een gericht toekomstperspectief (bijvoorbeeld voortzetting van de plaatsing voor de periode van een half jaar, gevolgd door een alternatief) kan aanleiding zijn om aan de plaatsing het voordeel van de twijfel toe te kennen.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

305

7.2.4 Toelichting beoordelingsboog t.b.v. netwerkscreening


Geschiktheidsfactoren voor netwerkpleegouders 1. Motivatie Er bestaan talloze motieven voor netwerkpleegouders om een kind van familie of vriendin in hun gezin op te nemen. Netwerkpleegouderschap is zelden het gevolg van een bewuste keuze die genomen wordt vanuit de wens om een actieve bijdrage te leveren aan de opvoeding en ontwikkeling van een kind. De belangrijkste drijfveer vloeit meestal voort uit de noodzaak om de ouder te helpen die niet langer zelf voor zijn kind kan zorgen. Natuurlijk speelt ook zorg voor het welzijn van het kind een rol en kunnen de aspirant netwerkpleegouders er een positieve uitdaging in zien om het kind in hun gezin op te nemen. Aangezien zij het kind vaak al vanaf de geboorte kennen, weten zij meestal wel wat hen te wachten staat met de opname van het kind in hun gezin. Uitgangspunt voor de motivatie van netwerkpleegouders is dat zij vooral gemotiveerd dienen te zijn om een bijdrage te leveren aan de oplossing van de problemen van en tussen ouders en kind, zoals verwoord in het indicatiebesluit. Hebben zij alle hoop daartoe opgegeven en wekken zij de indruk daar goed mee te kunnen leven, dan wordt dat als negatief beschouwd. Op grond van de gesprekken tussen de netwerkscreener en aspirant netwerkpleegouders bepaalt de netwerkscreener welke van onderstaande uitspraken het meest van toepassing is en noteert het cijfer voor de betreffende uitspraak in het hokje bij de 1 e factor (motivatie). 1. Aspirant netwerkpleegouders zijn goed gemotiveerd om een bijdrage te leveren aan de oplossing van de problemen van ouders en/of kind. 2. Aspirant netwerkpleegouders zijn redelijk gemotiveerd om een bijdrage te leveren aan de oplossing van de problemen van ouders en/of kind. 3. Aspirant netwerkpleegouders zijn enigszins gemotiveerd om een bijdrage te leveren aan de oplossing van de problemen van ouders en/of kind. 4. Aspirant netwerkpleegouders zijn nauwelijks gemotiveerd om een bijdrage te leveren aan de oplossing van de problemen van ouders en/of kind. 5. Aspirant netwerkpleegouders zijn niet gemotiveerd om een bijdrage te leveren aan de oplossing van de problemen van ouders en/of kind.

2. Opvoedingskwaliteiten De beoordeling van de opvoedingskwaliteiten van netwerkpleegouders wordt bepaald aan de hand van diverse kwaliteiten. Aan elk van deze opvoedingskwaliteiten dient een cijfer tussen 1 en 5 (1 = gunstig of goed, 2 = redelijk of voldoende, 3 = ongewis of onzeker, 4 = matig of onvoldoende en 5 = ongunstig of slecht) gegeven te worden en vervolgens een gemiddelde score berekend te worden (totaalscore gedeeld door 7). De opvoedingskwaliteiten waaraan voldaan dient te worden zijn: a. Adequate verzorging is de zorg voor gezondheid en fysiek welbevinden (bijvoorbeeld het beiden van ruimte, verwarming, kleding, persoonlijk eigendom, voeding, inkomen, enz.), passend bij het pleegkind. Daarnaast ervaren de pleegouders geen zorgen met betrekking tot deze conditie. b. Veilige fysieke directe omgeving wordt geboden in de vorm van het bieden van lichamelijke bescherming van het kind. Dat betekent afwezigheid van gevaar in de woning en omgeving, afwezigheid van bedreigende toxische invloeden, afwezigheid van mishandeling en afwezigheid van geweld in de directe omgeving van het kind. c. Affectief klimaat omvat geborgenheid, steun en begrip van de netwerkpleegouder, passend bij het pleegkind en tot uiting komend in de relatie die het pleegkind met zijn netwerkpleegouder heeft.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 306

d. Een ondersteunende en flexibele opvoedingsstructuur wordt bereikt door: - voldoende regelmaat in het dagelijks leven; - aanmoediging, stimulering, het geven van regels, het geven van inzicht in en argumenten voor de gestelde grenzen en regels; - het uitoefenen van controle op het gedrag van het pleegkind; - het voldoende ruimte laten aan het pleegkind voor eigen wensen en vrijheid voor eigen initiatief en experimenteren, evenals de vrijheid om over de structuur te (leren) onderhandelen; - het pleegkind niet meer verantwoordelijkheid te laten dragen dan het aankan en zo binnen die begrenzing de gevolgen van zijn gedrag te laten ervaren en hiermee de gevolgen in te leren schatten en gedrag af te wegen. e. Adequaat voorbeeldgedrag van netwerkpleegouders omvat het gedrag, de wijze van optreden en de waarden en normen van pleegouders die door het pleegkind overgenomen worden en voor nu en later van belang zijn. f. Interesse is het tonen van actieve belangstelling voor het pleegkind en zijn leefwereld door de netwerkpleegouder(s). g. Beschikbaarheid omvat de gelegenheid van n van de netwerkpleegouders om zoveel mogelijk thuis te zijn, wanneer het kind thuis is. Indien dit niet mogelijk is, dan wordt voor adequate opvang van het kind gezorgd. NB. Indien de aspirant netwerkpleegouders op n van deze opvoedingskwaliteiten een 4 of 5 scoren, dan wordt dat bij de 6e geschiktheidsfactor (risicofactoren) als een risico aangemerkt. Op grond van berekende gemiddelde wordt nagegaan welke van onderstaande uitspraken bij de score past en wordt het cijfer dat voor de betreffende uitspraak staat, genoteerd in het hokje bij de 2e factor (opvoedingskwaliteiten). 1. Aspirant netwerkpleegouders beschikken gemiddelde score van 1 tot 1,5 2. Aspirant netwerkpleegouders beschikken gemiddelde score van 1,5 tot 2,5 3. Aspirant netwerkpleegouders beschikken gemiddelde score van 2,5 tot 3 4. Aspirant netwerkpleegouders beschikken gemiddelde score van 3 tot 4 5. Aspirant netwerkpleegouders beschikken gemiddelde score van 4 tot 5 over goede opvoedingskwaliteiten. over redelijke opvoedingskwaliteiten. over enige opvoedingskwaliteiten. over matige opvoedingskwaliteiten. over slechte opvoedingskwaliteiten.

3. Specifieke netwerkpleegouderkwaliteiten Naast de gangbare opvoedingskwaliteiten dienen aspirant netwerkpleegouders over een aantal aanvullende, specifieke pleegouderkwaliteiten te beschikken, die op een aantal punten verschillen van die van bestandspleegouders. Aan elk van de negen onderstaande specifieke netwerkpleegouderkwaliteiten wordt een cijfer tussen 1 en 5 toegekend (1 = gunstig of goed, 2 = redelijk of voldoende, 3 = ongewis of onzeker, 4 = matig of onvoldoende, 5 = ongunstig of slecht) en vervolgens wordt de gemiddelde score berekend (totaalscore gedeeld door 9). De specifieke netwerkpleegouderkwaliteiten zijn: a. Reflectief en communicatief vermogen in de vorm van open kunnen praten over hun visie op de opvoeding van pleegkinderen, over de algehele familiesituatie die tot de plaatsing heeft geleid, over hun eigen rol in deze situatie en over wat het voor het kind betekent om (tijdelijk) bij familie of vrienden te wonen. Uiteraard zijn ze ook in staat hun opvoeding aan te passen aan de behoeften van het kind. b. Bereidheid en in staat tot samenwerking met ouders en overige familieleden van het pleegkind, pleegzorgbegeleider, BJZ-werker, school en zonodig andere instanties. Wanneer het contact met de ouders verbroken is, zijn de aspirant
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 307

c. d.

e. f. g.

h. i.

netwerkpleegouders van hun kant bereid zich in te spannen om dat contact te herstellen. Vermogen tot inleving in en stimulering van kinderen en het vermogen om gedrag van kinderen te veranderen en/of te begrenzen zonder fysieke of psychologische dwang te gebruiken. Bereid en in staat zijn tot het geven van seksuele voorlichting en het bespreekbaar maken van seksualiteit wanneer het pleegkind daar eventueel op grond van zijn misbruikverleden behoefte aan heeft of dit op andere wijze nodig is. In staat zijn het kind te laten hechten in het gezin, maar ook weer kunnen loslaten als het belang van het kind daarmee gemoeid is. Zich begripvol (niet veroordelend) kunnen tonen ten opzichte van de problemen van kind en ouders. Zij stellen zich leerbaar op in de pleegzorgbegeleiding en zij kunnen nieuwe informatie integreren in hun visie en vaardigheden als opvoeder. Weerbaar zijn, in de vorm van fysiek en geestelijk opgewassen zijn tegen taakverzwaring die de opvoeding van een pleegkind met zich meebrengt, tegenslagen kunnen verwerken (frustratietolerantie), omgaan met stress, adequaat opkomen voor eigen belangen (geen slachtofferachtige of strijdachtige levensinstelling) en onzekerheid kunnen hanteren met betrekking tot het perspectief van de plaatsing. Regie kunnen voeren over het eigen leven: doelen nastreven en realiseren en open en helder zijn in hun bedoelingen. Oog houden voor het toekomstperspectief van het kind, waarbij gestreefd wordt in contacten met de familie maximale duidelijkheid te creren over het toekomstperspectief van het kind.

NB. Indien de aspirant netwerkpleegouders op n van deze netwerkpleegouderkwaliteiten een 4 of 5 scoren, dan wordt dat bij de 6 e factor (risicofactoren) als een risico aangemerkt. Nadat het gemiddelde is berekend, wordt nagegaan welke van onderstaande uitspraken bij de gemiddelde score past en wordt het cijfer dat voor de betreffende uitspraak staat genoteerd in het hokje bij de 3e factor (specifieke netwerkpleegouderfactoren). 1. Aspirant netwerkpleegouders beschikken netwerkpleegouderkwaliteiten. gemiddelde score van 1 tot 1,5 2. Aspirant netwerkpleegouders beschikken netwerkpleegouderkwaliteiten. gemiddelde score van 1,5 tot 2,5 3. Aspirant netwerkpleegouders beschikken netwerkpleegouderkwaliteiten. gemiddelde score van 2,5 tot 3 4. Aspirant netwerkpleegouders beschikken netwerkpleegouderkwaliteiten. gemiddelde score van 3 tot 4 5. Aspirant netwerkpleegouders beschikken netwerkpleegouderkwaliteiten. gemiddelde score van 4 tot 5 over goede specifieke over redelijke specifieke over enige specifieke over matige specifieke over slechte specifieke

4. Levensgeluk Het levensverhaal van de aspirant netwerkpleegouders afzonderlijk en gezamenlijk biedt inzicht in hun levensgeluk. Bij de beoordeling daarvan dient het levensgeluk op negen criteria beoordeeld te worden. Aan elk van deze criteria wordt een cijfer tussen 1 en 5 toegekend (1 = gunstig of goed, 2 = redelijk of voldoende, 3 = ongewis of onzeker, 4 =
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 308

matig of onvoldoende, 5 = ongunstig of slecht) en wordt vervolgens de gemiddelde score berekend (totaalscore gedeeld door 9). De beoordeling geschiedt voor de aspirant netwerkpleegmoeder (NPM) en aspirant netwerkpleegvader (NPV) afzonderlijk, tenzij er sprake is van alleenstaandheid. De criteria betreffende het levensgeluk zijn: a. In staat zijn van het leven te kunnen genieten (positieve levenshouding; goedgehumeurd; kunnen geven, delen en ontvangen; geen wrokhouding ten opzichte van ouders of andere familieleden). b. In staat zijn om de ambivalente of verstoorde relaties binnen de familie op een constructieve wijze te benaderen (geen partij zijn in coalities die gericht zijn tegen de ouders en niet al teveel lijden onder mogelijk verstoorde familieverhoudingen). c. Beoordeling van de kwaliteit van de relaties met eigen ouders. d. Beoordeling van de kwaliteit van de (huwelijks)relatie. e. Beoordeling van de kwaliteit van de relaties met eigen kinderen. f. Kunnen omgaan met verliezen (echtscheiding, overlijden partners/familieleden, werkeloosheid, enzovoorts). g. Beoordeling arbeidssatisfactie of tevredenheid met pensionering. h. Tevredenheid financile situatie. i. Tevredenheid woonsituatie (woning, buurt en omgeving). NB. Indien de aspirant netwerkpleegouders op n van deze netwerkpleegouderkwaliteiten een 4 of 5 scoren, dan wordt dat bij de 6 e factor (risicofactoren) als een risico aangemerkt. Nadat het gemiddelde voor NPM en NPV berekend is, wordt nagegaan welke van onderstaande uitspraken bij de gemiddelde score past en wordt het cijfer dat voor de betreffende uitspraak staat genoteerd in de twee hokjes de 4e factor (levensgeluk). 1. Aspirant netwerkpleegouders zijn gelukkig. gemiddelde score van 1 tot 1,5 2. Aspirant netwerkpleegouders zijn redelijk gelukkig. gemiddelde score van 1,5 tot 2,5 3. Aspirant netwerkpleegouders zijn enigszins gelukkig. gemiddelde score van 2,5 tot 3 4. Aspirant netwerkpleegouders zijn overwegend ongelukkig. gemiddelde score van 3 tot 4 5. Aspirant netwerkpleegouders zijn ongelukkig. gemiddelde score van 4 tot 5 5. Stabiliteit netwerk Een plaatsing van een pleegkind in een netwerkpleeggezin heeft veel invloed op zowel het gezin als het netwerk. De stabiliteit van zowel het gezin als netwerk, als de verdere omgeving als netwerk, wordt hierbij aangesproken. Wanneer netwerkpleegzorg wordt ingeschakeld is er bijna altijd sprake van langdurig verstoorde verhoudingen tussen ouders en kind en/of van ernstige problemen bij de ouders. Ondanks deze problematiek kan er dan toch van een stabiel netwerk gesproken worden, wanneer de betrokkenen het eens zijn dat het kind op dit moment het meeste gebaat is bij een netwerkplaatsing. Vaak ook kan deze problematiek het gehele familie of sociale netwerk ontwrichten, zeker wanneer er geen werkelijke overeenstemming bestaat tussen ouders enerzijds en aspirant netwerkpleegouders en overige familieleden anderzijds, over de noodzaak tot plaatsing van het kind. Meestal zijn de ouders in deze situaties onder toezicht gesteld en is ook de gezinsvoogd van mening dat het kind niet bij ouders kan wonen. Het gevolg is dat de plaatsing of het reeds bestaande verblijf van het kind bij de netwerkpleegouders onderwerp van (voortzetting van) de strijd wordt in de familie of in het sociale netwerk. In dat geval spreken we van instabiliteit in het netwerk. Het getouwtrek om het kind maakt dat het gehele systeem wankelt. De instabiliteit is het gevolg van de combinatie
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 309

van triades in-evenwicht en niet-in-evenwicht die optreden als gevolg van dubbele en gespleten loyaliteitsproblemen in het netwerk. De stabiliteit in het gezin als netwerk wordt weergegeven in onderstaande vijf uitspraken. De netwerkscreener moet nagaan welke uitspraak het meest van toepassing is voor de overige kinderen binnen het gezin en plaatst het cijfer dat voor die uitspraak staat in het bovenste hokje bij de 5e factor (stabiliteit in het netwerk). 1. De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de overige kinderen binnen het pleeggezin geaccepteerd en is geen onderwerp van spanning en/of conflict. 2. De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de overige kinderen binnen het pleeggezin redelijk geaccepteerd en is zo af en toe onderwerp van spanning en/of conflict. 3. De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de overige kinderen binnen het pleeggezin enigszins geaccepteerd en is zo met enige regelmaat onderwerp van spanning en/of conflict. 4. De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de overige kinderen binnen het pleeggezin matig geaccepteerd en is regelmatig onderwerp van spanning en/of conflict. 5. De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de overige kinderen binnen het pleeggezin niet geaccepteerd en is voortdurend onderwerp van spanning en/of conflict. De stabiliteit in het bredere netwerk wordt weergegeven in onderstaande vijf uitspraken. De netwerkscreener moet nagaan welke uitspraak het meest van toepassing is voor het netwerk en plaatst het cijfer dat voor die uitspraak staat in het onderste hokje bij de 5e factor (stabiliteit in het netwerk). 1. De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de relevante netwerkleden geaccepteerd en is geen onderwerp van spanning en/of conflict. 2. De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de relevante netwerkleden redelijk geaccepteerd en is zo af en toe onderwerp van spanning en/of conflict. 3. De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de relevante netwerkleden enigszins geaccepteerd en is zo met enige regelmaat onderwerp van spanning en/of conflict. 4. De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de relevante netwerkleden matig geaccepteerd en is regelmatig onderwerp van spanning en/of conflict. 5. De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de relevante netwerkleden niet geaccepteerd en is voortdurend onderwerp van spanning en/of conflict. 6. Risicofactoren De grootste risicofactoren voor pleegkinderen zijn, wanneer er bij pleegouders sprake is van: psychopathologie (impulsieve en agressieve persoonlijkheidsstoornis, depressie, psychose); misbruik van alcohol en/of drugs; gebrekkige kennis en vaardigheden over opvoeding en ontwikkeling van kinderen; onrealistische verwachtingen van het kind; beperkte verstandelijke vermogens (zwakbegaafdheid); verwaarlozing of mishandeling in eigen voorgeschiedenis (30% meer kans); jonge leeftijd; lichamelijke ziekte of handicap. Indien n van deze factoren aanwezig is, wordt dit als zwaarwegend risico gezien en kan dit reden zijn aspirant netwerkpleegouders ongeschikt te bevinden. Er zijn echter ook minder ernstige risicofactoren die belemmerend kunnen werken op de uitoefening van
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 310

het netwerkpleegouderschap. De meeste risicofactoren komen aan het licht bij de invulling van de schalen die voor de beoordeling van de 2e, 3e en 4e factor worden gebruikt. Wordt op n of meer van de items op deze schalen een 4 of 5 gescoord dan kan er sprake zijn van een (zeker) risico op dat specifieke punt. Wordt er een 3 gescoord dan bestaat er tenminste twijfel over het risico. Bij de 6e factor (risicofactoren) worden de potentile risicos uit de voorafgaande schalen in n cijfer uitgedrukt. Op basis van eerder gesignaleerde risicos wordt in het bovenste hokje bij de 6e factor (risicofactoren) een cijfer ingevuld dat voor n van de onderstaande uitspraken staat. 1. Op de schalen die voor de boordeling van de 2e, 3e en 4e factor zijn gebruikt, wordt op geen enkel item een 4 of 5 gescoord en/of op niet meer dan twee items een 3. 2. Op de schalen die voor de boordeling van de 2e, 3e en 4e factor zijn gebruikt, wordt op niet meer dan twee items een 4 of 5 gescoord en/of op niet meer dan vier items een 3. 3. Op de schalen die voor de boordeling van de 2e, 3e en 4e factor zijn gebruikt, wordt op twee of drie items een 4 of 5 gescoord en/of op meer dan vijf items een 3. 4. Op de schalen die voor de boordeling van de 2e, 3e en 4e factor zijn gebruikt, wordt op vier of vijf items een 4 of 5 gescoord en/of op meer dan zes items een 3. 5. Op de schalen die voor de boordeling van de 2e, 3e en 4e factor zijn gebruikt, wordt op zes item een 4 of 5 gescoord en/of op meer dan zeven items een 3.

7. Protectieve factoren Naast gesignaleerde risicos die in voorafgaande schalen aan het licht zijn gekomen, worden hieronder nog zeven risicofactoren genoemd. Deze factoren komen gedeeltelijk overeen met de items die voor het bepalen van het levensgeluk zijn gebruikt, zij het dat ze ditmaal op net iets andere en op negatieve wijze zijn geformuleerd. Deze score is in zekere zin als een dubbel check te beschouwen: een lage score op levensgeluk en een hoge score op (n van de) onderstaande items (of vice versa) zal zelden voorkomen en wijst erop dat er iets heel specifieks aan de hand is. Aan elk van onderstaande risicofactoren wordt een cijfer tussen 1 en 5 toegekend (1 = afwezig, 2 = nauwelijks aanwezig, 3 = kans op aanwezig, 4 = grote kans op aanwezig, 5 = aanwezig). Indien n of meer van de factoren als een 4 of 5 wordt beoordeeld, wordt dat cijfer ingevuld in het onderste hokje. Dus n 4 of 5 op bijvoorbeeld ruzies tussen eigen kinderen betekent dat er in het onderste hokje bij de 5e factor (risicofactoren) een 4 of 5 wordt ingevuld, ongeacht de score op de overige items. a. Geen steun van belangrijke personen in het netwerk voor het opnemen van een pleegkind. b. Jaloezie bij (n van) de kinderen. c. Ruzies tussen eigen kinderen. d. Ingrijpende te verwachten veranderingen (verhuizing, wisseling of verlies van baan, echtscheiding, stichten van opnieuw samengesteld gezin). e. Financile schulden. f. Ruzies in het netwerk en/of met buren en/of scholen en/of instanties. g. Dogmatische levensovertuigingen. Een lage score op risicofactoren wijst in feite al op de aanwezigheid van protectieve factoren. Protectieve factoren zijn bij de beoordeling van aspirant netwerkpleegouders van belang, indien er zich tijdens de plaatsing moeilijkheden in het pleeggezin en/of met het pleegkind voor gaan doen.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

311

In het hokje bij de 7e factor (protectieve factoren) wordt het cijfer ingevuld dat staat voor de uitspraak die van toepassing is op de aspirant netwerkpleegouders. 1. Aspirant netwerkpleegouders (en pleegkind) beschikken over veerkracht; onmiddellijk beschikbare - emotionele en praktische ondersteuning bij familie, vrienden en/of buren; gunstige levensomstandigheden; en zijn bereid hulp te aanvaarden en kunnen daar ook van profiteren. 2. Aspirant netwerkpleegouders (en pleegkind) beschikken over voldoende veerkracht; enige onmiddellijk beschikbare emotionele en praktische ondersteuning bij familie, vrienden en/of buren; redelijke levensomstandigheden; maar zijn enigszins terughoudend in hun bereidheid hulp te aanvaarden, omdat ze dat niet nodig vinden. 3. Aspirant netwerkpleegouders (en pleegkind) beschikken over enige veerkracht; beperkte onmiddellijk beschikbare emotionele en praktische ondersteuning bij familie, vrienden en/of buren; beperkte levensomstandigheden; maar zijn wel bereid hulp te aanvaarden en redelijk in staat daarvan te profiteren. 4. Aspirant netwerkpleegouders (en pleegkind) beschikken over minimale veerkracht; beperkte onmiddellijk beschikbare emotionele en praktische ondersteuning bij familie, vrienden en/of buren; weinig gunstige levensomstandigheden; en zijn nog wel bereid hulp te aanvaarden, maar lijken nauwelijks in staat om daarvan te profiteren. 5. Aspirant netwerkpleegouders (en pleegkind) beschikken niet over veerkracht; weinig tot geen onmiddellijk beschikbare emotionele en praktische ondersteuning bij familie, vrienden en/of buren; ongunstige levensomstandigheden; en zijn niet bereid hulp te aanvaarden en lijken daar ook niet van te kunnen profiteren. 8. Belang van het kind Uitgangspunten voor de bepaling van het belang van het kind zijn dat het toekomstperspectief voor het kind en alle netwerkleden volstrekt duidelijk is en dat de ontwikkeling van het kind gebaat is bij de netwerkplaatsing. Juist omdat het kind bij familie of vrienden verblijft, kan er een situatie ontstaan waarin het besluit over de terugkeer naar huis van het kind op de lange baan wordt geschoven. Immers: voorlopig zit het hier goed!. Wanneer het einde van dat voorlopig echter niet in zicht is, ontstaat er voor het kind bestaansonzekerheid, ook al valt dat ogenschijnlijk niet aan het kind te merken. Zeker wanneer de ouders en netwerkpleegouders geen aanstalten maken om het kind terug te laten keren naar huis, zal het kind zich in de situatie schikken. Voor het kind is het dan heel moeilijk om zich uit te spreken ten opzichte van de ouders en de netwerkpleegouders. Aan de ene kan wil het de ouders beschermen, omdat het bang is dat de ouders de opvoeding niet aan kunnen en dat het dan weer slechter met hen gaat. Aan de andere kant wil het ook niet teleurgesteld worden dat de ouders zijn verzoek om terugkeer afwijzen. Ten opzichte van de netwerkpleegouders wil het kind niet de indruk wekken dat hij het daar niet naar zijn zin zou hebben. Dat maakt het voor hem moeilijk om over terugkeer te beginnen, zeker als het kind merkt dat de netwerkpleegouders plezier en geluk beleven aan zijn verblijf. Ook de netwerkscreener kan voor dilemmas geplaatst worden. Wanneer hij van mening is dat de ontwikkeling van het kind in het netwerkpleeggezin niet helemaal goed zal kunnen verlopen, maar het alternatief is dat het kind voor langdurig residentieel verblijf naar een instelling geplaatst dient te worden, dient hij als het ware het minst slechte advies te geven. De netwerkscreener zal in dat geval argumenten verzamelen waarom een residentile plaatsing in een instelling al dan niet de voorkeur verdient ten behoeve van de ontwikkeling van het kind. Indien ook maar enigszins mogelijk zal de netwerkscreener hier ook over in gesprek gaan met het kind zelf.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

312

Voor de beoordeling van het toekomstperspectief en daarmee de ontwikkeling van het kind, wordt gebruik gemaakt van onderstaande uitspraken. Bij de 8 e factor (belang van het kind) wordt het cijfer ingevuld dat staat voor de uitspraak die van toepassing is op de aspirant netwerkpleegouders. 1. Aspirant netwerkpleegouders zijn (of gaan) uit zichzelf actief bezig met het bepalen van het toekomstperspectief van het kind en zien het belang hiervan voor het kind in. 2. Aspirant netwerkpleegouders tonen zich bereid om zich bezig te (gaan) houden met het bepalen van het toekomstperspectief van het kind en tonen begrip voor het belang van het kind op een duidelijk perspectief. 3. Aspirant netwerkpleegouders tonen zich matig bereid om zich bezig te (gaan) houden met het bepalen van het toekomstperspectief van het kind en zien het belang hiervan voor het kind enigszins in. 4. Aspirant netwerkpleegouders tonen zich nauwelijks bereid om zich bezig te (gaan) houden met het bepalen van het toekomstperspectief van het kind en zien het belang hiervan voor het kind niet echt in. 5. Aspirant netwerkpleegouders tonen zich niet bereid om zich bezig te (gaan) houden met het bepalen van het toekomstperspectief van het kind en zien het belang hiervan voor het kind helemaal niet in. 9. Mening kind Om de slagingskans van de plaatsing juist te kunne beoordelen is het belangrijk dat de mening van het kind meegenomen wordt in de weging van de totale beoordeling van geschiktheid van aspirant netwerkpleegouders. Geadviseerd wordt kinderen vanaf de leeftijd van 12 jaar op deze wijze te vragen naar hun mening. 1. 2. 3. 4. 5. * Kind Kind Kind Kind Kind wil heel graag bij netwerkpleegouders wonen. wil bij netwerkpleegouders wonen. twijfelt of hij bij netwerkpleegouders wil wonen. spreekt niet uit of hij wil wonen bij netwerkpleegouders wil zeker niet bij netwerkpleegouders wonen*

Een score van 5 wordt gezien als een zwaarwegend risico om tot plaatsing over te gaan.

