You are on page 1of 5

LESVOORBEREIDINGSFORMULIER

FHKE te Eindhoven
Datum: 3-5-2015
Student: Marieke Verstegen, Sophie van der
Mentor:
Linden, Nick den Hollander
Stageschool: De Driestam
Totale lestijd: 50 min.
Accommodatie:
Groep: 2/3 Aantal leerlingen: 10-15
Organisatievorm: klassikaal / vrij / werken in groepen / mix
Relatie competentievenster en standaarden: 1.4 - 2.1 - 2.3 - 2.5 - 2.7 - 2.8 - 3.3 - 3.5 - 3.6
- 3.7 - 3.10 - 3.11 - 3.15 - 3.16 - 3.19 - 4.1 - 4.2 - 4.3 - 4.4 - 4.5 - 4.7 - 4.8 - 4.9
Leerdoelen voor student:
Consequent handelen
Tijdsbewaking
De volgende standaarden horen bij de leerdoelen van de student:

Korte omschrijving van de opdracht:


Pietengym
De kinderen gaan in groepen aan de slag met balanceren, mikken.
Welke bewegingsthemas of leerlijn(en) komen aan bod:
Balanceren
Mikken
Springen
Tikspelen
Welke bewegingsactiviteit(en) komen aan bod:
Tikspel: Piet is de cadeautjes kwijt
Vak 1: balanceren op het dak
Vak 2:
Vak 3:

Afsluiting: tik tik hoeveel pietjes zitten er achter mijn rug?

Beginsituatie
De groep kinderen kennen we niet. We hebben gekeken naar de gemiddelde
ontwikkeling van kinderen. Hier sluiten we op aan. We zullen ermee rekening
houden dat er kinderen zijn die hoger of lager dan deze ontwikkeling zitten.
Wat kennen/kunnen de leerlingen al; waar moet je bij aansluiten?
Groep 2/3 betreft de leeftijd van 5-7 jaar
Als we van de gemiddelde leerling op deze leeftijd uitgaan dan hebben de
leerlingen al de volgende vaardigheden:
(5)
Evenwicht: op een been staan (10sec), 5 keer hinken op voorkeursbeen.

Vangt stuiterende bal. Toenemende coordinatie en verfijning van de


bewegingspatronen.
(5.6)
Gecoordineerde fijne bewegingspatronen. Loopt over balk. Gooit kleine bal
omhoog en vangt deze.
Springt touwtje.
(6)
Soepel bewegingspatroon. Werpt met voorkeurshand. Springt lang touwtje.
(12sec)
(6.5)
Gecompliceerde bewegingen als: zwaaien, huppelen, springen vanaf een hoogte,
hazensprong, koprol, duikelen en klimmen in klimrek.
Lesdoelen voor de leerlingen
Wat wil je de kinderen leren? (motoriek/kunnen)
Balanceren:
De kinderen kunnen balanceren over een recht, smal balanceervlak. Dit doen ze
zonder hulp.
Makkelijker: de kinderen kunnen balanceren over een recht balanceervlak, zonder
hulp.
Moeilijker: de kinderen kunnen balanceren over een recht, smal balanceervlak
met hindernis. Ze mogen ondersteunt worden door de leerkracht.
Mikken:
De kinderen kunnen werpen door een verticaal/horizontaal (ligt aan het
materiaal) doel.
Makkelijker: de kinderen kunnen pilonnen om rollen.
Moeilijker: de kinderen kunnen een bal in een liggende hoepel rollen.
Springen:
De kinderen kunnen van mat naar mat springen, met twee voeten tegelijk.
Moeilijker: de kinderen kunnen over hindernissen springen.
Wat moeten ze straks weten? (kennen)
De kinderen weten hoe ze de opdrachten uitmoeten voeren.
Doelen op het gebied van gedrag?
De kinderen wachten op hun beurt bij de verschillende vakken en situaties.
Onderwijsleersituatie
Vermeld bij elke fase welke didactische werkvormen, leeractiviteiten,
leerinhouden, onderwijs- en leermiddelen en organisatievorm je gebruikt
(omschrijf kort wat jij gaat doen en wat laat je de kinderen doen)
1. Inleiding

