You are on page 1of 12

1

Samenvatting beleidskunde
Inhoud van het vak Het thema van het blok is wat is beleid?. Bij Beleidskunde in het
vorige blok heb je geleerd dat beleid het antwoord is op een maatschappelijk
probleem. Beleid bestaat uit doelen, middelen (instrumenten) en tijdskeuzen. In dit
blok ga je bij Beleidskunde dieper in op de onderdelen van beleid. Je leert
verschillende type beleidsdoelen te onderscheiden en je kunt de werking van de
verschillende type beleidsinstrumenten aangeven. Ook ben je in staat om aan te
geven wat de functie is van een beleidstheorie en waaruit deze bestaat. Tot slot leer
je het krachtenveld waarbinnen beleid plaatsvindt (beleidsomgeving) kennen. De
inhoud van beleid staat beschreven in een beleidsnota. Om beleid te kunnen
beschrijven, moet je als bestuurskundige in staat zijn om een nota te analyseren. Dit
oefen je bij het vak Beleidskunde.
Relatie met het beroepsproduct In dit blok werk je individueel aan het opzetten en
uitvoeren van een beschrijvend onderzoek naar een door jezelf gekozen beleid in de
praktijk. Het doel van het onderzoek is het beschrijven van dit beleid. In het
onderzoek maak je gebruik van de vier invalshoeken waaronder Beleidskunde. Dit vak
levert de kennis en vaardigheden aan waardoor je in staat bent om voor de
invalshoek van Beleidskunde de juiste onderzoeksvragen op te stellen en verzamelde
informatie te analyseren.
Leerdoelen Na afloop van het onderdeel Beleidskunde:
1. Is de student in staat verschillende typebeleidsdoelen te onderscheiden;
2. Kan de student beoordelen of een beleidsdoel SMART geformuleerd is;
3. Kan de student aangeven wat de werking van de verschillende type
beleidsinstrumenten is;
4. Kan de student aangeven wat de functie van een beleidstheorie is en waaruit
deze bestaat;
5. Is de student in staat een beleidstheorie in een casus te herkennen en die te
expliciteren;
6. Is de student in staat de krachten en machten van de beleidsomgeving te
herkennen en te beschrijven;
7. Is in staat om een beleidsnotitie over een eenvoudig beleidsprobleem te
analyseren (aanleiding, doelen, middelen en beleidstheorie).

2
Inhoudsopgave
Week 1 ............................................................................................................................. 3
Beleidscyclus ....................................................................................................................................................................... 3
Wat is de aanleiding voor het schrijven van beleid? .......................................................................................... 3
Week 2 ............................................................................................................................. 4
Formeel/Procedurele aanleiding ............................................................................................................................... 4
Maatschappelijke problemen/ambities ................................................................................................................... 5
Week 3 ............................................................................................................................. 5
Beleidsdoelen ..................................................................................................................................................................... 5
SMART ................................................................................................................................................................................... 6
Beleidsinstrumenten ....................................................................................................................................................... 6
Werking beleidsinstrumenten ..................................................................................................................................... 7
Tijdskeuze ............................................................................................................................................................................ 8
Doelgroep ............................................................................................................................................................................. 8
Week 4 ............................................................................................................................. 9
Beleidstheorie..................................................................................................................................................................... 9
Week 5 ........................................................................................................................... 11
Beleidsomgeving (krachten en machten) ............................................................................................................. 11
Machten ....................................................................................................................................................................................11
Krachten ..................................................................................................................... Error! Bookmark not defined.


3
Week 1

In week 1 hebben we behandeld wat beleid eigenlijk is. Kort omschreven is beleid een
antwoord op een maatschappelijk probleem dat op de politieke agenda staat.

Beleid heeft twee gezichten beleid is niet alleen een samenstel van doeleinden, middelen
en tijdskeuzes. Het is tegelijk ook een antwoord op een probleem. Het is een poging een
probleem op een bepaalde manier, namelijk doelgericht denken en handelen, op te
lossen, te verminderen of te voorkomen.

