You are on page 1of 22

Wablieft-kranten

in de klas

Een handleiding voor lesgevers

Inhoudsopgave
Inleiding
Lezen
Krantenkoppen
Een artikel puzzelen
Dictee
Zelf journalist
Jouw mening
Informatie weglaten
Werken met woorden uit een artikel
Werken met zinnen uit een artikel
Digitaal lezen

Inleiding
Deze handleiding wil lesgevers in basisonderwijs, secundair onderwijs en
volwassenenonderwijs (basiseducatie, TKO en CVO) inspiratie bieden om
met de Wablieft-krant, Wablieft Start, de digitale Wablieft Start en de
online krant te werken in de les.
Gebruik je zelf een inspirerende werkvorm? Mail die naar Wablieft, dan
kunnen we deze opnemen in de volgende uitgave van deze handleiding.
We wensen je veel plezier met de kranten van Wablieft!
Het Wablieft-team
kranten@wablieft.be 015 446 512
www.wablieft.be/dekrant
2015

Bij iedere oefening vind je volgende symbolen:


niveau/leeftijd

werkwijze

Basisonderwijs

alleen

met twee

in groep

met de klas

uitdagend

moeilijk

Secundair onderwijs

Volwassenenonderwijs

moeilijkheidsgraad
eenvoudig

Lezen
1. Een artikel verkennen met leesrondes
Laat de leerlingen (lln.) of cursisten (csn.) een artikel in
stilte lezen.
Stel na een eerste leesronde een algemene vraag,
bijvoorbeeld: wat is de belangrijkste info in het artikel?
Nu leest iedereen de tekst opnieuw. Vervolgens stel je
opnieuw vragen.
Eventueel plan je nog een derde leesronde met nog
meer detailvragen.
De vragen kunnen verschillende vormen hebben:
open of gesloten vragen
waar of niet waar-vragen

meerkeuzevragen

2. Artikels kiezen
Hang verschillende artikels aan de muren. Laat de lln. of
csn. rondlopen in de klas en naar de artikels kijken: ze
mogen de artikels kort scannen.
Ze krijgen drie minuten de tijd om bij n van de
artikels te gaan staan; dat mag het artikel zijn dat hen
het meest choqueert, interesseert, irriteert...
Geef na drie minuten het signaal dat iedereen moet
blijven staan.
Opgelet: er mogen niet meer dan drie lln. of csn. bij
n artikel staan.
De lln. of csn. die bij hetzelfde artikel staan, vertellen
elkaar waarom ze precies voor dat artikel hebben
gekozen. Laat hen dit opschrijven in een paar
steekwoorden.
Je kunt vervolgens elk groepje voor de klas laten
vertellen wat ze onderling besproken hebben.

3. Inhoudsvragen bij een artikel schrijven


Elk duo heeft n krantenartikel. Elk duo leest een
ander artikel. Na de leesbeurt maakt elk duo drie
inhoudsvragen bij het artikel. De antwoorden schrijven
ze op een apart strookje.
Nu geeft elk groepje zijn tekst met de vragen aan een
ander groepje. Hierop volgt weer een leesfase: de
groepjes lezen elkaars artikel en beantwoorden elkaars
vragen. Met de controlestrookjes kunnen ze achteraf
hun antwoorden controleren.

4. Zoek de verschillen
Kies vooraf een artikel. Op enkele plaatsen in het
artikel wijzig je de informatie. De ene cs. of ll. heeft een
oorspronkelijke tekst, de andere de gewijzigde. Eerst
leest iedereen het artikel. Vervolgens gaan de csn. of
lln. op zoek naar de verschillen tussen de twee artikels.
Let op: dit doen ze door erover te praten, niet door
elkaars artikel te lezen.
Opmerking: Geef vooraf duidelijk aan hoeveel
verschillen er tussen de twee artikels zijn.

Krantenkoppen
1. Waarover gaat het artikel?
Confronteer de lln. of csn. met een kop en laat ze per
twee voorspellen waarover het artikel kan gaan. Laat
vervolgens enkele duos hun ideen voor de klasgroep
brengen.

