Professional Documents
Culture Documents
Stuvia Samenvatting OB H7-H17
Stuvia Samenvatting OB H7-H17
Behaviour - Buelens
door
Martenn
www.stuvia.com
Individual functions
Bevredig de persoonlijke behoefte voor affiliatie
Het ontwikkelen, verhogen en bevestigen van de
eigenwaarde en het gevoel van het hebben van een eigen
identiteit van een individu
Het geven van kansen aan individu om hun aannames
betreffende sociale realiteit te testen en te delen
Het verminderen van het gevoel van angst of onveiligheid
en machteloosheid bij individuen
Het verschaffen van een probleem oplossend mechanisme
voor persoonlijke problemen en problemen tussen
personen
Role overload overladen van een persoon met taken terwijl diegene niet in staat is om te doen wat hem/haar is
opgedragen
Role conflict tegenstrijdige ideen over de rol
Role ambiguitydubbelzinnigheid letterlijk, bijv. wanneer iemand een rol heeft gekregen maar niet weet wat er verwacht
wordt van hem/haar.
Taakrol helpt om een gezamenlijk doel te stellen en te definiren
Maintenance role bespoedigen ondersteunend en opbouwende relaties tussen personen
Normen gedeelde houdingen, meningen, gevoelens, of acties die sociaal gedrag begeleiden
Normen ontstaan op de volgende 4 manieren:
1. Duidelijke statements van de leidinggevende of collegas
2. Belangrijke gebeurtenissen in de geschiedenis van de groep
3. Primacy
4. Het meenemen van gedrag van situaties in het verleden
Asch-effect het verstoren van het beoordelingsgevoel van een individu door een unaniem, maar foutieve positieve
Groupthink sociale cohesie de groep denkt zo, dan denk ik ook zo
Social loafinghoe groter de groep, hoe groter de kans dat leden ongemotiveerd raken(mijn bijdrage is niet belangrijk, we
zijn toch met zoveel mensen)
Hoofdstuk 8
Voordelen team-based working voor organisatie:
Teams stellen de organisatie in staat om producten en diensten sneller en goedkoper te ontwikkelen en te
leveren, terwijl de kwaliteit gewaarborgd blijft.
Teams stellen de organisatie in staat om te leren en te blijven leren om effectiever te worden
Innovatie wordt bevorderd door het kruisbestuiven van ideen
Teams kunnen informatie integreren en verwerken op manieren die individuen niet kunnen
In teamverband werken kan productiviteit bevorderen
Team klein aantal mensen met elkaar aanvullende kwaliteiten
Tevens: taakgroepen die doorgegroeid zijn naar de performing stage(Hoofdstuk 8)
Voorwaarden voordat een groep een team kan worden:
Leden van de groep hebben gezamenlijke doelen betreffende hun werk
De leden hebben onderling contact om de gezamenlijke doelen te bereiken
Alle leden hebben duidelijk gedefinieerde doelen en onderling afhankelijke rollen
Er bestaat een organisatorische identiteit als een team met een goed gedefinieerde organisatorische functie
Volgens Katzenbach & Smith bestaat een team uit een klein aantal mensen 2 tot 25 leden
Effectieve teams blijken over het algemeen 10 of minder leden te hebben volgens een onderzoek uitgevoerd onder 400
medewerkers in USA en Canada.
