Professional Documents
Culture Documents
10a. Runenzweeds
10a. Runenzweeds
dat in de 12e eeuw koning Erik de Heilige in zijn kruistochten het grootste deel van Finland
verwerft en dat hiermee de Zweedse Oostkolonisatie begint.
ON vringi < vr belofte - gengi metgezel = een gezworen persoon; een vreemdeling die zich gezworen
heeft tot dienst bij een nieuwe heer als dienaar of beschermeling.
1
Taalkundig gedeelte
Fonologie
Rond 800 bezat het Runenzweeds de volgende fonemen:
Diftongen: ai, au, y, iu > i (< PN eu), ia (< a-Breking), i (< u- Breking).
Consonanten: b-d-g Anlaut ~ v-- Inlaut & Auslaut; p-t-k; f--h; s, R; m-n-; l, r; j, w.
< i-umlaut
< a-umlaut
< u-umlaut
Verdere fonologische veranderingen, naast diegene die kenmerkend zijn voor het Oostnoords (zie
Hoofdstuk x Oudnoords, Fonologie) en die in de regel ook voor het Runendeens tellen, zijn:
1. In onbeklemtoonde lettergrepen bleven drie volle vocalen (a-i-u) over. Dit geldt bijna voor heel
Scandinavi (het latere Ouddeens zal deze klanken vrij snel naar de [] afzwakken).
2. Tussen een consonant en een auslautende, niet geassimileerde -R wordt een tussenvocaal 2
toegevoegd, zodat de uitspraak gemakkelijker wordt.
a. In het Oudzweeds was dit een -e-: RZw. fiskR > OZw. fisker OIJsl. fiskr
b. In het Deens een --, maar de nominatiefuitgang -r viel snel weg.
c. Later gebeurt dit ook in het Westnoords (IJslands, Faerers -u-, Noors -e-) en het
Gutnisch.
3. De beklemtoonde e werd normaalgezien (waardoor het met het i-umlautsproduct van [a] > []
samenviel). Ook de lange vocaal werd (in het Zuidelijkste taalgebied tot de Middelzweedse
meren; Vnern en Mlaren) een (bvb. OZw. tr vs. OIJsl. tr; vgl. NZw. f, kn, tr, lt, grt, slt,
tt en flta).
4. De verbinding V > ia (in het gehele Zweedse taalgebied), bvb. PGm. *sehwan > *sehan > *san > sa >
sia si, maar in de presens ser. Vgl. verder fhus > *fus > *fius > fjus/fjs (Noordelijk Zweden,
dialectaal - hiervoor is de verandering e > i nodig).
5. Na een consonant + r/l wordt i een (bvb. OZw. brta vs. OIJsl. brjta).
6. Gedeeltelijke assimilaties.
a. Zo wordt een sth. consonant in verbinding met een stl. consonant ook stl. (Geldt overal
in Scandinavi).
bvb. OZw. land, Genitief lanz = lants
b. De fricatief wordt na l, m, n, b, d, g de plosief d (Geldt overal in Scandinavi; bvb.
preteritum van zwakke werkwoorden zoals
OZw. dmdi < *dmi van dma oordelen
kmbdi < *kmbi van kmba kammen
c. nnr wordt r (Geldt overal in Scandinavi)
samengestelde woorden inclusief voor het aangeplakte, bepaalde lidwoord (OZw. hstanir de
paarden < *hstaRniR), waarbij de R-wegval regionaal zeer verschillend gebeurd (het meest
consequent in het zuiden en in het oostelijke Gtaland; naar het noorden en westen toe steeds
zeldzamer).
a. Het valt weg in samengestelde woorden (bvb. byaR-mn byns mn > byamn)
b. Ook voor het lidwoord in de bepaalde vorm van het substantief valt het weg: hstaR-niR >
hstanir/hstani.
c. Het vaak onbeklemtoonde voornaamwoord vi verloor haar R (vgl. vr [NIJsl] ; wir [NHD] ).
9. Het ontstaan van het muzikale accent in het Zweeds (en Noors) die (ten laatste) in de
Runenzweedse periode moet tot stand gekomen zijn, want het muzikale accent werkt op echte
(d.w.z. oorspronkelijke) meerlettergrepige woorden en niet om secundaire (zoals bvb. fisker).
De volgende klankverschuivingen gelden voor alle Scandinavische talen en zou dus reeds in
Oernoordse tijd kunnen gebeurd zijn of gaat minstens gedeeltelijk terug tot die tijd.
1. De stemloze fricatieven f/ worden in een stemhebbende omgeving in de Inlaut/Auslaut
stemhebbende (dus v/) en vallen dan dus met de PGm. v/ samen.
2. PN h []
a. In de Anlaut voor een vocaal wordt het de stl. glottale fricatief [h]
b. Het blijft [] in de consonantverbindingen hl, hn, hr, hj, hw.
c. In de Inlaut wordt hij geassimileerd en verdwijnt hij (bvb. ht > tt in ntt).
d. In het Runenzweeds verdwijnt de h dan ook in hl, hn en hr (vgl. IJslands hlaupa, hnga,
hreinn met OZw. lpa, ngha, rn; gedaan in de 11e eeuw).
