Hoofdstuk 1: Persuasion and the Concept of Attitude
Een aantal kenmerken van persuasion:
Er moet een succesvolle poging van benvloeding zijn; Er moet een doel zijn; Er moet de intentie zijn om het doel te bereiken; Degene die benvloed wordt moet een mate van vrijheid hebben De efecten van benvloeding moeten door communicatie komen; Het gaat erom een verandering in de mentale staat van iemand te bereiken. Het gaat dus om attitudeverandering en niet om gedragsverandering bij persuasion De!nitie persuasion: een succesvolle" intentionele poging in het benvloeden van iemands mentale staat door middel van communicatie in de omstandigheid dat iemand een bepaalde mate van vrijheid hee#t.
$ij persuasion gaat het vooral om attitude. Een attitude is een algemene evaluatie van een persoon betrefende een object. Drie kenmerken: %ttitudes zijn aangeleerd; %ttitudes zijn redelijk blijvend; %ttitudes kunnen gedrag benvloeden.
Directe methoden om attitude te meten: &emantic diferential evaluative scales: objectattitude wordt gemeten door een '( puntsschaal met meerdere bijvoeglijke naamwoorden )goed(slecht" mooi(lelijk. &ingle(item attitude measures: er wordt een vraag gesteld waarop een beoordeling wordt gevraagd op een '(puntsschaal. *age betrouwbaarheid +enmerken van directe methoden: voordelen zijn dat het simpel is" makkelijk te maken en te meten. ,adeel is dat het alleen de attitude meet en geen overige achtergrondin#ormatie.
-uasi(directe technieken: Hierbij wordt er attituderelevante in#ormatie gevraagd. .en meet indicatoren van de attitude. /hurstone attitude scales: men onderzoekt attituderelevante statements. Er worden heel veel statements over een object gegeven" welke de proe#personen in de categorie0n moeten indelen in hoeverre ze het ermee eens zijn. Er wordt gekeken over welke statements consistent wordt gedacht. Deze worden in de uiteindelijke attitude schaal gestopt. De respondenten moeten aangeven met welke ze het eens zijn. ,adeel: de eerste beoordelingen geven bias aan de schaal. *ikert schaal: respondenten geven aan in welke mate ze het eens zijn met een stelling. 1erschilt van /hurstone in het selecteren van items )item anal2se bij het antwoorden op de 3(puntsschaal4 en het soort antwoorden dat de respondenten geven. +enmerken van 5uasi(directe technieken: de attitudeschaal moet voor elk onderwerp opnieuw worden gemaakt. Dit kost meer tijd dan directe technieken.
6ndirecte technieken: 72siologische technieken: nadeel is dat ze arousal meten en geen houding. 8ok kan de richting van de arousal niet onderscheiden worden. 6n#ormation tests: door te kijken naar de beoordelingen van #eiten leert men iets over de attitude van de respondent. 9ebaseerd op het #eit dat de attitude #eitelijke beoordelingen kan benvloeden. *ost(letter techniek: brieven worden alleen teruggestuurd als men positie# ten opzichte van de organisatie staat. +enmerken van indirecte technieken: geschikt in situaties waarin respondenten niet hun ware attitude durven te tonen. 6ndirecte technieken zijn minder betrouwbaar en valide.
Hoofdstuk 2: Social Judgment Theory :ersuasion is een twee(staps(proces" waarin eerst het standpunt wordt gemeten van de boodschap en na de beoordeling vindt attitudeverandering plaats. De meetprocedure" waarbij het standpunt beoordeeld wordt" is in de social judgment theorie de 8rdered %lternatives 5uestionnaire. De respondent krijgt een aantal statements die elk een ander standpunt tonen. Deze moeten ingedeeld worden van het meest acceptabel tot het meest onacceptabel. Hiermee worden de latitudes gede!nieerd: latitude o# acceptance" latitude o# rejection en latitude o# noncommitment.
De bron van verschillen in de judgmental latitudes is: ego(involvement. /wee kenmerken: Ego(involvement is issue(speci!c" het is dus geen karaktertrek; Ego(involvement is wat anders dan de e;tremiteit van een standpunt. %ls ego(involvement toeneemt neemt de latitude o# rejection ook toe. .en moet een procedure hebben om ego(involvement te meten.
.eten van ego(involvement &ize o# the ordered(alternatives latitude o# rejection: hoe groter de latitude o# rejection" hoe groter de ego(involvement. 8wn(categories procedure: respondenten krijgen <= o# meer statements over >>n onderwerp en moeten die in zoveel categorie0n plaatsten als zij denken dat er nodig zijn om de verschillende standpunten te plaatsen. Hoe minder categorie0n" hoe groter de ego(involvement.
$ij social judgment theorie wordt de reactie op de persuasieve communicatie benvloed door het ingenomen standpunt. De ontvanger kan het onderwerp zijn van assimilatie en contrast efecten. %ssimilatie: de ontvanger denkt dat het standpunt dichter bij zijn eigen standpunt ligt dan het in werkelijkheid doet. %ls standpunt in latitude o# acceptance ligt. ?ontrast: de ontvanger denkt dat het standpunt verder weg ligt van zijn eigen standpunt dan het eigenlijk doet. 9ebeurt vaak als het standpunt in de latitude o# rejection ligt. $ij meer ego(involvement is meer sprake van assimilatie en contrast efecten.
%ttitudeverandering %ls de boodschap in de latitude o# acceptance o# noncommitment ligt is de kans op attitudeverandering in de gewenste richting het grootst. Hoe groter de a#wijking hoe groter het efect" totdat de boodschap in het gebied van de rejection komt. Hou rekening met de ego(involvement. %ssimilatie en contrast efecten verminderen de efecten van persuasieve efectiviteit. )%ssimilatie: minder grote a#stand dus minder attitudeverandering4. Daarom is het belangrijk om het standpunt op een issue goed duidelijk te maken.
+ritische beschouwing :roe#personen met hoge en lage ego(involvement verschilden ook op andere punten. Het verschil in latitude grootte kan naast ego(involvement ook te wijten zijn aan position e;tremit2. 6nvolvement bevat een aantal verschillende concepten" deze verschillen moeten duidelijk zijn. De manier van meten van involvement )ordered alternatives en own categories4 zijn niet zo geschikt.
9econcludeerd kan worden dat het in de social judgment theorie alleen gaat over het standpunt dat ingenomen wordt en niet o# er een goede argumentatie is voor dat standpunt en o# de inhoud goed is.
Hoofdstuk : !nformation"!ntegration #odels of Attitude Het centrale thema is: attitude is een #unctie van de manier waarop men de in#ormatie integreert die men over een onderwerp hee#t.
7ishbeins summative model o# attitude Een attitude is een #unctie van de salient belie#s van iemand betrefende het onderwerp. De attitude is een #unctie van belie# strength en belie# evaluation: %o @ b i e i Dit kan gemeten worden met de attitudemeet technieken. ?ommentaar op dit model: &ommige onderzoekers hebben geprobeerd een derde variabele toe te voegen. .aar dit verhoogt de voorspelbaarheid van de attitude niet. %ls men gebruik maakt van een gestandaardiseerde belie# list is b i e i een betere voorspeller dan e i . %ls men gebruik maakt van een individuele belie# list" zijn b i e i en e i even goede voorspellers van de attitude. $elie# strength scores zijn dus belangrijk bij standardized belie# lists. Heel soms is b i een even goede voorspeller als b i e 6 " maar dit gebeurt alleen onder speci!eke omstandigheden. De voorspelbaarheid van attitude van gestandaardiseerde lijsten is het grootst als de schalen voor strength en evaluatie bipolair zijn. %ls belie# strength de attitude niet benvloed" moet deze ook niet meegenomen worden in het model.
