You are on page 1of 23

1

Samenvatting economie
Inhoud van het vak
In dit blok staat de begrotingscyclus centraal.
Elk jaar stellen gemeenten beleidsnotas op, die als start van het beleidsproces kunnen
worden gezien. In programmabegrotingen wordt aangeven hoe ze hun beleidsvoornemens
vertalen in concrete activiteiten en producten.
In een programmabegroting geeft een gemeente antwoord op drie w-vragen:
1. Wat willen we bereiken?
2. Wat gaan we daarvoor doen?
3. Wat mag het kosten?

Een begroting wordt is een raning en wordt na vaststelling door de gemeenteraad een
taakstellende begroting of budget.. Deze budgetten vormen het uitgangspunt voor de
financiele beheersing van de gemeentelijke activiteiten. Via budgetten worden de financiele
middelen verdeeld over de afdelingen en kan de verantwoordelijke afdelingsmanager
worden aangesproken of hij/zij binnen de grenzen van het budget blijft. Daarmee is de
begroting/budget een belangrijk instrument in de planning en control-cyclus.
Ook in andere non-profitorganisaties is de begroting of het budget een belangrijk financieel
sturingsinstrument.

In dit blok zullen we veel aandacht besteden aan het kunnen lezen en het opstellen van
eenvoudige resultatenbegrotingen, balansen en liquiditeitsbegrotingen. Als je beleid wilt
beschrijven vanuit de inancieel- economische invalshoek is het belangrijk dat je
beleidsnotas, programmabegrotingen en jaarverslagen kunt leen en en de inancile
gevolgen in kaart junt brengen Er is ook enige aandacht voor het inancile controle door de
raad die moet toezien op een gezonde financiele positie van de gemeente.
De cursus wordt afgesloten met een schriftelijk tentamen in week 9. Het tentamen bevat
vragen over de
theorie uit hoofdstuk 1 en 2 van het boek van Geul en de behandelde stof in de colleges.
leerdoelen

De student
- kan een eenvoudige balans, exploitatiebegroting en liquiditeitsbegroting opstellen en lezen
- heeft inzicht in de begrotingscyclus (planning en controlcyclus) en de centrale rol van de
begroting,
bestuursrapportages en jaarverslag hierin.
- heeft kennis van de institutionele aspecten van de begroting alsmede de functies van
begroting en
budgetten
- heeft inzicht in de financiele middelen en het treasurybeheer van gemeenten
- heet enig inicht in het inancile beheer van een (gemeentelijke) organisatie
- heet inicht in het toeicht en de controle van de raad op inancile aken

2
Inhoudsopgave
Week 1 ............................................................................................................................. 3
Overheidsingrijpen ........................................................................................................................................................... 3
Budgetmechanisme .......................................................................................................................................................... 4
Week 3 ............................................................................................................................. 4
Gemeente en haar taken ................................................................................................................................................. 4
De planning en controlecyclus ..................................................................................................................................... 5
New Public management & Besluit, Begroting en Verantwoording ............................................................ 6
Controle instrumenten voor de raad ........................................................................................................................ 6
Week 4 ............................................................................................................................. 7
Begroting en begrotingscyclus .................................................................................................................................... 7
Planning en control instrumenten ............................................................................................................................. 7
Programmabegroting ...................................................................................................................................................... 8
De productraming en jaarstukken ............................................................................................................................. 9
Week 5 ........................................................................................................................... 10
Functies gemeentelijke begroting ............................................................................................................................ 10
Gemeentelijke lasten en baten ................................................................................................................................... 11
Output- en inputbegroting .......................................................................................................................................... 12
Week 6 ........................................................................................................................... 13
Gemeentelijke inkomsten ............................................................................................................................................ 13
Lenen en uitzetten van geld ........................................................................................................................................ 14
Week 7 ........................................................................................................................... 15
Controle en controlerende instanties in het lokaal bestuur .......................................................................... 15
Hulptroepen ...................................................................................................................................................................... 16
Begrotingen .................................................................................................................... 17
Eigen inbreng .................................................................................................................................................................... 17
De balans ............................................................................................................................................................................ 18
Resultatenbegroting ...................................................................................................................................................... 20
Liquiditeitsbegroting ..................................................................................................................................................... 21
Verband tussen balans, resultaten- en liquiditeitsbegroting ........................................................................ 21
Exploitatiebegroting ...................................................................................................................................................... 22
Investeringsbegroting ................................................................................................................................................... 23
Financieringsbegroting................................................................................................................................................. 23


