You are on page 1of 381

Het geheim van de regenboog

Maria-Christina Angelo

Voorwoord
Is het Woord van God een sprookje? Een verzonnen verhaal dat misschien
tot de verbeelding spreekt?
De schrijfster is van mening dat het Woord van God de zuivere Waarheid
weergeeft. Zij heeft getracht de Waarheid via een sprookje op bepaalde
punten helder te laten doorkomen.
Wat is waarheid?

Tijdens het verhoor van Jezus stelde Pilatus Hem de vraag: U bent dus toch
een koning? Jezus antwoordde: U zegt dat Ik een Koning ben. Hiervoor ben
Ik geboren en hiervoor ben Ik in de wereld gekomen: om voor de waarheid te
getuigen. Iedereen die uit de waarheid is, geeft aan Mijn stem gehoor.
Pilatus zei tegen Hem: Wat is waarheid?
Jezus gaf hem geen antwoord op deze vraag. Hij had immers al eerder het
volk van Isral gezegd wat, liever gezegd Wie, de waarheid is:
Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan
door Mij.
Ik hoop dat je (verder) kennis mag maken met de Vader en zijn Zoon!
Marie-Christine

Alle Bijbelteksten komen uit de Herziene Statenvertaling.

Hoofdstukken
1. Max en Trudie
2. Ben en oma
3. Terug in Grauw
4. De Engelse les
5. Vastgelopen!
6. Vrienden en vijanden
7. De brief
8. De onrust
9. Het proces
10. De reis
11. Chteau Les Trois Lunes
12. Madelon
13. In het licht van de maan
14. Tina
15. Terug!
16. Inzicht
17. Het onweer
18. De prinsessen

19. Zij, die achterbleven.


20. Bij de vijver
21. Levenskunde
22. Op het eiland
23. Stella
24. De schaduwjager
25. De goudschat
26. Het spiegelkasteel
27. In de gewelven
28. Franoise
29. Het geheim van de regenboog
30. Bruno
31. De Onderkoning
32. De Koning
33. Mag ik deze dans?
34. De opdracht
35. Tinas keuze
36. Alles is goed

Copyright 2003

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van
druk, fotocopie, geluidsband, electronisch of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke
toestemming van de uitgever.
Geheel herziene druk: april 2016

En God zei: Dit is het teken van


het verbond dat Ik geef tussen
Mij en u, en alle levende wezens
die bij u zijn, alle generaties
door tot in eeuwigheid.
Mijn boog heb Ik in de wolken
gegeven; die zal dienen als
teken van het verbond tussen
Mij en de aarde.
Genesis 9:12-13

Hoofdstuk 1 Max en Trudie

Theo zit in een gemakkelijke rieten stoel en kijkt verbaasd om zich


heen. Vlak achter hem ziet hij een hoge oude muur die wordt overwoekerd door klimplanten met duizenden witte bloemetjes. Vr
hem loopt een smal zandweggetje waarlangs hoog duingras groeit.
Daarachter strekt zich een parklandschap uit met velden vol wilde
bloemen. Bijen zoemen af en aan, terwijl vlinders hun weg zoeken
naar de kleurigste planten en bloemen. Over het park ligt een teer
waas van de in bloesem staande bomen en struiken.
Ver weg schitteren felle zonnestralen over het heldere water van
een klein meer en in het oneindige blauw van de hemel drijven
traag enkele witte wolkjes voort.
Theo ademt de kruidige lentelucht diep in en geniet even van het
tintelend frisse gevoel. Hij denkt diep na. Hoe is hij hier terechtgekomen en wat heeft hij hier te zoeken?
Hij heeft geen flauw idee. Hij staat op en kijkt zoekend rond. De
oude muur, die langs het zandpad loopt, komt van ver weg uit lage
heuvels en verdwijnt aan de andere kant in uitgestrekte bossen.
Vlak naast hem in de muur ontdekt hij een houten poortje dat ligt
verscholen achter wilde rozen. Hij probeert het te openen maar er is
geen beweging in te krijgen.
Hij besluit daarom het zandpad te volgen. Zijn weg voert door
velden vol madeliefjes en korenbloemen die zachtjes met de wind
meedeinen. Het wordt geleidelijk bosachtiger en hij komt na een
tijdje uit op een kruispunt. Welke kant moet hij op?
Hij besluit tenslotte rechtsaf te slaan en deze weg voert hem naar
een roestig hek dat scheef in de muur hangt. Na enig wrikken krijgt
hij het open.
Hij loopt een brede beukenlaan in en merkt tot zijn ongenoegen dat
het slecht weer wordt. Slecht weer? Nee, het jaargetijde verandert:
het wordt herfst! Er steekt een gure wind op die de vergeelde
bladeren met kracht van de bomen blaast. Hij trekt zijn jas aan
loopt snel verder.
7

De bossen worden steeds meer onderbroken door weidevelden. In


n daarvan bevindt zich een waterput waarachter een paar konijnen spelen. Eentje maakt zich los van de anderen en springt naar de
put. Theo ziet tot zijn verrassing dat het een hond is.
Een soort jachthond. Kortharig bruin, met hier en daar witte vlekjes. Een korte staart en stevige poten. Hij is niet meer dan een meter
of vijftig van Theo af en houdt even stil. Dan loopt hij op zijn
gemak naar Theo toe. Hij heeft een vriendelijke kop met heldere
ogen en een glanzende neus. Zijn staart zwaait soepel heen en weer.
H, jongen, hoe is het met je? roept Theo.
De kop gaat angstwekkend scheef.
Pas op dat je kop niet van je nek valt!
Een paar flinke sprongen en hij rent tegen Theo op. Twee
voorpoten tegen zijn borst en een natte tong over zijn neus!
Hete adem in zijn gezicht! Een en al vreugde! Hoe zou hij heten en
van wie is hij? Theo hoort een stem in hem die zegt: Max!
Hij weet het: dit beestje heet Max.
Hoi, Max, ouwe jongen!
Hij springt blaffend weg en ze rennen vrolijk in rondjes achter
elkaar aan totdat Theo buiten adem raakt. Hij gaat languit in het
gras liggen en Max springt met een doffe bons bovenop hem.
Max, even rusten jongen!
Max begrijpt het en gaat naast hem liggen. Theo aait hem
liefkozend over zijn kop. Max vindt het prachtig en likt zijn hand.
Theo heeft een leuke nieuwe vriend gevonden!
Ineens staat Max op en kijkt Theo vragend aan. Hij wil weg.
Vooruit dan! Hij loopt het beukenpad op en Theo volgt hem.
Ze gaan dieper en dieper het bos in. Het wordt steeds kouder, alsof
de winter in aantocht is. Donkergrijze wolken drijven traag hun
richting in. Even later wiegelen de eerste sneeuwvlokjes naar beneden.
De omgeving wordt wazig en de vlokken dwarrelen nu vol naar
beneden. Ze vormen een zacht wit tapijt waarin Theo de afdrukken
van hondenpoten volgt. Hij voelt de koude vlokken smelten op zijn
8

gezicht. Het sneeuwt nu zo hard dat hij de pootafdrukken van Max


niet meer kan zien.
Max! roept hij. Maar Max is verdwenen. In alle eenzaamheid
loopt hij door de stille bossen. Zolang de beuken nog links en rechts
van hem staan, is hij in ieder geval nog op het pad. Zou hij niet
beter teruggaan? Maar Max dan? Hij besluit door te lopen.
Na enige tijd maakt het pad een scherpe bocht naar rechts. Het
sneeuwt gelukkig niet meer zo hard. Het pad is iets breder geworden en vanuit een hoge boom kijkt een merel nieuwsgierig naar
beneden. Doodse stilte alom.
Theo verlangt terug naar zijn zonnige plekje op de stoel bij het
muurtje. Hij kijkt wanhopig naar boven.
Dag merel! Weet jij waar ik ben? Heb jij Max gezien? De vogel
vliegt zwijgend weg.
Theo zucht diep en loopt verder. Na enige tijd komt hij uit op een
kruising. Hij weet absoluut niet welke kant hij op moet.
Op dat moment hoort hij iets. Was dat een stem?
Hij had zich niet vergist: de wind voerde een zwak kinderstemmetje
met zich mee. Ja, nu hoort hij het stemmetje duidelijk.
Max, kom terug! Maxje, laat me niet alleen!
Gekraak in de struiken en Max vliegt dol van vreugde tegen hem
aan.
Gekke hond, waar zat je nou? roept Theo opgelucht. Woef, woef!
Weg is hij weer, in de richting van het stemmetje. Theo rent achter
hem aan en glijdt een bocht in waar hij over een klein blauw
wezentje struikelt.
Hola, wat gebeurt er?
Au! roept het wezentje dat op de grond valt.
Sorry, ik rende achter Max aan en ik heb je niet gezien. Ik was
bang dat ik zou verdwalen, stamelt hij. Heb ik je pijn gedaan? Het
meisje staat op en terwijl ze de sneeuw van haar blauwe jasje klopt
zegt ze: Nee hoor! Ik wist dat je zou komen en oma vond het goed
dat ik je tegemoet zou lopen.
9

Ze zet haar muts af en steekt een handje uit. Theo geeft haar een
hand en bewondert haar prachtige blonde krulharen. Het lijkt alsof
er sterretjes in haar blauwe ogen schitteren.
Ik ben Trudie, zegt ze, Leuk dat je bij ons langs komt! Maar
Trudie, je kent mij toch niet?
Ze kijkt hem verbaasd aan.
Je bent toch geen onbekende voor ons, oom Theo! We kennen je al
heel lang.
Trudie, ik ken jou nog niet en Max ook niet!
Geeft allemaal niets, hoor, zegt ze geruststellend. Ga je mee een
kopje thee drinken bij oma?
Theo snapt er niets van maar zin in thee heeft hij wel.
Ze lopen over een smal pad met hoge bomen aan beide kanten, de
takken zwaar beladen met sneeuw. Hun schoenen kraken zacht in
de verse sneeuw. De witte bomen steken scherp af tegen de heldere
blauwe winterlucht.
Theo kijkt verbaasd om zich heen. Het kille winterlandschap gaat
langzaam over in een akkerlandschap waar het lente is.
Hij kijkt naar Trudie die zwijgend naast hem loopt.
Hoe oud zou ze zijn? Hij kan het moeilijk zeggen maar hij schat
haar rond de tien jaar. Alsof ze voelt dat hij aan haar denkt, zegt ze:
In de wereld waarin jij leeft, wordt alles in getallen gemeten, dus
ook je leeftijd. Bij jullie gaan getallen voor het leven. Hier gaat het
leven voor de getallen.
Terwijl ze dat zegt lijkt ze even van zichzelf te schrikken.
Ze pakt voorzichtig zijn hand vast en vraagt: Oom Theo, je bent
toch
niet boos op me?
Nee, Trudie, ik begrijp alleen niet wat er gebeurt. Ik zou op jou
nooit boos kunnen worden.
Haar gezicht klaart direct op en er schitteren weer sterretjes in haar
ogen.
Max staat met een scheve kop naar hen te kijken. Trudie bukt zich
en zoent zijn natte neus, waarna hij van vreugde de gekste sprongen
maakt.
10

Oma weet veel meer van die dingen af, zegt Trudie. Zij zal je
alles uitleggen. Oma is zo lief! En ze maakt kersenthee met heerlijke chocoladekoekjes.
En zo wandelen ze met een blaffende en springende Max om hen
heen naar oma.

11

12

Hoofdstuk 2 Ben en oma


Ze lopen een zonnig lentegebied binnen. Zachtgroene weidevelden
met volop madeliefjes en pinksterbloemen. Bomen en struiken
overdekt met een wit en roze waas van bloesems. Theo snuift
genietend de frisse geuren op.
Max rent luid blaffend achter een paar konijnen aan. De dieren zijn
niet bang. Een jong konijntje huppelt op Theo af en gaat bij zijn
voeten zitten. Theo pakt hem op en streelt zijn lange oren.
Op hetzelfde moment komt een grijze wolf uit de bosjes. Of een
wolvin, want ze heeft twee jonge wolfjes bij zich.
Pas op, een wolf! roept Theo.
Hoi! roept Trudie vrolijk. Daar heb je Anne en ze heeft haar
kleintjes meegenomen. Komen jullie spelen?
Anne doet meteen mee en buitelt met Max over het gras. Trudie
speelt met de wolfjes en konijntjes. Theo kijkt stomverbaasd toe.
Ja, daar kijk je wel van op, nietwaar Theo, klinkt een diepe
basstem achter hem. Van schrik laat hij het konijntje uit zijn arm
schieten dat direct met de anderen gaat meespelen. Hij draait zich
om en kijkt in het gebruind gezicht van een man op middelbare
leeftijd. Hij heeft een leren hoedje op en is in het groen gekleed.
Hij staat tegen zijn fiets geleund en kijkt Theo vriendelijk aan. Ik
heet Ben, zegt hij.
Hallo, ik ben Theo. Bent u de boswachter?
Nee, lacht Ben, ik zorg voor de bomen. Zij zijn mijn grootste
vrienden. Christiaan is hier de boswachter, zoals jij dat noemt. Ik
denk dat je hem later bij oma nog wel zult ontmoeten.
Dat is fijn!
Theo vraagt zich intussen af hoe Ben zijn naam kent.
Bij jullie kan zoiets helaas niet, zegt Ben, terwijl hij naar het
spelende groepje wijst.
Ik heb nog nooit gezien dat wolven met konijnen, honden en
kleine meisjes spelen, Ben. Hoe is dat mogelijk?
13

Ik ben maar een eenvoudig mens, Theo. Oma en Christiaan weten


daar meer van. Het enige dat ik weet is dat het hier allemaal mogelijk is door de wijsheid en goedheid van de koning en van de
prinses.
Koning en prinses?
Ja, de koning en prinses, zeggen wij gewoon. Heeft de koning
geen naam?
Dat weet ik niet want wij kennen de koning eigenlijk niet
persoonlijk. Maar dat geeft verder niets. We kennen de prinses des
te beter. Iedereen is dol op prinses Sandrine. En het zusje van
prinses Sandrine is......
Ben kan zijn verhaal niet afmaken want Trudie rent naar hen toe,
met Max en de andere dieren achter haar aan. Ze drommen om Ben
die handen tekort komt om ze te begroeten.
Hoi, oom Ben, vertelde je oom Theo over prinses Sandrine? Komt
ze weer naar ons dorp? En komt ze bij ons? Ze is dol op omas
chocoladekoekjes! En gaan we dan weer bij de vijver muziek
maken en zingen? En neemt ze haar zusjes Marie-Christine en
Charlotte mee? Dan gaan we dansen en met de vlinders spelen!
Stop, stop Trudie! roept Ben lachend. Je maakt me wanhopig
met je vragen!
Het meisje had kleuren van opwinding en Max blafte van blijdschap. Inmiddels stond n van de wolfjes op de neus van Theos
schoen te kauwen.
Pak hem maar gerust zegt Ben, Anne kent je al en ziet je als
haar vriend.
Theo bukt zich en kijkt schuw naar Anne die vlak bij hem staat. Ze
is een grote wolvin. Ze kijkt echter vriendelijk als hij het wolfje
oppakt en aait. Het beestje bromt van plezier.
Ben, mag oom Theo hier blijven? vraagt Trudie. Hij hoort al
helemaal bij ons. We houden veel van hem en hij van ons!
Dat weet ik niet, Trudie. Waar Theo woont houden ze ook veel
van hem. Hij kan daar niet wegblijven.
Ja Ben, zo is het, zegt Theo. Ik ben blij dat ik bij jullie mag zijn
maar ik kan mijn werk en mijn vrienden niet zomaar verlaten.
14

Maar ik zou het zo fijn vinden als je blijft, houdt Trudie vol.
Dan kun je gezellig bij ons in de buurt wonen.
Nou Trudie, we zien wel. Theo is er nog maar net, dus voorlopig
blijft hij bij ons logeren, zegt Ben.
Hoera! Dan ontmoet hij misschien onze prinses wel! jubelt
Trudie. En misschien mag hij wel met haar dansen op het
tuinfeest!
Ze maakte van blijdschap een komisch rondedansje met Max. Ben
en Theo moeten hartelijk lachen om dit fraaie stel.
Het is inmiddels al rond het middaguur en Theos maag knort. Ben
lacht en zegt:
Kom, we gaan naar oma. Misschien heeft ze nog wel wat soep in
de ketel.
Ze nemen afscheid van de dieren en gaan op weg. Theo loopt
peinzend naast Ben. Koning en prinses, Christiaan de boswachter,
een tuinfeest en oma! Theo vindt het best spannend. Hij luistert
maar half naar Ben die hem allerlei dingen over bomen vertelt. Hij
is in gedachten bij oma want zij moet wel een heel bijzondere
vrouw zijn.
Na een tijdje komen ze uit op een gezellige iepenlaan. De blaadjes
van de jonge bomen ritselen zacht in de wind. Max en Trudie zijn
nergens meer te zien.
Die zijn allang bij oma Willemijn. Trudie kletst oma nu de oren
van haar hoofd over jou, reken maar, zegt Ben. Ze lopen zwijgend
verder de laan in, waar Theo verderop een wit huis met torentjes
ziet. Ze stoppen bij een houten hekje, dat precies in een even hoge
heg past. Daarachter ligt een grindpad dat een keurig onderhouden
grasveld in twee gelijke stukken verdeelt. Het pad splitst zich rondom een vijver met een zacht klaterende fontein.
Ben opent het hekje en nodigt Theo uit voor te gaan. Theo is diep
onder de indruk van de schoonheid van deze zonovergoten tuin. Hij
heeft nog nooit zulke kleurige bloemen en afwisselende soorten
bomen en struiken gezien! Het in Zuid-Europese stijl gebouwde
huis is een klein paleis!
15

Theo hoort geblaf en een opgewonden kinderstemmetje achter het


huis. Rechts van de voordeur zit een ouderwetse koperen trekbel,
waar hij zijn hand al naar uitstrekt.
Even wachten, Theo, zegt Ben met een glimlach.
Goede vrienden en gasten gaan bij oma altijd achterom!.
Hij verdwijnt achter het huis. Theo volgt hem langs een lavendelperkje waarvan de kruidige geur zijn neus streelt. Hij komt uit op
een zonnig terras dat met zachtgele steentjes is betegeld.
Hij valt bijna over de fiets van Ben die tegen de muur staat.
Ben nou toch, hoe vaak heb ik je gevraagd je fiets niet vlak om de
hoek te zetten! klinkt de krachtige heldere stem van een vrouw die
hem tegemoet loopt. De mensen zouden erover kunnen struikelen!
Ze is van gemiddelde lengte en stevig van bouw. Theo kijkt in een
vriendelijk rond gezicht met een gouden brilletje waarachter zachte
blauwe ogen schitteren, alsof er sterretjes in zitten. Warempel, dat
zijn de ogen van Trudie! Ze heeft donkerbruine haren met strookjes
grijs er doorheen. Ze draagt een vrolijk bloemetjesschort op een
gele jurk. Haar gezicht vertoont hier en daar vriendelijke lachrimpeltjes. Een echte dame!
Theo geeft haar een hand en stelt zich voor.
Welkom Theo, ik hoop dat je je snel thuis zult voelen bij ons.
Ik ben oma Willemijn .
Het spijt me oma, ik zal mijn fiets nu in het schuurtje zetten,
zegt Ben verontschuldigend.
Fijn Ben! Wil je Trudie en Max misschien even roepen?
Ze had het niet hoeven vragen, want op hetzelfde moment stormen
Max en Trudie vanuit de achtertuin de plaats op.
Theo wordt uitbundig door hen begroet.
Nou, jongens, laat oom Theo even bijkomen, zegt oma op strenge
toon. Haar ogen kijken echter vriendelijk. Hij is nog maar net
hier.
Zal ik een kopje thee zetten? vervolgt ze.
Jippie! roept Trudie. Met koekjes, oma?
16

Hoofdstuk 3 Terug in Grauw


Max maakt van vreugde zulke rare sprongen dat ze allemaal moeten
lachen.
Nou vooruit dan! antwoordt oma. Maar dan moeten jullie oom
Theo straks het huis en de tuin laten zien. Ga je even mee naar de
keuken, Theo?
Theo loopt gearmd met Trudie achter oma aan de keuken binnen. Op
het aanrecht bij het raam staan kopjes en schoteltjes klaar. Uit een
oven komt hen een heerlijke baklucht tegemoet. De zon schijnt
warm binnen door twee openstaande ramen.
Theo kijkt uit op het terras waaraan de tuin grenst. Langs de muur
van het huis groeien weelderige druiventrossen. Rechts van het
terras staat een houten schuurtje waarin Ben inmiddels zijn fiets
heeft opgeborgen. Naast de schuur groeien hoge bamboestruiken,
waartussen hij een smal pad ontdekt.
In de tuin ligt een grote vijver in de zon te schitteren, met struiken
en kleine palmbomen erom heen. Naast de vijver ligt een cirkelvormig terrasje met tuinstoelen onder een lichtblauwe parasol.
Theo neemt zich voor dit paradijsje later eens goed te bekijken.
Later? Hoe zit het eigenlijk met de tijd? Tijd lijkt hier niet te
bestaan hoewel de zon gewoon haar baan volgt. Alles verloopt hier
gemakkelijk en tijd schijnt geen rol te spelen.
Terwijl hij zo voor het keukenvenster in gedachten is verzonken,
voelt hij ineens dat oma naar hem kijkt. Hij krijgt het gevoel dat ze
hem veel te vertellen heeft. Ja, hij weet nu dat oma Willemijn
belangrijke boodschappen voor hem heeft. Boodschappen die zijn
leven totaal zullen veranderen.
Hij krijgt een beklemd gevoel en vraagt zich af of hij het slachtoffer
van zijn eigen fantasien geworden.
Hij was gewaarschuwd. Zijn omgeving maakt hem regelmatig uit
voor een dromer en fantast. Hij vlucht inderdaad vaak weg uit de
grijze wereld om te mijmeren over een nieuwe, een betere wereld.
Een nieuwe wereld waarvan hij weet dat deze zal komen 1).
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1)

Openbaring 21
21:5 En Hij Die op de troon zit, zei: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zei
tegen mij: Schrijf,
want deze woorden zijn waarachtig en betrouwbaar.

17

Waar de mensen elkaar en de schepping respecteren. Waar waarheid en liefde wonen!

Oma legt voorzichtig haar hand op zijn schouder.


Gaat het een beetje, Theo? vraagt ze bezorgd. Maar Theo voelt
zich weer helemaal in orde. Hij droomt dus niet! Hij bevindt zich in
een prachtige wereld waar de mensen alleen maar vriendelijkheid
kennen. Hij houdt van hen en zij houden van hem!
Ja, oma. Het werd me zojuist even teveel, als je begrijpt wat ik
bedoel.
Ja jongen, ik weet wat je voelt. Je bent bewoner van de wereld
ginds en je mag een tijdje bij ons zijn. Ik zal je er binnenkort meer
over vertellen. Maar eerst een lekker kopje thee. Dat zal je goed
doen. Als je wilt kun je vast buiten op het terras gaan zitten.
Ben had inmiddels een fleurige parasol bij het zitje op het terras
geplaatst. Theo gaat in een van de tuinstoelen zitten en geniet van
het vrolijke spel van vlinders. Ver weg hoort hij het vrolijke stemmetje van Trudie.
De wind ruist zachtjes door de bamboestruiken. De zoete geur van
lavendel, zoemende bijen, de milde warmte van de zon. Een diepe
vrede daalt geleidelijk in hem neer .

18

Hoofdstuk 3 Terug in Grauw


Theo schrikt wakker. Het is donker en hij heeft er geen idee van
waar hij zich bevindt. Langzaam wordt hij er zich bewust van dat
hij in een bed ligt. Een vertrouwde geur: zijn eigen bed. Hij voelt de
harde matras in zijn rug drukken. Hij voelt zich als verdoofd.
De maan werpt een koude zilveren streep door een kier in het
gordijn. Hij weet nu weer waar hij is: op zijn eigen zolderkamer.
Ineens dringt de werkelijkheid tot hem door: het was een droom!
Hij schiet recht overeind in zijn bed en weigert het te geloven. Wat

een afschuwelijke teleurstelling! Maar het was allemaal toch zo


echt, zo mooi geweest? De tuin bij oma, Trudie, Max en de goede
Ben. Dit kan toch niet zomaar als een luchtspiegeling verdwijnen?
Hij voelt zich intens verdrietig. Immers, wat betekent zijn leven in
deze grauwe wereld? Hij is leraar Engels op een middelbare school
in een armoedige wijk in Zuiderburg, een havenstad van vergane
glorie. Waar armoede, drugs en geweld heersen. Een arme leraar
die wordt gepest door kinderen, uitgebluste collegas en een arrogante schoolleiding. Hij woont in een vervallen pension langs een
kanaal in een buitenwijk. Geen familie meer, geen vrouw en kinderen. Geheel aan zijn lot overgelaten, zonder enig uitzicht zoals
zovelen in deze vervallen stad.
Zoals zijn buurman, een eeuwige student die rond deze tijd meestal
stomdronken in bed ligt. Of zijn benedenbuurman, die de generaal wordt genoemd. Een gepensioneerde militair die denkt dat hij
nog in een kazerne leeft. Je hoort hem regelmatig allerlei bevelen
schreeuwen die geen enkel nut hebben.
Naast de generaal woont Mieke met haar dochtertje Tina. Mieke
verdient de kost met mannen, die haar regelmatig bezoeken.
Dit tot grote ergernis van de generaal! Maar de eigenaresse van het
pension, mevrouw van Dussen, vindt het allemaal best zolang de
huur maar wordt betaald.
Tina is een gebrekkig klein meisje. Ze heeft een beugel om haar
manke linkerbeentje vanwege een verwaarloosde kinderverlam19

ming. Verder lijdt ze aan astma. Mieke loopt s nachts vaak met
haar op de gang heen en weer omdat ze het benauwd heeft. Theo
gaat dan wel eens kijken en probeert hen te helpen. Geld voor
goede medicijnen is er niet.
De enige die nergens last van heeft is Pieter, een kunstschilder die
de achterkamer beneden bewoont. Hij leeft zijn eigen leven en trekt
vaak de natuur in om te schilderen. In Zuiderburg heeft men echter
geen oog voor schone kunst, dus blijft Pieter arm.
Vreugdeloos en uitzichtloos is het leven dat ze met elkaar in dit
huis leiden. Het enige lichtpuntje is Tina. Een mager mank meisje
met zachte bruine ogen en gitzwarte haren. Ze sleept haar teddybeertje, dat Bruno heet, overal mee naartoe. Als haar moeder mannenvisite heeft, zit ze op de drempel van de achterdeur op de binnenplaats. Met haar hoofd een beetje naar beneden en Bruno dicht
tegen haar aangeklemd, kun je zien dat ze verdriet heeft. Het meisje
weet wat er boven gebeurt. Vaak krijgt ze tijdens zon herenvisite
last van astma. Theo gaat wel eens naast haar op de drempel zitten.
Dan let ze haar hoofdje op zijn schouder en valt in slaap. Ze heeft
dan tenminste enige rust.
Mieke houdt zielsveel van Tina. Ze is een knappe jonge vrouw
maar door haar beroep is de glans van haar schoonheid verbleekt:
teveel lipstick, make-up en ordinaire sexy kleren. Ze heeft een
vriend, Roel, die wekelijks geld bij haar ophaalt. Soms krijgt ze
klappen hoewel dat de laatste tijd minder schijnt voor te komen.
Waarschijnlijk komt dat door Pieter die onlangs woedend naar
boven was gerend en Roel de deur had uitgeschopt. Roel had
geschreeuwd dat hij die miezerige kladschilder nog wel zou
krijgen!
Tina houdt veel van haar moeder en ook van Theo en Pieter. Als
Tina een hoestaanval heeft zijn Pieter en Theo er meestal snel bij
om haar te troosten. Mieke noemt Theo en Pieter haar twee galante
ridders.
Ze kunnen het goed met elkaar vinden. Ze kaarten soms en gaan
regelmatig bij elkaar eten. Tina vindt deze etentjes een klein feestje.
De laatste keer had ze slingers opgehangen van kleurige rondjes en
20

vierkantjes die ze uit oude tijdschriften had geknipt. En ze had hier


en daar een paar kaarsjes neergezet. Ze vond het heerlijk om de
tafel te dekken en met de afwas te helpen. Het meisje genoot intens
als ze dan gezellig bij elkaar aan tafel zaten.
Zo zat Theo in deze koude nacht op de rand van zijn bed na te
denken over zijn leven in Grauw, zoals hij het hier noemt. Hij
rilde en voelde langzaam de warmte van het land van Trudie uit
hem verdwijnen. Het gaf hem het gevoel dat hij stierf. Hij kon nog
altijd niet geloven dat hij alles had gedroomd. Hij droomde wel
vaker, maar deze droom was helemaal anders geweest. Hij moest
zich erbij neerleggen. Hij was definitief terug in Grauw!
Hij kroop terug in bed en trok het laken over zijn hoofd. Ver weg
hoorde hij Tina huilen en dat deed hem pijn. Morgen moest hij naar
school. De herfstvakantie zat er weer op. Een bijna onverdraaglijke
gedachte!
De school werd kortweg de inrichting genoemd. Het was een
somber gebouw in het vervallen centrum van de stad. Verscholen
achter een hoge muur met prikkeldraad, leek deze school op een
gevangenis. In de kelder bevond zich een kantine, waar keiharde
muziek werd gedraaid en allerlei handeltjes plaatsvonden. Niemand
maakte zich daar druk over. Je kwam het schoolgebouw niet in
voordat je langs metaaldetectoren was gelopen, waar bewakers met
honden de wacht hielden. Binnen in het donkere gebouw liepen
steeds twee bewapende agenten rond. Dat was geen overbodige
luxe want het geweld in en om deze school was enorm. De
gemeente nam ook niet meer de moeite om politie in deze wijk te
handhaven. De ordedienst werd door de school zelf betaald. De
directeur was een lompe kerel die ruzie had met ieder die een
andere mening had dan hij. De meeste collegas van Theo waren
bang voor hem. Hij had zich omringd met meelopers die weinig
uitvoerden en zich vooral bezighielden met het verraden van
collegas. Die moesten dan bij de directeur op het matje komen en
werden grondig uitgescholden.
21

Veel leerlingen hadden totaal geen interesse maar moesten van de


gemeente of de ouders naar school. De kleine groep goedwillende leerlingen werd vaak ongenadig gepest.
Theo had een lokaal in de uiterste bovenhoek van de school. Een
krakende houten vloer met oude tafeltjes en stoeltjes en een afgesleten schoolbord. TL-buizen aan het plafond. Gemiddeld dertig
leerlingen werden in het kleine lokaal geperst. Er hing altijd een
bedompte lucht ook al zette je de ramen wijd open.
Theo kon goed met de kinderen omgaan omdat ze voelden dat hij
van ze hield. Toch moest hij regelmatig streng optreden maar hij
had de ordedienst gelukkig nog nooit nodig gehad.
Hij perste zich langs groepjes leerlingen heen die op de gang
stonden te roken.
Hoi, mijnheer van den Bosch, hoe was je vakantie? riep een
puistige jongen in een zwartleren pak met kettingen. Ze mochten
hem niet bij zijn voornaam roepen, in tegenstelling tot zijn collegas.
Ik kan er niet op wachten om je weer af te knijpen, Teun! En gooi
die peuk rap weg! riep Theo terug naar de jongen.
Yeah! riep Teun, I love you man!
Theo was inmiddels de trap opgelopen waar hij de directeur letterlijk tegen zijn dikke lijf liep.
Van den Bosch, jij zou voor de vakantie nog bij mij zijn gekomen
voor die proefwerken. Ik heb je niet gezien! riep de man in zijn
oor.
Dat klopt mijnheer Brokken, ik was dat helemaal vergeten.
Nou, van den Bosch, jouw enthousiasme wordt ook met de dag
minder. Ik heb het probleem zelf maar opgelost. Die lui die hebben
gespiekt heb ik geen straf gegeven. Hoe vind je dat?
Het was duidelijk dat Brokken dit uitsluitend had gedaan om Theo
te pesten en zijn gezag te ondermijnen. Theo was immers n van
de weinigen die nog kritiek op hem durfden te leveren. Bovendien
was hij jaloers op Theos populariteit onder de leerlingen.
22

Theo werd woedend en priemde de man met de wijsvinger op de


borst:
Jij bekijkt het maar Brokken, ik heb met jou niets te maken!
Brokken bulderde over de herrie in de gang heen: Van den Bosch,
straks op mijn kamer melden, brutale donder die je daar bent!
Theo liep de volgende trap alweer op. Het was even stil op de gang.
Iemand kwam naast hem lopen, stompte hem tegen zijn ribben en
zei: Nou Theootje, het is al meteen weer raak, h jongen!
Het was een knappe jongeman met een Italiaans uiterlijk, die
strak in een glanzend streepjespak zat. Zijn dikke zwarte haar
was glimmend naar achteren gekamd. Een haarlok hing voortdurend over zijn voorhoofd. Zijn vrolijke bruine ogen fonkelden achter een glinsterend gouden brilletje. Een slim en aardig gezicht.
Alles was opzichtig sjiek en snel aan deze jongeman. Hij was een
collega van Theo die economieles gaf. Antonio, een jongen van
Napolitaanse afkomst.
H, bon giorno, Tonio! riep Theo enthousiast, terwijl hij terugstompte.
Heb je de ouwe tegen me tekeer horen gaan?
Theo had een zwak voor deze Italiaan. Tonio was ook razend populair bij de leerlingen, vooral bij de meisjes. Hij was dan ook een erg
knappe jongen.
Jazeker! riep Tonio.
Hij had het weer flink te pakken vandaag. Laat maar gaan die
ouwe gek!
Dacht ik ook, zei Theo, die blij was met de luchthartigheid van
zijn collega.
Hoe was je vakantie, Tonio?
In Bella Napoli geweest, natuurlijk. Naar mama en de bambinos.
Veel amore! Het was n groot Italiaans feest. En jij hebt natuurlijk
weer zitten kniezen op je kille kamertje. Je moet eens mee gaan
naar mama en mijn aardige knappe zusjes. Hoe is het met mijn
kleine Tina?
Theo wist dat hij naar Tina zou vragen. Tonio was dol op zijn
dolce Tina. Tonio hield meer van dit kind dan van zijn eigen
23

zusjes. En die liefde was geheel wederzijds. Tina vloog Tonio


meteen in zijn armen als hij bij haar op visite kwam.
Hij was ooit verliefd geweest op Mieke maar daar was verder niets
van gekomen. Hij wilde met haar trouwen maar Mieke wilde niet.
Zij hield weliswaar van Tonio, maar ze was teveel door mannen
mishandeld om nog voor een huwelijk te kiezen.
Theo zag zijn bezorgde blik toen hij naar Tina vroeg.
Tina is behoorlijk ziek geweest vorige week. Ze vroeg steeds
wanneer ome Tonio terugkwam uit Itali.
Ziek geweest? Vertel gauw Theo! zei Tonio ongeduldig terwijl
hij zijn vriend bij de schouder pakte.
Ja, ze was erg benauwd en had koorts. Ik vind dat het steeds
slechter met het arme kind gaat.
Verdorie, Theo, dat bevalt me niets, helemaal niets. Ik ga
vanmiddag meteen naar haar toe!
Hij was even stil.
Gelukkig is er ook goed nieuws, Theo. Ik heb goede zaken gedaan
in Itali. Ik laat vanmiddag een dokter bij mijn dolce bambino
komen die haar eens goede medicijnen moet voorschrijven.
Theo vermoedde wel waar het geld vandaan kwam. Tonio had
allerlei handeltjes, waar hij echter tot nu toe nog niet veel mee had
verdiend. Voordat hij op vakantie ging had hij Theo verteld dat hij
dit keer een flinke sloot geld zou gaan binnenhalen. Hij zei niet
waarmee. Maar Theo wist dat het een of andere illegale handel was.
Tonio gaf niet veel om de wet!
Ik zie je straks wel in de pauze, Theo! riep Tonio terwijl hij zijn
lokaal binnenstapte.
Theo liep nu de laatste trap op en dacht terug aan zijn droom. Het
liet hem niet los. Oma zou eens moeten zien wat voor een troep het
hier is, dacht hij. En als Trudie de zieke Tina zou zien, zou ze
moeten huilen. En Max zou heus niet met die valse honden van de
bewakers willen spelen.
Wat een onbegrijpelijke verschillen! Maar ja, dromen zijn bedrog!
En met die dorre gedachte ging hij aan het einde van de gang zijn
klaslokaal binnen.
24

Hoofdstuk 4 De Engelse les


Sommigen lagen met hun benen over de bankjes te eten en anderen
zaten te kaarten. De anderen stonden in groepjes met elkaar te
praten. Klas 5b, de meest beruchte klas van de school! Alleen Theo
en Tonio konden redelijk goed met deze club overweg. Theo liep
naar zijn lessenaar en keek met ervaren blik naar de groep. Hij liep
naar het bord en schreef op:
Please, would you be so kind as to sit down - willen jullie alsjeblieft
zo vriendelijk zijn te gaan zitten?
Ze kenden dit signaal en liepen op hun gemak naar hun bankjes.
Toen schreef hij op:
Silence please - Stilte alsjeblieft!
Op dit tweede signaal reageerden ze ook traag maar ze deden wat
hij vroeg. Veel collegas moesten stilte afdwingen met geschreeuw
of ongeduldig getik op het bord. Een andere collega sloeg meestal
hard met een grote liniaal op de lessenaar. Theo hield daar niet van.
Hij schreef gewoon op wat hij van hen verlangde. Zou iemand daar
niet naar luisteren dan kostte hem dat een vrije middag. Dat wisten
ze bliksems goed. Maar de belangrijkste reden voor hun gehoorzaamheid was dat ze respect voor hem hadden. Ze mochten hem
wel. Ook Tonio kon niets verkeerd bij hen doen. Tonio dwong
respect af met zijn verhalen over big business en geld. Zijn
verhalen over aandelenhandel, snelle autos en flitsende vakanties!
Zijn innemende gedrag naar de meisjes toe leidde ertoe dat zij na de
les als vlinders om hem heen fladderden. Tonio de charmeur! De
jongens namen hem dat niet kwalijk. De brutale sympathieke Tonio
met zijn grote verhalen hoorde er helemaal bij.
Ze leerden goed economie bij Tonio. Misschien wel iets te goed!
Sinds Tonio drie jaar geleden op school kwam werd er steeds meer
gehandeld in allerlei zaken. Theo vermoedde dat Tonio daar ook
niet armer van werd. Brokken haatte de levenslustige Tonio. Maar
hij durfde hem niet aan te pakken omdat Tonio hem ooit eens met
25

de maffia had bedreigd. Toen Theo hem vroeg of hij dat meende
had hij gezwegen.
Dat was Tonio: geld, Bella Italia en mooie vrouwen. Maar ook
Tina en zijn leerlingen: dat was voor hem grande amore!
All right, let us proceed - Mooizo, laten we verder gaan!
zei Theo tegen de klas die min of meer tot rust was gekomen.
Fijne vakantie gehad, mijnheer van den Bosch? riep John, de
leider van deze groep. John was een ruwe kerel met tatoeages op
zijn armen.
Ging wel, John, zei Theo kortaf want hij wilde zo snel mogelijk
beginnen. Normaal gesproken praatte hij na iedere vakantie nog
even met de leerlingen, maar nu niet. De herinnering aan zijn
vrienden in het land der dromen deed teveel pijn. Vrienden ginder?
Kom nou Theo, niet meer dromen, dacht hij. Toch lukte het hem
nog steeds niet zich ervan los te maken.
De leerlingen mopperden een beetje omdat ze dat niet van hem
waren gewend.
We hebben gezien hoe Brokken tegen u tekeer ging, vervolgde
John. Daar hebt u zeker nog de balen van?
Dat is het niet, zei Theo peinzend.
Ik wil echter nu beginnen met de les, beste mensen! Wat zei je
daar Sjanien? vroeg hij aan een blond meisje dat vlak voor hem
zat.
Niets mijnheer! zei Sjanien blozend.
Jawel, ik wil weten wat je zojuist tegen je buurvrouw zei,
vervolgde Theo gerriteerd.
Dat wilt u vast niet horen, mijnheer.
Jawel, ik wil dat je het nu zegt!
En met vuurrood hoofd zei ze: Ik zei dat het voor u eindelijk eens
tijd wordt om met een goede vrouw te slapen. Daar wordt u rustiger
van.
Grote lol in de klas!
26

