You are on page 1of 4

Hoe is het bot opgebouwd?

Botweefsel is 30% organische collagene fibrillen, 60% kalkzouten en 10% de


bestaat uit water, cellen en bloedvaten.
Drie type cellen zijn te onderscheiden:
- Osteoblasten (botvormende cellen)
- Osteocyten ( volwassen botcellen die in het botmatrix liggen)
- Osteoclasten ( botafbrekende cellen) zijn meerkernig
Osteocyten liggen in de verharde botmatrix. Hier is geen diffusie mogelijk en dus
moeten de osteocyten, die in de lacunae liggen, op een andere manier aan hun
voeding komen. De lacunae hebben canaliculi. Dit zijn kleine kanaaltjes waardoor
stoffen vervoerd kunnen worden.
Aan de binnenkant en buitenkant van botten ligt bindweefsel: het periost en het
endost.
Osteoblasten
De osteoblasten vormen botmatrix. Ze liggen zowel in het periost als in het
endost. Naarmate ze meer botmatrix afzetten is er een steeds groter gebied
onverkalkt botmatrix: het osteod. Als de matrixsynthese toeneemt raken
osteoblasten ingesloten in de botmatrix. Ze gaan dan osteocyten worden en
komen in lacunae te liggen.
Tegelijktijdig worden in het osteod calciumzouten afgezet waardoor de
nieuwgevormde botmatrix verkalkt.
Als de osteoblasten geen nieuw botmatrix meer vormen blijven ze achter als
botrandcellen. Ze zien er dan afgeplat uit. Ze kunnen weer geactiveerd worden
tot actieve osteoblasten.
In actieve stand hebben osteoblasten veel RER en een goed ontwikkeld golgiapparaat, wat duidt op veel eitwitsynthese.
Osteocyten
Osteocyten zijn volwassen botcellen die uit osteoblasten zijn ontstaan. Ze liggen
n de lacunae van de verkalkte botmatrix. Vanuit deze holten lopen verschillende
kanaaltjes voor voedingstoffen: de canaliculi, waarin zich de uitlopers van de
osteocyten bevinden.
Osteocyten maken contact met elkaar door middel van gap-junctions.
Osteocyten spelen een belangrijke rol bij de botaanmaak en afbraak. Als de
kracht op een bot van grootte en richting veranderd heeft dit effect op de
vloeistofstroom in de canaliculi. De osteocyten nemen deze verandering waar en
kunnen dan signalen afgeven die botafbraak en aanmaak bevorderen op
bepaalde plekken. Hierdoor past het bot zich aan aan de omgeving.
Ze wisselen afvalstoffen en voedingsstoffen uit met het bloed via hun canaliculi
tot wel 15 osteocyten ver weg. Ze hebben een afgeplatte kern en weinig RER en
een slecht ontwikkeld golgi-apparaat. Ze produceren echter wel belangrijke
stoffen voor de instandhouding van de botmatrix.
Osteoclasten
Grote, meercellige kernen met onregelmatige vorm. Ze ontstaan doordat
eenkernige voorlopercellen uit het beenmerg fuseren. Deze fusie wordt benvloed
door stoffen die de osteoblasten en osteocyten uitscheiden.
Osteoclasten bevatten polyribosomen, RER, een goed ontwikkeld golgi-apparaat
en veel mitochondin, waardoor ze enzymen kunnen maken die bot afbreken.
Aan de botkant heeft het oppervlak van osteoclasten een ruffled border. Deze
zone bevat in actieve toestand van het osteoclast veel lysosomen en
exocytoseblaasjes.

Ze hebben receptoren voor calcitonine, een hormoon dat de botafbraak remt. Ze


hebben geen receptoren voor een hormoon dat de botafbraak stimuleert.
Activatie door dit hormoon (parathyreod hormoon) verloopt indirect via
osteoblasten die hierdoor aangezet worden tot productie van cytokine.
Botweefsel en beenmerg
Compact botweefsel en spongieus botweefsel vertonen microscopisch gezien het
zelfde beeld. In spongieus botweefsel liggen echter trabeculae waartussen zich
holten bevonden. In de holten bevindt zich meestal beenmerg. De mergholte en
de holten van het spongieus bot kunnen twee soorten beenmerg bevatten: rood
beenmerg (aanmaak bloedcellen) en geel beenmerg (voornamelijk vetcellen)
Primair en secundair botweefsel
Primair bot is het bot wat nog niet helemaal gerijpt is. Het wordt in de foetale
ontwikkeling en bij een botbreuk als eerste gevormd. Primair botweefsel bevat
veel osteocyten en collagene vezels die in alle richtingen door elkaar heen lopen.
Het wordt later vervangen door secudair botweefsel.
Secundair bot is de rijpe vorm van botweefsel en wordt gekenmerkt door een
lineaire rangschikking van collagene vezels (de lamellen). De osteocyten liggen
op regelmatige afstand. De lamellen liggen gerangschikt rond holtes die
bloedvaten of zenuwen bevatten: de systemen van Havers (osteonen). Via deze
kanalen worden de osteocyten gevoed. Deze kanalen zijn met elkaar, met de
mergholte en met het periost verbonden door de kanalen van Volkmann. Hierin
bevinden zich ook bloedvaten en zenuwen.