10. Mening ouders Om de slagingskans van de plaatsing juist te kunnen beoordelen, dient hierin de mening van ouders eveneens meegenomen te worden. In het hokje bij de 9e factor (mening ouders) wordt het cijfer geplaatst wat overeenkomt met n van de hierna beschreven uitspraken. Hierover dient binnen het gehele basisteam overeenstemming te bestaan. 1. Ouders zijn er zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als pleegouder te fungeren. 2. Ouders zijn er redelijk zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als pleegouder te fungeren. 3. Ouders zijn er niet zeker van (twijfel) dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als pleegouder te fungeren. 4. Ouders zijn er redelijk zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders ongeschikt zijn om als pleegouders te fungeren 5. Ouders zijn er zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders ongeschikt zijn om als pleegouder te fungeren.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

313

11. Mening netwerkscreener Nadat de eerste acht factoren zijn ingevuld, ziet de netwerkscreener in n oogopslag hoe de samenhang tussen de verschillende factoren met betrekking tot de geschiktheid van aspirant netwerkpleegouders eruit ziet. Hij is zich ervan bewust dat de scores niet allemaal even objectief zijn, maar tot stand zijn gekomen door subjectieve interpretatie van keuzemogelijkheden op schalen, waarmee de verschillende factoren beoordeeld zijn. Bij het expliciteren van de eigen mening van de netwerkscreener wordt een inschatting gemaakt van het gewicht dat wordt toegekend aan de relevantie van de cijfers voor de afzonderlijke factoren n er wordt een inschatting gemaakt van de relevantie van de onderlinge samenhang tussen deze factoren. Bij die inschatting laat de netwerkscreener ook zijn kennis, ervaring en intutie meespreken. Geist wordt dat hij zijn interpretatie met argumenten kan onderbouwen. De netwerkscreener vult het hokje in bij de 10e factor (mening netwerkscreener) met het cijfer dat voor n van de hierna beschreven uitspraken staat. Wanneer er meerdere netwerkscreeners zijn geweest, dan wordt door beide netwerkscreeners een passende uitspraak gekozen en afzonderlijk bij de 10e factor (mening netwerkscreener) geplaatst. 1. Ik ben er zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als pleegouder te fungeren. 2. Ik ben er redelijk zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als pleegouder te fungeren. 3. Ik ben er niet zeker van (twijfel) dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als pleegouder te fungeren. 4. Ik ben er redelijk zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders ongeschikt zijn om als pleegouder te fungeren. 5. Ik ben er zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders ongeschikt zijn om als pleegouder te fungeren. 12. Mening basisteam De mening van het basisteam, inclusief de gedragsdeskundige, wordt op dezelfde wijze bepaald als bij de netwerkscreener. De netwerkscreener beschikt over meer informatie en indrukken dan het basisteam, die hun mening moeten baseren op rapportage en andere informatie van de netwerkscreener. De mate van nabijheid tot de aspirant netwerkpleegouders varieert dus. Juist door dit verschil in afstand wordt voorkomen dat het intensieve contact van de netwerkscreener tot ongewenste of al te subjectieve voorof afkeur leidt. In het hokje bij de 11e factor (mening basisteam) wordt het cijfer geplaatst wat overeenkomt met n van de hierna beschreven uitspraken. Hierover dient binnen het gehele basisteam overeenstemming te bestaan. 1. Het basisteam is er zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als pleegouder te fungeren. 2. Het basisteam is er redelijk zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als pleegouder te fungeren. 3. Het basisteam is er niet zeker van (twijfel) dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als pleegouder te fungeren. 4. Het basisteam is er redelijk zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders ongeschikt zijn om als pleegouder te fungeren. 5. Het basisteam is er zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders ongeschikt zijn om als pleegouder te fungeren.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

314

13. Besluit FlexusJeugdplein Op basis van de ingevulde beoordelingsboog wordt de mate van geschiktheid van de aspirant netwerkpleegouders vastgesteld. Er wordt bij de 12e factor (besluit FlexusJeugdplein) een cijfer ingevuld dat voor n van de volgende uitspraken staat. 1. Aspirant netwerkpleegouders zijn geschikt om als pleegouder te fungeren. 2. Aspirant netwerkpleegouders zijn redelijk geschikt om als pleegouder te fungeren. 3. Er bestaat gerede twijfel of aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als pleegouder te fungeren. 4. Aspirant netwerkpleegouders zijn minder geschikt om als pleegouder te fungeren. 5. Aspirant netwerkpleegouders zijn ongeschikt om als pleegouder te fungeren. Bij een score van 2 worden aspirant netwerkpleegouders in principe geschikt bevonden, maar er worden wel aandachtspunten voor de begeleiding met de aspirant netwerkpleegouders bespreken. Wanneer de aspirant netwerkpleegouders zich kunnen vinden in de punten waarop een 2, 3 of 4 bij de afzonderlijke factoren is gescoord en bereid zijn op die punten begeleid te worden, dan worden zij geschikt bevonden. Er kan in dergelijke gevallen ook gesproken worden van voorlopige geschiktheid, waarbij het resultaat van de begeleiding bijvoorbeeld over een half jaar in ogenschouw wordt genomen. Wanneer dat goed is, dan volgt definitieve geschiktheid. Wanneer dat niet het geval is, dan wordt de voorlopige geschiktheid ingetrokken. Bij twijfel spitst de discussie zich toe op de 8e factor (belang van het kind). Een scoring van 1, 2 of 3 op deze factor wordt als positief beschouwd. Het bereiken van consensus met ouder en aspirant netwerkpleegouders over een gericht toekomstperspectief (bijvoorbeeld voortzetting van de plaatsing voor de periode van een half jaar, gevolgd door een alternatief) kan aanleiding zijn om aan de plaatsing het voordeel van de twijfel toe te kennen.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

315

7.3 Bijlagen: Nieuwe plaatsing


7.3.1 Gespreksverslag kennismakingsgesprek 7.3.2 Checklist afspraken nieuwe (over)plaatsing 7.3.3 Checklist nieuwe plaatsing 7.3.4 Pleegzorgcontract 7.3.5 Samenwerkingsovereenkomst FlexusJeugdplein pleegouders

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

316

7.3.1 Gespreksverslag kennismakingsgesprek


Datum Aanwezigen Naam pleegkind Geboortedatum pleegkind Naam aspirant pleegouders Adres aspirant pleegouders Soort plaatsing Plaatsende instantie BJZ-werker Pleegzorgbegeleider crisis Pleegzorgbegeleider regulier : : : : : : : : : : : : :

Perspectiefzoekende bestandsplaatsing Perspectiefbiedende bestandsplaatsing Anders, namelijk

In het kennismakingsgesprek heeft overleg plaats gevonden rond een mogelijke langdurige plaatsing van bij de familie . Het doel van het gesprek was om de aspirant pleegouders te informeren over ; zijn/haar familie; het verloop van de kennismakingsperiode; de contacten met Bureau Jeugdzorg en de begeleiding vanuit FlexusJeugdplein. Hulpverleners Beschrijf hier welke hulpverleners betrokken zijn (BJZ-werker, begeleiders pleegzorg, enz.), wat hun naam, functie, enz. is en wat de aspirant pleegouders van hen kunnen verwachten. Voorgeschiedenis Beschrijf hier beknopt de voorgeschiedenis van het pleegkind. Familiecontacten Beschrijf hier de situatie en mogelijke bezoekregeling (of verwachtingen op dit gebied) van de moeder, de vader, eventuele broertjes en zusjes en mogelijk overige betrokken familieleden of belangrijke derden. Maak hiervoor desnoods aangepaste tussenkopjes. Moeder Vader Broers en/of zussen Overige familieleden Belangrijke derden Huidige situatie Beschrijf hier de huidige situatie van het pleegkind. Het is vooral van belang te beschrijven welk gedrag de aspirant pleegouders van het kind kunnen verwachten. De
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 317

verschillende ontwikkelingsgebieden (fysiek, cognitief, sociaal en emotioneel) kunnen hierbij als hulpmiddel dienen. Aandachtspunten pleeggezin Beschrijf hier de aandachtspunten zoals deze in het matchingsvoorstel en tijdens het kennismakingsgesprek aan de orde zijn gekomen en wat hierover besproken en afgesproken is. Begeleiding Beschrijf hier wat de aspirant pleegouders kunnen verwachten aan begeleiding wanneer er daadwerkelijk tot plaatsing over gegaan zal worden. Denk hierbij aan de huisbezoeken van de pleegzorgbegeleider, de evaluaties, de zorgteams, enz. Praktische zaken Beschrijf hier de besproken praktische zaken, zoals wie het gezag heeft, hoe het zit met de verzekeringen, enz. Kennismakingsperiode Beschrijf hier hoe de kennismakingsperiode eruit zal zien mits iedereen bij deze stappen akkoord gaat. De kennismakingsperiode moet beschreven worden inclusief de bedenkmomenten en alle afspraken wie wanneer aanwezig is en wie wanneer contact met elkaar opneemt en met welk doel.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

318

7.3.2 Checklist afspraken nieuwe (over)plaatsing


Naam kind : Geboortedatum : Naam pleeggezin : Voorgenomen plaatsingsdatum : Naam BJZ-werker : Naam pleegzorgbegeleider : Datum : 1. Kennismakingsplanning Personen Pleegzorgbegeleider - BJZ-werker Pleegzorgbegeleider - BJZ-werker Pleegouders Pleegouders Ouders Pleegouders Kind Eigen kinderen pleegouders Kind Eventuele opmerkingen : Gepland voor Plaatsgevonden op

2. Pleegzorgcontract en samenwerkingsovereenkomst Opgesteld op Eventueel besproken op

Ondertekend op

3. Hulpverleningsplan Opgesteld op

Naar gd-er op

Besproken op

Ondertekend op

4. Pleegouderband Afgegeven op

5. Afspraken kind-oudercontact Vorm : Frequentie : Duur : Plaats : Begeleiding : Bijzonderheden : 6. Begeleidingsgesprekken met de pleegouders Frequentie : 7. Verdere afspraken rond contact Personen Frequentie Kind oorspronkelijk milieu BJZ-werker oorspronkelijk milieu BJZ-werker kind BJZ-werker pleeggezin BJZ-werker pleegzorgbegeleider Pleegzorgbegeleider kind Overige afspraken: school / werk, door : huisarts / specialist, door : therapeut, door :
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

Plaats

Bijzonderheden

319

8. Overige afspraken/aandachtspunten

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

320

7.3.3

Checklist nieuwe plaatsing


: : : : : : :

Naam kind Geboortedatum Naam pleeggezin (Voorgenomen) plaatsingsdatum Naam BJZ-werker Naam pleegzorgbegeleider Datum

Deze checklist is bruikbaar bij nieuwe plaatsingen. Het dient als hulpmiddel om zorg te dragen dat alle formaliteiten rond de plaatsing afgesproken, geregeld en overgedragen worden. 1. Bevolkingsregister Afgerond draagt zorg voor het uit- en inschrijven in het bevolkingsregister. 2. Persoonsdocumenten Afgerond Het kind bezit: Paspoort Identiteitskaart Verblijfsvergunning Overigen, namelijk De persoonsdocumenten zijn in het bezit van . (in

De persoonsdocumenten dienen na de plaatsing beheerd te worden door principe de pleegouders waar het kind woont).

draagt er zorg voor dat de persoonsdocumenten op de juiste plaats komen. 3. Adreswijziging Afgerond Mensen uit de omgeving van het kind die worden ingelicht over de (over)plaatsing. Naam Adres Telefoonnummer E-mail Ingelicht door Wijze van inlichten 4. Medische gegevens Afgerond Huisarts Naam Adres Telefoonnummer E-mail Ingelicht door
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 321

Schriftelijk Mondeling

Schriftelijk Mondeling

Schriftelijk Mondeling

Specialist

Overigen

5. Tandheelkundige zorg Tandarts Naam Adres Telefoonnummer E-mail Ingelicht door 6. Consultatiebureau De inentingskaart is in het bezit van

Orthodontist

Afgerond Overigen

Afgerond . (in principe de

De inentingskaart dient na de plaatsing beheerd te worden door pleegouders waar het kind woont).

draagt er zorg voor dat de inentingskaart op de juiste plaats komt. Huidige consultatiebureau Naam Adres Telefoonnummer E-mail Ingelicht door Wijze van inlichten Nieuwe consultatiebureau

Schriftelijk Mondeling

Schriftelijk Mondeling

7. Ziektekosten verzekering Afgerond Naam : Polisnummer : Type verzekering : Adres : : Telefoonnummer : E-mailadres : Adreswijziging doorgegeven door 8. Overige verzekeringen Naam : Polisnummer : Type verzekering : WA-verzekering Adres : : Telefoonnummer : E-mailadres : Adreswijziging doorgegeven door

. Afgerond

Naam : Polisnummer : Type verzekering : Begrafenisverzekering Adres : : Telefoonnummer : E-mailadres :


Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 322

Adreswijziging doorgegeven door Naam : Polisnummer : Type verzekering : Levensverzekering Adres : : Telefoonnummer : E-mailadres : Adreswijziging doorgegeven door Naam : Polisnummer : Type verzekering : Adres : : Telefoonnummer : E-mailadres : Adreswijziging doorgegeven door

9. Financile gegevens Afgerond heeft een (spaar)rekening bij , rekeningnummer , die wordt beheerd door . Na de plaatsing dient deze beheerd te worden door . draagt er zorg voor dat alle financile documenten op de juiste plaats komen. draagt er zorg voor dat de bank ingelicht wordt van de adreswijziging. 10.Schoolgegevens Naam : Adres : : Telefoonnummer : Email : Groep : Leerkracht : Uitgeschreven door: 11.Diplomas Het kind bezit: Zwemdiplomas : Schooldiplomas : Overige diplomas : De diplomas zijn in het bezit van . . Afgerond Afgerond

De diplomas dienen na de plaatsing beheerd te worden door

draagt er zorg voor dat de diplomas op de juiste plaats komen. 12.Lidmaatschappen Afgerond Het kind is lid van: Sportvereniging: (sport: ). draagt zorg voor uitschrijving van deze sportvereniging. draagt zorgt voor de inschrijving bij een nieuwe sportvereniging.
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 323

Muziekvereniging of school: (instrument: ). draagt zorg voor uitschrijving van deze muziekvereniging of-school. draagt zorgt voor de inschrijving bij een nieuwe muziekvereniging of-school. Club: (type: ). draagt zorg voor uitschrijving van deze club. draagt zorgt voor de inschrijving bij een nieuwe club. 13.Eigendommen Afgerond Het kind is in het bezit van en neemt mee naar het nieuwe pleeggezin: Voldoende kleding en schoenen Fiets Meubels (namelijk , , en ) Speelgoed (waaronder , , , enz.) Knuffel(s) Fotos Verjaardagskalender Adresboek Dagboek Brieven/kaarten Boeken Knutselwerkjes Verzameling (namelijk )

draagt er zorg voor dat deze eigendommen uiterlijk op pleeggezin zijn.

bij het nieuwe

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

324

7.3.4 Pleegzorgcontract
Stichting FlexusJeugdplein Adres : Diergaardesingel 71 Postcode : 3014 AE Rotterdam Telefoon : 010-2718888 Pleegzorgbegeleider : Afdeling : Pleegzorg Pleegouders Naam en voorletter(s) Geboortedatum en plaats Naam en voorletter(s) Geboortedatum en plaats Adres Postcode en plaats Telefoon Giro/bankrekening : : : : : : : :

Uitvoerder ondertoezichtstelling/voogdij of ouder(s) met gezag of voogd Naam : Adres : Postcode en plaats : Telefoon : De Stichting FlexusJeugdplein en de pleegouder(s) komen, met inachtneming van de Regeling Pleegzorg het volgende overeen: 1. Aanvang van het contract vangt het contract aan met betrekking tot de minderjarige: : : : : :

Met ingang van Naam Voornamen Roepnaam Geboortedatum Geboorteplaats

Hierna te noemen het pleegkind, is/wordt opgenomen in het gezin van de pleegouder(s). 2. Omvang van het contract

Het pleegkind is, op basis van het indicatiebesluit, bij aanvang van het contract in het gezin van de pleegouder(s) geplaatst: Voltijd contractbasis Deeltijd contractbasis, te weten uur per maand/week 3. Aard van de plaatsing

De aard van de pleeggezinplaatsing is, mede gelet op het indicatiebesluit, bij aanvang van het contract: crisis observatiediagnostiek uitwijk perspectiefzoekend
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 325

perspectiefbiedend weekend / deeltijd vakantie anders, namelijk: 4. Wettelijk kader bij aanvang van het contract: Vrijwillige plaatsing Plaatsing in het kader van voogdij Plaatsing in het kader van de ondertoezichtstelling 5. Duur van het contract

De duur van het contract is voor ten hoogste de termijn aangegeven in het indicatiebesluit verblijf pleeggezin. Indien er sprake is van een crisisplaatsing dan is de duur van het contract maximaal vier weken. 6. Automatische verlenging

Wanneer er een indicatie voor verblijf pleeggezin bestaat, dan wordt het contract in aansluiting op de indicatie automatisch verlengd en wel voor de termijn dat de nieuwe indicatie geldig is. 7. Beindiging van het contract

Het contract eindigt door: a. beindiging van de plaatsing; b. het verstrijken van de termijn van het contract; c. ontbinding met wederzijds goedvinden; d. tussentijdse opzegging door n van de partijen; e. ontbinding door de rechter. Beindiging van het contract dient altijd schriftelijk plaats te vinden. 8. Samenwerkingsovereenkomst

Tussen FlexusJeugdplein en de pleegouders is een samenwerkingsovereenkomst van kracht waarin de verplichtingen van FlexusJeugdplein en de verplichtingen van pleegouders in op zijn genomen. De samenwerkingsovereenkomst is overeengekomen op: 9. Overige bepalingen

Omgangsregeling FlexusJeugdplein en de pleegouder(s) geven uitvoering aan de vastgelegde, dan wel door de rechter vastgestelde, omgangsregeling van de ouder(s) en het pleegkind dan wel andere betrokkenen die in nauwe persoonlijke betrekking staan tot het pleegkind. In/uitschrijving in/uit de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) De pleegouder(s) draagt / dragen er zorg voor dat het pleegkind binnen een week na plaatsing wordt ingeschreven in de GBA van de woonplaats. Na beindiging van de plaatsing draagt / dragen de pleegouders er zorg voor dat het pleegkind binnen een week wordt uitgeschreven uit de GBA van hun woonplaats. (Niet van toepassing bij weekend / deeltijd / Vakantieopvang).
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 326

Privacy FlexusJeugdplein en de pleegouder(s) gaan zorgvuldig en vertrouwelijk om met de gegevens die de persoonlijke levensfeer van betrokkenen betreffen. Deze verplichting geldt ook na het vertrek van het pleegkind uit het pleeggezin. Vergoeding FlexusJeugdplein verleent op basis van dit contract aan de pleegouder(s) een vergoeding verbonden aan de verzorging en opvoeding van het pleegkind. Deze vergoeding wordt verleend overeenkomstig de Regeling Pleegzorg. De pleegouder(s) verschaft / verschaffen op verzoek van FlexusJeugdplein alle noodzakelijke informatie in verband met de vaststelling van de pleegvergoeding. Betrokkenheid pleegkind FlexusJeugdplein en de pleegouder(s) betrekken het pleegkind overeenkomstig zijn / haar beoordelingsvermogen bij voor hem / haar belangrijke aangelegenheden en beslissingen. Het pleegkind van 12 jaar en ouder wordt in ieder geval betrokken bij voor hem / haar belangrijke aangelegenheden, tenzij hij / zij niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn / haar belangen. 10. Slotbepaling

FlexusJeugdplein verschaft een afschrift van dit contract aan de pleegouder(s). Aldus overeengekomen te: Handtekeningen

Datum: Pleegouder:

Datum: Pleegouder:

Datum: Afdelingsmanager:

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

327

7.3.5 Samenwerkingsovereenkomst FlexusJeugdplein - Pleegouders


FlexusJeugdplein, organisatie voor jeugdhulpverlening, vertegenwoordigd door: De heer P. Toet, clustermanager afdeling pleegzorg en pleegouder(s): dhr./mevr. dhr./mevr. verklaren op weergegeven: Algemeen Pleegzorg vindt haar vertrekpunt in het werken vanuit het belang van het kind. De pleegzorgvisie is dan ook gebaseerd op de universele verklaring van de rechten van het kind. De zorg voor kinderen kan alleen goed tot zijn recht komen wanneer alle betrokkenen vanuit wederzijds respect samenwerken op basis van gelijkwaardigheid en het eerbiedigen van de rechten van alle betrokkenen (het kind, diens ouders, de pleegouders en de medewerkers van FlexusJeugdplein). Het is niet mogelijk om vooraf over alle mogelijke voorkomende situaties afspraken vast te leggen. Het uitgangspunt is dat de betrokkenen met elkaar overleggen bij onduidelijkheden en dat er in redelijkheid gehandeld wordt. Voor alle medewerkers van FlexusJeugdplein gelden dezelfde verplichtingen tegenover de pleegouders. Dit is de reden waarom er geen specifieke functienamen in deze overeenkomst zijn opgenomen. Ten aanzien van de wederzijdse rechten en verplichtingen tussen FlexusJeugplein en pleegouders gelden de volgende bepalingen: Verplichtingen van FlexusJeugdplein ten aanzien van de pleegouders. 1.1 1.2 Pleegouders hebben recht op continuteit in begeleiding. Wachtende en rustende pleegouders hebben recht op periodiek contact. FlexusJeugdplein legt van alle pleeggezinnen een dossier aan met de basisgegevens en het pleeggezinverslag. Dit dossier is ter inzage voor pleegouders. De pleegouders worden genformeerd over het dossierbeleid. FlexusJeugdplein maakt van ieder pleeggezin een pleeggezinverslag bij de afronding van de voorbereidings- en selectieprocedure. Het pleeggezinverslag bevat een beschrijving van het pleeggezin ten behoeve van de matching evenals afspraken over de samenwerking, aandachtspunten voor de begeleiding en over de wenselijkheid van aanvullende deskundigheidsbevordering. FlexusJeugdplein evalueert de samenwerking tussen pleegouders en FlexusJeugdplein tenminste n maal per jaar en na het afronden van een plaatsing. Verslaglegging is aanvulling op eerdere pleeggezinverslagen en wordt bewaard in het pleeggezindossier.
328

akkoord te gaan met de overeenkomst zoals als volgt is

1.3

1.4

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

1.5

FlexusJeugdplein zorgt ervoor dat pleegouders hun taak zo goed mogelijk kunnen uitvoeren. Er wordt in ieder geval informatie, opvoedingsondersteuning en deskundigheidsbevordering geboden. FlexusJeugdplein betrekt pleegouders bij het opstellen of wijzigen van het instellingsbeleid via de pleegouderraad (POR) en in het periodieke overleg met de regionale afdeling van de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen (NVP). De positie van de pleegouderraad is geregeld in het POR-reglement. FlexusJeugdplein biedt pleegouders informatie over de wettelijke en financile regelingen, bijvoorbeeld de klachtenregeling, het privacyreglement, mogelijkheden voor deskundigheidsbevordering, verzekeringen, bijzondere kosten, extra vergoedingen, procedures en dergelijke. De informatie wordt geboden door middel van de pleeggezinbegeleider, folders, internetsite, nieuwsbrief en een abonnement op Jeugd (z)Onder Dak en Mobiel, het tijdschrift voor pleeggezinnen. Daarnaast is er een helpdesk beschik- en bereikbaar. FlexusJeugdplein beantwoordt vragen van pleegouders zo spoedig mogelijk. De pleegouder die belt tijdens kantooruren wordt zoveel mogelijk dezelfde dag te woord gestaan en er wordt zonodig een beantwoordingtermijn afgesproken. Er is overleg over de urgentie van de vraag en de mogelijkheden van de betreffende medewerker. Bij een crisissituatie wordt zo spoedig mogelijk teruggebeld en is indien nodig een van de andere medewerkers beschikbaar. FlexusJeugdplein heeft een 24-uurs bereikbaarheidsdienst, ingevuld door professionals van het Bureau jeugdzorg Rotterdam, welke beschikbaar is voor dringende vragen van pleegouders buiten kantooruren. FlexusJeugdplein en de pleegouders sluiten bij aanvang van de plaatsing van een kind een pleegzorgcontract. Hierin staan afspraken over het doel, de aard en de duur van de plaatsing. Het hulpverleningsplan voor een pleegkind is richtinggevend voor het doel van de plaatsing. Het hulpverleningsplan is uiterlijk 6 weken na aanvang van de hulpverlening beschikbaar. Van dit hulpverleningsplan mag niet eenzijdig worden afgeweken. Pleegouders worden evenals ouders en jongeren vanaf 12 jaar, betrokken bij het opstellen van het hulpverleningsplan. Op het gebied van de begeleiding en samenwerking met de pleegouders geeft het pleeggezinverslag (zie art 1.3) de richtlijnen. FlexusJeugdplein biedt professionele begeleiding tijdens een plaatsing. Pleegouders kunnen rekenen op gekwalificeerde medewerkers. Deze begeleiding start bij de aanvang van de kennismaking met het pleegkind en/of zijn ouders. Bij een netwerkplaatsing waar het pleegkind al verblijft voor de aanmelding bij FlexusJeugdplein is binnen 14 dagen na acceptatie van de plaatsing bij de pleegouder(s) bekend wie hun contactpersoon is. Binnen een maand vindt het eerste contact plaats.

1.6

1.7

1.8

1.9

1.10

1.11

1.12 1.13 1.14

Pleegouders horen bij aanvang van een plaatsing met welke medewerker zij samenwerken, hoe vervanging is geregeld en wie de leidinggevende is. FlexusJeugdplein betaalt de pleegzorgvergoeding maandelijks op een vast tijdstip aan de pleegouders. FlexusJeugdplein heeft afspraken met Bureau Jeugdzorg in de regio Rotterdam over taakverdeling en samenwerking. Pleegouders worden hierover genformeerd.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

329

1.15

Wanneer pleegouders een meningsverschil hebben met de gezinsvoogd, cq casemanager van Bureau Jeugdzorg kunnen zij FlexusJeugdplein verzoeken om te bemiddelen. FlexusJeugdplein biedt nazorg na beindiging van een plaatsing. Pleegouders hebben recht op minimaal drie contacten na afloop van een plaatsing. FlexusJeugdplein heeft een klachtenregeling. Er is een duidelijke procedure voor de afhandeling van klachten. Hierin staat in ieder geval hoe een klacht kan worden ingediend, de tijd die de afhandeling maximaal mag kosten en een beroepsprocedure. Alle pleegouders worden schriftelijk genformeerd over deze procedure.

1.16 1.17

Verplichtingen van de pleegouders ten aanzien van FlexusJeugdplein. 2.1 2.2 Pleegouders nemen op grond van de beschikbare informatie de beslissing of zij in hun gezin een aan hen voorgesteld pleegkind willen opnemen. Pleegouders verplichten zich een pleegkind zo goed mogelijk te beschermen, te verzorgen en op te voeden. Pleegouders bieden het aan hen toevertrouwde pleegkind ondersteuning en begeleiding om zich optimaal te ontwikkelen. Wanneer gespecialiseerde begeleiding en ondersteuning gewenst is stellen pleegouders dit bij FlexusJeugdplein aan de orde. Pleegouders helpen een kind bij het aangaan van duurzame en veilige relaties. Pleegouders werken mee aan een zo goed mogelijke relatie tussen het kind en zijn ouders en familie. Pleegouders informeren FlexusJeugdplein over (problemen in) de ontwikkeling van het pleegkind. Pleegouders informeren FlexusJeugdplein over wijzigingen in hun eigen (gezins)situatie die van invloed kunnen zijn op de zorg voor het pleegkind. Zij informeren FlexusJeugdplein terstond bij ingrijpende gebeurtenissen rondom het pleegkind. Pleegouders respecteren de eigenheid van het pleegkind en de (culturele) identiteit van het pleegkind en diens ouders en familie. Pleegouders respecteren de geestelijke en lichamelijke integriteit van het pleegkind. Pleegouders respecteren de rechten van de ouders betreffende hun kinderen. Pleegouders staan open voor begeleiding en samenwerking. Zij stellen op het moment dat er belangrijke beslissingen moeten worden genomen aangaande het pleegkind dit bij FlexusJeugdplein aan de orde. Pleegouders onthouden zich onder alle omstandigheden van belastende bestraffingen en handelingen ten opzichte van het pleegkind. Pleegouders onthouden zich onder alle omstandigheden van seksueel of erotisch getint gedrag met het pleegkind. Bij signalering van seksueel of erotisch getint gedrag tussen het pleegkind en overige leden van het pleeggezin en/of derden buiten het gezin wordt dit door pleegouders gemeld en besproken met FlexusJeugdplein.
330

2.3 2.4 2.5 2.6

2.7 2.8 2.9 2.10

2.11 2.12

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

2.13

Pleegouders overleggen over een (ingrijpende)medische behandeling en/of onderzoek van het pleegkind, eventueel met bemiddeling van FlexusJeugdplein, met de gezaghebbers (ouders en/of voogd). Indien in noodsituaties direct tot medische behandeling dient te worden overgegaan melden pleegouders dit zo spoedig mogelijk aan FlexusJeugdplein. Pleegouders bespreken gewenste wijzigingen in de samenwerkingsafspraken met hun contactpersoon bij FlexusJeugdplein.

2.14

Deze Samenwerkingsovereenkomst eindigt op het moment dat het pleeggezin en/of FlexusJeugdplein besluiten de samenwerking te beindigen. FlexusJeugdplein is verplicht om bij een eenzijdige beindiging van de samenwerking vanuit FlexusJeugdplein deze schriftelijk te motiveren naar pleegouders. Handtekeningen

Datum: Clustermanager FlexusJeugdplein:

Datum: Pleegouder:

Datum: Pleegouder:

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

331

7.4

Bijlagen: Secretariaat

7.4.1 Opdrachten voor het secretariaat 7.4.2 Mutatieformulier Afdeling Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

332

7.4.1 Opdrachten voor het secretariaat


Naam clint: Concept opsturen:

Van : Datum :

HVP EHVP Verslag netwerkscreening Pleegzorgcontract Samenwerkingovereenkomst PBP (pleegouderbegeleidingsplan) EPBP (evaluatie pleegouderbegeleidingsplan) Officieel maken: HVP EHVP Verslag netwerkscreening Pleegzorgcontract Samenwerkingovereenkomst PBP (pleegoudersbegeleidingsplan) EPBP (evaluatie pleegoudersbegeleidingsplan) Versturen aan: Pleegouders Vader Moeder Beide ouders BJZ-werker expl.dossier Rudi Bruggemans Te vinden onder: YZA 2 M:Schijf : :

Aanvullingen voor begeleidende brief:

Adresgegevens wanneer niet in YZA aanwezig of onjuist vermeld

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

333

7.4.2 Mutatieformulier Afdeling Pleegzorg


Begeleider: Handtekening: Clint: Soort mutatie: Team: Pleegzorg 1 / Pleegzorg 2 / CRO Datum: Geboortedatum:

Naamswijziging clint
Van:

Ingangsdatum mutatie: Naar: Ingangsdatum mutatie: Naar: Afdeling: Ingangsdatum mutatie: Naar: Locatie: Ingangsdatum mutatie: Naar: Ingangsdatum mutatie: Naar: Adres: Postcode/Plaats: Telefoon: Rekeningnummer: Ingangsdatum mutatie: Naar: Adres: Postcode/plaats: Telefoon: Rekeningnummer: Registratienummer: Ingangsdatum mutatie: Naar:

Wijziging pleegzorgbegeleider Wijziging BJZ-werker/voogd

Van: Afdeling:

Van: Locatie: Wijziging maatregel Van:

Adreswijziging (pleeg)gezin

Van: Adres: Postcode/Plaats: Telefoon: Rekeningnummer:

Wijziging pleeggezin

Van: Adres: Postcode/Plaats: Telefoon: Rekeningnummer: Registratienummer:

Wijziging zorgtraject

Van:

DAN ALTIJD VULLEN: A Doel is bereikt B Overeenstemming dat andere zorg nodig is binnen FJP C Overeenstemming dat andere zorg nodig is, maar niet beschikbaar binnen FJP D Gelijke hulp wordt voortgezet op andere locatie E Doel niet (geheel) behaald, maar maximaal haalbare binnen FJP bereikt. F Doel niet (geheel) behaald, maar hulp beindigd als gevolg van externe factoren G Doel niet (geheel) behaald, maar zorg beindigd door BJZ of FJP zonder overeenstemming met de clint H Doel niet (geheel) behaald, maar zorg beindigd door clint zonder overeenstemming met BJZ of FJP I Reden onbekend, anders of niet van toepassing
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 334

Afsluiting hulpverlening FJP

Datum afsluiting: Pleeggezin: Registratienummer:

DAN ALTIJD INVULLEN: A Doel is bereikt B Overeenstemming dat andere zorg nodig is binnen FJP C Overeenstemming dat andere zorg nodig is, maar niet beschikbaar binnen FJP D Gelijke hulp wordt voortgezet op andere locati E Doel niet (geheel) behaald, maar maximaal haalbare binnen FJP bereikt. F Doel niet (geheel) behaald, maar hulp beindigd als gevolg van externe factoren G Doel niet (geheel) behaald, maar zorg beindigd door BJZ of FJP zonder overeenstemming met de clint H Doel niet (geheel) behaald, maar zorg beindigd door clint zonder overeenstemming met BJZ of FJP I Reden onbekend, anders of niet van toepassing

Beschikbaarheid pleeggezin

Is het pleeggezin beschikbaar voor nieuwe plaatsingen Kopie mutatieformulier naar afdeling Bemiddeling Evaluatieverslag beindiging plaatsing volgt

Ja Ja Ja Ja

Nee Nee Nee Nee

Afsluitgegevens clint

Is er nog hulpverlening binnen FlexusJeugdplein?

