You are on page 1of 34

Algemene economie (micro) (macro)

Omgevingsfactoren

Participanten

Productiefactoren

Marktvormen en hun kenmerken

Elasticiteiten

Subsitutiegoederen en complementaire goederen

Variabele en constante kosten

SWOT analyse

Communicatie
Basismodel

communicatie

Corporate

identity

mix

Marketingcommunicatie

Verschillende theorien
Het

communicatieplan

10

Management
Het

7s-model

15

Interne differentiatie

17

Interne specialisatie

17

ISO-systeem

18

EFQM-Model

19

De vier leiderschapsstijlen van Hersey en Blanchard

20

De relatie tussen Core competence, Core products en Final products

20

De waarde keten van Porter

21

Gemeenschappelijke waarden

22

Het ui diagram van Hofstede

22

Bedrijfscultuur van Harrison

Inleiding

Recht

Verschillende soorten
24
Voorrang
25

22

wetten

van wetgeving/hirarchie

Grondrechten

25

Rechtsfeiten

26

Bronnen van verbintenissen


26
Vernietigbaar en nietig

26

Absolute competentie

26

Relatieve competentie

27

Gebiedsindeling

27

Bedrijfseconomie
De balans

28

De resultatenrekening

29

Het liquiditeitsoverzicht

30

Het Financieel verslag

31

Beginselen waardering en resultaatbepaling


31

Algemene economie
Behandeld keuzes die gemaakt moeten worden met beperkte
middelen om de oneindige behoeften te vervullen.
Macro economie=deel van een groter geheel,
vaak een land.
Micro economie=meer gesegmenteerd,
bedrijven of gezinnen.
Participanten
Hebben een directe invloed op
bedrijfsvoering of zijn erbij betrokken.(de
groene blokjes)
Omgevingsfactoren
Zijn het ondernemingsklimaat waar een
bedrijf op in moet spelen. (de blauwe circel)
Productiefactoren
Productiefactoren zijn nodig voor het voltooien van
een productie proces.
Het zijn er meerdere en eenvoudig te onthouden door de ezelsbrug
KANO. De beloningen van de productiefactoren staan ook
weergeven,
Kapitaal
Arbeid
Natuur
Ondernemingschap

rente
loon
pacht/huur
winst

Marktvormen
Een marktvorm is een geheel van omstandigheden waaronder
ondernemingen met elkaar concurreren. Men spreekt over een
marktvorm wanneer een markt bepaalde kenmerken vertoond die
kenmerkend zijn voor een markt. De marktvorm word hoofdzakelijk
bepaald door twee belangrijke factoren: de aard van het product
en het aantal aanbieders op de markt. Maar er zijn nog meer
kenmerkende factoren aan marktvormen te koppelen.
De aard van het product
Er bestaan homogene producten en heterogenen producten.
Homogene producten zijn voor de ogen van de afnemers identiek
Heterogene producten zijn verschillende voor de ogen van de
afnemers, dit kan zijn door service, kwaliteit of het merk.
het aantal aanbieders op de markt
Een markt met een aanbieder wordt een monopolie genoemd, een
markt met weinig aanbieder wordt een oligopolie genoemd, en een
markt met veel aanbieder wordt volledige concurrentie of volledige
mededingen genoemd.
Het aantal afnemers
Een markt met n afnemer wordt een monopsonist genoemd, een
markt met enkele afnemers een oligopsonie en een markt met veel
afnemers die aan de concument levert is een polyopsonie.
Toetreding van de markt
Soms is het onmogelijk om tot een markt toe te treden er kunnen
barrires zijn als: patent, octrooi, vestigingseisen of juridische
belemmeringen.