:ersuasieve strategie0n A. Een nieuwe positieve salient belie# toevoegen. B. Een bestaande positieve belie# meer #avoriet maken. C. De belie# strength van een positieve belie# vergroten. D. Het verminderen van de impopulariteit van een negatieve belie#. 3. De belie# strength van een negatieve belie# verminderen. <. De huidige belie#s in een andere volgorde plaatsen zodat er een nieuwe set van salient belie#s ontstaat. %ls iemand al de relevante categorical judgments hee#t )bijv EB voor belie# strength en EC voor belie# evaluation4 dan hee#t het geen invloed op de attitude om de strength nog te gaan vergroten.
+unnen er ook andere zaken dan b i e i de attitude veranderenF Ga" het is bijvoorbeeld gebleken dat bij advertenties b i e i en de attitude(toward(the(ad samen beter de attitude voorspellen.
.et behulp van 7ishbeins model kan er snel gedenti!ceerd worden op welke punten men kan inspringen om de attitude te verbeteren.
Het model van 7ishbein gaat alleen over de inhoud van de boodschap. Haken als geloo#waardigheid van de bron" opbouw van de boodschap en kenmerken van de ontvanger worden niet besproken. 6n dit model komen deze punten alleen indirect" via de belie# strength en belie# evaluation naar voren. Hoofdstuk $: Theory of reasoned action %&ish'ein ( A)*en+ De theor2 o# reasoned action is gebaseerd op het idee dat de belangrijkste determinant van gedrag de gedragsintentie is van een persoon" wat een persoon geneigd is om te doen. ,at *i)n de determinanten van gedragsintentie- De theor2 o# reasoned action veronderstelt dat de intentie om een bepaald gedrag wel o# niet uit te voeren a#hangt van twee #actoren: de attitude van een individu ten opzichte van het gedrag en de .su')ectieve norm. van het individu. De subjectieve norm is de perceptie van hoe belangrijke anderen het gedrag evalueren. Deze twee #actoren bepalen niet altijd in gelijke mate de gedragsintentie.
De theor2 o# reasoned action vat dit algebrasch als volgt samen:
$6 @ )%$4wA E )&,4wB
$6 : gedragsintentie %$ : attitude t.o.v. het gedrag &,: subjectieve norm wA en wB : de gewichten van beide #actoren
8m een gedragsintentie te meten wordt bijvoorbeeld het volgende item gebruikt:
6k ben geneigd om te roken Heer mee eensIIIIII..zeer mee oneens
8m de attitude t.o.v. van gedrag te meten wordt bijvoorbeeld de volgende schaal gebruikt:
Het roken van sigaretten vind ik 9oedIIIIIIIIIIslecht &chadelijkIIIIIIIIIheilzaam %angenaamIIIIIIIIIonaangenaam
8m de subjectieve norm te meten wordt bijvoorbeeld het volgende item gebruikt:
De meeste mensen die belangrijk voor me zijn vinden Dat ik welIIIIIIIIIIIdat ik niet zou moeten roken
De waarden van de attitude en de normatieve componenten worden empirisch vastgesteld. Deze waarden zijn niet vast te stellen voor >>n persoon. .en kan wel de waarden van deze componenten vaststellen voor een groep respondenten.
/eterminanten van de attitude component De attitude van een individu ten opzichte van een bepaald gedrag is a#hankelijk van de evaluatie van zijn geloo# )ei4 en de kracht )strength4 van zijn geloo# )belie#4 in het gedrag )bi4.
%$ @ J bi ei .et het volgende item wordt bijvoorbeeld de kracht van het geloo# gemeten:
Het roken van sigaretten zal bij mij het risico op kanker verhogen KaarschijnlijkIIIIIIIIIonwaarschijnlijk KaarIIIIIIIIIniet waar Door het volgende item wordt bijvoorbeeld de evaluatie ervan gemeten: .ijn risico op kanker verhogen is 9oedIIIIIIslecht KenselijkIIIIIIonwenselijk &chadelijkIIIIII.onschadelijk
/eterminanten van de normatieve component0 De subjectieve norm van een persoon is a#hankelijk van de Lnormative belie#sL" wat de persoon denkt dat anderen van het gedrag vinden ),$i4 en Lmotivation to compl2L" zijn motivatie om naar die normatieve verwachtingen van anderen te handelen ).?i4.
&, @ J ,bi .?i
,ormatieve verwachting van anderen:
.ijn ouders vinden Dat ik welIIIIII...dat ik niet Hou moeten roken
.otivatie om te handelen naar de verwachting van anderen:
6n hoeverre ben je in het algemeen bereid te doen wat je ouders willenF Helemaal nietIIII.II.heel erg
/e intentie"gedrag relatie De theorie o# reasoned action herkent drie omstandigheden waaronder intentie geen goede voorspeller is van gedrag. A. Kanneer het meten van intentie en gedrag niet overeenkomen. .ijn intentie om vanavond bij de supermarkt een cola light te kopen" voorspelt goed o# ik vanavond bij de supermarkt een cola light koop. Het voorspelt niet goed o# ik vandaag een ?ola *ight bij de supermarkt koop o# morgen een cola light bij de ca#etaria. B. Kanneer de intentie verandert in de periode tussen de meting van de intentie en de meting van het gedrag. C. 9edrag is niet volledig te beheersen; gedrag dat niet volledig te beheersen is" is slecht te voorspellen door intentie.
1nder*oek 'etre2ende de determinanten van intentie Het is gebleken dat gedragsintenties redelijk goed voorspelt kunnen worden door de attitude en de subjectieve norm. .aar in de meeste toepassingen van dit model bleek de attitude component sterker te correleren met de intentie component dan met de normatieve component. 8ver het algemeen blijkt de attitude component )attitude t.o.v. het gedrag4 dus meer invloed te hebben op intentie dan de normatieve component )subjectieve norm4.
1erschillende onderzoekers denken dat de attitude en de normatieve componenten niet los van elkaar staan. .ensen met een negatieve subjectieve norm hebben vaak ook een negatieve attitude ten opzichte van het gedrag en andersom. Er is echter ook bewijs voor het #eit dat deze twee componenten wel van elkaar te onderscheiden zijn. Er is geen antwoord te geven op de vraag: wanneer zullen de attitude component en de normatieve component positie# correleren en wanneer zullen ze niet gerelateerd zijn aan elkaarF .en mag in het algemeen verwachten dat er ten minste een gemiddeld positieve correlatie zal bestaan tussen de twee componenten.
De theor2 o# reasoned action veronderstelt dat de attitude en de subjectieve norm de enige #actoren zijn die de gedragsintentie benvloeden. %ndere #actoren benvloeden de intentie alleen via de attitude o# subjectieve norm. De vraag is o# er geen andere #actoren bestaan die direct invloed uitoe#enen op de gedragsintentie. Er bestaat de meeste ondersteuning voor Lprior behaviorL )voora#gaand gedrag4. Dit houdt in o# het gedrag in het verleden al eerder is uitgevoerd door de betrefende persoon. Dit zo voor een groot deel de moeilijkheid om gedrag te veranderen kunnen verklaren. Er is echter nog niet voldoende bewijs om deze component aan de theorie toe te voegen.