Eerst wilde Theo kwaad worden. Zijn boosheid verdween echter


snel en maakte plaats voor een humoristisch gevoel. Met een brede
grijns zei hij:
Nou, Sjanien, dan verwacht ik je vanavond op tijd bij mij thuis!
De klas loeide! Sjanien zat er stomverbaasd bij. Dat waren ze van
hem niet gewend. Hij die altijd beschaafd bleef en voortdurend
wees op goede manieren. Dat je zomaar niet met iedereen naar bed
moest gaan en meer van dat. Dat er ook liefde aan te pas moest
komen en respect.
Normaal gesproken zou hij dat ook nooit hebben gezegd maar het
kon hem nu niet schelen.
Alle donders, mijnheer, het lijkt wel alsof we in de les van Tonio
zitten! Die maakt vaak van die opmerkingen. Tonio is u
zeker aan het bekeren? riep John over de herrie heen.
Een beetje schaamde Theo zich wel.
Nouja jongens, ik ben ook maar een mens.
Al goed mijnheer, al goed. Maar wij denken dat Sjanien wel gelijk heeft. U moet toch echt eens aan de vrouw!
Er werd volop gelachen en Sjanien wist niet welke kant ze moest
opkijken.
Nou, misschien hebben jullie wel een beetje gelijk. Ik zal eens
rondkijken. Well, all right, we gaan eens proberen of we jullie nog
wat Engels kunnen bijbrengen! Wij gaan verder met de literatuur. Ik
wil met jullie vandaag William Wordsworth bespreken en ik begin
met n van zijn mooiste gedichten.
Luister aandachtig!
Nadat de rust was weergekeerd, declameerde Theo met rustige stem
uit het boek:
Though inland far we be,
Our Souls have sight of that immortal sea Which
brought us hither,
Can in a moment travel thither,
And see the children sport upon the shore
And hear the mighthy waters rolling evermore.
27

En meteen was Theo weer terug in het land van zijn droom! Hij
voelde weer de vriendelijkheid van oma en hoorde het vrolijke
lachen van Trudie. Hij voelde de milde warmte van de zon en zijn
liefde voor de omgeving. Wat was hij daar toch gelukkig geweest!
Hoe zou het met zijn vrienden ginds zijn? Wat zou hij graag weer
achter Max aanrennen en een praatje met Ben maken.
Wat deed het hem pijn dat hij ze niet kon zien, kon horen en voelen!
Mijnheer van den Bosch, gaat het weer een beetje? hoorde hij ver
weg een vriendelijke stem tegen hem zeggen.
Trudie, ben jij het? Mijn lieve Trudie!
Ik ben het mijnheer, Marion, u weet wel.
Vaag zag hij een gezicht voor zich. Langzaam werd hij wakker.
Marion, een aardige leerlinge, keek hem bezorgd aan.
Ja, Marion, het gaat nu wel weer. Dank je.
Hij keek de klas in vanaf zijn lessenaar. Ernstige en verbaasde
gezichten staarden hem zwijgend aan. Hij nam een slok water en
zei:
Wat zitten jullie me toch aan te staren? Whats up?
U las het gedicht voor en toen veranderde u helemaal. U keek zo
gelukkig, u leek ineens zo blij. En toen viel u langzaam met uw
hoofd op de lessenaar en leek te slapen. En u droomde ook want u
had het over Trudie of zo. We werden een beetje bang. John wilde
de concirge al halen maar toen werd u gelukkig wakker, zei
Marion met een bezorgde stem.
Wat is er vandaag toch met u aan de hand, mijnheer! U bent
anders dan anders! riep John.
Wie zou Trudie zijn? hoorde hij Sjanien fluisterend aan haar
buurvrouw vragen.
Luister jongens, dat klopt wel, ik ben momenteel inderdaad wat
anders dan anders maar dat heeft een oorzaak. Ik was getroffen
door het mooie gedicht van Wordsworth.
En verliefd op Trudie, mijnheertje! riep Sjanien enthousiast.
Geeft u het maar toe!
28

Ze juichten en joelden. Ze vonden het een prachtige gedachte. Theo


liet het maar zo.
Jullie kunnen denken wat je wilt. Ik ben weer helemaal terug en de
les gaat nu verder.
Het is een heel mooi gedicht, zei Marion die grote belangstelling
had voor Engelse gedichten.
Inderdaad, vooral vanwege de eenvoud en geestelijke vrijheid,
vulde Theo haar aan.
Misschien kun jij de klas uitleggen wat ik daarmee bedoel,
Marion. Ga je gang!
Marion bloosde een beetje en zei: Ik zal het proberen, mijnheer. De
klas werd stil en Marion vertaalde het gedicht:
Hoewel we ver in het binnenland zijn,
Ziet onze geest de oneindige zee,
Die ons hierheen bracht,
en kan in een ogenblik daarheen reizen
en de kinderen op het strand zien spelen
en de machtige golven voor immer horen rollen.
Marion had het zo gevoelig gelezen dat er een tijdlang diepe stilte
in de klas heerste. Theo vocht tegen zijn tranen en zei zacht:
Heel mooi, Marion, dank voor je ontroerende voordracht. Ik vond
je vertaling geweldig. Het gevoel dat de dichter in zijn gedicht heeft
gelegd is goed verwoord. Je vertaling was bijzonder snel en goed.
Om eerlijk te zijn mijnheer, had ik het thuis al gelezen en ik vond
het zo mooi dat ik het had vertaald, zei Marion bescheiden. Hij
ontmoette haar donkerblauwe ogen. Ze had een lief en eerlijk
gezichtje.
Dat is je dan bijzonder goed gelukt. En wat zou de dichter volgens
jou hebben bedoeld?
Dat we in deze wereld ver zijn afgedwaald van onszelf, van onze
ziel. Maar dat onze ziel op ieder moment kan terugkeren naar een
prachtige wereld, waar zij helemaal zichzelf kan zijn. Waar zij weer
een gelukkig spelend kind kan zijn.
29

Terwijl ze dit zei, keek ze Theo vriendelijk aan. Ze vervolgde


fluisterend, zodat alleen hij het kon horen: Zoals u daarginds,
in het land voorbij de sterren, gelukkig kunt zijn.
Weer viel een diepe stilte.
Marion wist het, ze voelde het! Er was herkenning! Hij keek haar
aan en wist dat hij niets hoefde te vragen. Alles was duidelijk!
Theo zette de klas aan het werk met het vertalen van teksten en liep
afwezig tussen de bankjes heen en weer.
Hij schrok toen de stilte ruw werd verstoord door de bel. Deze les
was voorbij!

30

Hoofdstuk 5 Vastgelopen!
Het slot van de achterdeur knarste luidruchtig toen Theo de sleutel
ronddraaide. Hij was blij dat hij thuis was. De winter was vroeg dit
jaar. Hoewel hij maar een halfuur van school naar huis hoefde te
fietsen, was hij door en door verkleumd.
Door eindeloos gezeur in een vergadering was hij pas laat in de
namiddag thuis. Het was al donker. Brokken had voortdurend iets
op hem aan te merken. Het was duidelijk dat de man een steeds
grotere hekel aan hem kreeg. Dat was overigens geheel wederzijds.
Tonio had het snel in de gaten gekregen en had op zijn beurt
Brokken over van alles en nog wat aangevallen. Theo was hem
dankbaar want hij was niet in staat geweest zichzelf te verdedigen.
De vergadering was met veel ruzie en geschreeuw verlopen.
Na afloop was Tonio met Theo naar buiten gelopen.
H, kleine Theo, wat is er de laatste tijd toch met je aan de hand?
Ik hoor van leerlingen allerlei verhalen over je. Je bent zo afwezig,
zeggen ze. Voortdurend aan het dagdromen. Een beetje verliefd,
jongetje? Zeg het maar tegen ome Tonio! Schaam je maar niet, ome
Tonio weet daar alles van! riep hij vrolijk. Maar hij was niet
vrolijk want hij maakte zich zorgen over zijn vriend. Sinds de
herfstvakantie was Theo veranderd. Hij was stil geworden en zag er
slecht uit.
Brokken had Theo tijdens de vergadering voortdurend zitten
vervelen. Tonio had zich voorgenomen zijn vriend in bescherming
te nemen.
Hij vertrouwde Brokken voor geen cent. Hij had het gevoel dat hij
iets tegen Theo in het schild voerde en wilde dat uitzoeken. En een
slimme Italiaan zoals hij zou dat picobello voor elkaar krijgen!
Tonio had een stukje met Theo meegefietst. Ondanks de grappige
verhalen van zijn vriend was Theo blijven volharden in een somber
zwijgen. Zijn geest verbleef in de wondermooie tuin van oma
Willemijn waar hij zich gelukkig voelde. Hij had zijn lessen de
31

afgelopen weken min of meer op zijn automatische piloot


gedraaid en voelde zich daarna volkomen uitgeput.
Hij deed de deur achter zich dicht toen hij in de donkere keuken
kwam. Hij zocht de lichtknop maar dat was niet nodig want het
licht ging op dat moment aan.
Goeiedag mevrouw van Dussen, groette hij beleefd toen hij zag
wie in de keuken was gekomen.
Zo goed is die middag niet, van den Bosch, zei ze met hese stem.
Ze keek hem met waterige ogen aan. Ze stonk naar jenever.
Wat bedoelt u, mevrouw?
Omdat je nu al twee maanden geen huur hebt betaald!
Ja, ik ben een beetje achter, stamelde hij geschrokken.
Maar de gemeente heeft me nog steeds geen salaris betaald.
Ik had u dat toch al uitgelegd.
Uitleggen doe jij maar op school. En met de gemeente heb ik niets
te maken! Iedereen betaalt hier op tijd, dus jij ook! De generaal
spreekt er al schande van. Dus nu betalen!
Maar dat kan ik niet! Ik verwacht pas rond de kerst geld van de
gemeente.
Betalen of anders kun je vertrekken! Heb je dat goed gehoord!
riep ze met overslaande stem.
Hij hoorde de deur achter hem open en dicht gaan. Pieter kwam
binnen.
Je kunt die ouwe taart op straat horen schreeuwen, zei hij met
harde stem. Kan het niet wat kalmer, geachte dame? Je maakt Tina
nog wakker.
Ze keek hem kwaadaardig aan en lachte vals.
Ja, die snol boven met dat ziekelijke kind. Een schande voor deze
goede buurt is het. En jullie daar maar op visite gaan. Ik weet wel
wat er dan gebeurt daar boven! De generaal heeft me nog zo
gewaarschuwd.
Pieter liep dreigend naar haar toe.
Jij en de generaal, een fraai stel bij elkaar! Ga je roes maar
uitslapen, dronkelap die je daar bent!
32

Hij maakte indruk als hij kwaad was. Ze werd wat rustiger. Maar hij
daar gaat betalen of hij vliegt eruit!
Ze wees dreigend naar Theo. Ik zal zijn baas bellen om te vragen
hoe het zit met het geld. Volgens mij wil die onderwijzer gewoon
niet betalen! Hij houdt me aan het lijntje!
Al goed, al goed, maar nu ophoepelen want ik moet met Theo
praten! zei Pieter en hij schoof haar gewoon de gang in.
Mopperend en grommend verdween ze naar haar kamer aan de
voorkant van het huis.
Die is weg! Laat maar kletsen! meende Pieter. Als ze nuchter is
praat ze weer anders. Theo, we moeten direct naar boven. Ik maak
me zorgen over Tina. Ze wordt met de dag zieker. Ga je even mee
kijken?
Natuurlijk, zei Theo.
Ze liepen snel de trap op.
Pieter klopte voorzichtig op de deur van de kamer van Mieke en
Tina. Het duurde even voordat Mieke opendeed.
Hallo jongens, zei ze met een zwak glimlachje.
Jullie komen naar Tina kijken? Ik heb haar zojuist nog wat
medicijn gegeven. Maar ze blijft erg ziek. Kom gauw binnen.
Theo zag dat ze tegen haar tranen vocht. Mager en wit stak het
gezichtje van Tina af tegen het grauwe kussen. Ze had haar duim in
haar mond en hield Bruno vast tegen zich aan. Ze ademde moeilijk.
Theos hart brak toen hij haar zo zag liggen.
Pieter pakte haar handje vast en maakte wat vrolijke opmerkingen,
waar ze zwakjes om lachte. Toen sloot ze haar ogen en viel in
slaap.
Dat is goed. Slaap is genezend, zei Theo.
Maar deze slaap niet, gromde Pieter. Dat is zon koortsslaap die
niets oplost.
Wat zal ik doen, jongens? vroeg Mieke op angstige toon. Je moet
..................., en toen stopte Pieter zijn zin.
Laat me eens naar je kijken, Mieke, vervolgde hij grimmig terwijl
hij naar haar toe liep.
33

Mieke deinsde terug maar Pieter hield haar gezicht al naar hem
omhoog. Hij zag een paar blauwe plekken en wonden.
Wat is er gebeurd, Mieke? vroeg Pieter haastig.
O, een ongelukje, probeerde ze luchtig.
Geen ongelukje, maar een stuk ongeluk dat Roel heet! riep Pieter
woedend. Mieke begon te huilen. Theo liep snel naar haar toe en
hield haar troostend vast.
Ik vermoord die schurk! brieste Pieter.
Denk aan Tina, Pieter, fluisterde Theo.
Ben je erg gewond Mieke? vroeg hij vervolgens.
Ik heb wat pijn in mijn been. Roel heeft hard tegen mijn
rechterbeen geschopt, zei ze zwak.
Ik haal de dokter! hoorden ze Pieter zeggen die de trap afstormde.
Ik kan geen dokter betalen, snikte Mieke, Roel heeft mijn geld
meegenomen.
Dat zien we dan wel, antwoordde Theo geruststellend. Eerst
beter worden, jullie tweetjes!
Even later kwam Pieter terug, gevolgd door een kleine dikke man
met een zwarte tas. De man ging direct aan de slag en onderzocht
Tina uitvoerig. Vervolgens hield hij zich bezig met Mieke.
En dokter? vroeg Pieter ongeduldig.
De dokter gaf geen antwoord maar behandelde de blauwe plekken
van Mieke. Daarna zette hij zijn tas op de tafel en ging zuchtend in
een stoel zitten. Hij keek hen vriendelijk maar streng aan door zijn
gouden brilletje.
Tina moet direct andere medicijnen hebben want ze heeft een
beginnende longontsteking. Mieke, je bent er goed vanaf gekomen.
Je been is gelukkig niet gebroken, zei hij kort en zakelijk. Hij
dacht even na en vervolgde: Zou je geen aangifte doen van
mishandeling?
Nee! zei ze, ik vind mijzelf niet van belang, het gaat nu om
Tina!
Ik zorg wel dat Roel je voortaan met rust laat, dreigde Pieter. En
nu ga ik medicijnen voor Tina halen. Ik betaal alle kosten.
Maar Pieter, begon Mieke, ik ....
34

Geen maren, Mieke, ik heb deze week enkele schilderijen


verkocht, dus is het geen probleem.
Theo drukte Pieter de hand. Hij was hem zeer dankbaar.
De dokter nam afscheid en Pieter liep met hem naar buiten. Theo
bleef bij Tina en Mieke. Wat zouden Trudie en oma ervan vinden
als ze Tina zo zouden zien? Max en Ben zouden Mieke vast en
zeker beschermen tegen Roel. Hij voelde zich eenzaam zonder hen.
Maar gelukkig waren er goede vrienden zoals Pieter, de
heethoofdige maar goedhartige schilder. En Tonio, de Italiaanse
boef en edelman.
Kopje thee, Theo? vroeg Mieke.
Heel graag, Mieke. Hoe gaat het met de kleine?
Ze slaapt nu. Maar je kunt zien dat ze hoge koorts heeft. Ik hoop dat
de nieuwe medicijnen zullen helpen.
Na een tijdje kwam Pieter met een brede grijns de kamer binnenstappen.
Kijk eens, de medicijnen!
Hij zette een fles bruine drank op tafel, rook eraan en trok een vies
gezicht.
Bah, ik heb liever een glas bier maar het gaat erom dat ons kleintje
beter wordt!
Mieke pakte een lepel uit de kast en liep naar Tina.
Tina, meisje van me, wakker worden, zei ze teder.
Ze zaten nog een tijdje aan tafel te praten en dronken een kopje
thee. De avond liep langzaam ten einde.
Het was een koude maandagmorgen toen Theo vroeg wakker werd.
Hij stond op en schoof het gordijn voor zijn raam open. De vorst
had prachtige ijskoude tekeningen op de ruiten gemaakt. Iets voor
een schilderij van Pieter. Hij keek naar buiten en zag dat zich een
dunne ijslaag op het kanaal had gevormd.
Waarom was hij zo vroeg wakker? Dat overkwam hem nooit. Een
gevoel van onrust maakte zich van hem meester. Onrust? Had dat te
maken met de achterstallige huur? Nee, dat zou wel in orde komen.
Met Tina? Ook niet want sinds de nieuwe medicijnen ging het een
35

stuk beter met haar. Toch voelde hij zich bedreigd. Hij zette deze
gedachten van zich af en kroop weer in bed. Spoedig sliep hij weer.
Geschreeuw en zware voetstappen op het gangpad. Er werd hard op
zijn deur geklopt.
Van den Bosch, opent u direct de deur! Politie! Hij schrok
wakker.
Open doen, anders breken wij de deur open!
Slaapdronken wankelde hij naar de deur en opende deze. Vier
mannen in blauwe pakken met pistolen op hem gericht drongen zijn
kamer binnen. Twee van hen grepen hem op pijnlijke manier vast
en gooiden hem hardhandig tegen de grond. Hij zag nog net dat
Pieter en Mieke achter hen binnenkwamen.
Wat gebeurt hier? hoorde hij Pieter roepen.
Hij zag dat Pieter een enorme klap met een gummistok kreeg en
van de trap viel. Hij hoorde Mieke gillen.
Een man draaide zijn armen ruw achter zijn rug en hij hoorde een
metalen gerinkel. Hij werd gehandboeid!
Van den Bosch, hierbij arresteer ik u op verdenking van handel in
verdovende middelen! Wilt u zo vriendelijk zijn rustig met ons mee
te gaan naar het hoofdbureau? hoorde hij de man zeggen.
Theo raakte in paniek en verzette zich. Hij kreeg een harde klap op
zijn kaak en een stomp in zijn zij.
Rustig, zei ik! riep de man in zijn oor.
Hij kromp ineen van pijn en probeerde stil te blijven liggen. Hij
hoorde een hoop herrie in de gang beneden. Twee agenten gooiden
zijn kamer overhoop en stopten spullen van hem in een tas.
Hij werd omhooggetrokken terwijl vlammende pijnstoten door zijn
lichaam trokken.
Je gaat nu kalm met ons mee naar beneden. Verzet je niet, dat
heeft geen zin!
Hij strompelde de trap af en zag Pieter bewegingloos op het
gangpad liggen. Hij hoorde Tina ver weg hard huilen. Hij rukte zich
los en knielde bij Pieter. Een harde trap in zijn rug deed hem met
zijn gezicht tegen de muur slaan. Alles werd zwart voor zijn ogen
en hij verloor het bewustzijn.
36

Theo, hoe is het met je, arme jongen?


Hij opende zijn ogen en voelde een onmetelijke pijn in zijn rug en
gezicht. Hij rochelde en spuugde bloed. Hij kon niet praten. Het
was alsof zijn kaken waren verzegeld. Hij lalde slechts iets
onverstaanbaars. Mieke hield hem huilend vast en schreeuwde:
Schurken, om deze mannen zo te mishandelen! Ik ben hiervan
getuige geweest. Ik zal jullie aanklagen!
Er werd ruw gelachen.
Wie luistert er naar kletsverhalen van een goedkope snol zoals jij.
Hoepel op!
Mieke werd weggeduwd en ze sleepten Theo mee naar beneden. In
de hal stonden mevrouw van Dussen en de generaal. Mevrouw van
Dussen krijste: Daar is hij, de smeerlap! Ophangen moeten ze dat
soort! En dan ook nog de huur niet betalen, vuile dief!
Theo werd naar buiten gesleept en in een politiebus met getraliede
vensters geduwd. Ze smeten hem op de stalen bodem van de auto.
En waag het eens je te bewegen! riep een agent hem in zijn oor
terwijl hij hem hard tegen zijn ribben stompte.
Het drong niet meer tot hem door. Het kon hem niets meer schelen.
Zo gaat dat in Grauw, dacht hij nog even en hij verloor weer zijn
bewustzijn.
Hij werd wakker van kou en pijn. Hij lag op een stenen vloer in een
donkere ruimte. Alles deed hem zeer aan zijn lichaam. Waar was
hij? Hij spande zich een tijdlang vergeefs in om alles op een rijtje te
zetten.
Een sleutel draaide in het slot en de stalen deur kraakte open. Een
lange man in een smetteloos witte jas kwam binnen, gevolgd door
twee agenten.
Waarom ligt deze gevangene op de vloer? vroeg hij streng aan de
agenten.
Leg hem onmiddellijk op bed!
De agenten voldeden meteen aan zijn korte bevel.
De arts ging naast Theo op het bed zitten en onderzocht hem.
37

Gaandeweg het onderzoek betrok het gezicht van de dokter. Na


enige tijd draaide hij zich dreigend om naar de agenten.
Wie is hiervoor verantwoordelijk? donderde hij.
Beiden haalden hun schouders op.
Wat bedoelt u, dokter?
Wat ik bedoel? Deze man heeft ernstige verwondingen!
Ja, dat klopt, maar hij heeft zich flink verzet bij zijn arrestatie.
Hij was gewaarschuwd.
Het schijnt dat zich de laatste tijd wel bijzonder veel arrestanten
verzetten, zoveel verwondingen als ik zie! zei de dokter met
ingehouden woede
Maar u weet ook wel dat de gemeente genoeg heeft van de
toenemende misdaad, dokter. Je kunt met dergelijke schurken nu
eenmaal niet zoetsappig omgaan.
Zinloze discussie, mompelde de dokter in zichzelf.
Ik ga deze man uitgebreid onderzoeken en maak daarvan een
rapport op. Verder wil ik het proces-verbaal van zijn arrestatie
hebben.
De dokter begon met zijn werk.
Het was laat in de namiddag, maar Theo kon dat niet weten omdat
er nauwelijks licht was in zijn cel. Hij leed veel pijn. De dokter had
zijn gezicht verbonden en hem een pijnstiller gegeven. Maar veel
hielp het niet. Hij had het erg koud. Naast hem stond een bord met
grof brood en een beker water. Hij viel in slaap.
Gerinkel van sleutels en een knarsend slot. Hol galmde een stem
door zijn cel: Opstaan gevangene, je moet voor de politierechter
verschijnen!
Hij werd van zijn bed gelicht en meegesleept. Na een ruwe tocht
door lange donkere gangen werd hij door een deur in een fel
verlichte zaal geduwd.
Ze zetten hem op een stoel achter een hekje. Hij zat voor een hoog
podium waarop een groen laken lag. Twee agenten bleven achter
hem staan. Na enige tijd ging een deur open en kwamen drie in het
zwart geklede gestalten binnen met witte pruiken op hun hoofd.
38

Opstaan verdachte! riep een agent grimmig en gaf hem een por.
De zwarte gestalten schreden waardig naar het podium en namen
plaats op deftige stoelen. De persoon die in het midden zat had een
streng uiterlijk. Een mager gezicht en een klein gouden leesbrilletje
op het puntje van zijn neus. Een wreed gezicht, dacht Theo. Links
van hem een dikke man met een hoofd dat op de kop van een
bulldog leek. Een ongenteresseerd gezicht, waarvan de vlezige
lippen en wallen onder de ogen direct opvielen. Een decadente man,
dacht Theo. Rechts van hem zat een kleine gestalte met een
vrouwelijk uiterlijk. Geen knap gezicht, maar een eerlijk gezicht.
Lichtblauwe ogen achter een donker brilmontuur. De ogen keken
hem onderzoekend aan.
De voorzitter nam het woord vroeg:
U bent de heer T. van den Bosch, onderwijzer van beroep en
wonend aan de Oude Kanaaldijk 35 Zuiderburg?
Jawel, probeerde Theo te zeggen maar dat lukte hem niet. Zijn
kaken weigerden dienst en veroorzaakten een stekende pijn terwijl
hij probeerde te praten. Zijn mond zat vol geronnen bloed.
Wat zei u? vroeg de voorzitter.
Inmiddels was ook de politiearts in de zaal gekomen die het woord
nam.
Edelachtbare, de heer van den Bosch is flink gewond geraakt bij
zijn arrestatie en kan nauwelijks spreken.
De rechter zette zijn brilletje recht op zijn neus en verdiepte zich in
een stapel papieren. Hij zat een tijdje zwijgend te lezen.
Verdachte schijnt zich samen met zijn vriend te hebben verzet bij
zijn arrestatie. Eigen schuld dus. Verdachte, wilt u ja of nee
knikken als antwoord op mijn vragen?
Theo knikte ja.
Heeft u zich verzet bij uw arrestatie?
Nee, schudde Theo met zijn hoofd.
Dat liegt u! Volgens n van de agenten heeft u hem aangevallen
terwijl zijn collegas zich moesten beschermen tegen uw agressieve
vriend, een of andere kunstschilder.
Theo schudde weer ontkennend met zijn hoofd.
39

U bent een hardnekkige leugenaar! Dat zal u niet ten goede


komen! sprak de voorzitter op snijdende toon.
U bent op de hoogte van de aanklacht die tegen u is ingediend?
Nee, schudde Theo.
U wordt verdacht van het handelen in verdovende middelen. De
directeur en onderdirecteur van uw school zijn getuigen. Kunt u een
advocaat betalen?
Theo knikte van niet.
Dat betekent dat u uw eigen verdediging moet voeren want de
gemeente kan wegens bezuinigingen geen gratis advocaat
bekostigen. Omdat de gemeente, onder druk van haar eerzame
burgers, een streng beleid voert tegen criminaliteit wil zij in de
rechtszaak tegen u een voorbeeld stellen. Juist tegen u omdat u als
opvoeder een lichtend voorbeeld zou moeten zijn voor iedereen. De
gemeente heeft daarom de beroemde aanklager Mr. Baron
Diederick van Scherpenhuyzen-Zeel ingehuurd om het volk tegen u
te vertegenwoordigen. Inmiddels moet ik u mededelen dat de
gemeente u op staande voet uit uw functie van docent heeft ontheven. Is u dit alles duidelijk?
Theo was verslagen. Hij had zich in zichzelf teruggetrokken en
voelde alleen maar eenzaamheid en pijn.
Is dit duidelijk? riep de man nu hard. Geen antwoord.
Wel verdraaid, bent u nou ook al doof geworden! bulderde de hij.
De rechter die rechts van de voorzitter zat, stond op en liep naar
Theo. Hij legde zijn hand op Theos schouder en vroeg bezorgd:
Mijnheer van den Bosch, gaat het een beetje met u? Heeft u
begrepen wat de voorzitter zojuist tegen u heeft gezegd?
De hand rustte op een wond aan zijn schouder en voelde zacht en
warm aan. Er kwam een menselijk gevoel uit de hand, die de pijn
verminderde. De stem was die van een vrouw. Hij keek in haar
blauwe ogen achter de brillenglazen. Hij zag medelijden.
Ze keek hem geschrokken aan.
Deze man is ernstig gewond! Ik heb nog nooit zoiets meegemaakt! Hoe kon dit gebeuren?
40

De dokter stond op en zei: Ik heb dat eveneens vastgesteld. Ik zal u


mijn rapport geven.
Uitstekend, dokter.
De voorzitter schoof ongemakkelijk in zijn stoel heen en weer.
Geachte mevrouw, zou u zo vriendelijk willen zijn u aan het protocol te houden en u van de verdachte te verwijderen. Dit is niet
toegestaan. U bent toch zijn advocaat niet. En die paar schrammen
vormen geen probleem. Dan had hij onze agenten maar niet moeten
aanvallen.
Geachte voorzitter, u hoeft mij niets voor te schrijven wat het
protocol betreft. Dat geldt nu niet omdat het hier een hoorzitting
betreft. En ik wil alle informatie hebben over de arrestatie van deze
man!
De andere rechter met zijn vlezige gezicht sprak nu verveeld terwijl
hij op zijn dikke buik klopte: Alles goed en wel, maar weten jullie
dat de soep voor ons klaarstaat? Die mogen we beslist niet missen.
Bovendien heb ik gehoord dat de kok een uitnemende lunch heeft
samengesteld en ik wil het nog met hem over de wijn hebben. De
laatste keer paste de wijn niet bij de maaltijd. Dat komt door de
haast!
De voorzitter sloeg met een houten hamertje op het groene laken en
zei:
Tot zover de hoorzitting! Binnenkort de rechtszitting!
Ze schreden waardig de rechtszaal uit. De vrouwelijke rechter keek
nog even om en zag dat Theo hardhandig door de zijdeur werd
geduwd.

41

42

Hoofdstuk 6 Vrienden en vijanden

Inmiddels was er grote opwinding ontstaan op school. Er hadden


zich twee partijen gevormd: sympathisanten en tegenstanders van
Theo. Het overgrote deel van de leerlingen was geschokt en woedend
over wat hem was aangedaan. Zij kenden hem goed en konden
niet geloven in de juistheid van de beschuldiging. Enkele
collegas twijfelden ook geen moment aan zijn onschuld.
Brokken,de adjunct-directeur en de meerderheid van de collegas
waren echter overtuigd van zijn schuld.
Tonio vertegenwoordigde de sympathisanten. Hij was buiten
zichzelf van woede. Theo, de goeierd, beschuldigd van drugshandel! Niet te geloven!
Brokken en zijn adjunct hadden de zaak aan het rollen gebracht.
Ze hadden van leerlingen gehoord dat Theo cocane had verkocht.
Vervolgens hadden ze Theos kluisje op school opengebroken en
daarin twee zakjes cocane gevonden. Ze hadden snel aangifte bij
de politie gedaan. Een groep leerlingen zou tegen Theo gaan getuigen.
Het resultaat was dat Theo ook de kerstdagen in zijn cel had doorgebracht. Zijn vrienden hadden hem regelmatig bezocht en getroost,
maar hij zag er met de dag slechter uit. Hij was geestelijk ook
steeds meer afwezig. Je kon ook zien dat hij pijn had aan zijn
verwondingen. Justitie stond echter geen verdere medische
behandeling toe, hoewel dat dringend nodig was. Zielsbedroefd
namen ze iedere keer weer afscheid van hem. Tina ging niet mee,
want ze kon het niet verdragen.
De bevolking van Zuiderburg had grotendeels partij getrokken
tegen Theo. Onder aanvoering van een grote krant en de gemeente
was er een ware hetze tegen hem op gang gekomen. Een leraar nog
wel en dan een drugsdealer! Walgelijk! Geen straf kon te streng
zijn voor zon bandiet! Tonio had de krant van vandaag in zijn
hand:
43

Steeds meer bewijzen tegen verlopen leraar


Zuiderburg, van onze verslaggever
De drugszaak in Zuiderburg houdt de gemoederen steeds meer
bezig. De leraar Th. v/d B, die op schandelijke wijze misbruik
heeft gemaakt van zijn functie ontkent nog altijd zijn betrokkenheid in deze zaak. Dit terwijl de bewijzen zich tegen hem
opstapelen. De hardnekkigheid van zijn ontkenning geeft de
laagheid van zijn karakter aan. Niemand kan begrijpen dat
deze persoon ooit een aanstelling als leraar heeft kunnen
verkrijgen.
Het gemeentebestuur zegt dat er indertijd een grote vergissing
is gemaakt in de aanstellingsprocedure. Maar zij zal niets
nalaten om deze man zijn juiste straf te laten ontvangen.
De heer Brokken, directeur van de school, staat geheel achter
deze opvatting. Brokken heeft de misdadiger in feite
ontmaskerd. Ook een aantal leerlingen is getuige geweest van
de verraderlijke verkoopkunsten van deze man.
Bovendien was hij ook nog een slechte leraar! vertrouwt
Brokken ons toe. Een beetje een sul, die meer liep te dromen
dan hij werkte. Maar wel altijd kritiek leveren op de schoolleiding. De kerel is overigens op staande voet ontslagen.
v/d B. zit nog steeds in voorarrest. Het schijnt dat hij een
klacht heeft ingediend over de behandeling in de gevangenis.
Brokken: Zoals u ziet heeft hij ook daar nog praatjes. Maar
de rechter zal hem dit snel afleren.
En daar heeft Brokken gelijk in: in de laatste week van januari
is de rechtszitting. Er is veel belangstelling, ook internationaal,
voor deze zaak. Dit omdat de overheid een voorbeeld wil
stellen in dit soort zware delicten. Ook omdat de befaamde
aanklager, Mr. Baron Diederick van Scherpenhuyzen-Zeel, op
verzoek van de gemeente tijd heeft vrijgemaakt om deze booswicht namens het volk aan te klagen en te laten veroordelen.

44

Tonio zuchtte diep. Theo was eigenlijk al veroordeeld. Niet alleen


door de pers en burgerij maar ook door het feit dat Mr. van
Scherpenhuyzen-Zeel als aanklager zou optreden. Deze man was
internationaal bekend als uiterst agressief en deskundig. Hij was
een sluwe jurist die nog nooit een zaak verloren had. Hij wist
meestal ook de strengste straf los te krijgen. Tonio pakte het dagelijks krantje van Zuiderburg en las het volgende:
Openbare aanklager:
ik krijg dat miezerige mannetje wel!
Zuiderburg, van onze redactie
In de zaak tegen Th. v.d. B treedt Baron Mr. Scherpenhuyzen-Zeel op
als aanklager namens het volk. Hij is momenteel werkzaam als
hoogleraar Strafrecht en Strafprocesrecht op onze universiteit. Een
briljant jurist die nog nooit een proces heeft verloren. Voor deze
speciale gelegenheid wil hij tijd vrijmaken om het gespuis een
beslissende klap te verkopen. De gemeente is buitengewoon verheugd
met de inzet van deze deskundige.
Ik zal de onschuldige kinderen van het land beschermen tegen deze
boeven. Het volk zal tevreden over me zijn. Ik zal levenslang met
zwaar regime tegen deze onderwijzer eisen. En dat zal me ongetwijfeld lukken! zo vertrouwt de baron ons toe. En wij geloven hem
op zijn woord!

Wat gaat het er toch eerlijk aan toe, zuchtte Tonio.