SPREIDING OF CONCENTRATIE HIGH ABILITY?:
Wanneer de overall-performance moet worden opgekrikt high-ability verspreiden over groepen
Wanneer de prestatie van de beste groepen moet worden gemaximaliseerd high-ability concentreren
Belbins Theory basis voor het begrijpen van rolverdeling in een groep
9 verschillende rollen in een groep(tabel 8.1 blz. 330)
een persoon kan meer dan 1 rol hebben(een team hoeft dus niet uit minimaal 9 personen te bestaan)
rollen zijn gebaseerd op persoonlijke karakteristieken(eigenschappen)
rollen kunnen worden verdeeld in 3 bredere categorien: doe-rollen, denk-rollen, sociale-rollen
het is van belang dat tenminste de 3 bredere categorien vertegenwoordigd zodat er succesvol kan worden
gehandeld
Externe relaties
Socio-emotional cohesiveness gevoel dat ontstaat wanneer individuen emotionele bevrediging krijgen van deelname in
een team
Instrumental cohesiveness gevoel dat ontstaat wanneer teamleden van elkaar afhankelijk zijn omdat ze geloven dat ze
een team-doel niet zelfstandig kunnen bereiken
Bewijs over cohesiveness:
1. Er is een kleine, significante correlatie tussen cohesie en prestatie
2. De correlatie is groter voor kleine, echte teams
3. Toewijding aan de taak heeft de grootste impact op het effect van cohesie op prestatie
4. Er is een grotere correlatie tussen performancecohesiveness dan tussen cohesiveness performance
Stappen die managers kunnen nemen om cohesie te verhogen tabel 8.5(blz. 342)
Quality circles kleine teams bestaande uit mensen van het zelfde werkgebied die vrijwillig samenkomen om problemen te
identificeren, te analyseren en het aanbevelen van oplossingen voor de problemen gerelateerd aan kwaliteit, productiviteit
en kostenbesparingen.
Virtual Teams Bestaan uit individuen die grensoverschrijdend werken, voornamelijk in ruimte en tijd door
communicatietechnologien te gebruiken(bijv. team bestaat uit 1 medewerker per continent die virtueel samenkomen in
een videoconference)
Bewijs over Virtual Teams:
Het vormen van virtuele teams over het internet volgt hetzelfde ontwikkelingspatroon als face-to-face teams
Face-to-face Group blijkt een hogere mate van choesie te hebben
Conflict management is bij virtuele teams moeilijker dan bij face-to-face teams
Richtlijnen die leiders van virtuele teams kunnen helpen:
1. Virtuele teams hebben een duidelijk doel nodig voor iedere vergadering
2. Een duidelijke afbakening van de verantwoordelijkheden is erg belangrijk
3. Duidelijke afspraken over hoe vaak er gecommuniceerd moet worden en een duidelijk patroon van communicatie
4. Deelnemers moeten geduldig, blijvend zijn en een bepaalde graat van flexibiliteit, tolerantie en begrip hebben
Self-managed teams groep werknemers die administratieve toezicht hebben gekregen voor hun taakgebieden
Self managed teams:
Positieve invloed op productiviteit
Positieve invloed op specifieke houdingen gerelateerd aan self-management (verantwoordelijkheid en controle
bijvoorbeeld)
Geen invloed op de mate van absentie of baanverwisseling
Geen impact op algehele houdingen
-
Aan welke factoren wordt het top presteren van teams toegeschreven?:
Participative leiderschap
Gedeelde verantwoordelijkheden
Afstemmen op doelen
Goede communicatie
Gefocust op de toekomst
Gefocust op de taak
Creatieve talenten
Rappe antwoord/reacties
Leiderschap gedrag, leiders bevorderden:
Zelf-versterking
Zelf-observatie/evaluatie
Self-expectation
Self-goal setting
Herhaling
Zelf kritiek
Hoofdstuk 12
Buitenlaag van de ui van cultuur de producten van cultuur(Wolkenkrabbers in Manhattan bijv.)
Lagen van waarden en normen zitten dieper in de ui en zijn moeilijk om te identificeren
Organisational culture een set van gedeelde, voor waarheid aangenomen, aannames die een groep heeft en dat bepaalt
hoe het tegen zaken aankijkt, hoe ze erover denken en hoe ze reageren tegen de verschillende omgevingen
Organisational culture kent 3 karaktereigenschappen:
1. Organisatiecultuur wordt doorgegeven aan nieuwe werknemers via het socialisatieproces
2. Organisatiecultuur benvloedt ons gedrag op de werkvloer
3. Organisatiecultuur opereert op twee verschillende niveaus. Elk level verschilt in termen van zichtbaarheid naar
buiten toe en de weerstand tegen verandering.
Espoused values de geprefereerde waarden en normen
Enacted values de normen en waarden die daadwerkelijk worden vertoond
Tabel 12.3 typologie van organisational values
4 typen van waardesystemen:
Elite
Meritocratisch
Leiderschap
Collegiaal
Kanttekening te plaatsen bij het model: dit systeem moedigt teamwork, participation, commitment en affiliation niet aan.
