Professional Documents
Culture Documents
11. Aan een strikte nationale maatregel die n de harmonisatiemaatregel door de lidstaat
wordt getroffen, wordt ex. art. 114 lid 5 VWEU de verzwaarde eis gesteld dat de
maatregel is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek;
12. No bail-out: op grond van art. 125 VWEU is het de lidstaten niet toegestaan om
verbintenissen van andere lidstaten over te nemen. Uiteraard geldt dit ten aanzien van
de buitensporige overheidstekorten, ex. art. 126 VWEU. Het toezicht op het
economisch beleid van de lidstaten wordt geregeld op grond van art. 121 lid 3 t/m 6
VWEU. De Commissie komt een centrale rol toe;
13. Mededinging. Niet-strekkingsrestricties, zijnde gevolgbeperkingen, zijn slechts
verboden, indien zij de mededinging daarwerkelijk beperken. Er komt een belangrijke
rol toe aan marktanalyse, wat nimmer het geval kan zijn bij ware
strekkingsbeperkingen. Waarom is een gevolgrestrictie in beginsel niet verboden?
Eenvoudig: iedere strekkingsbeperkende afspraak is op voorhand verboden, zie zaak
59/64, Consten & Grundig;
14. Marktanalyse. Substituutproducten: horizontale verhouding, complementaire
producten: verticale verhouding. De concurrentie zal op het gebied van de substitutie
eerder worden beperkt door overeenkomsten, dan op het gebied van de
complementaire productie het geval is.
Merk op dat intrabrandconcurrentie juist versterking van de interbrandconcurrentie op
kan leveren;
15. Ten aanzien van gevolgrestricties geldt: mededingingsbeperkingen worden afgewogen
tegen -versterkingen. De merkbaarheidstoets om een nettomededingingsbeperking
inzake art. 101 VWEU te constateren, wordt opgesplitst in een kwantitatief
(marktaandeel, met inachtneming van de de minimis-bepaling) en kwalitatief
(afspraken ten aanzien van het concurrentiegebied) element.
De vierde alinea van artikel 263 VWEU dient nader te worden geanalyseerd: `Iedere
natuurlijke of rechtspersoon kan...beroep instellen tegen handelingen die tot hem gericht zijn
of die hem individueel en rechtstreeks raken, alsmede tegen regelgevingshandelingen die hem
rechtstreeks raken en die geen uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengen.
In samenhang met art. 277 VWEU betreft de exceptie van onwettigheid, een bijzondere
categorie, de mogelijkheid om middellijk een besluit van algemene strekking aan te vechten.
Als de particulier meent dat een op een besluit van algemene strekking gebaseerde handeling
hem rechtstreeks en individueel raakt, dan kan de (on)wettigheid van de algemene strekking
ter toetsing voorgelegd worden.
Om te bepalen of een particulier rechtstreeks in de belangen is geraakt, is het handig om de
vergelijking met een adressaat te trekken. Zo wordt duidelijk of een particulier individueel
geraakt is en zich derhalve voldoende onderscheidt van andere partijen (vergelijk met de
beschikking, gehanteerd in de Awb).
Van belang is dat het beroep tot vernietiging betrekking heeft op handelingen die beogen
rechtsgevolgen ten aanzien van derden te bewerkstelligen. De vorm van de handeling is
(enigszins) ondergeschikt aan deze factor.
Tegen een verordening kan geen beroep tot vernietiging worden ingesteld. Echter, het Hof
dient te beoordelen wanneer er sprake is van een verordening, of dat een verordening naar
aard en context toch als een beschikking of verzameling beschikkingen kan worden
aangemerkt. Ook hier geldt: beoogt de handeling van een EU-instelling rechtsgevolgen ten
aanzien van derden en is de particulier rechtstreeks en individueel geraakt?
Het gevolg van een geslaagd beroep tot nietigverklaring is te vinden in art. 264 VWEU. De
vernietigde handeling is niet met terugwerkende kracht nietig. Eventuele rechtsgevolgen die
voortvloeien uit de uitoefening van het vernietigde besluit, kunnen definitief blijven, zie
tweede alinea. 266 VWEU behandelt de verplichting voor de EU-instelling, het orgaan of de
instantie tot het uitvoeren van het arrest van het Hof.
De taakomschrijving en competentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie
Artikel 19 lid 1 van het VEU bepaalt het institutionele kader. Het Hof van de EU bestaat uit
het Hof van Justitie, het Gerecht en de gespecialiseerde rechtbanken. Het Hof en het Gerecht
bestaan uit n rechter per lidstaat van de EU.