Beleidscyclus
- Agendavorming
- Beleidsvoorbereiding
- Beleidsbepaling
- Beleidsuitvoering
- Beleidsevaluatie
- Beleidsterugkoppeling

Wat is de aanleiding voor het schrijven van beleid?

















Zoals hier boven te zien verander je met beleid de huidige situatie naar de gewenste
situatie.

Beleid is vervat in een beleidsnota. Hierin staan de directe aanleiding en beschrijving
van het maatschappelijk probleem. De doelen die er gesteld zijn, de
instrumenten/maatregelen die er getroffen gaan worden, het tijdspad dus wanneer het
doel behaald moet zijn, de financin, wat het mag gaan kosten en uit welke kostenpost
dit gehaald gaat worden en als laatste de uitvoering hier staat met name in wie het
beleid uit gaat voeren.

4
Zoals we in ons beroepsproduct ook hebben we gedaan kijk je bij beleidskunde naar een
aantal aspecten van het beleid.
- Wat is de aanleiding voor het schrijven van het beleid
- Welke maatschappelijke problemen wil de organisatie oplossen met het beleid
- Welke doelen zijn er gesteld aan het beleid
- Wat is de doelgroep van het beleid
- Welke instrumenten zet de organisatie in
- Wanneer moet het doel behaald zijn
- Welke personen voeren het beleid uit
Week 2

In week 1 hebben we geleerd wat beleid nou eigenlijk is en waar je het in kan
onderverdelen en welke vragen je erover kunt stellen. In week 2 gaan we in op de
aanleiding van het schrijven van beleid en een uitleg over maatschappelijke problemen.

Beleid kent feitelijk twee soorten aanleidingen:

1: Formeel/procedureel

2: Er is een maatschappelijk probleem dat op de agenda staat waarvoor een oplossing
moet komen

Deze twee ga ik hieronder verder toelichten

Formeel/Procedurele aanleiding
Dit kan zijn dat de gemeenteraad vraagt om het beleid, het staat in het regeer- of coalitie
akkoord, De evaluatie van het vorige beleid, er is nog geen beleid ontwikkeld of er is een
besluitvorming van hogere overheden. Denk bij de laatste aan Den Haag, Europa of
provinciale staten. Medebewind dus.

Hieronder een voorbeeld van een formeel/procedurele aanleding:



5
Maatschappelijke problemen/ambities
In tegenstelling tot bij een formele/procedurele aanleiding is deze aanleiding niet
vanwege medebewind, maar vanuit autonomie. Hier is er een situatie bijvoorbeeld in
een gemeente die ongewenst is. Om een maatschappelijke aanleiding (zo noem ik het
vanaf nu voor het schrijfgemak) uit te leggen ga ik eerst dieper in op problematiek,
normatiek en optiek. Drie begrippen die belangrijk zijn om te weten.

Zoals het boek en de sheets het omschrijven:
Problematiek: Verschil/discrepantie tussen een maatstaf/norm/gewenste situatie en een
voorstelling van een bestaande of verwachte situatie

Normatiek: Stelsel van waarden dat richting geeft aan je handelen en bepaalt wat voor de
norm de gewenste situatie is. Bijvoorbeeld een politieke ideologie.

Optiek: Verschillende invalshoeken waarmee je naar een probleem kijkt.

Om dit terug te koppelen naar het maatschappelijk probleem kun je het als volgt zien.
Jou normatiek heeft invloed op wat jij denkt dat de beste oplossing is voor de
problematiek. Een maatschappelijke aanleiding ontstaat vaak doordat burgers van een
gemeente of journalisten ervoor zorgen dat er iets op de agenda komt. Hierdoor neemt
de gemeente een (autonoom) besluit om beleid te gaan schrijven om dit probleem op te
lossen.

Week 3

In week drie gaan we dieper in op de beleidsdoelen, beleidsinstrumenten en de
tijdskeuze die je hier aan vast hangt.