Organisatieverandering zal niet snel succesvol worden als het gebaseerd is op een verzameling waarden die niet stroken
met de waarden van de medewerkers als individu
Conclusie: succes van organisaties is gedeeltelijk afhankelijk van de mate waarin medewerkers toegewijd zijn aan hun
desbetreffende organisaties.
4 hoofdzaken die organisatiecultuur uit of bewijs dat een organisatiecultuur bestaat zijn:
1. Shared things(objects)
2. Shared sayings(talk)
3. Shared doings(behaviour)
4. Shared feelings(emotion)
De conclusie die getrokken wordt is dat iemand culturele informatie kan verzamelen binnen een organisatie door het
stellen vragen, het observeren, het lezen, en het voelen.
Typen van organisatieculturen
External focus(differentiation)
Internal focus(integration)
Neutrale mensen worden vaak beschouwd geen gevoelens te hebben, terwijl emotionele mensen vaak worden beschouwd
als oncontroleerbaar
Specifiek vs. Diffuus
In specifieke culturen zijn werk en priv strikt gescheiden, contacten vinden plaats op een contractuele basis
In meer diffuse werelden zijn beide werelden gerelateerd aan elkaar: het raakt de gehele persooneverything is
connected to everything
Achievement vs. Ascription
Achievement- oriented culture wat heb je bereikt?
Ascription- oriented culture je persoonlijkheid telt
Monochronic time erg geordend, alles staat precies vast en de tijd zal in geen enkele situatie afwijken.
Polychronic time tijd is flexibel, vloeibaar en multidimensioneel tijd is meer elastisch, niet superstrak
Belangrijk betreffende tijd:
Punctualiteit vind de basiseenheid van tijd: 5, 15 of 30 minuten?
Polychronisch of monochronisch? moeilijk te bepalen
Snelle en langzame tempos van leven hoog tempo kan leiden tot stress
Wat is de betekenis van tijd als symbool? in sommige culturen wordt tijd gezien als geld, terwijl in andere culturen het
walgelijk kan zijn om tijd te zien als geld
Tijd efficintie hoe gaat iemand om met de tijd. Een taak hoeft niet snel te worden afgerond om het resultaat goed te
laten zijn
Interpersoonlijke ruimtes:
1. Intimiteit
2. Persoonlijk
3. Sociaal
4. Publiek
Meest voorkomende redenen waardoor een verblijf in het buitenland van een expatriate niet succesvol verloopt:
De vrouw kan zich niet voldoende aanpassen
Expatriate kan zich niet voldoende aanpassen
Familieproblemen van de expatriate
Emotioneel onvolwassen expatriate
Expatriate kan niet omgaan met buitenlandse
Technisch gezien is de expatriate niet competent
verplichtingen
De expatriate heeft een gebrek aan motivatie voor een
buitenlandse aanstelling
Culture shock een schok omdat iemand zich iets toch anders heeft voorgesteld dan het daadwerkelijk is
Re-entry shock iemand is jarenlang in het buitenland verbleven en krijgt een schok bij het herbetreden van het eigen
lang(de terugkeer)
Hoofdstuk 13
Decision-making(besluitvorming) het identificeren en het kiezen van alternatieve oplossingen die leiden tot een
gewenste staat van de zaken
Modellen om beslissingen mee te maken:
Het rationele model
Het Carnegie Model
Het incrementalist model
Het garbage can model
Het ongestructureerde model
Het Rationele model
1. Het identificeren het probleem, 2. Het genereren van alternatieve oplossingen, het selecteren van een oplossing, het
implementeren en het evalueren van een oplossing
Availability heuristic
Representativeness heuristic
Incrementalist model
Managers selecteren louter de acties die slechts miniem verschillen van wat in voorgaande situaties is gedaan
voortborduren op ongeveer dezelfde manier
Garbage can model
Besluiten zijn het resultaat van een complexe interactie tussen vier afhankelijke stromen van gebeurtenissen: problemen,
oplossingen, deelnemers en keuzemogelijkheden
Probleem gat tussen werkelijke situatie en wenselijke situatie
Solutions antwoorden zoeken voor vragen