1nder*oek 'etre2ende de determinanten van de normatieve component /wee punten: De motivation to compl2 kan meer o# minder speci!ek zijn. .eestal wordt de .? gemeten met algemene vragen over de neiging van de respondent om zich te gedragen naar de verwachting van anderen. Het kan echter ook gemeten worden door een gedragspeci!eke vraag te stellen" zoals LKat betre#t stemmen op $ush" in welke mate doe je wat je vrienden willen dat je doetFL 8# door het stellen over het algemene onderwerp" zoals LKat betre#t politiek" in welke mate doe je wat je vrienden willen dat je doetFL Door het op een andere manier te vragen kan men waarschijnlijk de .? beter verklaren. Daarnaast worden er vaak verschillende soorten scores gebruikt bij het meten" namelijk bipolaire )van (C tot EC4 o# unipolaire )van A tot '4. 1erschillende soorten scores leiden tot verschillende resultaten. Het is echter niet duidelijk wat de meest optimale manier van vragen stellen en scores is. Kaarschijnlijk omvat de theor2 o# reasoned action niet goed de normatieve invloeden. Mit sommige onderzoeken blijkt ,$ alleen een betere voorspelling van &," dan ,$ en .? samen. Mit andere onderzoeken blijkt intentie beter voorspelbaar te zijn door de attitude en ,$ dan door attitude en ,$ en .? samen.
1nder*oek 'etre2ende de relatie tussen intentie en gedrag De theor2 o# reasoned action gaat ervan uit dat intentie de enige voorspeller is van gedrag. %lle andere #actoren die invloed zouden hebben lopen indirect via de intentie. 1erschillende studies hebben aangetoond dat het voorspellen van gedrag verbeterd wanneer eerder getoond gedrag )prior behavior4 wordt meegenomen. ):ersonen die het gedrag in het verleden vertoond hebben zullen dit eerder in de toekomst doen" a#gezien van de intentie ten opzichte van het gedrag.4 Dit zou betekenen dat dit efect het #eit" dat gedrag niet volledig te beheersen is" onderstreept. 9edrag in het verleden kan van invloed zijn a#gezien van de intentie. 1andaar dat veranderingen in intentie niet voldoende hoeven te zijn voor verandering in gedrag.
Conclusies voor 'e3nvloeding Er zijn drie condities waaronder gedrag kan veranderen: Kanneer de attitude component verandert. Kanneer de normatieve component verandert. Kanneer het relatieve gewicht van de twee componenten verandert.
/e attitude component veranderen De attitude wordt benvloed door de evaluatie van zijn geloo# )ei4 en de kracht van zijn geloo# in het gedrag )bi4. De attitude kan dus op verschillende manieren veranderd worden. Een nieuw negatie# Lbelie#L aan het gedrag toevoegen )van roken gaan je kleren stinken4. 1an een bestaand Lbelie#L de ernst laten zien )zoals je weet kan roken leiden tot verstopping van de bloedvaten" maar weet je dat dat heel gevaarlijk isF4. De Lbelie# strengthL van een bestaand negatie# belie# vergroten" de kans dat het gebeurt )je weet dat roken tot gezondheidsproblemen kan leiden" maar weet je dat die kans heel groot isF4 De #avorabilit2 van een bestaand positie# belie# verminderen De belie# strength van een bestaand positie# belie# verminderen )roken helpt niet om je gewicht laag te houden4 Door de bestaande belie#s te vervangen door andere belie#s. )ben je vergeten hoe duur sigaretten tegenwoordig zijnF4 /e normatieve component veranderen Een nieuw persoon toevoegen )heb je er over nagedacht wat je moeder hiervan zal denkenF4 Het normatieve belie# van een persoon veranderen )je hebt het #out" ik sprak met 9eorge en hij vindt dat je dit moet doen4. De motivatie om aan iemands verwachting te voldoen veranderen )Ge hoe#t je niet druk te maken over wat hij er van vindt4. Het is niet duidelijk op welk niveau men het beste kan proberen de motivation to compl2 te veranderen. Dit kan namelijk in het algemeen gebeuren" voor het gedragsdomein o# alleen voor het speci!eke gedrag. .isschien is het zel#s beter om de motivation to compl2 niet proberen te veranderen" omdat het uit enkele onderzoeken is gebleken dat de subjectieve norm beter voorspeld wordt door alleen de normative belie#s. .en kan zich beter richten op het veranderen van de attitude dan de subjectieve norm" omdat de eerste meestal meer invloed uitoe#ent op de intentie.
/e ge4ichten van de componenten veranderen .eer nadruk leggen op het belang van de attitude component dan de normatieve component bij het vormen van een gedragsintentie. Dit werkt alleen wanneer de attitude en normatieve component in tegengestelde richting werken.
/e relatie tussen intentie en gedrag Kanneer leiden veranderingen in intentie niet tot veranderingen in gedragF Er zijn verschillende omstandigheden waaronder intentie en gedrag niet sterk gecorreleerd zijn: Kanneer de meting van intentie en gedrag niet overeenkomen Kanneer intenties later veranderen. Dus tijdsinterval tussen meten van intentie en gedrag is belangrijk. Hoe groter het tijdsinterval" hoe lager de correlatie. De #ocus van de persuader op het veranderen van iemands intenties" moet het belang van de relatie tussen intentie en gedrag niet overschaduwen. Hoofdstuk 5: 6la'oration 7ikelihood #odel Het Elaboration *ikelihood .odel is gebaseerd op het idee dat ontvangers onder verschillende condities vari0ren in de mate waarin elaboratie plaatsvindt bij de in#ormatie van een overtuigend onderwerp.
6la'oratie: Lbegeven in onderwerprelevant denkenL
6r *i)n t4ee verschillende .routes. voor 'e3nvloeding: ?entrale route het overredingsproces" wanneer de elaboratie relatie# hoog is. De ontvanger bestudeert de beschouwing over het onderwerp zorgvuldig )innerlijk debat4. :eri#ere route het overredingsproces" wanneer de elaboratie relatie# laag is. De ontvanger gaat a# op verschillende LcuesL )oppervlakkige kenmerken4.
Kanneer de elaboratie a#neemt" worden peri#ere cues belangrijkere determinanten voor efecten van overreding. Kanneer de elaboratie toeneemt" hebben peri#ere cues minder efect op de overreding. Het kan ook zijn dat er bij benvloeding zowel peri#ere als centrale aspecten meespelen.
&actoren die de mate van ela'oratie 'e3nvloeden: De motivatie van de ontvanger om zich te verdiepen En de mogelijkheid van de ontvanger om zich te verdiepen
&actoren die de motivatie van ela'oratie 'e3nvloeden: $etrokkenheid van de ontvanger De aanwezigheid van meerdere bronnen De Lneed #or cognitionL
8etrokkenheid van de ontvanger $etrokkenheid: de persoonlijke relevantie van het onderwerp voor de ontvanger. Kanneer de betrokkenheid hoog is" neemt de motivatie van de ontvanger voor een Linnerlijk debatL toe. 6n eerdere onderzoeken over het efect van betrokkenheid werden twee verschillende onderwerpen gebruikt. E>n waarin de populatie wel bij betrokken zou zijn en >>n waarbij de populatie niet betrokken zou zijn. 1erschillen tussen beide condities kunnen hier echter het gevolg zijn van een #actor die verband hee#t met het verschil in onderwerp in plaats van de verschillen in betrokkenheid. *ater is in dit soort onderzoek gebruik gemaakt van verschillende groepen )twee groepen studenten van verschillende universiteiten4 die verschillen in betrokkenheid bij dezel#de boodschap. Doordat de studenten dezel#de boodschap te horen krijgen is het beter te beoordelen o# de verschillen een gevolg zijn van verschillen in betrokkenheid.