3
Week 1
Bij het maken van deze samenvatting heb ik er voor gekozen om de theorie onder de
weken te stoppen en de praktijk met begrotingen aan het einde onder een aparte kop.
Deze week ga ik dus alleen in op het ingrijpen van de overheid en het
budgetmechanisme dat hierbij hoort.
Overheidsingrijpen
De overheid moet proberen met beperkte middelen zoveel mogelijk beleidsproblemen
op te lossen. Vanwege de beperkte middelen moeten er dus keuzes gemaakt worden.
Een hulpmiddel hierbij is de begroting ( een raming van collectieve lasten en baten)

Als de overheid ingrijpt doen zij dit, omdat de markt faalt. In de economische theorie die
we in P1 en P2 ook al vaak voorbij hebben zien komen, worden er 3 doelen genoemd
van overheidsingrijpen:
- Zorgen voor een betere allocatie
- Rechtvaardige inkomensverdeling
- Stabilisatie van de economie

En er zijn 9 motieven, waarom de overheid een bepaalde taak moet bekostigen dan wel
zelf uitvoeren.

1. Indien het onmogelijk is om iemand van een dienst of product uit te sluiten.
Bijvoorbeeld een collectief profijt van defensie en justitie.

2. Er zijn geen of weinig gebruikers van een goed, maar veel mensen vinden dat het goed
wel bescherming verdiend. Bijvoorbeeld cultuur-of natuurbehoud.

3. Het gebruik van een goed heeft positieve of negatieve gevolgen voor andere.
Bijvoorbeeld onderwijs wat positieve gevolgen met zich meebrengt.

4. Het laten betalen door individuele gebruikers leidt tot hoge transactiekosten.
Bijvoorbeeld tolwegen.

5. Het gebruik van een goed gaat niet ten koste van anderen. Dit heet non-rivaliteit en
ontstaat vaak wanneer een voorziening hoge initile kosten heeft. Bijvoorbeeld films.
Muziek en medicijnen.

6. Uitsluiting van gebruikers die niet volledig willen betalen leidt tot een afnemend
draagvlak voor de voorziening, waardoor deze uiteindelijk niet in stand kan blijven (ook
genoemd: draagvlakmotief).

7. De overheid acht het gebruik van bepaalde goederen belangrijk (merit goedeeren) of
wil het gebruik van goederen afremmen (demerit goederen) denk hierbij aan sigaretten.

8. Zonder ingrijpen van de overheid beschikken sommige mensen over onvoldoende
middelen van bestaan.

9. Ingeval van een monopolie positie kan een aanbieder te hoge prijzen vragen.

4
Budgetmechanisme
De overheid kan besluiten bij marktfalen specifieke goederen en diensten voor te laten
brengen. Dit gebeurt via het budgetmechanisme. Bij dit budgetmechanisme neemt een
collectief van politieke beslissers de besluiten over voortbrenging, verdeling en
bekostiging van goederen en diensten door middel van een begroting of budget.
Het budget mechanisme heeft ook zijn beperkingen.

Dit betekend dat allocatie via markt en via de overheid zijn beiden niet perfect.
Bovendien zijn markt en overheid vaak sterk met elkaar verworven. Beleidsmakers
zullen zich altijd moeten afvragen of er voldoende reden is om in te grijpen. Deze
redenen zijn de 9 motieven die je bovenstaand kunt terugvinden. Ook moet het ingrijpen
gebaseerd zijn op een vorm van marktfalen. In andere gevallen kunnen taken beter aan
de markt worden overgelaten.


Week 3
Gemeente en haar taken

De gemeente is een van de drie bestuurslagen en is de huishouding van collectieve
voorzieningen, die dit verstrekt aan haar inwoners. De gemeentelijke taken zijn soms
wettelijk verplicht en soms voeren zij autonoom beleid. Bij veel taken kan een
gemeenteraad kiezen dus kiezen voor een eigen invulling.