Participants leden van de organisatie die komen en gaan in de gehele organisatie
Choice opportunities gelegenheden wanneer er verwacht wordt van organisaties dat ze besluiten nemen
Hoofdstuk 14
Mutuality of interest houdt win-win situaties in
9 tactieken om invloed mee uit te oefenen:
1. Rationeel overtuigen
2. Het tonen van inspiratie: enthousiasme bouwen
3. Consultation(advies): anderen betrekken in besluitvorming
4. Integration: iemand in een goede stemming proberen te krijgen voordat je iets vraagt aan hem of haar
5. Personal appeals: verwijzen naar vriendschap en loyaliteit bij het maken van een verzoek
6. Uitwisseling:
7. Coalitie tactieken: anderen overtuigen om jouw inspanningen te steunen zodat iemand anders kan worden
overgehaald(een verbond sluiten)
8. Druk uitoefenen: het eisen van toestemming of het gebruik van intimidatie of bedreigingen
9. Wettige tactieken: het plaatsen van een verzoek op basis van iemands autoriteit of recht, organisatieregels of
policies
3 mogelijke uitkomsten van benvloeding:
Toewijding
Toestemming
Weerstand
Cialdinis 6 principes van benvloeding en overtuiging(blz. 584)
Liking
Consistency(samenhang)
Reciprocity(interactie)
Authority
Social proof
Scarcity(gebrek)
Social power het in staat zijn om de menselijke, informatie en materile bronnen te geleiden om iets gedaan te krijgen
Typen Power:
Socialised power
Personalised power
Er bestaan vijf basissen voor macht:
Reward Power
Coercive Power bedreiging van en uitgeoefende straffen
Legitimate Power vanwege de formele positie van iemand of zijn/haar autoriteit
Expert Power
Referent Power charisma
Empowerment het herkennen en het loslaten van power die mensen reeds hebben in een organisatie
Hoofdstuk 15
Leiderschap wordt beperkt door de cultuur in sommige culturen bestaat een duidelijke definitie voor leiders, in andere
culturen juist totaal niet
Wat is leiderschap organisatorisch gezien? (volgens GLOBE) het in staat zijn van een individu om te benvloeden, te
motiveren en anderen in staat te stellen om bij te dragen aan de effectiviteit en het succes van organisaties waarvan zij lid
zijn.
Leiderschap op individueel niveau mentoring, coaching, inspireren en motiveren
Verschillen tussen leiders en managers
leiders managen en managers leiden, de twee activiteiten zijn niet hetzelfde(Bernard Bass)
Managers vervullen functies gerelateerd aan plannen, onderzoeken, organiseren en controleren
Leiders handelen met de interpersoonlijke aspecten van de baan van een manager. Leiders inspireren anderen, geven
emotionele ondersteuning en proberen om medewerkers te krijgen die zich achter het gemeenschappelijke doel scharen.
Leadership is about coping with change(John Kotter)
Management is doing things right, leadership is doing the right things(Peter Drucker & Warren Bennis)
Volgens Stogdill verschillen leiders op de volgende karaktertrekken van hun gemiddelde volger:
Intelligentie
Dominantie
Zelf- vertrouwen
Niveau van energie en activiteit
Kennis dat relevant is voor de taak
Richard Mann vond dat intelligentie de beste voorspeller is voor leiderschap, hij concludeerde tevens dat de correlatie van
de eigenschappen(Stogdill) en leiderschap erg zwak was(0.15)
Robert Lord vond door middel van een Meta-analyse uit dat eigenschappen voor leiderschap niet per definitie vaststaat,
maar dat het leiderschap-prototype dat mensen hebben(iemand is een leider wanneer hij/zij karaktertrekken bezit die
overeenkomen met ons beeld van een leider) bepalend is of iemand wel of niet als leider wordt gezien. De karaktertrekken
die overheersen bij mensen die worden gezien als leider, zijn intelligentie, masculiniteit en dominantie.
Volgens onderzoek met de vraag welke waarden zoek je en zul je waarderen in je superieuren(de leiders)? de 4 meest
genoemde karaktertrekken bleken eerlijkheid, het hebben van een vooruitziende blik, inspiratie en competent.