/e aan4e*igheid van meerdere 'ronnen met meerdere argumenten Kanneer er meerdere argumenten door meerdere bronnen worden gepresenteerd" neemt de motivatie tot elaboratie toe. De combinatie van meerdere bronnen en meerdere argumenten verhoogt de elaboratie. Dit komt doordat verondersteld wordt dat de verschillende bronnen ona#hankelijk zijn van elkaar wat betre#t de gegeven in#ormatie. Kanneer de bronnen ona#hankelijk van elkaar overkomen" neemt de motivatie om de argumenten a# te wegen toe. Kanneer de bronnen niet ona#hankelijk zijn" neemt de motivatie om de argumenten a# te wegen a#.
9eed for cognition ,eed #or cognition is Lde neiging van de ontvanger om na te denken.L De need #or cognition varieert per persoon. ?acioppo en :ett2 hebben een Lneed #or cognitionL schaal ontwikkeld. :ersonen met een hoge need #or cognition hebben de neiging om het eens te zijn met stellingen zoals Lik vind het leuk om dingen te doen waar nieuwe oplossingen voor problemen gevonden moeten worden.L :ersonen met een lage need #or cognition zijn het eerder eens met bijvoorbeeld Lik denk zoveel als nodigL. Het blijkt dat personen met een lage need #or cognition meer benvloed worden door peri#ere aspecten" dan personen met een hoge need #or cognition. :ersonen met een hoge need #or cognition worden meer benvloed door de kwaliteit van de argumenten" dan personen met een lage need #or cognition. Dit is in overeenstemming met de veronderstelling dat personen met een hoge need #or cognition een groter motivatie hebben voor elaboratie dan personen met een lage need #or cognition.
&actoren die de mogeli)kheid tot ela'oratie 'e3nvloeden De aanwezigheid van aNeiding tijdens de overreding )distraction4 De voorkennis over het onderwerp van de ontvanger
A:eiding Distraction: de aanwezigheid van een aNeidende stimulus o# taak die vergezeld gaat met de persuasieve boodschap. $ij condities waaronder anders relatie# hoge elaboratie plaats zou vinden" wordt de elaboratie belemmerd door LdistractionL. Deze belemmering kan de benvloeding vergroten o# verkleinen. 8nderzoek" waaruit bleek dat aNeiding de persuasieve efecten kan vergroten" ging a# op omstandigheden waaronder de elaboratie hoog was en er verwacht werd dat tegengestelde in#ormatie verstrekt zou worden.
;oorkennis Hoe groter de bestaande kennis is van een ontvanger" hoe beter de ontvanger in staat is om te elaboreren. 8ntvangers met veel bestaande kennis die een boodschap te horen krijgen met een standpunt" tegenovergesteld aan hun eigen attitude" zijn beter in staat om tegenargumenten te ontwikkelen. Het vergroten van de kracht van de argumenten in een LcounterattitudinalL boodschap" zal de benvloeding bij ontvangers met veel kennis vergroten en weinig efect hebben op ontvangers met weinig kennis
Andere factoren die de mogeli)kheid tot ela'oratie 'e3nvloeden 7actoren die onderzocht zijn: herhaling van de boodschap en het postuur van de ontvanger. Er zijn uit onderzoeken geen generalisaties voortgekomen over hoe en wanneer andere #actoren een rol spelen bij de mogelijkheid tot elaboratie.
?entrale route
!nvloeden op de richting van ela'oratie 8# de boodschap een LproattitudinalL o# een LcounterattitudinalL standpunt brengt. De kwaliteit van de argumenten in de boodschap Proattitudinal vs0 Counterattitudinal 'oodschappen De mate van elaboratie wordt benvloed door de bestaande attitude van de ontvanger en het standpunt dat in de boodschap wordt verdedigd. :roattitudinal boodschappen roepen voornamelijk positieve gedachten op en counterattitudinal boodschappen roepen voornamelijk negatieve gedachten op. .ensen worden echter ook overtuigd door argumenten uit een counterattitudinal boodschap" vandaar dat volgens het E*. model de kracht van de argumenten )strength4 ook invloed uitoe#ent op de elaboratie.
<racht van de argumenten Hoe positiever de reacties zijn na kritische bestudering van de boodschap" hoe meer efect de boodschap zou moeten hebben. $ij hoge elaboratie benvloedt de sterkte van de argumenten de richting van elaboratie en daarmee het overtuigende efect. 6n onderzoeken met betrekking tot dit onderwerp" is gebruik gemaakt van sterke en zwakke argumenten. Een boodschap met sterke argumenten werd hierin gede!nieerd als Leen boodschap die argumenten bevat die" wanneer mensen over de argumenten na moeten denken" vooral positieve gedachten oproept.L Een boodschap met zwakke argumenten werd gede!nieerd als Leen boodschap die argumenten bevat die" wanneer mensen over de argumenten na moeten denken" vooral negatieve gedachten oproept.L Het is niet mogelijk om aan de hand van deze onderzoeken te zeggen wat de boodschappen met sterke argumenten efectie# maakt bij hoge elaboratie. Het is niet mogelijk om te zeggen hoe efectieve boodschappen gemaakt moeten worden. L9ebruik sterke argumentenL betekent in dit verband namelijk hetzel#de als Lgebruik efectieve argumentenL.
Andere factoren die de richting van ela'oratie 'e3nvloeden Er is enig bewijs gevonden voor het volgende: 1oora# gewaarschuwde mensen voor een counterattitudinal boodschap hebben minder snel negatieve gedachten met betrekking tot het gepresenteerde standpunt dan wanneer ze niet voora# gewaarschuwd zijn.
;erschil social )udgement theorie en 67# &ocial judgement: wanneer de mate van betrokkenheid toeneemt" zijn counterattitudinal messages minder efectie# wat betre#t overreding. E*.: wanner de mate van betrokkenheid toeneemt" neemt de neiging tot elaboratie toe. Dit kan zowel leiden tot overreding als niet tot overreding. Dit hangt a# van de richting van elaboratie.
Perifere route
=ol van heuristieken $ij lage elaboratie wordt de ontvanger benvloed door het gebruik van beslissingsregels en heuristieken. Heuristieken: simpele beslissingsprocedures waar voor weinig in#ormatieverwerking nodig is. Deze worden geactiveerd door peri#ere #actoren. 1oorbeeld: bij een bekende ,ederlander in een boodschap: L6k vind de bron leuk" dus ik ben het er mee eens.L 1olgens het E*. neemt de invloed van peri#ere #actoren toe naarmate de elaboratie lager is en onder condities waarin deze #actoren in het oog springen.