Bella Italia is hiermee vergeleken een heilstaat!
Zwaar regime hield in dat Theo in een strafkamp op een eiland in
de koude noordelijke zee dwangarbeid zou moeten verrichten in
gezelschap van de zwaarste criminelen. In feite was dat een doodvonnis!
Hij smeet de krant weg en stapte in zijn auto. Hij besloot naar Pieter
te rijden om de zaak met hem te bespreken. Tonio had inmiddels
een advocaat ingehuurd. Een goede advocaat weliswaar, maar
absoluut niet opgewassen tegen de briljante aanklager. Zelfs Tonio
45

was nog niet rijk genoeg om een goede advocaat te kunnen betalen.
Hij had nog gebedeld bij handelsrelaties in Itali, maar die
hielden de boot af. Ze wilden geen publiciteit, dat vonden ze slecht
voor de handel. En dan: welke winst zou er voor hen inzitten?
Niente!
Het zou dus min of meer een schertsproces worden, met tv-ploegen
en dergelijke. Een grote show. Het volk zou smullen!
Pieter had een hersenschudding opgelopen bij zijn gevecht met de
politie. Hij was inmiddels al weer aardig opgeknapt maar had enig
gehoorverlies aan zijn linkeroor opgelopen. Hij was nog altijd niet
tot bedaren gekomen.
Het hele corrupte zootje opblazen! had Pieter de laatste keer
tegen Tonio geroepen. Tonio wilde hem tot bedaren brengen want
hij wist dat Pieter ertoe in staat was. Het zou de zaak voor Theo
alleen maar erger maken.
Tonio liep de tuin van het kosthuis van Theo binnen. Toen hij
vlakbij de achterdeur was werd deze opengegooid en de snerpende
stem van mevrouw van Dussen klonk hem tegemoet:
Wat kom jij hier doen, Italiaan? Hebben we nog niet genoeg
maffia hier in dit huis? Hoepel op naar je eigen land!
Ook goedemiddag, tante Dus, zei Tonio vriendelijk. Hij wist dat
ze razend werd als hij haar zo noemde.
En nou gauw wegwezen of ik bel de politie! krijste ze.
Daar kom ik net vandaan en ik heb ze verteld dat jij met Brokken
onder n hoedje speelt. Ik weet dat Brokken je met gemeentegeld
heeft omgekocht om tegen Theo te getuigen. Hoeveel heeft hij je
betaald, ouwe heks? vervolgde Tonio rustig.
Waar heb jij het over? stamelde ze.
Tonio had namelijk via relaties op het gemeentehuis informatie
gekregen dat er sprake zou zijn van een complot tegen Theo. De
corrupte politici kregen steeds meer kritiek te verduren. Ze zouden
daarom proberen de aandacht af te leiden. Brokken zou daar handig
op hebben ingespeeld door Theo als een gevaarlijke tegenstander
voor te stellen. Hij zou geld hebben ontvangen om getuigen om te
kopen. Hier waren nog geen bewijzen voor, maar daar werd aan
46

gewerkt. Het kostte Tonio handen vol geld, maar dat maakte hem
niets uit.
Ik bedoel, tante Dus, dat er voor jou ook nog wel een cel vrij is! Ze
leek geweldig te schrikken en bond direct in. Ze mompelde iets
onverstaanbaars en verdween in de donkere gang.
Er is dus iets van waar. Wacht maar, lelijke heks, jouw beurt komt
nog wel, dacht Tonio.
Tina zat met Bruno dicht tegen haar aangedrukt op de trap. Hoi,
ome Tonio! riep het meisje toen ze hem zag.
Ze klemde zich meteen aan hem vast.
Hallo, bambino! riep Tonio blij
Hoe is het met mijn lieve Tina?
Ik ben niet meer zo ziek, oom Tonio. Ik moet nog wel iedere dag
drie keer dat vieze bruine drankje drinken. Bah!
Ja, kleintje, maar wel doen h. Pronto! Daar word je beter van!
Hij zoende haar magere gezichtje.
Waar is mama? vervolgde hij.
Mama is in haar kamer met een akelige man, zei ze met een
bedrukt gezicht.
Toch niet Roel zeker? vroeg hij haastig.
Nee oom Tonio, een andere akelige man. Je weet wel.
Ja, hij wist het wel! Mieke had weer zon smoezelige klant. Hij
begon zich daar met de dag meer aan te ergeren. Hij was een man
van de wereld en had al veel gezien en meegemaakt. Maar dat met
Mieke vond hij afschuwelijk. Hij was nog altijd verliefd op haar.
Hij verlangde vaak naar het gezelschap van deze jonge vrouw.
En dan dat kleine meisje! Hij beschouwde haar min of meer als zijn
eigen kind. Hij bracht altijd een cadeautje voor haar mee. Nu had
hij weer een doosje chocolaatjes meegenomen waar ze dol op was.
Waarom hield Mieke zich toch met dit vak bezig? Waarom had ze
hem indertijd afgewezen? Ze had huilend tegen hem gezegd dat ze
geen normale omgang met een man kon hebben.
Hij ging naast Tina op de trap zitten. Ze legde haar hoofdje tegen
zijn schouder.
47

Weet je, oom Tonio?


Zeg het eens kindje!
Ik droom soms dat ...., ik droom soms, ...
Wat droom je dan, mia dolce Tina?
Ik droom soms dat jij en mama,....
Dat ik en mama..............................?
Tina was even stil en ze kreeg een rode kleur. Dat jij en mama
zouden trouwen.
Het grote woord was eruit. Ze keek hem geschrokken aan, alsof ze
iets verkeerds had gezegd.
Maar niet verder vertellen want dat is ons geheimpje, zei ze snel.
Hij was blij verrast. Hij dacht even na en zei:
Dan hebben wij samen dezelfde droom, Tina!
Bedoel je, .... bedoel je dat jij dat ook droomt? vroeg het kind
blij.
Ja Tina, ik droom dat heel vaak.
Vind je mama dan aardig? Haar gezicht betrok. Ze heeft al
zoveel vrienden.
Ja, ik vind mama heel aardig maar die vrienden vind ik niet leuk.
Ze sprong op en riep opgewonden: Jij dus ook niet! Zeg jij het dan
ook eens tegen mama! Naar jou luistert ze vast wel!
Tina, kom hier weer zitten en luister eens naar mij. Mama moet
geld verdienen voor jullie. Ze zorgt voor jou, koopt mooie kleren,
kookt lekker eten. En om dat te kunnen volhouden komen er
vrienden die haar betalen.
Ze liet zich echter niet afleiden.
Maar als jij met mama trouwt hoeven er geen vrienden meer te
komen! riep ze blij en haar gezicht straalde van vreugde bij die
gedachte.
Ik zal tegen mama zeggen dat je van haar droomt, riep ze. En
dat ik van jullie droom!
Tonio werd meegesleept door de vreugde van het kind en riep: Dat
moet je doen Tina! Dan horen we wel wat mama daarvan vindt! Ze
maakten een klein vreugdedansje in de gang.
48

De deur van de voorkamer ging open en het strakke gezicht van de


generaal keek in de gang.
Kan het iets rustiger daar! Mevrouw van Dussen en ik willen
graag het laatste nieuws over de rechtszaak vernemen, sprak hij op
strenge toon.
De dans was ten einde. Tonio dacht ineens weer aan Theo. Er moest
nog veel werk worden verricht. En hand in hand liep hij met Tina en
Bruno de trap op.

49

50

Hoofdstuk 7 De brief

Theo wist niet hoelang hij al opgesloten zat in zijn koude cel. Het
kon hem ook niets meer schelen. Hij leed veel pijn en had honger.
De gemeente had de gevangenisdirecteur opdracht gegeven hem zo
streng mogelijk te behandelen. Dat betekende eenzame opsluiting op
oud brood, vieze pap en brak water in een cel zonder verwarming. Hij mocht ook geen bezoek meer ontvangen.
Hij was ziek. Hij had enorme hoestaanvallen die door zijn lichaam
golfden. Hij had moeite met eten omdat zijn kaak bijna niet meer
werkte. De arts mocht hem niet meer bezoeken. Hij begreep er niets
van. Ze hadden hem van zijn bed gelicht en mishandeld. Ze hadden
hem beschuldigd van verkoop van drugs aan leerlingen. Daarna
werd hij opgesloten. In het begin was hij verdoofd geweest. Nu
kwam, ondanks zijn ziekte, zijn geestelijke weerstand terug. Nee,
ze hadden hem nog niet gebroken! Ook al leek dat om een of
andere duistere reden de bedoeling te zijn. Wie wilde hem breken
en waarom? En dan drugshandel?
Misschien had hij voorzichtiger moeten zijn. Hij had moeten
beseffen dat er boosaardige mensen zijn. Maar zon beschuldiging?
Hij begreep er niets van. In hem groeide de kwaadheid over het
onrecht dat hem was aangedaan. Het was niet te geloven! Hij was
volkomen onschuldig! Bestond er dan geen rechtvaardigheid?
Tranen liepen hem over de wangen bij de gedachte aan zijn dierbare vrienden. Hij zou ze waarschijnlijk nooit meer zien. Lieve oma
en Trudie, als jullie eens zouden weten hoe ik ervoor stond! Alle
hoop is verloren! Hij verzonk in sombere gedachten.
Ineens schrok hij op. Hij hoorde de deur aan het einde van de
gang open en dicht gaan. Daar komt die bullebak van een cipier
weer, dacht hij angstig. Opgewonden stemmen kwamen zijn kant
op en stopten voor zijn cel. Wie konden dat zijn? De deur werd
geopend en de eerste die binnenkwam was de vrouwelijke rechter
die zo vriendelijk tegen hem was geweest in de rechtszaal. Ze werd
51

gevolgd door een man in een opzichtig uniform en een cipier. Het
was gelukkig niet de bullebak, stelde hij vast.
Dag, mijnheer van den Bosch, kent u mij nog? vroeg ze vriendelijk terwijl ze Theo de hand gaf. Ik ben Dorette de Koning van
het gemeentelijke gerechtshof
Jazeker, stamelde hij want door zijn kaakwond kon hij nauwelijks
praten.
Dorette draaide zich om en zei woedend tegen de man in het
uniform: Ik heb deze gevangene meer dan een maand geleden
gezien en toen was hij zodanig verwond aan zijn kaak dat hij niet
kon spreken. Ik zie dat er niets aan deze verwonding is gedaan. Hij
ziet er vreselijk uit!....en, en...
Ze moest stoppen, want toen ze Theo daar zo mager en zwak zag
zitten met een verminkt gezicht, barstte ze in tranen uit.
De man in uniform, de commandant van de gevangenis, keek
wanhopig naar de cipier. Het was even stil. Hij schraapte zijn keel
en zei:
Edelachtbare, u heeft volkomen gelijk maar ik kon er niets aan
doen. De burgemeester heeft onder druk van de politiek opdracht
gegeven tot de zwaarste behandeling. En dat betekent weinig
voedsel en medische zorg plus eenzame opsluiting.
De man wist verder niet wat hij moest zeggen.
Dorette had zich inmiddels weer hersteld. Ze kende de commandant
goed. Hij was weliswaar een strenge man maar hij was niet onmenselijk. Daardoor had ze het voor elkaar gekregen met Theo te
kunnen praten. De commandant kon de onmenselijke behandeling
van deze gevangene niet meer verdragen. Hij was immers officier
en geen beul! Hij kon echter geen kant op omdat de gemeente een
controleur had aangesteld die erop moest toezien dat Theo een
harde behandeling kreeg. In feite had hij als gevangenisdirecteur in
deze zaak niets meer te zeggen.
Het zat hem bovendien dwars dat hij door de gemeente als een
kleine jongen werd behandeld. Hij haatte die controleur die zich
steeds met zijn zaken bemoeide.
52

Hij was de afgelopen weken regelmatig door Dorette benaderd die


Theo wilde bezoeken. Dat ging echter niet. Het was hen nu echter
gelukt de controleur met een smoes naar het stadhuis te lokken,
zodat Dorette even op bezoek kon komen. Ze vermoedde al dat
Theo slecht werd behandeld, maar ze schrok geweldig toen ze hem
zag.
Een schande!! Zo behandel je niemand! Ik heb nog nooit zoiets
meegemaakt. En dan te bedenken dat ons land altijd zo de mond vol
heeft van mensenrechten. Die schijnheiligen! riep ze vol afschuw.
Dit moet veranderen en snel!
Zolang die bemoeial van de gemeente hier rondsnuffelt zal dat niet
lukken, mevrouw. Ik zal echter mijn best doen om de situatie te
verbeteren. Het zal echter van korte duur zijn want over tien dagen
is het proces, zoals u weet.
Ja, dat wist Dorette. Op verzoek van de voorzitter had de Hoogste
Raad haar van deze zaak ontheven. Ze was vervangen door een
uiterst strenge rechter. Ze vroeg zich af waarom de gemeente er op
uit was Theo onschadelijk te maken. Waarschijnlijk om de aandacht
van de pers en de burgers af te leiden van het werkelijke probleem:
de enorme corruptie binnen de gemeente.
Theo was bliksemafleider geworden! Ze voelde zich wanhopig
want ze had geen enkele macht meer. De aanklager zou volgende
week korte metten met hem maken. Dat was duidelijk!
Dank u wel, zei ze tegen de commandant. U bent een eerlijk
mens.
Ze gaf Theo een hand en zei ontroerd: Sterkte, mijnheer van den
Bosch! Wij zullen al het mogelijke voor u doen. Tot ziens!
Dank u, brabbelde hij en zuchtte diep.
De deur sloeg met een harde klap achter hen dicht. Hij kon nog
even de heerlijke parfum van Dorette ruiken.
Nadat Dorette die avond thuis was gekomen, nam ze eerst een
verfrissende douche. Vervolgens ging ze op de divan zitten om de
post van die dag door te nemen. Gedachteloos opende ze de eerste
enveloppe en las het volgende:
53

Notariskantoor
Mr. O. van der Weyden en Mr. P. Wittsteen
Het Nieuwe Centrum 4
Zuiderburg
Aan mevr. Mr. D. de Koning Geachte mevrouw,
Wij hebben belangrijke informatie ontvangen inzake de affaire Th. van
den Bosch. Wij verzoeken u vriendelijk morgen om 10.00u precies bij
ons langs te komen zodat wij u nadere mededelingen kunnen doen.
Met de meeste hoogachting,
Getekend,
Mr. O. van der Weyden.

Toen Dorette de brief had gelezen zette ze van verbazing haar bril
af en wreef in haar ogen. Wat een vreemde brief is dat, dacht ze.
Een grap? Nee, want het desbetreffende notariskantoor was het
meest bekende kantoor in het land. Wat wisten ze van Theo? Deze
zaak heeft toch niets te maken met notarissen? Ze vond het
raadselachtig en besloot in ieder geval op de uitnodiging in te gaan.
Het was een paar minuten voor tien toen Dorette het statige oude
notarispand binnenstapte. Ze werd door een aardig meisje binnengelaten in een naar boenwas ruikende antieke wachtkamer. In een
gemakkelijke stoel tegenover haar zat een jonge man ontspannen
een sigaar te roken. Hij had een donker uiterlijk met een gouden
brilletje en glimmende zwarte haren, die naar achteren waren
gekamd. Een haarlok hing over zijn voorhoofd. Hij was gekleed in
een sjiek streepjespak. Ze zag een glimp van het gouden horloge dat
hij om zijn pols had.
Hij stond direct op en begroette haar met een brede glimlach.
54

Hij had schitterende witte tanden. Een charmeur tot en met, dacht ze
bij zichzelf.
Bon giorno, bella signora! - Goedendag, mooie dame! sprak hij
met warme stem, terwijl hij haar de hand kuste.
Laat ik mij aan u voorstellen. Ik ben Antonio di Bianchi! Een
aardige jongeman, dacht ze.
Dorette de Koning, aangenaam! zei ze kortaf.
Zon mooie dame en zulke korte antwoorden! riep Tonio. Maar
hij had vandaag eigenlijk geen zin om de charmeur uit te hangen.
Dit deed hij eigenlijk uit gewoonte. Dorette was ook niet in de
stemming voor deze spelletjes. Daarom antwoordde ze kort:
Aardige complimenten, mijnheer di Bianchi! Zullen we het maar
zakelijk houden?
Prima, lieve signora, zei Antonio een beetje vermoeid en ging
weer zitten. Dorette nam plaats in een stoel aan de andere kant van
de kamer.
Tonio had zijn sigaar uit beleefdheid gedoofd. Hij zat in gedachten naar de peuk te staren. Hij begreep niet wat hij hier kwam doen.
Hij had gisteren een brief van het notariskantoor ontvangen waarin
hij dringend werd verzocht precies op dit tijdstip aanwezig te zijn.
Er zou belangrijke informatie over Theo zijn. Hij dacht eerst aan
een geintje maar dat geloofde hij bij nader inzien niet. Hij voelde
dat er meer achter zat.
Hij was nogal vermoeid geraakt van alle ontwikkelingen in de
laatste weken. Hij had geprobeerd meer informatie los te krijgen via
zijn relaties op het gemeentehuis. Maar ze zwegen in alle talen. Ze
vertelden onder grote druk van de gemeente te staan. Theo was
voor hen taboe geworden. Ook de advocaat die hij voor Theo had
ingehuurd was ermee opgehouden. Tonio had nog steeds geen
plaatsvervanger gevonden.
Verder hadden hij en Pieter hun uiterste best gedaan om Theo te
mogen bezoeken. Het werd voortdurend geweigerd. Ze kregen geen
enkele informatie over hem. Het was om gek van te worden!
De sfeer op school was broeierig. Leerlingen uit de hoogste klassen
hadden een tijdlang de lessen geboycot uit sympathie voor Theo.
55

Brokken had keihard ingegrepen en vijf leerlingen onvoorwaardelijk van school verwijderd. De boycot was onder druk van dit
geweld bezweken. Later werd Brokken bedreigd door leerlingen.
Ze hadden hem op de gang enkele rake klappen verkocht. De
gemeente reageerde daarop door de ploeg bewakers fors uit te
breiden. Brokken werd constant begeleid door twee
zwaarbewapende agenten met grimmige honden. De hetze tegen
Theo in de pers ging inmiddels met volle kracht verder. Hij werd
afgeschilderd als de meest zware crimineel sinds mensenheugenis
en hij zou er zwaar voor moeten boeten!
Tonio was vastgelopen. Volgende week was het proces en dat
betekende het einde van zijn goede vriend Theo. Zo was Tonio
overgeleverd aan donkere gedachten.
Ook Dorette staarde voor zich uit. Ze had inmiddels van de
gevangeniscommandant vernomen dat hij de situatie voor Theo iets
had kunnen verbeteren. Beter eten, een dikke deken en wat
pijnstillers. Maar meer was helaas niet mogelijk geweest. Dorette
was even somber gestemd als Antonio.
Goedemorgen, mevrouw de Koning en mijnheer Di Bianchi,
klonk een beschaafde stem door de deftige wachtkamer. Ze
schrokken op uit hun overpeinzingen.
In de deuropening aan de andere kant van de kamer stond een lange
man in een zwart pak. Hij had een oud vriendelijk gezicht en een
scherpe scheiding in zijn grijze haar. Over zijn geruite vest hing een
massief gouden kettinghorloge.
Mag ik mij aan u voorstellen? Mijn naam is Olivier van der
Weyden en ik ben degene die u beiden een brief heeft geschreven.
Ze gaven elkaar de hand.
Wilt u zo vriendelijk zijn mij te volgen naar mijn kantoor?
Ze volgden hem naar een grote kantoorruimte, gemeubileerd met
antieke meubelen.
Neemt u plaats, dan zal ik u meer bijzonderheden verstrekken over
mijn brief. U zult die wellicht als bevreemdend hebben ervaren.
56

Kan ik u wellicht iets inschenken? Een sigaar, mijnheer di


Bianchi?
Nee dank u, geen sigaar alstublieft, zei Tonio met het oog op
Dorette.
Maar een heerlijke Chianti-wijn zou er wel ingaan! Voor mij
graag hetzelfde, notaris zei Dorette.
De notaris schonk in. Iedereen was stil. Tonio en Dorette voelden
zich gespannen.
Zit u gemakkelijk, mevrouw en mijnheer? Heeft u misschien nog
een wens?
Ik heb nog maar een wens, zei Antonio ongeduldig, Ik wil weten
waarom u ons bij u heeft geroepen. Wat is er met Theo? Waarom die
geheimzinnigheid?
De notaris keek Tonio vriendelijk aan.
Ik kan mij uw vraag goed voorstellen, mijnheer Di Bianchi. Het
betreft hier een zeer delicate kwestie. Ik zal echter direct beginnen
met mijn verhaal. Een momentje alstublieft.
De notaris stond op en liep naar een zware eikenhouten kast. Hij
opende deze en Tonio zag dat zich in de kast een kluis bevond. Na
intoetsing van een code opende de notaris de kluis en nam er een
kleine en een grote enveloppe uit.
Hij liep terug naar zijn stoel en zei: Ik heb deze enveloppen
eergisteren ontvangen. De kleine enveloppe is aan mij persoonlijk
gericht en de grote is aan u beiden gericht.
De brief die voor mij is bestemd is afkomstig van een collega uit
Parijs. Ik ken deze collega niet persoonlijk maar ik weet wel dat hij
het meest exclusieve notariskantoor bezit van Frankrijk. Mijn
collega verzoekt mij de grote enveloppe aan u te overhandigen.
Tonio en Dorette hadden gespannen naar de notaris geluisterd. Een
befaamd notariskantoor in Frankrijk? Een brief voor hen beiden?
Verbaasd keken ze elkaar aan. De notaris legde de enveloppe op
zijn bureau. Een dikke enveloppe, strak omwikkeld met twee rode
linten en een lakstempel op het punt waar de linten elkaar kruisten.
Aan de bovenkant een soort familiewapen met iets van een gouden
57

kroontje en een groene lauwerkrans er omheen. Het kroontje werd


gekruist door twee ouderwetse musketten. Daaronder de driekleur
van de Franse vlag.
Er viel een korte stilte.
Mijnheer di Bianchi, wilt u de brief openen? vroeg Dorette aan
Tonio.
Si signora, heel graag!
Tonio strekte zijn arm uit naar het bureau en voelde zijn hand
trillen. Dorette en Tonio keken elkaar even aan. Ze wisten dat er
een belangrijk moment was aangebroken! Tonio las de brief hardop
voor:
Aan mej.Mr. Dorette de Koning
en de weledele heer Antonio di Bianchi
p/a Notariskantoor
Mr. A. van der Weyden en Mr. P. Wittsteen Het Nieuwe Centrum 4
Zuiderburg.
Geachte mejuffrouw en heer,
Door een onfortuinlijke samenloop van omstandigheden is uw vriend, de
heer Theodoor van de Bosch, in een ellendige situatie terechtgekomen.
Zoals u weet zit hij onschuldig opgesloten in de gevangenis van uw
gemeente. Wij zijn ten diepste bij hem betrokken, maar kunnen helaas op
dit moment vrij weinig voor hem betekenen. Dat zal echter binnenkort
veranderen. Maar wij willen wel alvast graag geldelijke steun geven. U
beiden weet de weg om deze middelen op de juiste wijze in te zetten.
Wij danken u zeer voor uw liefde en toewijding voor Theodoor!
Hoogachtend,
Secretaris G. de Chozt, namens
Comtesse M. de la Tour-Blanche
Chteau Les Trois Lunes Lunes-sur-Mer
Corse.

58

Het was een tijdje stil.


Het rustige getik van de Friese klok van de notaris maakte het tot
een gewichtige stilte. Dorette zat de brief nu aandachtig te lezen. Ze
keek daarna eerst met een verbaasd gezicht naar Tonio en toen naar
de notaris.
Tonio stond ineens op en riep kwaad: Ik houd niet van deze
grappen! Ik kap ermee, ik ga naar huis!
Hij begreep er niets van. Hij probeerde zich met zijn boosheid een
houding te geven. Diep in zijn hart wist hij dat er geen sprake was
van een grap. Dorette voelde dit ook en zei:
Wie zou deze grap dan hebben bedacht, Tonio? Wie is die
secretaris de Chozt en wie is gravin de la Tour-Blanche? De enige
overeenkomst tussen ons beiden is dat we Theo kennen en dat we
met hem zijn begaan. Hoe weten ze dat?
Mag ik u erop wijzen dat deze brief niet de enige inhoud vormt
van uw enveloppe? onderbrak de notaris het gesprek droogjes.
Dorette voelde in de enveloppe en haalde er enkele pakjes nieuwe
bankbiljetten uit die keurig met elastiekjes bij elkaar werden
gehouden.
Vals geld! riep Antonio. Waarom sturen ze ons vals geld?
Het is een klein vermogen! riep de notaris, die even zijn
waardigheid uit het oog verloor.
Kijk, aan het bovenste stapeltje zit een briefje bevestigd. Dorette
vouwde het open en las voor:
Beste mejuffrouw en mijnheer,
Dit is geen vals geld. U kunt de notaris vragen of hij het op echtheid wil laten
controleren. De bedoeling is dat u dit geld gebruikt om de situatie van Theodoor
te verbeteren. Dit is voorlopig het enige dat wij voor hem kunnen doen. Binnen
niet al te lange tijd zult u echter hulp ontvangen die de weegschaal in zijn
voordeel zal doen doorslaan. U mag echter de kracht van de vijandschap die
jegens hem (en in feite tegen alle eerlijke burgers) heerst niet onderschatten.
Wij vertrouwen op uw volledige inzet en zijn u daarvoor zeer erkentelijk. U kunt
een deel van het geld uiteraard gebruiken als vergoeding voor uw eigen onkosten.
Secretaris de Chozt.

59

Weer een diepe stilte. De notaris kuchte en zei:


De secretaris heeft mij via mijn collega gevraagd u volledig van
dienst te zijn. Ik heb daarvoor een vorstelijk honorarium ontvangen.
Dat geld heb ik inmiddels al laten controleren en ik moet u zeggen
dat het voor honderd procent in orde is. Daarom neem ik aan dat
ook uw geld niet vals is. Maar ik zal het alsnog laten bekijken. Ik
neem vandaag overigens contact op met mijn Franse collega om na
te gaan met wie wij hier eigenlijk van doen hebben. Ik zal u
nauwkeurig op de hoogte houden, daar kunt u zeker van zijn.
U heeft vast nog wel een goed glas wijn voor me, notaris, zuchtte
Tonio terwijl hij zich vermoeid in zijn stoel liet vallen.
Dorette stond voor het raam en hield een bankbiljet tegen het licht.
Gloednieuw geld, sprak ze in zichzelf.
Ze draaide zich om en zei op resolute toon tegen Tonio :
Laten we niet langer zeuren. De brief is duidelijk. Er is werk aan
de winkel. Ik kan het lijden van Theo niet langer verdragen! Ik ga
ervan uit dat de notaris via zijn collega meer informatie zal
verkrijgen. Inmiddels hebben we geen minuut te verliezen. We
gaan dit geld gebruiken om Theo te helpen. Akkoord, mijnheer di
Bianchi?
Tonio nam een flinke slok wijn, stond op en gaf Dorette een hand.
Ik heet gewoon Tonio. Mag ik je Dorette noemen? Immers, we
gaan nu samen hard aan het werk voor onze vriend Theo!
Natuurlijk mag je dat, Tonio! We gaan onmiddellijk aan de slag!
Tonio nam haar voor het eerst eens goed op. Een jonge vrouw van
normale lengte. Een beetje mager. Wat tuttig gekleed. Ze was niet
knap, maar ook niet lelijk. Ze had een sympathiek rond gezichtje
met eerlijke blauwe ogen die hem door een metalen brilletje
aandachtig opnamen. Ze had een wilde bos blond haar die niet
helemaal bij haar gezicht paste maar die haar een vrolijke en
charmante uitstraling gaf.
Oerdegelijk en ouderwets! Niet Tonios type. Hij hoefde dus niet de
charmeur uit te hangen! Dat gaf hem een goed en rustig gevoel.
60

Hoofdstuk 8 De onrust
De dag van het proces was aangebroken. Het was gaan dooien en
de mensen glibberden over smerige bruinwitte massas sneeuw naar
de rechtszaal. De parkeerplaats bij de rechtszaal stond vol verbindingswagens van televisiestations. Journalisten en cameraploegen
sjouwden rusteloos heen en weer. Onder een groot afdak was een
gigantisch videoscherm neergezet zodat de vele belangstellenden
niets zouden missen. De rest van het land had zich met bier, chips,
borrelnoten voor de tv in de huiskamer genesteld. De show kon
beginnen!
Tonio had voor een klein fortuin een advocaat bereid gevonden de
verdediging van Theo op zich te nemen. Het was een wat chagrijnige man die de zaak niet van harte zou dienen maar hij was wel
deskundig op zijn gebied.
Dorette had via omkoperijen kunnen bereiken dat Theos leefsituatie in de cel iets was verbeterd. Veel hielp het niet want Theo
was behoorlijk ziek geworden. Hij had een beginnende longontsteking en had veel pijn in zijn nierstreek. Dat laatste was nog het
gevolg van de harde trappen door de politieagenten. Ongeschoren,
onverzorgd en sterk vermagerd lag hij op zijn harde bed. Het kon
hem allemaal niets meer schelen.
Zijn celdeur werd opengesmeten en twee cipiers drongen zijn cel
binnen.
Eruit stuk schorem! brulden ze in zijn oor. Vandaag is de dag van
de gerechtigheid!
Ze trokken hem ruw van zijn bed en schopten hem de donkere gang
in. Hij kreunde.
Smerige aansteller! schreeuwde n van hen, en gaf hem een
harde trap. Hij werd omhooggetrokken en gehandboeid. Ook kreeg
hij een ketting aan zijn voeten. Zo sleepten ze hem door de gangen
naar de rechtszaal.
De deur ging open en hij stond ineens in een fel licht dat hem pijn
deed aan zijn ogen. Cameras zoemden. Er ging een deining door
61

de propvolle zaal. De mensen schrokken van de totaal vervuilde en


vermagerde zwerver met zijn verminkt gezicht die in het licht van
de schijnwerpers stond te wankelen.
Ze duwden hem ruw naar voren en hij struikelde over een kabel van
een camera. Hij viel hard tegen een hek aan en bleef liggen. Er ging
een schok door het land. Dit hadden de burgers nog nooit meegemaakt. Die man was duidelijk ernstig mishandeld en ondervoed.
Hadden zij niet een menselijk strafsysteem in dit land? Dit kon toch
niet mogelijk zijn!
Er klonk ontevreden gemopper uit de zaal. De rechters en
aanwezige politici waren onaangenaam verrast. Dit was niet goed
voor het imago. Wie was zo stom geweest deze man zo voor de
cameras te laten verschijnen? Een Amerikaanse cameraman sprong
lenig over het hekje en maakte een close-up van Theos jammerlijke gestalte. Een reporter stond tegelijkertijd gemotioneerd in
zijn microfoon te schreeuwen.
Inhuman,.... mistreated,.... barbarians.... a civilized country?...
violation of human rights..., - onmenselijk,
..... mishandeld,.................... barbaren....... een beschaafd land?...
schending van mensenrechten! waren de flarden tekst die
duidelijk verstaanbaar de ether ingingen. Een andere journalist
bekommerde zich om Theo. Hij probeerde hem tevergeefs bij
bewustzijn te brengen. Toen werden hij en de Amerikaanse tvploeg met de gummistok teruggeslagen achter het hek.
Wit van ellende keken de gemeentelijke machthebbers wanhopig
toe. Ze hadden krachten opgeroepen die ze niet meer beheersten. Ze
waren het zelf geweest die opdracht hadden gegeven voor de
barbaarse behandeling van Theo. Nu was de hele wereld getuige
van de middeleeuwse toestanden in Zuiderburg. Ze hadden daar
niet voldoende bij stilgestaan. Een ramp!
De politie sloeg hard in op de journalisten. Het volk begon
luidruchtig te protesteren. Een grote man die vlak bij het hek zat
kwam een in het nauw geraakte journalist te hulp. Hij greep een
agent vast en duwde hem tegen de muur. Twee andere agenten
bewerkten de man zolang met hun gummistok totdat hij neerviel.
62

Vrienden van de man vielen de politie aan. Het werd een grote
vechtpartij! Alles werd door de cameras geregistreerd. Ook buiten
de rechtszaal werd het onrustig. Men probeerde de zaal binnen te
dringen. De politiecommandant raakte in paniek en riep de
oproerpolitie op in te grijpen. Vanuit twee zijstraten zwermden
zwaarbewapende eenheden met pantserwagens het plein op en
begonnen de mensen uiteen te drijven. De rechtszaal werd
geleidelijk ontruimd en de rust keerde na enige tijd weer enigszins
terug. Op het plein vonden hier en daar nog wat schermutselingen
plaats.
De burgemeester en zijn vrienden hadden zich al eerder in paniek
teruggetrokken in de raadkamer. De burgemeester was buiten
zichzelf van woede.
Wie is verantwoordelijk voor deze rotzooi? brulde hij.
Scherpenhyuzen-Zeel, de aanklager, trad naar voren en zei rustig:
Niemand anders dan jijzelf, beste man!
Goedkeurend gemompel in de zaal.
Aha, vervolgde de burgemeester met een verwrongen stem van
ingehouden woede.
Gaan we op die toer, stelletje schijnheiligen! Nee nee, mijne
heren, zo zijn we niet getrouwd met elkaar. U probeert mij de
schuld in de schoenen te schuiven maar u zit er even diep in als ik.
Als ik val, zult u zeker ook vallen!
Niks daarvan! riep de aanklager. Ik wist hier niets van. De
informatie die ik steeds van u heb gekregen was dat de gevangene
streng maar menselijk werd behandeld.!
Dan had je zelf maar moeten gaan kijken hoe het met hem ging,
zei de burgemeester met een sluwe trek op zijn gezicht.
Je bent toch oud en wijs genoeg om poolshoogte te nemen. Dat
heb je niet gedaan.
Woedend geschreeuw heen en weer.
De burgemeester bulderde nu boven de herrie uit: Stilte, stilte
graag!
Het werd stil.
Mijne heren wethouders en leden van de raad. Laten wij elkaar
63

niet voor de gek houden. Wij wisten allemaal hoe het er met de
gevangene voorstond. We wilden hem kwijt. Hij moest een
afschrikwekkend voorbeeld zijn voor ieder die kritiek op ons zou
willen hebben. Bovendien moest hij de aandacht afleiden van onze
winstgevende handeltjes. Tenslotte hebben wij wel wat te
verbergen nietwaar, mijne heren? zo sprak hij sarcastisch.
Scherpenhuyzen-Zeel protesteerde: Ik weet van niets! Ik heb met
jullie vuile zaakjes niets te maken!
Ik ook niet! riep de voorzitter van het gerechtshof.
O nee, mijnheer de aanklager en mijnheer de voorzitter? siste de
burgemeester, terwijl hij dreigend naar hen toeliep.
Riepen jullie dat ook toen jullie dat gemeentegeld in je zak staken?
Het geld dat tot de veroordeling van de gevangene moest leiden?
Huichelaars die jullie daar zijn!
Enkele raadsleden liepen eveneens dreigend op de twee juristen af
die inmiddels bleek van schrik waren geworden.
Sorry, sorry! stamelde de geschrokken aanklager.
We meenden het niet zo, dat begrijpen jullie toch wel?
Goed, goed, mijnheer de jurist. Ik hoop dat jullie ons niet laten
vallen. Anders weten we je te vinden, begrepen?
Nee, we zullen u zeker niet laten vallen! zeiden ze angstig.
Goed! riep de burgemeester. Mijne heren, het zal u duidelijk zijn
dat we in het schip zitten en dat we zullen moeten varen. Wij
kunnen niet meer terug. Ik stel voor dat we alles doen om de rust
terug te brengen. We schuiven de schuld op de laagste ambtenaren.
We zullen de mensen laten geloven dat deze personen geheel op
eigen houtje hebben gehandeld. Dat wij niets van de
mensonwaardige toestanden in de gevangenis wisten. We zullen
natuurlijk wel zeggen dat wij verantwoordelijk zijn. We zullen onze
welgemeende excuses aanbieden. We beloven het volk een
uitgebreid onderzoek en we zullen enkele lage ambtenaren straffen.
Wellicht ook nog een hoge ambtenaar die lastig is en die we toch
kwijt moeten. Vervolgens zullen we de gevangene snel opknappen
zodat hij er weer toonbaar uitziet. En daarna volgen zo snel
mogelijk zijn proces en veroordeling. We hebben nog altijd het
64

voordeel dat hij wordt verdacht van drugshandel en het volk is dat
nog niet vergeten. Wat vindt u hiervan, mijne heren?
Het was even stil en toen volgde goedkeurend gemompel en een
bescheiden applaus.
Heel slim van u bedacht, heer burgemeester, zei de
gemeentesecretaris slijmerig.
Fijn! zei de burgemeester op besliste toon.
Dan nemen we nu met zn allen plaats rond deze tafel en gaan daar
niet eerder vandaan voordat we het hele draaiboek hebben vastgelegd! En laat broodjes en soep komen want het zal laat worden.
De rust was inmiddels weergekeerd in de straten. Er waren wat
gewonden maar gelukkig was het allemaal binnen de perken gebleven. De politie patrouilleerde nog volop.
Inmiddels stroomden de protesten het land binnen. De regering was
geheel overstuur maar kon weinig beginnen omdat zij niets had te
zeggen over gemeentelijke politiek.
De burgemeester had inmiddels zijn plannen voortvarend uitgevoerd. Hij had een interview op de televisie gegeven waar hij
handig had zitten praten. Hij had met een berouwvol gezicht alle
beschuldigingen aangehoord die vanaf de tribune tot hem werden
gericht. Hij had op emotionele wijze zijn spijt betuigd en had
toegezegd hij er persoonlijk op zou toezien dat Theo goed zou
worden behandeld. Alhoewel de mensen volgens hem niet mochten
vergeten waarvan de man werd verdacht. Hij had als burgemeester
tenslotte immers ook de taak om de kinderen van het land te
beschermen tegen criminelen. Hij was er vanuit gegaan dat alle
gevangenen steeds redelijk werden behandeld. Maar door de
overvolle gevangenissen was de werkdruk van het personeel te
groot geworden waardoor zulke fouten werden gemaakt. De
verantwoordelijke ambtenaren waren inmiddels ontslagen waaronder ook de gevangeniscommandant zelf. Verder beloofde hij dat
er een onderzoek zou komen naar de diepere oorzaken van deze
problemen. Er zou ook meer geld op tafel moeten komen voor
hervormingen bij justitie en politie.
65

Hij had het er goed van afgebracht. Na de uitzending bleek dat het
volk genoegen had genomen met zijn uitleg en spijtbetuiging. De
president was tevreden en feliciteerde hem met de goede afloop.
Al die onrust is niet goed voor onze zaken, had de president
veelbetekenend tegen hem gezegd. En daar kon de burgemeester
het van harte mee eens zijn! Deze crisis was voorlopig voorbij.
Theo mocht weer bezoek ontvangen van vrienden en familie. Hij
had inmiddels een aantal medische behandelingen ondergaan en lag
nog in het gevangenisziekenhuis. Zijn longontsteking werd met
krachtige medicijnen behandeld en de breuk in zijn kaak zou later
worden geopereerd. Hij lag naar de muur te kijken toen Pieter en
Mieke onder begeleiding van een cipier binnen kwamen. Mieke liep
snel naar hem toe en kuste zijn met verband omwikkeld gezicht.
Theo, arme Theo, wat hebben ze je toch aangedaan, lieve jongen?
Hij kon uiteraard niets zeggen maar legde zijn armen om haar heen.
Het deed hem goed om weer de warme nabijheid van zijn vriendin
te voelen! Ze hielden elkaar een tijdje stevig vast.
Mag ik ook nog even? hoorden ze de brommende stem van Pieter
achter zich.
Sorry, Pieter, zei Mieke en ze liet Theo los.
Pieter pakte Theos hand in zijn beide handen en zei ontroerd:
We dachten dat het afgelopen met je was, Theo! Maar ze hebben
je gelukkig niet klein gekregen! Ik ben blij dat ik je weer zie!
Als antwoord stak Theo de duim van zijn andere hand omhoog.
Pieter greep die duim vast en riep blij: wat ben je toch een
rakker!
Mieke legde een grote reep chocolade op het kastje naast zijn bed
en zei verdrietig: Daar heb je nu niets aan, Theo. Die kun je
immers nog niet opeten. Theo schudde even met zijn hoofd en zei
met zijn ogen dat het niet erg was.
Mieke rommelde in haar tas en vervolgde: Ik heb nog een
cadeautje van Tina voor je meegenomen.
Ze haalde een teddybeertje uit de tas. Een leuk beertje dat op Bruno
leek. Er zat een briefje bij:
66

Lieve ome Theo,


Mama en ik hebben dit beertje voor
jou gemaakt dat je je niet alleen voelt.
Het beertje wil graag een naam. Wil jij
die geven? Ik mis je zo!
Kom je gauw weer bij ons terug?
xxx
Tina en Bruno
Theo zweeg. Een dikke traan rolde over zijn verband. Mieke liep
snel naar hem toe en knuffelde hem. Pieter stond ontroerd het briefje te lezen.
Onze Tina, dat lieve meiske, mompelde hij in zichzelf.
Wat waren ze toch gelukkig met elkaar geweest op die gezellige
avondjes in de kamer van Mieke. Dat geluk was met geen geld te
betalen!
Theo schreef iets op een briefje.
Mieke las: Hoe is het met Tina?
Hij keek haar gespannen aan.
Het leek of Mieke en Pieter schrokken van deze vraag. Ze keken
elkaar even zenuwachtig aan.
Kijk, Theo, je weet dat het toch een beetje blijft tobben met ons
kleintje, zei Pieter. Ze blijft zwak en het gaat op en af. We zijn
niet ontevreden sinds ze de nieuwe medicijnen gebruikt. Echt
opgelost is het allemaal nog niet. Maar we moeten nu vooral aan
jou denken.
Theo knikte begrijpend. Hij wist dat Tina hun zorgenkindje zou
blijven.
Pieter vervolgde:
67

Je hebt heel wat losgemaakt, jongeman. Deze affaire heeft de


gemeenteraad en de burgemeester bijna de kop gekost. Maar die
burgemeester heeft zich er handig uit weten te praten! Het is een
stel schurken bij elkaar. De mensen zijn voorlopig min of meer
tevreden met zijn uitleg. Maar het wantrouwen zit er nu wel in. Wij
als kunstenaars doen erg ons best om de mensen in te lichten over
het geboefte dat onze gemeente bestuurt. Het moet duidelijk
worden gemaakt dat ze jou als zondebok laten opdraven om hun
duistere zaakjes te verbergen.
Ze zijn je dus nu aan het oplappen om je binnenkort weer voor de
rechters te laten verschijnen. Ze kunnen dan aan de wereld laten
zien hoe welwillend ze zijn geweest. Hoe vriendelijk ze eigenlijk
zijn! Vervolgens zul je op een menselijke manier door hun
kettinghond, die Scherpenhuyzen-Zeel, worden afgemaakt! Snap
je? Toch zullen ze oppassen. Ze weten dat ze nu goed in de gaten
worden gehouden.
Overigens heeft Tonio inmiddels een redelijk goede advocaat te
pakken kunnen krijgen en dat helpt ook weer mee. Over Tonio
gesproken, hij zou vanmiddag nog bij je langskomen. En voordat ik
het vergeet, alsjeblieft!
Hij gaf hem een grote fles wijn. Theo knikte met een dankbare
uitdrukking in zijn ogen.
Hij wist dat het er slecht met hem voorstond. Ze zouden hem
inderdaad afmaken. Hij wachtte het verder maar af. Inmiddels was
hij verheugd met zijn visite. En Tonio, zijn grote Italiaanse vriend
zou ook nog komen! En dan de bergen post die hij uit het land
ontving. Uit de meeste brieven bleek dat veel mensen aan zijn
schuld twijfelden. Ze hadden een grote sympathie voor hem
opgevat! Hartverwarmend allemaal!
Helaas was het moment aangebroken dat hij afscheid moest nemen
van zijn goede vriend en goede vriendin. Of Mieke vooral de
groeten zou doen aan Tina? Of Pieter vooral niet de groeten aan
mevrouw van Dussen wilde doen?
Theo was weer alleen. Alleen? Niet helemaal, het beertje van
Tina zat vanaf het nachtkastje vriendelijk naar hem kijken. Hij
68

pakte het en zei in zichzelf: Tina vroeg me je een naam te geven.