2. De juiste kop
Verzin bij een artikel minstens drie mogelijke
krantenkoppen. De lln. of csn. lezen het artikel en
kiezen vervolgens de meest logische kop bij het
artikel. Daarna vergelijken ze met hun buur en
beargumenteren ze hun keuze.

3. Zelf koppen bedenken


Elk duo heeft n pen. Hang aan de muren in de
klas zo veel artikels als er duos zijn. Opgelet: Bedek
de echte krantenkop of knip hem los van het artikel.
Zorg er ook voor dat er boven elk artikel voldoende
witruimte is.
Laat de duos de artikels lezen. Nadat ze een artikel
gelezen hebben, bedenken de duos er een passende
kop voor en schrijven ze de kop boven het artikel.
Opmerking: Het is belangrijk dat de werkpartners
met elkaar overleggen en het samen eens worden
over een passende krantenkop. Aan de hand van de
inhoud van het artikel motiveren ze hun voorstel aan
de anderen.

4. Zelf koppen bedenken


en ze correct combineren
Geef elk duo een artikel zonder krantenkop en met een
blanco strookje. Het duo leest het artikel en schrijft een
passende titel op het strookje. Vervolgens haal je de
artikels en de strookjes op.
De artikels leg je vooraan in de klas verspreid over
enkele tafels of je hangt ze aan de muren. De strookjes
verdeel je onder de duos.
Opgelet: Zorg ervoor dat elk duo een strookje van een
ander duo krijgt en niet dat van zichzelf. Vervolgens
lezen de duos de artikels; ze combineren hun strookje
met het passende artikel en motiveren hun keuze.

Een artikel
puzzelen
1. Verschillende artikels verknippen
Verknip enkele artikels in drie stukken: de foto, de kop
en het artikel zelf. Geef aan elke ll. of cs. n van deze
knipsels. Ze bekijken en/of lezen wat er op hun knipsel
staat. Vervolgens lopen ze rond in de klas; ze vertellen
aan hun medecursisten wat er op hun knipsel staat
Opgelet: ze mogen hun knipsel niet aflezen; ze moeten
er echt over vertellen. Op deze manier proberen ze
hun artikel te reconstrueren; een cursist met een foto
moet dus de bijbehorende kop en het passende artikel
zoeken (en omgekeerd).

2. Een artikel verknippen


Je knipt vooraf enkele artikels in alineas. Elk groepje
krijgt de strookjes van een bepaald artikel en probeert
ze in een logische volgorde te leggen. Bij deze oefening
overleggen de cursisten met elkaar over de volgorde en
beargumenteren hun keuze.
Opgelet: Zorg ervoor dat er in het artikel voldoende
signaalwoorden (= woorden die de structuur mee
aangeven, bijvoorbeeld verwijswoorden) staan, zodat er
niet te veel combinatiemogelijkheden zijn.

Dictee
1. Het BIEP-dictee
Zoek een kort artikel en haal er de sleutelwoorden uit.
Dicteer het artikel en vervang de sleutelwoorden door
BIEP. Na het dictee proberen de lln. of csn. aan de hand
van de context de sleutelwoorden te achterhalen.
Opgelet:
Het is hierbij wel belangrijk dat de lln. of csn. de
weggelaten woorden kennen. Je mag zeker geen
nieuwe woorden door BIEP vervangen. Anders leidt
deze oefening tot frustratie bij alle partijen.
Laat ook niet te veel woorden weg; zorg ervoor dat
er voldoende context overblijft om de ontbrekende
woorden te vinden.

2. De dictoglos
Variant 1
Lees een berichtje tweemaal voor. Bij de eerste
luisterbeurt noteren de cursisten niets. Bij de tweede keer
noteren ze trefwoorden. Vervolgens laat je de cursisten
- aan de hand van de trefwoorden - de oorspronkelijke
tekst reconstrueren. Deze tekst hoeft geen letterlijke
weergave van de voorgelezen tekst te zijn, maar hij moet
wel inhoudelijk en vormelijk correct zijn.
Opmerking:
Zoek leuke of gekke berichtjes die niet te lang zijn.
Schrijf eigennamen en woorden waarvan je zeker
weet dat ze nieuw zijn, vooraf op het bord.

