You are on page 1of 9

CONCEPT

"Oog voor elkaar"


"Ondernemend samenleven"

Coalitieprogramma 2014 - 2018 SGP, CU, VVD en CDA

1. Opzet programma op hoofdlijnen Dit programma bevat de hoofdlijnen van beleid voor de zittingsperiode 2014 - 2018. Het omvat algemene uitgangspunten en randvoorwaarden (paragraaf 3) die in acht genomen worden en houdt rekening met verwachte ontwikkelingen en de gevolgen daarvan (paragraaf 4). In paragraaf 5 is, rekening houdend met het gestelde in de paragraven 3 en 4, in hoofdlijnen aangegeven waar de coalitie in deze zittingsperiode accenten wenst te leggen. De in het programma opgenomen punten zijn geordend per ontwikkeling genoemd in paragraaf 4 en daarbinnen per begrotingsprogramma. Na 2 jaar wordt de haalbaarheid van de doelstellingen van het Coalitieprogramma20142018 bezien.

2. Bevindingen informateur 2.a. Coalitiepartijen Vrijdag 28 maart 2014 heeft de informateur, de heer A. Verbree, geadviseerd besprekingen te starten om te komen tot een college bestaande uit vertegenwoordigers van SGP, CU, VVD en CDA. 2.b. Programma De per politieke partij bij de informateur ingebrachte uitgangspunten en prioriteiten voor het Programma 2014 - 2018, waaronder de prioriteiten voor de decentralisaties, wensen en niet-onderhandelbare punten, vormen de basis voor dit programma. 2.c. Portefeuilleverdeling In de gesprekken met de informateur is de voorkeur voor de portefeuilles in het nieuw te vormen college verkend. Die portefeuilles zijn verdeeld nadat de onderhandelingen over het programma waren afgerond. Het resultaat is in bijlage 1, dat onderdeel van dit programma wordt geacht uit te maken, weergegeven. (Dit overzicht zal later toegevoegd worden) 3. Algemene uitgangspunten en randvoorwaarden Bij de opstelling van dit programma zijn de volgende algemene uitgangspunten gehanteerd. 3.a. Bezuinigingsopgave 2014 t/m 2017 en de Hervormingsagenda In de meerjarenbegroting 2014 t/m 2017 is de gemeentelijke bezuinigingstaakstelling vastgesteld op een tot 2,8 miljoen oplopend bedrag in 2017. Die taakstelling wordt door bezuinigingen en hervormingen van beleid gerealiseerd. Voor het deel dat door hervormingen van beleid moet worden gerealiseerd is op 12 september 2013 een Hervormingsagenda (kadernota) vastgesteld. Die kaders moeten in de zittingsperiode 2014 - 2018 zodanig in beleid worden omgezet dat de al ingeboekte financile resultaten ook daadwerkelijk worden gerealiseerd, dan wel alternatieven daarvoor in de plaats worden gesteld. 3.b. Duurzaam Financieel Beleid Conform het Besluit Begroting en Verantwoording moet verplicht een meerjarenbegroting worden opgesteld voor de drie jaren volgend op het begrotingsjaar. Vanuit de behoefte om, gezien de forse investeringsopgave vooral op het gebied van

onderwijshuisvesting, langere tijd vooruit te kijken, wordt het principe van Duurzaam Financieel Beleid gehandhaafd. Kern van dit beleid is duurzaam evenwicht tussen inkomsten en uitgaven. Daarbij wordt 10 jaar vooruit gekeken. Het Delta-dividend wordt conform de richtlijnen van de Provincie Zeeland structureel ingezet. Verder houden wij rekening met ontwikkelingen als de Wet markt en overheid, vennootschapsbelasting voor overheidsbedrijven en de Wet houdbare overheidsfinancin (Hof). In dat kader komt, naast evenwicht tussen inkomsten en uitgaven, steeds meer nadruk te liggen op een houdbare financile positie. Wij sturen daarom de komende zittingsperiode op: beheersing van de risico's (vooral op het terrein van grondexploitatie en decentralisaties) en vertaling van niet afgedekte risico's naar een weerstandsvermogen van minimaal voldoende omvang; een houdbare schuldpositie in relatie tot de grondpositie en toekomstige investeringen; een solide reservepositie., 3.c Lastendruk Voor de ontwikkeling van de lastendruk in de periode 2015-2018 wordt verwezen naar paragraaf 5, onder 16.