Elasticiteiten
Prijselasticiteit van de
vraag
% verandering vraag (gevolg)
% verandering prijs (oorzaak)
Inkomenselasticiteit
% verandering vraag
% verandering prijs

Kruiselingse elasticiteit
% verandering goed A
% verandering goed B

Complementaire goederen
Complementaire goederen zijn goederen waarbij je het een nodig
hebt voor het ander, ze vullen elkaar aan. Wanneer de vraag naar
koffie stijgt zal de vraag naar koffiemelk ook stijgen. Wanneer de
vraag naar koffie daalt zal de vraag naar koffiemelk ook dalen.
Subsitutiegoederen
Subsitutiegoederen zijn goederen die elkaar kunnen vervangen. De
afnemer van deze goederen zal zich laten leiden door het
prijsverschil, als goed A goedkoper is dan goed B zal goed A goed B
kunnen vervangen.

Variabele kosten
Kosten die toenemen naarmate er meer geproduceerd wordt.
Constante kosten
Deze kosten blijven gelijk wanneer er meer geproduceerd wordt.

De SWOT analyse
De Swot analyse geeft een goede indicatie waar je Sterkte of
zwakte(intern) liggen en waar je kansen en bedreigingen(extern)
liggen

Communicatie
het basismodel communicatie
Bij zakelijke communicatie heeft een bedrijf als zender van de
boodschap de bedoeling om de boodschap over te brengen via een
medium aan de ontvanger. Encoderen betekend dat een bedrijf haar
boodschap vertaald in woorden, geluiden of beelden. De ontvanger
moet deze boodschap vervolgens decoderen naar begrijpelijke
gedachten.

De corporate identity mix


De corporate identitymix is afhankelijk van 4 onderdelen
1 Persoonlijkheid
2 Gedrag
3 Communicatie
4 Symboliek
Persoonlijkheid is hetgeen wat de organisatie karakter geeft en komt
tot uiting in de kernwaarden.
Het dagelijkse gedrag van medewerkers in de omgang met klanten
en omstanders.
Communicatie door middel van internet, social-media, advertenties.
De symboliek is het visuele beeld van een organisatie dat naar
buiten gebracht word door het logo, mascotte of huisstijl.
De huisstijl is het visuele beeld van de organisatie en heeft als doel :
-De vergroting van herkenbaarheid
-Bindend element tussen alle uitingen
-Visuele vertaling van identiteit
-Kwaliteitsonderstreping
-Interne functie
de grote voordelen van een huisstijl zijn:
- Verduidelijking identiteit
- Vergroting eenheid/uniformiteit
- Kostenbesparing
-Verkoopbevordering
Wanneer verander je je huisstijl?
-Verandering in het beleid
- Wanneer je zelfstandig word
- Bij de uitbreiding van het assortiment goederen/diensten.
- Fusie van bedrijven
8

- of gewoon een update


Hoe creeer je je eigen huisstijl zodat hij voor iedereen herkenbaar
is ?
LOGO Woordmerk+Beeldmerk
Kleur
Symbolische waarde
- emotionele waarde
- signaalwaarde
Typografie dus welk lettertype gebruik je ?
Fotobeleid wat voor fotos publiceer je ?
Monolitische identiteit : Philips
Endorsed identiteit : Nestle
Branded identieteit : Unilever

Verschillende theorien marketingcommunicatie

One step flow theorie: Directe communicatie tussen bedrijf en


publiek.
Two step flow theorie: Communicatie met behulp van een
tussenpersoon, bv bekende Nederlanders.
Agendasettings theorie: De media bepaalt waarover er gesproken
wordt. The
medium is the message: De inhoud is niet van belang maar het
medium waarmee het wordt verspreid.
Uses-and-gratifcations theorie: Het publiek gebruikt media om in
haar eigen behoeften te voorzien.
Selectieve perceptie: Ontvangers waarnemen wat ze willen
waarnemen en sluiten zich af voor dingen wat ze niet willen
waarnemen (selectieve afsluiting). Ook worden de geselecteerde
boodschappen zo genterpreteerd dat ze overkomen met de eigen
houding en ervaring (selectieve herinnering)

