Professional Documents
Culture Documents
Bedrijfseconomie H1
Voor het berekenen van de kostprijs kan je zowel de vaste als de variabele kosten
meenemen. Vaste en variabele kosten samen zijn de integrale kosten.
Normale bezetting = integrale kosten / gemiddelde bedrijfsdrukte
Definitie normale bezetting = gemiddelde productieomvang gedurende een
aantal toekomstige jaren
Werkelijke bezetting = wat er werkelijk is gemaakt / verkocht.
Als de normale bezetting groter is dan de werkelijke bezetting =
onderbezettingsverlies
Als de normale bezetting kleiner is dan de werkelijke bezetting =
overbezettingswinst
(Integrale) kostprijsmethode = (toegestane vaste kosten / normale
productie) + (toegestane variabele kosten / werkelijke productie) (C/N +
V/W)
De standaardkostprijs wordt meestal berekend voordat men met de productie
begint (voorcalculatie) en kan alleen berekend worden bij een homogeen
product .
Verschil integrale kostprijsmethode (hfst. 5) en variabele kostencalculatie (hfst. 6)
= wijze waarop het resultaat wordt bepaald, verschil in toerekenen vaste
productiekosten en de wijze waarop de voorraden worden gewaardeerd.
Bepalen van resultaat:
Perioderesultaat integrale kostprijsmethode = Verkoopprijs x afzet
Integrale kostprijs x afzet
Transactieresultaat
Bezettingsresultaat = (W N) x (C/N)
+
Perioderesultaat = transactieresultaat + bezettingsgraad
Perioderesultaat variabele kostencalculatie =
Verkoopprijs x afzet
Variabele kostprijs x afzet
Dekkingsbijdrage
TCK (totale constante kosten)
Break even
TO = TK (totale opbrengsten = totale kosten)
Totale opbrengsten = prijs X afzet
Totale kosten = (variabele kosten X afzet) + constante kosten
Veiligheidsmarge
Met de veiligheidsmarge bereken je het percentage waarmee de afzet mag dalen
voordat het breakeven punt bereikt is. Formule:
(Begrote afzet break even afzet) / begrote afzet X 100%
Budgettering en verschillenanalyse
Bij het besturen van een organisatie gebeurt planning op lange en korte termijn:
Lange termijn
Korte termijn
Globaal karakter
Vorm van prognose, waarin verwachte
toekomstige activiteiten in grote lijnen
zijn weergegeven.
Taakstellend karakter
Vorm van budget, geeft nauwkeurig
aan welke bedragen voor de in het
budget omschreven activiteiten mogen
worden besteed.
Soort begroting
Meerjarenraming
218000
167000
51000
2000
Verkoopomvangverschil:
- A=
3000 X 7 (CMB) = 21000
- B = 1000 X 8 (CMB) = 8000
13000
Verschil constante kosten:
- 00=0
Qb
Qa
A
12000
12800
B
18000
19200
totaal
30000
32000
Qa = Qw (totaal) / Qb (totaal) X Qb (afzet n productgroep)
Verkoophoeveelheidsverschil:
- A = 12800 12000 X 7 =
- B = 19200 18000 X 8 =
15200
Assortimentsverschil:
- A = 15000 12800 X 7 =
- B = 17000 19200 X 8 =
2200
Qw
15000
17000
32000
5600
Verkoophoeveelheidsverschil = Qa
9600
15400
Assortimentsverschil = Qw Qa X CMB
17600
Overzicht verschilanalyse:
winstverschil
verkoopversch
il
kostenverschil
verschil
constante
kosten
verkoopprijs
verschil
verkoopomva
ng
verschil
Aanhef
hoeveelheids
verschil
Engels H1
Write an email
Slotzinnen
Ondertekening
Van:
Aan:
CC:
assortiments
verschil
BCC:
Onderwerp: Application for position of Marketing Manager
Bijlagen:
CV L. van Brussel
Dear Ms Horsten,
With reference to your advertisement on the
www.jobs.students.com webstite, I am interested in applying
for the post of Marketing Manager.
I have attached my CV as a PDF file.
I would be grateful if you could consider my application. I am
available for an interview on Thursdays and Fridays. You can
reach me at the email address or telephone number provided
below.
I look forward to hearing from you.
Kind regards,
Lieke van Brussel
Potackerweg 3
5712 AV Someren
The Netherlands
0493 494370
liekevanbrussel@gmail.com
Voor voorbeeldzinnen, zie boek pag. 57 76 (hfst. 4)!!!