3.d. Financile ruimte voor nieuw beleid en investeringen Het huidig perspectief binnen de meerjarenbegroting 2014-2017 en het Duurzaam Financieel Beleid (bijlage 3) biedt geen ruimte voor nieuw beleid en nieuwe investeringen. Wij anticiperen op dit moment niet op toekomstige ruimte. Jaarlijks wordt bij de Kadernota de financile ruimte bepaald, rekening houdend met ontwikkelingen (decentralisaties, rechtspositie enz.) en tegenvallers (niet realiseren bezuinigingen Hervormingsagenda, enz.) binnen het staand beleid. Ruimte die op die manier ontstaat wordt benut om de in dit programma geformuleerde prioriteiten te realiseren. 3.e. Samenwerken en gemeenschappelijke regelingen Voor de realisatie van bepaalde taken werkt de gemeente, al dan niet verplicht, samen met andere gemeenten. In een aantal gevallen zijn die taken overgedragen aan een zelfstandige organisatie die deze taken voor en namens alle samenwerkingspartners uitvoert. Zo neemt de gemeente Tholen deel in twaalf gemeenschappelijke regelingen. De invloed op en zeggenschap door het gemeentebestuur in die regelingen, zowel wat betreft de taken als de uitvoeringskosten daarvan, dient te worden vergroot. Dit geldt evenzeer voor de andere samenwerkingsverbanden. Daarnaast wordt de uitvoering van taken tussen overheden veelvuldig afgestemd. Er wordt bezien op welke wijze die bestuurlijke drukte kan worden verminderd. 3f. Regeldruk Er wordt gericht gewerkt aan verlaging van de regeldruk voor burgers en het bedrijfsleven.

3.h. Voorbehoud. Voorbehouden zijn toegestaan op het moment dat het gaat om onderwerpen die partijen niet kunnen verenigen met hun (ideologische) principes. Partijen komen overeen dat zij op de betreffende onderdelen niet zelf met voorstellen komen. Andere

verschillen van opvatting worden binnen het kader van dit programma uitonderhandeld. De VVD houdt zich het recht voor ten aanzien van het ambtsgebed en de koopzondag een afwijkend standpunt in te nemen. 4. Ontwikkelingen periode 2014 - 2018 en de gevolgen daarvan Er speelt een aantal ontwikkelingen dat de komende jaren bepalend is voor de taken en de bestuurlijke en ambtelijke organisatie van gemeenten. 4.a. Eerste overheid De gemeente is de dichtst bij de burger staande overheid en vormt daarmee het eerste aanspreekpunt voor die burger. Dit heeft consequenties voor de dienstverlening door de gemeente. Het nieuw in te richten gemeentelijk Klant Contact Centrum (KCC) wordt de ingang voor de burger voor vragen aan de overheid. De organisatie wordt daarvoor aangepast, de medewerkers bijgeschoold en de kanalen waarlangs de dienstverlening plaatsvindt worden heringericht en geoptimaliseerd. Hiertoe is het programma Dienstverlening opgezet, dat in 2015 wordt afgerond. De ontwikkelingen vanaf 2015 worden separaat bezien. Voor de Rijksoverheid is die positie aanleiding om meer taken aan de gemeenten over te dragen. De drie decentralisaties in het sociaal domein zijn daarvan het meest actuele voorbeeld. Vanaf 1 januari 2015 is de overdracht van die taken een feit. In 2014 moet de invoering daarvan worden afgerond (inclusief de organisatorische vormgeving) en in de jaren daarna zullen het beleid en de uitvoering met de ketenpartners verder op maat gesneden moeten worden. Deze positie stelt hoge eisen aan de bestuurs- en uitvoeringskracht van de gemeente. Daarop worden de gemeenten beoordeeld en "afgerekend". De ambitie van het gemeentebestuur is hierin leidend. In samenspraak met andere overheden ("Tafel van 15") wordt bezien op welke wijze deze randvoorwaarde naar de toekomst toe kan c.q. moet worden ingevuld c.q. de vorm waarin die kan worden versterkt. 4b. Participatiesamenleving Door de veranderde sociaal-economische omstandigheden n behoeften uit de samenleving ontwikkelt zich een sociaal systeem waarin niet langer de overheid de primaire verantwoordelijkheid draagt voor het welzijn van de burgers. De verzorgingsstaat ontwikkelt zich door naar een participatiesamenleving waarin een ieder die dat kan, verantwoordelijkheid neemt voor zijn of haar eigen leven en omgeving. De rol en taken van de overheid veranderen daardoor ingrijpend. Deze cultuuromslag vraagt voor alle belanghebbenden, gemeentebestuur en burgers, tijd en een goede begeleiding. Hiertoe wordt in samenspraak met de samenleving, kerken en overige maatschappelijk middenveld een gemeentebrede visie en aanpak ontwikkeld die, stap voor stap, wordt uitgerold. In dit kader zal in ieder geval duidelijk moeten worden welke taken de gemeente in de tijd teruglegt naar de samenleving en welke rol de samenleving ter zake nog van gemeente mag verwachten. Hervormingen Hiervoor is onder 3.a. reeds de Hervormingsagenda in relatie tot de bezuinigingsopgave aan de orde gekomen. Los van die bezuinigingsopgave, zal in het licht van de ontwikkeling van