Heuristiek van geloof4aardigheid Dit is gebaseerd op de veronderstelling dat Lstatements van een geloo#waardige bron zijn betrouwbaar.L Mit onderzoek is gebleken dat wanneer de betrokkenheid van de ontvanger toeneemt" de efecten van geloo#waardigheid van de bron a#nemen. 6n overeenstemming met de verwachtingen van het E*. hee#t de geloo#waardigheid van de bron een groter efect wanneer de elaboratie bij de ontvanger relatie# laag is.
Heuristiek van liking Dit is gebaseerd op in welke mate de ontvanger de bron LleukL vindt. 1oorbeeld: Lmensen zijn het eens met anderen die ze mogenL en Lmensen die ik leuk vind hebben meestal een goede meningL. Kanneer de neiging tot elaboratie a#neemt" neemt de invloed van Lliking #actorenL voor benvloeding ook toe.
Heuristiek van consensus Dit is gebaseerd op de reacties van andere mensen op de boodschap. 1oorbeeld: Lals andere mensen het geloven is het waarschijnlijk waar.L De goedkeurende reacties van anderen zouden de efectiviteit van een persuasieve boodschap doen toenemen. Mit onderzoek is gebleken dat ontvangers minder benvloed worden wanneer een )deel van het4 publiek het tegenovergestelde standpunt van de boodschap verdedigt.
Andere heuristieken Het aantal argumenten in de boodschap o# de lengte van de boodschap zouden ook als peri#ere cues kunnen werken. Hier is echter weinig bewijs voor.
;ariaties in de mate van ela'oratie: trade"o2s en conse>uenties Het gaat niet alleen om het onderscheid tussen de centrale en de peri#ere route" maar vooral ook om het continuOm tussen deze twee. Kanneer de neiging tot elaboratie bijvoorbeeld toeneemt" neemt de invloed van peri#ere cues a#" en de invloed van een Linnerlijk debatL neemt toe. De relatieve invloed van elaboratie en peri#ere cues vari0ren wanneer de neiging tot elaboratie varieert. .et de variaties in elaboratie corresponderen de variaties in de uiteindelijke persuasieve efecten. Het E*. stelt dat attitudes die tot stand zijn gekomen via de centrale route" langduriger zijn" beter voorspelbaar zijn wat betre#t toekomstig gedrag beter bestand zijn tegen tegenargumenten.
8eperkt aantal onder4erpen Een verontrustend aspect van de onderzoeken m.b.t het E*. is het beperkte aantal onderwerpen dat gebruikt is. Het onderwerp Lsenior comprehensive e;amsL is veel onderzocht.
<racht van de argumenten Hie de de!nities van sterke en zwakke argumenten eerder. Dit punt is moeilijk uit te leggen" het staat beschreven op blz. AA= en AAA.
8etrokkenheid $etrokkenheid: de directe persoonlijke relevantie van het onderwerp voor de ontvanger. Het begrip betrokkenheid hee#t echter meerdere #acetten en persoonlijke relevantie is slechts >>n van deze #acetten. De andere #acetten van betrokkenheid hoeven niet dezel#de efecten te hebben als de persoonlijke relevantie.
Conclusie De sleutel tot overreding volgens het E*. is te variabele Londerwerp gerelateerd denken door de ontvangers van de boodschapL. Hoofdstuk ?: The study of Persuasive e2ects E;perimenteel onderzoek Mitgangssituatie van een e;perimenteel persuasie# onderzoek: De onderzoeker manipuleert >>n #actor )de ona#hankelijke variabele4 om te kijken wat voor een efect het bewerkstelligt op )verschillende4 persuasieve boodschappen e.d. )de a#hankelijke variabelen4.
1ariaties op bovenstaande uitgangssituatie: posttest(onl2 design .en zou het kunnen stellen zonder de eerste attitudemeting )voortest4" aangenomen dat de twee groepen voora# enigszins vergelijkbare attitudes hebben. Er wordt in dit geval dus alleen een nameting verricht. De onderzoeker zou een ona#hankelijke variabele kunnen cre0ren met meer dan twee conditiesP levels. $ijvoorbeeld hoog" gemiddeld en laag. 9ebruik van meer dan >>n ona#hankelijke variabele. Dus verschillende variabelen combineren om een andere )a#hankelijke4 variabele te onderzoeken.
E;perimentele onderzoeken met meer dan >>n ona#hankelijke variabele hebben de kans op Qinteractie(efectenR betrefende deze variabelen. Een Qinteractie(efectR ontstaat wanneer het efect van >>n ona#hankelijke variabele )S4 op een a#hankelijke variabele )T4 a#hangt van de conditieP level van een andere ona#hankelijke variabele )/4.
/
S T
:roblemen betrefende studie van persuasieve efecten Er zijn twee noemenswaardige algemene problemen die ontstaan tijdens het onderzoeken van #actoren die de efectiviteit van persuasieve boodschappen benvloeden: A. Het generaliseren van gevonden efecten in speci!eke persuasieve boodschappen naar algemene persuasieve boodschappen. B. Het de!ni0ren van ona#hankelijke variabelen in onderzoeken betrefende persuasieve efecten. @eneralisatie van 'oodschappen 8nderzoeken betrefende enkelvoudige designs cre0ren twee belangrijke barriUres ten opzichte van generalisatie. De eerste is dat het design geen ondubbelzinnige causale attributie tolereert. De tweede is dat het design QblindR is voor de mogelijkheid dat de efecten van een gegeven boodschap mogelijk niet constant zijn naar andere boodschappen toe.
/u''el*innige causale attri'utie Hoewel de logica van e;perimentele onderzoeken ontworpen is voor het tolereren van heldere en ondubbelzinnige causale attributie" cre0ren enkelvoudige e;perimentele designs onvermijdelijk enige dubbelzinnigheid betrefende wat de oorzaak is van aangetoonde verschillen. Deze dubbelzinnigheid komt op vanwege het #eit dat het manipuleren van de variabele van onderzoek onvermijdelijk samen gaat met het manipuleren van andere variabelen die niet van belang zijn voor het onderzoek.
9iet eenduidige e2ecten van A'oodschapvaria'elenB Kanneer een boodschap een bepaalde conclusie bewerkstelligt" wil dat niet zeggen dat deze conclusie altijd geldt voor het verbeteren van de efectiviteit van een boodschap. Het kan namelijk zo zijn dat er iets bijzonders was aan de speci!eke boodschap die werd onderzochtIer wordt bij enkelvoudige designs namelijk slechts >>n boodschap onderzocht. .eta(anal2se is het gebruik van verschillende kwantitatieve technieken voor het samenvatten van resultaten verkregen uit een aantal a#zonderlijke onderzoeken. Kanneer men meta(anal2se gebruikt kan men s2stematisch verschillende efecten uit de a#zonderlijke e;perimenten onderzoeken" deze a#zonderlijke onderzoeken combineren tot een algeheel overschaduwend beeld" kijken naar onderlinge variaties tussen verschillende onderzoeken" etc. /eCnitie van de varia'ele 8na#hankelijke variabelen kunnen op twee verschillende manieren worden gede!nieerd in een onderzoekspracticum. 6n termen van innerlijke boodschapkenmerken o# in termen van antwoordenP reacties teweeggebracht door ontvangers. De meeste QboodschapvariabelenR zijn echter gede!nieerd in termen van innerlijke boodschapkenmerken. Er is geen correcte manier betrefende het de!ni0ren van variabelen. .en kan een variabele de!ni0ren zoals hijP zij dat wil" zolang men maar helder in zijn de!nitie is.