3. PN R (< PGm. z) was in het Runenzweeds nog tot en met de 11e eeuw aanwezig (en werd dus van r
< PGm. r onderscheiden), maar rond 1200 zijn R en r samengevallen tot r (PN dagaR > dagR > OIJsl.
dagr vs. OZw. dagher).
4. Voor j wordt fricatief /k gegemineerd naar gg/kk (bvb. Oudzweeds liggia).
5. PN w wordt overal in Scandinavi geleidelijk aan v (maar verdwijnt in het Runenzweeds voor
een onbeklemtoonde vocaal).
Morfologie
De grammatica van het Runenzweeds rond 800 was essentieel gezien hetzelfde als het Oudijslands
en - mits enige vereenvoudigingen - ook als het Oudzweeds.
In het Zweeds (in tegenstelling tot het Deens!) blijft het vier-naamvallen-systeem bij de
substantieven, adjectieven en voornaamwoorden behouden (bvb. fisker - fisks - fiski - fisk).
Daarnaast werd er een verdere deflexie doorgevoerd in de verbale flexie. Reeds in PN tijd waren de
2e en 3e persoon enkelvoud presens gelijkgesteld (-R) en nu gaat deze uitgang ook over naar de 1e
persoon enkelvoud, zodat er nu een eenheidsuitgang voor het enkelvoud bestond (bvb. iak//han
skiter vs. vi skitum, I skitin, skita < skita schieten), wat ook al voor het preteritum gold (met
uitzondering van de 2e persoon enkelvoud van de sterke werkwoorden, bvb. gaft jij gaf). Dit
gebeurde tegelijkertijd in het Runendeens, maar tijdens het Runendeens werden ook de
meervoudsuitgangen tot - gelijkgesteld.
Daarnaast behoort het ontstaan van het aangeplakte, bepaalde lidwoord (zie Hoofdstuk x
morfologie
) in de Runenzweedse tijd.
Oernoords:
Syntaxis
De syntaxis was nog zeer sterk gelijk aan die van het Oernoords, maar hier kunnen we door het
bronnenmateriaal, dat weinig volzinnen bevat, geen zekere ontwikkelingstendensen vaststellen.
Lexicologie
De woordenschat wordt opnieuw door Latijnse, maar ook door Griekse leenwoorden (door de
Christianisering!) verrijkt (bvb. Zweeds kyrka, kloster). De Nederduitse leenwoorden bereiken het
Noorden nog niet echt.
Literair gedeelte
Bronnen
De Rk runensteen (ca. 800 n.Chr.; Zweden, stergtland (Rk), g 136) is het inschrift met de meeste
tekens die we uit deze periode hebben. Ze is gedeeltelijk potisch (markeert dit het begin van de
Zweedse literatuur?) en taalkundig gezien nog archasch.
De inhoud van de runensteen gaat over een (vermoedelijk) verloren stuk Noordse mythologie. Er is
ook een historische referentie naar de Ostrogotische koning Theodorik de Grote (451 - 526; Gotisch
iudareiks, Latijn Flvius Theodericus, Grieks (Theuderikhos), OE odrc, ON jrkr of
rkr) en de ongeveer 760 karakters op de steen zorgen voor de lange pre-christelijke
runeninscriptie die we hebben.
Rai iaurikR
sitiR nu karuR
hin urmui
a kuta sinum,
stiliR flutna
skialti ub fatlaR,
strantu hraimaraR
skati marika.
Rei irekr
hinn ormi
stillir flotna
strndu Hreimarar
sitr n grr
gota snum,
skati mringa.
Rdde Tjudrik
den djrve,
vikingars hvding,
sitter nu rustad
mringars hvding.
LNNROTH, Lars (1977). The Riddles of the Rk-Stone: A Structural Approach. In Arkiv fr nordisk filologi 92, reprinted (2011)
In The Academy of Odin: Selected Papers on Old Norse Literature. Odense.
GRNVIK, Ottar (1983). Runeinnskriften p Rkstenen. In Maal og Minde , Oslo.
GUSTAVSON, Helmer (2000). Rkstenen. Uddevalla.
HARRIS, Joseph (2006). Myth and Meaning in the Rk Inscription. In Viking and Medieval Scandinavia 2.
Bijlagen
Bijlage 1: Jrsberg-steen (ca. 500-550)
...
...ubaz
ubaR
UbaR
[Le]ubaz (?)
Leubaz
(I) am callled
hite
hite
h(a)it,
haite.
am I called.
Ubar,
==
h=arabana=z
hArabAnaR
HrabanaR
Hrabnaz
Hrafn
the Raven
=...
h=ait...
hait
hait[];
hait[e].
am I called.
I am called;
ek
ek
ek
Ek,
I,
I,
=
e=rilaz
erilaR
erilaR
erilaz,
the eril,
the runemaster,
runoz
runoR
rnR
runoz
write
carve
waritu
wAritu
waritu.
writu
the runes.
the runes.