4c.

de participatiesamenleving, op basis van de beoogde rol van en resterende taken voor de gemeentelijke overheid, bezien worden of en zo ja op welke wijze het gemeentelijk beleid en de werkwijze van het bestuur en de ambtelijke organisatie aan die ontwikkeling aangepast moet worden. Deze hervormingen zijn derhalve niet ingegeven door een bezuinigingstaakstelling maar door fundamentele opvattingen over de rol en taken van de Thoolse gemeentelijke overheid. 4d. Toekomstvisie De visie op de ontwikkeling die voor Tholen in de periode tot en met 2025 wordt nagestreefd is in 2013 geactualiseerd. Deze visie, "Tholen in het vizier" geeft de richting aan. Jaarlijks zal bij de Kadernota bezien worden welke onderdelen voor een nadere uitwerking c.q. uitvoering in enig jaar (kunnen) worden opgevoerd. De bestuurlijke drukte, decentralisatie van taken, internationalisering, houdbare overheidsfinancin en actieve burgers vormen voor de Rijksoverheid het motief om het binnenlands bestuur te moderniseren. Dit voornemen, dat door het Kabinet is vastgelegd in de nota Bestuur in Samenhang. De bestuurlijke organisatie in Nederland", is voor de vijftien Zeeuwse Overheden (ZO), provincie, waterschap en dertien gemeenten, aanleiding geweest het initiatief te nemen om via een gezamenlijk proces tot een visie op de bestuurlijke toekomst van Zeeland te komen. Daartoe is de "Tafel van 15" in het leven geroepen. Via een projectmatige aanpak, wordt langs drie sporen, te weten een bestuurlijk spoor, een innovatief experiment en een organisatorisch spoor, een veerkrachtig bestuur in Zeeland nagestreefd dat toekomstbestendig en herkenbaar is en dat voldoende slagkracht heeft om de op de overheden afkomende maatschappelijke opgaven aan te kunnen. Vr de zomer van 2014 wordt het Plan van Aanpak in een informatie- en consultatietraject aan de betrokken besturen van de provincie, het waterschap en de gemeenten en belanghebbenden, burgers en bedrijfsleven voorgelegd. Na verkregen instemming wordt in het najaar van 2014 een afzonderlijk, gedetailleerd Plan van Aanpak met tijdsplanning voor de drie genoemde sporen opgesteld en na vaststelling door de "Tafel van 15", door de projectorganisatie in uitvoering genomen. Een communicatieplan maakt daar eveneens deel van uit. Op basis daarvan worden de besturen en belanghebbenden, afgestemd op hun rol en belang, in het proces meegenomen en betrokken. Op de hierboven omschreven wijze participeert Tholen in dit project. Deze ontwikkelingen zullen de komende jaren een ingrijpende verandering in onze samenleving teweeg brengen. Bij de uitwerking en uitvoering van (de prioriteiten in) het programma op hoofdlijnen 2014 - 2018 zal daarmee terdege rekening moeten worden gehouden. 4.e. Overige, inhoudelijke, ontwikkelingen Naast de hiervoor genoemde ontwikkelingen, wordt een groot aantal inhoudelijke ontwikkelingen op verschillende beleidsterreinen voorzien, waarmee de gemeente de komende jaren aan de slag moet. Voor zover deze punten niet in dit programma op hoofdlijnen zijn meegenomen, worden ze te gelegener tijd bij de Kadernota voor enig jaar opgevoerd. 5. Programma op hoofdlijnen 2014 - 2018 De overeenkomsten en verschillen tussen al de partijen zijn bij de onderhandelingen bezien. Op basis daarvan is onderstaand programma op hoofdlijnen tot stand gekomen.