Engelse tijden
Engelse
tijd
Bij
routine
zaken
Periode
in
verleden
Signaalwoorden
Bij twee
situaties
Engelse
zin
Engelse
tijd
I walk
Simple
present
I walked
Simple past
I have
walked
Present
perfect
I had
walked
Past
perfect
I will walk
Present
futur
I would
walk
Past futur
I will have
walked
Present
futur
Perfect
WILL =
Voorspel
-lingen
en
besluite
n
I would
have
walked
Past futur
perfect
Nederland
se tijd
Onvoltooid
tegenwoordige
tijd
Onvoltooid
verleden
tijd
Voltooid
verleden
tijd
Voltooid
verleden
tijd
Onvoltooid
tegenwoordige
toekomend
e tijd.
Onvoltooid
verleden
toekomend
e tijd
Voltooid
tegenwoordige
toekomend
e tijd
Voltooid
verleden
toekomend
e tijd
Nederland
se zin
Nederland
se tijd
Ik loop
OTT
Ik liep
OVT
Ik heb
gelopen
VVT
Ik had
gelopen
VVT
Ik zal lopen
OTTT
Ik zou
lopen
OVTT
Ik zal
gelopen
hebben
VTTT
Ik zou
gelopen
hebben
VVTT
Continuous
Is een werkwoordsvorm waarmee je extra informatie kunt geven, namelijk dat
iets bezig of aan de gang is. De continuous bestaat uit een vorm van to be + ww
+ ing
Engelse
tijd
Engelse
zin
Engelse
tijd
I am
walking
Present
continious
I was
walking
Past
continious
I have been
walking
I had
Present
perfect
continious
Past
Nederland
se tijd
Onvoltooid
tegenwoordige
tijd
Onvoltooid
verleden
tijd
Voltooid
verleden
tijd
Voltooid
Nederland
se zin
Nederland
se tijd
Ik ben aan
het lopen
OTT
Ik was aan
het lopen
OVT
VVT
VVT
been
walking
perfect
continious
I will
be walking
Present
futur
continious
I would
be walking
Past
Future
continious
I will have
been
walking
Present
futur
perfect
continious
I would
have been
walking
Past futur
perfect
continious
verleden
tijd
Onvoltooid
tegenwoordige
toekomend
e tijd.
Onvoltooid
verleden
toekomend
e tijd
Voltooid
tegenwoordige
toekomend
e tijd
Voltooid
verleden
toekomend
e tijd
OTTT
OVTT
VTTT
VVTT
If-zinnen
Verschil if en when:
-
Met if kun je daarnaast ook een voorwaarde uitdrukken. Het verschil zit hem dan
in de werkwoordstijden die je in het if-deel en in de rest van de zin gebruikt:
-
If
If
If
If
Week 1
Present simple (regular): he walks
(BR page 103 & in Basisboek pp 250 +
254/55)
Use it when something is a:
- Routine (I usually take the bus)
- Permanent (I work for/at Avans)
- State (Avans lies in Den Bosch)
- Timetabled events (The train leaves at 10.15)
- Future, if preceded by: as soon as, after, if, when etc
(When I see him tomorrow, Ill give him the book)
Week 2
Past simple
(See Basisboek pp. 280-284)
Past tense: ww+ed or irregular past tense! Something it took place in the past
- Refers to a finished period in the past: I saw last weeks concert.
- Questions referring to the past: When did you meet him?
Present Perfect
(BR P.107 (compare Basisboek pp. 251-252)
Use when something happened in the past and is going on right now
Present Perfect (have + ww+ ed or irregular):
- Link present situation to sth. that took place in the past: He has published the new book.
- With unfinished time periods: I havent seen him since last week.
- Indicate duration of states and activities: How long have you been studying?
- Things that happened very recently: The police have just arrived.
- Tasks expected to be done: Have you finished the website yet?
Week 3
Past Perfect
( Basisboek pp. 253254)
Past Perfect (had + voltooid deelwoord):
- Two situations in the past: The burglar had broken the window before he entered the
house.
- Indicate duration in the past until another point in the past.
- They had lived in a caravan for one year before they moved into their new house
Management
Management/ Mintzberg H1
Kennen voor tentamen H1, H2, H3 en de aantekeningen en de sheets.
Het gaat over het 7S model, maar dan een verdieping in de S van de Structuur.