Variant 2
Je kunt de lln. of csn. zelf een artikel stil laten lezen en
vervolgens het artikel ophalen. Per twee noteren ze in
correcte zinnen wat ze net gelezen hebben. Deze tekst
hoeft geen letterlijke weergave van het artikel te zijn: ze
proberen zo goed mogelijk met hun eigen woorden de
inhoud van het artikel in n tekstje weer te geven.

3. Het boodschappersdictee
Hang in de gang of op de achterzijde van het bord een
tekst. De lln. of csn. duiden binnen hun groepje een
boodschapper aan. Deze boodschapper gaat de tekst
lezen en probeert zo veel mogelijk te memoriseren
om dat vervolgens te dicteren aan het groepje. Het
is daarbij heel belangrijk dat de boodschapper de
woorden zo correct mogelijk uitspreekt; anders zal het
groepje fouten opschrijven.
Opmerking:
De boodschappers moeten zacht spreken, zodat ze
niet ongewild andere groepjes helpen.
Binnen een groepje mogen de boodschappers elkaar
afwisselen, zodat ieder groepslid eens schrijft en eens
boodschapper is.

10

Zelf journalist
1. Zelf schrijven 1
Geef de kernwoorden uit een artikel dat jullie in de
les zullen behandelen. De lln. of csn. schrijven in duos
met deze woorden een artikel. Het leuke hieraan is
dat de resultaten (waarschijnlijk) totaal van elkaar
zullen verschillen. Laat enkele tekstjes na verbetering
voorlezen.
Lees vervolgens samen het artikel waaruit de
kernwoorden komen.

2. Zelf schrijven 2
Toon een krantenkop en een foto. Vertel dat ze het
bijhorende artikel zullen schrijven. Om informatie over
de inhoud van het artikel te krijgen, moeten de lln. of
csn. ja/neen-vragen stellen. De lesgever geeft vervolgens
antwoord.
Als er vijf vragen beantwoord zijn, kun je vragen of
iemand wil proberen de inhoud van het artikel samen
te vatten. Terwijl iemand aan het woord is, knik je
instemmend ja op informatie die de juiste kant opgaat
en schud je duidelijk neen op foute gissingen.
De lln. of csn. letten goed op je reacties en hebben nu
aanwijzingen voor nieuwe vragen gekregen.
Nu mag je klas weer vijf ja/nee-vragen stellen. Ook nu
reageer je door ja te knikken of neen te schudden.
Normaal gezien hebben de lln. of csn. nu genoeg
informatie om het artikel te schrijven. Dit kan alleen of
in duos.
Het interessante eraan is dat je totaal verschillende
versies zult lezen. Laat na verbetering enkele versies
voorlezen en lees uiteindelijk zelf het oorspronkelijke
berichtje voor.
Opmerking: In plaats van de titel en fotos, kun je ook
de belangrijkste woorden uit een artikel halen en op
basis van die woorden de cursisten vragen laten stellen.

11

3. Zelf schrijven 3
Voorzie vier werkzones. In elke hoek ligt het begin van
een kort krantenartikel. Elk groepje denkt na over een
passend vervolg op het artikel. Hang de artikeltjes op,
zodat de groepjes elkaars artikel kunnen lezen.
Opmerking:
In plaats van telkens een volledig artikel te laten
schrijven, kun je ze ook telkens maar n zin laten
schrijven. Laat ze vervolgens doorschuiven naar de
volgende werkhoek.
Zorg voor prikkelende beginzinnen, zodat de cursisten
inspiratie krijgen om een vervolg te schrijven.