De algemene uitgangspunten en randvoorwaarden genoemd in paragraaf 3 en de ontwikkelingen genoemd in paragraaf 4 worden geacht hiervan onderdeel uit te maken.

Eerste Overheid
Programma Bestuur. 1. Tholen zelfstandig, waar nodig en mogelijk samenwerken. In het (concept) Plan van Aanpak van "De Tafel van 15", welke op 14 mei 2014 in een Netwerkbijeenkomst wordt gepresenteerd, wordt er vanuit gegaan dat Tholen een zelfstandige Zeeuwse gemeente blijft. Langs drie sporen (bestuurlijk, innovatief experiment en organisatorisch; zie paragraaf 4.d., wordt bezien op welke wijze de bestuurlijke organisatie naar de toekomst toe kan worden versterkt. Tot het spoor "organisatie" behoort een onderzoek naar samenwerking op het terrein van de bedrijfsvoering en primaire taken. Daarbij wordt bezien op welke niveau die samenwerking gestalte kan krijgen, regionaal en/of Zeeland-breed. Bij het spoor "innovatief experiment" wordt, gezien de ligging, voorgesteld in de gemeente Tholen een pilot te starten die als voorbeeld en toets kan dienen hoe die (beoogde) bestuurlijke en ambtelijke organisatie vorm en inhoud kan worden gegeven. Het (concept) Plan van Aanpak omvat ook een onderzoek naar de bundeling en integratie van (bepaalde) gemeenschappelijke regelingen. De gemeenteraad wordt in juni 2014 zijn zienswijze op dit Plan van Aanpak gevraagd. Een en ander laat onverlet dat de samenwerking c.q. afstemming met de West-Brabantse gemeenten evident is. Daarenboven zal voor bepaalde thema's samenwerking op een andere schaal plaatsvinden, bijvoorbeeld binnen de Zuid-Westelijke Delta, Zeeland en Midden en West-Brabant. Daarnaast loopt er inmiddels een intern traject tot doorontwikkeling van de ambtelijke organisatie. Daarin worden de bestuurlijke keuzes t.a.v. de ontwikkelingen genoemd in paragraaf 4 (1ste Overheid, hervormingen/taken, participatiesamenleving, en bestuurskracht/uitvoeringskracht) vertaald naar de gevolgen voor de omvang (taken capaciteit) en inrichting en werkwijze van de organisatie, aan medewerkers te stellen eisen, enz. 2. Interne bestuurlijke organisatie: stelsel van raads- en commissievergaderingen. Op basis van de opvattingen van de gemeenteraad, zal er een voorstel worden voorbereid over de vergaderstructuur en -cultuur. Voor het in kaart brengen van die opvattingen zal door de griffier in samenspraak met de Fractievoorzitters, een proces worden voorbereid. Het college zal dit proces faciliteren.