Om effectief te functioneren als bedrijf (doelstellingen behalen) heb je een
effectieve organisatiestructuur te hebben.
De eenvoudige structuur
De machinebureaucratie
(alles ligt vast op papier, veel regels)
De professionele bureaucratie
(allemaal professionals, maar wel
evenveel rechten)
De divisiestructuur
(groot bedrijf met allemaal divisies)
De adhocratie
(hoog opgeleiden, niet al te groot,
altijd innovatief)
De 5 cordinatiemechanismen
Hoe cordineren organisaties hun werkzaamheden?
1
Onderlinge aanpassing
Direct toezicht
Inhoud van het werk wordt vastgelegd (gestandaardiseerd). Je maakt procedures van
processen etc. iedereen werkt hierdoor met dezelfde principes.
De 5 organisatieonderdelen
1
De uitvoerende kern
De strategische top
Het middenkader
De technostructuur
De ondersteunende diensten
Uitvoering van het primaire proces (input, transformatie, output). Ondersteuning van het
primaire proces, het is het hart van elke organisatie. De gewone werknemers in een
bedrijf.
Mensen met de algehele verantwoordelijkheid, de topman(nen) van het bedrijf. Deze
vervult drie taken; direct toezicht houden, relatie met omgeving, strategie ontwikkeling.
Middle managers, nemen soms beslissingen en verdelen middelen. Strategiebepaling van
de eenheid. Het is niet de top, maar bijvoorbeeld managers tussen de top en de kern.
Analisten/ specialisten. Deze brengen vormen van standaardisatie tot stand. Een soort staf
afdeling van een organisatie, ze maken geen deel uit van de grote lijn, maar hebben wel
invloed. Mensen boven in de technostructuur, adviseren/ ondersteunen de strategische op.
In de onderkant van de technostructuur zijn arbeidsanalisten, die maken de werkprocedures
en hebben dus invloed op de uitvoerende kern.
Geen onderdeel van de uitvoerende kern omdat ze geen directe bijdrage leveren aan het
primaire proces. Denk aan een receptie, beveiliging etc.
5 Ontwerpparameters
Waar moet je aan denken bij het ontwerpen van een organisatie.
1
2
3
4
5
Interne
5 Verbindingsmiddelen
Verbindingsmiddelen worden gebruikt als direct toezicht en de 3
standaardisatievormen tekortschieten om de cordinatie tot stand te
brengen; onderlinge aanpassing is dan gewenst.
1 Liaisonposities:
Hierdoor is communicatie via de verticale weg niet nodig
Functie zonder formeel gezag, wel informele macht
Mogelijk tussen lijn-afdelingen of tussen lijn-/staf-afdelingen
2. Taakgroepen en vaste commissies
Ook wel Task Force genoemd
Na uitvoeren speciale taak weer uit elkaar
Kan bestaan uit diverse organisatieleden
3. Integratiemanager(s)
Met formeel cordinerend gezag
Staat feitelijk boven de afdelingsmanagers
Heeft nooit formeel gezag over de medewerkers van de afdelingen
zelf
4. Matrixstructuren
Decentraliseren:
5 Situationele factoren
-
Hoe meer het systeem het werk van de uitvoerenden reguleert/ controleert:
-
3 De omgeving
Alles wat buiten de organisatie ligt
-
4 Macht
- Externe controle over de organisatie blijkt formalisatie en centralisatie in
de hand te werken
-
5 Trends in structuren
Structuren kunnen aan trends onderhevig zijn: hierdoor kan een vreemde vorm
ontstaan die niet geschikt is voor de situatie.
Jong, klein
Actieplanning
Verbindingsmiddelen:
Weinig
Contingentiefactoren:
Oud, groot
Niet-hoogwaardig technisch systeem, wel sterk regulerend
Eenvoudige, stabiele omgeving
Structuur niet onderhevig aan mode
Belangrijkste organisatieonderdeel
De Uitvoerende kern
Cordinatiemechanisme
Standaardisatie van vaardigheden
(De)centralisatievorm
Verticale en horizontale decentralisatie
Contingentiefactoren
Universiteiten
Ziekenhuizen
Onderwijsinstellngen
Accountantsbureaus
Advies-/Consultancybureaus
4e configuratie de divisiestructuur
Verbindingsmiddelen
Weinig
Contingentiefactoren
Oud, groot
Gediversifieerde markten
Niet te complexe, niet te dynamische omgeving
Iedere divisie heeft eigen technisch systeem
Aan mode onderhevig
Macht: intern & extern
Iedere divisie heeft een eigen structuur (kan diehebben!); meestal een
machinebureaucratie
Twee vormen:
1
2
De Operationele Adhocratie
De Bestuurlijke Adhocratie
De Operationele Adhocratie
De Bestuurlijke Adhocratie
Jong
Technisch systeem:
Geavanceerd, geautomatiseerd (Bestuurlijke
Adhocratie)
Niet gereguleerd of geavanceerd (Operationele
Adhocratie)
Filmmaatschappijen
Etc.
