You are on page 1of 4

Altaar: (Latijns Alta ara), in de oudheid een verhoging voor offers; het christelijke altaar is sinds de 3de eeuw

als symbolische 'Tafel des Heren' de plaats voor het gebed en het eucharistische avondmaal. Het altaar bestaat uit een stenen mensa (altaarblad) dat door stipes (stelen) wordt gedragen. Uit het idee om boven het graf van Christus (als centrale cultusplaats) een altaar op te richten, ontstond het idee van het graf (crypte) met de relikwieen van een heilige. Apsis: Gewelfde, half cirkelvormige afsluiting van een bouwwerk, gewoonlijk een kerk.

Arcade: Boogstelling, rustend op pijlers of zuilen, vrijstaand of blind (met de muur verbonden). Arcatuur: Arcade van kleine bogen, vooral als siermotief toegepast Archivolt: De omlijsting van een boog of een aantal van dergelijke omlijstingen bij een Timpaan, vaak met beeldhouwwerk versierd. Classicisme: een terugkeer naar de stijl, motieven of waarden van de kunst van het oude Griekenland en Rome (Klassieke oudheid). Er zijn diverse perioden in het Classicisme geweest die werden gekenmerkt door ingetogenheid, harmonie, evenwicht en morele ernst, waarbij de onderwerpen vaak werden gehaald uit de geschiedenis, mythologie of Klassieke oudheid Crypt: een gewelf onder het koor van een kerk, waardoor de vloer van het koor hoger is dan die van het schip. Dominicanen: (Lat. Ordo Praedictatorum, orde van predikers), een orde van bedelpaters in 1216 gestich door Dominicus om het geloof te verspreiden door middel van preken en onderwijs. De dominicanen behoorden tot de invloedrijkste religieuze ordes in de late middeleeuwen. Hun intellectuele autoriteit werd gevestigd door figuren als Albertus Magnus en Thomas van Aquino. Evangeliarium: handschrift (in de middeleeuwen, later ook in gedrukte vorm) met de volledige teksten van de evangelin. In boekvorm uitgevoerd, waren ze voor de liturgieviering bestemd. evangeliariums behoren tot de opmerkelijkste kunstschatten uit de middeleeuwse boekverluchting Franciscanen: een bedelorde gesticht door Franciscus van Assisi (die pauselijke goedkeuring kreeg in 1223). De leden houden zich bezig met liefdadigheid en missiewerk en leggen de nadruk op de verering van de Heilige Maagd, wat van invloed is geweest op de afbeeldingen van de Madonna in de kunst. Galerij: Een verdieping geplaatst boven de zijbeuken van een kerk en onder de lichtbeuken of in een kerk met een vierzijdige opstand, onder het triforium en boven de arcade van het schip die de galerij aan de open zijde steunt. Gordelboog: Boog die loodrecht op de lengteas van een gewelf of reeks gewelven staat. Vaak toegepast bij een tonggewelf, als ondersteuning van het gewelf en als scheiding van de traveen . Humanisme: Een intellectuele beweging die in de 14e eeuw in Italie opkwam. deze was gebaseerd op de herondekking van de klassieke wereld en verving het middeleeuwse beeld van de mensheid als in beginsel zondig en zwak door een nieuwe en overtuigende nadruk te leggen op de aangeboren morele waardigheid en het intellectuele en creatieve potentieel. Het humanisme kwam niet zozeer met specifieke ideeen als wel met een

andere houding ten opzichte van de wereld, die tot uiting kwam in de kunst en literatuur, wetenschap en filosofie en in het ontstaan van de moderne natuurwetenschappen. Koor: In de kerkbouw een vierkante of rechthoekige ruimte tussen de apsis en het schip of transept, bestemd voor de geestelijken en de zangers van het koor. Het is meestal van de rest van de kerk afgescheiden door treden, een schot of traliewerk of een koorwerk.