Beleidsdoelen
Er zijn twee soorten beleidsdoelen:
- Einddoel
- Tussendoel

Het einddoel is wat je uiteindelijk wilt bereiken. Om dit beter uit te kunnen leggen neem
ik mijn eigen beleid als voorbeeld. Woninginbraak beleid van de gemeente Rozendaal.
Dit is geschreven, omdat er met het jaar meer ingebroken werd. Het einddoel van de
gemeente is er om er voor te zorgen dat het aantal inbraken gaat dalen tot een x aantal
per jaar.

Tussendoelen zijn er om je beleid beter te kunnen evalueren of om je hoofddoel te
ondersteunen. Om weer terug te gaan naar mijn eigen beleid. Stel de gemeente heeft het
hoofddoel om in 2020 nog maar 3 inbraken per jaar te hebben. Kan een tussendoel zijn
dat zij in 2015 willen dat dit er 10 zijn per jaar. Zo kun je langzaam naar je hoofddoel
toewerken en evalueren of je op de juiste koers zit.


6

SMART
Belangrijk bij het kiezen van je doelen is dat ze SMART zijn. Voor de mensen die hier nog
nooit van gehoord hebben:
- Specifiek (Is het een duidelijk doel?)
- Meetbaar (Kan ik bijv. Volgend jaar zien of het verbeterd is?)
- Acceptabel (Is het een normaal doel?)
- Realistisch (Is het haalbaar?)
- Tijdgebonden (Wanneer moet het doel behaald zijn?)

Hieronder een voorbeeld van een doel dat niet SMART is:


Waarom is dit doel niet smart:
- Een zo goed mogelijke gezondheid is niet meetbaar en ook niet specifiek (wat is
zo goed mogelijk?)
- Het is ook niet haalbaar, het is onmogelijk om in een kabinetsperiode al je
burgers zo gezond mogelijk te hebben

Beleidsinstrumenten

Wat is een beleidsinstrument?
Een beleidsinstrument is alles wat een actor gebruikt of kan gebruiken om het bereiken
van n of meerdere doeleinden te bevorderen.

Een actor is een persoon/organisatie die betrokken is binnen het beleidsterrein en die
hierin een bepaald belang heeft. Dat kan dus de gemeente zijn, de burgemeester,
raadslid of een ambtenaar. Deze actor zet instrumenten in om gedrag te benvloeden van
de doelgroep die een maatschappelijk probleem ondervinden of veroorzaken.

Er zijn verschillende type beleidsinstrumenten:
- Communicatief
- Financieel
- Juridisch
- Fysiek

Communicatief instrumenten:
Hiermee benvloed je het gedrag doormiddel van informatie overdracht. Denk hierbij
aan brieven, mails, stukken in een gemeenteblad, dit kan ook een training zijn om burger
bewuster te maken van bijvoorbeeld woninginbraak.


7
Financieel instrument:
Hier benvloed je gedragskeuzes met geld. Dit kan zijn door het opleggen van boetes
maar ook het tegenovergestelde je kan burgers subsidies geven zodat zij zichzelf gaan
voorzien van bepaalde producten of diensten. Denk hierbij aan het financieren van
trainingen om burgers bewuster te maken, Het laten plaatsen van
beveiligingsmaatregelen om inbraak te voorkomen.

Juridisch instrument:
Hier benvloed je de burger door middel van regels/wetten. Je kan bepaalde zaken gaan
voorbieden om te voorkomen dat ze gebeuren. Een simpel voorbeeld is een verordening
die verbied om honden los te laten lopen op bepaalde gebieden. Hierdoor gaan honden
eigenaren hun hond aanlijnen op deze gebieden.

Fysiek instrument:
Tot slot het fysieke instrument hier zorg je ervoor dat je bepaald gedrag gaat
belemmeren of het onmogelijk gaat maken. Een ezelsbruggetje is dat je het aan kunt
raken. Denk hierbij aan een bord voor eenrichtingverkeer. Door dit (fysieke) bord zorg
je ervoor dat bestuurders alleen nog maar in een richting deze straat passeren.

Praktische beleidswijsheid:
Voor het inzetten van je beleidsinstrumenten zit een volgorde. Je kiest niet zomaar voor
een fysiek of juridisch beleidsinstrument. Eerst begin je met een communicatief
instrument, als dit niet werkt zorg je voor economische sturing, mocht dit niet werken
ga je over tot juridische sturing en als laatste kun je overgaan tot fysieke sturing.