Zo ja, bij welke voorziening: Adresgegevens: Is er nog semi-residentile hulpverlening? Zo ja, bij welke instelling Adresgegevens:

Exit vragenlijst bijgevoegd indien er geen zorg meer is binnen FlexusJeugdplein) Verwerkt door secretariaat Pleegzorg IJZA II Excel
Naam: Datum:

Mutatieformulier Pleegzorg Maart 2011 Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 335

7.5

Bijlagen: Standaard rapportage

7.5.1 Stroomdiagram standaard rapportage 7.5.2 Instructie registreren van een clintcontact bij gendiceerde zorg 7.5.3 Hulpverleningsplan FlexusJeugdplein 7.5.4 Evaluatie Hulpverleningsplan FlexusJeugdplein 7.5.5 Hulpmiddel Evaluatie Hulpverleningsplan FlexusJeugdplein 7.5.6 Tips en aandachtspunten Evaluatie Hulpverleningsplan FlexusJeugdplein 7.5.7 Standaard begeleidende brief (E)HVP 7.5.8 Pleegouderbegeleidingsplan 7.5.9 Checklist indicatoren veiligheid kind in de pleegzorg 7.5.10 Licht Instrument Risicotaxatie Kindermishandeling (LIRIK)

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

336

7.5.1 Stroomdiagram standaard rapportage

Bureau Jeugdzorg

Indicatiebesluit Indicatiebesluit in IJZA Beoordeling Indicatiebesluit Nee Kan FJP hulp bieden? Ja 2 dagen na aanmelding 15 dagen na aanmelding

Aanmelding

Voorbereiding

Nee 3 maanden na aanmelding

Netwerkpleeggezin Verslag netwerkscreening Positieve beoordeling? Ja

Bestandspleeggezin Matchingsvoorstel Gespreksverslag Kennismaking Matchingsbesluit 4 weken na aanmelding Z.s.m. na kennismakingsgesprek 1 week na plaatsing?

Pleegzorgcontract

Samenwerkingsovereenkomst

1 week na plaatsing?

Start

Hulpverleningsplan

6 weken na plaatsing

Begeleiding

Evaluatie Hulpverleningsplan 2 maanden voor verlopen indicatiebesluit

Pleegouderbegeleidingsplan

Vragenlijsten Pleegouders 6 maanden na plaatsing

Jaarlijks te herhalen + +

Afsluiting

Eindevaluatie Hulpverleningsplan

+ Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan +

Exit-vragenlijsten

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

337

7.5.2 Instructie Registreren van een Clintcontact bij gendiceerde zorg


Bron: Registreren clintcontact, Karin Meijer, Versie 4, 23-8-2010 Alleen contacten met clint(systeem) worden geregistreerd indien de gendiceerde zorg gestart is (voor crisistrajecten wordt dus geen CCT geregistreerd, voor crisisvervolg wel). Definitie clintcontact: Een gepland contact met de clint en/of zijn of haar ouder(s) / verzorgers. Echter niet pleegouders. Wie moet tijdschrijven: Tijdschrijven is alleen nodig bij Jeugdhulp. Jeugdhulp kan alleen geleverd worden door de volgende functies: Gedragsdeskundige/GZ-psycholoog Ambulant hulpverlener A Ambulant hulpverlener B Pleegzorgwerker Leidinggevende C Leidinggevende D Educatiemedewerker Activiteiten begeleider Overige vak-HBOers (o.a. spelbegeleider, medewerker diagnostiek)

1. Ga naar Clint Registratie Contacten

2. Klik op Vul als volgt in:


Zorgtraject

onderaan de pagina, een leeg invulscherm opent

Open zoekscherm met behulp van het driehoekje Vul voornaam of achternaam zonder tussenvoegsels of geboortedatum (dd/mm/jjjj) in (dus niet voor- en achternaam)

Indien je een contact schrijft voor een clint buiten jouw caseload, vink dan Toon alleen eigen clinten uit

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

338

Pleegzorg Voor elke clint in de pleegzorg (dus ook AGO, Uitwijk en Crisispleegzorg vervolg) zult u minimaal 3 zorgtrajecten aantreffen

Bij een clintcontact op locatie zorgaanbieder (dit zijn alle Flexusjeugdpleinlocaties) kiest u het traject JHV Ambulant Contact Jeugdhulp Accommodatie Zorgaanbieder De pleegzorgbegeleider kiest bij een clintcontact niet op locatie zorgaanbieder (dus thuis, bij pleegouders, school, rechtbank enz..) JHV Ambulant Contact Jeugdhulp Thuis Kies dus nooit het pleegzorg traject bij contactregistratie
Soort contact Onderwerp Aanwezigen Clint aanwezig Aantal medewerkers aanwezig

maak keuze die van toepassing is is optioneel (handig voor eigen overzicht) is optioneel (keuze uit clintrelaties) Indien ouder(s) wel aanwezig maar jongere niet dan kiest u hier [nee] Kies altijd 1; Indien er meerdere medewerkers zijn die dit contact moeten registreren (kijk boven bij wie moet tijdschrijven), deel dan de tijd die je registreert door het aantal medewerkers Kies altijd 1; Indien het contact met meerdere clinten plaats vindt, deel de tijd dan door het aantal clinten. Het contact moet dan op dezelfde wijze bij de andere clinten geregistreerd worden. Negeren Negeren, alleen plaatsgevonden contacten worden geregistreerd
JHV

Aantal clint casussen waarop contact betrekking heeft Goedgekeurd Resultaat

Declareren via Jhv activiteit

Kies de activiteit die overeen komt met de activiteit uit het zorgtraject optioneel datum invullen Starttijd contact (reis- en voorbereidingstijd niet bijtellen) eindtijd contact (pure contacttijd registreren) keuzemenu, eigen naam kiezen
339

Lokatie Datum Tijd start Tijd einde Medewerker

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

Voorbeeld van een contact op locatie zorgaanbieder met verplicht in te vullen velden:

3. Klik op Opslaan

U krijgt hierna een overzicht te zien van de door u ingevulde gegevens.

Wil je iets aanpassen dan klik je op het gele balletje vooraan. Voorbeelden wel of niet een contact registreren: Pleegzorgbegeleider heeft een gesprek met het pleeggezin in het huis van het pleeggezin, clint is in huis, loopt in en uit, maar neemt geen deel aan het gesprek. Niet registreren als clintcontact. Het contact met de clint is immers niet gepland. Pleegzorgbegeleider heeft een gesprek met het pleeggezin in het huis van het pleeggezin, tevens heeft de begeleider een gesprek met de clint gepland. Het gesprek met de clint registreren als clintcontact. Ambulant begeleider heeft een afspraak voor een gesprek met clint op de Diergaardesingel. Clint komt niet opdagen. Het contact heeft niet plaatsgevonden Niet registreren als clintcontact. Voorbeelden zorgtrajectkeuze Pleegzorgbegeleider heeft met clint en met BJZ-werker een gesprek op locatie van Bureau Jeugdzorg. Kies: JHV Ambulant Contact Jeugdhulp Thuis
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 340

Pleegzorgbegeleider heeft een begeleid ouderbezoek op locatie van Bureau Jeugdzorg. Kies: JHV Ambulant Contact Jeugdhulp Thuis Pleegzorgbegeleider heeft een begeleid ouderbezoek op locatie van FlexusJeugdplein. Kies: JHV Ambulant Contact Jeugdhulp Accommodatie Zorgaanbieder Ambulant medewerker heeft een gesprek met jongere en BJZ-werker op de groep. Kies: JHV Ambulant Contact Jeugdhulp Accommodatie Zorgaanbieder Spelbegeleidster heeft een individuele sessie met clint op de Heindijk. Kies: JHV Ambulant Contact Jeugdhulp Accommodatie Zorgaanbieder Soort contact: gepland contact op eigen bureau CCT f2f Psycholoog / Psychiater heeft een clintcontact in het kader van een diagnostisch onderzoek op een locatie van FlexusJeugdplein. Kies: JHV Ambulant Contact Jeugdhulp Accommodatie Zorgaanbieder Soort contact: diagnostisch onderzoek CCT f2f Ambulant begeleider heeft een telefonisch contact met de clint. De plek waar de clint zich bevindt is leidend voor de keuze. Is de clint op een accommodatie van FlexusJeugdplein dan kies je JHV Ambulant Contact Jeugdhulp Accommodatie Zorgaanbieder

Contacten in Caseload: Als je vanuit de caseload contacten van de clint gaat zoeken vind je niet alle contacten. Je bent de contacten niet kwijt. 1. Kijk bij Clint Registratie Contacten (om alle contacten van een clint te zien) of 2. Ga op je dashboard naar de tab Registratie (rechter tab) en klik vervolgens op de tab Contacten (om alle contacten van jezelf te zien) in de grijze balk zie je nu Gebruiker Registratie - Contacten De afdelingsmanager gaat naar Medewerker Registratie - Contacten Als de afdelingsmanager via Team registratie contacten gaat zoeken vindt deze daar niet alle contacten, op medewerker registratie contacten wel.

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

341

7.5.3 Hulpverleningsplan FlexusJeugdplein


Naam pleegkind Referentienummer : ALGEMENE GEGEVENS Datum Verantwoordelijke medewerker Uiterste evaluatiedatum Datum start hulpverlening GEGEVENS JEUGDIGE Naam Geboortedatum Geslacht Wettelijke vertegenwoordiger Begeleidende instantie Contactpersoon / (Gezins) voogd Adres Postcode / Plaats Telefoon Zorgkader/ maatregel Kenmerk indicatiebesluit Datum indicatiebesluit : : : : : : : : : : : : : : : :

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

342

DE HULPVRAAG Wat is er aan de hand Eerdere hulpverlening Actuele hulpvraag DOEL(EN) Titel: Startdatum: Omschrijving: Werkwijze: Titel: Startdatum: Omschrijving: Werkwijze: Kennismakingsperiode Samenwerkingsafspraken Aanvullingen

Handtekening Datum: Hulpverlener FlexusJeugdplein: Datum: Afdelingsmanager:

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

343

HULPVERLENINGSPLAN GEZIEN EN AKKOORD Datum : Jeugdige:

Datum: Ouders:

Datum: Pleegouders :

Datum: Medewerker begeleidende instantie/ (gezins)voogd:

OPMERKINGEN Datum: Naam: Opmerking:

Referentienummer:

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

344

7.5.4

Evaluatie Hulpverleningsplan FlexusJeugdplein

Naam pleegkind Referentienummer: ALGEMENE GEGEVENS Datum evaluatie Versie Soort Verantwoordelijke medewerker Datum hulpverleningsplan Datum start hulpverlening GEGEVENS CLINT Naam Geboortedatum Geslacht Wettelijke vertegenwoordiger Begeleidende instantie Contactperspersoon / (Gezins)voogd Adres Postcode, plaats Telefoon Zorgkader/ maatregel Datum indicatiebesluit : : : : : : : : : : : : : : : : :

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

345

EVALUATIE HULPVERLENING Algemene indruk van de afgelopen periode Visie op problematiek DOEL(EN) Titel: Startdatum: Omschrijving: Werkwijze: Score consensus: Titel: Startdatum: Omschrijving: Werkwijze: Score consensus: Titel: Startdatum: Omschrijving: Werkwijze: Score consensus: | | | | | |

Beleving en waardering van de jeugdige en/of ouders Algemene conclusie over de hulpverlening Samenwerkingsafspraken Aanvullingen Handtekening Datum: Hulpverlener FlexusJeugdplein: Datum: Afdelingsmanager:

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

346

EVALUATIE HVP GEZIEN EN AKKOORD Datum: Jeugdige:

Datum: Ouders:

Datum: Pleegouders:

Datum: Medewerker begeleidende instantie / (gezins)voogd:

OPMERKINGEN Datum: Naam: Opmerking:

Referentienummer:

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

347

7.5.5 Hulpmiddel Evaluatie Hulpverleningsplan FlexusJeugdplein


Algemeen Hulpverleningsplan Voor ieder kind wordt aan het begin van de plaatsing (uiterlijk zes weken na start van de plaatsing) een Hulpverleningsplan (HVP) geschreven. Gedurende de begeleiding wordt jaarlijks het Hulpverleningsplan gevalueerd. Deze EHVPs worden binnen IJZA gekoppeld aan het HVP. Onder dit kopje wordt verwezen naar het HVP waar het EHVP aan gekoppeld is. Dit vult IJZA II automatisch in en ziet er dan bijvoorbeeld als volgt uit: 06-02-2007 v. Definitief Concept. Titel De titel van het EHVP is standaard: EHVP Integrale Pleegzorg. Datum De datum van de evaluatie waarbij het EHVP besproken wordt. Versie 1 bij eerste evaluatie, 2 bij tweede evaluatie enz. Verantwoordelijke medewerker De pleegzorgbegeleider die het EHVP schrijft. Soort In principe dient hier Tussenevaluatie gekozen te worden, tenzij het Eind Evaluatie Hulpverleningsplan (EEHVP) is. Deze wordt bij de afsluiting van de begeleiding geschreven. Dan dient hier Eindevaluatie gekozen te worden. Status Hier wordt Concept gekozen. Het secretariaat verandert dit in Vastgesteld indien de handtekeningen binnen zijn en het verslag dus volledig definitief is. Sjabloon (voor printversie) Kies hier Evaluatie HVP. Inhoud Algemene indruk van de afgelopen periode Hier wordt informatie uit logboeken en andere rapportages van het afgelopen jaar kort en bondig weergeven. Hierbij dienen de volgende subkopjes gebruikt te worden: Algemeen Vermeld periode dat kind in het pleeggezin woont (en eventuele plaatsingen hieraan voorafgaand), de samenstelling pleeggezin en diagnoses uit eerder onderzoek en behandeling indien dit verder niet in het verslag terugkomt Ontwikkelingsgebieden Maak onderstaande kopjes en beschrijf bij elk ontwikkelingsgebied ook de krachten en mogelijkheden van het kind binnen het betreffende gebied. A.Psychosociaal functioneren. *emotionele ontwikkeling *gedrag *persoonlijkheidsontwikkeling en identiteitsontwikkeling *middelengebruik *overige psychosociale problemen (waaronder psychoseksuele ontwikkeling)
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 348

B.Lichamelijke gezondheid *lichamelijke ziekte of handicap *zelfverzorging *aan lichamelijke functies gerelateerde klachten *overige problemen met lichamelijke gezondheid C.Vaardigheden en cognitieve ontwikkeling *cognitieve ontwikkeling *vaardigheden (sociale vaardigheden, communicatieve vaardigheden, motorische vaardigheden) D.(Pleeg-)gezin en opvoeding (beschrijf effect daarvan op het kind, dus niet de ouder- of gezinsproblematiek beschrijven) *kwaliteiten van de opvoeding *(pleeg)ouder-kindrelatie (hechting) *verwaarlozing, mishandeling, misbruik van jeugdige in (pleeg)gezin *instabiele opvoedingssituatie *problemen van (pleeg)ouders *problemen van ander gezinslid *sociaal netwerk (pleeg)gezin *omstandigheden(pleeg)gezin *contacten met biologische (pleeg)ouders *eventuele problemen (pleeg)gezin en opvoeding E.Jeugdige en omgeving *school, peuterspeelzaal (relatie leerkracht, relatie andere kinderen *relaties, vrienden, sociale netwerk en vrije tijd *eventuele problemen in de omgeving (financin, huisvesting jeugdige, justitile instanties) Visie op problematiek Beschrijf of gegeven hulp en/of diagnostisch onderzoek je visie op de problematiek heeft gewijzigd of aangepast. Beleving en waardering van de jeugdige en/of ouders Hier dient beschreven te worden wat de clint (kind en ouders) van de geboden hulp vindt. Het gaat erom of men tevreden is of dat er andere wensen of verwachtingen ten opzichte van de begeleiding bestaat. Algemene conclusie over de hulpverlening Voldoet de geboden hulp in de modules / het pleeggezin? Moeten er meer modules / activiteiten worden ingezet? Samenwerkingsafspraken Wat heb je afgesproken over de samenwerking met het clintsysteem. Wat heb je afgesproken over de samenwerking met BJZ-werker. Zijn er andere hulpverleners betrokken waar afspraken mee gemaakt moeten worden. Aanvullingen

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

349

7.5.6 Tips en aandachtspunten Evaluatie Hulpverleningsplan FlexusJeugdplein


1. Aandachtspunten algemeen De tekst van het (E)HVP wordt in tegenwoordige tijd geschreven. Voltooide tijd wordt zoveel mogelijk vermeden (heeft gespeeld, is geweest, etc). 2. Toelichting op onderdelen (E)HVP Wat is er aan de hand (HVP) of Algemene indruk van de afgelopen periode (EHVP) Onder dit kopje wordt kort verteld hoe het met het kind in het pleeggezin gaat en hoe het met de ouders gaat. In de doelen kunnen punten uitgebreider aan bod komen. Punten die niet in de doelen besproken worden, komen in dit gedeelte aan de orde. N.B. Zie bij EHVP de betreffende aandachtsgebieden onder de ? in IJZA. Aandachtspunten: - beginnen met een zin waarin de datum van de uithuisplaatsing genoemd wordt - korte samenvatting in het begin - duidelijk en leesbaar - kort en krachtig - goede/duidelijke volgorde van de ontwikkelingen - variatie in bewoordingen (bijvoorbeeld let op gebruik stopwoordjes) - waarderingen (het gaat goed op het gebied van..) kort toelichten met feitelijkheden - pleegzorgbegeleider gebruiken in plaats van pleegzorgwerker - feitelijkheden plaatsen in tijd (wanneer vindt iets plaats) - eindigen met een standaard zin: Bij de bespreking van de doelen wordt bovenstaande informatie toegelicht. Eerdere hulpverlening (HVP) In tegenstelling tot wat er in IJZA staat, beschrijft dit gedeelte van het HVP onder andere de aanleiding van de plaatsing (dit komt dus niet onder algemene indruk, omdat de start dan meteen negatief is). Visie Dit beschrijft de visie van alle betrokkenen over de huidige situatie. Aanvullingen In het EHVP ontbreekt het kopje conclusie. Een conclusie kan toegevoegd worden, bijvoorbeeld naar aanleiding van een evaluatiebespreking, onder het kopje aanvullingen wanneer een verslag definitief wordt. Eindverslag Het laatste EHVP is tevens het eindverslag. Als er nog tijd zit tussen het laatste EHVP en de overplaatsing, dan moet er nog een EHVP (kort) geschreven worden. 3. Doelen HOE SMART DOELEN STELLEN? - De bedoeling is dat pleegouders (voor het kind) en ouders het doel SMART formuleren, niet de begeleider. - Indicatiedoelen of andere doelen waar niet aan gewerkt wordt met hulp van ons, komen niet in het hulpverleningsplan. (Wel wordt elders in het hulpverleningsplan vermeld dat daar door derden aan gewerkt wordt.) - Doelen voor pleegouders of pleeggezin in apart pleegouderbegeleidingsplan (nog niet ontwikkeld).
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 350

S: Specifiek Vermijd vage begrippen en aanduidingen Formuleer doelen in eindtermen, geen procestermen Maak doelen situatie-specifiek Tommy herkent boze en blije gevoelens M: Meetbaar Formuleer doelen in meetbare termen: af te bakenen gedragingen, gevoelens, cognities of situaties. Waarmee zien we straks dat de hulp klaar is? Astrid blijft s nachts in bed A: Aanvaardbaar Voor de belangrijkste belanghebbenden (ouders, jongere, behandelaars) R: Realistisch Gericht op veranderbare zaken, met het oog op de situatie van de clint en binnen tijdsbestek en mogelijkheden hulpverlening. Babbe heeft bepaald met welke opleiding ze in september 2011 wil starten T: Tijdgebonden Spreek af wanneer doelen behaald zijn, hulp is niet oneindig. ** N.B.: formuleringen als: goed, adequaat, positief verder uitwerken. Hoe- en wat-vragen zijn hierbij zeer belangrijk, bijvoorbeeld: Hoe zien de bezoeken er uit als ze goed verlopen? Wat merk je dan? (Ouders zijn aanwezig, of moeder neemt initiatief tot spel.) Of: Hoe ziet het er uit als het kind adequaat met zijn emoties omgaat? Wat gebeurt er dan? (Het kind huilt als het zich pijn doet, of het kind zegt het als hem iets dwars zit.) Daartoe behulpzame oplossingsgerichte vragen aan clint: - De wondervraag is zeer nuttig om tot doelen te komen. En deze moet meestal gekoppeld worden aan vervolgvragen. Wat zou je het eerst merken als het wonder gebeurd is? Wat zou (een belangrijke ander) zien/merken als het wonder is gebeurd? En wat nog meer? Maak eens een film van hoe het er de dag na het wonder uit zou zien. - En je kunt vragen: Wat zou je anders willen? Wat wil je (minimaal/maximaal) bereiken? Wat is haalbaar om te bereiken? Hoe zou het er dan wl uit zien? Hoe zou je willen dat het er uit ziet/hoe hij of zij dan doet? Hoe merk je dan dat . (het doel) bereikt is? Wat zou er beter gaan als het probleem er niet meer was? Waaraan merken .. (anderen) dat het doel bereikt is? Wat moet er voor het probleem in de plaats komen? Wat is er volgens jou nodig om je kind weer thuis te krijgen? Waar kan de BJZ-werker aan zien dat u in staat bent uw kind weer op te voeden? Dergelijke vragen zorgen er voor dat het SMART doel kant en klaar op tafel komt te liggen en de werker het alleen nog maar hoeft te noteren. De vragen brengen al meteen veranderingen teweeg in het denkpatroon van de clint. Deze is meestal geneigd in termen van problemen te denken. Met deze vragen komen er nieuwe beelden te voorschijn, in de toekomst geprojecteerd. De blik wordt al verlegd.

HOE GAS-NOTATIES MAKEN? GAS (Goal Attainment Scale) kent vaste scores: -1 toestand ongunstiger 0 toestand (als) bij start +1 toestand gunstiger +2 toestand conform doel

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

351

N.B. -

Als er net na een EHVP een nieuw doel komt (bijvoorbeeld n.a.v. een psychologisch onderzoek) wordt dit doel in het logboek vermeld en verwerkt in het eerstvolgende EHVP. In de omschrijving staat hoe je aan het doel bent gekomen. Deze is dus niet hetzelfde als de titel!

HOE DROP SCHRIJVEN? DROP staat voor: - Duidelijk; (Pleeg)ouders, kinderen en andere betrokkenen moeten weten waar je het over hebt. - Respectvol; ook als (pleeg)ouders compleet onbegrijpelijk gedrag laat zien. - Objectief; je moet met concrete voorbeelden kunnen onderbouwen waarom jij dat zo ziet. - Professioneel; je bent ingehuurd als professional, dus alleen een weergave van hoe betrokkenen het zien volstaat niet. Dus niet: Ouders lijken maar niet te willen begrijpen dat hun zoon niet intelligent genoeg is om deze opleiding aan te kunnen. Maar wel: Het lijkt erop dat voor ouders de mogelijkheden van Bram binnen het onderwijs nog niet duidelijk zijn, waardoor zij blijven hopen op een onderwijstraject wat misschien niet haalbaar is. 4. Enkele standaarddoelen + GAS-scores Onderstaande voorbeelden kunnen aangepast worden aan de situatie. Niet alle doelen zijn Smart geformuleerd. Probeer het bijvoorbeeld nog Smarter te maken door er een tijdsbestek aan toe te voegen. Ook kun je toelichting geven onder het kopje Omschrijving. Minstens n doel zal standaard in de hulpverleningsplannen moeten staan. In principe is vrijwel iedere crisisopvangplaatsing bedoeld om de toekomst voor het kind helder te krijgen en wel zo snel mogelijk. Daar zouden we binnen onze crisisopvang in lle zaken actief aan moeten kunnen werken. Dit gebeurt op indicatie van BJZ als er sprake is van een maatregel. En bij vrijwillige hulpverlening met instemming van de ouders. Doel is dus altijd: Titel (zelfde als +2): Er is binnen de crisistermijn duidelijkheid over waar het kind gaat wonen. -1 Het is binnen de crisistermijn nog onduidelijk waar het kind gaat wonen. 0 het is onduidelijk waar het kind gaat wonen na de crisisplaatsing en wat de voorwaarden zijn die BJZ stelt aan een plek om te wonen. +1 Er loopt een onderzoek naar de vraag waar het kind het beste kan wonen. +2 Er is binnen de crisistermijn duidelijkheid over waar het kind gaat wonen Er zijn daarnaast een aantal doelen waar we binnen crisisopvang meestal ook aan moeten werken (of we nu wel of niet met het gezin van herkomst aan het werk kunnen). Zoals een observatiedoel:

Titel (zelfde als +2): D. ontwikkelt zich voorspoedig.


Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 352

-1 0 +1 +2

De ontwikkeling van D stagneert en er is veel onduidelijkheid hierover. Het is nog onduidelijk of D zich voorspoedig zal ontwikkelen, gezien wat hij heeft meegemaakt. Er zijn nog te veel vragen over de ontwikkeling van D D ontwikkelt zich voorspoedig.

Of een ander observatiedoel: Titel (zelfde als +2): Het is duidelijk wat S specifiek nodig heeft van haar opvoeders. -1 Er zijn nog meer vragen gerezen over wat S nodig heeft 0 Het is nog niet duidelijk wat S vraagt van haar toekomstige opvoeders. +1 Het wordt langzamerhand duidelijker wat S nodig heeft van haar opvoeders. +2 Het is duidelijk wat S specifiek nodig heeft van haar opvoeders. Of wat betreft de bezoekcontacten: Titel (zelfde als +2): T geniet van de bezoekcontacten -1 De bezoekcontacten met ouders verlopen steeds meer gespannen 0 De bezoekcontacten met ouders verlopen gespannen en T wordt er onrustig van +1 De bezoekcontacten verlopen al meer ontspannen, maar T geniet nog niet echt +2 T geniet van de bezoekcontacten Of als er gedrags- of emotionele problemen zijn bij het kind in het pleeggezin: Titel (zelfde als +2): I gaat op een rustige manier naar bed -1 Elke dag is er meer strijd rond bedtijd 0 Elke dag is er strijd rond bedtijd +1 Er is nog 1 tot 3 dagen per week strijd +2 I gaat op een rustige manier naar bed (Uitwijk) Titel (zelfde als +2): : Moeder biedt Adelinio voldoende grenzen aan. -1 Moeder biedt Adelinio helemaal geen grenzen 0 Moeder biedt Adelinio nauwelijks grenzen +1 Moeder biedt Adelinio meerdere keren per dag grenzen aan +2 Moeder biedt Adelinio voldoende grenzen aan Februari 2011 CRO/AGOteam

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

353

7.5.7 Standaard begeleidende brief (E)HVP

Afdeling Pleegzorg Diergaardesingel 71 3014 AE ROTTERDAM Telefoon 010 271 88 88 Fax 010 414 32 53 info@rotterdam.pleegzorg.nl www.pleegzorgrotterdam.nl

Betreft: Evaluatie

Rotterdam,

Beste

, . Dit

Hierbij verstuur ik het concept van het (evaluatie) Hulpverleningsplan van concept staat centraal bij de evaluatie op om uur bij . Bij de evaluatiebespreking zijn aanwezig.