Kruisgewelf: twee snijdende tonggewelven. De snijlijnen van de gewelfvelden worden graten genoemd. Kruisribgewelf: Een (kruis) ribgewelf heeft een geraamte van gewelfde diagonale ribben, waartussen de gewelfvelden zijn opgevuld met lichtere steen. Latei: Balk van hout, steen of ander materiaal, die een deur-, venster-, of andere opening overspant en meestal het erboven liggende muurwerk draagt. Narthex: Portaal of vestibule voor de hoofdingang. Pijler: Een rechtop staande drager, gewoonlijk rechthoekig en soms met kapiteel en basement. Portaal: Een deur of toegang, over het algemeen monumentaal en met rijk beeldhouwwerk versierd. Rib: een slanke, vooruitspringende, op een boog lijkende constructie ter ondersteuning van een gewelf Sacristie: (Lat. sacer, heilig), een ruimte die bij een kerk hoort en meestal wordt gebruikt voor het onderbrengen van gewaden en religieuze gebruiksvoorwerpen en waarin zich vaak een altaar bevindt. Schalk: Drager in de vorm van een dunne half zuil of colonnet, geplaatst tegen of verheeld met de muur of pijler ter ondersteuning van gewelfribben, bogen en dergelijke. Schip: Het gedeelte van de kerk waar de gemeente zich verzamelt, gewoonlijk het westelijke gedeelte, geflankeerd door zijbeuken.

Servieten: Een religieuze orde die in 1240 werd gestich door een groep Florentijnen die zichzelf wijdden aan de verering van de Maagd Maria. Ze volgden de regels van de H. Augustinus. Tempera: (Lat. temperare, 'Mengen in de juiste verhouding'), een schildermethode waarbij de pigmenten worden gemengd met een emulsie van water en eierdooier of hele eieren (soms lijm of melk). Tempera werd veel gebruikt in de Italiaanse kunst van de 14e en 15e eeuw, voor zowel paneelschilderijen als fresco en werd vervolgens verdrongen door olieverf. Temperakleuren zijn helder en doorschijnend, hoewel er weinig tijd is om ze te mengen omdat de verf heel snel droogt. Vloeiende overgangen tussen kleuren worden gecreerd door lichtere en donkere lijnen aan een droog geverfd vlak toe te voegen. Timpaan: In de middeleeuwse bouwkunst het stuk tussen een boog en de koppelbalk van een deur of raam, gewoonlijk van relifwerk voorzien. Tonggewelf: Een tongewelf is een half cilindervormig dak met achtereenvolgende bogen, gewoonlijk gemaakt van steen, baksteen of beton. Transept: dwarsschip van een kerk met kruisvormig grondplan. Men spreekt ook wel van noorder- en zuidertransept, waarmee alleen de kruisarmen worden bedoeld.

Travee: Als eenheid te beschouwen, verticaal segment van het exterieur of interieur van een gebouw, gemarkeerd door de plaatsing van ramen, steunberen, de opeenvolging van gewelven en dergelijke. Triforium: Gang, uitgespaard in de dikte van de muur boven de arcade en onder de lichtbeuk van Romaanse of Gotische kerk met bogen geopend naar het schip. Triptiek: (Gr. triptychos,'drievoud'), een schilderij in drie delen, meestal een altaarstuk dat bestaat uit een centraal paneel en twee buitenpanelen Trumeau: Stenen post in het midden van een ingang ter ondersteuning van een timpaan

Viering: Ruimte waar in een schip, koor en transept elkaar snijden.

Zijbeuk: Deel van een kerk of een vergelijkbare ruimte, evenwijdig aan het middenschip en ervan gescheiden door zuilenrij of in sommige gevallen door een wand.

Westwerk: Voorgebouw aan het westelijke uiteinde van Karolingische of Romaanse kerk, bekroond door een forse toren (soms geflankeerd door kleinere torens); het middengedeelte heeft twee verdiepingen en bevat een vierkante ruimte die in open verbinding staat met de kerk.

You might also like