3. Zichtbaarheid in de kernen. De zichtbaarheid van (leden van ) de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders wordt in het licht van de participatiesamenleving vergroot. Om de ontwikkeling van de participatiesamenleving (verder) in gang te zetten, worden de krachten in de samenleving gemobiliseerd en gestimuleerd. Door de verschuiving van taken en daardoor veranderende rollen, komt de nadruk voor het gemeentebestuur steeds meer op een

faciliterende en/of stimulerende rol te liggen. De kracht binnen de samenleving kan bijvoorbeeld benut worden om bewoners een op de toekomst gericht plan op te laten stellen. De dienstverlening zal dienovereenkomstig aangepast worden, zodanig dat de kracht van de samenleving benut wordt;, te denken valt aan dorpstafels, wijkteams en platforms. Aangaande bevoegdheden en verantwoordelijkheden worden vooraf door het gemeentebestuur heldere kaders gegeven.-. 4. Projectmatig werken. Ambtelijk wordt projectmatig werken gecontinueerd. Echter het college is bestuurlijk collegiaal verantwoordelijk voor al de projecten. Vanuit de verantwoordelijkheden op basis van de portefeuilleverdeling n het zijn van collegelid, levert ieder collegelid daarin zijn inbreng. Afhankelijk van het op enig moment overheersende beleidsterrein bij een project, is die portefeuillehouder op dat moment de primus inter parus intern en naar buiten toe. Binnen het college worden daarover (nadere) afspraken gemaakt. Programma Onderwijs. 5. Onderwijs(huisvesting), brede school Tholen en overige kernen in relatie tot thuisnabijheid, passend onderwijs en keuzevrijheid. Er zijn, naar aanleiding van het Thoolse Onderwijssypmposium, nadere afspraken gemaakt met het onderwijsveld over de ontwikkeling van de brede school-gedachten en thuisnabij en passend onderwijs. Tholen Stad is aangemerkt als pilot. Ten aanzien van de overige kernen, zal per kern bezien en onderzocht worden, welk vorm van onderwijshuisvesting toepasbaar en haalbaar is. De kwaliteit van het onderwijs staat voorop, waarbij, binnen de wettelijk kaders, de keuzevrijheid gewaarborgd blijft. Belangrijk is dat het onderwijsveld hier leidend in is. Programma Welzijn/Sociale voorzieningen. 6. Decentralisaties algemeen; maatwerk, voorkant lokaal inrichten. Ten aanzien van de decentralisaties zal aan de voorkant genvesteerd worden door in te zetten op preventie en door een vorm van brongericht (thuisnabij) werken door te voeren, afgestemd op de Thoolse situatie. Het beleidsuitgangspunt m.b.t. de decentralisaties in het sociaal domein is dat deze voor de gemeente budgettair neutraal verloopt. De van de Rijksoverheid te ontvangen bedragen worden volledig voor dit doel ingezet. De uitvoering van het beleid wordt gemonitord en daarbij wordt van het begin af aan ingezet op het beheersen van de risicos. Vanzelfsprekend zijn de behoeftes leidend en zijn de risicos van het open eind onmiskenbaar. Jaarlijks zal op basis van de cijfers in de Jaarrekening en de actuele situatie bij de Kadernota (zie paragraaf 3.d.) bezien worden hoe dit beleidsuitgangspunt is uitgepakt en welke conclusies daaraan dan verbonden moeten worden. 7. Wet maatschappelijke ondersteuning. Per 1 januari 2015 wordt de Awbz-begeleiding overgeheveld naar de WMO. De dagbesteding voor ouderen wordt als onderdeel van het in samenhang te ontwikkelen WMO-beleid gecontinueerd. Binnen de wettelijk kaders zal de keuzevrijheid voor identiteitsgebonden zorg gewaarborgd blijven. Het beleid wordt vr 1 januari 2015 door de gemeenteraad vastgesteld.

8. Participatiewet: meedoen. De belangrijkste doelstelling van de Participatiewet is te voorkomen dat mensen 'aan de zijlijn blijven staan' en op die manier in een sociaal isolement terecht komen, en dat naar vermogen een tegenprestatie wordt verricht. Voor de tegenprestatie op grond van de Participatiewet wordt beleid geformuleerd. In aanloop naar de Participatiewet worden uitkeringsgerechtigden gestimuleerd naar vermogen te participeren. 9. Armoedebeleid. Binnen het armoedebeleid wordt nadrukkelijk ingezet op het voorkomen dat inwoners tussen wal en schip geraken. De actualisatie van het armoedebeleid wordt in 2014 opgestart , waarbij ingezet wordt op het wegnemen van belemmeringen om te kunnen participeren met als ultiem doel het verkrijgen van werk. Voor het actualiseren van het armoedebeleid zal gebruik gemaakt worden van een geactualiseerde minima-effect-rapportage (MER) van het Nibud.