Bij het invallen van haar taken stellen de gemeenteraadsleden zich de drie W vragen die
we ook in ons beroepsproduct moesten behandelen:
- Wat willen we bereiken? -> effectindicatoren
- Wat gaan we doen? -> outputindicatoren
- Wat mag het kosten?

Via de planning en controlecyclus wordt verantwoord dat het geld op een doelmatige,
efficinte, doeltreffende en effectieve manier word uitgegeven. Het gemeentelijke
voortbrengingsproces zorgt ervoor dat de gemeente zo doelmatig en doeltreffend
mogelijk kan organiseren. Het plaatje hieronder laat zien hoe dit werkt:



5
Doelmatigheid: Kunnen de effecten en output van de overheid niet met minder inzet van
middelen worden bereikt?

Doeltreffendheid: In hoeverre worden door de output van de overheid de gewenste
effecten bereikt?

Hieronder een plaatje uit de sheets dat deze 2 begrippen beter uitlegt:

De planning en controlecyclus

Planning is het sturing geven aan beleid, control betekend het beheersen van de
uitvoering van het beleid. Het proces van plannen en control vindt plaats op
verschillende niveaus binnen de gemeente:
- Bestuurlijk niveau (het college rapporteert via bestuur rapportages aan de raad)
- Bestuurlijk/ambtelijk niveau (het ambtelijk management legt verantwoording af
aan het college)
- Ambtelijk niveau (middenmanagement legt verantwoording af aan de sector of
het afdelingshoofd.

De rad bepaalt het financile beleid, de raad heeft dus het zogenoemde budgetrecht. Het
college voert het financile beleid van de raad uit en is belast met het beheer van de
financile middelen. Het college breidt besluiten voor, die de raad moet nemen en voert
ze uit. De verslaglegging en controle geschiedt door verschillende functionarissen:
- De afdelingsmanager doet verslag aan de gemeentesecretaris
- Gemeentesecretaris aan het college en college aan de gemeenteraad

6
New Public management & Besluit, Begroting en Verantwoording

Het NPM is een brede beweging voor vernieuwing van het openbaar bestuur die in de
jaren negentig werd gentroduceerd. Het NPM staat een duidelijk bedrijfsmatige,
klantgerichte cultuur voor. Men streeft naar een rationele besluitvorming, waarin
afgerekend wordt op prestaties.

De wet dualisering gemeente bestuur die in 2002 van kracht werd wordt een
duidelijkere taakverdeling tussen de raad en het college tot stand gebracht. Hier word
de controlerende taak van de gemeenteraad versterkt.

Het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) bevat belangrijke voorschriften voor de
inrichting van begroting- en verantwoordingsdocument. De programmabegroting wordt
voorgeschreven, waarbij de gemeenteraad de begroting autoriseert. Elk progamma
bestaat uit een samenhangend geheel van activiteiten/producten, waarmee men denkt
bepaalde maatschappelijke doelstellingen te bereiken. Door het BBV hebben college
productrenramingen en raad programmabegrotingen. Ieder heeft dus zijn eigen
begroting gekregen.

Controle instrumenten voor de raad

De raad heeft diverse instrumenten om naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van
beleid te kijken. Dit doen zij door:
- Opstellen van kadernotas
- Het college heeft een actieve informatieplicht aan de raad
- Enquterecht
- Eigen onderzoek
- Opstellen subsidieverordeningen
- Verzoek aan de rekenkamer om onderzoek te doen

Raadsleden moeten burgers vertrouwen geven dat hun belastinggeld goed besteed
wordt. Raadsleden moeten in gesprek met burgers voortdurend kritische vragen stellen
over het gevoerde beleid. Er dient een transparante begroting en jaarrekening te zijn,
zodat de buitenwereld goed kan zien wat er gebeurt.