Volgens Daniel Goleman heeft de mate van emotionele intelligentie een groot verband met leiderschap. Volgens deze
benadering zijn de belangrijkste karaktertrekken zelf-kennis, zelfcontrole, empathisch vermogen, en sociale intelligentie.
Goleman concludeerde dat het begrijpen van je eigen emoties en het begrijpen van die van anderen je kan helpen om
mensen in de richting van het voltooien van doelen kan bewegen.
Mannen meer overall-leiderschap en taak leiderschap, meer autocratisch en dirigerend leiderschap
Vrouwen overwegend sociaal leiderschap, meer democratisch en deelnemend leiderschap
Onderzoek wees uit dat:
Zowel mannelijke als vrouwelijke leiders gelijk werden beoordeeld op het effectieve aspect van leiding geven
Mannen waren effectievere leiders dan vrouwen wanneer de rollen werden gedefinieerd in mannelijke termen,
terwijl vrouwen effectievere leiders waren wanneer de rollen in minder mannelijke termen werden gedefinieerd
Mannen werden gezien als effectievere leiders als de ondergeschikten ook voornamelijk mannen waren.
Opvallend was dat dit niet zo was wanneer er een vrouwelijke leider was met voornamelijk vrouwelijke
ondergeschikten.
Onderzoek wees tevens uit dat de stijlen die vrouwelijke leiders hanteerden bij mannelijke ondergeschikten niet erg
effectief werkten.
Ohio-state studies:
Er bestaan twee onafhankelijke dimensies om het gedrag van een leider te beschrijven:
1. Consideration focus op de bezorgdheid voor groepsleden hun behoeftes en wensen
2. Initiating structure organiseert en definieert wat groepsleden moeten doen om hun output te maximaliseren
Low structure
High consideration
Low structure
Low consideration
High structure
High consideration
High structure
Low consideration
Geconcentreerd op de medewerker
geconcentreerd op de baan
Effectieve leiders:
Proberen om ondersteunden of medewerker-gecentreerde relaties te hebben met de medewerker
Gebruiken groepsmethodes om leiding te geven in plaats van individualistische methodes
Stellen hoge prestatiedoelen
Blake & Moutons Leadership Grid
Twee dimensies:
Met deze 3 dimensies kunnen 8 verschillende situaties worden beschreven(figuur 15.5, blz. 626)
Path-goal theory
Theorie focust zich op hoe leiders de verwachtingen van de volgers kunnen benvloeden
Gedrag is volgens de theorie aanvaardbaar wanneer medewerkers het zien als een bron van bevrediging of als het plaveien
van de weg naar eventuele bevrediging in de toekomst.
Volgens Robert House, is de hoofdtaak van een leider het helpen van de medewerkers om op het juiste pad te blijven zodat
uitdagende doelen en goede beloningen gehaald kunnen worden.
In een figuur:
Welke resultaten willen we behalen? hoe gaan we die resultaten behalen? (wanneer de resultaten zijn behaald:)
belonen
De 4 leiderschapsstijlen volgens House:
1. Directive Leadership
2. Supportive Leadership
3. Participative Leadership
4. Achievement-oriented Leadership
Contingentie factoren situationele factoren die er voor zorgen dat 1 bepaalde stijl van leiderschap meer effectief is dan
andere stijlen, er bestaan 2 groepen:
Employee characteristics
1. Locus of control
2. Task ability
3. Need for achievement
4. Experience
5. Need for clarity
Environmental factors(omgeving)
1. Taak van de medewerker
2. Autoriteitssysteem
3. Werk groep
Alle factoren kunnen ervoor zorgen dat werknemers gehinderd of gemotiveerd worden
Readiness de mate waarin de volger beschikt over de mogelijkheid en de welwillendheid om een taak te voltooien.
Welwillendheid is een combinatie van vertrouwen, toewijding en motivatie
De Situational Leadership Theory (SLT), ontwikkeld door Paul Hersey & Kenneth Blanchard, veronderstelt dat effectief
leiderschapsgedrag afhangt van de staat waarin de readiness van de volgers van een leider verkeert.