Werking beleidsinstrumenten
Beleidsinstrumenten kunnen twee soorten werkingen hebben:
- Verruimend
- Beperkend

Verruimend:
Het gedrag is wenselijk en moet zoveel mogelijk worden bevorderd

Beperkend:
Het gedrag is onwenselijk en moet zoveel mogelijk worden belemmerd

Het belemmeren of bevorderen van gedrag kan werken voor twee manieren:
- Algemeen
- Individueel

Algemeen:
Geldend voor iedere burger die onder de doelgroep van het beleid valt

Individueel:
Het instrument is direct gericht op een aanwijsbaar persoon

8
Hieronder twee voorbeelden voor een algemeen beleidsinstrument:





Hieronder een voorbeeld voor een individueel beleidsinstrument:


Tijdskeuze
De tijdskeuze van het beleid is meer dan alleen wanneer moet het behaald zijn. Eerst
bepaal je hoelang het duurt voordat je doel behaald moet zijn met het geschreven beleid
en haar instrumenten. Vervolgens kijk je naar de tijdsvolgorde, welke
beleidsinstrumenten zetten we op welk moment in en voor hoelang? Daarna ga je kijken
of dit korte, middellange of lange termijnen zijn. Ook let je op de timing, wanneer zet ik
het in? De zomer, de winter, etc. Woninginbraak beleid is een goed voorbeeld waar de
instrumenten vooral in de winter worden ingezet, omdat er in deze periode het meest in
word gebroken, omdat het eerder en langer donker is.

Doelgroep
Naast het bepalen van de tijd, en de periode is het ook belangrijk om te kijken naar je
doelgroep. Wie wil ik met mijn beleid gaan bereiken? Denk hierbij aan:
- Jongeren
- Ouderen
- Vrouwen
- Mannen
- Studenten
- Bewoners van wijk x
- Etc.

Wie zijn deze mensen, wat zijn hun kenmerken, leeftijd en geslacht spelen allemaal een
rol bij het schrijven van beleid. Als je meer inzicht hebt in je doelgroep weet je beter hoe
je hun gedrag kunt benvloeden of ze kunt motiveren.


9
Week 4
In week vier gaan we in op de beleidstheorie en wat voorbeelden hiervan.

Beleidstheorie

Om dit goed uit te leggen beginnen we meteen met een voorbeeld:

In het eerste voorbeeld zit een theorie. Namelijk dat intelligentie een verband heeft met
crimineel gedrag. Voorbeeld 2 en 3 zijn enkel constateringen.

Maar wat is een theorie nou eigenlijk?
Theorie is het beschrijven van de werkelijkheid, verklaren van een maatschappelijk
fenomeen waaraan je een oorzaak-gevolgredenering aangeeft. Om terug te gaan naar
voorbeeld 1. Er wordt crimineel gedrag vertoond door jongeren dit is de werkelijkheid.
Verder laten ze zien dat minder intelligente jongeren sneller crimineel verdrag vertonen
dit is een verklaring. De oorzaak-gevolg redenering is dus dat minder slimme jongeren
sneller dit gedrag vertonen.

Met een beleidstheorie laat je dus zien wat het idee is over oorzaken van een
maatschappelijk probleem. De oorzaken hebben veelal betrekking op het gedrag van
mensen en organisaties. Dit aangevuld met een idee over oplossingen die de oorzaken
wegnemen. Dus een beleidstheorie bevat de oorzakelijke verbanden tussen de
beleidsinstrumenten en de doelen die men met deze instrumenten beoogd te halen.

Een voorbeeld hiervan:

10

In de sheets staat ook nog een plaatje dat de beleidstheorie mooi weergeeft:


De functie van de beleidstheorie is dus dat je niet zomaar wat doet. Je zorgt doordat je
een theorie hanteert voor inhoudelijke kwaliteit, transparantie en draagvlak wat erg
belangrijk is anders keurt de gemeenteraad je beleid af.