7
Week 4
Begroting en begrotingscyclus

Een begroting bestaat ui een overzicht van baten en lasten voor het komende
begrotingsjaar. Een begrotingscyclus is een door de tijd voortschrijdend
besluitvormingsproces en is een voortdurende herorintatie op het beleid. In de
begrotingscyclus zijn 4 fases te onderkennen:
- Beleidsontwikkeling
- Beleidsuitvoering
- Beleidsevaluatie
- Beleidsaanpassing

Dit is een plaatje van de begrotingscyclus uit de sheets:



Planning en control instrumenten

Planning instrumenten:
- Lange termijnorintatie (algemeen beleidsplan college)
- Jaarlijkse invulling van beleid (programmabegroting, productenraming)

Control instrumenten:
- Tussentijdse rapportages
- Jaarstukken (jaarverslag en jaarrekening)

8
Door dualisme is er een scheiding van verantwoordelijkheden in de P&C-cyclus
Hieronder vind je een plaatje uit de sheets over planning en control:


Programmabegroting

Programmabegroting in hoofdlijnen:
- Bestaat uit een beperkt aantal programmas of themas
- Programmas geven antwoord op 3W vragen
- Raad stelt de begroting en meerjarig investeringsbudget vast
- Programmaplan
- Verplichte paragrafen als aanvulling op de informatie over de financile positie

Doel van de paragrafen is de raad inzicht te geven in de beleidskaders van een aantal
beheersmatige onderwerpen zoals:
- Weerstandsvermogen (zijn er voldoende middelen waarmee tegenvallers
opgevangen kunnen worden?)
- Onderhoud van kapitaalgoederen ( beleid t.a.v. onderhoud gebouwen,
infrastructuur)
- Financiering (is er sprake van een voorzichtige financiering?)
- Bedrijfsvoering (is de bedrijfsvoering transparant?)
- Verbonden partijen (met wie heeft de gemeente een financieel of bestuurlijk
verband)
- Grondbeleid ( aankopen, bouwrijp maken en verkopen van grond)
- Overzicht lokale heffingen (welk beleid voert de gemeente t.a.v. heffingen?)

Di is een gedetailleerde begroting met een overzicht van baten, lasten en
dekkingsmiddelen van de programmas, zoals genoemd in het programmaplan. Het is
ook een overzicht van de financile positie van de gemeente die van belang is voor de
juiste beoordeling door de raad.

9
De productraming en jaarstukken

De productenraming is opgebouwd vanuit de programmabegroting waarin
programmas worden vertaald in producten. De productenraming is gedetailleerder en
bevat informatie die het college nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak. Het
beschrijft namelijk de gemeenteproducten en de geraamde baten en lasten per product.
De productraming word vastgesteld door het college en de producten raming vormt de
basis om te kunnen nagaan of er doelmatig en doeltreffend wordt gewerkt.

Door regelmatige bestuur rapportages wordt het bestuurd genformeerd over de
lopende gang van zaken binnen de gemeente. De voorjaarsrapportage of kader- of
perspectiefnota zijn de laatste ontwikkelingen sinds het vaststellen van de laatste
begroting. De raad gebruikt de voorjaarsnota om te bezien hoe het beleid moet worden
bijgestuurd. De voorjaarsnota is daar meer geschikt voor dan de begroting. De najaar
rapportage idem als voorjaarsrapportage.

De Jaarstukken zijn het jaarverslag + de jaarrekening.

Het jaarverslag bestaat uit:
- Programmaverantwoording
- Paragrafen

De jaarrekening bestaat uit:
- Programmarekening en toelichting
- Balans en toelichting
Met het aanbieden van de jaarrekening vraagt het college de raad om decharge van het
gevoerde beleid en het geven van een bestemming van het overschot of tekort.

Hieronder vind je een plaatje uit de sheets met hierin een inzicht van de bezittingen en
omvang van het vermogen:


10
De belangrijkste producten in de planning en controlcylcus voor de raad zijn:

De voorjaarsnota, is er op gericht om de lopende begroting te actualiseren en bij te
stellen. Deze bestuur rapportage biedt ook een mogelijkheid aan de raad om alvast
zaken voor de lopende begroting aan de orde te stellen.

De programmabegroting, is het belangrijkste kade stellende document van de raad.
Hierin staan de lange en korte termijndoelen. Dit biedt de raad de mogelijkheid de
hoofdlijnen van beleid vast te stellen en ook om na te gaan of de genoemde streefaarden
voldoende concreet zijn. Tijdens de begrotingsbehandeling kunnen raadsleden door het
indien van amendementen de aandacht op bepaalde zaken vestigen.