Het is belangrijk om stil te staan bij het de!ni0ren van variabelen" omdat het onderscheid een belangrijk verschil maakt. Enkele belangrijkheden zijn: Kanneer men wil gaan generaliseren is het belangrijk te weten" dat de variabele in >>n bepaald onderzoek dezel#de betekenis hee#t in een ander onderzoek waar naar gegeneraliseerd moet gaan worden. De verschillende manieren betrefende het de!ni0ren van variabelen veroorzaken verschillende kwesties aangaande de betrouwbaarheid van de e;perimentele manipulatie. Een )duidelijke4 de!nitie van een variabele zorgt voor onmiddellijke kenmerkende bruikbaarheid van onderzoeksresultaten voor overredenaars. Hoofdstuk D: Source factors @eloof4aardigheid van de *ender 9eloo#waardigheid )o# meer voorzichtig Qwaargenomen geloo#waardigheidR4 hee#t betrekking op de mening van de ontvanger )m.a.w. ontvanger van een boodschap4 omtrent de geloo#waardigheid van de zender. ?ompetentie en vertrouwen als dimensies betrefende geloo#waardigheid 1erschillende schalen die de dimensies aanduiden: Competentie V ervaren W onervaren V gen#ormeerd W ongen#ormeerd V geschoold W ongeschoold V bevoegd W onbevoegd V vakkundig W onvakkundig V intelligent W niet intelligent V e;pert W geen e;pert Deze items schijnen allemaal betrekking te hebben op de waarderingP beoordeling over het #eit o# de zender wel o# niet in de positie is om de waarheid wel o# niet te kennen" te weten wat wel correct is en wat niet. ;ertrou4en V deugdelijk W niet deugdelijk V betrouwbaar W onbetrouwbaar V ruimdenkend W niet ruimdenkend V rechtvaardig ( onrechtvaardig V eerlijk W oneerlijk V niet egocentrisch W egocentrisch Deze items schijnen allemaal betrekking te hebben op de waarderingP beoordeling over het #eit o# de zender schijnbaar wel o# niet geneigd is om de waarheid te vertellen zoals hijP zij die waarheid ziet.
De twee genoemde dimensies zijn ook wel te benoemen als de kennisrichting en als de richting van het verslag doen van iets. De kennisrichting hee#t betrekking op de ontvangersgedachte" dat de kennis van de zender over het onderwerp niet helemaal juist is. De richting van het verslag doen van iets hee#t betrekking op de ontvangersgedachte" dat de zender niet altijd gekozen hee#t voor correcte bronnen om verslag te doen over een onderwerp" maar hee#t onderhandeld. Kanneer een zender onder de kennisrichting valt" wordt verondersteld dat hijP zij minder competent is en als een zender onder de richting van het verslag doen van iets valt" dan wordt verondersteld dat hijP zij minder betrouwbaar is. &actoren van invloed op 'eoordeling van de geloof4aardigheid Opleiding, beroep en ervarenheid Dit zijn de meest gebruikte variabelen die onderzoekers manipuleren om de waarneming van de ontvanger betrefende de geloo#waardigheid van de zender te onderzoeken. Q,iet(spreekvaardighedenR in bestelling V Qe;trovertedR deliver2 st2le 9ebruik van snelle" hoge vloeiende spreekvaardigheid met te verwaarlozen pauzes" passende vocale nadruk" en gevarieerde stemintonaties. V QintrovertedR deliver2 st2le .inder snel" bevat pauzes en minder vloeiend" benadrukt onjuiste woorden en hee#t weinig variatie in stemintonatie. 8nderzoek hee#t aangetoond dat met het toenemen van het aantal Qniet( spreekvaardighedenR" zenders bestempeld worden als minder competent. De betrouwbaarheid wordt echter niet benvloed. Spreeksnelheid .iller" .aru2ama" $eaber en 1alone concludeerden aan de hand van twee onderzoeken" dat het toenemen van de spreeksnelheid leidde tot grotere waargenomen geloo#waardigheid" intelligentie en objectiviteit. Deze resultaten zijn echter niet normaal" de meeste andere onderzoeken tonen aan dat competentie en vertrouwen niet benvloedbaar zijn door spreeksnelheid. Dagvaarding van bewijsbronnen 6n het algemeen verhoogt het gebruik van bronnen door de zender" de zenders competentie en betrouwbaarheid. De efecten zijn echter vaak slechts gering. .c?roske2 vermeldt dat deze efecten meer voorkomen bij zenders wie over het algemeen laag o# gemiddeld als geloo#waardig worden bestempeld" dan bij zenders die hoog geloo#waardig worden bevonden. Dit kan echter ook weer leiden tot een Qpla#ondefectR: een zender die al als hoog competent en betrouwbaar wordt gezien" kan wellicht zijn eigenschappen niet ver meer verbeteren.
De mate van betrouwbaarheid van bronnen die worden aangedragen lijken Qa# te gevenR op de zender. Aanbevolen positie De gedachte van de ontvanger betrefende de richting )kennis e.d.4 die de zender inneemt" kan van invloed zijn op de gedachte over de positieP mening die de zender over het onderwerp in acht neemt. Kanneer zulke gedachten worden bevestigd dan kan de mening van de zender ook worden uitgelegd. 1oorbeelden: V biased testimon2 vakbondsleider die vermeld dat vakbonden de inNatie niet verhogen V reluctant testimon2 vakbondsleider die vermeld dat vakbonden de inNatie wel verhogen V unbiased testimon2 economisch pro#essor met elk van bovenstaande boodschap
De grootste competentie en betrouwbaarheid wordt achtereenvolgens van meest naar minst gevonden bij: A. A. unbiased testimon2 B. B. reluctant testimon2 C. C. biased testimon2 De ontvanger hee#t van de zender bij unbiased testimon2 de minste verwachtingen betrefende de boodschap. Mogen van de ontvanger 8# een ontvanger de zender wel o# niet mag is van invloed op de competentie en de betrouwbaarheid van de zender. Het mogen van de zender is meer van invloed op de betrouwbaarheid" dan op de competentie van de zender. Humor Het gebruiken van humor binnen boodschappen hee#t geleid tot verschillende resultaten in onderzoeken. :ositieve efecten betrefende humor worden het meest gevonden wanneer de ontvanger de zender wel mag en dus bij de betrouwbaarheid van de zender. ,egatieve efecten )verminderen van competentie en betrouwbaarheid4 ontstaan wanneer de humor gezien wordt als buitensporig en niet gepast. Efecten van betrouwbaarheid /wee inleidende inachtnames: V De twee dimensies betrefende betrouwbaarheid )competentie en betrouwbaarheid4 worden meestal niet a#zonderlijk gemanipuleerd. V Qlow(credibilit2R betekent niet relatie# laag in geloo#waardigheid" maar moeten aangemerkt worden als gemiddeld.