4. Maak zelf een journaal


De hele klas bereidt samen een journaal voor. Je duidt
een nieuwslezer aan. Die kondigt de hoofdpunten aan
van het journaal, aan de hand van de voorpagina. En
linkt alle stukjes aan elkaar.
De andere lln. of csn. werken in duos. In elk duo is
iemand verslaggever; de ander is woordvoerder. De
lln. of csn. lezen per twee een artikel. Dat artikel gaan
ze nu brengen zoals in het gesproken journaal: de
verslaggever interviewt de woordvoerder. Kies dus best
artikels met citaten, of een interview.
Tip: landkaarten en fotos maken het nog realistischer.
Opmerking: Voor deze opdracht geef je de lln. of
csn. voldoende voorbereidingstijd. Je kunt ze hun
nieuwsitem grondig laten uitschrijven en vervolgens het
hele journaal voor de klas laten opvoeren.
Je kan dit laten filmen.
Ook leuk is een radiojournaal laten opnemen, en
verschillende leerlingen elk een stukje laten voorlezen.

12

5. De schoolkrant
Maak zelf een schoolkrant of klaskrant. Leg eerst de
rubrieken vast. Daarna kiezen de lln. een rubriek, en
stuur je ze op pad.
Kijk met de leerlingen naar de rubrieken in de krant: er
is de wereld, Belgi, sport, tip, blog, mening, verhaal
Stel dat ze zelf een schoolkrant gaan maken, welke
rubrieken horen daar dan in thuis? (in de klas, in de
lerarenkamer, op uitstap, grappig nieuws)
Maak van de lln. echte journalisten. Ze gaan zelf nieuws
zoeken. Hoe doen ze dat?
a) Oefen een interview met hen. Als ze personen
hebben die ze willen interviewen, overloop dan samen
de vragen. Stuur duos op pad: n iemand stelt de
vragen, de andere noteert.
b) Als ze een artikel schrijven, volgen ze natuurlijk de
structuur van een krantenartikel: het belangrijkste
nieuws vooraan, de vijf Ws beantwoorden.

13

Jouw mening
1. Blog, brief, mening
De lln. of csn. lezen een artikel en schrijven hun
gevoelens en hun mening neer in de vorm van een
lezersbrief, een klachtenbrief, een felicitatie, een
bedankbriefje
Je kunt ze ook een bepaalde rol opgeven en ze vanuit
die rol passend laten reageren (bijvoorbeeld: een
politieagent, een conservatieve politicus of een strenge
leraar). Dat vinden ze meestal moeilijker, omdat ze
daarbij soms regelrecht tegen hun eigen ideen en
overtuigingen moeten ingaan en zich moeten proberen
in te leven in een totaal andere persoonlijkheid.
Opmerking: Begeleid de lln. of csn. bij de
schrijfopdracht: geef vooraf duidelijk aan hoe ze
de gevraagde schrijfvorm moeten opstellen, welke
elementen in zulke schrijfvormen aan bod moeten
komen
Belangrijk
Stuur de tekst op naar Wablieft. Dan zien de lln. of
csn. hem enkele weken later op blz 9 bij Brieven van
lezers. Brieven mag je sturen naar:
kranten@wablieft.be
of naar
Wablieft
Kardinaal Mercierplein 1
2800 Mechelen

14

2. Meningen over De mening van


Nieuws roept meningen op. In de Wablieft-krant spelen
we hierop in met een wekelijkse mening van, waarin
telkens n collega haar of zijn mening geeft over
een actueel thema. In een aantal klasgroepen is het
klimaat veilig genoeg om te praten over meningen en,
vooral, respectvol te kunnen omgaan met verschillende
meningen. Er bestaan heel veel werkvormen om in te
gaan op de inhoud van een artikel.
En grote vorm is de rechtbank. Je verdeelt de klas in
twee groepen. Twee personen zet je apart, zij zullen de
rechter en de hulprechter zijn.
Je kiest n artikel uit. En groep is het eens met de
mening. Ze moeten hun argumenten opschrijven. De
andere groep is het niet eens met de mening. Ook deze
groep zet de meningen op papier. Kies zelf hoe je de
groepen verdeelt: mensen kiezen volgens hun eigen
mening, of de lesgever plaatst ze in een groep en ze
moeten die andere mening verdedigen.
Elke groep kiest n woordvoerder. Die woordvoerders
gaan het in de rechtszaal opnemen tegen elkaar. De
rechter en de hulprechter geven de woordvoerders om
de beurt het woord, en proberen de rust te bewaren.
De woordvoerders mogen de hulp inroepen van hun
groep, om nieuwe argumenten aan te halen.
Laat de twee groepen een tijdje discussiren. Hou op
het einde een stemming: wie is het nu eens met de
mening en wie is het oneens met de mening?
Wie is er tijdens het debat van mening veranderd?
Wat deed hen van mening veranderen?