De jaarstukken, zijn het belangrijkste controle instrument van de raad. De jaarstukken
bevatten een koppeling met de begroting van de gewenste resultaten.
Week 5
Functies gemeentelijke begroting

De belangrijkste functies van de gemeentelijk begroting zijn de volgende:

Autorisatiefunctie:
Machtiging om uitgaven of kosten te maken tot een bepaald bedrag. De
autorisatiefunctie ligt bij de raad en ligt formeel op programmaniveau

Afwegingsfunctie:
Er worden keuzes gemaakt met betrekking tot de uit te voeren taken en de financiering.
Wensen en mogelijkheden worden tegen elkaar afgewogen. De raad beslist over de
allocatie van middelen.

Beheerstechnische en bedrijfseconomische functie:
NA vaststelling van de begroting zorgt het college ervoor dat de geplande taken
daadwerkelijk worden uitgevoerd en de kosten beheerst worden.

Verantwoordingsfunctie:
Door middel van jaarverslag en jaarrekening legt het college verantwoording af over de
realisatie van de in de begroting vastgelegde beleidsvoornemens.

Controlefunctie:
De raad controleert of het college in overeenstemming met de in de begroting
vastgelegde kader heeft geopereerd. Rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid
moeten kunnen worden beoordeeld.

11
De gemeentelijke begroting wordt opgesteld volgens het stelsel van baten en lasten.
Volgens het BBV (genoemd in week 3) dient een gemeente een stelsel van baten en
lasten te hanteren. Bij een baten en lastenstelsel worden uitgaven en inkomsten
toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben. Bij het kasstelsel is het moment
van betalen of ontvangen van belang.

Hieronder een voorbeeld uit de sheets met het verschil tussen een kasstelsel en stelsel
van baten en lasten:



Gemeentelijke lasten en baten

Gemeenten hebben verschillende lasten en baten. Een voorbeeld van de lasten zijn de
personeelskosten en afschrijvingen. Een voorbeeld van de baten zijn belastingen en
algemene uitkeringen die de gemeente ontvangt van haar burgers. Structurele lasten en
beaten komen permanent voor op de begroting in tegenstelling tot incidentele lasten en
baten. Structurele lasten zullen in het algemeen gedekt moeten worden met structurele
baten.

12
Indeling van kosten:

1. Naar kostensoorten, bijvoorbeeld personeelskosten, afschrijvingen en huur

2. Vaste/variabele kosten, vaste kosten variren niet met de omvang van de
productie(afschrijvingen). Variabele kosten variren wel met de productie
omvang(loonkosten).

3. Directe/indirecte kosten, directe kosten hebben een rechtstreeks en oorzakelijk
verband met een product. Indirecte kosten hebben geen rechtstreeks en geen
oorzakelijk verband met het product zoals bijvoorbeeld administratiekosten.

Output- en inputbegroting

Outputbegroting:
Een outputbegroting is een ideale gemeentebegroting, omdat precies wordt
weergegeven welke prestaties er worden geleverd. Outputbegrotingen kunnen alleen
worden gebruikt indien de output duidelijk is vast te stellen en er sprake is van een
homogene activiteit.

Inputbegroting:
Als er geen sprake is van duidelijk aanwijsbare gebruikers of homogene
producten/activiteiten moet men vaak terugvallen op een inputbegroting. Een
inputbegroting zegt niets over de te leveren producten, maar geeft alleen aan welke
middelen beschikbaar worden gesteld voor de financiering van de input. Om toch te
zorgen voor een juiste uitput dient gezorgd te worden voor een aanvullende regelgeving
of uitbesteding van taken. Een voorbeeld hiervan is het subsidiren van topsport en
monumentenzorg.


13
Week 6
Gemeentelijke inkomsten

De gemeenten ontvang op verschillende manieren inkomsten, dit kan door uitkeringen,
huur van panden, algemene uitkeringen, OZB, etc. Hieronder vind je een plaatje wat het
aantal percentages weergeeft een om goed beeld te krijgen welke inkomsten de
gemeente krijgt en hoe groot deze inkomstenposten zijn:


Algemene uitkeringen:
Worden gedaan uit het gemeentefonds, deze zijn vrij besteedbaar en zorgen voor een
betere allocatie. Door een betere afstemming van vraag en aanbod zijn er veel
verdeelmaatstaven die rekening houden met lokale verschillen zoals bijvoorbeeld aantal
inwoners, oppervlakte, centrum en de functie hiervan, sociale structuur en de OZB
capaciteit. Groei van het gemeentefonds = groei van het nette rijksuitgaven. In de sheet
ook wel het: trap-op, trap-af systematiek genoemd.