Hoe heet je eigenlijk, beertje? Weet je het misschien zelf?
Hij lag even te denken en realiseerde zich dat hij en Tina veel
overeenkomsten hadden. Zij hadden veel te verduren in deze
grauwe wereld. Zij waren onschuldig en moesten toch lijden.
Allebei verlangden ze diep naar een betere, naar een zuivere
wereld. Ze waren diep met elkaar verbonden zoals bij een tweeling:
ze waren een tweeling in de geest!
De beertjes waren daarvan het symbool. Ze leken precies op elkaar.
Tweelingbeertjes: Bruno en Benno! Het beertje had een naam
gekregen! Hij zou het Tina zo snel mogelijk laten weten.
Het proces vond een maand later in de vroege ochtend plaats. De
lente deed voorzichtig haar intrede. Het sombere koude weer had
plaats gemaakt voor een milde lentewind. De wolken weken uiteen
voor een helder zonnetje. Er heerste een ernstige sfeer in de stad.
Dit zou geen show worden maar een serieus proces met maar n
doel: de waarheid!
Zou de winter van het onrecht moeten wijken voor de lente van
gerechtigheid? Men had meer dan genoeg van de schijnheilige
vertoning van de politici. De schijndemocratie, de corruptie, de
misdaad en de armoede. Er waren slechts twee tv-ploegen in de
zaal. Er stond deze keer geen groot scherm op het plein. Alle
stoelen in de zaal waren bezet en er heerste een ingetogen en rustige
stemming. De zaal had zelfs een nieuw verfje gekregen! Iedereen
voelde dat er belangrijke dingen zouden gaan gebeuren.
Op bevel van de burgemeester was er weinig politie aanwezig. Dat
hoefde ook niet, want er was bijna niemand op straat. Iedereen zat
thuis gespannen te wachten op de gebeurtenissen die plaats zouden
vinden!
Theo zat in een nieuw pak achter een tafel op de rechters te wachten.
Hij had het beertje Benno als mascotte in de binnenzak van zijn
jasje gestoken. Naast hem zat zijn advocaat. Een oudere man met
grijs haar. Een zakelijke persoon van weinig woorden. Theo vond
hem niet sympathiek.
69

Maar ja, dacht hij, de man heeft dan ook een zeer ondankbare
taak.
Hij zag er weer redelijk uit. Zijn gezicht was uit het verband.
Je kon de littekens nog goed zien. Zijn kaak functioneerde weer een
beetje maar was nog bijzonder pijnlijk. Hij was naar de kapper
geweest en was gelukkig niet meer zo mager. Hij voelde zich ook
een stuk beter.
Hij keek de zaal rond. Van alle kanten waren ogen op hem gericht.
De meeste ogen keken vriendelijk maar waren toch nog vol twijfel.
Andere ogen keken haatdragend zoals die van de burgemeester en
van Brokken. De gehele gemeenteraad was vertegenwoordigd.
Zijn aandacht ging even naar een opvallende knappe persoon die
naast Tonio zat. Een slanke man met lang blond krulhaar en eerlijke
blauwe ogen. Hij droeg zachtgroen jasje, met een lange rij glimmende gouden knopen. Op zijn knie lag een lichtgroen hoedje met
een veer. Hij zat ontspannen met Tonio te praten en soms keken ze
zijn richting in. Theo kon zijn blik niet van de man losmaken. Hij
kwam hem bekend voor maar hoe hij ook piekerde, hij wist het niet.
De man keek nu naar hem. Een heldere en bemoedigende blik! Het
deed hem goed!
Even verderop zat de rest van zijn vrienden: Pieter, Mieke en
Dorette. Er waren ook enkele leerlingen aanwezig, waaronder John
en Sjanien. Mieke zwaaide eventjes naar hem. Hij zwaaide terug.
De mensen in het land konden Theo nu goed zien. Ze zagen een
vriendelijk gezicht met eerlijke ogen. Het gezicht van de jongeman
was behoorlijk verminkt. Zijn onderkaak zat scheef en je zag dat hij
moeilijk kon slikken. Verder had hij een paar ontsierende littekens
op zijn gezicht. Hij zat scheef op zijn stoel alsof hij pijn had. Ze
zagen dat hij naar een vriendin op de tribune zwaaide. Een
innemende en welwillende persoon! De mensen kregen steeds meer
moeite met deze man. Ze konden het bijna niet meer geloven dat hij
van zon afschuwelijke daad werd verdacht. Hij was een nette

jongeman, het type van de ideale schoonzoon zoals sommige


vrouwen het noemden. Men verlangde met de minuut meer naar
openheid in deze zaak.
70

De drie rechters kwamen zwart en dreigend achter elkaar door een


zijdeur de zaal binnen. Ze liepen geluidloos, sluipend bijna.
Iedereen stond op. Ze namen waardig plaats achter een hoge tafel
op een podium en keken met strenge blik de zaal in.
Vervolgens kwam de aanklager, baron Scherpenhuyzen-Zeel,
binnen.
Hij ging links van de rechters op een aparte plaats zitten. Hij keek
eerst arrogant de zaal in en richtte toen een kwaadaardige blik op
Theo. Theo keek hem aan en stelde vast dat dit een gevoelloos
mens was. Maar misschien moesten aanklagers wel altijd zo
hardvochtig zijn.
Wie zal het zeggen? dacht hij.
De voorzitter sloeg eenmaal met zijn houten hamer op tafel en
riep luid:
De zitting aangaande de zaak Theo van den Bosch is geopend! U
kunt weer gaan zitten!
Hij zette zijn brilletje op en opende een grote leren map waarin veel
papieren opgeborgen waren. Hij las voor uit de map:
De heer Theo van den Bosch, geboren te Zuiderburg, van beroep
zijnde leraar op de gemeentelijke school alhier wordt aangeklaagd
door het volk wegens verkoop van drugs aan leerlingen van de
gemeentelijke school. Ik nodig de openbare aanklager uit de
aanklacht officieel te maken en toe te lichten. U kunt uw gang
gaan!

71

72

Hoofdstuk 9 Het proces


De aanklager opende een groene map, rommelde in wat papieren en
schraapte luidruchtig zijn keel. Toen begon hij met harde en
scherpe stem zijn betoog :
Geachte heren van de rechtbank en geachte aanwezigen. Op mij
rust de buitengewoon belangrijke taak de klacht van het volk tegen
verdachte te verwoorden. Er is de laatste tijd nogal wat onrust
geweest met betrekking tot deze zaak. Duidelijk is geworden dat er
grove fouten zijn gemaakt in de procedure die inmiddels tot ieders
tevredenheid zijn hersteld. Gelukkig maar, want we mogen niet uit
het oog verliezen dat we hier te maken hebben met een afschuwelijke misdaad. De samenleving kan en zal nooit accepteren
dat onze kinderen op een walgelijke manier worden bedreigd. Dat
zou het einde betekenen van onze prachtige beschaving. Ik zal
daarom de zwaarste straf eisen die ons wetboek voor dit misdrijf
toestaat.
Uiteraard moet wettelijk en overtuigend worden bewezen dat
verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dit vergrijp. Ik ben van
mening dat de zaak duidelijk ligt. Immers, er zijn vele personen die
tegen verdachte zullen getuigen. Om geen tijd te verliezen roep ik
nu de eerste getuige op, de directeur van de gemeentelijke school,
de heer Brokken.
Brokken schuifelde moeizaam met zijn dikke buik het getuigenbankje in.
Geachte heer Brokken, legt u de eed of belofte af dat u uitsluitend
de waarheid zult spreken?
Dat beloof ik, zei Brokken met zware stem.
Mijnheer Brokken, kunt u de rechters vertellen wat u precies heeft
waargenomen?
Natuurlijk, mijnheer. Na de herfstvakantie begon van den Bosch
vreemd gedrag te vertonen. Hij was altijd al brutaal tegen de
schoolleiding, maar zijn grofheid begon grote vormen aan te
nemen. Hij kwam in de pauzes ook steeds minder in de
73

lerarenkamer omdat hij zich liever in de leerlingenkantine ophield.


Het was duidelijk wat hij daar uitspookte: drugs verkopen!
Onrustig gemompel in de zaal.
Maar daar bleef het niet bij. Ik hoorde van enkele ongeruste
leerlingen dat hij leerlingen omkocht om ook drugs te gaan
verkopen. De adjunct-directeur en ik moesten uiteraard ingrijpen en
we hebben zijn kluis laten openbreken. Daarin had hij zijn
verdovende middelen verborgen.
U kunt zich voorstellen dat wij enorm zijn geschrokken. Een totaal
verdorven kerel, wat ik u zeg!
Opgewonden geroezemoes in de zaal.
De voorzitter sloeg hard met zijn houten hamer op de tafel en riep:
Ik wil absolute stilte in de zaal!
Wat heeft u vervolgens gedaan? vroeg de aanklager.
Wij hebben direct een klacht ingediend bij het gemeentebestuur,
hetgeen heeft geleid tot het ontslag van deze man. Vervolgens
hebben wij de politie op de hoogte gesteld. Meer heb ik hierover
niet te melden maar het lijkt me meer dan voldoende! galmde
Brokken met een zelfvoldaan gezicht.
Dank voor uw duidelijke verklaring, mijnheer Brokken. Ik roep nu
de volgende getuige op, de adjunct-directeur van de school!
De adjunct herhaalde in feite de verklaring van Brokken.
Vervolgens riep de aanklager een aantal collegas van Theo in de
getuigenbank evenals enkele leerlingen die een hekel aan hem
hadden. Allen wisten ze te melden dat Theo een drugshandel op
school had opgezet.
Het zag er slecht voor hem uit. De stemming in het land keerde zich
langzaam tegen hem. Het was duidelijk dat hij een zware misdadiger was!
En dus, vervolgde de aanklager, kan ik niet tot een andere
conclusie komen dan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan
het hem ten laste gelegde!
Hij ging tevreden zitten.
De voorzitter nam het woord: Ik roep de advocaat van verdachte
op om zijn betoog te houden!
74

De advocaat zei niets en bleef zitten.


De voorzitter zei verbaasd: Heeft u mij niet gehoord, raadsman?
Jawel, edelachtbare, maar ik heb niets te zijner verdediging aan te
voeren. Mij lijkt de zaak duidelijk!
Iedereen was met stomheid geslagen. Een advocaat die niet eens
meer de moeite wilde nemen zijn clint te verdedigen! Ongehoord!
Maar als dat het geval was, kon dat niets anders betekenen dan dat
hij schuldig was! Er bestond geen enkele twijfel meer.
De advocaat liep het podium op en sprak even met de rechters.
Vervolgens liep hij de zaal uit.
De voorzitter nam het woord: De verdediger van de verdachte
heeft mij zojuist medegedeeld dat hij zijn functie in deze zaak heeft
neergelegd. Hij kan het niet langer met zijn geweten overeenkomen
om nog maar n minuut langer zon man met zijn raad bij te
staan.
Wat de mensen niet wisten was dat de advocaat was omgekocht en
Theo daarom liet vallen als een baksteen.
Het was een smerig spelletje dat werd gespeeld!
De aanklager stond op en riep triomfantelijk de zaal in:
En mocht hierna nog enige twijfel bij u bestaan dan zal ik die
definitief wegnemen! Naast de getuigenverklaringen heb ik de
beschikking over extra bewijzen die ieder misverstand zullen
wegnemen.
Ademloze stilte in de zaal.
De politie heeft gisteren in de fietstas van verdachte nog twee
zakjes cocane gevonden!
Toen begon iedereen door elkaar heen te roepen.
Stilte, Stilte! bulderde de voorzitter al hamerend, of ik laat direct
de zaal ontruimen!
De aanklager stond te glimmen van genoegen. Het draaiboek van de
burgemeester liep gesmeerd. En hij was in vorm vandaag. Het zou
een overwinning worden op alle fronten!
Theo kreeg een wanhopig gevoel. Dat moest het einde zijn!
De slanke blonde man naast Tonio stond ineens op en liep rustig
75

naar het podium. De voorzitter luisterde met een verbaasde


uitdrukking op zijn gezicht naar hem en verzocht vervolgens om
stilte. Hij nam het woord:
Ik krijg zojuist de mededeling dat zich een nieuwe raadsman voor
de verdachte heeft aangemeld. Deze heer wil die taak op zich
nemen. Hoewel dit zeer ongebruikelijk is, is het niet in strijd met de
procedures die de wet ons voorschrijft.
Hij zette zijn brilletje op het puntje van zijn neus en las voor uit een
papier dat hij van de man had gekregen:
De raadsman is monsieur matre Chrtien du Roy. Hij bezit de
Franse nationaliteit en is werkzaam als jurist bij de afdeling
mensenrechten van de Verenigde Naties.
Hij keek de heer du Roy sluw aan.
Helaas staat onze wet het niet toe dat u de verdediging op u neemt.
U moet in ons land als advocaat ingeschreven staan.
De heer du Roy glimlachte en zei: uw land heeft ook internationale verdragen ondertekend, en volgens het verdrag van . . .
De voorzitter onderbrak hem en siste van woede: u hoeft mij niet
te komen vertellen hoe de wet ...
De heer DuRoy onderbrak hem:
Nou, dan weet u dat ik in deze zaak advocaat mag zijn!
De voorzitter stikte bijna van woede. Hij wist dat hij had verloren.
Hij kon geen woord meer uitbrengen.
De heer Du Roy tikte ongeduldig op de tafel. Nu, wat is uw
antwoord?
Iedereen zat met spanning te wachten op de beslissing van de
voorzitter. Deze had zijn zelfbeheersing teruggevonden en zei met
hese stem:
Het is naar mijn mening niet in strijd met de wet als hij de taak
van verdediger op zich neemt. Hij moet zich dan nog wel in dit
arrondissement inschrijven als tijdelijk advocaat.
Griffier, geeft u mij de benodigde formulieren!
De heer du Roy stond op en liep naar voren. Hij was een krachtige
man van meer dan gemiddelde lengte die grote indruk op iedereen
76

maakte. Hij stelde zich aan de rechters voor en sprak hen beschaafd
toe in hun eigen taal.
Ik beheers uw taal goed, sprak hij. Ik heb vaak zaken gedaan in
uw land.
Hij gaf nog meer papieren aan de voorzitter en zei: Deze informatie is van de VN afkomstig en u kunt deze later nog doornemen.
Ik wil nu zo snel mogelijk beginnen met de verdediging van mijn
clint, die ik uiteraard eerst moet vragen of hij mij als zodanig wil
accepteren.
Hij liep naar Theo en gaf hem een hand.
Mijnheer van den Bosch, ik ben blij kennis met u te maken. Mijn
naam is Chrtien. Ik heb veel over u gehoord.
Aangenaam, mompelde Theo triest. Het zal niet veel goeds zijn
dat u heeft vernomen.
Integendeel, sprak Chrtien, terwijl hij Theo indringend maar
vriendelijk aankeek.
U mag niet vergeten dat er meer mensen zijn die iets om u geven
dan u denkt. U mag deze mensen niet in de steek laten.
Hij wees naar de vrolijke snuit van Benno die uit de binnenzak
van Theos jasje naar buiten keek. Ze moesten even lachen.
U weet vast wel wie ik bedoel, zei de man zacht. Theo dacht aan
Tina en zei: Inderdaad, u heeft volkomen gelijk!
Ik heb toestemming gekregen u in deze kwestie te verdedigen en
dat zal ik met volle inzet doen. Gaat u daarmee akkoord?
Maar ik kan u niet betalen, Chrtien!
Maakt u zich daarover maar geen zorgen. Ik wil eerst graag uw
vertrouwen hebben zodat ik volledig mijn gang kan gaan.
Theo vertrouwde hem al vanaf het moment dat hij hem had gezien.
Ik vertrouw u volledig, Chrtien!
Fijn, uw vertrouwen is voor mij voldoende! Ik zal nu de eed
afleggen waarna ik kan beginnen!
De formaliteiten werden afgewerkt en inmiddels was iedereen
weer tot rust gekomen. Wat was dit toch voor een eigenaardig
proces? Men vroeg zich af wat er eigenlijk precies gebeurde.
Waarom nam een man van internationale befaamdheid zoals du
77

Roy de moeite om een onbetekenend mannetje te komen


verdedigen. Waarom zouden de Verenigde Naties zich druk maken
over wat zich in deze gemeente afspeelde? Men begon er steeds
minder van te begrijpen. En dan de verdediging op je nemen van
deze hopeloos verloren zaak. De bewijzen waren toch immers al
geleverd! du Roy zou zichzelf en de Verenigde naties te schande
zetten. Toch hing er iets onbestemds in de lucht. Niemand kon het
omschrijven maar ieder voelde aan dat er iets ging gebeuren.
Gespannen wachtten de cameras af om de komende gebeurtenissen
te registreren.
Geachte heer du Roy, het woord is aan u! zei de voorzitter,
terwijl hij gemakkelijk achteruit in zijn leren stoel ging zitten. Hij
had weer vertrouwen gekregen in de goede afloop.
Hij vond het wel vermakelijk deze brutale vlegel onderuit te zien
gaan.
Chrtien stond op en draaide zich om naar de zaal.
Ik zou graag de heer Brokken in het getuigenbankje willen hebben, sprak hij vriendelijk maar zijn ogen voorspelden niet veel
goeds.
In zichzelf mompelend, liep Brokken traag naar voren en liet zich
op de stoel ploffen.
Mijnheer Brokken, ik heb goed naar uw verklaring geluisterd en ik
heb het een en ander opgeschreven, zei Chrtien. Hij pakte een
stukje papier van zijn tafel.
U zei onder andere dat de heer van den Bosch zich na de
herfstvakantie steeds lomper begon te gedragen. Kunt u mij uitleggen wat u daarmee bedoelt?
Nou, hij werd opvallend brutaal tegen mij.
Was hij alleen opvallend brutaal tegen u?
Nee, hoor! Ook tegen de rest van de schoolleiding en tegen
collegas.
Chrtien dacht even na en vervolgde:
Dus hij viel echt op door grof en brutaal gedrag?
78

Ja, zo is het! antwoordde Brokken terwijl hij zelfvoldaan de zaal


in keek.
Stel dat dat zo is, mijnheer Brokken, wat heeft dat te maken met
zijn vermeende drugshandel?
Brokken keek in de vriendelijke maar alles doordringende ogen van
de advocaat. Hij voelde zich ineens bijzonder onzeker worden.
Op zich hoeft dat niets te betekenen, maar ....
Dit doet allemaal niets terzake! mengde de aanklager zich in het
gesprek.
Ja, waar wilt u eigenlijk heen met uw vragen, Du Roy? vroeg de
voorzitter.
De advocaat antwoordde met heldere stem:
Ik verzoek de rechtbank de uitlating van deze getuige over de
grofheid van mijn clint niet in het verslag op te nemen. Dat heeft
niets te maken met vermeende drugshandel!
Als door een wesp gestoken, veerde de voorzitter uit zijn stoel
omhoog.
Dat ben ik niet met u eens! Het was voor iedereen duidelijk waar
van den Bosch mee bezig was. De opmerking blijft gewoon in het
rapport staan!
Dat vermoedde ik al, zei Chrtien.
Wat vermoedde u al?, riep de rechter kwaad. Wilt u soms
zeggen dat ik vooringenomen ben?
Dat hoort u mij niet zeggen, edelachtbare. Het zijn uw eigen
woorden! Zou ik dan misschien reden moeten hebben om dat van u
te denken? kaatste Chrtien rustig terug.
Nee nee, daar is geen reden voor, stamelde de voorzitter.
Verlegen en beschaamd liet hij zich in zijn stoel terugvallen. De
kerel had hem willen provoceren en dat was hem nog gelukt ook!
Hij had zich als een groentje laten beetnemen! Hij kleurde rood van
woede.
Mooi, die was raak! Je krijgt vandaag nog wel meer te verduren,
mannetje! dacht Chrtien. Hij ging verder met zijn vragen.
Mijnheer Brokken, U heeft gezien dat mijn clint zich veel in de
leerlingenkantine ophield. Is dat zo bijzonder?
79

Brokken wilde een smoes verzinnen maar de blauwe ogen van de


advocaat leken hem te hypnotiseren. Hij moest van deze ogen de
waarheid spreken.
Nou, op zich is dat natuurlijk niet zo bijzonder, antwoordde hij
met een benauwd gevoel.
Dat dacht ik al, zei Chrtien. Het lijkt me geen misdaad in dit
land als een leraar in een leerlingenkantine komt! Of vergis ik mij?
Ik verwacht van u geen sarcastische vragen, raadsman! onderbrak
de voorzitter hem haastig.
Sarcastische vragen, edelachtbare? Wat bedoelt u?
Ik bedoel dat zelfs een kind nog weet dat zoiets geen misdaad is!
Chrtien glimlachte even en ging onverstoorbaar verder.
Daaruit volgt dus dat het feit dat mijn clint regelmatig in de
kantine was, geen betekenis in juridische zin heeft! Heb ik gelijk?
De voorzitter ziedde van woede. Wat een ellendige vent! Hij rafelt
alle verbanden uit elkaar zodat er nog wat losse brokstukken
resteren. Hij blaast in feite de getuigenverklaring op, dacht hij
verbitterd. Hij kon er echter niet onderuit.
Ja, u heeft gelijk, dat kan geen onderdeel van de aanklacht zijn.
Maar dit zijn allemaal zaken van geen enkel belang!
U heeft uw oordeel al klaar, hoor ik , reageerde Chrtien snel.
Ik beschouw dit als een belediging van het hof! riep de voorzitter
giftig.
Ik heb niemand beledigd. Ik zoek slechts de waarheid! zei
Chrtien op rustige toon.
De rechter liet zich vermoeid in zijn stoel terugzakken. Hij wist niet
wat hij nog moest zeggen.
Chrtien richtte zich weer tot de directeur.
Mijnheer Brokken, zou u mij wat meer kunnen vertellen over uw
acties met betrekking tot de schoolkluis van Theo. Zijn de kluizen
bijvoorbeeld afgesloten?
Brokken schoof ongemakkelijk in zijn stoel heen en weer en zei
heel zacht:
Nou, eigenlijk wel....
Kunt u dit zo hard zeggen dat iedereen het kan horen!
80

De kluis is eigenlijk wel afgesloten, zei Brokken kwaad. Wat


bedoelt u met eigenlijk? vroeg Chrtien.
Dat is toch duidelijk, onderbrak de rechter hem. De kluis was
afgesloten!
Chrtien liet zich niet afleiden en wachtte geduldig op het antwoord
van de directeur.
Brokken was onder de indruk van deze ferme eerlijke man. Je
moest de waarheid spreken of je wilde of niet.
Het zijn ijzeren kluisjes die tegen de muur van de lerarenkamer
zijn bevestigd. En iedere docent kan zijn kluis afsluiten.
Juist ja, zei Chrtien. En wie bezitten er een sleutel behalve de
eigenaar van de kluis?
Het zweet brak Brokken uit. Waarom had hij zich toch laten meeslepen door de burgemeester? De helderblauwe ogen die hem
aankeken lieten hem geen andere keuze dan de zuivere waarheid.
De directie en de concirge, antwoordde hij.
De zaal luisterde ademloos toe. Het was duidelijk waar Chrtien
heen wilde.
Hij hield zijn hand even nadenkend onder zijn kin en vroeg:
Is het niet op zn minst onvoorzichtig van een vermeende drugshandelaar om zijn spullen in een kluis te leggen waar mensen zo
gemakkelijk bij kunnen?
Van den Bosch is gewoon een grote domoor! liet de voorzitter
zich ineens ontvallen. Niemand reageerde. Hij kreeg een vuurrood
gezicht.
En hoe eenvoudig is het op die manier voor een kwaadwillende
om drugs in de kluis van de heer van de Bosch te leggen? ging
Chrtien onverstoorbaar verder.
Wat wilt u daarmee zeggen? bulderde de voorzitter woedend.
Ik wens dat u met deze manier van ondervragen stopt, raadsman!
Chrtien trok zich er niets van aan en vervolgde:
Ik dank u voor uw verklaring, mijnheer Brokken. Ik zou nu graag
de heer de Zwart als getuige horen. Hij is het hoofd van de
technische dienst van de gemeentelijke school.
81

Een mager mannetje liep bibberend naar voren. Hij had volledig op
de directeur gesteund en had gezien dat deze er niet veel van had
terecht gebracht.
Hij ging zitten en keek schuw de zaal in. De cameras zoomden op
hem in. Hij zag ernaar uit alsof hij ieder moment kon flauwvallen.
Mijnheer de Zwart, ik wil het graag met u over de kluissleutels
hebben.
Ik weet van niks, helemaal niks, riep de man wanhopig.
De voorzitter was inmiddels opgestaan en hamerde op de tafel.
Deze man wordt niet verder als getuige gehoord! snauwde hij. Er
ontstond groot tumult in de zaal.
Chrtien liep naar de microfoon en verzocht op kalme toon om
stilte. Het werd weer stil.
Hij wendde zich tot de voorzitter.
Op grond van welk wetsartikel ontzegt u mij het recht op het horen
van deze getuige?
Ik, eh, ik ik moet dat nog even opzoeken, stamelde de man.
Hij zag tot zijn wanhoop dat de zaal weer onrustig werd.
Hij nam snel een besluit en sloeg met zijn houten hamer hard op de
tafel.
Ik schors deze zitting tot nader order!
Er brak een gigantisch tumult uit. De politie voerde Theo snel af en
de rechters wisten niet hoe vlug ze zich uit de voeten moesten
maken.
Mijne heren, zei de burgemeester met hese stem van ingehouden
woede, Dit loopt zo niet goed af voor ons. We moeten dit
probleem oplossen.
De rechters, de baron en de burgemeester zaten met verslagen
gezichten rond de tafel in de raadkamer.
De burgemeester leunde achteruit in zijn stoel en keek hen met een
valse blik aan.
Brokken is een dik uilskuiken en die concirge is een lafaard.
Wij rekenen later wel met deze stommelingen af. Maar nu zorgen
we eerst voor ons eigen hachje. We kunnen geen tweede keer herrie
82

onder het volk hebben. Die Chrtien is een grote schurk en ik weet
niet wie hem heeft ingehuurd. We hebben blijkbaar grote vijanden
gemaakt, mijne heren.
Hij pauzeerde even. Niemand zei iets.
Hij wees mijn zijn vinger in de richting van de rechtszaal en
vervolgde zijn betoog.
Die poppenkast in de rechtszaal moet nu stoppen. Hij keek de
baron aan.
Scherpenhuijzen, jij trekt de klacht tegen van de Bosch in wegens
gebrek aan bewijs.
De baron sprong van zijn stoel en schreeuwde: De klacht
intrekken? Hoor je me goed, nooit! Dat is het gedaan met mijn
loopbaan. Ik ga dan helemaal onderuit!
De burgemeester keek naar hem als een leeuw die een prooi wil
bespringen.
Ik wist wel dat jij een grote ijdeltuit bent. Ik wist ook dat jij zo zou
reageren. Jij kunt niet toegeven dat we een vergissing hebben
gemaakt. Maar je zult het anders gaan zien. Ik heb zojuist met
iemand gebeld die jou wil spreken.
Hij pakte zijn mobiele telefoon, toetste een nummer, en gaf het
toestel aan de baron.
De baron hield het aan zijn oor en luisterde een paar minuten
zwijgend. Dan gaf hij de telefoon terug aan de burgemeester.
Ik snap het. Onze opdrachtgevers zijn bezorgd over hun handel en
zullen later op hun eigen manier met van den Bosch afrekenen. Nu
willen ze rust en geven mij het bevel te stoppen.
Hij was lijkbleek van onderdrukte woede.
Maar ik pik dit niet! riep hij uit. Ik ga er gewoon vandoor! Aju!
Hij pakte zijn tas en voordat iemand iets kon zeggen stapte hij de
kamer uit.
We krijgen die brutale vlegel ook nog wel, zei de burgemeester
knarsetandend.
Hij wendde zich tot de voorzitter van de rechtbank.
Dan hamer jij deze zaak maar af, mijnheer de rechter. Vertel de
burgers maar een mooi verhaaltje. Daar ben jij goed in.
83

Ik begrijp niet dat we die zaak moeten afblazen! We gaan enorm


af! riep de jurist wanhopig.
Zwijg, lafaard! bulderde de burgemeester. Het is duidelijk dat
die Chrtien veel meer over ons weet dan ons lief is. Heb je dan
nog niet begrepen dat deze VN-kerel is ingehuurd om onze zaken in
het volle daglicht te krijgen. Dringt het dan niet tot je door dat het
helemaal niet meer om van den Bosch gaat maar om ons?
De rechter slikte een paar keer moeilijk. Hij begon het door te
krijgen.
Jij gaat nu met je kornuiten terug de zaal in en lost het op. Van de
Bosch gaat vrijuit en daarmee basta!
De burgemeester stond op en wachtte met zijn armen over elkaar
tot de rechters vertrokken waren. Dan pakte hij zijn telefoon en had
een lang gesprek. De zaken konden weer gewoon doorgaan!
Inmiddels waren de rechters weer terug in de zaal en kregen met
moeite de rust terug.
Chrtien stond op een maande iedereen tot kalmte. De voorzitter
schraapte zijn keel, zette zijn bril op, en keek de zaal in.
Geachte aanwezigen, ik moet u tot mijn spijt mededelen dat de
openbare aanklager ziek is geworden en naar huis is gegaan en . . .
Hij kon zijn zin niet afmaken want de zaal begon luid te joelen.
Het duurde een tijdje voordat de rust was weergekeerd.
Bovendien zijn er enige foutjes in procedure gemaakt waardoor de
zaak tegen Theo van den Bosch voorlopig wordt geschorst!
Het publiek begon woedend te roepen:
Vrijspraak, vrijspraak, vrijspraak!
Op dat moment zag de rechter dat de burgemeester de zaal inkwam
en hem woedend aankeek. De rechter slikte een paar keer en riep
wanhopig:
Van den Bosch is vrijgesproken!
Hij sloeg met zijn hamer op tafel en liep snel de zaal uit, gevolgd
door zijn mederechters.
Er brak een luid gejuich uit. Brokken en zijn vrienden maakten van
de gelegenheid gebruik om er stiekem vandoor te gaan.
84

Na een tijdje pakte Chrtien de microfoon en vroeg de aandacht. Hij


richtte zich tot de zaal en keek in de camera.
Het is iedereen duidelijk dat de rechtsgang in deze gemeente een
aanfluiting is. Maar door onze gezamenlijke inzet heeft het recht
vandaag gezegevierd. Dank u allen hiervoor en Theo: van harte
proficiat, jongen!
Na een korte en plechtige stilte stond vrijwel iedereen tegelijkertijd
op en applaudisseerde luid voor Theo. Daarna wilde men hem
feliciteren. Het werd een onvoorstelbaar gedrang. Hij stond in het
middelpunt van de belangstelling.
Theos vrienden waren dolgelukkig. Mieke maakte een uitbundig
rondedansje met Tonio. Pieter stond met een verhit gezicht met
iemand van de gemeenteraad te discussiren. Dorette stond vlak bij
Theo. Ze voelde zich vervuld van blijdschap.
Het was hen gelukt! Hij was vrij! De nachtmerrie was voorbij!

85

86

Hoofdstuk 10 De reis
Theo had zijn spullen op zijn oude adres opgehaald en woonde nu
tijdelijk in hetzelfde hotel waarin Chrtien zijn intrek had genomen.
Hij, Pieter, Mieke en Tina hadden op ontroerende wijze afscheid
van elkaar genomen. Hij betaalde de achterstallige huur aan
mevrouw van Dussen en vertrok zonder nog iets tegen haar te
zeggen. Ze hadden die avond in het hotel een groot feest met elkaar
gevierd. Chrtien werd door iedereen uitbundig bedankt maar hij
wimpelde deze dank beleefd af. Ze hadden nog veel vragen die
echter voorlopig onbeantwoord zouden blijven. Hij moest namelijk
vroeg vertrekken wegens dringende VN-zaken. Maar hij beloofde
spoedig weer van zich te laten horen.
Enkele dagen later werd Theo opgebeld door notaris van der
Weyden, die hem verzocht in de loop van de middag bij hem langs
te komen. Zo kwam het dat hij om drie uur s middags in een
gemakkelijke stoel bij de notaris van een kop thee zat te genieten.
Hij voelde zich nog steeds opgelucht, hoewel zijn verwondingen
nog niet waren genezen. Hij had nog regelmatig pijn in zijn rug en
in zijn kaak. Binnenkort moest hij een operatie ondergaan die zijn
kaak zou rechtzetten. Hij sprak nog altijd moeizaam en eten vormde
een probleem. Trudie en oma waren soms nog in zijn gedachten,
maar hij begon er steeds meer van overtuigd te raken dat het slechts
een droom was geweest.
De notaris nam het woord.
Ik heb een brief gekregen van een Franse collega die u uitnodigt
hem een bezoekje te brengen, zodat hij u mededelingen kan doen
over een belangrijke kwestie. Ik vind dat hij nogal geheimzinnig
doet want hij geeft verder geen toelichting. Hij verzoekt u
overmorgen al te vertrekken. Uw reis is al geregeld en geheel
betaald. Voor uw verblijf aldaar is ook gezorgd. Nogmaals, ik vind
het nogal merkwaardig, moet ik u zeggen!
Theo dacht even na en zei moeizaam:
87

Ik begrijp er ook niets van. Chrtien vertelde me eergisteren dat ik


vandaag een belangrijke uitnodiging zou krijgen, waar ik zeker op
zou moeten ingaan. En u weet, als Chrtien iets zegt, dan moet je
daar toch serieus over nadenken. Ik ga er van uit dat hij deze
uitnodiging bedoelt.
Tja, inderdaad, zei de notaris peinzend. Chrtien zegt niet
zomaar wat. En ik ken mijn collega ook als een ernstig mens. Maar
het zou me wat waard zijn geweest als ze u meer inlichtingen
hadden gegeven.
Juist daarom ben ik nieuwsgierig geworden, zei Theo terwijl hij
opstond.
Ik ga daarom op de uitnodiging in! Zover is Parijs niet en ik vind
het niet erg om die kaakoperatie even uit te stellen.
De notaris keek hem verrast aan.
Zoals u wilt, mijnheer van den Bosch. Hier zijn uw reisschema en
de benodigde treinkaartjes. Er is ook een enveloppe met geld
bijgevoegd voor extra kosten. Volgens het schema moet u overmorgen de snelle trein van 8.00u s-morgens vanaf het Centraal Station
nemen. Uw eindpunt is Parijs centrum waar een taxi voor u klaar
zal staan. Ik zal mijn collega direct mededelen dat u op zijn
uitnodiging ingaat.
Het gevolg was dat Theo twee dagen later in de trein zat te soezen.
Hij was niet ver meer van Parijs af. De reis was tot nu toe goed
verlopen. Zijn vrienden hadden het toegejuicht dat hij een korte
vakantie nam. Hij had Tina beloofd dat hij een cadeautje voor haar
uit Frankrijk zou meenemen. Ze sukkelde overigens weer flink met
haar gezondheid. Het leek alsof haar kwaal met geen arts of
medicijn kon worden verbeterd. Hij voelde in de binnenzak van zijn
jas, waar hij Benno had opgeborgen. Benno was zijn geluksbeertje
geworden. Hij had tegen Tina gezegd dat hij aan haar zou denken,
iedere keer als hij Benno zag.