Histogenese
Bot kan zich op twee manieren vormen:
- Endesmaal: hierbij wordt bot direct vanuit het bindweefsel aan het bot
gevormd.
- Chondraal: eerst een kraakbeenmal gevormd die later vervangen wordt
door bot.
Chondrale botvorming: Kan perichondraal zijn ( om het kraakbeen ) en
enchondraal ( in het kraakbeen ). Kan opgedeeld worden in stadia:
- Vorming van een kraakbenig skelet
In het embryo wordt eerst een kraakbeenstuk aangelegd dat een verkleinde
versie van het uiteindelijk te vormen bot is.
Bestaat uit twee epifysen aan een diafyse.
- Perichondrale botvorming rondom de diafyse van het kraakbenige
pijpbeen
Het perichondrium is een laag bindweefsel dat de diafyse omgeeft. Hier wordt het
eerste bot gevormd. Hierbij differentiren cellen tegen het kraakbeen aan tot
osteoblasten die bot af gaan zetten tegen het kraakbeen aan. (omdat direct uit
bindweefsel is endesmaal.
- Enchondrale botvorming centraal in de kraakbenige diafyse: het
primaire botvormingscentrum
Zodra een holle mal om het kraakbeen is gevormd (botmanchet), begint de
enchondrale botvorming in het primaire botvormingscentrum.
Deze botvorming wordt gekenmerkt door de volgende processen:
- Hypertrofie van de kraakbeencellen: ze nemen omringend matrix op en
worden zo groter.
- Verkalking van de kraakbeenmatrix destructie kraakbeencellen. Grote
lacunes blijven over gescheiden door verkalkt kraakbeen.

Vorming van de botvormingsknop: osteoclasten breken het gevormde


perichondrale bot en het verkalkte kraakbeen af zodat bloedvaten in het
kraakbeen kunnen gaan zitten samen met osteoprogenitorcellen.
- Osteoblasten ontstaan uit de osteoprogenitorcellen en gaan nieuw bot
afzetten tegen de resten van het verkalkte kraakbeen.
- Enchondrale botvorming in beide epifysen: de secundaire
botvormingscentra
Op dezelfde manier gebeurt dit in beide epifysen.
- Enchondrale botvorming in beide epifysaire schijven
de stukken tussen de epifysen en het diafyse heten de epifysaire schijven. Deze
schijven zijn verantwoordelijk voor de lengtegroei van de botten.
De schijven zijn gekenmerkt door 5 kenmerkende zones:
- Rustzone: bestaat uit normaal kraakbeen
- Proliferatiezone: een zone waarin chondrocyten snel delen waardoor er
strookjes chondrocyten te herkennen zijn.
- Zwellingszone: de kraakbeencellen resorberen de matrix om zich heen.
Hierdoor zwellen ze op. Het kraakbeen wordt teruggebracht tot kleine
septa tussen de opgezwollen cellen.
- Verkalkingszone: verkalking van de kraakbeencellen
- Botvormingszone: de dunne septa vormen de wanden van holtes. De
kraakbeencellen zijn weg en osteoblasten komen primair botweefsel
afzetten in deze holten. Dit wordt later vervangen door secundair weefsel.

Hoe herstelt een bot zich bij een breuk?


Eerst zal er een hematoom (bloeding) optreden. De plek waar de breuk zich heeft
voorgedaan zal zo helemaal gevuld worden met bloed dat stolt.
Macrofagen zullen dan dit bloed opruimen en chondroblasten en
fibroblasten zullen als eerste prolifereren en met collageen en kraakbeen een
callus (prop) vormen. Deze callus beslaat een groot deel van de breuk en een
deel even erbuiten. Nieuw periost vormt zich over de callus.
Bloedvaten treden de callus binnen en osteoblasten maken spongieus en
trabeculair bot waardoor de callus verhardt.
Door remodellering zal de oude botmassa hersteld worde. De callus wordt
binnen in het bot verwijderd en een stukje erbuiten. Er blijft echter wel een kleine
bult op het bot achter van de callus.]

Hoe is de botafbraak hormonaal gereguleerd?


Osteoclasten bevatten polyribosomen, RER, een goed ontwikkeld golgi-apparaat
en veel mitochondin, waardoor ze enzymen kunnen maken die bot afbreken.
Aan de botkant heeft het oppervlak van osteoclasten een ruffled border. Deze
zone bevat in actieve toestand van het osteoclast veel lysosomen en
exocytoseblaasjes.
Ze hebben receptoren voor calcitonine, een hormoon dat de botafbraak remt. Ze
hebben geen receptoren voor een hormoon dat de botafbraak stimuleert.
Activatie door dit hormoon (parathyreod hormoon) verloopt indirect via
osteoblasten die hierdoor aangezet worden tot productie van cytokine.
Osteocyten spelen een belangrijke rol bij de botaanmaak en afbraak. Als de
kracht op een bot van grootte en richting veranderd heeft dit effect op de
vloeistofstroom in de canaliculi. De osteocyten nemen deze verandering waar en
kunnen dan signalen afgeven die botafbraak en aanmaak bevorderen op
bepaalde plekken. Hierdoor past het bot zich aan aan de omgeving.

You might also like