10

Het communicatieplan
1. Analyse => probleem!
2. Publieks- en doelgroepen
3. Communicatiedoelstellingen
4. Boodschap
5. Communicatiestrategie
6. Communicatiemiddelen
7. Tijdsplanning
8. Budget
9. Evaluatie
Interne analysepunten
Product
Logistiek
Techniek
Personeel
Financin
Management
Organisatie
Strategie
Externe analysepunten
De DESTEP methode is een handige manier wanneer je wil weten
welke omgevingsfactoren invloed hebben op het bedrijf van buitenaf
en hoe je daar op in kan spelen.
Demografische
Ecologisch
Sociaal-cultureel
Technologisch
Economisch
Politiek-juridisch
11

Nadat de analyse gedaan is moet je het communicatieprobleem


formuleren.
Het communicatieprobleem kan hem bijvoorbeeld zitten in
-

Naamsbekendheid
Imago
De effectiviteit van de ingezette communicatiemiddelen
De frequentie van de ingezette communicatiemiddelen
De informatie voorziening was niet voldoende of onduidelijk

Publieksgroepen
Een maatschappelijke groep waarmee een organisatie gewild of
ongewild mee in aanraking komt. Deze publieksgroepen zijn onder te
verdelen in:
Algemeen maatschappelijke
Omwonende
Financieel-commercieel
Aandeelhouders
Politiek-maatschappelijk
Overheid
Intern
Werknemers
Doelgroepen
Doelgroepen zijn de publieksgroepen waarop je het
communicatieplan richt, soms zijn de doelgroepen te groot om het
communicatieplan effectief te laten zijn. Het beste is dan om te gaan
segmenteren!
Segmenteren
Segmenteren wil zeggen dat je de doelgroep verder onderverdeeld.
Wanneer ga je segmenteren?
- Wanneer de doelgroep te groot is
- Wanneer de doelgroep te heterogeen (verschillend) is
- Wanneer je de voorkeur hebt verschillende communicatiemiddelen
in te zetten
Al deze boven genoemde opties kunnen het effect van het plan
bevorderen

12

Communicatiedoelstelling
Een communicatiedoelstelling is een doel dat je wil bereiken.
Het kan zijn dat dat per onderneming verschilt, de een is wat meer
gefocust op een goed verkoopresultaat en de ander wat meer op een
positief imago. Hoe dan ook zijn ze altijd afgeleid aan de
ondernemingsdoelstelling en gebaseerd op de missie en visie van
een onderneming.
Doelstellingen bepalen
Bepaal per doelgroep de doelstelling die je wilt bereiken. Een
doelstelling is:
Specifiek: eenduidig uit te leggen;
Meetbaar: achteraf kunnen meten of het gehaald is;
Actiegericht: er moeten activiteiten aan vast zitten;
Realistisch: de doelstelling moet haalbaar zijn;
Tijdsgebonden: er moet een begin en een eindpunt zijn.
Een voorbeeld van een goede doelstelling is: In 2003 moet bedrijf X
met product Y een omzetgroei van 20% realiseren in Nederland, ten
opzichte van de omzet in 2002.
een communicatiedoelstelling richt zich altijd op
Kennis
Inlichten over het merk of meer naamsbekendheid
Houding
Het imago veranderen, verbeteren of versterken. Maar kan zich ook
richten op betrokkenheid
Gedrag
Wanneer we er een doelstelling word gemaakt op gedrag wil dat
altijd zeggen dat ze mensen willen overhalen iets te doen,
bijvoorbeeld stemmen of iets kopen

13

De boodschap
Je moet bij het formuleren van je boodschap een verschil maken
tussen de boodschap en de pay-off. De boodschap mag je zakelijk en
genuanceerd verwoorden. In de pay-off kan je de boodschap
wervend en pakkend neerzetten.
De pay-off
Een pay-off is de sluitzin: een pakkende kreet die als een soort
samenvatting van een advertentie of commercial fungeert.
Voorbeelden zijn bijvoorbeeld: ''s Lands grootste kruidenier blijft op
de kleintjes letten', 'KPN sluit je aan' of 'Reaal regelt het allemaal'.
Een goede pay-off luistert nauw. Hij moet vaak wat langer mee en is
medebepalend voor het imago van de afzender.