Het gaat om een conceptverslag, wat betekent dat eventuele op- en/of aanmerkingen tijdens de evaluatie besproken kunnen worden. De agenda voor de evaluatie ziet er als volgt uit: (E)HVP De evaluatie wordt gestart door te bepalen of er nog aanvullingen voor de agenda zijn. Mocht u nog punten missen die u graag wilt bespreken, dan kunt u dit dan aangeven. Ik hoop u hiermee voor nu voldoende op de hoogte gesteld te hebben en zie u graag tegemoet bij de evaluatie. Met vriendelijke groet,

Pleegzorgbegeleider Afdeling Pleegzorg

Bijlage: EHVP

, d.d.
354

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

7.5.8 Pleegouderbegeleidingsplan
Ref.nr.: ALGEMENE GEGEVENS Naam pleeggezin Datum BEGELEIDING Korte omschrijving van de huidige situatie binnen het pleeggezin Verwachtingen van de pleegouders Aandachtspunten van pleegouders Afspraken Evaluatie van de verwachtingen van pleegouders Evaluatie van de aandachtspunten Reden beindiging plaatsing Afspraken rondom beschikbaarheid pleegouders, het onderhouden van contact etc. Wijzigingen in de gezinssituatie van de pleegouders Datum toezenden rapportage pleegouders: : :

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

355

Naam, datum en handtekening betrokkenen Pleegvader:

Datum: Pleegmoeder:

Handtekening

Datum:

Handtekening

Pleegzorgbegeleider:

Datum:

Handtekening

Afdelingsmanager:

Datum:

Handtekening

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

356

7.5.9 Checklist Indicatoren Veiligheid Kind in de Pleegzorg


Ingevuld door Instelling Naam kind Geboortedatum Naam pleegouder(s) : : : : : Datum :

Indicatoren met betrekking tot de veiligheid van het kind Dagelijkse verzorging van het pleegkind o gezonde voeding o schone kleren o hygine o verwarming Regelmatig dag- en nachtritme, continuteit in het pleeggezin o dagstructuur o regelmaat in bedtijden o gepaste grenzen en regels o geen plotselinge veranderingen Geborgenheid bij minimaal n vaste verzorger o bij werkende pleegouder: een goede oppasregeling Voorbeeldgedrag van de pleegouders o normen en waarden zichtbaar maken in het handelen Emotionele en affectieve aandacht o ingaan op het kind o troosten bij verdriet o steun in moeilijke situaties o begrip tonen Pleegouders gaan in op behoeften van het kind o spelen met het kind o aanwezigheid van speelgoed o belangstelling voor leefwereld van het kind Pleegouders geven ruimte voor experimenteergedrag en omgang met leeftijdgenoten o aanmoedigen van initiatief bij het kind o gepaste verwachtingen koesteren S/M/G/X
1

S/M/G/X

S/M/G/X S/M/G/X S/M/G/X

S/M/G/X

S/M/G/X

Regelmatig bezoek peuterspeelzaal / school S/M/G/X o scholings- en ontplooiingsmogelijkheden bieden (sport, muziek) Nakomen medische controles o controles bij consultatiebureau o contacten met huisarts Veiligheid fysieke omgeving o beheersing van gevaarlijke of riskante situaties binnenen buitenshuis
S = slecht, M = matig, G = goed, X = onbekend Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 357

S/M/G/X

S/M/G/X

Kwaliteit huisvesting o vaste woonruimte o slaapgelegenheid o kookgelegenheid o sanitaire voorzieningen Financile middelen o vaste inkomsten in de vorm van uitkering of loon

S/M/G/X

S/M/G/X

Contacten van het gezin met de omgeving S/M/G/X o vaste personen (minimaal 2) in de omgeving die opvang en steun kunnen bieden Gevoel van veiligheid van het kind S/M/G/X o voelt het kind zich veilig en geborgen in dit gezin (uitend in gedrag) Risicofactoren voor kindermishandeling bij het pleeggezin en / of omgeving In het aspirant pleeggezin zijn de volgende risicofactoren van toepassing of van toepassing geweest in de afgelopen periode: o chronische en / of ernstige ziekte J/N/X o (echt)scheiding J/N/X o verhuizing J/N/X o groot gezin (meer dan 3 (pleeg)kinderen) J/N/X o te kleine of slechte huisvesting J/N/X o materile / financile problemen J/N/X o werkloosheid J/N/X o huiselijk geweld J/N/X o instabiel, ongeregeld leven J/N/X o sociaal isolement J/N/X Risicofactoren in contact tussen het (aspirant) pleeggezin en het biologisch gezin o o o o grote verschillen in attitude en opvoedingsgedrag ouders zijn het oneens met de plaatsing conflicten met familie of sociale omgeving steeds terugkerende voor het gezin belastende oudercontacten J J J J / / / / N N N N / / / / X X X X

Risicofactoren bij aspirant pleegouders o o o o o is zelf slachtoffer van mishandeling geweest heeft ernstige psychische stoornis (gehad) heeft sucidale of gewelddadige gedachten heeft problemen met gebruik van genotsmiddelen heeft problemen met de biologische achtergrond van het kind J J J J J / / / / / N N N N N / / / / / X X X X X

Risicofactoren bij het kind o o o o o o lichamelijk of verstandelijke handicap ernstige gedragsproblemen psychiatrische problematiek slachtoffer van mishandeling / seksueel misbruik gebruik van middelen door het kind gebruik van middelen tijdens de zwangerschap J J J J J J / / / / / / N N N N N N / / / / / / X X X X X X

J = ja, N = nee, X = onbekend Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 358

Problemen i.v.m. kennis over de opvoeding van kinderen, opvoedingsvaardigheden en / of attitudes bij pleegouder(s) o o o o o o leeftijdsinadequate verwachtingen regelmatige lijfelijke bestraffing en andere niet gewenste disciplineerstrategien regelmatig verlies van zelfbeheersing regelmatig gebruik van serieuze dreigementen teneinde gehoorzaamheid af te dwingen gebrekkige kennis over opvoeding opvallend veel medische controles m.b.t. het kind J/N/X J/N/X J/N/X J/N/X J/N/X J/N/X

Piet Toet

07-07-2010
359

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

7.5.10 Licht Instrument Risicotaxatie Kindermishandeling (LIRIK)

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

360

1. ONDERKENNEN VERMOEDEN VAN KINDERMISHANDELING Omgang pleegouder(s)jeugdige Opvoeding en verzorging: bescherming en veiligheid basale verzorging emotionele warmte (ondersteuning) regels en grenzen stimulering stabiliteit anders (licht toe): zorgen zorgen zorgen zorgen zorgen zorgen zorgen geen zorgen geen zorgen geen zorgen geen zorgen geen zorgen geen zorgen geen zorgen onbekend onbekend onbekend onbekend onbekend onbekend onbekend

Als onbekend: ouder geeft geen inzicht in eigen handelen onvoldoende informatie beschikbaar Zijn er concrete aanwijzingen voor (licht toe): lichamelijk of psychisch geweld: verwaarlozing seksueel misbruik: huiselijk geweld: ja ja ja ja nee nee nee nee onbekend onbekend onbekend onbekend

Is sprake van bedreigend handelen of niet-handelen van pleegouder(s)? Toelichting:

ja

nee

onbekend

Risicofactoren bij de jeugdige Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 361

Psychosociaal functioneren: gedrag (thuis, school, buitenshuis) sociaal en emotioneel functioneren gebruik van middelen, verslaving seksueel gedrag Lichamelijke gezondheid: letsel, verwondingen algemene gezondheid, groei Ontwikkeling cognitieve ontwikkeling schoolprestaties Anders (licht toe): Zijn er kindsignalen die wijzen op een bedreigde ontwikkeling? Toelichting: ja nee onbekend zorgen zorgen geen zorgen geen zorgen onbekend onbekend zorgen zorgen geen zorgen geen zorgen onbekend onbekend zorgen zorgen zorgen zorgen geen zorgen geen zorgen geen zorgen geen zorgen onbekend onbekend onbekend onbekend

Risicofactoren bij de pleegouder(s) Functioneren als opvoeder eerder een kind mishandeld, verwaarloosd of misbruikt ontoereikende pedagogische kennis en/of vaardigheden problemen in de ouder-kind interactie minimaliseren/ontkennen aangetoonde kindermishandeling negatieve houding t.o.v. kind Persoonlijk functioneren psychiatrische problematiek verslavingsproblematiek verstandelijke beperking Fysiek / emotioneel niet beschikbaar zijn voor het kind Voorgeschiedenis op jonge leeftijd (<18 jaar) ouder geworden zelf slachtoffer van kindermishandeling eerder geweld gebruikt tegen personen Problematische partnerrelatie Anders (licht toe): Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 vader vader vader vader vader moeder moeder moeder moeder moeder onbekend onbekend onbekend onbekend onbekend 362 vader vader vader vader moeder moeder moeder moeder onbekend onbekend onbekend onbekend vader vader vader vader vader moeder moeder moeder moeder moeder onbekend onbekend onbekend onbekend onbekend

Risicofactoren bij jeugdige, gezin en/of omgeving Jeugdige jong kind (< 5 jaar) belaste voorgeschiedenis (bijv. prematuur) (ernstige) ziekte of handicap gedrags- en/of ontwikkelingsproblemen moeilijk temperament ongewenst onbekend anders (licht toe): Gezin en omgeving noudergezin, stiefgezin, groot gezin veel conflicten, huiselijk geweld instabiel, ongeregeld leven materile/financile problemen (werkloosheid, huisvesting) ingrijpende levensgebeurtenissen sociaal isolement, sociaal conflict onbekend anders (licht toe):

Conclusie Er zijn geen aanwijzingen voor kindermishandeling Er is mogelijk sprake van kindermishandeling (meer opties mogelijk) er is sprake van bedreigend handelen of niet-handelen van de ouder(s) er zijn kindsignalen die wijzen op een bedreigde ontwikkeling er zijn risicofactoren bij de ouder(s) er zijn risicofactoren bij jeugdige, gezin en/of omgeving ouder geeft geen informatie of inzicht in eigen handelen Er is sprake van feitelijk aangetoonde kindermishandeling op dit moment in het verleden (nu gestopt) Onvoldoende informatie om een oordeel te vormen 2. RISICOTAXATIE Aanvullende risicofactoren bij vermoedelijke of aangetoonde kindermishandeling: Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 363 Toelichting:

(Vermoedelijke) pleger heeft direct toegang tot het kind Derden hebben geen zicht op het kind Aard van de mogelijke risicos voor het kind levensbedreigende situatie of direct gevaar ontstaan van kindermishandeling herhaling van kindermishandeling anders: Kans dat deze risicos zich gaan voordoen Ernst van de verwachte gevolgen voor het kind Beschermende factoren die de risicos kunnen verminderen Ouder(s) gevoel van competentie, draagkracht positief zelfbeeld ondersteunende partner kan eigen jeugdervaringen hanteren positieve jeugdervaringen kan steun vragen/profiteren van emotionele beschikbaarheid flexibiliteit bereid en in staat om te veranderen Conclusie risicos voor de jeugdige: Toelichting: Groot Gemiddeld Klein Geen Jeugdige sociaal vaardig positief zelfbeeld bovengemiddelde intelligentie aantrekkelijk uiterlijk goede relatie belangrijke volwassene(n) ego-veerkracht (stressresistentie) bereid en in staat om te veranderen groot ernstig veel gemiddeld gemiddeld enkele Gezin en omgeving steun uit het informele netwerk (praktisch, emotioneel, materieel) steun formeel netwerk klein niet ernstig bijna geen geen

Te voorziene veranderingen in de nabije toekomst die de risicotaxatie positief of negatief benvloeden:

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

364

7.6

Bijlagen: Begeleide bezoeken

7.6.1 Inleiding Checklist Oudercontacten Pleegzorg (CHOP) 7.6.2 Cheklist Oudercontacten Pleegzorg (CHOP)

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2010

365

7.6.1 Inleiding Checklist Oudercontacten Pleegzorg (CHOP)


Waarom een checklist om te komen tot een voor het kind zinvolle omgang met zijn of haar biologische ouder(s)? Kinderen zijn verbonden met hun familie, hoe oud ze ook zijn en waar ze ook wonen. Het weten van je roots helpt bij het ontwikkelingspad naar de volwassenheid. Vragen over bezoekmogelijkheden, frequentie, gelijkheidsverdeling vader/moeder en hoe dit is voor het kind, zijn terugkerend op het moment dat het kind geplaatst is in een pleeggezin. Het zijn lastige en moeilijke vragen, omdat afgewogen moet worden wat in het belang is van het kind, daar waar de gevoelens van biologische ouder(s) en de rol van pleegouder(s) zich soms naar de voorgrond dringen. En wat is nu in het belang van het kind? De uitgangspunten, zoals je ze voorafgaande aan de checklist aantreft, vormen de visie waarmee gekeken wordt naar de verschillende belangen van het kind, ouder(s) en pleegouder(s). De ontwikkeling van het kind wordt hierbij steeds weer centraal gesteld. Het vaststellen van een bezoekregeling vraagt om het vaststellen van de eventuele begeleiding bij het bezoek, de plaats van bezoek, de duur van het bezoek en de frequentie van het bezoek. Belangrijk is of de risicos die spelen bij het kind en/of de ouder(s) indicatief zijn voor vooral een beschermende ofwel een ondersteunende opstelling bij het bezoek. De checklist geeft houvast bij het vaststellen van een bezoekregeling tussen pleegkinderen en hun biologische ouder(s). Het geheel vormt de onderbouwing voor de uiteindelijk gekozen vorm van de bezoekregeling. De checklist heeft twee voorwaarden opgenomen die bepalend zijn voor het kader waarin het bezoek plaats kan vinden, te weten 1) duidelijkheid voor alle betrokkenen over het perspectief van de plaatsing en 2) acceptatie, respect en samenwerking vanuit pleegouder(s) ten aanzien van ouder(s). De checklist bevat vijf vragen en zestien items. De zwartgedrukte tekst is de feitelijke checklist. De schuingedrukte tekst is de helptekst. De vragen zijn gericht op feitelijke omstandigheden rondom het kind, welke medebepalend zijn voor de uiteindelijke bezoekregeling. Door de items te scoren, wordt duidelijk wat de beschermende en risicofactoren zijn. Daarmee wordt een antwoord gegeven op de (on)mogelijkheden van het kind, de (on)mogelijkheden van de ouder(s) en de (on)mogelijkheden van de relatie kind-ouder(s). Met behulp van het stappenplan maak je een uiteindelijk voorstel voor een bezoekregeling van pleegkinderen met hun ouder(s). De ingevulde CHOP wordt bewaard in de werkaantekeningen van de pleegzorgbegeleider. Het doel is om met behulp van deze lijst te komen tot een inhoudelijk onderbouwde invulling van de bezoekregeling, die besproken en/of vastgesteld wordt in het zorgteam dat rondom de pleeggezinplaatsing is ingesteld. De rol van de (gezins)voogd in het kader van jeugdbeschermingszaken is hierbij een wezenlijk andere dan de rol van de casemanager en de pleegzorgwerker. In het kader van de jeugdbescherming kan de (gezins)voogd op basis van deze lijst zijn voorstel voor een bezoekregeling bespreken en verantwoorden in het zorgteam en heeft hij de bevoegdheid om deze regeling vast te stellen. In het specifieke kader van de VOTS kan de CHOP in verband met een gebrek aan informatie niet worden gebruikt. Aandachtspunt bij de langdurige pleegzorg is dat er een spanningsveld is tussen het moment waarop het inhoudelijke opvoedingsbesluit wordt genomen en het juridisch
Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

366

kader van de verderstrekkende maatregel. Het opvoedingsbesluit is geen synoniem van de verderstrekkende maatregel, maar gaat hieraan vooraf. In het kader van vrijwillige hulpverlening kan de pleegzorgwerker samen met de ouder(s) en/of de casemanager de lijst gebruiken voor het nemen van een inhoudelijk onderbouwd besluit inzake de bezoekregeling in het zorgteam. UITGANGSPUNTEN bij het vaststellen van een bezoekregeling tijdens een pleeggezinplaatsing (gebaseerd op visiedocument Pleegzorg: een gezamenlijke zorg uit 2006) Lees de uitgangspunten goed door - Elk kind heeft recht op verbondenheid met zijn ouder(s) en zijn familie. Het is belangrijk om te (blijven) zoeken naar contactmogelijkheden tussen kind en ouder(s). Contact is een recht, geen plicht (Singer, 2000; Mapp, 2004). Enerzijds heeft het kind recht op persoonlijk contact met zijn roots om recht te kunnen doen aan de zijnsloyaliteit als gevolg van de bloedband. Contact heeft een therapeutische waarde voor de ontwikkeling van de identiteit en het zelfbeeld van een kind. Anderzijds heeft het kind het recht een reel beeld van zijn ouder(s) te verkrijgen en te houden. Uitgangspunt is dat onthouding van contact traumatischer is dan een slecht verlopend contact. Het risico op gevoelens van basale afwijzing, extreme zorg of idealisering is aanwezig als een kind geen contact heeft met ouder(s). Het doel is verbinden van de leefsituatie en achtergrond van het kind in plaats van ontkoppelen. Voor een kind is het van belang van de ouder(s) emotionele toestemming te krijgen voor het verblijf in het pleeggezin en van de pleegouder(s) emotionele toestemming te krijgen voor het contact met de ouder(s) (Scott, ONeill & Minge, 2005). Elk kind heeft recht op duidelijkheid over het kader van de plaatsing. Duidelijkheid over het kader is een voorwaarde voor een ontspannen verlopend oudercontact. Met kader wordt bedoeld het perspectief, het doel en de duur van de plaatsing (Lucey, 2003; Mapp, 2004; OCS, 2004). Naar aanleiding van Trillium (landelijke pleegzorgvisie, 2001) kunnen in dit opzicht grofweg twee varianten worden onderscheiden. 0- Kortdurend/hulpverleningsvariant: onderzocht wordt of terugkeer van een kind naar huis haalbaar is. Intensieve hulp wordt ingezet, waarbij gebruik gemaakt wordt van het pleeggezin om veranderingen in gang te zetten. Doel van het oudercontact is ten eerste het werken aan terugplaatsing of onderzoeken van mogelijkheden tot terugplaatsing middels intensieve pedagogische begeleiding aan ouder(s) (waarbij de ouder(s) ook verzorgingstaken op zich neemt) of middels observatiemomenten tussen ouder(s) en kind (om zicht te krijgen op de ouder-kindinteractie). Ten tweede wordt middels oudercontact gewerkt aan het opbouwen cq in stand houden cq verdiepen van hechtingsrelatie e/o emotionele band tussen ouder(s) en kind (Howe & Steele, 2004). 1- Langdurig/opvoedingsvariant: kind krijgt een vervangend opvoedingsmilieu aangeboden in het pleeggezin. Er is een opvoedingsbesluit genomen in die zin dat in principe niet meer wordt ingezet op terugkeer naar de ouder(s). Doel van het oudercontact is ten eerste het leveren van een bijdrage aan de identiteitsontwikkeling van een kind (waarborgen van continuteit in relaties van het kind, hebben van een realistisch beeld van ouder(s), verbinden/integreren van huidige opvoedingssituatie/pleegouder(s) met voorgeschiedenis/ouder(s) en duidelijkheid over afstamming). Ten tweede helpt oudercontact het kind om een gevoel van eigenwaarde te ontwikkelen middels het ontwikkelen/behouden van een emotionele band met zijn ouder(s); ouder(s) kunnen het kind laten merken dat zij betrokken zijn en het welzijn van het kind willen bevorderen (Howe & Steele, 2004). -

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

367

Duidelijkheid over het kader is een voorwaarde voor een ontspannen verlopend oudercontact (Corser & Furnell, 1991). Ouder(s) kunnen actief, gericht en mogelijk samen met pleegouder(s) werken aan de voorwaarden voor terugplaatsing (bij kortdurend) of kunnen beginnen met het loslatings- en rouwproces en acceptatie van het feit dat hun kind bij pleegouder(s) opgroeit (bij langdurig). Pleegouder(s) kunnen actief, gericht en samen met ouder(s) werken aan de voorwaarden voor terugplaatsing (kortdurend) of hebben meer ruimte voor ouder(s) als zij de zekerheid hebben dat het kind bij hen blijft en oudercontacten niet steeds in het teken staan van mogelijk verlies van hun pleegkind (langdurig). Pleegkinderen verhouden zich tot de tijdelijkheid van de plaatsing, richten zich op de ouder(s) en houden emotioneel afstand van de pleegouder(s) (bij kortdurend) of hebben verblijfs- en bestaanszekerheid, durven zich toe te vertrouwen aan de pleegouder(s) en hebben geen irrele verwachtingen ten aanzien van de oudercontacten (bij langdurig). Elk kind heeft er recht op dat een bezoekregeling is afgestemd op zijn ontwikkelingsbelang. Het ontwikkelingsbelang van een kind is bij een bezoekregeling anders gedefinieerd dan bij een opvoedingssituatie (Lucey e.a., 2003; Thoburn, 2004). Fysieke veiligheid dient tijdens een bezoek gegarandeerd te zijn. Emotionele en pedagogische veiligheid is geen voorwaarde, maar wel een streven. Het uitgangspunt is namelijk dat een kind zich (24 uur per dag, 7 dagen in de week) in een fysiek, pedagogisch en emotioneel veilige en stabiele opvoedingssituatie (het pleeggezin) bevindt. Vanuit deze situatie kan het kind gevoelens van angst, spanning en onrust voortkomend uit pedagogische e/o emotionele veiligheid (beter) verwerken of hanteren. Het ontwikkelingsbelang van een kind bij een bezoekregeling spitst zich toe op de verwerkingsmogelijkheden van een kind (Howe & Steele, 2004; Taplin, 2005). Elk kind heeft recht op begeleiding van de bezoeken indien dit noodzakelijk is ter bescherming van zijn fysieke, emotionele of pedagogische veiligheid (Selwyn, 2004). Elk kind heeft er recht op dat over de diverse eigenschappen van een bezoek wordt nagedacht en zo mogelijk overeenstemming wordt bereikt. Concreet wordt met eigenschappen de aanwezige personen (kind/ouder(s)/pleegouder(s)/begeleiders), duur, plaats van de bezoeken en de frequentie bedoeld. Het zorgteam maakt een weging m.b.t. al deze eigenschappen, waarbij een continum van opties mogelijk is. Het kader (perspectief/duur) van de plaatsing is hierbij cruciaal (Taplin, 2005) Het zorgteam is minimaal samengesteld uit ouder(s), pleegouder(s), (in principe) het kind in kwestie van twaalf jaar en ouder, vertegenwoordigers uit het netwerk en professionals die een rol spelen (doorgaans (gezins)voogd, casemanager en pleegzorgwerker). De leden van het zorgteam ontwerpen gezamenlijk een voorstel voor de bezoekregeling en zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de uitvoering ervan. Zowel het voorstel als de uitvoering wordt getoetst door professionals/hulpverleners. Commitment en consensus over de eigenschappen van het bezoek vormen een beschermende factor voor het kind (Leathers, 2003; Selwyn, 2004; Thoburn, 2004). Elk kind heeft er recht op dat de bezoeken op een zo natuurlijke en vanzelfsprekend mogelijke wijze gentegreerd zijn in zijn dagelijks leven. In de meest ideale situatie betekent dit dat frequentie en duur naar behoefte van het pleegkind zijn, de plaats in het pleeggezin of in het gezin van oorsprong is en er geen begeleiding plaatsvindt. Belangrijk is om te blijven streven naar deze ideale situatie. Soms is dit meteen bij aanvang van de plaatsing mogelijk, soms kan dit niet voor het achttiende levensjaar gerealiseerd worden (Taplin, 2005). Elk kind heeft er recht op dat in de weging die met betrekking tot de bezoekregeling wordt gemaakt alle beschermende en risicofactoren die hierin een rol spelen worden meegenomen.
368

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

De factoren die in de weging meegenomen moeten worden zijn ondergebracht in drie categorien, te weten 1) kind 2) ouder(s) 3) relatie kind-ouder(s). Enerzijds moet deze weging periodiek in het zorgteam opnieuw worden gemaakt omdat een aantal factoren veranderbaar is. Anderzijds is het kind gebaat bij continuteit en regelmaat in de bezoeken en dient het aantal veranderingen beperkt te blijven. Risicofactoren die vanuit de literatuur naar voren komen zijn een onregelmatige bezoekfrequentie (Browne & Moloney, 2002; Lambermon, 2005) en kinderen met emotionele e/o gedragsproblemen, vaak voortkomend uit hechtings- of loyaliteitsproblemen (Browne & Moloney, 2002; Leathers, 2003). Bij problemen in de bezoekregeling dient de oplossing dan ook niet primair of uitsluitend gezocht te worden in wijziging van de eigenschappen (zoals frequentie, duur of plaats). Er dient begeleiding ingezet te worden voor het verbeteren van de kwaliteit van het contact en hulp voor het kind, de ouder(s) en de pleegouder(s) bij het verwerken en hanteren van de bezoeken (Leathers, 2003; Stover e.a., 2003; Lambermon, 2005).

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

369

7.6.2 Checklist Oudercontacten Pleegzorg (CHOP)


Stappenplan om met behulp van de checklist te komen tot een bezoekregeling tussen kinderen die wonen in een pleeggezin met hun ouder(s) 1. Formuleer de vraag betreffende het bezoek. 2. Vul de voorwaarden (A), vragen (B) en items (C) in. De checklist kan verder worden ingevuld indien beide bovenstaande vragen met JA beantwoord zijn. Bij een NEE op de eerste voorwaarde moet Bureau Jeugdzorg aan het werk. Bij een NEE op de tweede voorwaarde moet de Pleegzorgvoorziening aan het werk. 3. Maak de weging: plaats de vraag in de context van de antwoorden op de vragen (A) en scoor de risico- en beschermende factoren (B) (let op: de aanwezigheid van beschermende factoren heft de ernst van de aanwezigheid van risicofactoren op, of vermindert deze). 4. Bepaal de aanwezigheid van ondersteunende volwassenen, plaats van bezoek, duur van het bezoek en als laatste de frequentie van het bezoek. 5. Is er iets wat pleit tegen het besluit omtrent de voorgenomen bezoekregeling? 6. De praktijk: het krijgen van commitment en consensus over het advies vanuit de CHOP met biologische ouder(s) en pleegouder(s) in het zorgteam.

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

370

Naam kind Leeftijd kind Ouder(s) Pleegouder(s)

: : : :

bestandsgezin/netwerkgezin

Stap 1: De vraag Waarom is er de vraag naar een bezoekregeling? (Over en met wie? Aanpassing of nieuwe regeling?)

Stap 2: A Voorwaarden Om berhaupt te komen tot een omgang tussen kind en ouder(s) is het op de eerste plaats van belang dat het perspectief van het kind duidelijk is. Immers als er nog sprake is van de mogelijkheid tot terugkeer naar de biologische ouder(s), dan dient de bezoekregeling een ander doel, dan het bezoek dat bedoeld is voor het kind om de ouder(s) te kennen, zoals bij een langdurige plaatsing van het kind in het pleeggezin. Om tot een omgang tussen kind en zijn biologische ouder(s) te komen, dient er op de tweede plaats sprake te zijn van acceptatie, respect en samenwerking vanuit de pleegouder(s) ten opzichte van de biologische ouder(s). Indien bij de voorwaarden 1 van de 2 vragen met nee beantwoord wordt, zal eerst overleg gevoerd moeten worden tussen de betrokken (gezins)voogd, casemanager, pleegzorgbegeleider, pleegouder(s), ouder(s) alvorens de checklist verder gebruikt kan worden. Is er in de praktijk duidelijkheid voor alle betrokkenen (pleegkind, j ouder(s) en pleegouder(s)) over het perspectief/de duur van de plaatsing? Duidelijkheid over het perspectief/de duur van de plaatsing geeft alle betrokkenen duidelijkheid over het doel van de contacten en stelt hen in de gelegenheid zich hiernaar te verhouden. Bij een langdurige plaatsing wordt in principe niet meer ingezet op terugkeer naar de ouder(s), maar krijgt het kind in het pleeggezin een vervangend opvoedingsmilieu aangeboden. Voor het kind staan de contacten met de ouder(s) in het licht van een bijdrage aan zijn identiteitsontwikkeling. Het kind kan een gevoel van eigenwaarde ontwikkelen, omdat het betrokkenheid van zijn ouder(s) ervaart in en door de contacten. Voor het kind is dit belangrijk, omdat de biologische ouder(s) de bron vormen van zijn bestaan. Een gestructureerd, qua frequentie beperkt en qua duur afgebakend contact is nodig c.q. volstaat om het doel van dit oudercontact te bereiken. Bij een kortdurende plaatsing ligt het accent op: of terugkeer naar huis, of onderzoek naar de vervolgwoonplek, of overbrugging omdat de vervolgwoonplek nog niet beschikbaar is. Voor het kind staan de contacten met de ouder(s) in het licht van het in stand houden van/verdiepen van de hechting c.q. emotionele band met de ouder(s). Frequent, intensief en begeleid e/o geobserveerd contact is nodig om het doel van dit oudercontact te bereiken.
Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

371

Zijn de pleegouder(s) in de praktijk daadwerkelijk in staat ouder(s) te accepteren en respecteren en met hen samen te werken? Vanuit de bloedband en genetische verwantschap met de ouder(s), is het voor het kind van wezenlijk belang dat zijn opvoeders zijn biologische ouder(s) kunnen accepteren en respecteren. De biologische ouder(s) zijn immers de bron van zijn bestaan. Door het niet kunnen accepteren en respecteren van deze bron wordt impliciet ook de bestaansgrond van het kind in twijfel getrokken. Wanneer er sprake is van acceptatie en respect kunnen de pleegouder(s) en de ouder(s) samenwerken en daarmee het kind het signaal geven dat zijn bestaansrecht wordt gerespecteerd, daardoor ruimte scheppend voor zijn verdere ontwikkelingstaken.

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

372

B Vragen gericht op feitelijke omstandigheden rondom het kind Antwoord Wat is de kalenderleeftijd van het kind? In het algemeen zijn kinderen t/m 5 jaar het meest gebaat bij bezoeken in aanwezigheid van de pleegouder(s). Zij bezitten nog onvoldoende vaardigheden om situaties te hanteren. Daarmee zijn zij in hun functioneren en in hun gevoel van veiligheid nog erg afhankelijk van de gehechtheidsfiguren/pleegouder(s) (Smulders-Groenhuijsen, 2002). Vanaf de leeftijd van 6 jaar ontwikkelen kinderen meer zelfstandigheid wat betreft het kunnen hanteren van situaties. Dit wil zeggen dat zij steeds meer veiligheid en vaardigheden ontwikkelen los van hun gehechtheidsfiguren/pleegouder(s). Heeft het kind wensen ten aanzien van contact met ouder(s)? Zo ja welke? Kinderen willen graag (al op jonge leeftijd) meedenken over belangrijke besluiten in hun leven, zonder daarbij een beslissing te moeten nemen. Het kost tijd om in gesprek met kinderen erachter te komen wat hun wensen zijn. En gesprek is daarvoor niet afdoende. Vanaf ongeveer 7 jaar is er sprake van een redelijk zelfbewustzijn en zijn kinderen vaak wel enigszins in staat om aan te geven wat zij zelf willen. Als kinderen jonger zijn, zullen gedragingen van kinderen indicatief zijn. Kinderen vanaf 9 jaar kunnen enigszins alsdan denken en de consequentie van hun wensen wat inschatten. Wat is de wens van de ouder(s)? Probeer (het liefst vanuit eigen gesprek) de wensen van ouder(s) zelf in kaart te brengen. Wat is de wens van de pleegouder(s)? Van pleegouder(s) mag worden verwacht dat zij denken vanuit het belang van hun pleegkind. Van hen wordt verwacht in te schatten wat voor hun pleegkind de optimale mogelijkheden zijn als het gaat om contact met biologische ouder(s). Hoe is de huidige bezoekregeling?