15

Informatie weglaten
1. Een deel van de zin weglaten
Laat het eerste deel of het tweede deel van enkele
zinnen uit het artikel weg. De lln. of csn. moeten
dit zelf aanvullen. Hun aanvulling moet natuurlijk
logisch passen binnen de context van het artikel, maar
het resultaat zal bij elke ll. of cs. of bij elk groepje
verschillend zijn.
Opmerking: Als je deze taak te moeilijk vindt voor
je groep, dan kun je de invulmogelijkheden in een
kadertje aanbieden.

2. Een alinea weglaten


Fase 1: Deel de klasgroep in twee: groep A en groep B.
Zet de As en de Bs bij elkaar en deel daarna het artikel
uit. De As krijgen de eerste en de derde alinea uit een
artikel. De Bs geef je de tweede en de vierde alinea
van datzelfde artikel. Ze krijgen (individueel) een tiental
minuten om zich de inhoud van hun tekstdeel eigen
te maken en over eventuele onduidelijkheden met hun
buren te overleggen. Circuleer in de klas en help bij
woordenschatproblemen.
Fase 2: Laat nu elke A-cursist plaats nemen tegenover
een B-cursist. De cursisten zien elkaars tekst niet. De
duos vertellen elkaar in hun eigen woorden wat er
precies in hun alineas stond. Terwijl cursist A naar
cursist B luistert, mag die korte aantekeningen maken.
Let op: het is geen dictee. De cursisten schrijven enkel
kernwoorden op.
Fase 3: Zet alle As weer bij elkaar en ook alle Bs. Per
twee reconstrueren de As de ontbrekende alineas
op basis van de informatie die ze van hun B-partner
hebben gekregen.

16

Loop rond, help en verbeter waar nodig. Laat enkele


duos hun alineas voorlezen. De luisteraars letten op
de volledigheid ervan en op de verschillen tussen hun
eigen versie en de voorgelezen versie. Geef na de
schrijfoefening de volledige tekst.

17

Werken met woorden


uit een artikel
1. Woordspin en mindmap
a) Geef de lln. of csn. per twee een artikel. Ze maken
een mindmap rond het hoofdthema uit dat artikel.
Vervolgens tekent elk groepje zijn mindmap op het
bord en brengt aan de hand daarvan de inhoud uit het
gelezen artikel.
b) Geef lln. een woord dat of zin die belangrijk is in
een artikel. Leerlingen gebruiken het woord om via een
woordspin vrij te associren. Als oefening b klaar is,
kunnen ze vervolgens oefening a doen.
Voorbeeld:
Tom Boonen is gevallen, dat doet mij denken aan
- mijn oma die gevallen is en naar het ziekenhuis moest
- mijn fiets die kapot is
- mijn neef die niet kon gaan tennissen omdat hij een
oorontsteking had

2. Woorden uit verschillende artikels


Geef de leerlingen enkele strookjes met op elk strookje
een woord uit een artikel. De lln. of csn. scannen kort
de artikels en overleggen met elkaar uit welke artikels
de woorden komen. Ze motiveren ook waarom ze dat
denken.
Opmerking:
Selecteer woorden typisch voor een bepaalde context.
Deze oefening kan individueel of in groepjes gebeuren.
Voorbeeld:
olie - tornooi - rebellen - platform - eerste prijs - vechten
- wedstrijd - winnen - ontvoeren - zee - olievlek schoonmaak - boren - vluchteling
Drie miljoen mensen op de vlucht: rebellen, vechten,
ontvoeren, vluchteling
Ongeval met platform in zee: olie, olievlek,
schoonmaak, platform, boren
Tennis in Belgi: wedstrijd, tornooi, winnen, eerste prijs

18

3. Woorden door cursisten laten omschrijven


De lln. of csn. omschrijven een woord uit een artikel. De
anderen raden het woord.
Opmerking:
a) Je kunt de woorden in de klas op strookjes uitdelen of
je kunt de cursisten de woorden uit de tekst laten kiezen.
b) Loop rond, help en verbeter waar nodig, zodat de lln.
of csn. alleen correcte omschrijvingen voorlezen.