De communicatiestrategie
In 1998 introduceerde Betteke van Ruler, hoogleraar
Communicatiewetenschap, het zogenaamde
Communicatiekruispunt. Een handig instrument om de hoofdlijnen
van je strategie te bepalen. Het kruispunt gaat ervan uit dat je in je
aanpak van de communicatie twee fundamentele keuzes moet
maken, die vier basisstrategien opleveren:
Het doel is:

Informatie
bekendmaken

Doelgroep
benvloeden

Alleen zenden

Informering

Overreding

Zenden en
ontvangen

Dialogisering

Formering

14

Communicatiemiddelen
Dit zijn de middelen die je inzet je communicatiedoelstelling te
bereiken

15

Management
Het 7 S model
Het 7S-model is een systeem, ontworpen door voormalige McKinsey
-medewerkers Richard Pascale, Anthony Athos, Tom Peters en Robert
Waterman, om de kwaliteit te meten van de prestaties die een
onderneming levert. De zeven 'S'-factoren zijn verdeeld in drie
'harde' (strategie, structuur en systemen) en vier 'zachte' (stijl,
significante gemeenschappelijke waarden, sleutelbekwaamheden en
staf)

De 7 S en
1. Strategy

(Strategie)

2. Structure

(Structuur)

3. Systems

(Systemen)

4. Staff

(Personeel)

5. Style

(Managementstijl)

6. Shared values
7. Skills

(significante waarden)

(Sleutelvaardigheden)

16

Strategie
Wijst op de voorgenomen doelen die worden gesteld en met welke
middelen de organisatie deze doelen wil bereiken. Een strategisch
plan maakt keuzes en zorgt dat alle delen van de organisatie weten
wat er van hun verwacht wordt om bij te dragen aan het succes van
het geheel.
Structuur
refereert naar de inrichting van de onderneming zelf: niveaus,
taakverdeling, cordinatie, lijn-, staf- en functionele organisatie.
Systemen
omvat alle formele en informele werkwijzen, procedures en
communicatiestromen, zowel intern als extern. Het gaat hierbij om
alle formele en informele procedures, regelingen en afspraken.
Staff
concentreert zich op de vraag wat de profielen zijn van de beheerder
en de medewerkers, nu en in de toekomst. Hoe zullen we ze
rekruteren, vormen, evalueren en belonen, motiveren, behouden?
Zonder staf kunnen de andere Sen niet tot hun recht komen.
Stijl van management
De manier waarop de manager de medewerkers behandelt en hoe
men met elkaar omgaat. Een goede manier van leiding geven, levert
meestal ook een goed resultaat op.
Significantie waarden
plaatst McKinsey in het centrum. Het gaat over de bedrijfsopvatting,
de bedrijfscultuur, de identiteit: ofwel de visie. De reden voor de
centrale plaatsing is dat deze factor zorgt voor samenhang en
sturing van de overige factoren.

Sleutelvaardigheden
Dit is waarmee de organisatie zijn propositie aanneemt en zich
onderscheid van de anderen.

17

Interne differentiatie
Er is sprake van interne differentiatie wanneer de medewerkers van
een organisatie worden ingedeeld op afdelingen naar functie die ze
bijdragen aan het totale product.
Deze indeling wordt ook wel de F (functie) indeling genoemd.
Interne specialisatie
Er is sprake van interne specialisatie als medewerkers van een
organisatie worden ingedeeld op afdelingen naar het product, markt
of omgeving. Deze indelingen noemen we ook wel de P(product)
M(markt) en G(geografische) indelingen.