Een voorbeeld van een probleem waar ook de theorie duidelijk te zien is, is de smog in
Mexico Stad:


Oplossing:
Elke dag mogen alleen autos rijden met twee aangewezen eindcijfers van het kenteken.

Gevolg:
Iedereen smokkelt twee kentekens of maakt ze na, of koopt een tweede auto.

11
Week 5
Tijdens deze week gaan we het hebben over de beleidsomgeving
Beleidsomgeving (krachten en machten)
Belangrijk om te weten is dat een maatschappelijk probleem zich niet
ontwikkeld/ontstaan uit zichzelf. Er is een omgeving die invloed heeft op het
maatschappelijk probleem en de ontwikkeling hiervan. Dit noemen we de
beleidsomgeving. De beleidsomgeving bestaat uit krachten en machten.

Machten
Clusters van actoren die invloed uit kunnen oefenen op de richting/snelheid en mate
van de maatschappelijke ontwikkeling

- Uitvoerende macht
- Rechterlijke macht
- Wetgevende macht
- Media (zevende macht)
- Adviseurs en consultant (ook wel genoemd zesde macht)
- Pressiegroepen & belangenorganisaties (vijfde macht)
- Abtenaren (vierde macht)

Krachten

Krachten worden gevormd door de feitelijkheden, situaties en ontwikkelingen die zich
in de omgeving voordoen, en die voor de zevende machten evenals de beleidsmakers en
de doelgroep van het beleid ongrijpbaar en gegeven zijn.

Er zijn verschillend krachten die meespelen, zoals de bovengenoemde. Ook binnen je
beleid kun je te maken krijgen met verschillende krachten die invloed hebben op het
beleid en waar je zeker rekening mee moet houden.

Geografische krachten:
Denk hierbij aan de ligging en de ruimte waar je mee te maken hebt. Nederland ligt
bijvoorbeeld onder de zeespiegel, dit kan zorgen voor overstromingen. Hier moet je bij
je beleid rekening mee houden of misschien zelfs wel beleid over schrijven. Om het toe
te passen op bijvoorbeeld mijn eigen beleid kun je denken aan het woninginbraak
beleid. Hier is e geografische kracht dat er in de winter langere en donkere nachten zijn,
hierdoor word er in die periode meer ingebroken.

Sociaal-culturele krachten:
Hier moet je denken aan de omvang, samenstelling en opvattingen van je bevolken.
Voorbeelden hiervan zijn vergrijzing, geloof of verschillende geloven zoals in Nederland.

Politieke-culturele krachten:
Hier moet je rekening houden met de opvattingen van de bevolking tegenover de
overheid. Word elk beleid of wet geaccepteerd door de bevolking. Moet je opzoek naar
draagvlak of kun je zomaar alles maken.

12

Economische krachten:
Hier is het belangrijk dat je kijkt naar de economie van het moment. Zitten we op dit
moment in een hoge of lage conjunctuur, kunnen we als bijvoorbeeld gemeente het ons
veroorloven om deze maatregelen te nemen of moeten we dit nog even uitstellen tot de
economie wat stabieler is.

Technologische krachten:
Welke wetenschap en ontwikkelingen kunnen we gebruik van maken of ook heel
belangrijk, moeten we rekening mee houden. Denk hierbij aan sociaal media. Dit kan
ontzettend in je voordeel werken maar door de snelle verspreiding van nieuws ook
ontzettend tegen je werken.

Internationale-juridische krachten:
Hier moet je rekening houden met afspraken met andere landen of Europese of
mondiale verdragen. Deze kun je niet zomaar overschrijden.

Historische krachten:
Denk hierbij aan het verleden. Hebben zaken waarop ik beleid ga voeren historische
waarden of worden deze door mijn doelgroep zo ervaren.

Situationele krachten:
Ook wel waan van de dag genoemd. Hoe worden bepaalde zaken op dit moment
genterpreteerd. Heb ik op deze manier voldoende draagvlak, welke doelgroepen moet
ik hier rekening mee houden en wat is de trend.

You might also like