Marketing
Marketing H1
Koopgedrag van consumenten en bedrijven = het koopgedrag van personen en
huishoudens die goederen en diensten aanschaffen voor eigen gebruik.
Internationaal consumentengedrag:
Internationale aanbieders moeten op de hoogte zijn van dergelijke verschillen en
hun producten en marketingprogrammas er op aanpassen.
Marktsegmentatie
Bedrijven moeten strategien formuleren om de juiste relatie op te bouwen met
de juiste klanten. Ze wenden zich af van massamarketing en gaan in de richting
Doelgroepbepaling
Allereerst is het van belang om marktsegmenten te beoordelen. Je moet hierbij
op 3 punten letten:
- Grootte en groei afzet per segment, groeitempo en verwachte
winstgevendheid.
- Structurele aantrekkelijkheid substituutproducten, macht van kopers,
sterkte van leveranciers.
- Doelstellingen en middelen vereiste vaardigheden en middelen zijn
eigenlijk niet genoeg. Ze moeten superieur zijn aan die van de concurrentie.
Daarna ga je doelgroepen selecteren. Een doelgroep is een groep klanten met
gelijke behoeften of eigenschappen, waarop je je als bedrijf wilt richten. Manieren
van doelgroepen selecteren:
- Ongedifferentieerde marketing negeren van verschillen tussen
segmenten, richten op n aanbod op de hele markt.
- Gedifferentieerde marketing verschillende doelgroepen met een
verschillend marketingaanbod aanspreken.
- Geconcentreerde/niche marketing niches bieden kleinere bedrijven de
kans om te concurreren door hun beperkte middelen te richten op niches die
grotere concurrenten onbelangrijk vinden of over het hoofd zien.
- Micromarketing de praktijk waarbij producten en marketingprogrammas
worden aangepast aan de smaak van specifieke personen en specifieke
locaties. Micromarketing bevat:
Uiteindelijk wordt er een strategie bepaalt. De strategie hangt echter wel af van
de middelen waarover het bedrijf beschikt, de levensfase van het product, de
variatie binnen de markt en de marketingstrategien van de concurrenten (dit
onderdeel sluit enorm aan op communicatie).
Positionering
De positie van een product is de manier waarop consumenten het product
definiren op belangrijke eigenschappen. De plaats die het product in hun hoofd
inneemt in verhouding tot concurrerende producten.
De positionering van een product is een complex samenstel van percepties,
indrukken en gevoelens die de consument ervaart in verband met dit product of
merk.
Voor organisaties is het gemakkelijk om positionering van de klanten te
verwerking in een diagram:
De positioneringstaak
bestaat uit drie stappen:
-
Om hiermee te beginnen
moet je je
marketingaanbod
differentiren! Dit kan
via de volgende manieren: producten, diensten, kanalen, mensen of imago.
De totale positioneringsstratie noemen we ook wel het waardeaanbod van het
merk: de totale combinatie van benefits waarop het merk is gepositioneerd.
Distributiebeleid
Distributie heeft te maken met de P van Plaats uit de marketingmix! Het is
belangrijk voor organisaties dat ze naast relaties met klanten ook relaties met het
distributiekanaal onderhouden.
Enkele begrippen die voorkomen in het distributiekanaal:
Retailmarketing.
- Het samenstellen en aanbieden
- van op de consumentenbehoefte afgestemde,
- vraagverwante assortimenten
- in een daartoe passende aanbod omgeving
Winkelformule.
- De evenwichtige samenstelling van de
- Marketingmix van een Retailer,
- zodanig dat er voor de consument
- een duidelijk herkenbaar winkelbeeld ontstaat
Prijsbeleid
Prijs = wat je rekent voor een product of dienst.
Vaste prijzen n prijs voor alle afnemers, vastgesteld.