Specifieke uitkeringen:
Zijn bedoeld voor het financieren van medebewindstaken, ook wel doeluitkeringen
genoemd, deze kennen geen bestedingsvrijheid en scheppen gelijke voorzieningen en
maken experimenten mogelijk. Nadeel hiervan is dat het vaak niet efficint is en voldoet
vaak niet aan lokale prioriteiten en veroorzaken veel bureaucratie.

Eigen inkomsten:
Hier is er sprake van bestedingsvrijheid. Deze voldoen aan de allocatiefunctie en hebben
verder een democratische- en buffer functie. Belastingen de mogelijkheden voor eigen
heffingen en belastingen is beperkt in de gemeentewet. Hieronder een aantal
voorbeelden van belastingen die zorgen voor eigen inkomsten: OZB, baatbelasting,
toeristenbelasting, hondenbelasting en precariobelasting.
Ook retributies wat een heffing is voor geleverde diensten. Er is een rechtstreekst
verband tussen dienst en heffing. Indien er enig verband is tussen een heffing en de
aangeboden diesnt spreekt men van een heffing. Een gemeente mag afvalstoffen heffen
ookal word er geen afval aangenomen.
14
Er zijn drie verschillende afwegingen die gemaakt worden door de gemeenteraad rond
eigen inkomsten:
- Hoge belastingen vs lage belastingen en daardoor een minder
voorzieningsniveau?
- Moeten de tarieven van een gemeentelijke voorziening bijvoorbeeld een
zwembad kosten dekkend zijn?
- Dienen de minima kwijtscheldingen te krijgen van lokale belastingen en hoe
wordt dan voor dekking gezorgd?

Lenen en uitzetten van geld

Noodzaak van financieel beheer of treasury management beperken de financile risicos.
Er zijn 3 soorten verschillende financile risicos:
- Interne risicos
- Garantie risicos
- Externe risicos

In de weet financiering lagere overheden ook wel genaamd Fido en het besluit
leningsvoorwaarden decentrale overheden worden een aantal regels op financieel
gebied gesteld.

Wet Fido:
Deze wet let de nadruk op solide financiering, kredietwaardigheid en transparantie
verder op. Het beheersen van het tekort, voorschriften over het aangaan van leningen en
het uitlenen van kasgeld en buitenlandse. Derivaten zijn verboden zoals: beleggen in
aandelen behalve voor een publieke taak. Het verlenen van garanties is uitsluitend
toegestaan voor de publieke zaak bijvoorbeeld een lening aan een voetbalclub.

Financile verordening en financieringsparagraaf:
Hierin staan de gemeentelijke regels voor financieel beleid en beheer en de inrichting
van de financile organisaties vastgesteld. De financiering paragraaf bevat het beleid ten
aanzien van het risicobeheer van de financiering portefeuille.


15
Week 7
Controle en controlerende instanties in het lokaal bestuur

Om dit uit te leggen begin ik eerst met een plaatje uit de sheets:


Belangrijk is de zorg voor de financile gezondheid van de gemeente. De volgende
momenten zijn van belang voor de raad met het oog op de financile positie:
- Vaststellen begroting en meerjarenraming
- De voorjaarsnota
- Het vaststellen van begrotingswijzigingen
- Het vaststellen van de jaarrekening
- Het vaststellen van de financile verordening

Wat belangrijk is bij het beoordelen van de financile positie van een gemeente:
- Er is sprake van een sluitende begroting, zijn de structurele lasten gedekt door
structurele baten en zijn er toevoegingen of onttrekkingen aan de reserves
- Worden in de meerjarenraming alle toekomstige lasten gedekt door structurele
baten, is er inzicht in de financile gevolgen van nieuw beleid en de toekomstig
investeringen en de stand van reserves en voorzieningen
- De paragrafen in het bijzonder de paragraaf over weerstandvermogen wat een
inventarisatie is van de weerstandscapiciteit kent de risicos op en maakt beleid
op deze punten.
- De jaarstukken naast de begroting leggen zodat er inzicht kan worden verkregen
tussen raming en realisaties.