4. Bingo-spel
Maak verschillende bingo-kaartjes waarop een achttal
woorden staan en waarvan je het belangrijk vindt dat
de lln. of csn. ze onthouden. Je kunt alle bingokaarten
identiek maken; of je maakt kaarten met verschillende
woorden.
Lees een artikel voor. De lln. of csn. luisteren en
doorstrepen telkens het genoemde woord op hun
kaart. Het duo dat het eerst alle woorden op zijn kaart
doorstreept heeft, roept bingo en wint het spel.

19

Werken met zinnen


uit een artikel
Variant 1
Kies een zin uit een artikel dat je vooraf samen gelezen
en behandeld hebt. Laat de csn. per twee de zin
herschrijven met hun eigen woorden.
Opgelet: ze mogen andere woorden gebruiken, maar
de betekenis moet dezelfde blijven.
Loop rond, help en verbeter waar nodig. Laat
vervolgens enkele duos hun zin voorlezen.

Variant 2
Kies een zin uit een artikel dat je vooraf samen gelezen
en behandeld hebt. Lln. of csn. herschrijven de zin zo,
dat die net het omgekeerde betekent.
Voorbeeld:
Veel mensen eten insecten zonder dat ze het weten.
Veel mensen eten bewust insecten.
Veel mensen eten insecten en weten dat.

Variant 3
Geef een zin uit een artikel dat je nog niet behandelde.
Laat de lln. of csn. in duos deze zin zelf in een artikel
verwerken.
Opmerking:
Zorg voor zinnen die vragen bij hen oproepen
(wie? wat? waar? wanneer? waarom? hoe? ) en
waar ze meteen informatie bij kunnen verzinnen.
Geef eventueel meerdere zinnen, zodat de cursisten
een ruime keuze hebben.
Voorbeelden:
Ze stapte daarom uit de regering.
Hun tenen groeien scheef.
Dan krijgen hun kinderen ook stress.
Eventueel geef je achteraf de tekst waarin de
gedicteerde zin voorkwam.

20

Digitaal lezen
(digitale WS of online krant)

digitaal

Lezen gebeurt meer en meer op een scherm, en minder


en minder op papier. Met de digitale Wablieft Start en
de online krant kunnen je lln. of csn. ook digitaal lezen
oefenen: op pc of tablet. Of open de digitale Wablieft
Start op een e-reader of Smartboard.

Een paar werkvormen:


- De meeste mensen lezen niet onmiddellijk op een
scherm. Ze scannen de tekst: ze bekijken titels en fotos
en beslissen dan of ze de tekst lezen. Laat je lln. of csn.
15 seconden kijken naar een artikel op een scherm.
Vraag hen daarna of ze de tekst willen lezen. Waarom
wel? Waarom niet? Wie wil, leest daarna de hele tekst.
(De tijd is afhankelijk van het leesniveau van je groep.
Een vlotte lezer heeft maximaal vijf seconden nodig om
te beslissen.)
- Heb je een digitaal schoolbord ter beschikking?
Dan zijn er tal van mogelijkheden om te werken met
de digitale artikels. Maar met een projector kom je
ook al ver. Projecteer bijvoorbeeld een artikel op een
whiteboard. Geef de groep rustig de tijd om het artikel
te lezen. Laat daarna de lln. of csn. met whiteboardstift
de woorden omcirkelen die ze niet begrijpen. Overloop
de omcirkelde woorden in groep. Wie kan een
omcirkeld woord uitleggen voor zijn klasgenoten? De
cirkels rond woorden die uitgelegd en begrepen zijn,
worden uitgeveegd. Blijven er nog omcirkelde woorden
over? Zoek ze op in een woordenboek, of online.

21

Wablieft
krant tekstadvies boeken

Kardinaal Mercierplein 1
2800 Mechelen

www.wablieft.be
015 44 65 12

You might also like