Dynamische prijszetting prijzen worden gerekend afhankelijk van individuele
klanten en situaties.
Prijszetting en prijsconcurrentie zijn voor veel marketeers het voornaamste
probleem in de huidige omgeving. De prijs heeft een multiplier effect: winst =
prijs X verkoopvolume kosten.
De prijszetting van een bedrijf wordt benvloed door interne (bedrijfs)factoren en
externe (omgevings)factoren.
Interne (bedrijfs)factoren
- Marketingdoelstellingen kunnen verschillen van voortbestaan tot
maximale winst op korte termijn, het grootste marktaandeel of kwalitatief het
beste product zijn. Heeft een hoop invloed op de prijs.
Externe (omgevings)factoren
- Markt en vraag waar de kosten de ondergrens van de prijs vormen,
bepalen de markt en de vraag de bovengrens. De prijszetting is anders in
verschillende markten:
o Volledig vrije mededinging de markt bestaat uit veel kopers en verkopers
en er is sprake van een uniforme prijs.
o Monopolistische concurrentie de markt bestaat uit veel kopers en
verkopers, maar er is geen sprake van een uniforme prijs. De prijzen
verschillen doordat het aanbod varieert in kwaliteit, functies, stijl of
ondersteunende service.
o Homogeen oligopolie de markt bestaat uit enkele verkopers die uiterst
gevoelig zijn voor elkaars prijsstrategien. Het gaat hierbij om uniforme
producten.
o Zuivere monopolie n enkele aanbieder, kan in principe doen met de
prijs wat hij wil. Echter, de
overheid begrensd dit.
Echter, uiteindelijk moet de
prijszetting afgestemd zijn op de
klant. De analyse van de prijs/
vraagrelatie zie je terugkomen in de
vraagcurve (= prijselasticiteit)!!
Inelastisch wanneer de vraag
nauwelijks veranderd bij een
verandering van de prijs (tussen de 1
en de 1).
Elastisch wanneer de vraag sterk veranderd bij een verandering van de
prijs (> 1).
Formule prijselasticiteit = (% verandering Q) / (% verandering P)
- Concurrentie prijs die de concurrent rekent of de reactie van de concurrent
op de prijsmaatregelen van het bedrijf.
- Andere externe factoren zoals economische factoren, de overheid of
sociale overwegingen.
Belangrijke overwegingen in prijszetting:
o
o
Reactie op prijswijzigingen van kopers niet altijd wordt een prijs door de
klant rechtlijnig genterpreteerd.
Reactie op prijswijzigingen van concurrenten de concurrent zal vooral
reageren wanneer het aantal meespelende bedrijven klein is, het om een uniform
product gaat en de kopers goed genformeerd zijn:
Marktonderzoek
Informatie waarover een bedrijf beschikt, is misschien wel het voornaamste
concurrentievoordeel. Echter, veel bedrijven beschikken over een schat aan
informatie, maar weten daar onvoldoende uit te slaan. Ze moeten solide
marketinginformatiesystemen opzetten. Bijvoorbeeld: MIS
Mis = marketinginformatiesysteem = mensen, apparatuur en procedures om
benodigde, tijdige en exacte informatie te verzamelen, sorteren, analyseren,
evalueren en verspreiden onder de marketingbeslissers:
Let op! Marketinginformatie heeft pas waarde als de gegevens benut worden
voor betere beslissingen.
Marketingcommunicatie
Marketingcommunicatie H1
Communicatielijnen in een organisatie lopen meer of minder georganiseerd, maar
ze zijn aanwezig op allerlei manieren: verticaal/horizontaal, intern/extern,
formeel/informeel.
Voor organisaties is het praktisch om een samenhangend communicatiebeleid te
voeren. Dit kan d.m.v. corporate communicatie het beleidsinstrument dat
verantwoordelijk is voor communicatieprocessen die gentegreerd worden vanuit
een organisatie. Onder corporate communicatie vallen marketingcommunicatie,
concern communicatie en interne communicatie.
Corporate communicatie zorgt voor afstemming tussen verschillende
communicatiedisciplines. Vier globale managementvelden hierbij zijn: de
samenleving, de markt, de organisatie en de financiers.
Concern communicatie
Voor het bevorderen van een gunstig klimaat voor de organisatie d.m.v. imago en
identiteit.