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

373

C Items Ga bij het invullen uit van de situatie van het kind en zijn/haar ouder(s) tijdens de bezoekregeling. Een ja/+ scoor je als het gaat om een beschermende factor, en een nee/- scoor je als het gaat om een risicofactor. Let op: er zijn twee uitzonderingen hierop; deze worden expliciet aangeven! Indien je onvoldoende informatie hebt ga je terug naar de ouder(s) e/o pleegouder(s). 1: (On)mogelijkheden van het kind Heeft het kind veerkracht, makkelijk temperament en is het stressbestendig? Kenmerken van veerkracht zijn onder andere een gemiddelde intelligentie, een opgewekt karakter, een positief zelfbeeld en de beschikking over sociale vaardigheden. Kenmerken van makkelijk temperament zijn onder andere het zich niet snel belast voelen en geliefd zijn bij leeftijdgenoten en volwassenen. Kenmerken van stressbestendigheid zijn onder andere het zich kunnen aanpassen aan veranderende omstandigheden, het vinden van oplossingsstrategien voor bedreigende situaties en het zich staande houden daarin. Laat het kind leeftijdsadequaat gedrag zien op het gebied van sociaal-emotioneel functioneren op school of in de vrijetijdssituatie? + -

+ -

Te denken valt aan: kan het kind vrienden maken en houden, kan het kind zich handhaven in het contact met leeftijdgenoten, heeft het invulling voor vrije tijd, hobbys, sport, contacten in en buiten school. Enige mate van regressie hierin hoort bij de verandering die het kind meemaakt na plaatsing. Wanneer regressie dusdanige vormen aanneemt dat dit het leven van het kind ernstig ontregelt, geldt dit als risicofactor. Heeft het kind een ontwikkelingsstoornis? + Let op: ja= -/nee=+ Hierbij valt te denken aan: spraak- en taalontwikkelingsstoornissen, gehoorstoornissen, visusstoornissen, cerebrale parese (spasticiteit), mentale beperking, ADHD, autisme, PDD-NOS, gedragsstoornissen, lichamelijke stoornissen, reactieve hechtingsstoornis e.a. Onder andere vastgelegd in DSM-IV. Is het kind in staat om zich met gevoelens van angst, onrust en spanning te + wenden tot veilige volwassenen? Deelt het kind wat er in hem/haar omgaat? Pleegouder(s) zijn belangrijke (hechtings)figuren in het leven van de kinderen. Op het moment dat het kind ouder is, kan dit ook een leerkracht, oma of andere belangrijke derde zijn. Is het kind in staat om ontspannen en onbelast om te gaan met de periode rondom de bezoeken? Bedoeld wordt het zonder probleemgedrag doorlopen van het dagritme (eten, slapen, school, vrijetijdsbesteding) in de dagen voor en na het bezoek. Lichte gevoelens van spanning (zich vooral uitend in onrust, concentratieproblemen en ambivalentie in het contact met pleegouder(s)) zijn inherent aan het contact met ouder(s) en gelden niet als risicofactor. Subtotaal 1

+ -

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

374

2: (On)mogelijkheden van de ouder(s) Kunnen ouder(s) toestemming geven voor het verblijf van het kind in het pleeggezin?

+ -

Wat zeggen ouder(s) hierover tegen het kind en wat stralen ze hierover uit naar het kind toe? Tonen ouder(s) inzicht in hun eigen handelen? + Risicofactoren hierbij zijn persoonlijke problematiek van ouder(s) zoals verslaving, psychiatrische problematiek, beperkte verstandelijke vermogens. Een culturele of religieuze achtergrond van ouder(s) kan ook een risicofactor vormen. Laten ouder(s) in hun handelen zien dat zij zich verplaatsen in de beleving van het kind?

+ -

Het zich niet verplaatsen uit zich onder meer in het afzeggen van afspraken, niet op komen dagen bij bezoeken, uitspraken doen over thuis komen wonen daar waar dit niet aan de orde is. Risicofactoren hierbij zijn persoonlijke problematiek van ouder(s) zoals verslaving, psychiatrische problematiek, beperkte verstandelijke vermogens. + Bieden ouder(s) tijdens het bezoek structuur, duidelijkheid en toezicht? Het gaat hier niet om structuur, duidelijkheid en toezicht die gevraagd wordt in een dagelijkse opvoedingssituatie, maar wel om een bepaalde mate van deze vaardigheden. Het kind moet voldoende veilig zijn en zich voldoende veilig voelen tijdens de bezoekcontacten. Sluiten de ouder(s) bij het bezoek aan bij de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van het kind?

+ -

Denk hier aan het aansluiten bij leeftijd en ontwikkelingsniveau, in die mate dat het kind duidelijk niet wordt overvraagd en daar niet zichtbaar last van heeft. Kunnen ouder(s) tijdens een bezoek de fysieke veiligheid van het kind garanderen? + Denk hierbij aan psychiatrische problematiek van ouder(s) die gepaard gaat met bijvoorbeeld een gebrekkige impulsbeheersing of agressie, of ouder(s) met beperkte verstandelijke vermogens die risicosituaties niet in kunnen schatten. Tevens valt te denken aan een risicovolle leefsituatie zoals een verslavingsmilieu, prostitutiemilieu, criminaliteitsmilieu. Is er een ondersteunend sociaal netwerk ten aanzien van de bezoeken? Denk hierbij aan familie, buren, vrienden die ouder(s) ondersteunen in praktisch en/of emotioneel opzicht bij de bezoeken met hun kind. Subtotaal 2

+ -

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

375

3: (On)mogelijkheden van de relatie kind-ouder(s) Is er sprake van traumatisering van het kind in relatie met de ouder(s) (fysieke, emotionele of seksuele mishandeling/fysieke, emotionele of pedagogische verwaarlozing)? Let op: ja= -/nee= + Het gaat er hierbij om dat er in de geschiedenis van het kind samen met de ouder(s) ooit sprake is (geweest) van geweld in welke vorm dan ook. Is er sprake van een veilige hechtingsrelatie tussen ouder(s) en kind? Dit is iets anders dan dat ze op elkaar betrokken zijn e/o dat ouder(s) liefdevol spreken over de kinderen. Het gaat erom dat de kinderen kunnen bouwen op hun ouder(s), hen als vertrouwensfiguur ervaren, waarbij voorspelbaar zijn en congruent handelen sleutelwoorden zijn. Is er tijdens het contact tussen ouder(s) en kind een emotionele band waarneembaar?Ofwel is er tussen de ouders en het kind enige mate van wederkerigheid in contact, warmte, genegenheid en positieve aandacht zichtbaar ? Beleven ouder(s) en kind het contact als positief, ontspannen en plezierig? Vragen die hierbij concreter gesteld kunnen worden zijn: Gaat het kind graag mee, maakt het plezier en reageert het ontspannen op de aandacht die het krijgt van de ouder(s)? Indien voor beide ouders verschillend, dan apart scoren. Subtotaal 3 Totaal

+ -

+ -

+ + -

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

376

Stap 3: De weging A Context Geef kort weer wat de leeftijd, wens van kind en ouder(s), pleegouder(s) en huidige situatie is (zie stap 2B).

B Risico- en beschermende factoren (zie stap 2C) I Geef aan hoeveel risico- en beschermende factoren zijn gescoord. Risico:

Beschermend:

Indien er sprake is van meerdere risicofactoren (meer dan 2) dan heeft het kind moeite om de contacten met zijn/haar ouder(s) te hanteren = vraag om ondersteuning. Indien er meerdere risicos voor het kind aanwezig zijn, dan betekent dit dat de hanteringsmogelijkheden van het kind beperkter zijn. Dit betekent iets voor de aanwezigheid van begeleiding bij de bezoekregeling en voor de frequentie, duur en plaats van de bezoeken. Hoe meer risicofactoren, hoe meer aanwezigheid van de veiligheid biedende personen, hoe meer beperking in duur en frequentie en hoe sneller de keuze voor bezoek op neutraal terrein. II Geef aan hoeveel risico- en beschermende factoren zijn gescoord. Beschermend: Risico:

Indien er sprake is van meerdere risicofactoren (meer dan 3) dan hebben de ouder(s) moeite om de contacten met hun kind(eren) te hanteren = vraag om bescherming en ondersteuning. Indien er risicos voor de ouder(s) aanwezig zijn, dan betekent dit dat de ouder(s)problematiek bepalend is voor de mogelijkheden die het kind heeft om met hen in contact te zijn. Risicoscores op dit gebied hebben invloed op plaats, begeleiding, duur als ook frequentie van het bezoek. Hoe ernstiger de ouder(s)problemen hoe minder vaak, korter en beter begeleid de bezoeken plaatsvinden ter bescherming van het kind. Bij ernstige ouder(s)problematiek is te overwegen om over te gaan op bezoek op neutraal terrein. Dit bijvoorbeeld ter voorkoming van herhaald trauma voor de kinderen e/o ongewenste ouder(s)inmenging in hun leefwereld. III Geef aan hoeveel risico- en beschermende factoren zijn gescoord. Beschermend: Risico:

Indien er sprake is van meerdere risicofactoren (meer dan 2) dan hebben ouder(s) en het kind moeite om invulling te geven aan hun contacten = vraag om bescherming en ondersteuning.

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

377

Indien er risicos ten aanzien van de relatie tussen ouder(s) en kind aanwezig zijn, dan betekent dit dat hechtingsproblematiek en mogelijk traumatisering in mindere of meerdere mate bepalend zijn voor de mogelijkheden die het kind heeft om met zijn/haar ouder(s) in contact te zijn. Hoe beter ouder(s) in staat zijn te accepteren dat hun kind opgroeit in een pleeggezin hoe meer ontspannen een bezoek kan verlopen. Een verbeterde relatie tussen ouder(s) en kind heeft een positieve invloed op de ontwikkeling van deze kinderen in het pleeggezin. Risicoscores op dit gebied hebben invloed op frequentie, duur, plaats en begeleiding bij het bezoek. Hoe ernstiger de risicos hoe minder vaak, korter, neutraler en beter begeleid de bezoeken plaats zullen vinden.

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

378

Stap 4: Bezoekregeling Wat zegt de weging vanuit de context en de risico- en beschermende factoren over de bezoekregeling, rekening houdend met onderstaande uitgangspunten? 1) Bij een kortdurende plaatsing is frequent, intensief en geobserveerd/begeleid bezoek nodig om doel oudercontact te bereiken. 2) Bij een langdurige plaatsing is gestructureerd, qua frequentie beperkt en qua duur afgebakend bezoek nodig om doel oudercontact te bereiken. 3) Hoe jonger de leeftijd van het kind, hoe explicieter er bij de eigenschappen van een bezoek moet worden stilgestaan 4) Bij kinderen tussen de 8-12 jaar is het van belang om expliciet te vragen wat het kind zelf wil als het gaat om aanwezigheid volwassenen en plaats van bezoek. Weeg dit mee in je besluit. Frequentie en duur zijn voor de kinderen in deze leeftijd iets moeilijker in te schatten. Ze kunnen hier wel wat van vinden. 5) Bij kinderen ouder(s) dan 12 jaar is de (intrinsieke) wens van het kind ten aanzien van de vier elementen van het bezoek richtinggevend, tenzij dit grote risicos voor het kind zelf met zich meebrengt. 6) Hoe hoger de risicoscores op de 3 categorien, hoe minder natuurlijk en vanzelfsprekend de bezoeken verlopen (kort, weinig, begeleid, op neutraal terrein). 7) Onafhankelijk van perspectief, leeftijd en scores op de 3 categorien is continuteit en regelmaat cruciaal. Wijzigingen dienen dus zoveel mogelijk te worden voorkomen. 8) Kinderen die opgroeien in een netwerkpleeggezin zijn natuurlijker verbonden met hun ouder(s) door de familieverbanden. Dit vraagt om het in kaart brengen van de omstandigheden rondom de familierelaties in relatie tot de vier elementen van de bezoekcontacten. 9) Hoe beter de relatie met de pleegouder(s), hoe makkelijker kinderen meer contact met biologische ouder(s) aankunnen. 1. Aanwezigheid van volwassenen ter ondersteuning en/of bescherming van het kind?

Kortdurend 0-8 jaar:

Aanwezigheid van pleegouder(s) i.v.m. (emotionele) ondersteuning heeft voorkeur. Alle leeftijden: Aanwezigheid van professionals i.v.m. observatie ouder(s)-kind contact of intensieve pedagogische ouder(s)begeleiding is vereist. Langdurig 0-5 jaar: Aanwezigheid van pleegouder(s) i.v.m. (emotionele) ondersteuning is vereist. 6-8 jaar: Aanwezigheid van pleegouder(s) i.v.m. (emotionele) ondersteuning heeft voorkeur. Kindfactoren >2 risicos: Hoe meer de aanwezigheid van pleegouder(s) i.v.m. (emotionele) ondersteuning vereist is.

Ouder(s)factoren >3 risicos: Hoe meer aanwezigheid van pleegouder(s) i.v.m. (emotionele) ondersteuning en van professionals i.v.m. bescherming vereist is. Indien een professional dan zoveel mogelijk dezelfde persoon. Ouder(s)-kindfactoren

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

379

>2 risicos:

Hoe meer aanwezigheid van pleegouder(s) i.v.m. (emotionele) ondersteuning en van professionals ivm bescherming vereist is. Indien een professional dan zoveel mogelijk dezelfde persoon.

Advies aanwezige volwassenen:

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

380

2. Plaats van bezoek? Kortdurend 0-5 jaar: Langdurig 0-5 jaar:

Pleeggezin als veilige en natuurlijke plek heeft voorkeur. Pleeggezin als veilige en natuurlijke plek heeft ongeacht het aantal risicos de voorkeur.

Kindfactoren Ongeacht het aantal risicos heeft het pleeggezin de voorkeur. Ouder(s)factoren >3 risicos: Hoe meer noodzaak voor neutraal terrein. Ouder(s)-kindfactoren >2 risicos: Hoe meer noodzaak voor neutraal terrein. Advies plaats: 3. Frequentie van het bezoek? Kortdurend 0-2 jaar: 2-6 jaar:

Minimaal wekelijks, bij voorkeur meerdere keren per week/dagelijks. Minimaal tweewekelijks, bij voorkeur wekelijks/meerdere keren per week.

Langdurig Ongeacht de leeftijd: continum met een minimum van 2 keer per jaar (de frequentie die volstaat om een reel beeld van de ouder(s) te krijgen), een gemiddelde van 1 keer per 6 weken en een maximum van eenmaal per twee weken. Kindfactoren >2 risicos: Hoe lager de frequentie (1 keer per 8 weken of minder). Discriminerende kindfactor is de veerkracht, de stressbestendigheid en het herstelvermogen van het kind. Hoe minder veerkracht, stressbestendigheid en herstelvermogen, hoe lager de frequentie. Ouder(s)factoren >3 risicos: Hoe lager de frequentie (1 keer per 8 weken of minder). Ouder(s)-kindfactoren >2 risicos: Hoe lager de frequentie (1 keer per 8 weken of minder). Het wetenschappelijk onderbouwde uitgangspunt dat het kind gebaat is bij continuteit en regelmaat in de bezoeken leidt tot de stelregel dat regelmaat boven frequentie gaat. Dit betekent dat: 1) bij twijfel over de wenselijkheid of haalbaarheid ingezet wordt op een lagere frequentie met mogelijkheid tot een hogere frequentie op basis van een positieve evaluatie. 2) een onregelmatige bezoekregeling als gevolg van overvraging van het kind en/of de ouder(s) vraagt om een lagere frequentie. Advies frequentie:

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

381

4. Duur van het bezoek? Kortdurend 0-2 jaar: Kinderen hebben weinig besef van tijd en duur en zijn nog niet in staat tot vasthouden herinnering. Duur is afhankelijk van slaap- en waakritme van het kind. Ga uit van half uur, rondom verzorgingsmoment heeft voorkeur 2-5 jaar: Kinderen hebben korte spanningsboog, zijn snel afleidbaar en zijn in staat tot herkenning van de ouder(s). Duur is afhankelijk van de context waarin bezoek plaatsvindt en dus de mate waarin kind kan ontsnappen in zijn spel. Ga uit van drie kwartier tot uur. Vanaf 6 jaar: Kinderen hebben tijdsbesef en herinneren zich makkelijker. Ga uit van anderhalf uur. Langdurig Ongeacht de leeftijd: continum met minimum van n tot anderhalf uur en maximum van een weekend. Kindfactoren >2 risicos: Hoe korter het bezoek duurt.

Ouder(s)factoren >3 risicos: Hoe korter het bezoek duurt. Ouder(s)-kindfactoren >2 risicos: Hoe korter het bezoek duurt. Advies duur: 5. Bij kortdurende plaatsing: wat is het trajectverloop waarbij (duidelijk wordt of) kind kan worden terug geplaatst bij zijn/haar ouder(s)? 0-8 jaar: Aanwezigheid van pleegouder(s) i.v.m. (emotionele) ondersteuning heeft voorkeur. Alle leeftijden: Aanwezigheid van professionals i.v.m. observatie ouder(s)-kind contact of intensieve pedagogische ouder(s)begeleiding is vereist. 0-8 jaar: 0-2 jaar: 2-8 jaar: 0-2 jaar: 2-8 jaar: Traject: Van de plaats van pleeggezin geleidelijk aan naar de situatie bij de ouder(s) thuis. Starten met minimaal wekelijks, oplopend naar meerdere keren per week/dagelijks. Starten met minimaal tweewekelijks, oplopend naar wekelijks/meerdere keren per week. Half uur, rondom verzorgingsmoment oplopend naar dagdelen. Drie kwartier tot uur oplopend naar dagdelen.

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

382

Stap 5: Is er iets wat pleit tegen het besluit over de voorgenomen bezoekregeling? Zo ja wat? Maak een onderscheid tussen dat wat wenselijk en dat wat haalbaar is. Voor en tegen van voorgenomen advies:

Advies: Aanwezigheid volwassenen: Plaats: Duur: Frequentie:

Stap 6: Krijgen van commitment en consensus met biologische ouder(s) en pleegouder(s) Het is van belang om het advies vanuit de CHOP in te brengen in het zorgteam van pleegzorg waar biologische ouder(s) en pleegouder(s) aan deelnemen. Hier wordt ook het evaluatiemoment vastgesteld.

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

383

7.7

Bijlagen: Beslismomenten

7.7.1 Gespreksverslag Pas op de Plaats gesprek 7.7.2 Bijplaatsingsverslag 7.7.3 Standaardbrief beoordeling bijplaatsingsverzoek (positief) 7.7.4 Standaardbrief beoordeling bijplaatsingsverzoek (negatief) 7.7.5 Pleegzorgcontract FlexusJeugdplein - Pleegoudervoogd

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

384

7.7.1 Gespreksverslag Pas op de Plaats Gesprek


Registratienummer Datum overleg Datum verslag Pleegzorgbegeleider Pleegouder(s) : : : : :

Eigen kind(eren), j/m, geb. datum : Pleegkind(eren), j/m, geb. datum : Datum plaatsing MOTIVATIE SITUATIE PLEEGGEZIN De (pleeg)kinderen De pleegouder(s) SAMENVATTING EN CONCLUSIE AANBEVELING Handtekening :

Datum: Afdelingsmanager:

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

385

7.7.2 Bijplaatsingsverslag
Gespreksverslag t.b.v. bijplaatsing bij familie Registratienummer Datum overleg Datum verslag Pleegzorgbegeleider Pleegouder(s) : : : : : te

Eigen kind(eren), j/m, geb. datum : Pleegkind(eren), j/m, geb. datum : Datum plaatsing :

MOTIVATIE TOT BIJPLAATSING Waarom willen pleegouders bijplaatsing en waarom nu? SITUATIE PLEEGGEZIN De (pleeg)kinderen Beschrijf de plek en ontwikkeling van het aanwezige pleegkind, binnen het gezin. Beschrijf het verloop van de plaatsing. Beschrijf de ontwikkeling van de overige kinderen in het gezin, m.n. nadat de (laatste) plaatsing tot stand is gekomen. Hoe is de relatie van de kinderen onderling, welke ontwikkeling heeft zich daarin voorgedaan? Wat is de verwachting t.a.v. de kinderen: hoe zullen zij individueel reageren op een bijplaatsing? Hoe en wanneer worden de kinderen betrokken bij de beslissing tot een bijplaatsing? Hoe is de gezondheid van de kinderen? Is er sprake van enigerlei specifieke professionele hulp? De pleegouder(s) Beschrijf de ontwikkeling sinds de laatste plaatsing. Daarbij valt te denken aan de volgende punten: Hoe verliep de samenwerking met BJZ-werkers en begeleider? Hoe verliepen de contacten met de biologische ouders? Hoe is de rolverdeling tussen pleegouders? Hoe is de onderlinge relatie? Wat zijn de sterke en zwakke kanten? Maak hierbij gebruik van de vijf STAP-criteria. Gezondheid. Hebben zich recent belangrijke ontwikkelingen voorgedaan t.a.v. werk, studie, verhuizing, gezin? Zijn er belangrijke veranderingen te verwachten? Hoe kijkt de omgeving aan tegen een bijplaatsing? Zijn er (voldoende) hulpbronnen?

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

386

PRAKTISCHE AANDACHTSPUNTEN Werken de pleegouders? Hoe is de bereikbaarheid met openbaar vervoer? Welke mogelijkheden zijn er t.a.v. school? Is er een eigen kamer beschikbaar? Overig. AANBOD Aan wat voor kind wordt gedacht, leeftijd, geslacht? Welke problematiek denken pleegouders aan te kunnen en waar liggen hun grenzen? Wat is er mogelijk met biologische ouders, frequentie van oudercontacten, moeilijke ouders, de tijdelijkheid van de plaatsing enz.? SAMENVATTING EN CONCLUSIE AANBEVELING SAMENVATTING PLAATSINGSMOGELIJKHEDEN Vorm van pleegzorg: dagopvang weekend-opvang vakantieopvang crisisopvang kort tijdelijk (1 2 jaar) langdurend : : : : : : : : : : : : : : : : :

Geslacht Leeftijd Niet blanke huidskleur Niet westerse cultuur Verstandelijke handicap, licht Verstandelijke handicap, zwaar Lichamelijke handicap, licht Lichamelijke handicap, zwaar Speciaal onderwijs Therapeutische Pleegzorg Belastend oudercontact Risicobaby Meer dan 1 (aantal) Ervaring in pleegzorg Eigen kamer Huisdieren (welke) Eventuele bijzonderheden

ja/nee/bespreekbaar ja/nee/bespreekbaar ja/nee/bespreekbaar ja/nee/bespreekbaar ja/nee/bespreekbaar ja/nee/bespreekbaar ja/nee/bespreekbaar ja/nee/bespreekbaar ja/nee/bespreekbaar ja/nee/bespreekbaar ja/nee/bespreekbaar

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

387

Naam, datum en handtekening betrokkenen Pleegouder:

Datum: Pleegouder:

Handtekening

Datum: Pleegzorgbegeleider:

Handtekening

Datum: Afdelingsmanager:

Handtekening

Datum:

Handtekening

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

388

7.7.3 Standaardbrief beoordeling bijplaatsingsverzoek (positief)

Afdeling Pleegzorg Diergaardesingel 71 3014 AE ROTTERDAM Telefoon 010 271 88 88 Fax 010 414 32 53 info@rotterdam.pleegzorg.nl www.pleegzorgrotterdam.nl

Betreft: Beoordeling verzoek tot bijplaatsing

Rotterdam,

Beste

Middels deze brief stel ik u officieel op de hoogte van de beoordeling van uw verzoek tot bijplaatsing. Na het bijplaatsingsgesprek op besloten het in te willigen. hebben wij uw verzoek intern besproken en

Voor verdere toelichting van deze beslissing wordt verwezen naar het Bijplaatsingsverslag. Het Bijplaatsingsverslag zal opgenomen worden in ons bestand van waaruit bemiddeld wordt tussen pleeggezinnen en aangemelde kinderen. U zult door de bestandsbeheerder en/of matchingsmedewerker op de hoogte gehouden worden van de verdere voortgang. Ik hoop u hiermee voldoende op de hoogte gesteld te hebben.

Met vriendelijke groet,

Pleegzorgbegeleider Afdeling Pleegzorg

Bijlage: Bijplaatsingsverslag
Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

389

7.7.4 Standaardbrief beoordeling bijplaatsingsverzoek (negatief)

Afdeling Pleegzorg Diergaardesingel 71 3014 AE ROTTERDAM Telefoon 010 271 88 88 Fax 010 414 32 53 info@rotterdam.pleegzorg.nl www.pleegzorgrotterdam.nl

Betreft: Beoordeling verzoek tot bijplaatsing

Rotterdam,

Beste

Middels deze brief wil ik u officieel op de hoogte stellen van de beoordeling van uw verzoek tot bijplaatsing. Na het bijplaatsingsgesprek op besloten het niet in te willigen. hebben wij uw verzoek intern besproken en

Voor verdere toelichting op deze beslissing wordt verwezen naar het Bijplaatsingsverslag (zie bijlage). Mocht u het oneens zijn met bovenstaande beslissing, dan kunt u dit aan mij aangeven. Er kan u een second opinion aangeboden worden, uitgevoerd door een andere pleegzorgbegeleider van FlexusJeugdplein. Deze zal door de afdelingsmanager aangewezen worden. Na de second opinion krijgt u schriftelijk bericht over de uitslag. Ik hoop u hiermee voldoende op de hoogte gesteld te hebben.

Met vriendelijke groet,

Pleegzorgbegeleider Afdeling Pleegzorg

Bijlage: Bijplaatsingsverslag
Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

390

7.7.5 Pleegzorgcontract tussen de zorgaanbieder pleegzorg en de pleegoudervoogd. Stichting FlexusJeugdplein: Adres Postcode en Plaats Telefoon Pleegzorgbegeleider Afdeling Pleegoudervoogd: Naam en voorletter(s) pleegouder Geboortedatum en plaats Adres Postcode en Plaats Telefoon Giro/bankrekening

: : : : : : : : : : :

Diergaardesingel 71 3014 AE Rotterdam 010 - 2718888 Pleegzorg

De zorgaanbieder pleegzorg en de pleegoudervoogd komen, met inachtneming van de Regeling pleegzorg, als volgt overeen: 1. Aanvang van het contract heeft de pleegoudervoogd de voogdij verkregen over: : : : : :

Met ingang van d.d. Naam pleegkind Voornamen Roepnaam Geboortedatum Geboorteplaats

Hierna te noemen het pleegkind, is opgenomen in het gezin van de pleegoudervoogd. 2. Duur van het contract

Het contract wordt onverminderd hetgeen onder drie is overeengekomen, aangegaan voor onbepaalde tijd doch maximaal tot de meerderjarigheid van het pleegkind. 3. Beindiging van het contract

Het contract eindigt door: a. dat de pleegoudervoogd ophoudt het pleegkind in zijn gezin op te voeden en te verzorgen; b. dat het pleegkind meerderjarig wordt; c. dat de voogdij van de pleegoudervoogd anderszins eindigt; d. ontbinding met wederzijds goedvinden; e. tussentijdse opzegging; f. ontbinding door de rechter.

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

391

4.

Behandeling van klachten

Het klachtenreglement is op aanvraag te verkrijgen. 5. Vergoeding

De zorgaanbieder pleegzorg verleent op basis van dit contract aan de pleegoudervoogd een vergoeding verbonden aan de verzorging en opvoeding van het pleegkind. Deze vergoeding wordt verleend overeenkomstig de Regeling pleegzorg d.d. 22 december 2004. 6. Informatieverschaffing door de pleegoudervoogd

De pleegoudervoogd verschaft op verzoek van de zorgaanbieder pleegzorg alle noodzakelijke informatie in verband met de vaststelling van de pleegvergoeding. De pleegoudervoogd stelt de zorgaanbieder in staat om te controleren of het pleegkind daadwerkelijk in het gezin van de pleegoudervoogd wordt verzorgd en opgevoed. Daarbij informeert de pleegoudervoogd de zorgaanbieder pleegzorg onverwijld: wanneer hij ophoudt het pleegkind in zijn gezin op te voeden en verzorgen. wanneer de pleegoudervoogdij anders dan door meerderjarigheid van het pleegkind eindigt. 7. Begeleiding door de zorgaanbieder

Begeleiding door de zorgaanbieder is mogelijk indien hiervoor een indicatie is afgegeven. De pleegoudervoogd moet de aanvraag tot een, dergelijk, indicatiebesluit zelf indienen. 8. Toelichting

Voor de uitleg van dit contract is een toelichting bijgevoegd. 9. Slotbepaling

De zorgaanbieder pleegzorg verschaft een afschrift van dit contract aan de pleegoudervoogd. Aldus overeengekomen te: Datum: Namens FlexusJeugdplein Naam : Functie : Afdelingsmanager Handtekening :

Pleegoudervoogd Naam: Handtekening:

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

392

Toelichting Toelichting aanhef: Contract en pleegoudervoogd Het contract is een overeenkomst tussen de zorgaanbieder pleegzorg en de pleegoudervoogd. De pleegoudervoogdij-regeling maakt het mogelijk dat verblijf bij een pleegoudervoogd niet anders wordt benaderd dan verblijf bij een pleegouder terwijl de voogdij door bureau jeugdzorg of een landelijk werkende instelling wordt uitgeoefend. Doordat de pleegoudervoogd de voogdij verkrijgt, hoeven bepaalde zaken niet meer in het contract te worden opgenomen. Er blijft slechts een zeer beperkte relatie met de zorgaanbieder pleegzorg bestaan. De enige verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder is het verstrekken van de pleegvergoeding op basis van de Regeling pleegzorg. Ook blijft de zorgaanbieder pleegzorg bepalen of en welke toeslagen gelden. Pleegoudervoogd Een pleegoudervoogd verzorgt het pleegkind en voedt het op in het kader van jeugdzorg behorende tot zijn of haar gezin en heeft daarbij de voogdij over het pleegkind. Toelichting artikelsgewijs 1. Aanvang van het contract Het contract gaat in op de dag dat de pleegoudervoogd de voogdij over het pleegkind heeft verkregen dat hij/zij als behorende tot zijn/haar gezin verzorgt en opvoedt. 2. Duur van het contract Het contract duurt tot de meerderjarigheid van het pleegkind tenzij het contract voordien eindigt (zie onder drie). 3. Beindiging van het contract In de genoemde gevallen eindigt het contract en vervalt het recht op vergoeding. De voogdij van de pleegoudervoogd eindigt anderszins wanneer de ouders in het gezag worden hersteld of de voogdij door een ander dan de pleegoudervoogd wordt uitgeoefend. 4. Behandeling van klachten Omdat de pleegoudervoogd geen clint is van de zorgaanbieder pleegzorg voor wie hij/zij op basis van het pleegzorgcontract een pleegkind verzorgt en opvoedt, is de klachtenregeling van de wet op de jeugdzorg niet van toepassing in deze relatie. Gelet op de afhankelijke positie van de pleegouder is het wel van belang dat hij/zij kan klagen over beslissingen en gedragingen van de zorgaanbieder pleegzorg of diens medewerkers. In verband hiermee zal de zorgaanbieder pleegzorg zich contractueel moeten verbinden de klachtenregeling waarin de wet voorziet ook toe te passen in de relatie met de pleegouder(s). 5 en 6. Vergoeding en informatieverschaffing Bij het verschaffen van informatie in verband met vaststelling van de vergoeding gaat het om gegevens omtrent de ziektekostenverzekering. Verder moet gedacht worden aan informatie aan de zorgaanbieder pleegzorg om in aanmerking te komen voor verhoging van het basisbedrag met een toeslag. In deze gevallen moet door de pleegoudervoogd worden aangetoond dat de onkosten niet uit het basisbedrag kunnen worden betaald. De pleegoudervoogd stelt de zorgaanbieder in staat om te controleren of het pleegkind daadwerkelijk bij de pleegoudervoogd woont. Bij het verschaffen van informatie gaat het verder om voortijdig vertrek van het pleegkind of beindiging van voogdij anders dan meerderjarigheid van het pleegkind.
Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

393

Van deze informatie stelt de pleegoudervoogd de zorgaanbieder onmiddellijk op de hoogte. 7. Begeleiding door de zorgaanbieder pleegzorg. In principe houdt de begeleiding op wanneer de pleegouder de voogdij heeft verkregen, tenzij een indicatie voor begeleiding van de pleegoudervoogd door bureau jeugdzorg wordt afgegeven. Het pleegzorgcontract moet hierop vervolgens worden aangepast.