En ik en Bruno denken altijd aan jou, had het meisje in zijn oor
gefluisterd.
88

Theo had overigens zijn baan op school weer teruggekregen. Hij


was daar blij mee want hij hield van zijn vak als docent. Hij had
een tijdje vrij genomen voor zijn reis naar Frankrijk. Brokken was
inmiddels overgeplaatst en de nieuwe directeur was een aardige
vent die alles zo snel mogelijk wilde moderniseren. Tonio was
aangesteld als onderdirecteur. Hij zou zich vooral met de financile
zaken gaan bezighouden.
Dat is hem wel toevertrouwd, dacht Theo blij.
Dorette had plaatsgenomen in een onderzoekscommissie van het
parlement die een diepgaand onderzoek naar corruptie bij justitie
zou houden.
Prima, dacht hij. Als er iemand geschikt is voor deze taak is dat
de intelligente en goedhartige Dorette wel!
Verder had zij een goede advocaat gevonden die een eis tot
schadevergoeding voor Theo ging indienen voor het onrecht dat
hem was aangedaan.
Pieter had, zoals hij dat op zijn droge manier kan zeggen: een
onweerstaanbare aanval van creativiteit! Hij stortte zich volledig
op zijn schilderkunst en je kon hem door weer en wind zien lopen.
Hij zocht dan de juiste plek waar hij een landschap op het doek kon
vastleggen.
Toen Theo in Parijs het station uitliep, zocht hij taxi nummer 22. Dit
nummer was op het schema van de notaris vermeld. Na enig zoeken
vond hij de taxi op een hoek vlakbij de bushaltes.
Bonjour monsieur, ik geloof dat uw taxi voor mij is gereserveerd.
Mijn naam is Theo van den Bosch! zei hij door het open raampje
van de auto tegen de chauffeur.
Oui, biensr monsieur - jazeker mijnheer! riep de jeugdige
chauffeur, terwijl hij snel uit de auto stapte.
Ik weet precies het adres waar ik u naartoe moet brengen dus u
hoeft alleen maar in te stappen.
Hij hield het portier open en zei: het gemak dient tenslotte de
mens, nest-ce pas?
Vervolgens legde hij Theos bagage zorgvuldig in de kofferbak.
89

Ze reden het waanzinnig drukke Parijs uit. Hij zag tot zijn genoegen
dat de lente hier verder was gevorderd dan in het noorden. Hij nam
met een gevoel van vreugde het prilgroene landschap in zich op. Ze
gingen van de snelweg af en reden in zuidelijke richting. Na een
uur reden ze door een groot hek een park binnen. Het eindpunt was
een pleintje van grind, waarop de taxi knarsend een halve ronde
draaide en tenslotte stopte voor de massief houten deur van een
statig oud huis.
Nous sommes l - we zijn er! riep de jongen, zette zijn pet
achterin zijn nek en stapte uit. Theo nam het huis in zich op. Een
oud huis, waarvan de gevel geheel was bedekt met fraaie klimplanten. Naast de voordeur hing een koperen bord met de korte
inscriptie:
Matre Pierre Dujardin
Notaire
Cest combien - hoeveel kost het? vroeg Theo aan de chauffeur.
Pas de quoi - geen probleem! , antwoordde deze, terwijl hij de
koffers voor de deur zette. Er is al voor betaald!
Theo gaf hem een fooi.
Merci beaucoup, monsieur!
De man tikte beleefd tegen zijn pet en stapte in zijn auto.
Theo hoorde hem nog au revoir et bonnes vacances - tot ziens en
prettige vakantie! uit het open raampje van zijn auto roepen,
waarna de auto langzaam over het grind wegreed.
Toen het geluid van de auto was weggestorven viel hem de stilte in
het zonnige park op. Behalve het vrolijke gekwetter van vogels was
er niets te horen. Hij snoof diep de frisse voorjaarslucht op.
Hij liep de stenen trap naar de voordeur op en drukte op de koperen
cirkel van de bel. Het vrolijke geluid van een gong galmde door het
huis. Hij wachtte een tijdje maar er gebeurde niets. Nogmaals
bellen! Nog altijd geen reactie. Zou er niemand thuis zijn? Dan
stond hij er slecht voor want hij had geen idee waar hij was en waar
90

hij dan naartoe zou moeten. Maar hij werd toch verwacht rond deze
tijd?
Hij besloot maar eens achter het huis te gaan rondneuzen. Hij liep
rechts om het huis heen en kwam uit op een zonnig terras. De
achterdeuren stonden wijd open. Het eerste dat hem opviel was een
vijver die midden in een groot grasveld lag. Aan de uiterste rand
van het veld, tegen de bossen aan, zag hij een persoon die in de
grond stond te wroeten.
Hij liep naar hem toe en om hem niet te laten schrikken kuchte hij
alvast even. De man keek op en zag hem naderen. Het
was een man op leeftijd met een ruiten jasje en een ruiten pet.
Hij had een ribfluwelen tuinbroek aan en liep op korte laarzen. Hij
sloeg wat klei van zijn harkje af en keek Theo onderzoekend aan .
Bonjour, monsieur! groette Theo vriendelijk, terwijl hij zijn hand
uitstak.
Ik ben Theo van den Bosch en ik hoop dat ik u niet stoor in uw
tuinierswerk?
Mais non, pas du tout - welnee, niet in het minst! zei de man met
een brede glimlach terwijl hij Theo eveneens een hand gaf.
Excusez, maar ik ging zo op in mijn tuinarbeid dat ik even alles
was vergeten. Mijn naam is niet voor niets Dujardin, zal ik maar
zeggen! Ik ben blij dat u mijn uitnodiging heeft aanvaard. U bent
van harte welkom! Ik stel voor dat we eerst op het terras iets
drinken want u zult wel dorstig zijn na uw lange reis.
Tien minuten later zaten ze in het zonnetje van een glas wijn te
genieten. Ze hadden een heerlijk geurend sigaartje opgestoken.
Een verademing, nest-ce pas, na die lange winter, merkte de notaris op. Hij nam met een gelukzalig gezicht een trek aan
zijn sigaar.
Ik ben het geheel met u eens, mijnheer Dujardin. Het was een
afschuwelijke winter.
De notaris keek peinzend naar Theos scheefgetrokken kaak en zei:
Noem mij Pierre, sil vous plat. Ik weet alles af van hetgeen je is
overkomen. Chrtien is een goede vriend van mij, zie je.
91

Hij was even stil, nam een teug wijn en vervolgde:


Theo, je zult je hebben afgevraagd wat je hier eigenlijk komt
doen.
Theo knikte bevestigend en zei: Ik vind het nogal geheimzinnig
en
ik ben inderdaad erg nieuwsgierig.
Kan ik me voorstellen! Maar helaas kan ik je niets vertellen. Ik
werk slechts in opdracht en mij wordt verder niets verteld. Het
enige dat ik je kan zeggen is dat je vannacht bij mij zult logeren en
dat je morgenvroeg zult worden opgehaald voor het vervolg van je
reis. Mijn huis is dus slechts een tussenstation. Maar ik verzeker je
dat het een luxe station zal zijn! Je zult aan eten en drinken niets
tekort komen! Verder moet ik je van Chrtien zeggen dat je je
nergens zorgen over hoeft te maken. Hij is dus blijkbaar goed op de
hoogte maar laat niets los!
Nou, zei Theo, terwijl hij aan zijn wijn nipte, De wijn is goed,
de lente is begonnen en ik vind het dus allemaal uitstekend.
Chrtien weet wat hij zegt en dat is voor mij voldoende. Ik reis
morgen gewoon verder en zie wel waar ik uitkom.
Excellent! riep Pierre enthousiast.
Ik zal je nu je kamer laten zien en ik zal de mensen in de keuken
vertellen dat ze een uitstekend diner voor ons moeten samenstellen.
Wat vind je daarvan?
Ik kan me niets beters voorstellen, Pierre! Ik zou nu graag, met
jouw welnemen, een frisse douche willen nemen.
Tiens, une bonne ide - inderdaad, een goed idee! zei Pierre,
terwijl hij Theo beleefd het huis binnen loodste.
Theo lag die avond laat na het fantastische diner op zijn bed een
sigaartje te roken. Het was zon ouderwets knusse slaapkamer met
het onvermijdelijke Franse bloemetjesbehang. Twee schemerlampen naast zijn bed zorgden voor een gedempt licht.
Hij voelde zich tevreden. Hij had misschien net een ietsje teveel
wijn gedronken maar dat mocht best in de vakantie, dacht hij. Hij
vond het best een spannende reis. Een klein geheimzinnig avontuur!
92

Hij wachtte maar rustig op de dingen die zouden komen. En met dit
gelukkige gevoel viel hij in een droomloze slaap.
Hij werd gewekt door een streep zonlicht die door een kier in het
gordijn op zijn gezicht viel. Een heerlijk warm gevoel. Hij rekte
zich uit en zoog de frisse ochtendlucht diep in zijn longen. Hij
hoorde iemand de trap oplopen en er werd aan zachtjes op zijn deur
geklopt.
Monsieur, de notaris vraagt of u zo vriendelijk wilt zijn om te
komen ontbijten? klonk een meisjesstem door de deur.
Dat was Babette, n van de twee aardige meisjes die hen gisteren
aan tafel hadden bediend.
Ja, ik kom er aan! riep Theo vrolijk. Hij sprong uit zijn bed en
deed de gordijnen open. Hij zag en voelde het meteen: het zou een
mooie lentedag worden! Het was stralend weer!
Een kwartiertje later nam hij plaats aan tafel in de zonnige voorkamer waar Pierre in de ochtendkrant verdiept was. Toen hij Theo
zag, legde hij de krant opzij en zei met een brede grijns:
Bon matin, mon fils, vous avez bien dormi - goedemorgen, mijn
zoon, heb je goed geslapen?
Ook goedemorgen, Pierre! Ik heb inderdaad heerlijk geslapen.
Ze gebruikten een licht ontbijt met knapperige broodjes en een
glaasje sinaasappelsap. Terwijl ze gezellig zaten te eten en te
praten, hoorden ze een auto over het grindpad naderen. De auto
stopte en even later werd er gebeld.
Ah, le voil - daar is hij! zei Pierre.
Wij moeten helaas afscheid van elkaar nemen, mijn beste Theo.
De chauffeur, een jongeman in een grijs uniform, klopte bescheiden
op de openstaande deur.
Of monsieur van den Bosch zo vriendelijk wilde zijn de reis met
hem voort te zetten naar Chteau Les Trois Lunes in het zuiden
van het land? Daar zou hij worden verwelkomd door comtesse de la
Tour-Blanche.
Een halfuurtje later nam Theo afscheid van Pierre en bedankte
hem voor zijn gastvrijheid. Pierre wenste hem een goede reis en
hoopte dat hij in de toekomst nog eens glas wijn zou komen
93

drinken. Theo zwaaide naar hem door het achterraampje van de


donkergroene Mercedes toen ze het grindpaadje afreden. Wat een
bijzonder aardige man, dacht Theo toen hij de gestalte van Pierre
steeds kleiner zag worden.
Hij zat comfortabel op de zachte achterbank van de wagen. De
chauffeur draaide zich om en wees op het linker autoportier:
Mocht u iets willen drinken dan vindt u daar een koelkastje met
drankjes. In het andere portier vindt u iets te eten. U kunt ook de
radio of cd-speler aanzetten als u daar behoefte aan heeft. Mocht u
nog andere wensen hebben dan zal ik daar graag in voorzien! Ik
wens u een aangename reis!
Theo opende het koelkastje en zag peperdure drankjes in het zachte
licht glinsteren. In het andere portier bevond zich ook een kleine
koelkast met lekkere hapjes zoals plakjes zalm, krab en garnalen.
Hij voelde dat de wagen voorzien was van airconditioning. Wat
een luxe, dacht hij. Ik word de laatste dagen behoorlijk verwend.
Ik vraag me af waar ik dat eigenlijk aan heb verdiend. Wie zou de
comtesse eigenlijk zijn? Ik neem aan dat zij een vriendin van
Chrtien is.
De auto snorde soepel over de snelweg in de richting van ZuidFrankrijk. De chauffeur was een zwijgzaam man. Dat kwam Theo
goed uit want hij had geen behoefte aan een gesprek. Hij schonk
zich een drankje in en verzonk in gedachten. Enige tijd later viel hij
in slaap.
Hij werd wakker toen de auto een grote bocht maakte en langzaam
tot stilstand kwam. Hij keek naar buiten en zag dat het reeds begon
te schemeren. Had hij zo lang geslapen? Hij was blijkbaar nog altijd
erg vermoeid van alle gebeurtenissen waardoor hij veel slaap nodig
had.
Ze waren gestopt voor een kleurrijk verlicht hotel dat er bijzonder
sjiek uitzag. De chauffeur opende het portier en zei: we zijn nu
ongeveer op de helft van onze reis, monsieur. Volgens mijn
opdracht zullen we vannacht in dit hotel logeren. Morgen in de
namiddag zullen we dan onze eindbestemming bereiken.

94

Vous en tes daccord, monsieur - bent u het daarmee eens,


mijnheer?
Monsieur was het daar zeker mee eens en liep achter de chauffeur
aan die zijn koffers naar binnen bracht.
U wilt misschien nog iets eten, monsieur? vroeg de chauffeur
beleefd.
Ja, een paar broodjes met kaas en een kop thee! Dat lijkt me
heerlijk! zei hij hongerig. Laat maar op mijn kamer brengen en
vergeet zelf ook niet wat te eten, beste man!
Even later lag hij op zijn bed moeizaam een broodje te kauwen. Hij
sopte de broodjes eerst in de thee zodat ze zacht werden. Hij had
vanavond veel last van zijn kaak en voelde zich wat somber.
Bovendien had hij een beetje heimwee. Hij begon zich af te vragen
wat hij hier in het zuiden van Europa eigenlijk te zoeken had.
Waarom al die geheimzinnigheid? Hij speelde even met de gedachte dat hij het allemaal maar moest vergeten. Dat hij de
chauffeur morgen opdracht zou geven terug te rijden naar Pierre.
Dan zou hij daar nog even blijven en vervolgens terugreizen naar
Zuiderburg. Hij nam een boek uit een boekenkast, stak een sigaartje
op en lag nog een tijdje te lezen. Tenslotte dronk hij nog een kop
thee en deed het licht uit. Hij viel vrijwel direct in slaap.
Hij werd gewekt door de chauffeur die op zijn deur klopte.
Bon matin, monsieur. Il faut partir - goedemorgen, mijnheer, we
moeten vertrekken.
Oui, biensr, stamelde Theo slaapdronken.
We moeten inderdaad vertrekken, mompelde hij er achteraan. Hij
had echter geen zin meer om zijn reis voort te zetten. Hij had
besloten terug te keren en nog enige dagen bij Pierre een korte
vakantie te houden.
Hij waste zich en gebruikte beneden een snel ontbijt. Hij liep naar
de chauffeur die op een barkruk een kopje koffie zat te drinken en
zei:
ik zou het zeer op prijs stellen als u mij terugrijdt naar de heer
Dujardin. Ik heb helemaal geen zin meer in deze reis!
95

De chauffeur keek hem verlegen aan en zei toen:


Excusez monsieur, mijn opdracht is dat ik u aflever op het adres
dat ik heb doorgekregen. Ik heb een enveloppe van de heer
Dujardin, die ik u moet overhandigen.
Theo opende de enveloppe en las het korte briefje:
Beste Theo,
Ik kan mij voorstellen dat je een en ander nog altijd vreemd vindt
en dat je op zeker moment zelfs zou willen terugkeren. Ik zou het je
niet kwalijk nemen en je zou dan uiteraard welkom bij mij zijn om
een tijdje te logeren.
Maar ik moet je namens Chrtien dringend vragen je reis voort te
zetten. Volgens hem zal het je allemaal spoedig duidelijk gaan
worden.
Salutations cordiales,
Pierre!
Nou ja, dacht Theo, Chrtien en Pierre hebben het beste met me
voor. Dus waarom niet doorgezet?
Zijn humeur klaarde geleidelijk weer op.
Allons y - vooruit dan! riep hij naar de chauffeur.
Ik drink nog een kop thee en dan gaan we gewoon verder met de
reis!
Comme vous voulez, monsieur - zoals u wilt, mijnheer, zei de
man vrolijk. Hij liep meteen naar de balie om Theos koffers te
halen.
De reis verliep verder zonder problemen. Theo zat een beetje te
soezen op zijn luxe zitplaats. Na een tijdje schrok hij wakker en zag
dat ze een berg afreden in de richting van een havenstadje. De zee
weerkaatste het licht van de namiddagzon op de witte huisjes. De
chauffeur zette zijn auto op een parkeerplaats bij een brede boulevard met palmen. De motor sloeg af en het was stil.
Nous sommes l, monsieur - we zijn er, mijnheer! riep de
chauffeur enthousiast.
96

Theo stapte uit en nam de omgeving in zich op. Een toeristenstadje,


was zijn eerste indruk. Hij liep de boulevard op en keek uit over een
klein zandstrand. Hij ging op een houten bank zitten en keek om
zich heen. Een fraai betegelde boulevard met aan de ene kant
allerlei winkeltjes en terrasjes en aan de andere kant een rij kleine
palmbomen. Het was er niet druk. Er liepen wat toeristen rond en
de terrasjes waren matig bezet. Op het strand speelden enkele
kinderen.
Theo liet de vredige omgeving op zich inwerken.
Wilt u hier misschien zolang blijven zitten, monsieur? Dan haal ik
mijn werkgever op die graag met u wil spreken. Of drinkt u liever
iets op een terras? vroeg de chauffeur.
Nee, ik wacht hier wel, antwoordde Theo. Bon, dan zie ik u over
een halfuurtje weer. De chauffeur liep snel naar de auto.
Theo vermaakte zich uitstekend. Hij wandelde over de boulevard en
snuffelde rond in allerlei souvenirwinkeltjes. Uiteindelijk ging hij
weer op zijn oude plekje op de kade zitten.
Bonjour monsieur, comment allez vous? Je suis Grard de Chozt,
le secretaire de la comtesse de la Tour-Blanche - dag mijnheer, hoe
is het met u? Ik ben Grard de Chozt, de secretaris van gravin de
la Tour-Blanche!
Theo schrok op van de heldere stem achter zich. Hij draaide zich
om en stak automatisch zijn hand uit, waarin hij een sterke
handdruk voelde. Hij stond op en keek in het gebruinde gezicht van
een man van middelbare leeftijd. Eerlijke donkere ogen keken hem
aan. De man was gekleed in een vlot wit pak. Op zijn hoofd een
oude zeemanspet.
Aangenaam kennis met u te maken! Mijn naam is Theo van den
Bosch.
Bon, zei de man kort. Ik hoop dat u een aangename reis heeft
gehad? En voordat Theo kon antwoorden vervolgde hij:
Het jacht van de comtesse ligt in de haven op ons te wachten. Mag
ik u uitnodigen met ons aan boord te gaan? U kunt u dan meteen
97

verfrissen van de reis die u achter de rug heeft. De comtesse laat


weten dat zij u hierbij van harte uitnodigt om enige gezellige dagen
in haar villa door te brengen. Zij wil u belangrijke mededelingen
doen.
Een man die gewend is aan snelle beslissingen, dacht Theo.
Daccord, mijnheer de Chozt. Ik wil graag op haar uitnodiging
ingaan.
O, noemt u mij gerust Grard!
Ze liepen gezellig keuvelend naar het einde van de boulevard.
Grard had inmiddels een pijp tabak opgestoken en zijn gezicht
verdween regelmatig achter enorme rookwolken.
Ik heb met Pierre gesproken die mij vertelde dat u het bij hem
reuze naar uw zin heeft gehad.
En effet - inderdaad! Hij heeft het daar goed voor elkaar. Prima
huis en een zeer aangename tuin.
Cest vrai - dat is waar, Pierre is een enorme tuinliefhebber.
Ze liepen de kade van een kleine haven op. Er lagen wat
vissersbootjes en jachten voor anker en een paar jongens zeilden
wat in het haventje rond. Theo snoof met genoegen de zilte zeelucht
op. Ze liepen in de richting van een opvallend jacht aan het einde
van de kade. Het was een indrukwekkende witte boot met twee
blauwe strepen langs de zijkanten. Aan de voorkant was een zilveren halve maan geschilderd met daarnaast in sierletters de naam
Madelon.
Puis-je vous inviter - mag ik u uitnodigen? vroeg Grard
vriendelijk, terwijl hij naar de schuin oplopende loopplank wees.
Eerst nam Theo afscheid van de chauffeur en bedankte hem voor de
aangename reis. Vervolgens liep hij de brede loopplank op aan het
eind waarvan een stewardess op hem wachtte.
Een klein blond meisje in een blauw uniform met gouden knopen,
dat zich met een stralende glimlach aan hem voorstelde als Brigitte.
Haar opdracht was om goed voor hem te zorgen gedurende de
komende zeereis, wist Grard te vertellen.
Hij werd ook aan het andere personeel voorgesteld. De kapitein, de
stuurman, de kok, de machinist en twee matrozen.
98

Grard gaf hem een korte rondleiding door de boot. Alles was
gloednieuw en hypermodern hetgeen bleek uit de vele computers
die aan boord waren. Men had het interieur gezellig ingericht met
zachte vloerbedekking, smaakvolle meubelen en fraaie planten.
Hij had een luxe kamer tot zijn beschikking gekregen, met een
heerlijk bed, een tv en badkamer. Hij voelde zich direct op zijn
gemak aan boord van dit schip. Hij besloot eerst een douche te
nemen en dan een praatje te gaan maken in de salon.
De gezellig ingerichte salon kwam uit op het voordek waar
gemakkelijke ligstoelen rondom een laag tafeltje stonden opgesteld.
In de salon bevond zich een kleine bar, waarachter Grard druk
doende was met het schoonmaken van glazen. Het was inmiddels
avond geworden en gouden zonnestralen weerkaatsten in de bewegende glazen.
Ah, bonsoir mon ami - goedenavond, mijn vriend! riep Grard
enthousiast.
En wat vind je van het scheepje van de comtesse?
Wat je een scheepje noemt, Grard. Het is een machtige boot!
Oui, tu as raison Theo - ja, je hebt gelijk Theo. Het is een uiterst
modern en snel jacht. De gravin heeft zich persoonlijk met de
inrichting beziggehouden.
Nou, mijn complimenten! zei Theo.
Het zal de gravin goed doen dat te horen, glimlachte Grard die
een glas in de bar terugzette.
Zin in iets te eten met een glas wijn erbij? vroeg hij.
Theo die nogal hongerig was geworden van de reis, knikte
bevestigend.
Bon, dan eten we een hapje! Ik geef de kapitein meteen opdracht
het anker te lichten. We gaan op weg naar een eilandje in de
Middellandse zee, waar de gravin op je bezoek zit te wachten.
Daccord?
Theo was het daar zeer mee eens.
Na ongeveer tien minuten klonk het scherpe geratel van de ankerketting. Kort daarna werd een zware dieselmotor opgestart. Even
ging een lichte trilling door het schip en was het zware gebrom van
99

de motor te horen. Het gebrom ging over in een licht gezoem en


daarna kon men nauwelijks meer iets uit de machine-kamer
vernemen.
Theo voelde beweging in de boot komen. Hij liep naar de voorplecht en zag dat het schip loskwam van de kade. Hij keek naar de
stuurmanshut hoog boven hem en zag dat de kapitein vriendelijk
naar hem zwaaide. Hij zwaaide terug. De zeereis was begonnen!
Ze voeren langzaam de haven uit. Eenmaal in volle zee voelde
Theo de motor krachtig aantrekken. Het schip maakte nu flinke
snelheid. Hij liep naar het achterdek waar hij de haven snel kleiner
zag worden.
Waar zouden ze heengaan? Waar bevond zich het eiland van de
gravin? Wat zou hij allemaal te horen krijgen?
Hij hoorde zachte voetstappen achter zich. Of mijnheer plaats zou
willen nemen aan de tafel in de salon? Het diner was geserveerd.
Deze prettige boodschap werd gebracht door Brigitte, zijn persoonlijke stewardess.
Samen liepen ze naar de salon van waaruit heerlijke geuren hen
tegemoet kwamen. Theo had er veel zin in. Hij zag de toekomst
helemaal zitten!

100

Hoofdstuk 11 Chteau Les Trois Lunes


Het was een lui leventje van eten en drinken aan boord van het
schip. Jammer dat Theo last van zijn kaak bleef houden. Eten en
spreken begonnen weer pijnlijk te worden.
Hij zat in zijn zwembroek op het voordek in een ligstoel en genoot
in de ochtendzon van een kop koffie. Hij had die nacht prima
geslapen.
Grard keek vanuit de stuurhut bezorgd naar Theo. Hij had gemerkt
dat Theo last had van zijn kaak en dat er vermoedelijk sprake was
van een beginnende ontsteking. Maar ze zouden nu gelukkig
spoedig op hun bestemming aankomen!
Theo dacht aan het prachtige land van Trudie en Max. Hoe zou het
met hen zijn? En met Ben en oma? Hij probeerde deze gedachten uit
zijn hoofd te zetten, want had hij immers alles niet gedroomd? Maar
iets in hem hield hardnekkig vol dat het geen droom was geweest,
maar zuivere werkelijkheid.
Hij was destijds terechtgekomen in die prachtige wereld. Hij had
kennisgemaakt met de vrolijke Max, de goedige Ben en de lieve
kleine Trudie. Hij stond toen juist op het punt om met oma
Willemijn te gaan praten. Zij wilde hem vertellen over hun
wonderlijke en mooie wereld. Hij was echter in de tuin in slaap
gevallen en wakker geworden in Grauw, zijn eigen grijze en
harde wereld. Die hardheid had hij ondervonden in de vorm van
kwaadaardige beschuldigingen door corrupte en jaloerse figuren.
Hij had aan diverse mishandelingen een scheve pijnlijke kaak
overgehouden.
Toch was alles nog goed gekomen, vooral dankzij het optreden van
de slimme Chrtien. Maar ook de trouw van zijn vrienden en
vriendinnen waren onmisbaar voor hem geweest. De sympathieke
Tonio, de Italiaanse zakenjongen met het gouden hart. En Mieke
met haar dochtertje Tina. Hoe zou het met haar zijn? Het meisje
was erg ziekelijk en hij moest er niet aan denken dat haar iets zou
overkomen. En Dorette, de knappe juriste die een grote steun voor
101

hem was geweest toen hij in de gevangenis zat. En niet te vergeten


Pieter, de kunstschilder, die het tegen alle kwaad opnam!
Hoe zou het met zijn leerlingen gaan? Het deed hem pijn dat hij
geen contact met hen had. Hij pakte de telefoon maar kon geen
verbinding met Zuiderburg krijgen. Later nog maar eens proberen!
Zijn leven had een vreemde wending gekregen sinds hij was vrijgesproken. Hij was ingegaan op de uitnodiging van notaris van der
Weyden om deze reis te gaan maken. Een reis naar de onbekende
gravin de La Tour-Blanche die belangrijke mededelingen voor hem
zou hebben. Zeer vreemd allemaal!
Het was laat in de ochtend toen ze de haven van Bastia op Corsica
aandeden. De voorraden moesten worden aangevuld. Dat ging snel
zodat het jacht in de vroege middag weer op volle zee was. Grard
vertelde dat ze op weg waren naar een eilandje ten zuiden van
Corsica. Dat was hun eindbestemming!
De zee was zo glad als een spiegel. Er was geen zuchtje wind te
bespeuren en de zon kaatste gouden glinsteringen over de helderblauwe waterspiegel. Alhoewel het snel warmer werd, bleef de
temperatuur aangenaam.
Die avond ging het schip vroeg voor anker en ze brachten de avond
gezellig pratend op het dek door.
Toen ze de volgende dag tussen de vele rotsachtige eilandjes voeren
bleek hoe sprookjesachtig mooi de Middellandse Zee was. De kleur
van de zee wisselde voortdurend. Het ene moment glashelder tot
aan de bodem, het andere moment bodemloos lichtgroen en dan
weer diepblauw. De zon speelde dit spel mee met voortdurend
veranderende gouden schitteringen over de kabbelende golfjes.
Eh bien, Theo, over een paar uurtjes lopen we het haventje binnen
van het eiland van de comtesse. Dan is je reis ten einde en kan je
vakantie beginnen.
Theo draaide zich om en keek in het glimlachende gezicht van
Grard.
102

Nou, Grard, de vakantie was wat mij betreft al eerder begonnen.


Ik ben nog nooit zo verwend als hier op dit prachtige jacht. Ik heb
het reuze naar mijn zin!
Dat hoort erbij, mon ami. We vinden je ook een gezellige gast. En
daar doen we ons best voor. Je hebt het verdiend. Maar even terzake. We eten straks nog een hapje en de bedoeling is dat we in de
namiddag bij de gravin arriveren.
Theo wilde graag met de gravin kennismaken en was nieuwsgierig
te horen waarom ze hem had uitgenodigd.
De middagzon wierp haar heldere licht op een wit zandstrandje van
een klein eiland. Het jacht voer met een flinke bocht om het strand
heen om vervolgens in de richting van een inham te varen. Die
werd aan twee kanten omgeven door hoge rotsen en vormde zo een
natuurlijk haventje. De kapitein loodste het jacht gemakkelijk naar
binnen en nam gas terug van de motor. Een lichte schok toen ze
tegen een houten kade aanstootten. De matrozen sprongen van
boord en legden de boot vast.
De dieselmotor werd afgezet en er viel een diepe stilte. Ze waren op
het eiland van de gravin aangekomen. Het leek een plechtig
moment te zijn want iedereen zweeg. Alleen het ruisen van de zee
en het verre gekrijs van de meeuwen waren hoorbaar.
Grard verbrak de stilte.
Theo, we gaan nu naar boven. Je bagage volgt straks. Daar hoef je
je geen zorgen over te maken.
Goed, zei Theo, Maar eerst neem ik afscheid van je personeel.
Hij bedankte de mensen voor hun goede zorg en gaf hen een flinke
fooi. Toen ze het geld ontvingen keken ze verbaasd naar Grard die
zei dat ze het konden houden.
Weet je, zei hij vriendelijk tegen Theo, terwijl ze een in de rotsen
uitgehouwen trap opliepen. Ze zijn geen fooien gewend. De
comtesse wil het niet hebben. Maar we wilden je niet beledigen
door te weigeren. Het was immers je goede hart dat je dat ingaf.
Toen ze boven waren aangekomen ging Theo even op een rots
zitten. Hij voelde zich doodmoe. Vr hem strekte zich een enorme
103

tuin uit met kort gras dat werd onderbroken door palmbomen,
struikjes en veelkleurige bloemenveldjes. Toen hij was uitgerust
liepen ze een smal tuinpad op. Aan het einde van het pad zag hij
een witte villa met de bekende Zuid-Europese oranje dakpannen.
Opvallend waren drie smalle torentjes met op ieder torentje een
blauwe halve maan. Zij gaven de villa het aanzien van een klein
paleis. De villa bestond uit twee verdiepingen waarvan de onderste
verdieping werd omlijst door een overdekte veranda.
Et voil! riep Grard enthousiast. Hij liep met grote passen naar
de voordeur en belde aan.
De deur werd even later geopend door een jonge vrouw die een
dunne gebloemde zomerjurk droeg. Ze had een vriendelijke uitdrukking in haar donkerbruine ogen. Halflang zwart haar, dat in een
eenvoudige paardenstaart was bevestigd, gaf haar gebruinde
gezicht een extra vriendelijk accent. Ze keek Theo belangstellend
aan. Hij gaf haar een hand en stelde zich voor.
Soyez bienvenu, cher Theo - Welkom beste Theo! sprak ze met
een warme sympathieke stem.
Mijn excuses voor het feit dat je zon lange reis met onbekende
bestemming moest maken, vervolgde ze. Maar ik ben blij dat je
mijn uitnodiging hebt aangenomen. Je zult er geen spijt van hebben.
Ik ben gravin Madelon de la Tour-Blanche. Welkom in ons chteau
Les Trois Lunes. Ons eilandje staat bekend onder de naam
Lunes sur mer.
Ze begroette ook Grard die liet weten dat hij terug naar de boot
moest. Theo kreeg een korte rondleiding door het fraai ingerichte
huis, waarbij hem vooral de ronde salon opviel. Deze ruimte was
zeer smaakvol ingericht. Veel gemakkelijke stoelen en aan n kant
een klein podium. De salon werd blijkbaar ook als danszaal
gebruikt, want aan het plafond boven het podium hing een soort
ballroom-lamp. De gravin hield blijkbaar veel van kunst want de
villa was rijkelijk voorzien van beeldhouwwerken en schilderijen.
Door de openstaande salondeuren kwamen ze uit op een zonovergoten terras, waar een gezellig zitje onder een parasol was
ingericht. Even verderop bevond zich een zwembad, waar twee
104

honden lui in de schaduw van een boom lagen. De tuin was


bijzonder sfeervol aangelegd. Het gras werd afgewisseld door ronde
bloem- en struikperkjes in velerlei kleuren, waar vlinders en bijen
druk doende waren. Op het terras liepen enkele duiven rond te
scharrelen.
Verderop strekte zich een palmentuin uit. Je kon de zee zacht horen
ruisen.
Julien et Paul! riep de gravin naar de honden. Ze stoven omhoog
en renden naar de gravin en Theo. En roetzwarte kortharige
Labrador was er het eerst en sprong enthousiast tegen de gravin
omhoog.
Ah, Julien, rakker die je bent! Maak even kennis met Theo, wil
je?
De hond liep op zijn gemak naar hem toe, snuffelde even en blafte
vrolijk toen Theo hem aaide. De andere hond was een stuk kleiner
en was afwisselend wit-zwart en iets minder kortharig.
Cest mon petit Paul, zei de gravin vriendelijk, terwijl het beestje
zich door Theo liet aaien.
Paultje is de vriendelijke, de zachtaardige, vervolgde de gravin
vertederd, terwijl Julien de ruwe, maar niet minder vriendelijke
is.
Beide honden waren nog jong en keken schrander uit hun donkere
ogen.
Ik heb ook eens een leuke en slimme hond gekend, zei Theo.
Was dat je eigen hond? vroeg de gravin belangstellend.
Nee, Max was de hond van een goede vriendin, antwoordde hij
terwijl hij aan Max en Trudie dacht.
Toen hij de naam Max uitsprak, draaiden beide honden hun kop
naar hem toe en spitsten hun oren. De gravin zweeg en keek hem
even indringend aan. Hij vond dit een opvallende reactie.
Kennen jullie Max? liet hij zich ontvallen. Hij wist dat het een
vreemde vraag was. Hoe konden ze Max immers kennen?
Weer stilte. De beide honden kwamen nu kwispelstaartend op hem
af. Julien sprong tegen hem op en het leek alsof hij Theo
glimlachend aankeek.
105

Theo zag uit zijn ooghoeken dat de gravin hem peinzend opnam.
Het leek alsof ze hem iets wilde zeggen. Op dat moment kwam een
bediende met de mededeling dat de kamer van mijnheer gereed
was. Of mijnheer een verfrissing wenste voordat straks het diner
werd opgediend?
Theo, kan ik je straks na het diner in mijn werkkamer spreken?
vroeg de gravin.
Zeker, antwoordde hij.
Ik zou graag het eiland verkennen, als je geen bezwaar hebt.
Natuurlijk, zal ik Grard vragen met je mee te lopen?
Niet nodig, hoor! Ik zal niet verdwalen, denk ik.
Natuurlijk niet, lachte de gravin. Ik houd mij intussen met het
diner bezig. Tot zo!
Gevolgd door de honden liep ze snel naar het huis. Het zonlicht
schitterde op de sierlijke torentjes waarop de lichtblauw-metalen
halve manen waren bevestigd. Les Trois Lunes!
Zeer origineel bedacht, vond Theo.
Hij draaide zich om en liep langs het zwembad naar de palmentuin.
Een koele zeebries kwam hem tegemoet toen hij aan het einde van
de tuin op een breed zandstrand uitkwam. Speelse golfjes kabbelden voorzichtig op het strand. De wind ruiste zacht door de palmen,
waaronder hij nu was gaan zitten. Hij genoot volop van het moment
en doezelde weg.
Na enige tijd schrok hij op en zag dat de zon reeds daalde. Hij liep
op zijn gemak terug naar de villa waar hij met Grard en de gravin
dineerde. Ze dronken daarna nog een glas wijn en praatten over
diverse interessante zaken. Theo zei na enige tijd niet veel meer
omdat hij pijn aan zijn kaak had gekregen.
De gravin nodigde hem uit voor een gesprek in haar werkkamer.
Grard ging in de tuin met de honden wandelen.
Toen ze plaats hadden genomen in gemakkelijke stoelen begon de
gravin het gesprek.
Theo, ik ben erg bezorgd over je kaak. Ik weet wat er allemaal is
gebeurd en je zou snel een operatie moeten ondergaan.
106

Ja, dat klopt, Madelon. Ik neem echter aan dat je hier op je mooie
eiland niet direct een losse chirurg hebt rondlopen.
De gravin lachte even en hij bewonderde haar witte tanden.
Nee, daar heb je natuurlijk gelijk in. Maar er zijn misschien andere
mogelijkheden dan een operatie.
Wat bedoel je, Madelon? Volgens mij kan dat niet op een andere
manier.
Madelon keek hem lang en nadenkend aan. Nou, er is wel een
andere manier maar....
Ze pauzeerde even. Je moet wel willen meewerken, anders lukt het
niet.
Het klonk hem nogal vreemd in de oren.
Kun je misschien wat duidelijker zijn? vroeg hij.
Kijk, de wetenschap zou het natuurgeneeskunde noemen. Het is
een totaal andere manier van genezen. Maar nogmaals, voorwaarde
is wel dat je meewerkt en vooral dat je je positief opstelt. Dat
betekent dat je me volledig moet vertrouwen.
Hij vond het steeds geheimzinniger worden en vroeg: Kun je me
meer vertellen? Ik kan je alleen vertrouwen als je eerlijk bent. We
kennen elkaar immers nog maar kort.
Tu as raison, cher Theo - je hebt gelijk, beste Theo. Je hebt daar
recht op. Ik zal je alles uitleggen. Maar wellicht kennen we elkaar
beter dan je denkt. Ik zal bij het begin beginnen.
Ze legde haar ene been over het andere en ging gemakkelijk zitten.
Hij bewonderde haar stevige blote benen en haar slanke figuur.
Je weet dat ik een goede vriendin van Chrtien ben, nietwaar?
Hij knikte bevestigend.
Chrtien heeft mij verteld over wat ze je in Zuiderburg hebben
aangedaan. Gelukkig is dat allemaal goed afgelopen, maar je hebt
wel die zware kaakverwonding opgelopen. Je kaak zit helemaal
verkeerd en is ontstoken.
Ze stopte even en dacht na.
Je zult je hebben afgevraagd wie Chrtien is en waarom hij jou
heeft geholpen. En waarom je nu hier bent.
Zo is het, antwoordde hij droogjes.
107

De gravin stond op en liep naar haar antieke bureau. Ze haalde een


enveloppe uit een la en gaf deze aan hem.
Zou je deze bief even willen lezen? vroeg ze zacht.
Hij nam de enveloppe, die aan de gravin was geadresseerd en
haalde er een brief uit, waarop kleurige bloemetjes waren geschilderd.
De gravin was weer gaan zitten en keek hem gespannen aan.
Lieve Madelon,
Onze goede vriend Theo van den Bosch is in grote moeilijkheden
geraakt. Vanwege zijn grote geloof en vertrouwen in onze Koning
hebben wij onlangs bijzondere toestemming gekregen hem uit te
nodigen in ons dorp. Zoals je weet is dit een grote uitzondering.
Helaas hebben de tegenkrachten van de zwaarte ervoor gezorgd dat
hij maar korte tijd bij ons was en dat hij in de wereld onder grote
druk is komen te staan.
Onze prinses Sandrine heeft toen direct Chrtien gevraagd hem te
helpen. Dat heeft hij gedaan!
Wat moeten de prinses en Chrtien een grote vriendschap voor
Theo voelen om zich zo voor hem in te zetten. Ik denk dat Trudie
daar ook veel aan heeft bijgedragen. Sinds Theo bij ons weg ging
heeft ze het niet naar haar zin gehad. Ook Ben en Max waren niet
echt vrolijk. Iets dat tegen de Natuurlijke Orde is, want somberheid
is iets dat we onze wereld niet kennen.
De tegenkrachten zullen zich tegen Theo blijven keren. Ik zou je
willen verzoeken hem bij je uit te nodigen zodat hij weer tot rust
kan komen. Je zult vernemen hoe het dan verder zal gaan.
Vanwege de inachtneming van de Grote Wetten van onze Koning
verzoek ik je hem nog niet van ons contact op de hoogte te stellen.
Veel liefs,
Oma Willemijn

108

Het was een tijdje stil. Hij keek stomverbaasd naar Madelon die
zenuwachtig aan een gouden kettinkje frommelde dat om haar nek
hing.
Theo stamelde: Weet je wel wat dit betekent, Madelon? Ik geloof
van wel, antwoordde ze zachtjes.
Hij stond met een ruk op uit zijn stoel en pakte haar handen vast. Dit
is niet te geloven! riep hij.
Het is dus geen droom geweest! Trudie en oma bestaan cht, cht!
Ze bestaan net zoals jij en ik!
Hij omarmde Madelon en huilde van vreugde. Madelon hield hem
stevig vast en huilde eveneens. Het duurde een tijdje voordat hij
haar losliet en zich in zijn stoel liet terugvallen.
Ik heb de Grote Wet overtreden door jou deze brief te laten lezen,
zei Madelon zachtjes. Ik neem daarvan de gevolgen geheel voor
mijn rekening. Ik heb dat immers gedaan om jou te helpen. Dat was
mijn enige doel.
Je bent fantastisch! riep hij enthousiast, terwijl hij naar zijn
pijnlijke kaak greep. Hij kon nog niet hard roepen.
Maar dat betekent dat jij contact hebt met mijn vrienden in de
wereld ginds.
Ja, dat klopt, antwoordde ze.
Ik heb al heel lang contact met hen. Ik heb jammer genoeg nooit het
voorrecht gehad hen te ontmoeten. Ik heb contact via de geest en,
merkwaardig genoeg, ook gewoon via de posterijen.
Waar worden die brieven gepost?
Oh, ik heb dat natuurlijk laten natrekken maar het spoor loopt
dood in Parijs. De Posterij weet het verder ook niet.
Weet je dat die bloemetjes op het briefje zijn getekend door
Trudie, zei hij ontroerd. Ik weet dat gewoon. Is dat niet heerlijk?
Madelon legde haar hand op zijn schouder en keek hem diep in zijn
ogen.