Identiteit het beeld dat de organisatie van zichzelf heeft en wenst uit te
stralen, ofwel de zelfpresentatie van een
organisatie. Denk hierbij aan de corporate
identitymix! Onderdelen daarvan zijn:
persoonlijkheid: wat karakteriseert de
organisatie? D.m.v. kernwaarden / visie /
missie
gedrag: dagelijks handelen van de
medewerkers in de organisatie ; wijze
waarop organisatie doelgroepen benadert.
communicatie: geschikt middel om
persoonlijkheid te uiten ; Kun je ook snel
inzetten.
symboliek: het beeld van een organisatie: huisstijl; architectuur; interieur;
product; logo
Globaal zijn er drie identiteitsstructuren te onderscheiden:
- Branded identiteit = dochterondernemingen van organisaties zijn zelfstandig.
Zij voeren eigen huisstijl. Voordeel: beperkt risico wanneer een product flopt.
Nadeel: producten kunnen niet profiteren van de goede naam van het bedrijf.
- Endorsed identiteit = dochterondernemingen hebben wel een eigen stijl, maar
het moederbedrijf blijft herkenbaar. Reden: verscheidenheid binnen
organisatie.
- Monolitihische identiteit = de hele organisatie en alle dochterondernemingen
gebruiken n naam en n stijl ; herkenbare producten.
Imago het beeld dat doelgroepen hebben van een organisatie. Dat beeld wordt
bepaald door: eigen ervaringen, informele en interpersoonlijke communicatie,
journalistieke uitingen en betaalde communicatie.
Huisstijl: bepaalt voor een groot deel het gezicht van een organisatie. Onder
huisstijl vallen o.a. kleur, logo, typografie en fotobeleid. Soms veranderen
organisaties hun huisstijl. Dit is een kostbare zaak waarbij specifieke kennis nodig
is.
Interne communicatie
Heeft verschillende functies: betrokkenheid, hogere motivatie, durven spreken,
werk laten doen
Verschillende soorten informatie:
- Taakinformatie voor de medewerker wat moet er wanneer gebeuren, etc.
- Beleidsinformatie informatie over het bedrijf en de toekomst van het bedrijf.
- P&O informatie personeelsregelingen
Daarnaast heb je bij interne communicatie verschillende
soorten communicatiestromen:
- Verticale communicatie
- Horizontale communicatie
- Diagonale communicatie
- Parallelle communicatie
Marketingcommunicatie
Helpt bij het ondersteunen en positioneren van de
verkoop van merken, producten en diensten. Bij marketing(communicatie) wordt
van buiten naar binnen gedacht je gaat niet uit van de organisatie en
producten, maar vanuit de behoeften van de klant.
(Marketing)communicatieplan
In een schema:
Analyse van
de situatie
(hfst. 4)
Uitvoering
en evaluatie
communicat
ie-strategie
(hfst. 8)
Doelstelling
en
(hfst. 5)
Inzet media
(hfst. 8)
Strategie
(hfst. 6)
Inzet van
marketingcommunicat
ie- (hfst. 7)
instrumente
Analyse van de situatie dit doe je met een beschrijving van de marktsituatie.
De markt kan worden beschreven als: een fysieke plaats waar handel gedreven
wordt; een spel van leiden, uitdagen of volgen tussen concurrenten of een groep
klanten.
Types op een markt:
Er
-
die dan moet leiden tot een SWOT-analyse. Daaruit volgt dan weer een
confrontatiematrix.
Definitie marketingcommunicatie = het concept waarbij een onderneming
omzichtig de verscheidene communicatiekanalen integreert en cordineert om
een duidelijke, consistente en overtuigende boodschap over de organisatie en
haar producten te leveren.
Doelstellingen hebben alles te maken met kennis (weten), houding (vinden) en
gedrag (doen) van de consument:
KENNISDOELEN:
Categoriebehoe
fte
Merkbekendhei
d
Merkkennis
Klassiek
hirarchisch
HOUDINGSDOELEN:
Merkattitude
Gedragsintentie
Gedragsfacilitati
e
GEDRAGSDOELEN:
Koop- en
gebruiksgemak
Tevredenheid
na aankoop
Low-involvement
hirarchie
= als
het effectenschema
anders
verlooptde(bv.
model
= als we
er vanuit
gaan dat ook in
die volgorde
Kennis, houding, gedrag).
effecten optreden.
Marketingcommunicatie-instrumenten:
- Doelstellingen reclame, sponsoring, public relations, artikelpresentatie,
beurzen, etc.
- Doelgroep grootte is van belang
- Kenmerken van product complexiteit, risico, service, etc.