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

394

7.8

Bijlagen: Afsluiten pleegzorgbegeleiding

7.8.1 Begeleidende brief Exit-vragenlijst voor jongeren 7.8.2 Exit-vragenlijst voor jongeren 7.8.3 Begeleidende brief Exit-vragenlijst voor ouders 7.8.4 Exit-vragenlijst voor ouders

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

395

7.8.1 Begeleidende brief Exit-vragenlijst voor jongeren

Ref.nr.: Rotterdam, Betreft: Exitvragenlijst

Hallo! Voor je ligt een vragenlijst over de hulpverlening van FlexusJeugdplein. Wij willen graag weten wat je van de hulp vindt en of jij het idee hebt of de hulp jou echt geholpen heeft. Juist omdat jij betrokken bent geweest bij de hulp kun jij het beste aangeven wat er verbeterd kan worden. Jouw mening is van groot belang! Deze vragenlijst (de Exitvragenlijst) bevat diverse soorten vragen:

de lijst start met stellingen over de hulp, waarbij je je mening kunt aankruisen ook krijg je de vraag of je tevreden bent over de hulp, hiervoor kan je een rapportcijfer geven Als laatste zijn er open vragen waarbij je je mening kunt invullen

Het invullen van de Exitvragenlijst kost weinig tijd en levert ons veel informatie op. Wil je deze vragenlijst invullen en meenemen naar het Exitgesprek op . Daar zullen we jouw antwoorden op de vragenlijst verder bespreken. Let wel op: het kan zijn dat jij meerdere hulpverleners kent van verschillende instellingen. Deze vragenlijst gaat over Flexus Jeugdplein. De uitkomsten zullen we gebruiken om de hulp die we bieden te verbeteren. Als je nog vragen hebt, kun je contact opnemen met .

Alvast bedankt voor je medewerking en succes met het invullen! Met vriendelijke groeten, FlexusJeugdplein

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

396

7.8.2

Exit-vragenlijst voor jongeren

Naam instelling: FlexusJeugdplein

EXIT-VRAGENLIJST Pleegzorg
Jongeren
Deze vragenlijst gaat over de hulpverlening die jij hebt gekregen en het resultaat ervan. We zouden het fijn vinden als je deze vragenlijst wilt invullen, dan kunnen wij de hulpverlening verbeteren! Lees de stelling door en kies het antwoord dat het beste bij je past. Je kunt kiezen uit helemaal niet mee eens, niet mee eens, wel mee eens en helemaal mee eens. Kruis altijd slechts n antwoord aan.

Stellingen
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. De hulp van FlexusJeugdplein is goed verlopen Ik heb voldoende geleerd om na de hulp zelf verder te gaan FlexusJeugdplein heeft mij geholpen met de dingen die ik belangrijk vond Ik weet waar ik terecht kan als ik nog hulp nodig heb Ik heb door de hulp van FlexusJeugdplein meer vertrouwen in de toekomst FlexusJeugdplein besliste met mij, in plaats van over mij Ik ben door FlexusJeugdplein geholpen met waarvoor ik kwam Ik voelde me serieus genomen door FlexusJeugdplein Er is voldoende bereikt door de hulp van FlexusJeugdplein De hulpverleners van FlexusJeugdplein deden hun werk goed

helemaal niet mee eens

niet mee eens

wel mee eens

helemaal mee eens

11. Welk rapportcijfer zou je de hulpverlening van FlexusJeugdplein geven?

Omcirkel:

10

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

397

Open vragen 12. Wat vind je goed aan de hulp van FlexusJeugdplein?

13. Wat vind je minder goed aan de hulp van FlexusJeugdplein?

14. Wil je verder nog iets kwijt over de hulp van FlexusJeugdplein?

Clintgegevens Wat is je achternaam Wat zijn je voorletters ? Wat is je geboortedatum? Wanneer is de hulpverlening geindigd? Datum van invullen - - (dag-maand-jaar) - (maand-jaar) - - (dag-maand-jaar)

Bedankt voor je medewerking!

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

398

7.8.3

Begeleidende brief Exit-vragenlijst voor ouders

Ref.nr.: Rotterdam, Betreft: Exitvragenlijst Beste ouder, Voor u ligt een vragenlijst over de hulpverlening van FlexusJeugdplein. Wij willen graag weten wat u van de hulp vindt en of u het idee heeft of de hulp u echt heeft geholpen. Juist omdat u betrokken bent geweest bij de hulp kunt u het beste aangeven wat er verbeterd kan worden. Uw mening is van groot belang! Deze vragenlijst (de Exitvragenlijst) bevat diverse soorten vragen:

de lijst start met een aantal stellingen over de hulp, waarbij u uw mening kunt aankruisen ook krijgt u de vraag of u tevreden bent over de hulp, hiervoor kunt u een rapportcijfer geven Als laatste zijn er open vragen waarbij u uw mening kunt invullen

Het invullen van de Exitvragenlijst kost weinig tijd en levert ons veel informatie op. Wilt u deze vragenlijst invullen en retourneren in de bijgevoegde antwoordenvelop? Let wel op: het kan zijn dat u meerdere hulpverleners kent van verschillende instellingen. Deze vragenlijst gaat over FlexusJeugdplein. De uitkomsten zullen we gebruikt worden om onze hulp te verbeteren. Als u nog vragen hebt, kunt u contact opnemen met . Alvast bedankt voor uw medewerking en succes met het invullen!

Met vriendelijke groeten,

FlexusJeugdplein

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

399

7.8.4

Exit-vragenlijst voor ouders

EXIT-VRAGENLIJST Pleegzorg
Ouders

Naam instelling: FlexusJeugdplein _____________________

Deze vragenlijst gaat over de hulpverlening die u heeft gekregen en het resultaat ervan. We zouden het op prijs stellen als u deze vragenlijst wilt invullen, zodat wij hiermee de hulpverlening kunnen verbeteren. Hieronder vindt u een aantal stellingen. Lees de stelling door en kies het antwoord dat het beste bij u past. U kunt kiezen uit helemaal niet mee eens, niet mee eens, wel mee eens en helemaal mee eens. Kruis altijd slechts n antwoord aan.

Stellingen
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. De hulp van FlexusJeugdplein is goed verlopen Ik heb voldoende geleerd om na de hulp zelf verder te gaan FlexusJeugdplein heeft mij geholpen met de dingen die ik belangrijk vond Ik weet waar ik terecht kan als ik nog hulp nodig heb Ik heb door de hulp van FlexusJeugdplein meer vertrouwen in de toekomst FlexusJeugdplein besliste met mij, in plaats van over mij Ik ben door FlexusJeugdplein geholpen met waarvoor ik kwam Ik voelde me serieus genomen door FlexusJeugdplein Er is voldoende bereikt door de hulp van FlexusJeugdplein De hulpverleners van FlexusJeugdplein deden hun werk goed

helemaal niet mee eens

niet mee eens

wel mee eens

helemaal mee eens

11. Welk rapportcijfer zou u de hulpverlening van FlexusJeugdplein geven?

Omcirkel:

10

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

400

Open vragen 12. Wat vindt u goed aan de hulp bij FlexusJeugdplein?

13. Wat vindt u minder goed aan de hulp bij FlexusJeugdplein?

14. Wilt u verder nog iets kwijt over de hulp van FlexusJeugdplein?

Clintgegevens Wat is de achternaam van uw kind? Wat is/zijn de voorletters van uw kind? Wat is de geboortedatum van uw kind? Wat is het geslacht van uw kind? Wanneer is de hulpverlening geindigd? Datum van invullen - - (dagmaand-jaar) man vrouw - (maand-jaar) - - (dagmaand-jaar)

Bedankt voor uw medewerking!

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

401

7.9

Bijlagen: Weekend- en vakantiepleegzorg

7.9.1 Aanvraagformulier weekend- en vakantiepleegzorg 7.9.2 Mutatieformulier weekend- en vakantiepleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

402

7.9.1 Aanvraagformulier weekend- en vakantiepleegzorg


Na invullen te verzenden aan: sietskevanfulpen@flexusjeugdplein.nl Naam kind Geboortedatum Naam aanvragen Afdeling Datum aanvraag Betreft aanvraag voor : : : : : : : : : a. Weekendpleegzorg a. Vakantiepleegzorg b. Bestandspleeggezin ( ga verder bij vraag 1) b. Netwerkpleeggezin ( ga verder bij vraag 2)

1a. Gegevens van het Nationaliteit Culturele achtergrond Levensbeschouwing School Vrijetijdsbesteding Gezondheid Medicijngebruik

kind : : : : : : :

Korte beschrijving van het kind (gedrag, temperament, enz.) Mening kind om naar een weekend-/vakantiepleeggezin te gaan Vervoer van en naar het pleeggezin (mogelijkheden en beperkingen) Eventuele bijzonderheden 1b. Wensen Wensen t.a.v. opvang

: : :

Vakantiepleegzorg Periode (maximaal vier weken aaneengesloten): Weekendpleegzorg Gewenste frequentie: : Weekendpleegzorg aanvullen met vakantieopvang Leeftijd: Kinderen: Sociale milieu/godsdienst/culturele achtergrond: Samenlevingsvorm: Huisdieren:

Wensen t.a.v. pleeggezin : : : : :

Eventuele praktische bijzonderheden of speciale wensen (bv. Slaaprituelen, eten, enz.)

Ga verder bij vraag 3

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

403

2. Gegevens van het pleeggezin Naam : Adres : Postcode : Plaats : Telefoonnummer : Mobiele nummer :

Ga verder bij vraag 3


3. Eindverantwoordelijk en afspraken Maatregel : Geen : Ots : Voogdij : Anders, namelijk Ziektekostenverzekering : Polisnummer : Wie gaat met het weekend-/vakantiepleeggezin samenwerken? 4. Overigen Niet genoemd maar toch belangrijk

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

404

7.9.2

MUTATIE FORMULIER
weekend-/Vakantieopvang Weekend-opvang Vakantieopvang Anders:

Datum

: ...........................................................................

Pleegzorgbegeleider : ........................................................................... GEGEVENS PLEEGKIND Naam pleegkind Geboortedatum : .......................................................................... : ...........................................................................

GEGEVENS PLEEGGEZIN Registratie nummer : ........................................................................... Naam pleeggezin Adres : ........................................................................... : ...........................................................................

Postcode/woonplaats : ........................................................................... Bank/ gironummer : ...........................................................................

GEGEVENS VERBLIJFSPERIODE 1e kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal

Aankomst

Vertrek

Aankomst

Vertrek

DOOR SECRETARIAAT IN TE VULLEN:


Datum mutatie in Pupilregistratie: ............................................. Ref.: cro\formulieren\mutform.weekend Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

405

7.10 Bijlagen: Ondersteuning pleegouders


7.10.1 Verklaring onafhankelijke instantie rond studiefinanciering 7.10.2 Toelichting verklaring onafhankelijke instantie 7.10.3 Reisverklaring 7.10.4 Declaratieformulier reiskosten pleegouders 7.10.5 Aanvraagformulier opslagregeling 3,22

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

406

7.10.1 Verklaring onafhankelijke instantie rond studiefinanciering Verklaring Onafhankelijke Instantie


T.b.v. regeling studiefinanciering weigerachtige ouders Ondergetekende, werkzaam als pleegzorgbegeleider bij de Afdeling Pleegzorg van Stichting FlexusJeugdplein te Rotterdam, verklaart hierbij: geboren te , is vanaf tot heden geplaatst in een voorziening voor pleegzorg. Sinds deze tijd is de woonsituatie van bij de familie , te , een officile pleegzorgplaatsing. In verband met de aanvraag van studiefinanciering of tegemoetkoming verklaart ondergetekende dat er sprake is van: het ontbreken van wezenlijk contact tussen moeder, mevr. . Dit is reeds het geval sinds de leeftijd van en vader, dhr. jaar heeft. en ouder(s) is en/of . en/of

De reden van het verbreken van het contact tussen een ernstig, onverzoenlijk conflict tussen moeder, mevr. .

en vader, dhr.

Sinds de leeftijd van jaar is er sprake van een verbroken contact met (n van) de ouders ten gevolg van dit onverzoenlijk conflict. Het conflict is ontstaan door . .

De achtergronden en oorzaken van de verbroken ouder-kindrelatie zijn De ernst van het conflict kan omschreven worden als .

Er wordt structureel geweigerd een ouderbijdrage te verstrekken.

Pleegzorgbegeleider

Stempel FlexusJeugdplein Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

407

7.10.2

Toelichting Verklaring onafhankelijke instantie

Regeling studiefinanciering weigerachtige ouders Bron: Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Studenten kunnen, naast hun basisbeurs, een aanvullende beurs aanvragen bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Deze aanvullende beurs is afhankelijk van het inkomen van de ouders. Daarom stuurt DUO het formulier Opgave oudergegevens naar de student met het verzoek dit in te laten vullen door de ouders en terug te sturen naar DUO. Met de gegevens op dat formulier vraagt DUO bij de Belastingdienst het inkomen van de ouders op. Soms willen of kunnen ouders niet meewerken aan het terugsturen van het formulier Opgave oudergegevens. In dat geval kan de student een beroep doen op de regeling weigerachtige ouders. De student kan DUO verzoeken het inkomen van de ouders rechtstreeks op te vragen bij de Belastingdienst f het inkomen van de ouders buiten beschouwing te laten bij het berekenen van de aanvullende beurs. In de laatstgenoemde situatie is het een wettelijke vereiste dat de student met het verzoek de nodige verklaringen meestuurt. Waarom een verklaring? Als een student bij DUO het verzoek indient om het inkomen van de ouders buiten beschouwing te laten bij het berekenen van de aanvullende beurs, moet dit worden ondersteund door verklaringen. In dit geval vraagt DUO aan de student om een verklaring van een onafhankelijke instantie of persoon op te sturen, zoals een decaan, studiebegeleider, maatschappelijk werker, psycholoog of vertrouwenspersoon. Daarom komt de student bij u met dit informatieblad. Hierin leest u waaraan uw verklaring moet voldoen en in welke twee situaties een verklaring van u wordt gevraagd. Waar moet de verklaring aan voldoen? De verklaring die u schrijft: heeft betrekking op de persoonlijke situatie van de student; is gebaseerd op uw eigen kennis van of onderzoek naar de persoonlijke reatie van de student; moet door u worden ondertekend; moet op briefpapier zijn geschreven van de instantie waar u werkzaam bent f moet zijn voorzien van een stempel van uw instantie. In welke situaties is een verklaring nodig? Situatie 1: geen contact sinds twaalfde jaar De student heeft sinds zijn of haar twaalfde jaar (of eerder) geen wezenlijk contact meer gehad met (een van) de ouders. In uw verklaring moet in elk geval staan: vanaf welke leeftijd de student geen contact meer heeft met de ouder(s); dat het contact tussen de student en de ouder(s) is verbroken en waarom dit zo is (in het kort aan te geven). Situatie 2: ernstig, onverzoenlijk conflict De student heeft een ernstig, onverzoenlijk conflict met (een van) de ouders n de ouders weigeren of een van de ouders weigert structureel de ouderbijdrage te verstrekken. Uit uw verklaring moet duidelijk blijken: wat de ernst is van het conflict; sinds welke leeftijd er sprake is van een verbroken contact met (een van) de ouders als gevolg van een onverzoenlijk conflict;
Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

408

hoe het conflict is ontstaan; wat de achtergronden en de oorzaken zijn van de verbroken ouder-kindrelatie.

Privacy DUO gebruikt uw verklaring uitsluitend om vast te stellen of het inkomen van de ouder(s) van de student buiten beschouwing gelaten kan worden. Uw verklaring wordt net voor andere doeleinden gebruikt. DUO gaat zorgvuldig om met de gegevens en voldoet hierbij altijd aan de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Meer informatie nodig? Hebt u nog vragen over de regeling weigerachtige ouders, kijk dan eens op www.ocwduo.nl. Daar kunt u ook de folder Problemen met je ouders downloaden. Dienst Uitvoering Onderwijs Infolijn 050 - 599 77 55 Internet www.ocwduo.nl Publicatienr. 8420B-2

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

409

7.10.3 Reisverklaring Reisverklaring Travel declaration


Ondergetekende, werkzaam als pleegzorgbegeleider bij Stichting FlexusJeugdplein Afdeling Pleegzorg te Rotterdam, verklaart hierbij: , geboren voor pleegzorg. wonende op te , is vanaf tot heden geplaatst in een voorziening woont sinds deze tijd in het pleeggezin van familie , .

In verband met vakantieplannen van het pleeggezin verklaart ondergetekende dat hierin geen bezwaar bestaat. Het is pleegouders toegestaan om met op vakantie te gaan binnen of buiten Europa naar een bestemming van hun keuze. Undersigned, operative as social worker at Stichting Flexus Center for Foster Care Rotterdam, the Netherlands, states: , born care from the address: at , the Netherlands, is being placed in a foundation for foster until present time. is living with his foster family , living at , , The Netherlands, since .

The undersigned states that there are no objections for planning a holiday. The foster parents are permitted to take Bradley with them for a holiday within or outside Europe to a destination they personally choose.

Pleegzorgbegeleider Social Worker Foster Care

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

410

7.10.4

Declaratieformulier reiskosten pleegouders

DECLARATIE VOOR REISKOSTEN IN HET KADER VAN DE HULPVERLENING Declaratiekosten: . Ten gunste van Pleegkind Geb. datum Pleeggezin Bank/Giro : : : :tenaamstelling

Omschrijving van data en plaats onderzoek(en)/ verplichte familiecontacten:


(vermeld de datum, plaats van vertrek en bestemming, doel)

Akkoord Afdelingsmanager Afdelingsmanager Handtekening :............................................... :..

Akkoord Pleegzorgbegeleider Pleegzorgbegeleider :.. Handtekening :..

Financile Administratie Betaald op :

Handtekening :
* Versturen naar: FlexusJeugdplein, t.a.v. (pleegzorgbegeleider), Diergaardesingel 71, 3014 AE Rotterdam Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

411

7.10.5 Aanvraagformulier opslagregeling 3,22


Pleegzorgbegeleider : Datum :

Hierbij vraag ik 3,22 opslag aan op de pleeggeldvergoeding voor: Naam pleegkind Geboortedatum Pleeggezin : : :

Adres + Woonplaats : Voor de periode van :t/m In verband met :

A. Groot Pleeggezin (namen overige pleegkinderen) 1. Geb. datum: 2. Geb. datum: 3. Geb. datum: 4. Geb. datum: B. Lichamelijke/geestelijke handicap C. Crisisplaatsing ( maximaal 1 x 4 weken ) D. AGO-plaatsing ( maximaal 1 x 4 weken ) E. Observatie-plaatsing ( maximaal 1 x 4 weken ) Motivatie: Handtekening Pleegzorgbegeleider Handtekening Afdelingsmanager

Financile Administratie

Datum:.

Akkoord Afgewezen Reden:

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

412

7.11 Bijlagen: Extra interne hulpverleningsmogelijkheden


7.11.1 Aanmeldingsformulier Video Interactie Begeleiding (VIB) 7.11.2 Waarom? Wanneer? Wie? De twaalf meest gestelde vragen over VIB 7.11.3 VIB principes 7.11.4 Toelichting op enkele principes van Video Interactie Begeleiding (VIB) 7.11.5 Toelichting thuisopname Video Interactie Begeleiding (VIB) 7.11.6 Aanvraagformulier Sherborne Bewegingstherapie 7.11.7 Aanvraag intern diagnostisch onderzoek 7.11.8 Verwijsbrief aanmelding Yulius pleegzorgpolikliniek 7.11.9 Aanmeldingsgegevens pleegzorgpolikliniek 7.11.10 Hulpformulier onderzoeksvragen t.b.v. aanvraag diagnostisch onderzoek 7.11.11 Informatie diagnostisch onderzoek aan pleegouders 7.11.12 Inschrijfformulier pleeggezinproject oppassen 7.11.13 Intern aanvraagformulier fondsen

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

413

7.11.1 Aanmeldingsformulier Video Interactie Begeleiding (VIB)


Aanmelder Team Datum aanmelding Naam kind/jeugdige Geboortedatum Plaatsingsdatum Naam pleegouders Adres Postcode en woonplaats Telefoonnummer Schooltype Groep/niveau : : : : : : : : : : : :

Beknopte voorgeschiedenis Type aanvraag Diagnostisch Preventief Curatief Aanmeldingsproblemen (indien curatief) Wat zijn de problemen die aanleiding geven voor de aanmelding voor VIB? Houding pleegouders Hoe staan pleegouders tegenover VIB? Doelen VIB Bestaan er op voorhand doelen voor VIB? Termijn Op welke termijn is VIB nodig? Psychologisch onderzoek Loopt er voor het kind een psychologisch onderzoek of wordt dit binnenkort aangevraagd? Ja, er loopt een psychologisch onderzoek. Ja, er wordt binnenkort een psychologisch onderzoek aangevraagd. Nee. In te vullen door de VIB-instroomcommissie Datum VIB-indicatie: Naam VIB-uitvoerder:

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

414

7.11.2 Waarom? Wanneer? Wie?


De twaalf meest gestelde vragen over Video Interactie Begeleiding VIB is voor de meeste pleegouders een nog onbekende manier van werken. Daarom hebben wij voor u de meest gestelde vragen op een rij gezet. Waarom moet je video gebruiken? Ik kan toch fook vertellen hoe het gaat met mijn pleegkind? Video-opnamen zijn bij uitstek geschikt om te ontdekken wat uw pleegkind nodig heeft en hoe u als opvoeder daarop kunt aansluiten. Een paar minuten opname is al voldoende om gerichte adviezen te geven. Alleen dat gaat al sneller dan dat je pratend het gedrag van een kind moet beschrijven. Maar ook zie je op een video-opname meer dan met het blote oog. Hoe lang duurt een video-opname? Wat nemen jullie op? Een opname duurt ongeveer tien minuten. We proberen dan een alledaagse situatie op te nemen, zoals de maaltijd, het thuiskomen na schooltijd, het naar bed gaan, enzovoorts. De VIB-er spreekt in overleg met de pleegouders een geschikt moment af. Gaan jullie kijken wat ik allemaal fout doe? Nee, integendeel. Onze ervaring is dat pleegouder in de regel hun pleegkind al veel te bieden hebben. Er wordt dan ook juist gekeken naar wat uw sterke kanten zijn, teneinde die te gebruiken bij de hulp aan het kind. Dat geeft opvoeders vaak een steun in de rug en de moed om dingen aan te pakken. De video-opname laat ook duidelijk zien hoeveel invloed je als opvoeders (ongemerkt) hebt op het gedrag van je pleegkind en hoe die op een positieve manier gebruikt kan worden. Wanneer komt ons pleegkind voor VIB in aanmerking? Er zijn verschillende situaties waarin u VIB aan kunt vragen. Dat kan al als uw pleegkind zojuist bij u i s geplaatst. VIB is dan een manier om sneller tot een goede hechting te komen. Als uw pleegkind al wat langer in uw gezin is, kan het zijn dat u een (vaag) gevoel hebt dat het contact met uw pleegkind beter zou kunnen of dat uw pleegkind zich niet voldoende ontwikkelt. In dat geval kan VIB u helpen op een relatief snelle manier het onderlinge contact te verbeteren en de ontwikkeling van het kind te bevorderen. U zult merken dat u in korte tijd heel veel deskundigheid opdoet om met het specifieke probleem van uw pleegkind om te gaan. Als er straks een onbekend iemand met een camera staat te filmen, dan zit iedereen toneel te spelen. Wat heb je er dan aan? Dat geldt voor de meeste gezinnen. In eht begin is het even wennen. Maar al heel snel zullen kinderen doorgaan met waar ze mee bezig wasren, dus dan wordt het voor iedereen wat gemakkelijker. We hoeven niet met een een moeilijke situatie te filmen, omdat het gedrag van een kind op een rustig moment een VIB-er net zo veel zegt als op een lastiger moment. Wie moeten er allemaal bij zijn als de VIB-er een opname komt maken? Het liefst maken we een opname waar alle gezinsleden bij zijn. We kunnen dan zien welke invloed het gedrag van het kind heeft op alle gezinsleden en andersom. Er kan dan ook besproken worden hoe u als opvoeder op eenvoudige wijze de aandacht kunt verdelen over alle gezinsleden. Hoeveel tijd kost het ons als we VIB krijgen? Het streven is om de eerste zes tot acht weken wekelijks een afspraak te maken. De ene week komt de VIB-er bij u langs voor een opname van ongeveer tien minuten, de andere week bespreekt hij of zij samen met u de opname. Dat gebeurt op het kantoor van FlexusJeugdplein, tenzij dit praktische bezwaren heeft. Afhankelijk van de
Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

415

ontwikkelingen, wordt er daarna ofwel minder intensief nog een aantal maanden doorgewerkt, of naar een afronding toegewerkt. Kan VIB helpen om hechtingsproblemen van ons pleegkind op te lossen? Op dit moment is VIB de enige in Nederland bekende methode om hechtingsproblemen in korte tijd te verbeteren. Er worden opmerkelijke resultaten met VIB geboekt op dit gebied. Vanuit de universitaire wereld is al interesse getoond om hier serieus wetenschappelijk onderzoek aan te besteden. Mijn pleegkind heeft rust nodig, want het heeft zo veel meegemaakt de laatste tijd. Is het dan niet beter te wachten met VIB? Voor een kind kost VIB amper tijd. Terwijl het speelt, eet of naar bed gaat wordt er gedurende tien minuten een opname gemaakt. Als u vervolgens gericht met de adviezen aan de slag gaat, dan zal dat uw pleegkind alleen maar meer ontspanning geven. Het lijkt erop dat je VIB altijd wel kunt gebruiken. Wanneer is het eigenlijk niet zinvol? Per gezinssituatie moet in overleg met de pleegzorgbegeleider bezien worden of een kind of gezin kan profiteren van VIB. Daarnaast zijn er een aantal redenen waarom je op een bepaald moment beter niet met VIB kunt werken. Als bijvoorbeeld een puber niet wil meewerken, dan heeft het geen zin. Als er in een periode veel kwesties (buiten de opvoeding om) de gezinssituatie op zn kop zetten, dan is het beter om even te wachten. Soms kan een kind in allerlei onderzoeken verwikkeld zijn. Ook dan is het beter om nog even te wachten. Als we VIB krijgen, zien we onze pleegzorgbegeleider dan niet meer? Uw vaste begeleider is regelmatig bij het terugkijken van de video-opname aanwezig. De bedoeling daarvan is dat deze later aan kan sluiten bij wat u geleerd hebt. Bovendien blijft hij of zij ook de praktische zaken voor u regelen. Zodra de VIB is afgerond rkijgt u weer de gewone begeleiding. Wat gebeurt er met de opnamen als de VIB is afgerond? U krijgt de opnamen op VHS-band als aandenken en de originele band wordt vernietigd.

Nelleke Polderman
Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

416

7.11.3 VIB principes


Naar H. Biemans Initiatief of (re)actie kind

Ontvangstbevestiging vragen

Stap 3

Stap 1

Ontvangst opvoeder

Stap 2

Initiatief opvoeder Initiatief of (re)actie van het kind Er dient uitgegaan te worden van het initiatief of de (re)actie van het kind. Het kind kan een initiatief of actie ondernemen via woorden (verbaal) of gedrag (performaal). Ook kan er gedacht worden aan een gevoel, wens of gedachte van het kind. Stap 1: Ontvangst van de opvoeder Stap 1 van de VIB-principes is het ontvangen van het initiatief of de (re)actie van het kind door de opvoeder. Dit kan met en zonder woorden en dient gezamenlijk ingezet te worden. Zonder woorden: (vriendelijke) intonatie. toewending. oogcontact. (vriendelijke) gezichtsexpressie. ja-knikken. toon/klank van de stem afstemmen.

Met woorden:

- ontvangstbevestiging van het verbale initiatief (wat gezegd is). - benoemen van gedrag, gevoelens, wensen, gedachten, intenties.