De taakomschrijving staat in lid 1 en 3. Het Hof verzekert de eerbiediging van het recht bij de
uitlegging en toepassing van de Verdragen. Uitspraak wordt gedaan over een door een lidstaat,
EU-instelling, natuurlijke of rechtspersoon ingesteld beroep; de nationale rechter kan het Hof
verzoeken om een prejudicile beslissing inzake de uitlegging van Unierecht, of om het
vaststellen van de geldigheid van handelingen, afkomstig van de EU-instellingen.
In eerste aanleg melden natuurlijke en rechtspersonen zich bij het Gerecht, ex. artikel 263 lid
4 en 265 VWEU, evenals de lidstaten (wanneer het handelingen van de Commissie betreft).
Het Gerecht is bevoegd om het hoger beroep, 256 lid 2 VWEU, te behandelen van
ambtenarenzaken die in eerste aanleg door de gespecialiseerde rechtbank zijn behandeld, 257
VWEU: de rechterlijke kamers. Op grond van artikel 265, lid 3, is het Gerecht slechts bij
bepaalde aangelegenheden bevoegd om kennis te nemen van prejudicile vragen. Het betreft
een uitzondering: voor het nemen van een principile beslissing, die invloed heeft op de
rechtseenheid binnen de Unie, kan de zaak naar het Hof worden doorverwezen. Het Hof is,
volgens de tweede alinea van lid 3, dan ook bevoegd om een beslissing inzake een
prejudicile vraag aan het Gerecht, te heroverwegen.
Het Hof van Justitie behandelt beroepen in eerste aanleg van EU-instellingen en - organen,
nationale rechterlijke instanties en lidstaten. De infractieprocedure is te vinden in de artikelen
258-260 VWEU (toetsing nakoming verplichtingen lidstaat). Artikel 263 VWEU betreft het
beroep tot nietigverklaring, 265 VWEU het beroep wegens nalaten (let op het verschil met de
infractieprocedure); art. 269 VWEU ziet op de naleving van procedures ex. art. 7 VEU.
De prejudicile vraag, art. 267 VWEU, wordt door de nationale rechter voorgelegd.
Rechtspersonen en natuurlijke personen kunnen geen beroep in eerste aanleg instellen bij het
Hof. Na een procedure bij het Gerecht, is er een mogelijkheid tot hoger beroep bij het Hof.
Het Hof beperkt zich echter tot rechtsvragen, ex. artikel 256 lid 1 VWEU: Tegen de
beslissingen die het Gerecht op grond van dit lid geeft, kan een tot rechtsvragen beperkte
hogere voorziening worden ingesteld bij het Hof van Justitie...
Het Hof heeft tevens een adviserende functie. Advies kan worden ingewonnen met
betrekking tot de verenigbaarheid van te sluiten overeenkomsten met de Verdragen (VEU,
VWEU). Zie art. 218 lid 11 VWEU.
Wat houdt de infractieprocedure in?
Iedere lidstaat is gerechtigd jegens een andere lidstaat een klacht inzake de schending van
verdragen, in te dienen bij het Hof van Justitie van de EU. Op grond van artikel 259 VWEU,
tweede alinea, wendt de (wellicht in zijn belangen geschade) lidstaat, als eisende partij zijnde,
zich eerst tot de Commissie.
Artikel 258 VWEU heeft betrekking op de precontentieuze fase. De lidstaat die een regel uit
het verdragenrecht zou hebben geschonden, kan de verplichtingen nakomen, alvorens de
Commissie de zaak bij het Hof aanhangig maakt.
Wat is het gevolg, als de zaak voor het Hof is gewezen en de veroordeelde lidstaat zijn
verplichtingen, voortkomend uit het arrest, alsnog niet nakomt? Zie art. 260 lid 2 en 3
VWEU: de lidstaat die door het Hof wordt veroordeeld, kan op voorstel van de Commissie
gesommeerd worden een forfaitaire som of dwangsom te betalen.
Is er sprake van een onderneming ( Hfner & Elser: de entiteit oefent zelfstandig
economische activiteit uit)?
Wordt het marktgedrag gecordineerd? Cordinatie van marktgedrag kan zich uiten in:
1. De overeenkomst op basis van wilsovereenstemming- let op: schijnbaar
eenzijdige handelingen zijn niet uitgesloten van toepassing van art. 101
VWEU;
2. Besluiten van ondernemersverenigingen;
3. Onderling afgestemde feitelijke gedragingen- OAFG- het causaal verband
dient te worden aangetoond.
Valt de beperking onder de uitzondering van lid 3 van art. 101 VWEU?
o subsidies;
o kwijtschelding belasting of lagere heffing;
o niet-marktconforme investeringen en leningen tegen te laag bedongen rentes.
De minimis-uitzondering van toepassing? -> 200.000 Euro per drie jaar uitgezonderd
van art. 107 lid ;