F indeling

P indeling

G indeling

M indeling

18

Het ISO systeem


Het ISO systeem zorgt voor kwaliteits eisen en klanttevredenheid
doordat er continue verbeterd wordt. Dit systeem controleert en zet
normen voor producten.

19

Het EFQM model


EFQM stands for European Foundation for Quality Management.
EFQM was founded in 1988 with the objective to create a platform
where organizations can learn from each other to continuously
improve their performance. Benchmarking with other European
organizations will lead to sustainable economic growth.

Het EFQM-model is een Europese variant om kwaliteitsnormen vast


te stellen. Daarnaast is het ook een systeem om het functioneren
van delen of van de hele organisatie door te lichten

20

De 4 leiderschap strategien van


Hersey en Blanchard

S1: leiden
Op dit niveau heeft de leidinggevende te maken met medewerkers
die niet kunnen en (nog) niet willen. Dat kan verschillende oorzaken
hebben. Zo zijn nieuwe en/of onervaren medewerkers nog niet
capabel genoeg om zelfstandig taken uit te voeren. Soms is het
bedreigend, wanneer een medewerker een taak niet goed beheerst.
Daardoor kan hij de werkzaamheden uitstellen of met tegenzin
uitvoeren. Goede instructie en begeleiding in het gehele werkproces,
past in deze situatie het beste bij deze leiderschapsstijl. Men spreekt
ook wel van taakgericht leiderschap met weinig tot geen aandacht
voor de menselijke relaties en ondersteuning.
S2: begeleiden
Op dit niveau willen medewerkers wel, maar kunnen ze nog niet
zelfstandig aan de slag. Het gaat om medewerkers die nog niet
volledig taakvolwassen zijn, maar door omstandigheden tijdelijk
blokkeren door bijvoorbeeld verandering, vernieuwing of
reorganisatie. De medewerker wil vol enthousiasme aan de slag,
maar door te weinig bekwaamheid en kennis kan hij niet zelfstandig
uit de voeten. Dat kan de medewerker onzeker maken. Overtuiging
en motivatie kunnen hen helpen om alles weer op de rit te krijgen.
Door toelichting op zijn besluitvorming te geven en door de
medewerker aan te horen en hem volop aandacht te geven, stuurt
de leidinggevende hem. Deze stijl is te vergelijken met de
consultatieve leiderschapsstijl.
S3: steunen
Op dit niveau is er sprake van dat medewerkers wel kunnen maar
(tijdelijk) niet willen. Zij zijn vaardige krachten, maar door teveel aan
taken kunnen zij het idee krijgen dat zij worden overspoeld met
werk. Dat kan hen onzeker en terughoudend maken. Om deze
onzekerheid weg te nemen, is het belangrijk dat de leidinggevende
veel met de medewerkers overlegt en hen steunt in het werk. Door
medewerkers te laten participeren aan het besluitvormingsproces,
groeit de acceptatie en kan de medewerker uiteindelijk weer
zelfstandig uit de voeten.

21

S4: delegeren
Op dit niveau kunnen en willen medewerkers prima zelfstandig hun
werkzaamheden uitvoeren. Zij zijn zeer taakvolwassen, waardoor zij
minder sturing en ondersteuning nodig hebben. Medewerkers
houden uit eigen initiatief de leidinggevende op de hoogte van hun
vorderingen, maar geven ook bijtijds aan wanneer zich problemen
voordoen of het werk stagneert. Vooral uit hun zelfstandigheid
putten zij hun motivatie, waardoor een leidinggevende niet continu
met hen in overleg hoeft.
De relatie tussen Core competence, Core products en Final
products
Auteur: Keuning en Eppink
Core competence is design of gemak, core products is of het efficint
kan worden aangepast en worden doorgevoerd en final products is of
het ook via massaproductie te maken is.
Als deze drie stijlen met elkaar in overeenstemming zijn bereikt de
organisatie het beste ''Final product''.