Stap 2: Initiatief opvoeder De tweedestap van de VIB-principes is een initiatief van de opvoeder. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan: mening geven; jezelf benoemen; kring maken (beurt verdelen); uitdiepen; babbelen; voorstel doen; tegenstellingen benoemen; bij grensoverschrijdend gedrag: positief voorzeggen (structuur bieden); compliment geven. Stap 3: Ontvangstbevestiging vragen De derde stap vindt eventueel plaats na het geven van een mening of voorstel. Dan kan de opvoeder een mening vragen of vragen om een reactie op wat gezegd is. Hier zal het kind weer op reageren, wat ons terugbrengt bij het initiatief of de (re)actie van het kind.
Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

417

7.11.4 Toelichting op enkele interactieprincipes van Video Interactie Begeleiding (VIB)


De belangrijkste interactieprincipes binnen VIB zijn samen te vatten als initiatief en ontvangst. Initiatief Alles wat een kind of jongere zegt, doet, voelt, wil of denkt, wordt ook wel een initiatief genoemd. Ieder kind laat per moment n of meer initiatieven zien. Zo kan bijvoorbeeld kijken al een initiatief zijn. Maar er kan ook gedacht worden aan het bewegen met de hand of het ophalen van de neus. Het is van belang dat de opvoeder het kind duidelijk laat weten dat het zijn of haar initiatieven ziet. Met andere woorden dat de opvoeder aangeeft het kind te zien zoals het is. Van hieruit kan het kind uiteindelijk diep van binnen het gevoel krijgen dat het geaccepteerd wordt en dat het er mag zijn. Het goed kijken naar (de initiatieven van) het kind, maar ook uitdrukkelijk laten weten de initiatieven van het kind te zien is noodzakelijk voor een veilige hechting. Het geeft het kind basisvertrouwen. Als een kind basisvertrouwen heeft, dan gaan andere ontwikkelingen bijna als vanzelf. Ontvangst Het laten merken aan het kind dat diens initiatieven gezien worden gebeurt middels ontvangst. Binnen VIB wordt ontvangst gegeven binnen drie stappen. Stap 1 Het laten weten dat een initiatief van het kind ontvangen is kan zonder en met woorden. Het verdient de aanbeveling om dit te combineren. Zonder woorden Het ontvangen van het initiatief van het kind kan zonder woorden door bijvoorbeeld te knikken, een toegewende houding aan te nemen, oogcontact te maken, een vriendelijke gezichtsexpressie aan te nemen, een knipoog te geven, een vriendelijke stem op te zetten, enzovoorts. Met woorden Het ontvangen van een initiatief van het kind met woorden kan middels het afgeven van een ontvangstbevestiging of door te benoemen. Ontvangstbevestiging Het geven van een ontvangstbevestiging is belangrijk. Door het kind een ontvangstbevestiging te geven wanneer het iets zegt, wordt het gevoel gegeven dat er interesse bestaat voor wat het kind zegt. Daardoor ervaart het kind dat het de moeite waard is om naar te luisteren. Dat helpt het kind om een positief zelfbeeld te ontwikkelen. Bovendien zal het kind daardoor eerder geneigd zijn om ook naar de ander te luisteren en wordt er rust in het gesprek gebracht. Tot slot is een ontvangstbevestiging ook goed voor de taalontwikkeling van een kind. De wijze waarop een ontvangstbevestiging wordt gegeven is afhankelijk van de leeftijd van het kind. - Jonge kinderen: Letterlijk herhalen in een goede zin (dus niet in kindertaal) wat het kind heeft gezegd. Als het kind bijvoorbeeld zegt: Papa, tein da!, dan kan de vader de ontvangstbevestiging geven: Daar rijdt een trein. - Oudere kinderen: In iets andere woorden herhalen of samenvatten wat het kind heeft gezegd. Als het kind bijvoorbeeld zegt: Ik ga vanmiddag bij Tanja huiswerk maken, dan kan de
Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

418

ontvangstbevestiging gegeven worden: Dus jij bent vanmiddag niet thuis of Jij gaat naar Tanja. Het is van belang om een ontvangstbevestiging niet vragend, maar stellend te doen. Dus geen vraagteken, maar een punt achter de zin te plaatsen. Als een kind (5 jaar) bijvoorbeeld zegt: Mam, mag ik nog een koekje, dan kan de moeder de ontvangstbevestiging geven: Jij wilt nog een koekje. Herhalen in de vragende vorm geeft het kind als het ware het gevoel dat in twijfel wordt getrokken wat het zegt. Maar ook kan je door het stellend te doen er een opgewonden stemming van het kind mee dempen. Benoemen (instemmend of accepterend) Benoemen is op een vriendelijke manier onder woorden brengen wat het kind hier en nu doet, voelt, wil of denkt. Er wordt bij wijze van spreken ondertiteling gegeven aan het initiatief van het kind. Door het kind te benoemen helpen de opvoeders het kind een ik-besef (wie ben ik, wat voel ik, enzovoorts) te ontwikkelen. Zij helpen het kind zichzelf te ervaren. Het kind wordt zodoende bevestigd in het recht er te mogen zijn. Hij of zij ervaart dat het bestaansrecht heeft. Met het benoemen wordt het kind dus ook geholpen zijn of haar eigen identiteit te ontwikkelen. Hierdoor kan het kind zich later beter losmaken van de opvoeders en zichzelf blijven in een groep. Doordat het kind benoemd wordt, wordt het kind in het contact met de opvoeder als het ware een niet beoordelende spiegel voorgehouden. Waar de ontvangstbevestiging meer op hoofdniveau gebeurt (taal), wordt bij het benoemen het kind meer als geheel gezien en als het ware het hele lijf erbij betrokken (gedrag met bijvoorbeeld de handen, gevoel in de buik en de wil in het hart). Gaandeweg zal het kind door benoemen zich toe durven gaan vertrouwen aan degene door wie het gezien wordt en bij wie het zich daardoor veilig voelt. De angst neemt af en het kan op zichzelf een basisvertrouwen gaan ontwikkelen wat tevens voorwaarde is voor ontwikkeling op andere gebieden (sociaal, cognitief, motorisch, enzovoorts). Benoemen is voor kinderen met hechtingsproblematiek om deze redenen het meest krachtige interactieprincipe. Tot slot een aantal voorbeelden van het benoemen van wat een kind doet, voelt, wil of denkt: - Benoemen wat een kind doet: Jij neemt nog een slokje limonade of Jij dit te kijken hoe mama dat doet. - Benoemen wat het kind voelt: Jij voelt je verdrietig. - Benoemen wat het kind wil: Jij wil graag nog even doorgaan met spelen. - Benoemen wat het kind denkt: Jij denkt natuurlijk als ik nu huiswerk ga maken, dan ben ik straks lekker vrij. Een ezelsbrug bij het benoemen is te starten met het woord jij. Daarmee is het voor het kind redelijk zeker dat het echt over hem of haar gaat. Evenals bij de ontvangstbevestiging is het van belang het benoemen stellend te doen. Ook het benoemen van wat het kind voelt, wil of denkt dient stellend te zijn. Soms moet er dan gegist worden, waardoor het wel eens mis kan zijn. Dat is geen probleem, want het kind zal zelf corrigeren als het niet blijkt te kloppen. Verder is het aan te raden te benoemen wat hier en nu gebeurt. Dat helpt om het benoemen zo concreet en precies mogelijk te doen. Bijvoorbeeld vanmiddag was jij aan het spelen is n te algemeen n is verleden tijd. Concreter is: Jij zet er een groen blokje op. Het praten over wat er nu en hier gebeurt maakt de situatie voor het kind tevens duidelijk, overzichtelijk en voorspelbaar. Dit is prettig voor alle kinderen, maar specifiek voor kinderen met concentratieproblemen. Dat vergroot het gevoel van veiligheid en geborgenheid bij het kind.
Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

419

Benoemen dient zo veel mogelijk neutraal te zijn. Jij doet stout kan bijvoorbeeld beter vermeden te worden, wat dit bevat een waardeoordeel. Ook in Jij maakt een mooie auto zit een waardeoordeel besloten. Stap 2 Na de ontvangstbevestiging of het benoemen komt altijd een volgende stap. Dit is f het geven van een mening of benoemen van zichzelf f het positief voorzeggen. Mening geven of benoemen van zichzelf De opvoeder kan zijn of haar mening geven of zichzelf benoemen naar aanleiding van dat wat benoemd of ontvangen is. Door het benoemen van zichzelf is voorspelbaar en dus veilig voor het kind. Een ander doel hiervan is de ontwikkelingstaken te stimuleren. Het kind heeft verschillende ontwikkelingstaken. Deze taken verricht een kind hoofdzakelijk in interactie met anderen. Zou de ander alleen het kind volgen (door ontvangstbevestiging en benoemen), dan komt het kind niet verder. Het blijft dan hangen op hetzelfde niveau. Ook bij kinderen in de puberleeftijd blijft dit belangrijk. Het leert daarmee attent te zijn op de ander en zijn of haar mening te vormen. Overigens is het niet nodig dat de opvoeder in de tweede stap het kind bewust dingen leert. De tweede stap maakt dat het benoemen of de ontvangstbevestiging niet als technisch, maar meer als natuurlijk wordt ervaren. Deze tweede stap gaat vaak ook vanzelf. Bij hechtingsproblemen kan de opvoeder echter regelmatig jij en ik tegenover elkaar zetten, zodat het kind zichzelf los van de ander leert ervaren. Voorbeelden van zijn het geven van een mening of het benoemen van zichzelf zijn: - Jij vindt het eten niet lekker (stap 1 ontvangstbevestiging). Dat is jammer, laat maar staan (stap 2 eigen mening). - Jij pakt nog een blokje (stap 1 benoemen). Ik ben benieuwd wat jij gaat maken (stap 2 opvoeder benoemt zichzelf). - Dus jij wilt vanavond uitgaan (stap 1 ontvangstbevestiging). Nou, ik ben het daar nog niet mee eens en wil daar eerst eens wat verder over praten (stap 2 eigen mening). Pas als tweede stap kan een compliment gegeven worden. Bijvoorbeeld: - Jij bent een auto aan het maken (stap 1 benoemen). Ik vind dat je dat heel mooi doet (stap 2 opvoeder benoemt zichzelf). Positief voorzeggen Als het gedrag van het kind onacceptabel is, dan kan de opvoeder na het benoemen iets positief voorzeggen. Als het kind iets doet waard e opvoeder niet achterstaan, is het van groot belang om eerst neutraal te benoemen wat het kind doet en daarna op een prettige manier sturing te geven, dus door positief voor te zeggen. Positief voorzeggen is zeggen wat je wel wilt dat het kind gaat doen, dus niet wat je niet wilt. Het helpt een kind vaak ook om de bedoeling, de intentie, te benoemen. Als het kind bijvoorbeeld van tafel wegloopt, dan kun je zeggen: Jij wilt natuurlijk wel weer eens even lopen of Jij wilt zeker snel weer met je Lego gaan spelen, enzovoorts. Het is belangrijk om een positieve intentie te ontdekken achter het gedrag. Een voorbeeld is: - Jij wil je tanden niet poetsen (stap 1 benoemen). (Dat snap ik ook wel, het is niet leuk. Alleen het moet wel gebeuren, enz.). Pak nu maar je tandenborstel en doe de tandpasta er maar op (stap 2 positief voorzeggen). Je zegt dus niet wat je niet wilt. Een voorbeeld van hoe het niet moet is: - Jij mag niet van tafel.
Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

420

Conclusie Om zich goed te kunnen ontwikkelen heeft een kind veiligheid en geborgenheid nodig. Daarvoor zijn er twee hoofdaspecten van belang. Het eerst en tevens basisvoorwaarde, is sensitieve responsiviteit van de opvoeder, waardoor het kind het gevoel krijgt dat de opvoeder het kind echt ziet. De eerdergenoemde interactieprincipes, met name het benoemen, zijn daarin cruciaal. Het tweede aspect is structuur bieden, in de zin van richting geven aan het kind. Duidelijkheid en begrenzing, waaronder (zo beperkt mogelijk) duidelijke regels, bieden het kind ook veiligheid. Positief voorzeggen geeft die duidelijkheid. Als het kind zich gevolgd weet middels ontvangstbevestiging of benoemen, kan het ook de ander beter volgen. Daardoor ook kan een conflictsituatie opgelost of zelfs voorkomen worden. Stap 3 Nadat de opvoeder zijn of haar mening heeft gegeven is het vooral bij oudere kinderen belangrijk om na te gaan hoe dat is overgekomen. Bijvoorbeeld kan je op een open manier vragen: Wat vind je van wat ik zeg? of Hoe komt dat over?. Daardoor blijf je in gesprek en in contact met elkaar.

Nelleke Polderman
Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

421

7.11.5

Toelichting Thuisopname Video Interactie Begeleiding

Richtlijnen voor gezinnen om thuis een video-opname te maken Met de VIB-er heeft u afgesproken om een video-opname te maken van uw gezinssituatie. Hier volgen een aantal richtlijnen en tips waar u rekening mee moet houden. Waarmee? De benodigdheden is een videocamera (gewoon of digitaal) met Hi8 of Digital 8, mini DVcassette of harde schijf. U wordt verzocht met de VIB-er te overleggen over de wijze waarop u uw video-opname opstuurt. En en ander is afhankelijk van de apparatuur die de VIB-er gebruikt. Wie? Graag zouden wij een video-opname zien van het aangemelde kind met alle thuiswonende gezinsleden. Bij voorkeur is het gezicht van het aangemelde kind goed zichtbaar. Als oudere (niet aangemelde) kinderen veel bezwaar maken, dan kunt u overwegen alleen de jongere kinderen te filmen. In de praktijk blijken de meeste kinderen het geen punt te vinden. Wanneer? De video-opname moet bij voorkeur gemaakt worden tijdens een gezamenlijke activiteit, zoals eten, theedrinken of een spelletje doen. Het kan een activiteit binnen of buiten zijn. In ieder geval is het niet wenselijk om een opname te maken tijdens t.v. kijken of computeren. Het is belangrijk dat de geluidskwaliteit goed is, dus dat de camera dicht bij de situatie staat. Het is niet de bedoeling de camera veraf te zetten en in te zoemen. Hierbij is de geluidskwaliteit onvoldoende. Let ook op een goede belichting bij tegenlicht. Vooral bij donkergekleurde kinderen zijn de gezichten soms niet zichtbaar. Gebruik dan de backlight knop. Hoe lang? Een video-opname van een minuut of tien is voldoende. Hoe leg ik het uit aan de kinderen? U kunt de video-opname aan uw kind(eren) uitleggen door te zeggen dat u opnames maakt en deze straks met de VIB-er gaat kijken, zodat u kunt leren om nog beter met elkaar om te gaan. Mogelijk heeft u zelf een prima uitleg in uw eigen woorden. Wij wensen u succes! Het V.I.B. team

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

422

7.11.6 Aanvraagformulier Sherborne Bewegingstherapie


Aanvrager Team Datum aanvraag Naam kind/jeugdige Geboortedatum Plaatsingsdatum Naam pleegouders Adres Postcode en woonplaats Telefoonnummer Schooltype Groep/niveau : : : : : : : : : : : :

Beknopte voorgeschiedenis Aanmeldingsproblemen Wat zijn de problemen die aanleiding geven voor de aanmelding voor Sherborne Bewegingstherapie? Houding pleegouders Hoe staan de pleegouders tegenover de aanmelding? Doelen/vragen van de pleegouders Doelen/vragen van de pleegzorgbegeleider Loopt er voor het kind een psychologisch onderzoek of wordt dit binnenkort aangevraagd? Ja, er loopt een psychologisch onderzoek. Ja, er wordt binnenkort een psychologisch onderzoek aangevraagd. Nee.

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

423

7.11.7 Aanvraag intern diagnostisch onderzoek


Aanvrager Team Datum aanvraag Geplande evaluatiedatum 1. 2. 3. 4. Naam kind/jeugdige Geboortedatum Verblijfplaats Eerdere onderzoeken Datum : : : : : : : : Onderzoeker

Soort onderzoek

5. 6.

Schooltype Groep/niveau

: :

Doel van het onderzoek : Eerste diagnostiek, algemene beeldvorming Actualiseren beeldvorming Observatieplaatsing Aanvullende diagnostiek vooral gericht op: Anders, namelijk: Onderzoeksvragen en aandachtspunten vanuit pleegouders Onderzoeksvragen en aandachtspunten vanuit pleegzorgbegeleider en BJZ-werker Specifieke kind- en/of pleegouderkenmerken of omstandigheden waarmee rekening gehouden moet worden (bijvoorbeeld: handicap kind/pleegouder, geen vervoer, zeer angstig kind) Lijkt onderzoek elders dan in de test-/spelkamer wenselijk (bv. bij het pleeggezin thuis) Nee Ja, omdat Eventuele data waar rekening mee gehouden moet worden, inclusief toelichting

7. 8.

9.

10.

11.

Invullen door psycholoog Naam psycholoog : Ontvangen d.d. : Besproken met :


Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

424

7.11.8 Verwijsbrief aanmelding Yulius pleegzorgpolikliniek

Afdeling Pleegzorg

Yulius Geestelijke Gezondheidszorg Pleegzorgpolikliniek T.a.v. Dhr. Drs. R. Bruggemans Boerhaavelaan 2 2992 KZ Barendrecht

Diergaardesingel 71 3014 AE ROTTERDAM Telefoon 010 271 88 88 Fax 010 414 32 53 info@rotterdam.pleegzorg.nl www.pleegzorgrotterdam.nl

Betreft: Aanmelding pleegzorgpolikliniek

Rotterdam,

Geachte heer drs. R. Bruggemans, Hiermee verwijs ik (geboortedatum: onderzoek en diagnostiek. is voor ziektekosten verzekerd bij ) door naar Yulius voor verder , polisnummer: .

Ik hoop u hierbij voldoende genformeerd te hebben. Met vriendelijke groet,

, G.Z. Psycholoog FlexusJeugdplein Afdeling Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

425

7.11.9 Aanmeldingsgegevens Pleegzorgpolikliniek


Algemene gegevens kind/jeugdige Naam : Voorna(a)m(en) : Roepnaam : Geslacht : Geboortedatum : Geboorteplaats : Nationaliteit : Maatregel : Plaatsingsdatum pleeggezin : Pleegzorgbegeleider Pleegzorgbegeleider Instelling Adres Telefoon Teamleider Plaatsende instantie Instantie Vertegenwoordiger Adres Telefoon Teamleider Pleeggezin Naam Adres Telefoon Huisarts Naam Praktijk Adres Telefoon : : FlexusJeugdplein Afdeling Pleegzorg : Diergaardesingel 71 3014 AE Rotterdam : 010-2718888 : : : : : : : : : : : : : : : :

Therapeuten/kinder- en/of somatische artsen/andere hulpverleners Naam : Functie : Adres : : Telefoon :

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

426

Samenstelling pleeggezin Pleegvader Naam Geboortedatum Nationaliteit Beroep Korte beschrijving Pleegmoeder Naam Geboortedatum Nationaliteit Beroep Korte beschrijving : : : : : : : : : :

Biologisch(e) kind(eren) Naam : Geboortedatum : Geslacht : Nationaliteit : School/beroep : Thuiswonend : : Korte beschrijving : Pleegkind(eren) Naam Geboortedatum Geslacht Nationaliteit School/beroep Thuiswonend : : : : : : : Plaatsingsdatum pleeggezin : Korte beschrijving :

Ja Nee, wonend te

Ja Nee, wonend te

Geloofsovertuiging/cultuur pleeggezin Voertaal in pleeggezin Relatie pleeggezin en biologische familie

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

427

Samenstelling biologische familie Vader Naam Voornaam Geboortedatum Nationaliteit Beroep Verblijfplaats Bezoekregeling Korte beschrijving Moeder Naam Voornaam Geboortedatum Nationaliteit Beroep Verblijfplaats Bezoekregeling Korte beschrijving Broers en zussen Naam Voornaam Geslacht Geboortedatum Nationaliteit Maatregel Verblijfplaats Bezoekregeling Korte beschrijving : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : : :

Andere belangrijke familieleden Naam : Voornaam : Geslacht : Adres : Relatie tot kind/jeugdige : Bezoekregeling : Korte beschrijving : Andere belangrijke derden Naam : Voornaam : Geslacht : Adres : Relatie tot kind/jeugdige : Bezoekregeling : Korte beschrijving : Geloofsovertuiging/cultuur gezin van herkomst Voertaal in gezin van herkomst

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

428

Gegevens school / peuterspeelzaal Naam school : Type onderwijs : Adres : Adres : : Telefoon : Groep : Naam leerkracht/mentor : Schoolse carrire (start, doublures, schoolwisselingen, enzovoorts) Problemen gesignaleerd door school/peuterspeelzaal Samenvatting eventuele bevindingen uit recente onderzoeken of interventies vanuit OBD of SBD* Samenvatting eventuele bevindingen uit psychologische, orthodidactische of psychiatrische onderzoeken in de afgelopen twee jaar* Samenvatting eventuele relevante medische gegevens* Omschrijving problemen/probleemgedrag waarvoor men hulp zoekt* Vraagstelling voor het onderzoek* Visie/hypothese van de pleegzorgwerker en medewerker Bureau Jeugdzorg (indien verschillend) op de huidige problemen* Beknopte voorgeschiedenis, inclusief vorige verblijfplaatsen kind/jeugdige*
* Mag ook op apart blad en/of beschikbare rapportage meesturen.

Graag recente rapportage meesturen: Indicatiebesluit, d.d. Hulpverleningsplan (HVP), d.d. Evaluatie Hulpverleningsplan (EHVP), d.d. Overige: Zijn pleegouders op de hoogte van de inhoud van de aanmeldingsgegevens en gaan ze akkoord met het onderzoek? Ja Nee, omdat Is het pleegkind (>12 jaar) op de hoogte van de inhoud van de aanmeldingsgegevens en gaat het akkoord met het onderzoek? Ja Nee, omdat
Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

429

Handtekening Datum: Pleegzorgbegeleider: Datum: Afdelingsmanager Pleegzorg:

Datum: Medewerker Bureau Jeugdzorg: Datum: Afdelingsmanager Bureau Jeugdzorg:

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

430

7.11.10 Hulpformulier onderzoeksvragen t.b.v. diagnostisch onderzoek


Dit hulpformulier is bedoelt ter ondersteuning van het opstellen van onderzoeksvragen ten behoeve van diagnostische onderzoek bij pleegkinderen. Afhankelijk van de specifieke situatie van het betreffende kind zouden deze vragen in het onderzoek aan de orde kunnen komen. Echter ook andere situatie specifieke vragen zouden aan de orde gesteld kunnen worden. Belangrijk is om per onderzoeksaanvraag te bepalen welke vragen voor dit specifieke kind aan de orde zijn. Kind Cognitief - Hoe is de cognitieve ontwikkeling van tot op heden verlopen? Is er sprake van een achterstand? Zo ja, welke factoren spelen hierbij een rol? Taal - Hoe is de taalontwikkeling van verlopen? Is er sprake van een achterstand of stagnatie? Zo ja, welke factoren spelen hierbij een rol? Motoriek - Hoe is de motorische ontwikkeling van verlopen? Is er sprake van een achterstand of stagnatie? Zo ja, welke factoren spelen hierbij een rol? Sociaal-emotioneel - Hoe is de emotionele ontwikkeling van verlopen? Is er sprake van een achterstand of stagnatie? Zo ja, welke factoren spelen hierbij een rol? Formuleer eventueel aandachtspunten: agressieregulatie, impulscontrole, frustratietolerantie, zelfbeeld, zelfvertrouwen, psychosomatiek, zorgen, angsten, enzovoorts. - Hoe is de sociale ontwikkeling van verlopen? Is er sprake van een achterstand of stagnatie? Zo ja, welke factoren spelen hierbij een rol? Formuleer eventueel aandachtspunten: zelfredzaamheid, omgang met regels, sociale codes, enzovoorts. Psychoseksueel - Hoe is de psycho-seksuele ontwikkeling van tot op heden verlopen? - Bestaan er aanwijzingen voor niet-leeftijdsadequate ervarignen op seksueel gebied? Zo ja, welke? Geweten - Hoe is de gewetensontwikkeling van verlopen? Is er sprake van een achterstand of stagnatie? Zo ja, welke factoren spelen hierbij een rol? Psychiatrie - Worden er aanwijzingen gevonden voor psychiatrische problematiek? Is nader psychiatrisch onderzoek gendiceerd? - Is er sprake van psychiatrische problematiek of een psychiatrische stoornis in ergere zin? Formuleer eventueel aandachtspunten: gedrag dat doet denken aan of vermoedens dat er mogelijk sprake is van ADHD, een stoornis in het autistisch spectrum, een persoonlijkheidsstoornis, enz. Specifieke gebeurtenis - Hoe beleeft de (bezoekregeling, echtscheiding, uithuisplaatsing, pleeggezinplaatsing)? - In hoeverre komt toe aan de verwerking van ? Relaties met anderen Contact - Hoe is de contactname (oogcontact, contactgroei, wederkerigheid)? Hechting - Hoe is de gehechtheidsontwikkeling verlopen? - Wat zijn de mogelijkheden van voor het ontwikkelen van gehechtheidsrelaties?
Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

431

Relatiebeleving - Hoe beleeft broers en zussen? - Hoe beleeft - Hoe beleeft - Hoe beleeft

de relatie of het contact met respectievelijk vader, moeder, de relatie met pleegouders? de relatie met de andere kinderen in het pleeggezin? de relatie met leeftijdsgenoten?

(Pleeg)ouders Persoonlijke problematiek - Hoe is de persoonlijkheid van (pleeg)ouders op basis van klinische impressies en diagnostisch onderzoek? - Hoe is de persoonlijkheied van (pleeg)ouders op basis van klinische impressies en psychiatrisch testonderzoek? - Indien er sprake is van persoonlijke problematiek bij (pleeg)ouders, in hoeverre belemmert hem/haar dit in zijn/haar pedagogisch handelen ten opzichte van ? Visie - Hoe staan ouders tegenover plaatsing van in een pleeggezin? - Hoe staan ouders tegenover plaatsing van binnen residentile hulpverlening? - Hoe staan ouders tegenover plaatsing van binnen gesloten residentile hulpverlening? Omgang - Hoe worden de mogelijkheid van (pleeg)ouder(s) ingeschat om de omgang van met de andere (pleeg)ouder(s) vorm te geven en te hanteren? - In welke mate hebben ouder(s) inzicht in hun eigen mogelijkheden en beperkingen in de omgang met hun kind? Pleegzorgplaatsing - Hoe steunend is de relatie van pleegouder(s) en eigen ouder(s) voor het oog op mogelijke loyaliteitsproblematiek? , met

Opvoedingssituatie - Wat zijn de pedagogische en affectieve kwaliteiten van de (pleeg)vader en/of (pleeg)moeder? - Hoe kan de opvoedingsstijl van (pleeg)ouder(s) worden omschreven? - Wat vraagt de problematiek van aan specifieke pedagogische en affectieve vaardigheden van een opvoeder? - Kan (pleeg)ouder(s) in staat worden geacht om in de specifieke pedagogische en affectieve behoeften van te voorzien? - Hoe is de relatie van (pleeg)ouder tot ? - Hoe kunnen de uitkomsten van de interactie tussen (pleeg)vader, (pleeg)moeder, en worden genterpreteerd? Perspectief of hulpverleningsaanbod - Is specifieke of aanvullende hulpverlening gendiceerd? Zo ja, in welk vorm? - Aan welke voorwaarden dient de opvoedingssituatie van te voldoen? - Indien besloten zou worden tot uithuisplaatsing welke vervolgplek is dan gendiceerd? - Op welke wijze dient aan een mogelijke omgangsregeling met vorm gegeven te worden? - Zijn ouder(s) indien nodig begeleidbaar bij de uitvoering van een omgangsregeling? Zo nee, welke adviezen bestaan er ten aanzien van contactherstel tussen en ouder(s)? Bij uithuisplaatsing: - Aan welke voorwaarden dient de opvoedingssituatie van te voldoen?
Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

432

Indien besloten zou worden tot terugplaatsing, hoe kan dit zo verantwoord mogelijk worden gerealiseerd? Hoe zullen ouder(s) zich tegenover eventuele hulp of ondersteuning bij opvoeding opstellen? Indien niet tot terugplaatsing wordt overgaan, wat wordt dan als bezoekregeling wenselijk geacht?

Bij opname in een gesloten setting - Hoe worden de mogelijkheden ingeschat van om te profiteren van een gesloten plaatsing? - Indien er contra-indicaties zijn voor een gesloten plaatsing, welke zijn dat? Standaard - Zijn uit het onderzoek andere relevante gegevens naar voren gekomen, die belangrijk zijn om te vermelden?