109

Je bent een zeer bevoorrecht mens, Theo. Je mag immers als


gewoon sterfelijk mens in hun fantastische wereld komen. Ik denk
dat geen enkel mens dat mag meemaken. Wat is je geheim?
Theo dacht even na.
Ik voelde van jongs af aan dat de Koning bestond, de Schepper
van
wereld. Ik heb verlangde er altijd naar in Zijn nabijheid te zijn.
Ze zoende hem voorzichtig op zijn zere wang.
Theo, je gelooft in de Koning en zijn prachtige schepping. Dat
geloof is zo sterk dat het zekerheid is geworden. Daarom hebben
heeft de Koning je uitgenodigd om nader kennis te maken.2)
Hij knikte nadenkend en vroeg: Hoe heb jij oma Willemijn leren
kennen, Madelon?
Terwijl ze gemakkelijk in haar stoel ging zitten zei ze:
Mijn moeder bezat een schilderij van een prachtig landschap. Een
soort parklandschap. Als klein meisje werd ik erg door dat
schilderij aangetrokken. Ik kon er uren naar zitten kijken en
wegdromen. Ik herinner me dat mijn vader zich daar altijd vreselijk
aan ergerde. Hij vond die dromerijen maar niets. Op een gegeven
moment begon het schilderij als het ware tot leven te komen. Ik
bedoel daarmee dat ik er zo in opging dat ik steeds meer het gevoel

-------------------------------------------------------------------------------------------------------2)
Hebreeen 11
11:1 Het geloof nu is een vaste grond van de dingen die men hoopt, en een
bewijs van de zaken die
men niet ziet.
11:3 Door het geloof zien wij in dat de wereld tot stand gebracht is door het
Woord van God, en wel
dat de dingen die men ziet, niet ontstaan zijn uit
wat zichtbaar is.
11:6 Zonder geloof is het echter onmogelijk God te behagen. Want wie tot God
komt, moet geloven
dat Hij is, en dat Hij beloont wie Hem zoeken.

110

kreeg dat ik mij in dat landschap bevond. Het schilderij begon op


mij in te werken. Ik was nogal ontvankelijk voor die dingen, zie je.
Het ging steeds verder. Ik kreeg ook het gevoel dat ik via
dit landschap contact kreeg met mensen die daar woonden. Op zeker
moment, toen ik in mijn stilteruimte was, hoorde ik een stem. Ik
schrok hevig maar de stem was bijzonder vriendelijk en kalm. Het
was de stem van een vrouw die zich voorstelde als Willemijn. Oma
Willemijn werd ze door ieder genoemd. Ze vertelde dat het schilderij
een getrouwe weergave was van het land waarin zij woonde.
Sindsdien spreek ik regelmatig met haar en ze geeft me ook adviezen
over hoe ik moet leven volgens de Grote Wetten van de Koning,
zoals ze dat noemt. De Grote Wetten zijn er om de mensen geluk en
vreugde te brengen want dat is volgens haar het grote levensdoel.3)
Mensen noemen mij paranormaal begaafd maar ik beschouw het als
iets gewoons. Jij zult dat zeker begrijpen! Ik volg zoveel mogelijk
de Wetten op en ik houd mij bezig met het genezen van mensen en
dieren. Ik heb geneeskunde gestudeerd en ik maak hoofdzakelijk
gebruik van de natuurgeneeskunde. Kortgeleden vertelde oma over
jou. Ze hadden het voorrecht gehad om je uit te nodigen en ze
leefden helemaal naar het moment toe om je te ontvangen.
Vervolgens hoorde ik een tijdje niets meer, totdat ik haar brief over
jou ontving. Het moet allemaal grote indruk op hen hebben
gemaakt, dat is duidelijk.
Theo had met grote aandacht op het puntje van zijn stoel zitten
luisteren en vroeg gespannen:
Heb je dat schilderij van je moeder nog?
Jazeker, ik heb het opgehangen in mijn stiltezaaltje. Zullen we gaan
kijken?
------------------------------------------------------------------------------------------------------------3)
Mattheus 22
22:35 En een van hen, een wetgeleerde, vroeg om Hem te verzoeken:
22:36 Meester, wat is het grote gebod in de wet?
22:37 Jezus zei tegen hem: U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart
met heel uw ziel en
met heel uw verstand.
22:38 Dit is het eerste en het grote gebod.
22:39 En het tweede, hieraan gelijk, is: U zult uw naaste liefhebben als uzelf.
22:40 Aan deze twee geboden hangt heel de Wet, en de Profeten.

111

112

Hoofdstuk 12 Madelon
Ze liepen vanuit de werkkamer van Madelon door een lange gang
naar de achterkant van het huis. Ze opende een deur en kwamen in
een cirkelvormige ruimte. De zon scheen ruim naar binnen door
grote ramen die uitzicht gaven op de palmentuin.
Het was een vrolijk stemmende ruimte die in zachte witte en gele
kleuren was geschilderd. In het midden van de kamer stonden twee
gemakkelijke stoelen tegenover elkaar op een gele cirkel. Op het
plafond was eveneens een gele cirkel aangebracht. Alles precies in
het midden van de ruimte. Het deed allemaal vlot en modern aan!
Rondom de gele cirkels in de vloer en op het plafond waren kleine
lampen ingebouwd.
Aan de muur hing een schilderij aan twee dunne zilveren kettingen.
Het schilderij gaf een prachtig landschap weer.
Theo herkende het direct! Hij was daar immers geweest! Hij had
hetzelfde uitzicht gehad toen hij op de stoel bij de muur zat. Het
weggetje, de bomen, de madeliefjes, het meertje waarin het zonlicht
werd weerkaatst.
Hij liep er met ingehouden adem naartoe. Ja, het was duidelijk!
Precies de plek waar hij op de stoel had gezeten bij zijn eerste
kennismaking. De schilder had het landschap vanaf die plaats
geschilderd. Het was niet te geloven! Hij kon van verbazing geen
woord uitbrengen en liet zich vermoeid in een van de stoelen
vallen.Madelon liep snel naar hem toe en ging in de stoel tegenover
hem zitten. Ze pakte zijn handen en voelde dat ze warm en
zweterig waren.
Alles in orde Theo? Wat is er met je?
Hij kon niets meer zeggen. Het draaide voor zijn ogen en hij voelde
felle steken in zijn kaak. Het werd hem teveel. Ineens sloeg de
twijfel toe. Wat gebeurt er toch allemaal, dacht hij. Dit is niet
normaal meer! Ik ben vast op weg om krankzinnig te worden! Hij
voelde de grond onder zijn voeten wegzakken en alles werd zwart
113

voor zijn ogen. Hij voelde nog dat Madelon hem vastpakte maar ze
kon niet verhinderen dat hij onderuit zakte.
Hij kwam langzaam bij bewustzijn en voelde een ontspannend
warm licht. Hij opende zijn ogen en keek in het bezorgde gezicht
van Madelon.
Hoi, Theo, ben je weer bij me terug?
Hij wilde iets zeggen maar zijn pijnlijke kaak weigerde dienst.
Theo, ik wil niet dat je spreekt maar dat je goed naar me luistert,
zei Madelon.
Je hebt de laatste tijd onder veel spanningen gestaan. Daardoor
ben je uit evenwicht geraakt. Bovendien heb je veel last van je
verwondingen. Je bent daardoor nog verder verzwakt. Ik wil
daarom nu graag met de genezing van je kaak beginnen. Ben je het
daarmee eens? Hij knikte bevestigend.
Ze legde haar hand op zijn hand en vroeg hem: Denk je dat je me
zult kunnen vertrouwen?
Weer knikte hij van ja.
Fijn, blijf even rustig zitten. Ik neem plaats in de stoel vlak
tegenover je en ik vraag je alles zo ontspannen mogelijk te
ondergaan. Het is niet eng of pijnlijk!
Ze ging in de stoel tegenover hem zitten met een soort schakelkastje op haar schoot.
Ze drukte op een knop en op dat moment schoven er lamellen voor
de ramen die de kamer verduisterden. Ze drukte op een andere knop
waardoor de cirkel witte lampen in het plafond en in de vloer
oplichtten. Hij hoorde een zwak gezoem en zag dat de cirkels op de
vloer en in het plafond een geelachtig licht verspreidden. Het witte
en het gele licht vormden sterke bundels die in het midden van de
kamer bij elkaar kwamen. Boven zijn hoofd vormde zich een
geelwitte lichtbol met een sterke uitstraling. Hij begon pijn aan zijn
ogen te krijgen en toen hoorde hij Madelon zeggen: Je moet maar
niet naar die bol kijken, Theo. Dat licht is erg scherp!
114

Voordat hij zijn hoofd draaide zag hij echter dat de bol uiteenspatte. De gehele ruimte werd nu gevuld met een vredig licht. Hij
begon zich langzaam te ontspannen. Hij voelde dat het aangename
licht hem koesterde en geheel omvatte.
Hij hoorde de zachte stem van Madelon: Ik wil het licht nu graag
naar de plek leiden waar jouw verwonding zit.
Ze strekte haar handen uit tot het punt waar ze zich precies naast
zijn kaak bevonden. Ze raakte zijn gezicht niet aan. Hij zag dat het
licht zich verdichtte rondom haar handen en zich begon te
verbinden met zijn gezicht.
Doe nu rustig je ogen dicht, Theo. Laat het maar gewoon
gebeuren, fluisterde ze in zijn oor. Hij voelde haar aanwezigheid
heel dichtbij en dat deed hem goed.
Enkele minuten gingen voorbij en in die tijd voelde hij warmte in
zijn hoofd. Het was een aangename warmte, zoals die van de
lentezon. Even later voelde hij dat de druk en de pijn in zijn kaak
minder werd.
Hij hoorde weer de fluisterstem van Madelon in zijn oor: Ik voel
dat de wond geneest. Maar we moeten nog even doorgaan. Ik denk
dat er meer kan gebeuren.
Ze was nog niet uitgesproken of er kwam beweging in zijn kaak.
Alsof onzichtbare handen eraan trokken. Dan werd er weer even
losgelaten om er vervolgens weer druk op uit te oefenen. Het was
niet pijnlijk maar de druk liep steeds verder op! Hij zette zich
schrap in zijn stoel. Dan plotseling een krakend geluid, een korte
pijnscheut ....en toen hield alles op. Hij was er zeker van dat hij
zijn kaak had gebroken!
Het licht verzwakte en hij voelde hoe de handen van Madelon zijn
gezicht voorzichtig onderzochten.
Toen keek ze hem met glanzende ogen aan.
Het is gelukt Theo! Je bent helemaal genezen! Voel zelf maar.
Hij voelde voorzichtig aan de pijnlijke plek. De zwelling was
verdwenen en hij voelde dat zijn kaak niet meer scheef zat! Alles
115

zat weer gewoon zoals het behoorde te zitten! Het wonder had zich
voltrokken!
Hij pakte haar handen vast en zoende haar teder op haar wangen en
haar mond. Hij schrok van zichzelf en wist zich even geen raad.
Pardon, Madelon, neem me niet kwalijk. Het was niet mijn
bedoeling om....
Stil maar, het is al goed, zei ze, terwijl ze hem liefkozend over
zijn haar streek.
Ik had gedacht dat de ontsteking zou genezen maar er is meer
gebeurd, zei ze enthousiast.
Je kaak is opnieuw gebroken en rechtgezet. En dat razendsnel,
zonder enige pijn of ook maar de geringste nawerking! Is het niet
fantastisch? Je praat weer gewoon zonder enige moeite en ... je kon
me zelfs kussen! zei ze blozend.
Alleen dat laatste was al de moeite waard! lachte hij. Ze bloosde
nog meer en vroeg verlegen:
Zin in een kopje thee op het terras, om bij te komen?
Ze drukte op een knop van de schakelaar en de lamellen schoven
weg waardoor het zonlicht weer naar binnen kon.
Ja, goed idee! Je moet me straks meer vertellen over het schilderij
en deze wonderlijke ruimte.
Afgesproken!
Ze stonden op en liepen door de lange gang naar de tuin. Hij voelde
zich nog wat licht in de benen, maar het ging verder prima.
Ondertussen betastte hij voorzichtig zijn kaak. Hij was ontzettend
blij dat hij van die druk en pijn verlost was. Verder deed het hem
goed zijn oog te laten rusten op het slanke figuurtje van Madelon
die voor hem liep. Hij had in korte tijd een speciale band met deze
jonge gravin gekregen. Hij nam zich voor meer over haar te weten
te komen.
Een lome zeewind ruiste door de palmen. Ze zaten op het zonnige
terras en genoten van het moment. De honden lagen languit naast
de stoel van Madelon te slapen.
Ik heb Grard niet meer gezien, merkte Theo op.
116

Madelon nam een slokje citroenthee, keek hem aan en antwoordde:


Dat had ik je nog niet verteld. Zoals je misschien in de krant
hebt gelezen zijn er de laatste tijd grote problemen in het gebied
van de Middellandse Zee. De steden en fabrieken lozen onbeperkt
chemisch afval en vuilnis in zee. Door kortzichtigheid en hebzucht
is ons mooie gebied de vuilnisbelt van Europa en Noord-Afrika
geworden. Er zijn al veel conferenties gehouden, maar die zijn
uitgelopen op ruzie. Via de Verenigde Naties zijn we erin geslaagd
de leiders en managers van de belangrijkste landen uit te nodigen
voor een lang weekeinde op ons eiland. Grard is nu met het jacht
naar het vasteland om de gasten op te halen. Morgenmiddag zullen
ze hier aankomen. Je bent van harte welkom bij deze vergadering.
Hij vond het een goed idee.
Maar voordat het zover is zou ik graag nog antwoorden hebben op
enkele vragen, vervolgde hij het gesprek. Hij probeerde streng te
kijken wat hem totaal niet lukte. Ze zag er vandaag tintelend fris
uit. Een dunne lichtblauwe blouse en een spijkerbroek, die boven
haar knien rafelig was afgeknipt. Ze had mooie stevige benen die
ze door de zon liet koesteren. Ze voelde dat hij naar haar zat te
kijken. Ze keek hem vriendelijk aan en begon haar verhaal.
Mijn moeder was en is een verwoed verzamelaar van kunst. De
meeste beelden en schilderijen in huis heb ik van haar gekregen.
Moeder is een droomster. Ze droomt van een betere wereld. Een
wereld zonder haat en geweld. Een wereld van vrede en liefde. Zij
heeft mij opgevoed in de gedachte dat ik mij daarvoor moest gaan
inzetten.
Ze stopte even met vertellen, knabbelde nadenkend op een koekje en
vervolgde:
Ik was nog maar een klein meisje toen ze op een dag dolblij thuis
kwam met het schilderij.
Theo had haar overigens de betekenis uitgelegd die het schilderij
voor hem had. Ze was daar diep van onder de indruk.
Ze vertelde dat ze aan de rand van een bos een schilder had
ontmoet die het landschap probeerde te schilderen. Mijn moeder
raakte met hem aan de praat en hij vertelde dat zijn hand als het
117

ware werd gestuurd. Dat er een totaal ander landschap op het doek
verscheen dan hij voor zich had. Hij begreep daar niets van en
verzette zich daartegen. Mijn moeder vond dit echter prachtig en
zei dat hij zijn verzet moest opgeven en het maar moest laten
gebeuren. Hij heeft dat gedaan en zo is het schilderij ontstaan.
Omdat ze het zo mooi vond schonk de kunstenaar haar het
schilderij.
Het is onbegrijpelijk, onderbrak hij haar. Hij heeft als het ware
zitten schilderen op die plaats bij de muur waar ik op de stoel heb
gezeten!
Dat is wel heel vreemd! zei ze fluisterend. Ze waren even in
gedachten verzonken. Vervolgens ging Madelon verder met haar
verhaal.
Er gaat een geweldige kracht van het schilderij uit. Een positieve
energie. Daarom heb ik het ook in de stilteruimte gehangen. Je
vroeg me trouwens ook iets over deze ruimte te vertellen.
Dat zal ik doen. Ik gebruik haar niet alleen voor stille momenten
maar ook voor genezingen. Dat gebeurt met individuele personen
maar ook met groepen mensen. Het licht waarin je zat is een
genezende energie, eigenlijk een simpele natuurkracht die wordt
opgewekt door een soort zonnecollectoren. Je moet bedenken
dat in het gebied van de Middellandse Zee bijzondere krachten
schuilen.
Deze krachten worden in de collectoren opgevangen en door ons
gebruikt. Ook alle elektriciteit op ons eiland wordt daardoor
opgewekt. De technische details ken ik niet, die moet je aan Grard
vragen.
Ik vind het wonderlijk! vond Theo. Is Grard eigenlijk technicus
dat hij dat allemaal kan?
Dat wilde ik je juist gaan uitleggen, vervolgde Madelon. Grard
is best handig maar een technicus is hij niet. Wij hebben deze
technologie namelijk niet zelf uitgevonden. Zij is een geschenk.
Ik vertelde je dat mijn moeder het schilderij van de kunstenaar heeft
gekregen. Ze kende alleen zijn voornaam: Pierre. Deze naam staat
ook onder het schilderij. Ze heeft korte tijd later nog een afspraak
met hem gemaakt in een caf in Marseille maar hij is daar nooit
118

komen opdagen. Ze heeft stad en land afgezocht maar hij leek van
de aardbodem te zijn verdwenen. Navraag bij de politie leverde ook
niets op. Het leek alsof hij nooit had bestaan. Merkwaardig,
nietwaar?
Theo knikte zwijgend.
En het wordt nog vreemder. Een tijd later kregen wij een dikke
enveloppe uit Bastia, de hoofdstad van Corsica. Wij woonden toen
nog in Parijs, waar mijn vader in diplomatieke dienst was. In die
enveloppe zat een eigendomsakte van dit eiland die op onze naam
was gesteld. Een schenking van een zekere Pierre Dumoulin die in
Bastia woonde. Voorwaarde was dat op dat eiland een huis moest
worden gebouwd volgens het ontwerp van de heer Dumoulin.
Belangrijkste kenmerk waren de drie torentjes met de blauwe halve
manen. De bouwtekeningen waren bijgevoegd. De notaris moest
erop toezien dat alles precies volgens de tekening zou worden
gebouwd. Bij aanvaarding van de schenking zou een flinke som
geld op onze bankrekening worden gestort om alles te kunnen
betalen. Verder waren tekeningen bijgevoegd van technische
voorzieningen zoals de zonnecollectoren en andere installaties.
Deze zouden worden gebouwd door een gespecialiseerd bedrijf uit
Parijs. De heer Dumoulin schreef dat hij mij de aangewezen
persoon vond om alles te beheren. Het schilderij had ons volgens
hem uitgekozen. Dat alles was onlosmakelijk met elkaar verbonden,
zo schreef hij. Hij wenste ons veel succes toe en hoopte dat alles
zou worden gebruikt voor het welzijn van de mensheid.
Ze pauzeerde even en nam een koekje van de schaal. De honden
begonnen direct schaamteloos te schooien.
Ze vervolgde haar verhaal.
Mijn vader begreep er niets van en was woedend. Je moet
begrijpen dat mijn ouders geheel verschillende karakters hebben.
Mijn vader is zakelijk ingesteld, terwijl mijn moeder erg romantisch
is. Mijn vader dacht dat ze een verhouding had met de schilder en
er kwam een scheiding. Ik ben toen met mijn moeder naar dit eiland
gegaan en we hebben alles laten bouwen zoals de schilder het
119

wilde. Ik maak volop gebruik van de energie om mensen en dieren


te genezen. Je hebt zelf ervaren hoe krachtig deze energie is.
Mijn moeder is later teruggegaan naar mijn vader en het is gelukkig
allemaal goed gekomen. Ze genieten nu in Parijs van een rustige
oude dag. Ik blijf hier en bekwaam mij steeds verder in de
natuurgeneeskunde.
En met succes, zoals ik heb gemerkt! zei Theo enthousiast,
terwijl hij aan zijn kaak voelde.
Ik ben blij voor je, zei ze zacht. Het einde van het verhaal is
eenvoudig. Moeder en ik zijn naar Bastia gegaan voor informatie
over Pierre Dumoulin maar al spoedig kwamen we erachter dat hij
daar nooit heeft gewoond.
En dat bedrijf uit Parijs dat hier alles heeft gebouwd, vroeg Theo.
Ze keek hem ernstig aan en zei:
Het bedrijf heette Rainbow Technics. Ze hebben hier een half
jaar gewerkt en het waren bijzonder aardige, maar zwijgzame
lieden. Naderhand hebben we in Parijs genformeerd en toen bleek
dat dit bedrijf nooit heeft bestaan
Er was een korte pauze waarin alleen ver weg het ruisen van de zee
te horen was. De wind speelde even met de haren van Madelon
die ze had losgemaakt.
Staat je leuk, Madelon, je haren los.
Vind je? Het voelt zo slordig aan, maar ik laat het zo zitten als jij
het leuk vindt.
Ze zaten nog een tijdje op het terras totdat het dienstmeisje
aankondigde dat ze het diner konden gebruiken. Na het diner
brachten ze samen de avond pratend in de zitkamer door en genoten
van een goed glas wijn. Theo vond het heerlijk om zo
ongedwongen met haar te praten. Haar nabijheid gaf hem een warm
en goed gevoel.
Die nacht vertrouwde Madelon haar gedachten toe aan haar
dagboek.
120

Lief dagboek,
Ik heb eindelijk de jongeman ontmoet over wie oma Willemijn
zoveel goeds heeft verteld. Theo is een dromerige jongen die op
zoek is naar een betere, een mooiere wereld dan deze.
Het is mij toegestaan hem te genezen van een vrij ernstige
verwonding die hij in de wereld van het grauwe heeft opgelopen.
Ik had niet gedacht dat het zon succes zou worden!
Het lijkt of er veel draden op ons eilandje samenkomen. Ik voel dat
het goed is, zoals het loopt!
Ik ken Theo nog maar heel kort maar ik vind hem erg aardig.
Misschien vind ik hem wel iets te aardig als je begrijpt wat ik
bedoel. Hij gaf mij een zoentje op mijn mond en ik smolt bijna weg.
Ik vond het een heerlijk moment waar ik nog vaak aan zal
terugdenken.
Maar ik moet zakelijk blijven want morgen komen er belangrijke
gasten en het zal een moeilijk weekeinde worden. Immers, het zijn
harde zelfzuchtige mensen die ongevoelig zijn voor de positieve
energie in deze omgeving. Het zal zeker niet vanzelf gaan en we
zullen er hard voor moeten werken.
Ik heb echter veel vertrouwen in de goede afloop!
Theo ging de volgende morgen vroeg wandelen en nam de honden
mee. Het was lekker warm en zonnig. Hij liep naar het strand en
genoot van het uitzicht over de zee. Julien kwam met een stok in
zijn bek aanrennen met Paultje vlak achter hem aan.
Ah, jongens, jullie willen vast dat ik die stok een eind weggooi.
Maar dan het water in!
Hij raapte de stok op die Julien voor zijn voeten had gelegd en
gooide deze met een reuzenzwaai de zee in. Julien rende plonzend
de golven in en zwom naar de stok die op de golven dobberde. Paul
durfde het water niet en gaf fel blaffend uiting aan zijn ongenoegen.
Het vrolijke spel van gooien, zwemmen en blaffen herhaalde zich
een aantal keren en toen hield het op. Theo ging in het witte zand
121

zitten en Paul vleide zich lui tegen hem aan. Julien vermaakte zich
door met de stok in zijn bek langs het water te rennen. Hij maakte
daarbij zeer merkwaardige sprongen. Een echte clown!
Theo had geen last meer van zijn kaak. Wat was zijn leven veranderd! Vroeger had hij een saai en grijs bestaan gehad als leraar op
een sombere school. Een leven zonder uitzicht. Toen was hij
terechtgekomen bij oma en Trudie, waarna zijn leven bijzonder
onrustig was geworden. Op dit prachtige eilandje kwam hij
langzaam weer in evenwicht. Er waren echter nog zoveel
onbeantwoorde vragen! Maar hij voelde aan dat de puzzel stukje bij
beetje zou worden opgelost.
Op zeker moment trok hij zijn zwembroek aan en gooide de stok
van Julien ver de zee in. Hij rende zo hard hij kon het water in en
zwom met krachtige slagen naar de stok. Julien was echter als
eerste bij het doel. Paul geloofde het wel en bekeek de sportlieden op afstand.
Theo bracht de rest van de ochtend wandelend en spelend met de
honden door. Tegen het middaguur gingen ze terug naar huis. Hij
nam een douche en trok een gemakkelijke spijkerbroek en een
luchtig shirt aan. Hij kwam nu pas echt in vakantiestemming.
Voordat hij de lunch gebruikte belde hij naar Zuiderburg. Hij had al
te lang gewacht en wilde weten hoe zijn vrienden het maakten.
De bekende pieptonen in de telefoon. Hij zat ongeduldig te
wachten. Een klik en een bekende stem:
Met Tonio!
Tonio, je spreekt met Theo! Eventjes stilte.
Theootje, mi amore! riep Tonio zo hard dat hij de hoorn van zijn
oor af moest houden. Ik dacht even dat je je vrienden was
vergeten, ouwe toerist die je daar bent! vervolgde Tonio.
Ik heb al een paar keer geprobeerd verbinding met jullie te krijgen
maar dat lukte niet. Nu dus gelukkig wel. Ik ben blij je stem te
horen, Tonio. Hoe is het met je?
Met mij is alles picobello. We zijn druk bezig met de reorganisatie
van de school en dat lukt aardig. Het wordt een heerlijk schooltje!
122

Maar waar zit je eigenlijk? Ben je zo gierig geworden dat er nog


niet eens een ansichtkaartje af kan?
Theo moest lachen. Hij was blij de stem van zijn goede vriend te
horen. Hij vertelde Tonio over zijn lange reis en over zijn genezing.
Van de wonderlijke dingen op het eiland vertelde hij nog niets. Dat
zou hij later doen als hij weer terug was in Zuiderburg.
Prima, prima, jongen, zei Tonio lachend.
En dan de manier waarop jij over Madelon spreekt. Dat wordt
amore, Theootje!
Theo nam een verdedigende houding aan.
Je blijft toch een echte Italiano, mijn beste vriend. Altijd de liefde!
En dan zo hevig mogelijk!
Si, si, maar jij bent op dat gebied toch een echte saaie piet! Maar ik
adviseer je: laat je maar lekker door je vriendin verwennen. En wees
aardig voor haar. Het zal jullie goed doen!
Theo veranderde snel van onderwerp en vroeg: Hoe is het met
onze vrienden? En met de kleine Tina?
Het gaat goed! Mieke heeft een administratief baantje gekregen bij
ons op school en ze heeft er veel plezier in. Ze is vastbesloten haar
oude leven achter zich te laten. Daarom gaat ze binnenkort
verhuizen. En Tina is alweer een stuk opgeknapt, hoewel ze blijft
kwakkelen. Dorette zit een commissie die een onderzoek doet naar
corruptie in het bestuur. Je kent haar: ze heeft zich vol energie op
deze taak geworpen. Tenslotte onze Pieter. We zien hem niet zoveel
meer want hij is druk bezig met het schilderen van landschappen.
Hij reist door het hele land om inspiratie op te doen. Ik moet zeggen
dat hij groeit in zijn vak. Zijn schilderijen worden steeds mooier.
Mooi Tonio, ik ben blij te horen dat alles goed gaat! Ik blijf dit
weekeinde nog hier en dan ga ik weer naar huis.
Een weekeinde? Daar komt niets van in. Jij blijft minstens nog een
week op het eiland bij Madelon! Ik wil je hier voorlopig nog niet
zien. Dat is een order! Capice?
Ja, kapitein! Tot uw orders en bedankt!

123

Theo vond het goed zo want hij wilde hier best nog een tijdje
blijven. Hij nam hartelijk afscheid van zijn vriend en beloofde
binnenkort nog eens te bellen.
Daarna liep hij naar de eetkamer om gezellig te lunchen met
Madelon.

124

Hoofdstuk 13 In het licht van de maan


Het jacht voer in de vroege middag het haventje binnen. Theo en
Madelon stonden op de kade om de gasten te verwelkomen. De
boot werd aangemeerd en een matroos legde de loopplank uit.
De eerste die voet aan wal zette was een Arabische sjeik die werd
vergezeld door een donkere man in een grijs streepjespak.
Prins Muhammed en zijn minister van Buitenlandse Zaken. Zij
vertegenwoordigen een aantal Noordafrikaanse staten. Een stelletje
handige zakenlui, fluisterde Madelon in Theos oor. Ze stelden
zich aan Theo en Madelon voor. Madelon stelde Theo aan hen voor
als haar persoonlijke gast.
Toen de prins dat hoorde knipoogde hij veelbetekenend naar Theo
en sloeg hem vriendschappelijk op zijn schouder.
You naughty boy - jij ondeugende jongen! riep hij met een brede
glimlach die zijn gouden tanden toonde.
Achter de prins en de minister volgden vier gesluierde vrouwen, die
voorzichtig over de loopplank liepen. Theo kon de verleiding niet
weerstaan, sloeg de prins eveneens op de schouder en riep:
you naughty boy! terwijl hij naar de vrouwen wees. De prins
keek hem woedend aan alsof hij hem te lijf wilde gaan. Maar
iedereen moest lachen en de man zag toch wel de humor van de
zaak in. In plaats van een woedeaanval te krijgen bulderde hij van
het lachen. Hij gaf Theo een hand en zei: In mijn land zouden we
een brutale jongeman als jij een kopje kleiner hebben gemaakt. But,
I like you, my boy!
Madelon was flink geschrokken van dit voorval. Theo kon zich niet
anders voordoen dan hij was. Hij had blijkbaar weinig inzicht in de
manieren van de jetset. Dit voorval was goed afgelopen maar ze
hield haar hart vast voor de toekomst.
Inmiddels stapte een dikke blanke man de kade op. Hij droeg een
strooien hoedje en kauwde op een sigaar. Een zware bril hing op
het puntje van zijn neus terwijl een Hawaiiaans bloemetjesshirt zijn
omvangrijke buik bedekte.
125

Dat is Bill van Burgh, die de belangen van het Amerikaans


bedrijfsleven behartigt. Een geslepen onderhandelaar, wist
Madelon fluisterend te vertellen.
Talking about me - heb je het over mij? vroeg Bill. Madelon
schrok. Zou hij iets gehoord hebben?
Yes, zei Theo snel, wij hadden het erover dat u vast en zeker
denkt dat u op Hawai bent aangeland.
Hij wees naar zijn gebloemde shirt.
Are you kiddin - een grapje zeker? zei de man lachend. But it is
allright, I guess! Nice people around here - maar het is in orde,
denk ik. Aardige mensen hier!
Theo zag aan het twinkelen van zijn ogen dat hij geen woord
meende van wat hij zei. Hij was een sluwe kerel die je goed in de
gaten moest houden.
My girlfriends - mijn vriendinnen! vervolgde van Burgh. Hij
wees met zijn duim naar twee beeldschone vrouwen die de kade
opstapten.
Dit eerste groepje gasten werd door het personeel van Madelon
begeleid naar de villa.
Ik ben benieuwd wat voor figuren er nog meer worden ontscheept, zei Theo lachend tegen Madelon.
Op datzelfde moment liep een forse vrouw in een saai bruin mantelpakje met korte passen op hen af. Ze had een vastberaden
uitdrukking op haar gezicht en je kon zien dat ze gewend was haar
zin te krijgen. Een echte doorzetster! Ze gaf hen een stevige hand
en stelde zich met luide stem voor:
Mijn naam is Gertrud von Stein en ik ben aangewezen om de
belangen van Europa te behartigen.
Ze pauzeerde even om te zien welke indruk haar woorden hadden
gemaakt. Dat viel haar blijkbaar tegen want ze draaide zich om en
keek gerriteerd in de richting van de boot.
Waar blijft Lisa toch? Ze is natuurlijk weer iets vergeten! Dat kind
is altijd zo verstrooid!
Lisa! riep ze op commanderende toon.
126

Een mager meisje rende nu paniekerig met een paar koffers over de
loopplank. Ze struikelde en viel languit voor de voeten van Gertrud,
die een rood hoofd kreeg van woede.
Kun je nou nooit eens normaal doen! Ik vraag me af wat me toch
bezielt om je in dienst te houden. Dom wicht! snauwde ze het
arme kind toe.
Theo en Madelon liepen snel naar het meisje toe en hielpen haar
overeind.
Heb je je bezeerd, Lisa? vroeg Madelon bezorgd.
Ze stond op en klopte het stof van haar streepjesjurk.
Nee, een paar schrammetjes, dat is alles, zei ze dankbaar.
Ze was een aardig meisje met lichtblauwe ogen. Ze was opvallend
mager en erg nerveus.
Ze is een uitstekende secretaresse maar ik word soms gek van
haar, zei Gertrud.
Ik heb je nog zo gezegd dat je die truttige streepjesjurk niet aan
moest trekken! riep ze kwaad.
Lisa keek haar bang aan.
We zullen eerst wat jodium op je been doen, onderbrak Madelon
het gesnauw van Gertrud. Lisa had een lelijke schram opgelopen.
Ach, ze stelt zich maar wat aan, bitste Gertrud. Ze draaide zich
om en liep weg.
Ongevoelig kreng! bromde Theo kwaad voor zich uit.
Lisa keek hem angstig aan, zo bang als ze was dat Gertrud hem zou
hebben gehoord.
Madelon vroeg Grard, die inmiddels aan wal was gekomen, voor
Lisa te zorgen. Ze hinkte aan zijn arm weg.
Arm kind, zei Madelon terwijl ze naar Theo keek. Snap jij dat ze
in dienst van die ouwe tang blijft en zich als voetveeg laat
gebruiken?
Nee, antwoordde hij vlak, Ze zal er wel haar redenen voor
hebben. Maar daar komen alweer nieuwe gasten van boord!
Twee mannen met dikke boekentassen in de hand kwamen ruzind
aan land, gevolgd door twee, eveneens ruziemakende vrouwen.
127