22

De waarde keten van Porter


Via dit model kunnen alle interne processen snel geanalyseerd
worden, alle verschillende activiteiten moeten waarde bijdragen aan
het proces. Het is handig om te weten waar het goed gaat dus waar
de organisatie zijn propositie inneemt en waar er nog fouten in het
systeem zitten.

gemeenschappelijke waarden
Beide van deze hieronder weergeven modellen geven een indicatie
van waaruit een bedrijfscultuur is samengesteld, de buitenste ringen
zijn het makkelijkst te veranderen hoe meer je naar binnen gaat hoe
moeilijker de ringen te veranderen zijn.

23

Typen bedrijfscultuur van Harrison

Inleiding recht
Strafrecht
Betreft verboden gedragingen waarop straf staat
De rechter beslist over strafoplegging
Geregeld in bijvoorbeeld Wetboek van Strafrecht en Opiumwet
De wet bepaalt de maximumstraf
De rechter is vrij

om de strafmaat te bepalen

Bestuursrecht
Overheid in

actie; nemen

van besluiten

Bijv.
vergunning voor bouwen huis, handhaving van
milieuregels
Geregeld in bijv. Algemene wet bestuursrecht en Woningwet
Staatsrecht
Grondregels voor de organisatie van de staat
Beschrijving organen van de staat, onderlinge verhouding en
relatie burger en overheid
24

Geregeld in de Grondwet
Burgerlijk

recht

Regelt rechtsverhoudingen tussen burgers en bedrijven en


bedrijven of burgers onderling
Bijv.

personen- en

Civiel recht

familierecht en vermogensrecht

en privaatrecht zijn synoniemen

Geregeld bijvoorbeeld in Burgerlijk Wetboek


Publiekrecht
Burger/bedrijf VS Overheid
Strafrecht
Staatsrecht
Bestuursrecht
Privaat recht (Burgerlijk recht)
Burgers/bedrijven onderling
Rechtsbronnen
De wet
Jurisprudentie
Uitspraken

van hogere rechters

Verdragen
Gewoonte ( behalve bij strafrecht)

Materieel en formeel recht


- Het materieel recht beschrijft rechten en plichten
- Het formeel
gehandhaafd

recht beschrijft hoe


kan worden

het materieel recht

Wet in formele zin


- Door
Staten-Generaal en
procedure van art. 81 GW

regering gezamenlijk volgens

Wet in materile zin


25

- Algemeen verbindend voorschrift


Een wet in materile zin kan ook

een wet in formele zin zijn

De hoogste hirarchische wet hoeft geen rekening te houden met


alle wetten onder hem, de lagere wetten zijn allemaal onderhevig
aan wetten die boven hem staan.

26

Grondrechten
Verticale werking overheid vs burgers
Horizontale werking burgers vs burgers
Klassieke grondrechten overheid doe iets niet
Sociale grondrechten overheid doe iets wel

Klassieke grondrechten
- Bescherming van de burger
- Vereisen terughoudendheid van de staat
- Zowel horizontale als verticale werking
- Rechtsbescherming
Sociale grondrechten
- Ontwikkeling burger
- Alleen verticale werking
- Vereisen actie van de staat
- Verplichting aan de regering
Rechtsfeiten

Rechtsgevolg: een wijziging in bestaande rechten en plichten


Blote rechtsfeiten: waar je niks voor hoeft te doen
Rechtshandeling: handeling met een bedoeld rechtsgevolg.
Eenzijdige rechtshandeling: de wil nodig van n persoon
Meerzijdige rechtshandeling: de wil nodig van meerdere
personen
Feitelijke handeling: handeling met een onbedoeld rechtsgevolg

27

Bronnen van verbintenissen


- De overeenkomst
- De wet
- De eenzijdige rechtshandeling
- Het ongeschreven recht

Vernietigbaar: Wanneer iemand handels onbekwaam is kan een


overeenkomst vernietigd worden
Nietig Kan niet, gaat in tegen de wet
Absolute competentie: welke rechter moet je zijn ?
Eerste aanleg: Rechtbank inclusief kantonrechter (art. 42 v, Wet
RO)
Hoger beroep: Gerechtshof (art. 60, Wet RO)
Cassatie: Hoge raad (art. 78v. Wet RO)