Transactioneel leiderschap leiders worden gezien als het verbinden van gedrag dat een kwalitieve interactie tussen
henzelf en hun volgers waarborgt.
Charismatisch leiderschap zorgt ervoor dat er betekenis wordt gegeven aan de volgers door een diepe toewijding en een
gevoel van morele doelen te ontwikkelen
Servant-leiderschap de leider is een soort van dienaar die de behoeftes van anderen als eerste prioriteit heeft
Superleaders acteren als een soort leraar en coach
Karaktertrekken van een servant-leader:
Listening
Empathy
Awareness
Persuasion
Foresight
Stewardship
Building community
Healing
Conceptualisation
Commitment to the growth of people
Hoofdstuk 16
External forces for change veranderingen in een organisatie die worden gedwongen door externe krachten/factoren
Internal forces for change komen vanzelfsprekend van binnenin de organisatie
Er bestaan 4 hoofdtypen van external forces:
Demografische kenmerken(o.a. diversiteit)
Technologische vooruitgang(automatisering etc.)
Veranderingen in de markt(wat zijn de marktomstandigheden, hoe kan je daar efficint op inspelen)
Sociale en politieke druk(o.a. wet en regelgeving, politieke gebeurtenissen, baantevredenheid)
Modellen en dynamica van geplande verandering
Lewins change model model van geplande verandering die bestaat uit 3 niveaus welke uitleggen hoe het proces van
verandering kan worden gestart, gemanaged en kan worden gestabiliseerd
Belangrijke aannames voor change model van Lewin:
1. Het change proces houdt in dat iets nieuws geleerd moet worden, maar dat ook bepaald gedrag, houdingen en
organisatiepraktijken moeten worden gestopt/gestaakt.
2. Verandering zal niet plaats vinden tenzij er de wil(motivatie) is om te veranderen
3. Mensen zijn de spil in alle organisatorische veranderingen
4. Zelfs wanneer de doelen van de verandering erg wenselijk zijn zal er een mate van weerstand zijn tegen
verandering
5. Effectieve veranderingen vereist het versterken van nieuwe typen van gedrag, houdingen en organisatiepraktijken
De 3 niveaus zijn:
Unfreezing de motivatie kweken om te veranderen
Changing Het verschaffen van nieuwe informatie, nieuwe gedragsmodellen of nieuwe inzichten over het kijken
naar dingen aan medewerkers
Refreezing verandering wordt gestabiliseerd gedurende het proces van refreezing door medewerkers te helpen
om het veranderde gedrag of houding te integreren in hun normale dagelijkse bezigheden.
Benchmarking het proces waarbij een organisatie haar eigen prestaties gaat vergelijken met high-performance
organisaties wat men eventueel als reden kan gaan gebruiken om een organisatie te unfreezen
Typologie van veranderingen
Adaptieve verandering minst complex, relatief goedkoop en relatief zeker(herintroduceren)
Innovative change introduceren van iets nieuws in de organisatie, maar wat al wel is gebruikt in andere organisaties
Radically innovative change het introduceren van iets totaal nieuws voor de industrie waar de organisatie in opereert
Theorie E verandering is gebaseerd op economische waarde; gefocust op formele structuur en systeem
Theorie Overandering is gebaseerd op de capability van de organisatie; de focus ligt op de ontwikkeling van een cultuur
van grote toewijding
John Kotters design approach for leading organisational change
Kotter is ervan overtuigd dat organizational change gewoonweg faalt doordat het management 1 of meer van de volgende
fouten begaat:
1. Het falen in het creren van een gevoel van urgentie betreffende de noodzaak voor verandering
2. Het falen om een voldoende krachtige coalitie te creren dat verantwoordelijk is voor het leiden en het managen
van het change proces.
3. Het falen in het vaststellen van een visie die het veranderproces kan begeleiden
4.
5.
6.
7.
8.