Schreeuwend kwamen ze dichterbij. Theo dacht dat het niet zo lang


meer zou duren of ze zouden elkaar te lijf gaan.
Wie zijn dat? vroeg hij aan Madelon.
De man die voorop loopt, in het blauwe pak, is de presidentdirecteur van een grote Europese oliemaatschappij, de heer Raoul
leDuc. De man in het bruine streepjespak, tegen wie hij loopt te
schreeuwen is zijn Amerikaanse concurrent, John MacCoy. De
dikke vrouw met de blond geverfde haren is zijn vrouw, Pauline.
De magere kleine vrouw is Cleste, de echtgenote van Raoul.
Als je het nog eens durft mijn vrouw te beledigen dan smijt ik je in
het water, vlegel die je bent! schreeuwde Raoul tegen John. Zijn
vrouw gilde daar nog eens flink overheen.
Wat noemen jullie een belediging? Je kunt gewoon niet tegen een
grapje! riep John terug. Zijn vrouw stond inmiddels als een viswijf
tegen de vrouw van Raoul te kijven die zich ook niet onbetuigd liet.
Er was een korte pauze in de strijd, waarvan Theo gebruik maakte
om hard te kuchen.
Ah, mademoiselle Madelon! zei Raoul, terwijl hij haar de hand
kuste. Cleste keek jaloers toe. Ze stelden zich aan Theo en
Madelon voor.
Mag ik misschien vragen waarover uw woordenwisseling ging?
vroeg Madelon.
Ze begonnen nu alle vier door elkaar heen te roepen.
Toen ze uitgeschreeuwd waren zei ze beleefd: Misschien dat n
van u het woord kan voeren want ik heb er helaas niets van
begrepen. Misschien kan de heer leDuc als woordvoerder optreden?
De anderen gromden wat, maar leken akkoord te gaan.
Kijk, zei Raoul, Het is al vervelend dat wij elkaars concurrenten
zijn. Maar daar kan ik mee leven. Dat hoort bij het zakenleven.
Maar als je dan ook nog priv samen op een boot met die
onbehouwen Amerikaanse beer moet zitten dan houdt alles op.
Waarom onbehouwen? informeerde Madelon.
Nou, Pauline en Cleste konden het in het begin goed met elkaar
vinden. En ik moet zeggen dat ik en MacCoy elkaar ook wel
128

konden waarderen, zeker bij een goede borrel. Hoewel we


natuurlijk nooit vrienden zouden zijn geworden. Maar dat hoeft ook
niet. We gingen een kaartje leggen en er werd om grof geld
gespeeld. MacCoy en zijn vrouw waren de grote verliezers. Hij kon
dat niet verkroppen en vond het nodig op te merken dat mijn vrouw
voortdurend in zijn kaarten had zitten kijken! Wat een belediging!
Mijn vrouw betichten van vals spel!
Ik heb naderhand mijn excuses aangeboden! onderbrak John
hem.
Ja, maar het is eenmaal gezegd en die excuses klonken niet overtuigend! riep Cleste met overslaande stem.
Ze begonnen weer als kleine kinderen tegen elkaar te roepen. Mag
ik jullie een voorstel doen! riep Madelon.
Ze waren even stil.
Dank u, zei ze. Ik zou u willen vragen of u bereid bent,
gedurende de tijd dat u mijn gast bent, uw geschil opzij te zetten.
Onze bedoeling is dat we hier zakelijk met elkaar praten over grote
problemen. Zou u dat voor mij, als uw gastvrouw, willen doen?
Een korte stilte.
Daccord, zei Raoul en hij gaf haar de hand. De anderen volgden
hem daarin en ze werden vervolgens door de bedienden naar de
villa gebracht.
Theo zuchtte diep. Komen er nog meer gasten uit het laadruim?
Geen gasten, maar nog wel een muziekgroepje dat ik heb
ingehuurd, antwoordde Madelon vermoeid.
Theo liep alvast naar boven terwijl Madelon de leden van het orkest
ontving. De tuin achter het huis was gezellig versierd. Er stond een
grote tent waarin het gezelschap zich tegoed deed aan koffie en
gebak. De sfeer leek goed te zijn maar Theo voelde dat ze elkaar
geen van allen mochten. Ze deden heel vriendelijk maar het
wantrouwen was bijna tastbaar.
Grard had zich bij het gezelschap gevoegd en stond met Gertrud te
praten. Lisa zat naast Theo op een bankje en speelde zenuwachtig
met haar bril. Gertrud keek steeds met scherpe blik hun kant op.
129

Hoe is het met je verwonding, Lisa? informeerde hij. Dat gaat


wel weer, hoor.
Er viel een korte stilte.
Hoe lang ben je al bij Gertrud in dienst? vroeg Theo
belangstellend.
O, een paar jaartjes, zei ze kort en zweeg weer.
En vind je het leuk werk? vroeg hij hardnekkig verder. Best wel,
hoor, antwoordde ze nerveus.
Ze zagen dat Gertrud argwanend in hun richting keek. Je meent er
niets van, Lisa, dacht Theo.
Onder de bank klonk ineens gebrom en gesnuif. Lisa schrok en
sprong van het bankje tegen een tafeltje aan dat met koffie en al
omviel. Ze gleed uit en viel languit over de grond.
Aber das gibts doch nicht - maar dat is toch niet mogelijk!
schreeuwde Gertrud.
Theo hielp Lisa snel overeind en zei geruststellend: Maar Lisa, dat
was Julien die zo bromde. Hij lag te snurken, daar hoef je niet zo
van te schrikken hoor!
Julien was inmiddels bij Lisa komen staan en likte vriendelijk haar
hand. Daarna liep hij chagrijnig weg. Hij had een hekel aan al die
luidruchtige mensen.
Overigens had zijn trouwe kameraad Paultje zich helemaal niet
meer laten zien sinds het gezelschap was gearriveerd.
Altijd maakt ze ergens een scne en zet ze mij voor schut, dat
domme onhandige kind! Je bent een aanstelster! schreeuwde
Gertrud hard tegen Lisa, die begon te huilen.
Nou, het was maar een ongelukje, zei Theo rustig.
Gertrud keek hem met giftige blik aan, draaide zich om en liep naar
de bar waar ze zich een whisky liet inschenken.
Iedereen zweeg. Er hing een gespannen sfeer. Sinds deze mensen
voet op het eiland hebben gezet, is de sfeer verpest, dacht Theo. Hij
zag dat Madelon naar hem keek en hij wist dat zij hetzelfde dacht.
Het leek inderdaad of alle licht, vreugde en hoop van de afgelopen
dagen door deze mensen teniet werd gedaan. Madelon had met hem
gesproken over de wetten van de Zwaarte. Deze mensen hadden die
130

wetten hierheen gebracht en hun invloed werd met de minuut


groter. Hij kreeg er een somber gevoel van. Zou Madelon dit
allemaal hebben voorzien?
Na het diner, dat in een grimmige sfeer was verlopen, namen ze
allemaal plaats om een grote ronde tafel in de salon. Nu zou de
conferentie beginnen!
Madelon was voorzitter en Grard zou notuleren. Op een bank bij
een raam zaten de vriendinnen van Bill zachtjes te praten met de
vrouwen van Prins Muhammed. Soms hoorde men ze bescheiden
lachen.
Dat was dan ook de enige vrolijke noot in de kamer want de sfeer
was ijzig. Het zou een moeilijk gesprek worden want niemand leek
bereid een milde houding aan te nemen.
Madelon opende de vergadering.
Geachte aanwezigen, ik ben blij dat u gehoor heeft gegeven aan
mijn uitnodiging te komen praten over de toekomst van de
Middellandse Zee. Ik weet dat u bijzondere volmachten heeft en dat u
daarom belangrijke beslissingen kunt nemen. Zoals u weet is het
milieu in deze omgeving een sluitpost geworden van het beleid van
diverse landen en grote ondernemingen ...
Ze werd plotseling onderbroken door de rauwe stem van Bill: Wat
bedoelt u hier precies mee, voorzitter? Geeft u ons al direct de
schuld van mogelijke vervuiling van het milieu?
De anderen vielen hem luid bij.
Nee, het gaat hier niet om schuld, maar ..., probeerde Madelon
zich te verdedigen.
Nou, het klonk anders behoorlijk beschuldigend! protesteerde
Pauline.
Over schuld gesproken, bitste Celeste, Daar weet jij alles van,
nietwaar, Pauline?
Wat bedoel jij? riep Pauline.
Ik vraag me namelijk af of jij de gewoonte hebt mensen vals te
beschuldigen!
Begin je daar nou alweer over te zeuren?
131

Hoe durf jij dat zeuren te noemen!


Ja, dat durf ik en ik durf nog wel meer te zeggen ook!
Nou, wat dan?
Dat jij en die man van jou de sfeer hier zo verpest hebben dat die
arme Madelon ons hier helemaal voor niets naartoe heeft gehaald!
Celeste kreeg een rood hoofd van woede en schreeuwde: Hoe durf
je dat te zeggen! Wat een belediging! Ik eis excuses en wel
meteen!
En op dat moment begon iedereen door elkaar heen te roepen. Het
was een geweldig kabaal.
Plotseling klonk de zware stem van prins Muhammed die medelijden had gekregen met Madelon:
Attention!
Hij sloeg hard met zijn vuist op tafel om de aandacht te krijgen.
Dit leidt tot niets! De bedoeling was dat wij een zakelijke
uitwisseling van argumenten zouden hebben en niet allerlei
persoonlijke vetes zouden uitvechten. Dat is beneden onze stand.
Dat laatste had hij beter niet kunnen zeggen, want Pauline krijste
hem toe:
Ja, dat kun je van jullie verwachten! Als vrouwen iets zeggen dan
is dat meteen teveel. Maar ons kun je niet onderdrukken zoals je
eigen slavinnen, hoor je dat goed!
Gertrud viel haar direct bij: Het heeft mij vanaf het begin al
tegengestaan dat ik met zon omhooggevallen oliesjeik in n huis
moest verblijven. Maar hij zal merken dat wij vrouwen voor onze
rechten zullen opkomen!
De prins en zijn minister schoten overeind alsof ze door een slang
waren gebeten. De prins balde zijn vuisten van machteloze woede
en siste: Hoe waag je zoiets tegen mij te zeggen?
Kijk nu, zei Gertrud tergend, Het liefst zou hij mij een aframmeling verkopen, zoals hij bij zijn eigen vrouwen is gewend. Dat kan
hier helaas niet mannetje, jammer h?
De prins kon van kwaadheid geen woord meer uitbrengen. Zijn
minister kon zich nog redelijk beheersen.
132

Kom hoogheid, zei hij tegen de prins. Ons gezelschap is hier


niet meer gewenst. We trekken ons terug en zullen zo snel mogelijk
uit dit huis der belediging vertrekken!
Voordat Madelon iets kon zeggen, liepen ze de salon uit, gevolgd
door hun vrouwen.
Opgeruimd staat netjes! riep Gertrud. Pauline keek haar dankbaar
aan.
De minister heeft gelijk. Fatsoenlijke mensen kunnen geen adem
halen als er zulke mensen in de buurt zijn! zei Cleste hatelijk,
terwijl ze met giftige blikken naar Pauline keek.
Ik vind het heel naar voor je, Madelon, maar wij stappen ook op!
Raoul en Cleste stonden op en liepen met opgeheven hoofd de
salon uit.
Well, it wont work, I guess - wel, daar komt niets van terecht,
denk ik zo, zei Bill. Zullen we dan allemaal maar naar bed gaan
en morgen vroeg vertrekken?
Gertrud, John en Pauline waren het daar helemaal mee eens lieten
het gezelschap eveneens in de steek.
Madelon, Grard en Theo keken elkaar verbluft aan. Ze zwegen een
tijdje.
Toen stond Grard met een zucht op en liep naar de bar. Een glaasje
port, mensen? vroeg hij.
Hij zette de glazen op tafel en vervolgde: Verbazen doet het me
niet echt, Madelon. Jou wel?
Kijk, zei ze, Ik wist dat het zwaar zou worden. Maar dat ze
elkaar direct aanvallen over zulke onbenullige dingen, dat vind ik
schokkend. Wat denk jij ervan, Theo?
Ik weet dat mensen vaak zo kinderachtig zijn. Ik heb dat zelf
meegemaakt, zoals je weet. En het was vanaf het eerste moment
duidelijk dat deze personen elkaar totaal niet mochten. Ik denk dat
het feestje dus voorbij is, Madelon. Ik vind het heel jammer voor jou
want je hebt er zo je best voor gedaan.

133

Het is vooral jammer voor het milieu want daar was het allemaal
om te doen, sprak ze verdrietig. Theo zag dat ze tranen in haar
ogen had.
Hij legde een arm om haar schouder en zei: Misschien dat ze
morgen afgekoeld zijn. Dan hebben ze er een nachtje over kunnen
slapen.
Dank je, Theo, zei ze, terwijl ze zijn hand vastpakte. Ze dacht
even na en zei toen vastbesloten: Ik geef het nog niet op. Morgen
proberen we het nog eens! Maar dan gooi ik zwaardere wapens in
de strijd.
Theo gaf haar een zoen op haar wang en zei opgewekt: Zo mag ik
het horen! We gaan er morgen weer tegenaan. Wat denk jij,
Grard?
Vraag mij niets, Theo, ik ga er helemaal voor!
Ze hieven hoopvol de glazen en praatten nog door tot in de kleine
uurtjes.
De andere dag had Madelon al vroeg in de morgen stappen
ondernomen om de conferentie te redden. Ze had met iedereen
apart gesproken en gevraagd om deze dag nog te blijven. Vanwege
haar vriendelijke karakter en vasthoudendheid had ze het voor
elkaar gekregen. Ook het stralende lenteweer werkte eraan mee dat
men nog een dag op het eilandje wilde blijven.
Theo was blij dat het haar gelukt was. Hij liep met de honden over
het zonnige strand. Het was een heldere dag met een strakblauwe
hemel. De dag van gisteren leek een boze droom die hij al weer ver
achter zich had gelaten.
Hij voelde dat dit een bijzondere dag zou worden. Er zat iets in de
lucht dat hij niet kon omschrijven.
H, Paultje, waar was jij gisteren de hele dag? vroeg hij aan Paul
die op zijn gemak naast hem kuierde.
Ja, dat zal wel aan het leuke gezelschap hebben gelegen,
vervolgde Theo. Paul keek hem strak aan met zijn slimme oogjes.
Het leek alsof hij Theo precies begreep.
134

Theo gooide een stok ver weg, waar Julien en Paul enthousiast
achteraan renden. Zo vermaakten ze zich een tijdje, terwijl Theos
humeur gaandeweg flink verbeterde. Hij had weer vertrouwen
gekregen in de goede afloop van Madelons plannetjes. Hij had
haar trouwens nog niet gesproken. Grard had hem verteld dat
Madelon in haar stilteruimte was om kracht op te doen.
Prima Madelon, dat is goed voor je, dacht Theo. Terwijl ze naar
huis liepen viel het Theo op dat het zonlicht scherp werd weerkaatst
door de drie blauwe maantjes op het huis. De dag verstreek in alle
rust.
Tegen tien uur in de avond kwamen de gasten de salon binnen. Het
was een warme avond zodat men de salondeuren had opengezet.
Theo stond achter in de tuin nog even van een sigaartje te genieten.
Het was volle maan en de hele omgeving baadde in een helder
zilveren licht. Hij doofde zijn sigaar, draaide zich om en wandelde
op zn gemak naar het huis. Plotseling hield hij stil en keek naar het
dak van het huis. Het leek alsof de drie blauwe halve manen op de
torentjes een blauwe gloed uitstraalden. Hij meende een zacht
zoemend geluid te horen.
Hij zou later op de avond aan Madelon vragen wat dat betekende.
Hij liep naar de salon, waar de gasten zich inmiddels hadden
verzameld.
Toen hij binnenkwam zag hij dat de ronde tafel er niet meer
stond. In plaats daarvan waren er gemakkelijke stoelen in een halve
cirkel rondom het kleine podium neergezet. Op het podium stonden
ook twee gemakkelijke stoelen. Het licht in het zaaltje was
gedempt. Rond het podium stonden een zestal merkwaardige
lampen. Het waren glazen bollen die op een hoge aluminium
standaard stonden. Hij had deze lampen nog nooit eerder gezien.
De gasten hadden plaatsgenomen en genoten van een drankje.
Madelon was nog niet aanwezig.
Theo ging zitten en wachtte op de dingen die zouden komen. Hij
had hetzelfde gespannen gevoel dat hij als kind had gekend
135

wanneer hij in een halfdonkere bioscoop op de film zat te wachten.


De lichten werden nu gedoofd, behalve de schijnwerpers die het
podium verlichtten. Het werd stil in de zaal. Alleen het verre geruis
van de zee was door de open salondeuren te horen.
Hij voelde de spanning in de zaal toenemen.
Plotseling verscheen Madelon op het podium. Ze had een korte
dunne lichtgroene jurk aan waarop glinsterende zilveren sterretjes
waren bevestigd. Ze liep op blote voeten en had haar lange haar
losjes over de schouders hangen.
Ze lijkt op een toverfee uit een sprookje, dacht Theo. Een fee om
verliefd op te worden! Hij zat ademloos naar haar te kijken.
Ze liep naar voren en nam het woord.
Beste vrienden en vriendinnen, ik ben blij dat jullie vanavond
wilden komen. Zoals jullie zien is de salon wat veranderd . . .
Are we gonna have a show tonight - krijgen we een show
vanavond? onderbrak Bill haar met luide stem. Geroezemoes in de
zaal. Madelon liet zich echter niet van haar stuk brengen en ging
onverstoorbaar verder:
Ik zou jullie willen vragen goed te kijken naar wat er gaat
gebeuren.
Het klonk mysterieus maar ze waren nieuwsgierig geworden en
daarom hielden ze zich rustig.
Lisa, zou jij even bij mij op het podium willen komen? vroeg ze
vriendelijk.
Lisa keek angstig naar Gertrud en bleef zitten.
Je hoeft niet bang te zijn, Lisa, kom maar gerust.
Los, geh doch - vooruit, schiet toch op! snauwde Gertrud tegen
haar.
Lisa sprong uit haar stoel en liep het podium op.
Ze stond nu naast Madelon in de schijnwerpers en voelde zich heel
ellendig.
Laten we rustig gaan zitten, Lisa, zei Madelon en ze namen plaats
in de leren stoelen. Lisa zat op het puntje van haar stoel te trillen als
een rietje.
136

Lisa, ik vraag je je ogen te sluiten en je dan je liefste wens voor te


stellen.
Lisa knipperde even met haar ogen en sloot ze toen langzaam. Ze
ging wat gemakkelijker in haar stoel zitten.
Concentreer je Lisa. Probeer je wens zo goed mogelijk voor te
stellen.
Terwijl Madelon dat zei, gingen de lampen van de schijnwerpers
uit.
De bollen die rond het podium stonden begonnen een blauw licht uit
te stralen. Binnen enkele minuten was de zaal gevuld met een
gedempt lichtblauw licht.
Theo voelde een weldadig ontspannen gevoel door hem heengaan.
Ook de andere gasten hadden deze ervaring.
Kijk nou eens! hoorde hij Pauline ineens verbaasd roepen.
Vlak boven de hoofden van Madelon en Lisa groeide een bol licht.
Steeds feller en feller totdat het hele podium in een zilveren lichtzee
baadde. Vreemd genoeg deed het absoluut geen pijn aan de ogen. Je
kon er gewoon zonder problemen naar kijken. Het was een
weldadig licht.
En toen gebeurde het! De gestaltes van Lisa en Madelon
vervaagden langzaam. Ze leken een onderdeel van het licht te
worden! Ijler en ijler werden ze, je kon zo door ze heenkijken ... en
weg waren ze!
Its magic - toverij! riep John verbaasd. De anderen konden geen
stom woord uitbrengen.
Het licht op het podium werd zwakker en doofde vervolgens geheel
uit. Het was doodstil in de zaal. Je kon er een speld horen vallen!
Aber wo sind sie denn, wo ist meine kleine Lisa geblieben - maar
waar zijn ze, waar is mijn kleine Lisa gebleven? hoorden ze Gertrud zeggen. Hier en daar kon men verbaasd gemompel horen.
Zo zaten de gasten zwijgend een tijdlang in het halfdonker te
wachten op de dingen die misschien nog zouden komen.
Na een tijdje kwam Grard door de open salondeuren naar binnen.
137

U wordt hierbij van harte uitgenodigd om de avond feestelijk in de


tuin voort te zetten. U wordt daarbij verzocht om sfeervolle kleding
aan te doen die in uw kamers reeds voor u klaarligt. Dank u!
Ze liepen nieuwsgierig naar hun kamers. De heren vonden een
keurig rokkostuum en de dames een schitterende jurk met bijbehorende juwelen.
Ze kleedden zich om en begaven zich naar de tuin die was
veranderd in een sprookjesachtige omgeving. Het kasteeltje stond
in een lichtblauwe gloed die afkomstig was van de drie halve
maantjes op de torentjes. In de hele tuin stonden lage lantaarntjes
die een gezellig zwak licht verspreidden. Er ging een weldadige,
rustgevende invloed van uit.
De volle maan gaf de omgeving een geheimzinnige sfeer. De wind
ruiste zachtjes door de palmen. Het eilandje was als betoverd!
De gasten kwamen steeds meer onder de invloed van deze prettige
omgeving. Ze hadden plaatsgenomen aan een lange tafel die
feestelijk gedekt was. Ze genoten van een drankje en praatten
levendig met elkaar. Inmiddels klonk rustige muziek van het
orkestje op de achtergrond. Iedereen sprak uiteraard over de
geheimzinnige verdwijning van Madelon en Lisa. Niemand kon het
begrijpen, hoewel Bill zijn best deed de anderen ervan te overtuigen
dat het een doodgewone goocheltruc was.
Even later werd een heerlijk diner geserveerd. De stemming werd
steeds beter en de ruzies leken geheel vergeten.
Op zeker moment vroeg Grard de aandacht.
Dames en heren, het is prettig dat u het vanavond zo goed naar uw
zin heeft. Deze avond in het maanlicht is opgedragen aan onze
eregaste die straks het bal samen met n van u zal openen. Immers,
geen feest is compleet zonder een gezellige dans!
Er werd kort voor hem geapplaudisseerd.
Madelon, zou jij de eregaste van vanavond, onze koningin van het
bal, willen introduceren? vroeg hij, terwijl hij zich omdraaide.
Achter hem verschenen Madelon en Lisa uit het niets. Lisa was
ongelooflijk veranderd! Een dun zilverkleurig jurkje viel losjes over
138

haar slanke figuurtje. Ze droeg de mooiste sieraden en op haar


hoofd rustte een zilveren kroontje. Wat was ze een knap meisje! Ze
glimlachte gelukkig.
Iedereen stormde op hen af en wilde weten wat er was gebeurd.
Gertrud stond van verbazing met open mond naar Lisa te kijken en
kon geen woord uitbrengen.
Madelon vroeg om stilte en nam het woord.
Lisa heeft een wens gedaan en deze is vanavond vervuld! Ze zou
nu graag nog het bal openen en de avond tot een fantastisch feest
maken!
Iedereen was nu in de stemming en het orkest zette een Weense
wals in. Lisa liep naar Grard en ze openden de dansavond. Theo
wist niet hoe vlug hij naar Madelon moest lopen om met haar te
dansen. Voor hij het wist wervelden ze samen in een heerlijke
driekwartsmaat over de dansvloer. Ze voelde zo heerlijk licht aan in
zijn armen en hij was gelukkig!
Ze pauzeerden even en gingen op een bankje bij een lantaarntje
zitten. Theo zag dat andere paren vreugdevol de fijne klanken van
de wals volgden. Gertrud danste met Bill, en het ongelooflijke was
gebeurd: John danste met Cleste en Raoul met Pauline!
Prins Muhammed zat langs de kant glimlachend naar de dansende
paartjes te kijken. Zijn minister stond tevreden van een sigaartje te
genieten. De vrede was getekend. Ieder voelde zich gelukkig op dit
kleine eiland.
Theo draaide zich om naar Madelon en wilde iets zeggen. Ze legde
haar wijsvinger op zijn mond en streek hem liefkozend over zijn
haar. Wat was ze mooi in het licht van de maan! Hij legde
voorzichtig zijn armen om haar heen en ze droomden weg in een
eindeloze zoen.
Lief dagboek,
Ik zit nu diep in de nacht aan mijn bureautje en ik voel mij zo
gelukkig! Het was een adembenemende avond. Door de gunstige
werking van het maanlicht konden de tegenwerkende krachten van de
zwaarte weer in balans worden gebracht met het Licht.
139

Zij hadden gisteren teveel aan invloed gewonnen waardoor de


atmosfeer negatief werd geladen. De conferentie leek daardoor te
gaan mislukken. Het Licht liet zich echter verbinden met Lisa, een
lief en onschuldig meisje. Hierdoor werd de weg vrijgemaakt tot

herstel en verheffing. Lisa heeft een tijdje in een schitterend


wonderland mogen verblijven, dat haar diep gelukkig heeft gemaakt.
Ook ik kwam onder de gunstige invloed te staan. Zoals ik je al eerder
schreef vond ik Theo een aardige jongen. Ik wist echter niet dat mijn
gevoelens voor hem nog verder gingen. Dat ontdekte ik gisteren toen
we met elkaar dansten. Tijdens een korte pauze zaten we gezellig
dicht bij elkaar uit te rusten en voordat we het wisten lagen we in
elkaars armen en kusten elkaar tot diep in de nacht. Het was
fantastisch ..
Ik ben er nog helemaal ondersteboven van! Ik moet je verklappen dat
ik nog helemaal tril als ik terugdenk aan die heerlijke momenten!
Ja, lief dagboek, ik ben verliefd op Theo! Ik verlang er nu al naar om
hem morgen te zien, zijn stem te horen, hem vast te houden.
Ik ga dan nu maar naar bed, maar of ik zal slapen ?
Madelon

140

Hoofdstuk 14 Tina
De volgende morgen zat het gezelschap op het terras in de zon te
genieten van een overvloedig ontbijt. De sfeer was fantastisch, alsof
ieder was bevrijd van een loodzware last. Men praatte enthousiast
met elkaar over de dingen die waren gebeurd.
Lisa stond in het middelpunt van de aandacht. Ze was in n nacht
veranderd van een nerveus angstig meisje in een zelfbewuste aantrekkelijke jonge vrouw.
Het is onbegrijpelijk hoe je in zon korte tijd bent veranderd,
Lisa! riep Gertrud blij. Kun je ons vertellen hoe dat is gekomen?
Lisa keek haar vriendelijk aan en zei:
Ik ben ergens geweest waar mijn liefste wens is vervuld. Het was
in een land waarin alleen liefde en geluk heersen. Een land waar de
mensen van mij hielden en waar ik van hen hield. Ik zal dat nooit
meer vergeten!
En we hebben allemaal iets prachtigs meegemaakt hier op dit
lieflijke eilandje. Het was betoverend! reageerde John. Iedereen
wist wat hij bedoelde en ze konden er maar niet over uitgepraat
raken.
Na een tijdje nam Prins Muhammed het woord.
Beste vrienden en vriendinnen. We zijn tot diepere inzichten
gekomen. Laten we niet vergeten waarom we hier zijn: voor het
welzijn van onze zee en de volkeren die wij vertegenwoordigen.
We kunnen nooit gelukkig zijn als we zo slordig met de natuur
omgaan. Nu onze ogen zijn geopend moeten we dit nieuwe inzicht
vertalen in concrete maatregelen. Ik stel voor dat we daar nu met
zijn allen over gaan praten!
Ze waren het helemaal met hem eens en onder leiding van Madelon
begon de vergadering nu pas echt. Ze kwamen snel tot een akkoord
en aan het einde van de middag waren de aanbevelingen voor de
regeringen en ondernemingen klaar.
Na het diner s-avonds vroeg Madelon het woord:
141

Beste gasten, mijn vrienden en vriendinnen! Toen jullie hier


kwamen brachten jullie ruzie naar dit eiland. Daardoor dreigde de
conferentie op niets uit te lopen. Gelukkig veranderde dit snel
en is de sfeer geweldig geworden!
Instemmend gemompel rond de tafel.
Daardoor hebben jullie in korte tijd prachtig werk afgeleverd dat
de redding voor onze natuur kan betekenen. Daarvoor wil ik jullie
uit de grond van mijn hart danken!
Terwijl ze deze woorden sprak liepen de tranen van blijdschap over
haar wangen. De gasten raakten hierdoor ontroerd en applaudisseerden langdurig voor haar. Theo, die naast haar zat, legde zijn arm
om haar schouder en gaf haar een kus.
Na een korte stilte hernam ze het woord.
Dit mooie weekeinde loopt nu helaas ten einde en jullie gaan
morgen weer terug naar de wereld van de dagelijkse sleur. De
wereld van Grauw, zoals Theo deze zo treffend noemt. Jullie zullen
daar aankomen als lichtpuntjes in de duisternis.
Dat zal niet meevallen omdat jullie nu denken vanuit vrede en
respect voor alle leven!
Jullie kunnen op veel tegenstand rekenen omdat men het niet zal
begrijpen. Maar jullie licht zal op den duur aanstekelijk gaan werken op anderen. Er zal steeds meer inzicht komen in de geheimen
van het bestaan. We staan aan de vooravond van een nieuwe lente
van het licht!
Ik dank jullie voor je aanwezigheid en hoop jullie spoedig hier weer
uit te nodigen voor een nieuwe bijeenkomst. Succes allemaal!
Weer een lang applaus!
Gertrud nam het woord.
Toen ik hier op het eiland kwam vond ik het allemaal waardeloos.
Ik had zelfs de opdracht om de conferentie tegen te werken. En ik
weet dat ik niet de enige was met deze opdracht.
De anderen knikten bevestigend.
De regeringen en ondernemingen waren helemaal niet van plan
om het milieu te verbeteren. Daarom moest het mislukken. Maar
dankzij jou, Madelon, en dit betoverende eiland gingen wij het
142

anders zien. Ik voel me bevrijd van iets zwaars, iets donkers. Ik


weet dat dit gevoel blijvend is en ga mij daarom inzetten voor een
vreedzamere wereld!
Lisa liep naar haar toe en ze omarmden elkaar. Het applaus hield nu
zeer lang aan! Zelfs de honden blaften van vreugde. Julien rende
van blijdschap rondjes en probeerde in zijn eigen staart te happen. Ze
praatten, lachten en dansten nog tot diep in de nacht en zochten
daarna vermoeid maar gelukkig hun bedden op.
Die maandagochtend stond het gezelschap klaar op de kade om te
vertrekken. Ze omhelsden elkaar en namen ontroerd afscheid van
Madelon en Theo. Ook werden er afspraken gemaakt voor de nabije
toekomst.
Nog lang zwaaiden Theo en Madelon naar het jacht dat nu nog
maar een klein puntje op de uitgestrekte zee was. Ze hadden een
brok in hun keel want ze hadden afscheid genomen van goede
vrienden. Ze liepen zwijgend hand in hand terug naar de villa.
Nu zijn we helemaal alleen op ons eiland, Theo, zei Madelon een
tijdje later toen ze op het terras zaten. Ze keek hem verliefd aan.
Ja, lieve, antwoordde Theo. Het waren spannende, maar gelukkige dagen. Een beetje rust zal ons geen kwaad doen.
Hoelang heb je nog vakantie? vroeg ze.
Nou, Tonio heeft gezegd dat ik maar moet zien. In ieder geval
deze week nog.
Ze ging dicht naast hem zitten en ze hielden elkaar innig vast.
Ik wil je nooit meer laten gaan, zei ze, terwijl ze hem verliefd
aankeek.
Ik jou ook niet, lieve Madelon, fluisterde hij en hij kuste haar lang
en teder op haar zachte mond.
Het werd een week om nooit te vergeten. Heerlijke dagen van zee,
zon en warme avonden! Zo brachten ze samen met de twee honden
heerlijke dagen door. Er leek geen einde aan hun geluk te komen,
totdat Grard met verontrustend nieuws kwam.
143

Ze liepen met de honden langs de zee te toen hij hen tegemoet


kwam met een stuk papier in zijn hand. Hij keek ernstig. Ze
begroetten elkaar hartelijk en Madelon informeerde of er nog
nieuws was. Hij antwoordde bevestigend en keek Theo bezorgd
aan:
Ik heb op het jacht een mail ontvangen uit Zuiderburg met wat
minder prettig nieuws.
Hij overhandigde het papier aan Theo die meteen begon te lezen.
Toen keek hij op met een verschrikte blik in zijn ogen.
Wat is er Theo? Mag ik het ook lezen? vroeg Madelon met een
vervelend voorgevoel.
MAILBERICHT
----------------------------------------------------------------------------------------Voor : Theo van den Bosch
Chteau Les Trois Lunes Lunes sur mer
Corse, La France
---------------------------------------------------------------------------------------Beste Theo,
Hoe is het met je vakantie in het zonnige zuiden, zo vlak bij mijn geliefde Itali?
Ik denk dat je daar volop geniet van het dolce vita! Nou, wat mij betreft ga je
daar voorlopig nog maar even mee door, maar ik moet je vakantiestemming
helaas wat bederven.
Het gaat namelijk niet goed met onze Tina. Ze begon de laatste tijd weer flink te
hoesten en ze kreeg het erg benauwd. Ook de koortsaanvallen zijn weer terug. Ze
ligt nu in het ziekenhuis en de artsen staan voor een raadsel. Ze kunnen haar op
dit moment niet genezen, zelfs niet met de modernste middelen. Mieke weet zich
geen raad.
Gelukkig hebben we een beroemde longarts uit Amerika, die hier toevallig op
een congres is, bereid gevonden haar te onderzoeken. Deze goede man komt
overmorgen bij Tina op visite. Hij is onze laatste hoop, Theo. Dit wilde ik je
even laten weten. Bel me snel op, ouwe jongen!
Ciao,
Tonio

144

In gedachten vouwde ze het papier op toen ze het had gelezen. Ze


keken elkaar geschrokken aan.
Je moet direct naar Zuiderburg, Theo! sprak ze op besliste toon. Hij
was lijkbleek geworden.
Ja, ja, je hebt volkomen gelijk, stamelde hij zenuwachtig. Arme
Tina! Ik moet direct naar haar toe!
Maar eerst Tonio bellen, herinnerde ze hem.
Snel liepen ze naar het huis waar Theo naar Zuiderburg belde.
Met Tonio! klonk de vertrouwde stem in zijn oor.
Bon giorno, Tonio! Ik heb zojuist je mailtje ontvangen en ik ben
zeer ongerust geworden! Hoe is het nu met Tina?
Ha, goeie ouwe Theo! Het is geen leuk nieuws dat ik je heb
gestuurd. Tina is volgens de artsen stabiel, maar dat betekent dat
haar situatie nog steeds slecht is. Ze krijgt antibiotica, in de hoop dat
dat een beetje wil aanslaan.
Tonio, ik kom zo snel mogelijk naar Zuiderburg. Ik vertrek
vandaag nog met het eerste beste vliegtuig, afgesproken?
Prima, jongen, doe dat. Ik ben blij dat je komt. Dan staan we er
niet meer zo alleen voor, snap je?
Ja, dat snap ik heel goed. Als ik ben geland, kom ik zo snel
mogelijk naar je toe, akkoord?
Akkoord, Theootje, ik zie je dan. Ciao!
Ciao!
Theo legde de telefoon neer en staarde nadenkend in het niets.
Madelon legde haar hand op zijn schouder en vroeg:
Gaat het iets beter met haar?
Theo knikte van nee en stond op. Hij streek zachtjes met zijn hand
langs haar wang en zei op droevige toon: Je hebt het gehoord,
lieve Madelon. Ik ga je een tijdje verlaten.
Ze pakte zijn hand en gaf er een kus op.
Ja, ik weet het. Je moet naar je Tina. Ze wacht op je.
Haar ogen vulden zich met tranen en ze hield hem stevig vast. Toen
maakte ze zich van hem los en liep snel naar buiten. Hij keek haar
nog even na en ging toen naar zijn kamer om zijn koffers te pakken.
145

Het was een druilerige dag toen hij met de taxi in Zuiderburg
aankwam. De lucht was grijs, het motregende en het was koud voor
de tijd van het jaar. Alsof de lente hier niet bestond!
Theos humeur was net zo grijs als het weer. Het afscheid van
Madelon en zijn geliefde eiland had hem veel pijn gedaan. Madelon
had geprobeerd zich groot te houden maar dat was niet gelukt. Ze
hadden elkaar getroost met de gedachte dat hun afscheid niet van
lange duur zou zijn. Over twee weken begon de voorjaarsvakantie
en dan zou hij terugkeren. In de tussentijd zou Tina toch wel
hersteld zijn met de nodige deskundige hulp?
Hij gaf de chauffeur een flinke fooi toen deze zijn koffers voor de
deur van Tonios huis had geparkeerd. Het was een oud en sfeervol
huis in het centrum van de stad. Hij trok aan de bel, die een vrolijk
tinkelend geluid maakte. Hij hoorde snelle stappen van de trap
komen en de deur werd wijd opengegooid.
Theo! Je bent zo bruin als een reep chocolade! En je bent dik
geworden! Het Italiaanse klimaat doet wonderen!
Ze omarmden elkaar hartelijk. Het deed Theo deugd zijn oude
makker weer te zien.
Ze liepen de trap op naar de bovenwoning van Tonio.
Toen hij boven was aangekomen wierp Mieke zich in zijn armen.
Theo, lieve Theo!
H, Mieke! Wat een verrassing! riep hij blij.
Tonio keek met een brede glimlach naar het tafereel.
Zie je, Theo, Mieke woont sinds kort bij mij en ik krijg haar het
huis niet meer uit! grapte hij plagend.
Kwajongen die je bent! zei Mieke ondeugend. Je wilt helemaal
niet dat ik wegga!
Nee, natuurlijk niet, kleintje! en hij nam haar liefdevol in zijn
armen.
Er gebeuren wonderlijke dingen, waar ik niets vanaf weet, zei
Theo grijnzend.Komt ervan jochie! Moet je maar niet zolang
wegblijven. Daar maken wij handig gebruik van!
146

Even hadden ze lol, met zn drietjes. Toen werden ze ernstig want


ze dachten tegelijkertijd aan Tina.
Theo, kom binnen en ga zitten. Wil je iets eten of drinken?
Een kopje koffie graag. Ik ben in het vliegtuig al overladen met
eten, antwoordde hij. Hoe is het met Tina?
Het is als volgt, Theo, antwoordde Tonio. Vanmiddag komt de
Amerikaanse professor naar haar kijken. Je zult dus begrijpen dat we
behoorlijk gespannen zijn.
Ja, dat begrijp ik. Ik ga met jullie mee naar het ziekenhuis. Dat is
fijn!
Tonio dacht even na. Hij wilde even niet meer over Tina praten
omdat het hem teveel pijn deed.
Maar vertel in de tussentijd over je vakantie in het zuiden! De
kranten praten hier al dagen over een succesvolle milieuconferentie
op een schitterend eilandje bij Corsica. Was jij daar toevallig ook
niet in de buurt? vroeg Tonio, terwijl hij zijn best deed schijnheilig
te kijken.
Theo stak een sigaartje op en zakte ontspannen onderuit in zijn
stoel.
Er zijn bijzonder merkwaardige dingen gebeurd op dat eiland, zei
Theo.
Ja, dat kun je wel zeggen, onderbrak Tonio hem. Die afgevaardigden naar jullie conferentie stonden bekend als keiharde lieden
die weinig om het milieu gaven. Maar ze zijn teruggekomen als
overtuigde milieu-activisten! Iedereen is hoogst verbaasd over deze
ontwikkelingen.
Theo begon te vertellen en hij merkte dat Tonio en Mieke
nauwelijks konden geloven wat hij vertelde. Hij kon ze overtuigen
door zijn genezen kaak als bewijs te gebruiken.
Toen hij was uitverteld, was het een tijdje stil. Alleen het rustige
tikken van het Napolitaans klokje op de vensterbank was te horen.
Weet je Theo, dat je toch een bijzonder mens bent. Je hebt het
alleen zelf niet in de gaten, jongen! doorbrak Tonio de stilte.
Mieke zette intussen de koffie op tafel en zei:
Wat fijn voor je dat je daar een lieve vriendin hebt leren kennen,
147

Theo. Ik gun je dat toch zo, jongen.