De efecten die betrouwbaarheid hee#t op persuasieve uitkomsten zijn niet rechtlijnig" maar zijn a#hankelijk van andere #actoren. Deze #actoren kunnen in twee algemene categorie0n worden geplaatst: #actoren die de grootteP belangrijkheid van de betrouwbaarheidsefecten benvloeden en #actoren die de richting van de betrouwbaarheidsefecten benvloeden. Invloeden betreende de grootte van de ee!ten De grootte van het efect dat zendergeloo#waardigheid hee#t op de persuasieve uitkomsten is niet constant" maar varieert van omstandigheid tot omstandigheid. /wee belangrijke #actoren: A. De betrokkenheid van de ontvanger betrefende het onderwerp van de boodschap. 6n enkele gevallen komt het voor dat wanneer een onderwerp van meer belang is voor de ontvanger" de competentie en de betrouwbaarheid van de zender minder belangrijk worden. B. De tijd die voorbij gaat tot de onthulling van de zender. De impact van de zendergeloo#waardigheid schijnt minder te worden naarmate de identiteit van de zender later wordt onthult. Invloeden betreende de ri!hting van de ee!ten .en zou zeggen dat wanneer de geloo#waardigheid groter wordt" de persuasieve efecten ook groter worden" o#tewel dat de richting constant is. /och komt het ook voor dat Qlow( credibilit2R zenders efectiever zijn dan Qhigh(credibilit2R zenders. De kritieke #actor die bepaalt welke zender geloo#waardiger is" schijnt de aard van de positie te zijn die de boodschap inneemt" o#tewel o# de boodschap een positie inneemt waar de ontvanger het niet mee eens is )een QcounterattitudinalR boodschap4 o# wanneer de boodschap een positie inneemt waar de ontvanger zich enigszins in kan vinden ) een QproattitudinalR boodschap4. .et een QcounterattitudinalR boodschap zal de Qhigh( credibilit2R zender een voorsprong hebben ten opzichte van de Qlow(credibilit2R zender. .et een QproattitudinalR boodschap zal de Qlow(credibilit2R zender een voorsprong hebben ten opzichte van de Qhigh(credibilit2R zender. 1oorkeur voor de zender Drie belangrijke punten onder voorbehoud betrefende het efect van welP niet mogen van de zender in relatie tot persuasieve uitkomsten: De efecten t.a.v. het welP niet mogen )@voorkeur4 kunnen ogenschijnlijk overreden worden door geloo#waardigheid. Het #eit dat wel mogen van zenders boven het niet mogen van zenders staat" is slechts het geval wanneer men van Qlow(credibilit2R spreekt. &oms kunnen zenders die men minder mag efectiever zijn dan zenders die men wel mag. "oorkeur en betrokkenheid De efecten betrefende welP niet mogen zijn minimaal wanneer de ontvangersbetrokkenheid groot is. 9rotere efecten betrefende QdislikedR zenders Kanneer onderzoeken aantonen dat zenders die men minder mag betere persuasieve uitkomsten behalen" hee#t dit te maken met het #eit dat ontvangers zel# hebben gekozen om naar de boodschap te luisteren. %ndere bron#actoren V 8vereenkomst 8ver het algemeen wordt gezegd dat wanneer er meer overeenkomsten zijn tussen de ontvanger en de zender" de persuasieve efecten groter worden. V *ichamelijke aantrekkingskracht 8nderzoek toont aan dat hoge lichamelijk aantrekkingskracht de overtuigingskracht van een zender verhoogt.
Deze andere bron#actoren benvloeden de persuasieve uitkomsten niet direct" maar indirect door het welP niet mogen van de zender door de ontvanger o# door de mening van de ontvanger betrefende de geloo#waardigheid )competentie o# betrouwbaarheid4 te benvloeden. Hoofdstuk E: 6igenschappen van de 'oodschap Structuur ?lima; versus anti(clima; De ?lima;volgorde houdt in dat je in een boodschap de belangrijkste argumenten pas op het laatst in de boodschap plaatst. De %nticlima;volgorde houdt in dat je in een boodschap de belangrijkste argumenten direct aan het begin in een boodschap plaatst.
Tussen de*e 2 'enaderingen *it 'i)na geen verschil in de mate van e2ectiviteit 'i) het overtuigen. 9emiddeld kan de A e benadering iets voordeel brengen" maar dit verschil is te verwaarlozen. Duidelijke conclusies en aanbevelingen .oeten er in de boodschap duidelijke conclusies en aanbevelingen gegeven worden o# .oet de boodschap de ontvangers zel# de conclusie laten trekken
/e 1 e 'enadering 'leek in alle studies veel meer e2ectiever dan de 2 e . .isschien dat andere #actoren" zoals bijv. opleidingsniveau" intelligentie" bekendheid met het onderwerp" etc. nog van invloed zijn op deze conclusie" maar hier is tot nog toe geen duidelijk bewijs voor gevonden.
6nhoud Eenzijdige versus tweezijdige boodschappen Een eenzijdige boodschap behandelt alleen de argumenten die de eigen opvatting steunen Een tweezijdige boodschap probeert ook de argumenten tegen de eigen opvatting te ontkrachten
De B e benadering is meer efectiever dan de A e . 1ooral bij de onderwerpen waarmee de ontvanger niet zo bekend is.
Volgorde van tweezijdige boodschappen &upport(then(re#ute: eerst pro(argumenten" dan anti(argumenten Xe#ute(then(support: vice(versa 6nterwoven: door elkaar Er is wat bewijs dat de support"then"refute"volgorde en de inter4oven"volgorde meer efectie# zijn dan re#ute(then(support. 8ok moet in het oog gehouden worden dat de tegenargumenten bij een tweezijdige wel als relevant voor het onderwerp door de ontvangers moeten worden ervaren.
Discrepantie Een boodschap is het meest efectie# als de boodschap niet te ver" maar ook niet te dichtbij de overtuigingen van de ontvangers staat. Er is hier sprake van een M(curve. Hoe deze curve er uit ziet hangt onder andere a# van de geloo#waardigheid van de bron )des te geloo#waardiger de bron" des te groter mag de discrepantie zijn4 en de betrokkenheid bij het onderwerp )des te meer betrokken" des te lager mag de discrepantie zijn4.
Fear appeals /wee verschillen: angst die een boodschap in zich hee#t en over wil brengen en angst die werkelijk verschijnt bij het publiek Een boodschap die de intentie hee#t om een grote mate van angst te veroorzaken bij de ontvangers slaagt daar niet altijd in. %ls een boodschap er wel in slaagt om een grote mate van angst te veroorzaken bij de ontvangers" vergroot dit de efectiviteit van de boodschap
Een boodschapper kan te ver gaan met het tonen van gruwelijke beelden. Dit kan desinteresse oproepen bij de ontvangers.
,$: de oorzaak van de efectiviteit van een boodschap kan ook liggen in de cognitieve reactie van het publiek op de angstgevoelens en niet op de angst zel#.
Voorbeelden versus statistische gegevens 1olgens de auteur is een persuasieve tekst die een o# meer goede voorbeelden o# verhalen vanPover mensen bevat meer efectiever dan een tekst met statistische gegevens.
1olgorde(van(verzoek(strategie0n 7oot(in(the(door $ij deze strategie wordt eerst een kleiner verzoek aan de ontvanger gedaan en als deze daarmee in hee#t gestemd volgt dan het grotere )echte4 verzoek. 8p deze manier kijkt de ontvanger beter tegen het echte verzoek aan en kunnen hiermee efectieve resultaten behaald worden.