Drie stappen voor goed financieel beheer:
- Zorg voor goede regels
- Controleer of alles volgens de regels gaat
- Controleer of er niet meer geld wordt uitgegeven van nodig
16


Hulptroepen

Gedeputeerde staten(GS):
Er is toezicht door GS van de provincie op de begroting, meerjarenraming en de
financile verordening. Indien er geen structureel evenwicht op de begroting is stelt de
provincie de gemeente onder preventief toezicht. De gemeente kan een financile
bijdrage aanvragen van het rijk.

Accountant:
De accountant moet jaarlijks een oordeel geven ovr de rechtmatigheid van het
gemeentelijk financieel handelen. De accountant gaat de handhaving na van de wet- en
regelgeving, eigen financile verordeningen en het financieel beheer. Onrechtmatig
gedane uitgave kunnen via een indemniteitsprocedure alsnog worden geautoriseerd.

Lokale rekenkamer:
Iedere gemeente dient volgens de gemeentewet een rekenkamer of rekenkamerfunctie
te hebben. De rekenkamer onderzoekt het doelmatig, doeltreffend en rechtmatig
functioneren van de lokale overheid. De rekenkamer doet ook onderzoek bij derden die
een financile relatie hebben met de gemeente zoals openbare lichamen en
gemeenschappelijke organen. De rekenkamer is een bestuursorgaan en dient voor 1
april van elk jaar een jaarverslag te publiceren.
17
Begrotingen

Eigen inbreng
Voor het leren van mijn economie tentamens leer ik samen met mijn bijlesleraar. Naast
alle uitleg waardoor ik nu alles snap probeer ik samen met hem ezelsbruggetjes of
voorbeelden te maken die er voor zorgen dat ik mijn tentamens haal.
Hieronder heb ik samen met hem wat dingen gemaakt die je kunnen helpen bij het
onthouden welke begroting je op welk moment in moet zetten, en hoe zon begroting er
dan uit moet zien. Wat moet links, wat moet rechts en in welke volgorde moet het in het
linker of rechter rijtje staan. Ik hoop dat jullie er iets aan hebben.

Hieronder zie je een tabel dat laat zien wanneer welke begroting van belang is. Alleen de
exploitatiebegroting was hier niet in te plaatsen, die hebben we hierom apart neergezet:

Hieronder vind je een plaatje wat laat zien hoe je de balans indeelt.:

Hieronder vind je een plaatje dat de resultaten begroting weergeeft:


Hieronder zie je waar een investeringsbegroting en financieringsbegroting uit bestaan:


18
En tot slot ie je hoe een exploitatiebegroting er uit ziet:


De balans
Decentrale overheden verstrekken collectieve voorzieningen aan burgers, daarvoor
moeten zij beschikken over kapitaalgoederen en dienen zij vermogen aan te trekken om
die kapitaalgoederen te kunnen financieren. Een overzicht van kapitaalgoederen en
vermogen vinden we op een balans. Een balans is een overzicht van bezittingen en
vermogen.

Hieronder vind je een 3 plaatjes uit de sheets die de balans weergeven.
























19
Zoals je hierboven ook kunt zien is een balans een overzicht van bezittingen en schulden
van een organisatie op een bepaald tijdstip(laatste twee woorden zijn heel belangrijk)
een balans is namelijk een moment opname. Aan de linkerzijde ook wel de debetkant
genoemd van een balans staan de bezittingen van de organisatie, ook wel de activa
genoemd. Activa word ingedeeld in vaste- en vlotende activa.

Vaste activa is kenmerkend aan het feit dat het langer dan een jaar in je bedrijf aanwezig
is. Vlottende activa kun je herkennen aan het feit dat het minder dan een jaar in je
bedrijf aanwezig is. Bij het opstellen van je balans moet je dus niet alleen kijken naar wat
je links of rechts zet, maar ook naar de volgorde hoe je het in je linker of rechter rijtje
zet. Zoals je ziet in het 3
e
plaatje begin je met de vaste activa en sluit je af met de
vlottende activa. In het rechter rijtje zie je dat je moet beginnen met het eigen vermogen.
Vervolgens vreemd vermogen lang en dan vreemd vermogen kort. Ook voor vreemd
vermogen lang en vreemd vermogen kort geld dat je ze kunt onderscheiden aan de
termijn waarop ze aanwezig zijn in je bedrijf. Zoals je in het 3
e
plaatje ziet staan staat
een hypotheek onder vreemd vermogen lang. Dit komt, omdat je hypotheek langer dan
een jaar aanwezig is. Vlottend staat een korte lening, mogelijk minder dan een jaar en
daarom valt dit onder vreemd vermogen kort.