- Fase in productlevenscyclus in de loop van de cyclus worden
doelstellingen aangepast
- Beschikbare budget meer of minder concurrentie, effectiviteit van
campagnes, etc.
Om het budget te bepalen zijn verschillende budgetteringstechnieken
ontworpen:
o Omzetpercentagemethode vast percentage van de omzet
o Sluitpostmethode alle kosten en winstmarges worden berekend, rest is
voor marketingcommunicatie.
o Concurrentiemethode er wordt geschat wat de grootste concurrent in
de markt ongeveer aan communicatie uitgeeft.
o Taakstellende methode welke taken zijn nodig om doelen te
realiseren?
o Anticyclische budgetten hoogconjunctuur betekent weinig uitgeven
aan promotie, laagconjunctuur betekent veel uitgeven aan communicatie.
Belangrijk! Doelstellingen moeten SMART opgesteld worden: Specifiek,
Meetbaar, Acceptabel, Realistisch & Tijdsgebonden!!
manieren: productdimensie ;
marktdimensie.
Marktpenetratie = met bestaand product in bestaande markt een groter
marktaandeel behalen
Productontwikkeling = nieuwe ontwikkelde producten, op de bestaande markt
geopereerd
Marktontwikkeling = voor bestaande producten worden nieuwe
afzetmogelijkheden gezocht
Diversificatie = nieuwe producten, op nieuwe markten verkopen
Je strategie bepaal je daarnaast ook d.m.v. marktsegmentatie en marktkeuze
(eerder vernoemd hierboven). Je strategie baseer je ten minste ook op hierboven
genoemde eerdere zaken.
Het is slim om hirarchie tussen communicatiedoelgroepen aan te geven. Zo kun
je bijvoorbeeld primaire en secundaire doelgroepen benoemen. Nadat je weet
wie je doelgroepen zijn, ga je voor die doelgroepen doelen opstellen (wederom,
zie hierboven).
Positioneren = het creren van een onderscheidende positie ten opzichte van
de concurrent in het brein (de perceptie) van de doelgroep.
Positioneringsvraagstukken kunnen op verschillende niveaus spelen (zie boek
voor positioneringshirarchie):
- Businesspositionering de organisatie formuleert haar strategische keuzes.
De gemaakte keuzes leggen de basis voor alle daarna te ontwikkelen
activiteiten.
- Merkpositionering hierbij wordt de keuze gemaakt uit de elementen die
de identiteit bepalen op basis waarvan het merk zich onderscheidt ten
opzichte van de concurrentie.
- Communicatiepositionering het gaat om de vraag hoe je je in de markt
profileert.
Bij communicatiepositionering zijn er vier mogelijke onderliggende strategien:
- Informationele positionering (probleemoplossend) communiceren van de
functionele eigenschappen en/of voordelen van het product of de dienst:
productplus positionering, positionering op basis van concurrentievoordeel,
prijspositionering.
- Transformationele positionering (waardetoevoegend) speelt in op de
levensstijl van consumenten oftewel de psychologische behoeften die
consumenten hebben om een product of dienst te kopen.
- Tweezijdige positionering (combinatie van beide) combinatie van zowel
informationele als transformationele positioneringsaspecten.
- Uitvoeringspositionering (vormgeving van boodschap) uitvoering van een
campagne. Bijv. de oranje leeuw van de ING of de supermarktmanager van de
AH.
Propositie = centrale boodschap. De propositie vloeit logisch voort uit de
positioneringsstrategie. Na het formuleren van de strategie en de propositie
wordt een concept ontwikkeld. Vier soorten:
- Effectconcept geeft aan wat het merk voor effect heeft voor de consument
- Associatieconcept wordt het product in verband gebracht met een
actualiteit of sfeerbeeld
Explicatieconcept legt uit wat de voordelen van een merk zijn, hoe het
werkt en welke functionele eigenschappen het bezit
Vergelijkingsconcept het ene merk wordt met het andere merk
vergeleken
2
3
Industrile reclame
Retailreclame (zender)
(ontvanger)
Institutionele reclame
Professionele reclame
(boodschap)
(ontvanger)
Vergelijkende reclame
(boodschap)
5
6
Middel/Medium
Geschikt voor
Centraal staat
Televisie
Radio
Tijdschriften
Reclame
Reclame
Reclame, direct
marketing
Reclame, direct
marketing, promoties,
public relations
Promoties, direct
marketing
Sponsoring, reclame
Winkelcommunicatie
Direct marketing, public
relations
Direct marketing,
persoonlijke verkoop
Beurzen,
tentoonstellingen,
persoonlijke verkoop
Direct marketing,
reclame
Public relations,
marketing PR
Product
Product
Product
Dagbladen
Mailings
Buitenmedia
Verpakking/display
Internet/interactieve
media
Telefoon
Verkopers, hostesses,
demonstraties
Huis-aan-huisbladen
Persberichten
Organisatie of product
Product
Organisatie of product
Product
Doelgroep of organisatie
Product of doelgroep
Product of doelgroep
Product
Organisatie
Recht
Recht H1
Week 1 Reclame
3 niveaus van reclameregels:
- Supranationaal
- Nationaal Belangrijkste, deze zal ook behandeld worden!