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

433

4.11.11 Informatie diagnostisch onderzoek aan pleegouders


Wie? Kinderen die in een pleeggezin wonen en begeleid worden door FlexusJeugdplein kunnen in aanmerking komen voor een diagnostisch onderzoek. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door het diagnostiek team van de afdeling pleegzorg. Dit diagnostiek team bestaat uit psychologen, orthopedagogen en een kinder- en jeugdpsychiater. Waarom? Het beeld van een kind kan onduidelijk zijn of er kunnen problemen zijn waarbij weinig vooruitgang gezien wordt. Dan kan diagnostisch onderzoek meer zicht geven op het kind of waar de problemen vandaan komen. Vanuit het onderzoek kunnen gerichte stappen worden gezet om een goede aanpak te vinden voor het kind of waar nodig specialistische hulp in te zetten. Waar? Diagnostisch onderzoek vindt in principe plaats bij FlexusJeugdplein. Dit is om aan de testvoorwaarden te kunnen voldoen van een onderzoek. Zo is er bijvoorbeeld in de onderzoekskamers zo min mogelijk afleiding voor de kinderen. Bij kinderen onder drie jaar wordt het onderzoek meestal toch thuis in het pleeggezin gedaan, omdat het voor hen juist meer rust geeft om in een vertrouwde omgeving te zijn. Hoe? De pleegzorgbegeleider formuleert in overleg met u de vraagstelling voor het onderzoek. De gezaghebbende personen dienen toestemming te geven voor het onderzoek. Wanneer zij instemmen met het onderzoek, dan wordt er onderzoek aangevraagd bij het diagnostiek team. U zult vervolgens door de diagnosticus worden uitgenodigd voor het onderzoek. Op de dag van het onderzoek kunt u uw pleegkind voorbereiden door te noemen dat het kind werkjes en spelletjes gaat doen en vragen te beantwoorden krijgt. Wanneer het kind wil weten waarom hij of zij dit moet doen, dan kunt u aangeven dat we willen weten wat het kind allemaal al kan. Wat? Soms vragen we u voor het eerste gesprek een vragenlijst in te vullen. Daarmee krijgen we een goed beeld van wat er aan de hand is. Het onderzoek bestaat vervolgens uit n of meer gesprekken en/of testonderzoeken met u en voornamelijk uw pleegkind. Meestal willen we het kind alleen zien. Dan kunt u desgewenst op een afgesproken tijdstip terugkomen bij FlexusJeugdplein of gebruik maken van de pantry en diens faciliteiten (koffie en thee). Er kunnen diverse zaken onderzocht worden, afhankelijk van de vraagstelling die u met uw pleegzorgbegeleider heeft geformuleerd. Intelligentie Als een kind problemen heeft op school (zowel qua leren als in het gedrag), dan is dit vaak aanleiding om intelligentieonderzoek te doen. Hierbij wordt er een beeld gevormd van hoe een kind informatie verwerkt en leert. Van hieruit kan gezegd worden wat er van het kind op school verwacht mag worden en op welke wijze het in het leren het beste gestimuleerd kan worden. Neuropsychologisch Een neuropsychologisch onderzoek is zinvol wanneer er grote verschillen blijken te bestaan in de prestaties van het kind. Het onderzoek richt zich specifiek op de
Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

434

functieontwikkeling van het kind. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld de functies aandacht en concentratie, geheugen en planning. Sociaal-emotioneel Meestal spelen er meer vragen rondom het gedrag van een kind. Een persoonlijkheidsonderzoek, waarin dit gedrag centraal staat, is dan zinvol. Een kind kan bijvoorbeeld vanuit bepaalde angsten de omgeving als bedreigend ervaren en zich daarop terugtrekken of juist agressief opstellen. Dit gedrag kan een probleem vormen in de ontwikkeling van het kind, bijvoorbeeld op school of in het contact met leeftijdsgenoten. Bij het persoonlijkheidsonderzoek staan de beleving en visie van het kind over zijn omgeving centraal, onder andere over de dingen die het heeft meegemaakt. Bij zeer jonge kinderen zal veelal volstaan worden met een spelobservatie. Kinder- en jeugdpsychiatrisch Een kinder- en jeugdpsychiatrisch onderzoek is zinvol bij het vermoeden van kinder- en jeugdpsychiatrische problematiek (zoals autisme, depressie, psychose, ADHD en Gilles de la Tourette) en bij noodzaak tot medicamenteuze (proef)behandeling. Het kinder- en jeugdpsychiatrisch onderzoek kan zowel vanaf het begin van een onderzoekstraject als volgend op een psychologisch onderzoek aangevraagd of uitgevoerd worden. En dan? Het onderzoek zal veel energie van het kind kosten. Na afloop van het onderzoek kan het kind erg moe zijn. Van het onderzoek wordt een verslag gemaakt. Hierin zal de diagnosticus alle verzamelde gegevens weergeven en van daaruit advies geven wat er moet gebeuren. Dit verslag zal de diagnosticus met u, de pleegzorgbegeleider en de eventuele (gezins)voogd bespreken in het adviesgesprek. Als uw kind ouder is dan 12 jaar, dan heeft het kind zelf ook recht op een adviesgesprek. U zult uitgenodigd worden voor dit gesprek, zodra het onderzoeksverslag klaar is. Na het adviesgesprek wordt het verslag van het onderzoek meegegeven of toegestuurd.

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

435

7.11.12 Inschrijfformulier project oppassen in pleeggezinnen


Naam pleeggezin Adres Postcode Woonplaats E-mailadres Telefoonnummer Mobiele telefoonnummer : : : : : : :

Dagen en dagdelen dat oppas wordt gevraagd (indien bekend): Maandag Vrijdag Ochtend Ochtend Middag Middag Avond Avond Dinsdag Zaterdag Ochtend Ochtend Middag Middag Avond Avond Woensdag Zondag Ochtend Ochtend Middag Middag Avond Avond Donderdag Ochtend Middag Avond Aantal (pleeg)kinderen Leeftijd van de (pleeg)kinderen Eventuele bijzonderheden : : :

Pleegzorgbegeleider Datum aanmelding

: :

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

436

7.11.13

Intern aanvraagformulier fondsen

Ref.nr.

INTERN AANVRAAGFORMULIER FONDSEN Het ingevulde formulier mailen naar; sponsoring@flexusjeugdplein.nl Voor vragen: tel. 010 271 87 88

Datum GEGEVENS AANVRAGER Naam Afdeling Team Telefoonnummer E-mail Relatie tot begunstigde GEGEVENS BEGUNSTIGDE(N) Naam pleegkind Geboortedatum pleegkind Naam pleeggezin Adres Postcode en woonplaats Telefoonnummer

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

437

OMSCHRIJVING VAN DE AANVRAAG Waar wordt geld voor aangevraagd? (graag uitgebreid beschrijven)

Waarom is de aanvraag van belang? (waarom is juist deze situatie zo uitzonderlijk?)

Reden waarom er geen/niet voldoende budget is? (denk aan schulden, uitkering, andere onvoorziene uitgave, etc.)

Wat is er ondernomen om elders geld aan te vragen en wat zijn de uitkomsten hiervan? (Bureau Jeugdzorg, IB-Groep, Gemeente, SOZAWE (bijzondere bijstand), Kredietbank, Voedselbank, etc.)

Draagt de begunstigde ook een deel van de kosten bij? (graag motiveren waarom wel of niet)

Eventuele deadlines? (gaat het project ook door als er geen fondsengeld komt?)

Benodigd bedrag (begroting of offerte bijvoegen! Alleen een bedrag is niet voldoende!)

Paraaf leidinggevende/of via leidinggevende laten mailen

Overige informatie: op apart A4 aanleveren (worddocument) Bij aanvragen voor huisraad (kopie identiteitsbewijs, overzicht schulden/inkomsten bijvoegen)

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

438

7.12

Bijlagen: Basisteam

7.12.1 Inbrengformulier basisteam 7.12.2 Evaluatieformulier basisteams

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

439

7.12.1 Inbrengformulier basisteamvergadering


Naam pleegzorgbegeleider Gedragsdeskundige Basisteamleden Datum basisteamvergadering : : : :

1. Situatieschets Doe dit kort en bondig, vul alleen dat in wat relevant is en maak zoveel als mogelijk gebruik van reeds bestaande teksten. Maak er niet teveel werk van. Gegevens kind Naam Geboortedatum (leeftijd) Culturele achtergrond Voorgeschiedenis Psychosociaal functioneren Emotionele ontwikkeling Gedrag Persoonlijkheidsontwikkeling Middelengebruik Psychoseksuele ontwikkeling Overige bijzonderheden Lichamelijke gezondheid Lichamelijke ziekte of handicap Lichamelijke klachten Zelfverzorging Overige bijzonderheden : : :

: : : : : : : : : :

Vaardigheden en cognitieve ontwikkeling Cognitief ontwikkelingsniveau : Sociale vaardigheden : Communicatieve vaardigheden : Motorische vaardigheden : Gegevens biologisch gezin Naam Samenstelling Culturele achtergrond Problematiek ouders Belangrijke gebeurtenissen Relatie gezin en kind Relatie gezin en pleeggezin Situatieschets : : : : : : : :

Genogram (eventueel als bijlage toevoegen) Gezin en opvoeding (niet de gezinsproblematiek, maar de invloed op het kind) Omstandigheden gezin : Verwaarlozing/mishandeling : Problemen ouders :
Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

440

Problemen andere gezinsleden Sociaal netwerk gezin Ouder-kindrelatie (hechting) Contacten met biologische ouders Gegevens pleeggezin Naam Samenstelling Plaatsingsdatum Situatieschets Pleeggezin en opvoeding (niet de Omstandigheden pleeggezin Stabiliteit opvoedingssituatie Problemen pleegouders Problemen andere gezinsleden Sociaal netwerk pleeggezin Kwaliteit opvoedingssituatie Pleegouder-kindrelatie (hechting) Omgeving School Groep/klas Relatie leerkracht Relatie klasgenoten Vrije tijd Sociaal netwerk Vrienden Relaties Financile situatie Huisvesting Justitile instanties Overigen

: : : : : : : : gezinsproblematiek, maar de invloed op het kind) : : : : : : : : : : : : : : : : : :

2. Probleemsituatie (objectief en los van oorzaken of oplossingen) Reden van inbreng : Gebeurtenissen afgelopen tijd : Goed verlopen in de afgelopen tijd : Mis gelopen in de afgelopen tijd : 3. Werkvraag Type vraag : : : : Procedurele vraag Betrekking hebbende op organisatorische en procedurele kwesties (bv. samenwerking BJZ). Inhoudelijke vraag Betrekking hebbende op de inhoud van de hulpverlening (bv. oorzaken van probleem). Handelingsvragen Betrekking hebbende op de wijze van handelen (bv. feedback op het eigen handelen). Houdingsvragen Betrekking hebbende op de eigen houding en attitude.
441

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

: Concrete vraag Verwachtingen basisteamleden : :

Ter informatie Zonder concrete vraag, maar om het basisteam op de hoogte te stellen/stoom af te blazen.

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

442

7.12.1

Evaluatieformulier basisteams
: : : : : :

Naam Team Gedragsdeskundige Basisteam Basisteamleden Datum van invullen

1. Inhoudelijke aspecten Kwaliteit van werk In welke mate draagt deelname aan een basisteam bij aan de kwaliteit van jouw werk? Hoe zou het basisteam eventueel een grotere bijdrage kunnen leveren? Methodieken In welke mate draagt het basisteam bij aan de implementatie van methodieken zoals beschreven in Kiezen voor Kinderen van Choy e.a.? Gedragsregels Hoe tevreden ben je over de toepassing van gedragsregels in jouw basisteam? Wat zijn eventueel verbeterpunten? Er vindt een open communicatie plaats. Toelichting en/of verbeterpunten: Er wordt naar elkaar geluisterd. Toelichting en/of verbeterpunten: Het is een veilige bijeenkomst. Toelichting en/of verbeterpunten: Gevoelens kunnen worden benoemd. Toelichting en/of verbeterpunten: Objectiviteit wordt aangemoedigd. Toelichting en/of verbeterpunten: Ervaringen kunnen worden gedeeld. Toelichting en/of verbeterpunten: Overigen: Toelichting en/of verbeterpunten: 2. Organisatorische aspecten Frequentie Voldoet de afgesproken frequentie van de basisteamvergadering? Duur Voldoet de afgesproken duur van de basisteamvergadering?

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

443

Inbrengformulier Voldoet het werken met inbrengformulieren? Terugkoppeling Wil je in de vergadering meer aandacht voor terugkoppeling? Agenda Ben je tevreden over de wijze waarop de agenda tijdens de basisteamvergadering wordt opgezet en gehanteerd? Mis je dingen? Voorzitter Voldoet het werken met de gedragsdeskundige als voorzitter? 3. Overige aspecten (kunnen ook helpen bij bovenstaande vragen) Tevredenheid Over welke aspecten van het basisteam ben je het meest tevreden?

Toekomst Hoe zou je willen dat het basisteam over zes maanden zou functioneren?

Wat kan er anders zijn?

Welk aandeel zou je zelf willen hebben in deze gewenste verbetering?

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

444

7.13

Bijlagen: Zakelijke aspecten

7.13.1 Bereikbaarheidsprotocol begeleiders pleegzorg 7.13.2 Verlofaanvraag

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

445

7.13.1 Bereikbaarheidsprotocol begeleiders pleegzorg


Om clinten en overige betrokkenen zo snel en goed mogelijk tot dienst te staan, is het van belang dat de pleegzorgbegeleider goed bereikbaar is. Dit bereikbaarheidsprotocol geeft de richtlijnen aan welke gevolgd dienen te worden met betrekking tot de bereikbaarheid. Hiervoor heeft de pleegzorgbegeleider een vaste telefoon, mobiele telefoon, postvak, e-mailadres en agenda tot zijn beschikking. Vaste telefoon Iedere pleegzorgbegeleider heeft een persoonlijk doorkiesnummer. Dit driecijferig nummer kan intern direct gebeld worden en wanneer externe nummers dit willen bereiken, dan kan hier 010-2718 voorgezet worden. Inloggen (uitschakelen voicemail) Als de pleegzorgbegeleider op de werkplek aankomt, dan logt deze in met het persoonlijk doorkiesnummer. Hierbij wordt de voicemail automatisch uitgeschakeld. Hoorn van de haak. Toets 17107 + persoonlijk doorkiesnummer Hoorn op de haak

In het kort: 17107 <doorkiesnummer> Uitloggen (inschakelen voicemail) Als de pleegzorgbegeleider de werkplek verlaat, dan moet de telefoon uitgelogd en dus de voicemail ingeschakeld worden. Bij uitloggen wordt de voicemail automatisch ingeschakeld. N.B.: Als je van werkplek verandert, volstaat het om op het nieuwe toestel in te loggen. Uitloggen op het toestel waar je niet meer werkt is dan niet nodig. !! Hoorn van de haak. Toets 210 (negeer de tekst u heeft nieuwe berichten en ga door met ondertaande aanwijzingen). Wacht op twee tonen. Toets # 6. Je hoort nu voer het gewenste mailboxnummer in. Toets * en je doorkiesnummer. Kies tijdens of na de tekst u heeft nieuwe berichten: 6. Kies tijdens of na de tekst om een waarschuwingstekst in te stellen dat een boodschap wacht, kies 2 (niet doen dus), om doorschakeling per toestel in te stellen, kies: 4. Kies tijdens of na de tekst om alle gesprekken door te schakelen: 1. Kies tijdens of na de tekst voer het toestelnummer in waarna doorgeschakeld moet worden: 210. Je hoort nu uw toestel is doorgeschakeld maar dit moet vervolgens nog geaccepteerd worden. Kies hiervoor tijdens of na de tekst uw toestel is doorgeschakeld: 2. (LET OP: hierbij moet je dus even wachten tot de tekst begint. Als je dat niet doet, wordt de voicemail niet ingeschakeld!!) Je hoort nu gespreksdoorschakeling geaccepteerd. Hoorn op de haak. # 6 * <doorkiesnummer> 6 4 1 210 2

In het kort: 210

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

446

Via een buitenlijn kan eveneens uitgelogd worden. Dit kan de pleegzorgbegeleider dus vanuit huis of met de mobiele telefoon doen. Dit geeft de pleegzorgbegeleider de mogelijkheid om bij het vergeten van het uitloggen dit vanaf een andere locatie dan kantoor alsnog te doen. Je belt hiervoor naar 010 271 88 98. Vervolgens voer je alle functies uit zoals je dat ook op kantoor zou doen, waarbij je het nummer 210 wat aan het begin van alle functies staat weg kunt laten (dit is dan namelijk vervangen door het externe nummer). !! Bel naar 010 271 88 98. Je hoort nu Welkom bij het voiceprocessingsysteem. Toets # 6. Je hoort nu voer het gewenste mailboxnummer in. Toets * en je doorkiesnummer. Kies tijdens de tekst u heeft nieuwe berichten 6. Kies tijdens de tekst om doorschakeling per toestel in te stellen 4. Kies tijdens de tekst om alle gesprekken door te schakelen 1. Kies tijdens de tekst voer het toestelnummer in waarna doorgeschakeld moet worden 210 (nu kies je dus wel 210, omdat je dan naar het interne voicemailsysteem doorschakelt). Je hoort nu: uw toestel is doorgeschakeld. Dit moet vervolgens geaccepteerd worden! Kies daarvoor tijdens / na de tekst uw toestel is doorgeschakeld.. (dus niet eerder!) 2. (LET OP: hierbij moet je dus even wachten tot de tekst begint. Als je dat niet doet, wordt de voicemail niet ingeschakeld!!!). Je hoort nu gespreksdoorschakeling geaccepteerd. Hoorn op de haak.

Meldtekst inspreken De pleegzorgbegeleider zelf voor dat210 de meldtekst dus: 010 271 88 98 is #er6 * verantwoordelijk <doorkiesnummer> 1 1 van 1 de 1 voicemail ingesproken wordt.

Hoorn van de haak Toets 210 (negeer de tekst u heeft nieuwe berichten en ga door met ondertaande aanwijzingen). Wacht op twee tonen. Toets # 6. Je hoort nu voer het gewenste mailboxnummer in. Toets * en je doorkiesnummer. Kies tijdens of na de tekst u heeft nieuwe berichten: 5 Kies tijdens of na de tekst om de persoonlijke begroeting te wijzingen: 1. Kies tijdens / de tekst om de geen beantwoording begroeting te wijzingen: 1. Je kunt nu (als je al iets ingesproken had) de afwezigheidsboodschap beluisteren. Om te wijzigen kies: 1. Je kunt nu je nieuwe tekst inspreken. Kies na het opnemen een 1. Kies 2 om te accepteren (of 3 om te wijzigen). Hoorn op de haak. # 6 * <doorkiesnummer> 5 1 1 1 1 2

In het kort: 210

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

447

Via een buitenlijn kan eveneens de voicemail veranderd worden. Dit kan de pleegzorgbegeleider dus vanuit huis of met de mobiele telefoon doen. Dit is tevens de manier waarop het secretariaat indien nodig, de meldteksten wijzigen. Dit werkt op dezelfde wijze als de meldtekst via een interne lijn in te spreken. Het verschil is dat er bij de eerste stap niet 210 wordt getoetst, maar naar het telefoonnummer 010-2718898 wordt gebeld. dus: 010 271 88 98 # 6 * <doorkiesnummer> 5 1 1 1 1 2

Standaard meldtekst Iedere pleegzorgbegeleider spreekt de standaard meldtekst in op zijn of haar voicemail. Indien deze gewijzigd is in verband met afwezigheid door vakantie of ziekte, dan spreekt de pleegzorgbegeleider bij terugkomst de standaard meldtekst weer in. Dit is de voicemail van <naam begeleider> van FlexusJeugdplein afdeling Pleegzorg. Op dit moment ben ik niet bereikbaar. U kunt een bericht achterlaten na de toon, dan bel ik u zo spoedig mogelijk terug. Voor spoedgevallen ben ik op werkdagen mobiel bereikbaar op nummer <mobiele nummer>. Mijn werkdagen zijn <werkdagen>. Wilt u doorverbonden worden met de centrale toets dan een nul. Vakantieperiode Tijdens afwezigheid van de pleegzorgbegeleider in verband met vakantie, spreekt deze de meldtekst in voor de vakantieperiode. Dit is de voicemail van <pleegzorgbegeleider> van FlexusJeugdplein afdeling Pleegzorg. Ik ben vanwege vakantie van <datum> tot <datum> niet bereikbaar. U kunt een bericht achterlaten na de toon, dan neem ik zo spoedig mogelijk na mijn vakantie contact met u op. Wilt u doorverbonden worden met de centrale toets dan een nul. Ziekte of langdurige afwezigheid Wanneer de pleegzorgbegeleider om n of andere reden, zoals ziekte, langdurig afwezig is, dan spreekt het teamsecretariaat een nieuwe meldtekst in. Dit is de voicemail van <pleegzorgbegeleider> van FlexusJeugdplein afdeling Pleegzorg. Hij/zij is momenteel niet bereikbaar. Wilt u doorverbonden worden met de centrale toets dan een nul. Indien de begeleider langer dan n week afwezig is en er een vaste begeleider is aangesteld, dan wordt dit vermeld in de meldtekst van de voicemail. Dit is de voicemail van <pleegzorgbegeleider> van FlexusJeugdplein afdeling Pleegzorg. Hij/zij is momenteel niet bereikbaar. Hij/zij wordt tijdelijk vervangen door <naam vervanger>. Het rechtstreekse nummer van <naam vervanger> is <nummer vervanger>. Wilt u doorverbonden worden met de centrale, toets dan een nul. Voicemail afluisteren Minimaal twee keer per dag (s ochtends en s middags) luistert de pleegzorgbegeleider de voicemail af, ook als deze thuis of op een andere locatie werkt.
Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

448

Alln secretaresses en eventueel de afdelingsmanager checken de voicemailberichten van begeleiders pleegzorg. De begeleiders doen dit onderling niet. Bij ziekte luistert het secretariaat standaard n keer per dag de berichten af en geeft deze eventueel door aan de vervanger. Het secretariaat doet dit op dezelfde wijze als het afluisteren van voicemailberichten van buitenaf. Indien gewenst dan kan in de pleegzorgbegeleider gedurende vakantieperiodes vragen of het secretariaat de voicemail afluistert. Op het werk Hoorn van de haak. Toets 210 (negeer de tekst u heeft nieuwe berichten en ga door met ondertaande aanwijzingen). Wacht op twee tonen. Toets # 6. Je hoort nu voer het gewenste mailboxnummer in. Toets * en je doorkiesnummer. Je hoort nu u heeft nieuwe berichten. Kies 1 om je berichten te beluisteren. In het kort: 210 # 6 * <doorkiesnummer> 1

Van buitenaf Bel naar 010 271 88 98. Toets # 6. Je hoort nu voer het gewenste mailboxnummer in. Toets * en je doorkiesnummer. Je hoort nu u heeft nieuwe berichten Kies 1 om je berichten te beluisteren etc. kortom: 010 271 88 98 Wissen # 6 * <doorkiesnummer> 1

Kies tijdens of na het bericht 3 om de boodschap te wissen.

Mobiele telefoon In- en uitschakelen De pleegzorgbegeleider heeft in principe gedurende de hele werkdag de mobiele telefoon aanstaan. De pleegzorgbegeleider is er zelf verantwoordelijk voor dat de mobiele telefoon voldoende opgelaten heeft om de werkdag door te komen. Als de begeleider in gesprek zit bijvoorbeeld op een huisbezoek, dan is het niet de bedoeling dat dit onderbroken wordt door de mobiele telefoon. De pleegzorgbegeleider zet de mobiele telefoon of in elk geval het geluid uit. Indien er een dringend mobiel contact verwacht wordt, dan wordt dit voorafgaand aan het gesprek gemeld. Wanneer de mobiele telefoon niet wordt opgenomen of staat uitgeschakeld, dan wordt er automatisch naar de voicemail doorgeschakeld. Er wordt een sms-bericht gestuurd wanneer de voicemail is ingesproken, dus de pleegzorgbegeleider hoeft alleen zijn voicemail af te luisteren wanneer hier reden toe is. Meldtekst inspreken Voor het inspreken van de meldtekst van de voicemail van de mobiele telefoon kan met de mobiele telefoon de voicemail gebeld worden en vervolgens het keuze menu gevolgd worden. Het nummer van de voicemail is: 1233.
Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

449

Standaard meldtekst Iedere pleegzorgbegeleider spreekt de standaard meldtekst in op zijn of haar voicemail. Indien deze gewijzigd is in verband met afwezigheid door vakantie of ziekte, dan spreekt de pleegzorgbegeleider bij terugkomst de standaard meldtekst weer in. Dit is de voicemail van de mobiele telefoon van <naam begeleider> van FlexusJeugdplein afdeling Pleegzorg. Op dit moment ben ik niet bereikbaar. Mijn werkdagen zijn <werkdagen>. U kunt een bericht achterlaten na de toon, dan bel ik u zo spoedig mogelijk terug. Wilt u contact met de centrale, bel dan naar het algemene telefoonnummer van FlexusJeugdplein: 010-2718888. Vakantieperiode Tijdens afwezigheid van de pleegzorgbegeleider in verband met vakantie, spreekt deze de meldtekst in voor de vakantieperiode. Dit is de voicemail van de mobiele telefoon van <pleegzorgbegeleider> van FlexusJeugdplein afdeling Pleegzorg. Ik ben vanwege vakantie van <datum> tot <datum> niet bereikbaar. U kunt een bericht achterlaten na de toon, dan neem ik zo spoedig mogelijk na mijn vakantie contact met u op. Wilt u contact met de centrale, bel dan naar het algemene telefoonnummer van FlexusJeugdplein: 010-2718888. Ziekte of langdurige afwezigheid Wanneer de pleegzorgbegeleider om n of andere reden, zoals ziekte, langdurig afwezig is, dan wordt de melding voor ziekte of langdurige afwezigheid ingesproken. Dit is de voicemail van <pleegzorgbegeleider> van FlexusJeugdplein afdeling Pleegzorg. Ik ben momenteel niet bereikbaar. Wilt u contact met de centrale, bel dan naar het algemene telefoonnummer van FlexusJeugdplein: 010-2718888. Indien de begeleider langer dan n week afwezig is en er een vaste begeleider is aangesteld, dan wordt dit vermeld in de meldtekst van de voicemail. Dit is de voicemail van <pleegzorgbegeleider> van FlexusJeugdplein afdeling Pleegzorg. Ik ben momenteel niet bereikbaar. Ik wordt tijdelijk vervangen door <naam vervanger>. Het rechtstreekse nummer van <naam vervanger> is <nummer vervanger>. Wilt u contact met de centrale, bel dan naar het algemene telefoonnummer van FlexusJeugdplein: 010-2718888. Voicemail afluisteren Voor het afluisteren van berichten van de voicemail van de mobiele telefoon kan met de mobiele telefoon de voicemail gebeld worden en vervolgens het keuze menu gevolgd worden. Het nummer van de voicemail is: 1233. Postvak De pleegzorgbegeleider is ook bereikbaar via de post. Hiervoor hebben alle begeleiders pleegzorg een postvak op het teamsecretariaat. De begeleider controleert op iedere werkdag het postvakje.

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

450

E-mail De pleegzorgbegeleider heeft een persoonlijk emailadres wat bestaat uit de voor- en achternaam aan elkaar geschreven, gevolgd door @flexusjeugdplein.nl. TS-Web De pleegzorgbegeleider kan de mailbox openen via ts-web, welke zowel op kantoor als op externe locaties bereikbaar is. E-mail postvak De pleegzorgbegeleider opent op een werkdag minimaal twee keer het e-mailpostvak om te controleren of e-mailberichten zijn binnengekomen. De pleegzorgbegeleider reageert zo spoedig als mogelijk, uiterlijk binnen een week. Als de pleegzorgbegeleider niet binnen een week kan antwoorden, dan verstuurt deze een bericht waarin wordt aangegeven binnen welke termijn verwacht wordt te reageren. Hier houdt de pleegzorgbegeleider zich dan vervolgens aan. E-mailinstellingen Bij het gebruik van e-mail is het standaard lettertype Verdana 10, standaard, zwart. Dit kan worden ingesteld door in Outlook te kiezen voor Extra Opties, tabblad Emailindeling, button Lettertypen. Een interne e-mail wordt afgesloten met naam, functie en telefoonnummer. Bij externe e-mail wordt afgesloten met: Naam Functie Eventueel werkdagen Naam organisatie Naam afdeling Adres Postcode en plaats Telefoonnummer Mobiel nummer [optioneel] Faxnummer [optioneel] Website Voorbeeld Jan Jansen Pleegzorgbegeleider Werkdagen: ma, wo en do FlexusJeugdplein Afdeling Pleegzorg Diergaardesingel 71 3014 AE Rotterdam T 010 27 18 <doorkiesnummer> M 06 123 456 78 F 010 22 11 998 www.flexusjeugdplein.nl

Afwezigheid Als de begeleider een week of langer afwezig is, dan stelt deze de afwezigheidsassistent in. Indien de pleegzorgbegeleider dit zelf op prijs stelt kan deze hier ook voor kortere periodes van afwezigheid voor kiezen. De afwezigheidsassisent moet ingeschakeld worden voor zowel intern als extern gebruik. De afwezigheidswizard kan niet ingesteld worden via Outlook, maar via mail.flexusjeugdplein.nl. Hier log je in en kiest vervolgens: Opties Wizard afwezigheid. Hier klik je zowel de Automatische afwezigheidsmeldingen verzenden als de Automatische afwezigheidsmeldingen verzenden naar externe afzenders aan. In het invulveld moeten de afwezigheidsboodschappen ingevuld worden (tweemaal). Druk vervolgens op opslaan.

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

451

Vanwege <eventueel reden> ben ik van <datum> tot <datum> niet bereikbaar. Uw e-mail zal ik zo spoedig mogelijk na mijn vakantie behandelen. Als u contact wilt met een vervanger, dan kan dit via de centrale van FlexusJeugdplein via 010-2718888. Jan Jansen Pleegzorgbegeleider Werkdagen: ma, wo en do FlexusJeugdplein Afdeling Pleegzorg Diergaardesingel 71 3014 AE Rotterdam T 010 27 18<doorkiesnummer> M 06 123 456 78 F 010 22 11 998 www.flexusjeugdplein.nl Agenda Iedere pleegzorgbegeleider wordt geacht een agenda bij te houden om alle afspraken te registreren. Op die manier kan de begeleider de gemaakte afspraken nakomen. De agenda wordt over het algemeen genomen door de begeleider zelf beheerd. Papieren agenda De pleegzorgbegeleider krijgt van FlexusJeugdplein een agenda, waarin de te plannen afspraken zelf geregistreerd worden. De begeleider neemt deze agenda in principe altijd mee naar alle afspraken, zodat direct vervolgafspraken gemaakt kunnen worden. Outlook agenda De pleegzorgbegeleider houdt de agenda in outlook bij. Deze agenda wordt gedeeld met alle teamleden, de afdelingsmanager, de gedragsdeskundige en het afdelingssecretariaat. Op die manier is bij afwezigheid duidelijk waar de pleegzorgbegeleider is en wanneer deze weer bereikbaar is.

Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

452

7.13.2 Verlofaanvraag
Afdeling Naam : Pleegzorg :

Afdelingsmanager : Datum :

Aankruisen wat voor soort verlof het betreft: Vakantie / snipperdagen Buitengewoon verlof ( soort ) )

Compensatie uren i.v.m. bijzondere regeling ( soort

Graag in de kolom het weeknummer of de datum invullen en achter de dagen het aantal uur dat per dag dat wordt opgenomen.
Weeknummer of datum . Weeknummer of datum . Weeknummer of datum . Weeknummer of datum .

Week /Datum

Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag

Handtekening medewerker:

Paraaf Afdelingsmanager:

Verwerkt door secretariaat pleegzorg Datum: Afdelingswerkboek Pleegzorg 2011

453

You might also like