Participatiesamenleving.
Programma Veiligheid. 10. Integrale veiligheid. In 2014 wordt de nota Integrale Veiligheid vastgesteld, waarbij het voorkomen van woninginbraken nadrukkelijk de aandacht zal krijgen. Afhankelijk van de resultaten van de pilot buurtpreventie in Sint-Maartensdijk zal worden bezien of een koppeling mogelijk is tussen buurtpreventie en zorg (wijkteams).

Overig.
Programma Economie en Toerisme. 11. Economie. Er wordt uitvoering gegeven aan het vastgesteld beleid, waarbij de detailhandel in alle kernen nadrukkelijk de aandacht dient te verkrijgen. Relevant hierbij is het koopgedrag van de consument. 12. Toerisme. Het bedrag van 400.000,00 voor de uitvoering van het toeristisch ontwikkelingsplan wordt gehandhaafd. In het activiteitenplan 2015 worden accenten gelegd op wandelen en fietsen. Door middel van co-financiering worden extra financile middelen gecreerd. 13. Samen vitaal ondernemen. De aandacht voor alle ondernemers dient te worden gecontinueerd en mogelijk gentensiveerd. Er moet ruimte zijn voor nieuwe initiatieven. In overleg met alle ondernemers wordt bezien of er een Ondernemersfonds kan worden opgericht waaruit initiatieven financieel kunnen worden ondersteund. Investeringen dienen wel resultaat op te leveren. Het te bereiken resultaat dient vooraf te worden benoemd. Ondernemers en gemeente dienen financieel bij te dragen aan de voeding van het fonds Programma Wonen.

14. Ruimte voor uitbreiding bedrijvigheid in het buitengebied. Er dient ruimte te zijn voor uitbreiding van (agrarische) bedrijven. Aandacht moet worden gegeven aan de stikstofproblematiek, vergroting van de agrarische bouwvlakken, duurzaamheid en landschappelijke inpassingen. Programma Algemene Dekkingsmiddelen. 15. Investeringsfonds Samenleving. De coalitie heeft een stimuleringsregeling, Investeringsfonds Samenleving, voor ogen, die de Thoolse samenleving uitdaagt om te participeren naar vermogen. De coalitie wil het fonds benutten om initiatieven vanuit de samenleving te stimuleren. De huidige reserve Beeldende Kunst wordt omgezet in een Investeringsfonds Samenleving, welke gevoed wordt door toevoeging van 2 per m verkochte grond uit de reguliere grondexploitaties voor woningbouw en bedrijventerreinen. Het fonds wordt aangewend voor de decentralisaties, economie, leefbaarheid, fysieke leefomgeving (inclusief kunst in de openbare ruimte) en participatiesamenleving. De aanwendingsrichting wordt nader uitgewerkt. 16. Ontwikkeling woonlasten. Er wordt een dubbele begrenzing toegepast op de ontwikkeling van de woonlasten: enerzijds blijft de in eerdere perioden gehanteerde grens 'niet hoger dan het landelijk gemiddelde' bestaan, anderzijds mag de jaarlijkse verhoging van de lastendruk het inflatiepercentage niet overstijgen. Onder de woonlasten wordt verstaan de combinatie van OZB, rioolheffing en afvalstoffenheffing. Afvalstoffenheffing en rioolheffing worden kostendekkend geheven. De begrenzingen gelden voor het geheel, de afzonderlijke onderdelen mogen een afwijkende ontwikkeling laten zien, zolang het geheel van de woonlasten binnen de grenzen blijft. Grote projecten. 17. Impuls Sint-Maartensdijk-Scherpenisse. Voor het project Impuls Sint-Maartensdijk-Scherpenisse, onderdeel Geertruidapolder, wordt zo spoedig mogelijk een keuze gemaakt voor t een scenario.

You might also like