- Zelfregulering
Het nationale reclamerecht heeft twee types: misleidend (art. 6:194 BW) en
vergelijkend (art. 6:194a BW). Individuele reclame, dan wel zakelijke informatie,
die voldoet aan de voorwaarden van vergelijkende/misleidende reclame is
verboden!
Misleiding
Richtlijnen: belemmeringen voor consument wegnemen wanneer er sprake is van
een incorrecte of onvolledige mededeling terzake van essentile informatie die
de consument er toe kan brengen een besluit over een transactie te nemen die
hij anders niet had genomen. Met consument bedoelen we hier de redelijk
oordelende consument.
Wat is de maatstaf voor misleiding? Keuze uit of combinatie van feitelijke
verwachtingen van de consument en het objectief, juridisch uit te leggen begrip.
Omkering van bewijslast (art. 6:195 BW)!! Dit wil zeggen dat bij een rechtszaak
de partij die aangeklaagd wordt, voor bewijslast moet zorgen. Normaal is dit
namelijk niet zo. In normale zaken moet de aanklager namelijk met bewijzen
komen. Wanneer de tegenpartij niet met bewijzen komt, heeft de tegenpartij de
zaak gelijk verloren. Vier beperkingen aan de omkering van bewijslast:
- Geldt niet bij een kort geding
- Geldt niet voor alle gedaagden (het medium valt bv. buiten de
bewijslastomkering)
- Geldt niet wanneer het onredelijk zou zijn de gedaagde met de bewijslast op
te zadelen
- De bewijslast geldt alleen voor de juistheid en volledigheid van de gestelde
feiten en niet voor de vraag of er al dan niet sprake is van misleidende
reclame
De onrechtmatigheidscriterium worden behandeld in art. 6:194 sub a t/m i BW.
Wanneer hier aan voldaan wordt, is er sprake van misleiding.
Vergelijkend
Richtlijnen: bij vergelijkende reclame is er sprake van merkinbreuk: wanneer er
ongerechtvaardigd voordeel kan worden getrokken uit of afbreuk kan worden
gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van een merk
waarmee wordt vergeleken.
Een reclame is vergelijkend wanneer een concurrent dan wel door een concurrent
aangeboden goederen of diensten uitdrukkelijk of impliciet worden genoemd. Er
zijn echter wel zes algemene voorwaarden waaronder vergelijkende reclame is
toegestaan.
In het kort eisen van misleiding en vergelijking Checklist! :
Misleiding (art. 6:194 BW)
Vergelijking (art. 6:194a BW)
Goederen/diensten
Elke vorm van reclame
Hem/degene t.b.v. wie hij handelt in
Waarbij concurrent/dan wel door
uitoefening van beroep/bedrijf
concurrent
Worden aangeboden
Goederen/diensten
Mededeling
Uitdrukkelijk/impliciet
Openbaar maken
Duidelijk/onbezinnig
Wegens een ander
In 1 of meer opzichten
Week 2 Consumentenkoop
De algemene overeenkomst = boek 6
De bijzondere overeenkomst = boek 7 + 7A (koopovereenkomst = titel 1)
Wanneer is er sprake van een koopovereenkomst (= wederkerige verbintenis)?
Art. 7:1 BW
- Zaak leveren
- Prijs betalen
Is er bij een overeenkomst sprake van ruil of van gift, dan is het dus GEEN
koopovereenkomst!
Voor de bescherming van de consument bestaat er een regeling voor de
consumentenkoop:
Grensoverschrijdende problemen
Juridische wirwar van regels
Technische problemen
Beveiligingsrisicos