Eigen vermogen, vvl (vreemd vermogen lang) en vvk (vreemd vermogen kort) zoals ik
ze nu ga noemen staan dus aan de passiva kant. Hier staan alle schulden plus je eigen
vermogen. Je eigen vermogen staat hier, omdat je het weg hebt gezet in bijvoorbeeld
reserves. Hierdoor schrijf je het af en kun je er tijdelijk niet bij, dit word ook vaak gedaan
om de balans even te maken wat een eis is voor het opstellen van een balans. Ook
worden reserves en voorzieningen weggezet voor toekomstige investeringen.
Voorzieningen zijn onderdeel van het vreemd vermogen en worden getroffen voor
toekomstige uitgaven, waarvan de oorzaak zich nu al voordoet en waar het financile
risico al te kwantificeren is.

20
Resultatenbegroting
Om vooraf inzicht te krijgen in de toekomstige kosten (lasten), opbrengsten (baten) en
resultaten ( opbrengsten-kosten) moeten we een resultatenbegroting opstellen. Lagere
overheden kunnen ook achteraf een resultatenrekening presenteren van de feitelijke
kosten en opbrengsten.

Op een resultaten begroting staan stroom-grootheden, een overzicht van kosten en
opbrengsten over een periode. Aan de debetkant staan de kosten, aan de creditkant de
opbrengsten. Kosten verlagen het eigen vermogen, opbrengsten verhogen het eigen
vermogen. Indien er een positief resultaat is wordt dit meestal toegevoegd aan de
reserves, wat zorgt voor een groei van het eigen vermogen.

Hieronder vind je een voorbeeld van een resultatenbegroting uit de sheets:




21
Liquiditeitsbegroting
Deze begroting geeft een inzicht in de toekomstige ontvangsten en uitgaven van langere
overheden (kijk terug naar het tabel wat ik gemaakt heb). Op een liquiditeitsbegroting
staan stroom-grootheden. Bij verwachte liquiditeitstekorten zal geleend moeten
worden, bij een overschot kan naar een goede belegging worden gezocht.

Hieronder vind je een voorbeeld uit de sheets van een liquiditeitsbegroting:



Verband tussen balans, resultaten- en liquiditeitsbegroting
Kosten zijn niet altijd gelijk aan uitgaven, opbrengsten zijn niet altijd gelijk aan
ontvangsten. Hieronder vind je wat voorbeelden hiervan:




22
Exploitatiebegroting

Via een exploitatiebegroting kun je de gevolgen van een investering voor de
gemeentebegroting duidelijk maken. Hieronder vind je een voorbeeld van een
exploitatiebegroting uit de sheets:



Exploitatielasten en opbrengsten:
Na de investering wordt bijvoorbeeld een sporthal (kapitaalgoed) daadwerkelijk in
gebruik genomen. Dit betekent dat er sprake zal zijn van jaarlijkse exploitatielasten
zoals personeelskosten, overige kosten en kapitaallasten. Maar ook
exploitatieopbrengsten zoals de huuropbrengst.

Na het invullen van deze gegevens komt de begroting er zo uit te zien:




23
Investeringsbegroting

Een bedrijf starten kost geld. Sommige investeringen zijn noodzakelijk om te kunnen
starten, andere kunnen misschien beter nog even wachten. In de investeringsbegroting
zet je op een rij wat u minimaal nodig heeft om te kunnen starten
Hier een voorbeeld van een investeringsbegroting:

Financieringsbegroting

In uw financieringsbegroting staat hoe u de benodigde investeringen gaat financieren.
Dit kan met eigen vermogen of met vreemd vermogen.
Hier een voorbeeld van een financieringsbegroting:

You might also like