Resistance to change
Twee uitersten: acceptance resistance to change(emotionele en gedrags antwoord op echte of slechts ingebeelde
werk veranderingen)
tijds-lijn van de weerstand tegen verandering:
Acceptance----Indiffernce----Passive resistance----Active resistance
Waarom treden medewerkers op tegen veranderingen?:
Verrassingseffect en angst voor het onbekende
Klimaat van wantrouwen
Angst voor falen
Verlies van status of baanzekerheid
Druk van gelijken
Ontwrichting van culturele tradities of groepsrelaties
Persoonlijkheidsconflicten
Gebrek aan tactiek of slechte timing
Er staat geen positieve beloning tegenover veranderingen
Alternatieve strategien voor het overwinnen van weerstand tegen veranderingen
Geef de medewerkers zoveel mogelijk informatie over de verandering
Vertel de reden/onderbouwing aan de medewerkers
Laat een meeting plaatsvinden om de vragen van de medewerkers te beantwoorden aangaande de verandering
Geef medewerkers de mogelijkheid om te discussiren hoe de voorgestelde verandering hen mogelijk zal treffen
Strategien voor het overwinnen van de weerstand:
1. Education+communication
2. Participation+involvement
3. Facilitation+support
4. Negotiation+agreement
5. Manipulation+co-optation
6. Explicit+ implicit coercion
Learning organisation organisatie die actief kennis creert, verzamelt en verplaatst en die haar gedrag verandert op basis
van nieuwe kennis en verkregen inzichten.
Knowledge management het managen van informatie, kennis en ervaringen die beschikbaar zijn voor een organisatie,
haar creaties, veroveringen, opslag, beschikbaarheid en benutting zodat de activiteiten van de organisatie bouwen op wat
ze reeds kennen en dat verder uitbreiden.
Fasen in het knowledge management proces(Weggeman):
1. Inventarisatie van de beschikbare kennis
2. Het ontwikkelen of het kopen van kennis om gaten in de kennis te vullen
3. Het delen van kennis
4. Het toepassen van kennis
5. Het evalueren van het proces om veranderende eisen bij te kunnen houden
Knowledge exploitation het gebruik en het in de diepte ontwikkelen van kennis die de organisatie bezit
Knowledge exploration de creatie van nieuwe kennis om de breedte van kennis uit te breiden en de bestaande kennis te
herconfigureren.
Voorwaarden:
3.
4.
Utility maximisation de voornaamste motivatie voor organisaties is om veelsoortige doelen te vinden in plaats
van alleen maximale winsten
Lexicographic view of social responsibility wanneer bedrijven hun winstdoelen hebben bereikt zullen ze sociale
verantwoordelijkheid opeens zien als een belangrijk doel, ook al is dat helemaal niet zo.
Dimensie 1: verantwoordelijkheden
Verantwoordelijkheden kunnen in een piramidevorm worden geplaatst, vanaf de top:
Filantropische verantwoordelijkheden(inspanningen in mensen)
Ethische verantwoordelijkheden((gedrag en activiteiten die niet per se hoeven te zijn opgenomen in de wet, maar
waarvan wel wordt verwacht door de maatschappij dat het bedrijf zo ethisch mogelijk handelt)
Wettelijke verantwoordelijkheden(wet- en regelgeving)
Economische verantwoordelijkheden(het produceren van goederen en diensten als antwoord op de behoeftes
van de maatschappij zodat bedrijven welvaart kunnen creren door het verkopen van deze goederen met een
zekere winstmarge)
The magnificent seven(voor het maken van ethische besluiten op basis van moeilijke keuzes):
1. Waardering voor het menselijke leven; levens van mensen moeten worden gerespecteerd
2. Alle personen zijn waardevol en hebben het recht op om besluiten voor zichzelf te mogen maken
3. Eerlijkheid(Honesty): De waarheid moet worden verteld aan de degenen die er recht op hebben de waarheid te
kennen
4. Loyaliteit: Beloftes, contracten en toezeggingen moeten worden nagekomen
5. Rechtvaardigheid(Fairness): Mensen moeten rechtvaardig worden behandeld
6. Menselijkheid: bestaat uit 2 delen:
Onze acties moeten tot iets goeds leiden
We zouden het doen van kwade dingen(evil) moeten ontwijken
7. Het gezamenlijke goed(common good): Acties zouden moeten leiden tot de beste zaak voor het grootste aantal
mensen