De kinderen gaan op de bank zitten. We klappen in onze handen zodat de


kinderen stil zijn en onze kant op kijken. We stellen ons even voor en we vertellen
wat we deze les gaan doen. De uitleg van het tikspel geven we als alle kinderen
op de bank zitten.
Tikspel : Piet is de cadeautjes kwijt
Een kind is de tikker, dit is Piet. Alle andere kinderen hebben een cadeautje
(pittenzakje). Piet telt tot 10 en mag daarna alle kinderen tikken. Wie getikt is,
moet het cadeautje in de schoorsteen (doos of korf, staat aan de zijkant van het
veld) doen. Daarna is het kind af, en mag op de bank gaan zitten. Laat Piet een
paar minuten tikker, misschien kan hij alle cadeautjes weer terug krijgen. Piet
mag zelf een nieuwe Piet kiezen en het spel herhaalt zich.
Als het spel te snel gaat, krijgen de kinderen twee pittenzakjes. De kinderen
kunnen dan twee keer getikt worden.
De inleiding duurt 10 minuten.
Als het tikspel is afgelopen, gaan alle kinderen weer op de bank zitten voor de
nieuwe uitleg.
2. Kern/instructie
De zaal is verdeeld in drie vakken:
Vak 1: balanceren op het dak
Er staan 3 banken. Voor de banken liggen hoepels. De kinderen hinkelen van
hoepel naar hoepel. Daarna kiezen ze een bank om te balanceren.
Bank 1: normale bank
Bank 2: bank op de kop. De kinderen balanceren nu over een smaller stuk.
Bank 3: bank op de kop met blokken staand op het balanceervlak. De kinderen
moeten nu over de blokken heen stappen en balanceren tegelijk.
Vak 2: springen van dak naar dak
Er liggen matjes bij elkaar op de grond. De kinderen kunnen van dak naar dak
springen.
De kinderen kunnen er ook voor kiezen om over hindernissen te springen. Die
hindernissen bestaan uit pilonnen met daarin touwen. De kinderen kunnen dan
over verschillende hoogtes springen.
Vak 3: pakjes mikken in de schoorsteen
Er zijn 3 situaties. De kinderen mogen kiezen welke situatie ze kiezen.
Situatie 1: 5 pilonnen en een bal. De kinderen rollen vanuit de hoepel de pilonnen
om. Daarna zetten ze de pilonnen weer recht en sluiten ze achteraan in de rij.
Situatie 2: hoepel en een bal. De kinderen rollen vanuit de hoepel de bal in de
andere hoepel. De bal moet in de hoepel blijven liggen.
Situatie 3: Een doos/korf en een bal. De kinderen gooien vanuit de hoepel de bal
in de doos/korf.
Hierbij is het belangrijk dat we aangeven vanaf waar de kinderen mogen rollen of

gooien. Voor differentiatie hierin kunnen de kinderen dichterbij of verder weg


gaan staan.
Uitleg:
De kinderen zitten op de bank. We vertellen wat de bedoeling is bij de drie
vakken. De kinderen krijgen de tijd om vragen te stellen. We verdelen daarna de
groep in 3. We geven aan in welk vak de kinderen mogen beginnen.
Na 10 minuten wisselen de kinderen van vak. Als de kinderen in alle vakken zijn
geweest, gaan ze weer op de bank zitten.
3. Afsluiting/verwerking/evaluatie
De kinderen zitten op de bank. En kind gaat in het midden op de grond zitten
met zijn ogen dicht. De andere kinderen zijn muisstil. Er worden een aantal
kinderen aangewezen die om de beurt een pakje (pittenzakje) achter degene
neerleggen. Het kind mag raden, zonder te kijken, hoeveel pakjes er achter hem
liggen.
Dit spel wordt 10 minuten gespeeld.
Welke bronnen heb je geraadpleegd?
Literatuur, internet, methode(n)

KIJK!
Christoffel van Esch, J. (1969). Bewegingsonderwijs aan kleuters. Baarn: Bosch &
Keuning
Materiaallijst: groot- en klein materiaal/onderwijs- en leermiddelen
Inleiding:
15 of 30 pittenzakjes
Mand/korf/doos
Lintje
Kern:
3 banken
Blokken
Hoepels
Pilonnen
Touwtjes
Ballen
Matjes
Afsluiting:
Pittenzakjes

Indeling gymzaal:

You might also like