Relatieve competentie

Burgerlijk recht: Woonplaats gedaagde (art.99 RV) en (art.262 RV)


Strafrecht: Plaats waar het delict is gepleegd (Art 2 SV)
Bestuursrecht: Centrale overheid, Woonplaats belanghebbende
Lagere overheid, Waar de zetel van het bestuursorgaan is (Art.8:7
lid 1 Awb)

Rechterlijke indeling rechtsgebieden

28

29

Bedrijfseconomie
De balans
Een bedrijf stelt een balans op om in een opslag te kunnen zien hoe
het bedrijf ervoor staat de balans is dan ook een momentopname.
Debet
- Vaste activa
- Gebouwen
- Inventaris
Aandelenvermogen

Credit
-Eigen vermogen
- Kapitaal
-Reserves

Vlottende activa
Voorraad
Debiteuren
Liquide middelen

-Schulden
- langlopend
- kortlopend
- Crediteuren

Het is noodzakelijk om al deze gegevens op de balans te zetten wil je


een goed overzicht krijgen van hoe het bedrijf ervoor staat!!

Voorbeeld balans

30

De resultaten rekening
is een hulpje van de balans het resultaat van de resultatenrekening
heeft effect op het eigen vermogen. Op de resultatenrekening staan
alle kosten en alle opbrengsten die in een bepaalde periode zijn
gemaakt. Is het resultaat positief dan neem het eigen vermogen toe,
is het resultaat negatief dan neemt het eigen vermogen af. Een
verlies wordt aan de credit zijde geplaatst en een winst word aan de
debet zijde geplaatst.

31

Liquiditeitsoverzicht
Alle ontvangsten en uitgaven staan op het liquiditeitsoverzicht.
Dus alle veranderingen van kas of bank worden hierop genoteerd.
Zijn de ontvangsten groter dan de uitgaven dan neemt de kas of
bank toe, zijn de uitgaven groter dan de ontvangsten dan neemt de
kas of bank af. Net als bij de resultatenrekening wordt een saldo
afname bij ontvangsten geboekt, en een saldo toename bij de
uitgaven.

32

Het Financile verslag


Het financile verslag is verplicht voor alle bedrijven die een
rechtspersoon zijn.
Het financiele verslag moet bevatten:
- Bestuur verslag
- Jaarrekening met daarin:
- Balans
- Resultatenrekening
- Toelichting op deze overzichten
- Overige gegevens (o.a. accountantsverklaring)

Beginselen van waardering en resultaatbepaling


Voorzichtigheidsbeginsel
Het direct ten laste boeken van het resultaat bij verlies
Een nieuwe machine die 7 jaar meegaat in 5 jaar afschrijven
Het toerekening beginsel
Realisatiebeginsel: Toerekenen van opbrengsten aan de periode waar ze
gemaakt worden

matchingprincipe: Toerekenen van kosten aan de periode waar ze


gemaakt worden
Continuteitsbeginsel
Alle waarden worden geboekt met de intentie dat het bedrijf
doorgaat, wanneer het bedrijf dreigt failliet te gaan moeten de
waarden lager worden geboekt(executieverkoop)
Bestendigheidsbeginsel
Een bedrijf moet alle waarden op dezelfde manier blijven waarderen,
tenzij er een bijzondere situatie voordoet maar dan moet het wel
vermeld worden.

33

Afschrijvingen en waardeverminderingen onafhankelijk van


het resultaat
De winst mag niet kunstmatig laag worden gehouden door
afschrijvingen te verhogen zodat er minder belasting betaald hoeft
te worden, ook mogen de afschrijvingen niet verlaagd worden zodat
het bedrijf er rooskleuriger uitziet voor de buitenwereld.

34

You might also like