%ls de strategie succesvol wil zijn moet er geen duidelijke andere rechtvaardiging zijn voor het instemmen met het echte verzoek. )9eld bijv.4 Des te groter het eerste verzoek" des te groter de kans dat de ontvanger instemt met het echte verzoek. )als hij tenminste ook instemt met het eerste verzoek4 De strategie is ook meer succesvol als de ontvanger het eerste verzoek ook eerst echt uitvoert voordat het echte verzoek wordt gedaan. De strategie is ook meer succesvol als het verzoek wordt gedaan door een institutie die van belang is voor de samenleving. )minder bij pro!t(organisaties4
De beste verklaring van dit moment verklaring van het succes van de strategie ligt in de zel#perceptieprocessen bij de ontvanger. De ontvanger kijkt" als hij met het eerste verzoek instemt" vaak tegen zich zel# aan als een behulpzaam" samenwerkend" lie#hebbend persoon.
Door#in#the#$a!e $ij deze strategie wordt er eerst een groter verzoek gedaan" en als de ontvanger dit a#wijst volgt dan het kleinere )echte4 verzoek. Deze strategie kan efectie# werken" maar er zijn wel een aantal beperkingen.
De efectiviteit van de strategie is lager: %ls er veel tijd tussen de verzoeken in zit. %ls de twee verzoeken niet door dezel#de persoon gedaan worden. %ls de verzoeken niet door een institutie die van belang is voor de samenleving gedaan worden. Hoofdstuk 1F: 1ntvanger" en conteGtfactoren 6igenschappen van de ontvanger Algemene persuasiviteit van ontvangers :ersuasiviteit houdt in hoe makkelijk iemand overtuigdPovergehaald kan worden in het algemeen. %ls iemand in het algemeen makkelijker overtuigd kan worden dan iemand anders" betekent dit echter nog niet dat het verschil in de moeilijkheid van het overtuigen groot is.
"ers!hillen in persuasiviteit m%b%t% gesla!ht Hoewel de verschillen klein zijn komen verschillende onderzoekers tot de conclusie dat vrouwen in het algemeen makkelijker te overtuigen zijn dan mannen.
Deze geobserveerde verschillen kunnen echter ook veroorzaakt worden door: De onderwerpen die in het onderzoek gebruikt zijn. .annen en vrouwen verschillen in hun interesse in en hun kennis van verschillende onderwerpen. Het geslacht van de onderzoeker. Kaar vrouwelijke onderzoekers geen verschillen observeren in de mate van persuasiviteit" zien hun mannelijke collegaRs dat vrouwen makkelijker te overtuigenPoverhalen zijn. 1oor beide alternatieve verklaringen is overigens tot nog toe niet veel bewijs gevonden
Een andere verklaring voor de verschillen in de mate van persuasiviteit kan liggen in het verschil in culturele training en socialisatie tussen mannen en vrouwen. .annen worden aangemoedigd om anal2tisch" kritisch en ona#hankelijk te denken en vrouwen worden meer aangemoedigd om de sociale harmonie te bewaren en anderen te ondersteunen. Hierdoor zouden condities kunnen worden gecre0erd die de mate van persuasiviteit kunnen benvloeden.
&ersoonlijkheids#eigens!happen $ij het onderzoek naar de invloed van de persoonlijkheid op de mate van persuasiviteit zijn weinig generalisaties te maken. 8.a. de invloed van zel#vertrouwen en de mate van attitudeverandering is onderzocht" maar deze relatie is onduidelijk. .ensen met weinig zel#vertrouwen hebben minder vertrouwen in hun eigen mening )persuasiviteit stijgt4" maar hebben aan de andere kant misschien ook minder interesse in onderwerpen om hen heen" omdat ze meer met zich zel# zitten )daalt4. 8ok de relatie tussen de intelligentie en de mate van persuasiviteit is onderzocht en ook deze relatie is onduidelijk. 6ntelligente mensen kunnen bijvoorbeeld een boodschap begrijpen )persuasiviteit stijgt4" maar ze kunnen ook beter tegenargumenten bedenken )daalt4.
@ecreHerde eigenschappen 'i) de ontvanger 're(ren van weerstand tegen persuasion) Ino!ulation *heor+ en onder,oek
/wee manieren van weerstand cre0ren )denk hierbij aan voorkomen van ziektes4: 8ndersteunende argumenten +leine dosis antiargumenten )6noculation /heor24 die soort van de#ensie oproepen.
/e t4eede manier is veel e2ectiever dan de eerste
Keerstand cre0ren bij: Cultural Truisms: een soort van waarde )binnen een bepaalde cultuur o# sociale omgeving4 die )bijna4 nooit YaangevallenZ wordt. $ijv. /anden poetsen na elke maaltijd is gezond. Deze ?/Rs zijn volgens de 6noculation /heor2 bijzonder kwetsbaar" omdat de mensen niet gewend zijn deze te verdedigen en omdat ze niet gemotiveerd zijn deze te verdedigen omdat ze als onaantastbaar worden gezien. 8m mensen meer weerstand te geven bij het verdedigen van ?/Rs is de Be manier veel beter dan de eerste )mensen gaan er dan pas echt goed over nadenken en daardoor worden ze sterker in hun overtuiging van de ?/4" maar nog beter is om ze allebei te gebruiken. 9on"truisms: .eer controversi0le YwaardenZ en attitudes. De beide manieren om weerstand te cre0ren zijn bij deze bijna even efectie# )denk hierbij aan tweezijdige boodschappen4. Dit omdat de de#ensie minder aangespoord hoe#t te worden" omdat de ,/Rs wel vaker ter discussie staan.
-aars!huwing Een waarschuwing dat er een YaanvalZ gedaan gaat worden op de /ruisms roept bij mensen een de#ensies2steem op en op die manier wordt de efectiviteit van de YaanvalZ minder. 1ooral bij onderwerpen waarbij iemand een grote betrokkenheid hee#t. Daarbij werkt het nog beter als de mensen verteld wordt met welke argumenten de aanval gepaard gaat. +unnen ze zich voorbereiden en hierbij geldt: Des te meer tijd" des te beter kunnen ze zich voorbereiden.
ConteGt "factoren : &rima!+#re!en!+ %ls er twee sprekers een voordracht doen en: De eerste hee#t meer voordeel in de mate van overtuiging: :rimac2(efect De tweede hee#t meer voordeel in de mate van overtuiging: Xecenc2(efect
Medium 8ver de verschillen in de mate van persuasiviteit bij verschillende media is nog verbazend weinig onderzoek gedaan. %lleen is bekend dat mensen bij een geschreven boodschap meer tijd hebben om de boodschap te begrijpen als bij een audiovisuele boodschap.
Aanhoudendheid :ersuasieve efecten nemen a# met de tijd. En voor ma;imaal efect zouden de boodschappen dus vlak bij het tijdstip van het echte doel van de boodschap gebracht moeten worden.
Haken die de aanhoudendheid van persuasieve efecten kunnen benvloeden zijn: %antal ondersteunende argumenten 9eloo#waardigheid van de bron $etrokkenheid van de ontvanger
1erder zijn boodschappen die via de centrale route )E*.(model4 verwerkt worden een beter aanhoudend persuasie# efect.
Sleeper"e2ect: het persuasieve efect neemt toe naarmate de tijd verstrijkt. Direct na de persuasieve boodschap wordt een indicatie gegeven dat de in#o in de boodschap niet klopt. $ij de mensen ontwaakt dan later het bese# dat die in#o wel degelijk waar was en dit zou tot gevolg hebben dat het efect toeneemt naarmate de tijd verstrijkt. Hier is echter weinig bewijs voor.