Ze pauzeerde even en vroeg toen met een gespannen uitdrukking op
haar gezicht:
Zou Madelon Tina niet kunnen genezen? Theo antwoordde:
Madelon heeft daar niets over gezegd. Volgens mij kan of mag ze
dat niet. Ze heeft me eens verteld over de Grote Wet, die ze niet
ongestraft kan overtreden. Het kan zijn dat het daarmee te maken
heeft.
Mieke keek hem verdrietig aan en zei:
Je hebt gelijk. Ze zal er haar redenen wel voor hebben.
Ja, dat denk ik ook. We moeten nu vertrouwen op de deskundigheid van de professor, meende Tonio.
Over Madelon gesproken, kan ik haar even bellen? vroeg Theo.
Theo belde snel naar Corsica en kreeg Grard aan de lijn.
Bonjour, Grard, hoe is het bij jullie?
Ah, Theo, leuk je weer te horen.
Kan ik Madelon even spreken?
Even stilte aan de andere kant van de telefoon. Bon, tu vois, ze is
niet aanwezig.
Ze is zeker is de tuin of met de honden aan het wandelen? Weer
stilte.
Ecoutez, Theo, ze is niet op het eiland. Waar is ze dan, Grard?
Ze is voor een tijdje met onbekende bestemming vertrokken.
Maar wanneer dan en wat bedoel je met onbekende bestemming?
vroeg Theo een beetje ongerust.
Luister goed Theo, ik kan je dat niet vertellen. Het heeft te maken
met bepaalde Wetten waaraan ze moet gehoorzamen. Ze is in alle
haast vertrokken.
Maar waarom dan? Is ze met het jacht vertrokken? En wanneer
komt ze terug?
Ik kan en mag het je niet uitleggen. Ik ben eveneens gebonden aan
wetmatigheden. Ik hoop dat je daar begrip voor kunt hebben.
Theo kauwde zenuwachtig op zijn sigaar.
148

Heeft ze nog iets gezegd? Wanneer komt ze terug?


Ze heeft niets meer gezegd en ik weet ook niet wanneer ze terug
komt.
Er viel een onprettige stilte.
Ik ben een beetje ongerust, Grard!
Oui, biensr. Het is erg vervelend voor je! Wat moet ik nu doen?
Ik zou regelmatig informeren of ze weer thuis is. Ik spreek in ieder
geval met je af dat ik je mail of bel zo gauw ik iets meer weet.
Daccord?
Daccord, zei Theo vermoeid. Au revoir, Theo!
Au revoir.
Hij legde de telefoon met een trage beweging neer. Slecht nieuws?
vroeg Tonio.
Ik begrijp er niets van, Tonio. Grard vertelde dat Madelon snel het
eiland heeft verlaten zonder haar bestemming aan te geven. Hij
weet ook niet wanneer ze weer terugkomt. Ze lijkt van de
aardbodem te zijn verdwenen!
Ik kan me indenken dat je ongerust bent, Theo, zei Tonio
peinzend. Ze liepen naar de voorkamer waar Tonio het verhaal aan
Mieke vertelde. Ze schrok maar liet het niet merken. Dat zou Theo
immers nog ongeruster maken.
Troostend zei ze: Ik denk dat Madelon snel iets van zich laat
horen. Ze zal je beslist niet in de steek laten. Er moet iets heel
bijzonders zijn gebeurd, dat ze zonder iets te zeggen is vertrokken.
Ik voel dat het goed komt, Theo!
Theo zuchtte van opluchting. Haar woorden deden hem goed.
Die middag reden ze in een druilerige regen naar het ziekenhuis. Ze
voelden zich bedrukt door alle gebeurtenissen, maar hun grootste
zorg was nu Tina.
Ze liepen door de steriele gangen en namen plaats in de wachtkamer, nadat ze zich aan de balie hadden gemeld. Na een halfuur
liep een oudere man in een korte witte jas naar hen toe. Naast hem
149

liep de kinderarts bij wie Tina in behandeling was. Ze deden hun


best vrolijk te kijken maar dat lukte niet echt.
De oudere man stelde zich voor als Richard Goldman, de
Amerikaanse arts die zojuist Tina had onderzocht.
En wat denkt u ervan, heren? vroeg Tonio gespannen.
Well, it is a bit complicated - Wel, het is wat gecompliceerd,
antwoordde Richard. We weten het niet precies. Ze zou moeten
reageren op de medicijnen, maar dat gebeurt niet. De ontsteking in
haar longen is weliswaar minder, maar weet helaas nog niet van
wijken. Zullen we naar haar toe gaan?
Heel graag, antwoordde Mieke en ze liep meteen naar de zaal
waar Tina lag.
Ze schrokken toen ze haar zagen. Een mager gezichtje op een wit
kussen.
Dag liefje, oom Theo komt ook naar je kijken, zei Mieke terwijl
ze haar knuffelde. Tina deed even haar ogen open en sloot ze toen
weer snel. Ze was half bewusteloos van de koorts. Het was net of
iemand met een mes in Theos hart sneed. Het beertje Bruno stond
er verlaten bij op haar nachtkastje.
Toen richtte hij zich fluisterend tot de artsen.
Heren, het gaat inderdaad niet goed met haar. Hoe zal zal dat
verder gaan?
De artsen haalden hun schouders op.
Het is vervelend, maar we kunnen er niets van zeggen. We doen
ons best. Maar het lijkt wel of ze niet meer verder wil vechten.
Alsof haar geest niet wil, zei Richard met een bezorgde klank in
zijn stem.
Maar kan de ziekte zo erg worden, dat ze ....... dat ze...? vroeg
Tonio met haperende stem.
Nogmaals, we kunnen er nu niets van zeggen. We moeten helaas
afwachten, zei de kinderarts.
Theo en Tonio keken elkaar angstig aan. Ze voelden de wanhoop
als een onstuitbare vijand in zichzelf opkomen.
Ze knuffelden het meisje nog even en verlieten haar met gebogen
hoofden van verdriet.
150

Ik accepteer dat niet! Er moet veel meer gebeuren! riep Tonio


kwaad toen ze buiten het ziekenhuis waren.
Mieke hield hem stevig vast en zei met betraande ogen:
Niemand kan nu nog iets doen, Tonio. We moeten afwachten.
Theo had zijn eigen gedachten. Hij was ervan overtuigd dat het mis
zou gaan met het kleintje. Hij dacht aan de woorden van Richard
die had gezegd dat Tina geen wil meer had om verder te vechten..
Zo reden ze, in sombere gedachten verzonken, terug naar huis.
De volgende morgen lag er een brief in de bus die was gericht aan
Theo. Er stond geen afzender op. Er zat ook geen postzegel op en
de brief was ook niet afgestempeld. Theo opende de brief en las het
volgende:
Lieve Theo,
Jullie hebben gisteren gezien hoe ziek Tina is. Vertel het de anderen
niet, maar Tina is stervende. Geen enkele arts zal haar van de dood
kunnen redden. Ik werd daarvan onlangs in kennis gesteld. Dat is n
van de redenen waarom ik zo snel moest vertrekken. Ik heb in de
Hogere Wereld voor haar leven mogen pleiten. Echter, zonder
resultaat. Ik heb geen toestemming gekregen iets voor haar te mogen
doen. Ik moet mij daar bij neerleggen .
Jij hebt echter een streepje voor in de Hogere Wereld! Ik wil je
daarom vragen zo nel mogelijk met Tina, Tonio en Mieke naar ons
eiland te komen om te zien wat er nog mag gebeuren. Ik geef de hoop
niet op!
Ik heb nog enkele dagen uitstel gekregen voor Tina. Daarna zal zij
onherroepelijk van jullie heengaan.
Mijn liefste, kom gauw! Grard heeft de auto al klaar staan op het
vliegveld van Bastia. Ik wacht op jullie!
xxx
Je Madelon
151

Hij sprong als een veer uit zijn stoel toen hij de brief had
gelezen. Er was geen minuut, geen seconde te verliezen!
Hij rende naar de voorkamer waar Tonio en Mieke triest naast
elkaar op de bank zaten.
Theo, het ziekenhuis heeft ons zojuist laten weten dat Tina zieker
is geworden, zei Tonio terwijl zijn stem brak.
Ze hebben ons gezegd dat we zo snel mogelijk moeten komen.
Huilend viel Mieke hem om de hals en ze lieten hun verdriet de
vrije loop. Theo vocht tegen zijn opkomende tranen. Hij liet het niet
toe, er moest gehandeld worden, en snel!
Hij liep naar hen toe, pakte hun handen vast en zei:
Luister goed! Ik heb zojuist een brief gekregen van Madelon. Ik
zal kort zijn. Ze vermeldt daarin dat Tina in het ziekenhuis geen
kans meer heeft en dat we zo snel mogelijk met haar naar Corsica
moeten komen. Daar zijn misschien nog mogelijkheden voor haar!
Ze keken hem vragend aan, maar hoorden aan zijn stem dat hij de
waarheid vertelde. Ze voelden dat hij gelijk had.
Ik boek nu een vliegtuig, we halen Tina op en we huren een verpleegster in om haar te verzorgen. Akkoord?
Tonio stond snel op.
Kom Mieke, we halen Tina en we vertrekken naar het zuiden!
Ze gingen direct aan de slag in de hoop het leven van het meisje
te kunnen redden.

152

Hoofdstuk 15 Terug!
Diezelfde middag was Tonio naar het ziekenhuis gegaan om Tina
op te halen. De artsen verzetten zich daar hevig tegen omdat ze dat
onverantwoord vonden. Tonio zette door en moest een verklaring
ondertekenen dat het ziekenhuis geen enkele verantwoordelijkheid
meer droeg.
Theo had inmiddels een goede verpleegster gevonden die bereid
was met hen mee te gaan. Margot heette ze. Een jonge, maar zeer
bekwame verpleegkundige.
Ze namen de nachtvlucht naar Bastia en landden daar in alle
vroegte. Grard wachtte al op hen in de aankomsthal. Nadat hij
kennis had gemaakt met Tonio en Mieke gingen ze meteen naar de
auto. Er was geen tijd te verliezen want het ging snel bergafwaarts
met Tina. Ze had rode kleuren van de koorts en haalde moeilijk
adem. Ze tilden haar voorzichtig in een rolstoel.
De rit verliep voorspoedig en ze arriveerden een paar uur later in
het zuidelijke havenstadje Bonifacio, waar ze overstapten op het
jacht.
Theo dacht met weemoed terug aan de ontspannen uren die hij op dit
prachtige jacht had doorgebracht. Wat kon het toch allemaal snel
en dramatisch veranderen in deze wereld!
In de vroege middag liep het jacht het haventje van het eiland
binnen, waar Madelon al op hen stond te wachten.
Theo sprong als eerste op de kade waar Madelon hem om de hals
vloog.
Ze kusten elkaar innig en even voelden ze zich weer gelukkig!
Daarna maakte Madelon kennis met Tonio en Mieke. Madelon liep
naar Grard die Tina in zijn sterke armen droeg. Ze schrok
geweldig toen ze het zieke kind zag.
Zoals jullie weten heb ik uitstel kunnen krijgen van de beslissing
over haar leven, zei ze emotioneel. Maar uitstel is niet genoeg! Ze
moet namelijk bij ons blijven!
153

Mieke begon zachtjes te huilen, waarop Madelon haar omarmde en


troostte.
Misschien heb ik het te zakelijk en te direct gezegd. Dat spijt me
Mieke, maar ik bedoelde het goed!
Mieke pakte haar hand en sprak door haar tranen heen:
Ik neem je niets kwalijk Madelon. Het werd me allemaal even
teveel! Ik vertrouw je volkomen!
Daarna liepen ze door de palmentuin naar het huis. Twee woeste
gestalten renden vanuit het huis op Theo af en sprongen blaffend
tegen hem aan.
Mijn vrienden Paul en Julien! riep Theo blij en hij rende zo hard
hij kon met de honden door de tuin. Hij voelde zich weer helemaal
thuis. Wat deed het hem goed om weer hier te zijn!
Naast de salon was een kamer voor Tina ingericht, waar ze meteen
naartoe werd gebracht. Margot zou voorlopig bij haar waken. Tina
had van de reis niets gemerkt want ze had diep geslapen.
Terwijl Tonio en Mieke hun koffers uitpakten, stonden Madelon en
Theo nog even op het terras en hielden elkaar vast.
Ze streelde hem liefdevol door zijn haar.
Hij voelde haar warme lichaam tegen zich aan en nam zich voor
nooit meer bij haar weg te gaan.
Theo, we zullen eerst wat eten. Daarna ga ik mij voorbereiden in
stilteruimte. Ik weet absoluut niet wat er zal gaan gebeuren. De
beste tijd voor de sessie is morgenvroeg, zo tegen tien uur. Dan zijn
alle voorbereidingen getroffen.
Ik heb graag dat jij daar bij bent, Theo. Wil je dat?
Dat hoef je me toch niet te vragen, lieve. Dat is nog de minste
moeite voor onze Tina.
Dat begrijp ik, maar ik moest het je vragen. Dat is een belangrijke
voorwaarde.
Prima, ik laat alles graag aan jou over.
De rest van de dag verliep in alle rust. Ze zaten die avond op het
terras van een glas wijn te genieten toen Margot met een bezorgd
gezicht naar hen toe liep.
154

Het gaat steeds slechter met Tina! Ze heeft vreselijke koorts en


haar ademhaling hapert. Het doet me pijn als ik haar zo zie lijden,
zei ze droevig.
Zouden we niet meteen al met de behandeling kunnen beginnen?
vroeg Tonio aan Madelon.
Wees niet bezorgd Tonio, er gebeurt haar niets. Bovendien moet ik
mij deze nacht voorbereiden op wat komen gaat. Ik moet deze weg
nu eenmaal volgen, antwoordde ze op vriendelijke maar besliste
toon.
Door dit slechte nieuws was de gezellige avond ten einde en besloten ze naar bed te gaan. Ze brachten eerst nog een bezoekje aan
Tina.
Theo zocht daarna zijn oude slaapkamer op en Madelon ging naar
de stilteruimte. Na een tijdje doofden overal de lichten. Het
stille eiland werd beschenen door een heldere maan. Vlak na middernacht begonnen de drie halve manen op de torentjes van de villa
een blauw licht uit te stralen. Het licht werd langzaam sterker,
totdat zij de gehele villa in een zachte gloed omvatte.
De volgende morgen werd Theo vroeg wakker. Hij had bijzonder
onrustig geslapen. Hij sprong zijn bed uit wilde naar de stilteruimte lopen. Hij herinnerde zich ineens dat Madelon hem had
gevraagd haar niet te storen. Ze zou hem wel komen halen als het
zover zou zijn. Hij hoorde stemmen uit de keuken en liep daar
direct naartoe. Ze zaten allemaal rond de keukentafel en praatten
zachtjes met elkaar.
Goedemorgen, ook een kopje thee, Theo? vroeg Mieke. Hij zag
dat ze roodomrande ogen van het huilen had. Tonio had een bleek
gezicht, dat werd geaccentueerd door zwarte baardstoppels. Grard
zat zwijgend in een kopje thee te roeren.
Vandaag zou immers de beslissing over Tina worden genomen! Er
waren gedachten in Theos hoofd die hij niet wilde toelaten.
Na een poosje kwam Madelon de keuken binnen. Ze had een
fleurige bloemetjesjurk aan en zag er fris uit. Haar gezicht had
echter een ernstige uitdrukking.
155

Goedemorgen, lieve vrienden! Ik wil jullie zeggen dat het zover is.
Hoe is het met Tina?
Niet goed, Madelon! zei Tonio somber. Ik ben blij dat we
kunnen beginnen want ik houd het wachten geen minuut langer
uit!
Ze legde haar hand op Tonios schouder en vroeg:
Zou jij Tina naar de stilteruimte willen brengen? Met
genoegen!
Hij liep meteen naar Tinas kamertje.
Zou het lang gaan duren, denk je? vroeg Mieke met angstige
stem.
Madelon liep naar haar toe en sloeg haar arm om Mieke heen.
Ik kan daar nu niets van zeggen, Mieke. Maar wees er zeker van
dat we ons uiterste best zullen doen.
Ze stond op, liep naar Theo en pakte zijn hand vast. Ga je mee,
Theo?
En zo liepen ze hand in hand achter Tonio aan en lieten Mieke en
Grard in een bijna ondraaglijke spanning achter.
Tonio legde Tina voorzichtig in de gemakkelijke stoel. Madelon
stelde de stoel zo af dat Tina er ontspannen in kon liggen. Ze legde
tenslotte nog een dekentje over het zieke kind heen en vergat niet
het beertje Bruno naast haar te leggen. Theo nam plaats in de stoel
naast haar, terwijl Madelon tegenover hen ging zitten.
Tonio gaf Tina nog een zoen en wenste Madelon en Theo veel
succes toe. Daarna verliet hij de ruimte en sloot de deur voorzichtig
achter zich.
Nou, Theo, we gaan ervoor, jongen, zei Madelon zachtjes.
Ik weet niet wat er gaat gebeuren, maar ik voel dat zich enorme
krachten in deze ruimte verzamelen. We wachten het maar rustig
af.
Prima Madelon, laten we maar beginnen.
Madelon pakte de schakelaar en drukte op een knop met als gevolg
dat het licht begon te doven totdat het totaal donker was. Na korte
tijd klonk een licht gezoem en de lampen begonnen hun witte licht
156

af te geven. Tegelijkertijd straalden de cirkels in het plafond en op


de vloer hun gele licht uit. De lichten vermengden zich en in het
centrum van de ruimte groeide weer de witgele energiebol, die zich
langzaam verplaatste in de richting van Tina. Daar breidde ze zich
uit totdat ze het meisje geheel omvatte.
Madelon keek er met verbazing naar want dit had ze nog nooit
meegemaakt. Maar haar verbazing werd nog groter toen zich een
tweede bol vormde die zich rondom Theo uitbreidde.
Ze voelde dat zich een ongelooflijke energiespanning in de ruimte
opbouwde.
Theo en Tina zaten nu in de bollen die zich nu langzaam met elkaar
verbonden totdat het uiteindelijk een grote trillende energiebol
werd. Tot haar schrik zag ze de gestalten van Theo en Tina
langzaam vervagen.
Theo, fluisterde ze gespannen.
Maar ze kreeg geen antwoord meer: Theo en Tina waren in het licht
verdwenen! Het licht doofde vervolgens langzaam uit. Madelon
voelde zich totaal uitgeput. Ze keek wanhopig naar de stoelen waar
zojuist haar geliefde met zijn kleine vriendin hadden gezeten. Ze
wist absoluut niet wat er was gebeurd en liep als in een droom naar
de lege stoelen toe. Daar bleef ze staan en keek verdwaasd rond. Ze
kon het niet geloven: ze waren van de aardbodem verdwenen!
Koortsachtig probeerde ze na te gaan wat er precies was gebeurd.
Ja, ze begreep dat er een energieveld was ontstaan! Dat was
normaal. Ze was gewend daarmee om te gaan. Maar nu had ze geen
enkele controle op het proces gehad. Het was haar totaal uit handen
genomen.
Een gevoel van paniek golfde door haar heen! Ze was haar geliefde
kwijt! Mieke was haar kind kwijt!
Het werd teveel voor haar, het werd zwart voor haar ogen en ze
zonk langzaam op de vloer.
De zon wierp lange lichtstrepen in de witte ronde ruimte waarin
twee personen in gemakkelijke stoelen lagen te slapen.
157

Langzaam ging de deur een stukje open. Vriendelijke blauwe ogen


in een rond gezichtje, dat werd omlijst door blonde krulletjes, keken
naar binnen. Kort daarna stak ook een slim kijkende hond zijn kop
naar binnen. Daarna verdwenen ze weer en de deur werd voorzichtig gesloten.
Oma, oma, ze zijn aangekomen!
Fijn, Trudie, we laten ze nog even lekker slapen. Oma, dat
meisje is erg ziek, h?
Ja, daarom zijn ze naar ons gekomen. Misschien mogen wij haar
helpen!
En als dat niet mag, oma?
Trudie keek oma Willemijn aan met tranen in haar ogen. Naast haar
stond Max met zijn staart triest naar beneden. Oma streek Trudie
liefkozend door haar krullen.
Ik denk dat we haar mogen helpen, anders was ze niet bij ons
gekomen.
Ja, oma! riep het kind blij, Dat is waar! En oom Theo mocht met
haar mee komen, is dat niet heerlijk!
Kindje, ik vind het fantastisch. Wat hebben we hem toch gemist al
die tijd. Maar nu komt hij een tijdje bij ons logeren.
Trudies gezicht straalde van vreugde.
Oma, zullen ze oom Theo en het meisje ginds niet missen? vroeg
ze ineens bezorgd.
Oma Willemijn keek ernstig.
Ja, ze missen haar zeker! Maar daar wordt aan gewerkt, Trudie.
Wil jij Ben even roepen? Die is bij de sinaasappelboompjes aan het
werk.
Tuurlijk, omie! Ze rende hard met Max achter haar aan de zonnige keuken van oma Willemijn uit.
Ben was druk bezig met het snoeien van dor hout uit de bomen.
Een karwei dat hij graag deed. Hij was trots op zijn boomgaard
waar hij niet alleen sinaasappels maar ook citroenen en mandarijnen verbouwde. Hij was een meester in het vak van de fruitteelt.
Zijn fruit werd in de wijde omgeving zeer gewaardeerd. De jonge
fruittelers in de vallei kwamen vaak bij hem om het vak te leren.
158

Maar hij was niet te overtreffen en daar was hij best een beetje trots
op. Iedereen gunde hem die eer want Ben was een goed mens die
altijd een vriendelijk woord klaar had.
Hij hoorde Trudie al van ver roepen: Ben, Ben! Daar kwam Max
hijgend aanrennen.
Waar Max is, is Trudie en andersom, dacht hij. Die twee waren
onafscheidelijk!
Ben klom van zijn ladder af en legde zijn snoeimes voorzichtig in de
gereedschapskoffer. Maar eerst had hij een grote sinaasappel van de
boom geknipt.
Het was aangenaam warm in zijn boomgaard, waar de zon tussen
de groene bladeren doorscheen. Het was zijn lust en zijn leven om
hier te werken! Hij kende iedere boom en iedere boom kende hem.
Trudie was inmiddels buiten adem bij hem aangekomen.
Ben, Ben! hijgde ze, maar kon verder niets zeggen.
Max was inmiddels tegen Ben opgesprongen en likte hem over zijn
gezicht.
Max en Trudie, kalm aan! Wat is er aan de hand? Wat zijn jullie
toch opgewonden!
Ben, oom Theo is weer bij ons! riep het meisje, nog steeds
buiten adem.
Wat zeg je daar? Weet je dat zeker? Wij hebben toch te horen
gekregen dat hij nooit meer zou komen? riep hij verbaasd.
Ja, maar hij is er lekker toch! antwoordde ze vrolijk. Max blafte
luid van blijdschap.
Toen keek ze ineens ernstig.
Weet je Ben, dat hij een klein meisje heeft meegenomen dat heel
erg ziek is?
Een klein meisje dat ziek is? Iemand die ik ken? Uit het dorp? Nee,
een meisje uit zijn eigen wereld.
Uit zijn eigen wereld? Dat is toch niet mogelijk? Dat is tegen de
Wetten! Het is al heel bijzonder dat Theo hier mocht komen!
Oma hoopt dat ze hier genezing mag vinden. Wat zou dat fijn zijn
h Ben?
159

Ben was even in gedachten verzonken. Hij begreep het niet omdat
er Wetten waren waar iedereen zich aan moest houden.
Hij zou straks bij oma gaan informeren. Maar als het zieke kind
hier was, hoopte hij van ganser harte dat ze kon genezen.
Ja, Trudie, dat zou heel fijn zijn! Ik ga nu naar oma toe om de
gasten te begroeten. Die goeie oude Theo! Wat hebben we hem
toch gemist al die tijd. Hoera!
Hij gooide van vreugde zijn pet hoog in de lucht die door Max werd
opgevangen. De hond ging er meteen mee vandoor.
Max, kom hier, hoor je! Breng direct mijn pet terug! Max!
Trudie moest daar geweldig om lachen.
Jij kleine vlegel, moet je me nog uitlachen ook! Ik heb nog wel
een sappige sinaasappel voor je geplukt!
Ben deed net of hij kwaad werd. Het gevolg was dat Trudie alleen
nog maar harder moest lachen. Het werkte aanstekelijk en zo liepen
ze vrolijk lachend naar het huis. Trudie smulde intussen van de
sinaasappel die ze van Ben had gekregen.
Theo opende langzaam zijn ogen en zag dat hij nog steeds in de
zonnige stilteruimte was. Tina lag in de stoel naast hem te
slapen. Hij miste Madelon in de stoel tegenover hem.
Hij stond op en liep naar haar toe. Ze zag er zwak uit en het was
duidelijk dat ze nog altijd hoge koorts had. Ze ademde moeilijk.
Waar zou Madelon zijn? Met dit prachtige weer zou ze wel in de
tuin bij Mieke en Tonio zitten.
Hij besloot Tina even alleen te laten en de verpleegster te roepen.
Hij opende de deur en liep door de gang naar de salon.
Merkwaardig, de gang leek een stuk korter geworden! Gekleurde
raampjes die hoog in de muur zaten zorgden voor een sfeervol
gedempt licht. Raampjes? Die waren er toch nooit geweest?
Hij kwam uit bij de deur, waarop een sierlijk houtsnijwerk was
aangebracht. Houtsnijwerk? Dat kwam hem niet bekend voor.
Hij stond stil en dacht even na. Er klopte iets niet.
Hij opende de deur en stond in een kleine overloop. Hij zag een
gezellige keuken, waarin een vrouw zich zojuist bukte om iets uit
160

een oven te pakken. Maar .... hij kende deze keuken, hij kende deze
vrouw!
Hij wreef zich de ogen uit en keek nog eens goed. Ja, hij kende haar
zelfs zeer goed!
Oma! riep hij.
Ze schrok en liet een schaal koekjes uit haar handen vallen. Hij liep
naar haar toe.
Oma Willemijn, ben jij dat werkelijk? riep hij weer, stomverbaasd.
Ze keek hem aan en pakte zijn handen vast.
Ja, beste jongen, ik ben het werkelijk!
Dat kan niet, ik moet nog dromen!
Op dat moment ging de keukendeur open en renden twee gestalten
naar binnen. Max sprong blaffend tegen hem op en gooide hem
bijna omver.
Hij likte Theos gezicht en jankte van vreugde.
De tweede gestalte, Trudie, bleef stilletjes in de deuropening staan,
terwijl tranen over haar gezichtje rolden.
Max, nou is het mooi geweest! probeerde oma op strenge toon te
zeggen. Trudie wil Theo ook graag begroeten!
Max luisterde meteen. Hij begreep wat ze wilde. Kwispelstaartend
bleef hij in de buurt staan.
Trudie! Lieve Trudie! riep Theo.
Hij liep naar haar toe en sloot haar in zijn armen. Wat waren ze
diep gelukkig met elkaar!
Nadat hij hen allemaal uitbundig had begroet, stelde oma voor om
op het terras, onder de parasol iets te eten en te drinken. Arm in arm
liepen ze naar buiten, met Max blaffend achter hen aan.
Ze botsten tegen Ben aan die net naar binnen wilde.
Ben, goede Ben! Hoe is het met je!
O, prima, Theo. Wat vind ik het leuk dat je er weer bent! En ze
omhelsden elkaar uitbundig.
Even later zaten ze rond de tafel op het zonnige terras.
Ik weet niet waar ik moet beginnen, opende Theo het gesprek.
161

Ik weet alleen dat ik wakker werd in de stilteruimte. Ik liep door


de gang en kwam in jouw keuken uit, oma. Ik begrijp er niets van.
Heb jij enig idee?
Oma knikte en antwoordde:
Ik zal het je later allemaal uitleggen, Theo. Ik was er al een tijdje
van op de hoogte dat jullie zouden komen. Daar was toestemming
voor gegeven. Ik wist ook dat jullie bezig waren met de genezing
van Tina.
Ken je Tina dan?
Ja, en ik wist ook dat ze erg ziek is. Ze mocht met jou meekomen
omdat jij daarvoor speciale toestemming hebt gekregen. Daar zal ik
je straks meer over vertellen. Ik zal eerst een lekker kopje thee
inschenken. Trudie help jij me even met de chocoladekoekjes?
Ja hoor, omie!
Ze huppelde achter oma aan de keuken in.
Zin in een sinaasappeltje of een mandarijntje Theo? vroeg Ben
die wat van de vruchten op tafel legde.
Graag een mandarijntje, Ben.
Hij haalde gemakkelijk de schil eraf en hapte in de sappige vrucht.
Hij had nog nooit in zijn leven zo iets heerlijks geproefd!
Hij keek verrukt en zei:
Ben, waar heb je die vandaan? Ik kan me niet herinneren dat ik
ooit zon lekkere mandarijn heb gegeten!
Ben keek trots en antwoordde:
Eigen kweek, beste Theo, eigen kweek! Wil je straks de boomgaard eens bekijken?
Nou, heel graag zeg!
Even later had oma kopjes kruidig geurende thee op tafel gezet en
ging Trudie rond met een schaal koekjes.
Heeft Ben jou inmiddels verwend met zijn mandarijntjes, Theo?
vroeg oma glimlachend.
Inderdaad, en ze smaakten werkelijk fantastisch!
En dan moet je omas koekjes eens proeven! riep Trudie enthousiast. Ze gaf er eentje aan Theo.
162

Theo nam een hapje en proefde een knapperend, nog warm, spritskoekje met een zoete laag melkchocolade. De smaak was onovertroffen. Dat gold ook voor de thee die een heerlijke pittige lucht
verspreidde.
Hij genoot van iedere seconde op dit zonovergoten terras! Hij
voelde zich helemaal thuis bij deze mensen die hij liefhad. Liefhad?
Hij voelde een stekende pijn door zich heengaan. Waar was
Madelon? Hoe ging het met Tina?
Oma raadde zijn gedachten en zei:
Ik ben zojuist bij Tina geweest. Ze is erg ziek maar we zullen goed
voor haar zorgen. We brengen haar straks naar n van de logeerkamers waar een fris bed voor haar klaarstaat.
Trudie keek bezorgd en vroeg: Wordt ze beter, oma?
Tja, kindje, dat is niet aan ons om te beslissen. Alleen de koning
zelf kan toestemming geven.
Ik vind dat hij dat maar moet doen!
Ze had een vastberaden blik in haar ogen.
Maar je weet toch Trudie, dat het zomaar niet kan. Tina komt uit
een andere wereld en daar gelden andere wetten dan hier.
Ja, dat weet ik, antwoordde ze bedroefd en zuchtte diep. Maar ze
bleef koppig kijken.
Ben, zullen we Tina naar haar kamertje brengen? Theo kan dan
intussen nog even van de tuin genieten. Of ga je liever mee, Theo?
vroeg oma.
Ja, ik ga met jullie mee. Ik wil graag in de buurt van mijn
vriendinnetje zijn!
Terwijl de anderen naar de stilteruimte gingen, liep Trudie de trap
op naar haar eigen kamertje. Ze deed de deur goed achter zich dicht
en ging achter haar bureau zitten. Ze pakte een pen en een velletje
lichtblauw briefpapier. Max ging onder het bureau liggen, terwijl
Trudie begon te schrijven.

163

Lieve prinses Sandrine,


Oom Theo is bij ons komen logeren. Hij heeft een klein ziek meisje
meegenomen. Ze heet Tina. Ik heb haar gezien en ze zag er heel
zwak en wit uit. Zie hield haat teddybeertje heel vast tegen haar
aan.
Oma zou willen proberen haar beter te maken, maar ze zegt dat ze
dat misschien niet mag van de Koning. Zou u aan de Koning willen
vragen of ze beter mag worden? Ik zou dat heel fijn vinden!
Komt u nog eens bij ons langs, dan kunt u gezellig met oom Theo
praten. Komen uw zusjes dan ook mee, zoals de vorige keer?
Groetjes aan iedereen en tot gauw ziens!
xxx
Trudie en Max
Diezelfde middag liep ze met Max naar een ouderwetse brievenbus
die vlak voor het huis stond. Ze gaf de enveloppe een zoen en
schoof haar voorzichtig in de bus.

164

Hoofdstuk 16 Inzicht 4)
Madelon deed langzaam haar ogen open en keek in het bezorgde
gezicht van Tonio.
Gaat het weer een beetje, Madelon? vroeg hij.
Ze lag op de bank in de salon en voelde zich zo slap als een vaatdoek.
Wat is er gebeurd, Tonio? Ik voel me nogal beroerd, weet je.
We vonden het allemaal erg lang duren en daarom besloten we
een kijkje te gaan nemen. We vonden je bewusteloos op de grond
liggen.
Hij aarzelde even en vervolgde met angst in zijn stem: Theo en Tina
zijn verdwenen!
Ze veerde omhoog. De werkelijkheid drong zich weer met volle
kracht aan haar op. Ja, ze waren verdwenen in dat vreemde lichtveld! Ze zat nu rechtop en wist niets te zeggen. Ze zag alleen maar
de angstige gezichten van Tonio en Mieke.
Weet je waar ze zijn gebleven? vroeg Mieke met trillende stem.
Nee, Mieke, ik zou het niet weten. Het laatste dat ik van ze heb
gezien is dat ze langzaam in een zee van licht verdwenen. Ik heb
dat nooit eerder meegemaakt en ik kon er verder niets aan doen.
Het was vele malen sterker dan ik.
Er heerste een pijnlijke stilte. Madelon voelde onuitgesproken verwijten. Het deed haar pijn. Tonio merkte dat en legde geruststellend
zijn hand op haar schouder.
Natuurlijk keken we jou daar even op aan, Madelon. Maar we
weten nu dat er dingen zijn gebeurd die jij niet had kunnen voorzien
en die boven jouw macht zijn gegaan. Wees dus niet bang dat we je
de schuld geven.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------4)
Spreuken 3
3:5 Vertrouw op de Heere met heel je hart
En steun op je eigen inzicht niet
3:6 Ken Hem in al je wegen
Dan zal Hij je paden rechtmaken
3:7 Wees niet wijs in je eigen ogen
Vrees de Heere en keer je af van het kwade

165

Mieke knikte ten teken dat ze het met Tonio eens was.

Madelon zuchtte diep van opluchting. Ze had het gevoel dat er een
steen van haar hart viel nu ze wist dat haar vrienden haar geen
verwijten maakten.
Ik ben zo blij dat jullie achter me staan. Maar wil ik proberen na te
gaan wat er precies is gebeurd. Daarvoor heb ik de hulp van onze
vriend Chrtien nodig. Misschien weet hij meer.
Chrtien? vroeg Tonio verbaasd.
Ja, hij heeft inzicht in deze zaken, antwoordde Madelon.
Ze voelden zich direct een stuk beter bij de gedachte dat hun
vriend misschien hulp kon bieden,
Het duurde lang voordat de telefoon werd opgenomen. Maar ineens
was daar de vriendelijke stem van Chrtien.
Hallo Chrtien, je spreekt met Madelon. Hoe gaat het bij de
Verenigde Naties?
Hallo, Madelon, leuk dat je even belt! Bij ons is het ontzettend
druk, want er zijn grote problemen op deze wereld, zoals je weet. Is
de rust op jullie eilandje weer teruggekeerd na de heftige milieuconferentie?
Gelukkig wel! Ik ben blij met het resultaat! Maar we hebben nu
een probleem dat we niet kunnen oplossen. Daarom bel ik je.
Madelon legde in het kort uit wat er aan de hand was. Chrtien
luisterde aandachtig. Toen ze was uitgesproken was het even stil.
Blijkbaar dacht hij diep na.
Madelon, ik denk dat je niet bang hoeft te zijn. Je weet dat Theo
zeer geliefd is in de wereld van oma en Trudie. Ze zijn daar op de
hoogte van zijn liefde en zorg voor Tina. Vanwege Theo is de
beslissing over Tina uitgesteld. Hoe die beslissing zal uitvallen is
nog onbekend. Ik heb echter een groot vertrouwen in Theo. Geef
dat maar door aan Tonio en Mieke. En vergeet ze niet de groeten
van me te doen.
Dat doe ik zeker. Weet jij wanneer een beslissing wordt
genomen?
166

Nee, dat moeten we allemaal afwachten. Er moet rekening worden


gehouden met vastliggende wetmatigheden, zoals je weet.
Dat weet ik, zuchtte Madelon. Maar ik ga dood van
angst, Chrtien! Zon lief klein kind!
Kop op Madelon! Je moet bedenken dat ze nu in goede handen
is!

Ja, dat zal ik voor ogen houden. Dat geeft me troost. Ik zal het nu
aan mijn vrienden gaan vertellen. Bedankt, Chrtien, en veel succes
met je werk.
Vertel het ze maar gauw dan zijn ze wat gerustgesteld. En als er
iets is, bel je me dan direct op?
Afgesproken, tot ziens Chrtien! Tot ziens, Madelon!
Bedachtzaam legde ze de telefoon op het kastje in haar werkkamer.
Hoe kon hij zo zeker zijn? Toch twijfelde ze niet aan zijn uitspraken. Ze had volledig vertrouwen in hem en in Theo. Dat gaf haar
een gerust gevoel.
Toen ze het verhaal aan Tonio en Mieke had verteld, zei Tonio:
Ik heb Chrtien leren kennen als een goed en ernstig mens. Ook ik
vertrouw hem volledig. Het lot van onze Tina is nu in handen van
hogere machten, waarbij Theo een belangrijke rol schijnt te spelen.
En mijn goede vriend zal daarginds alles doen voor het welzijn van
Tina. Wat denk jij ervan, Mieke?
Ik ben het met je eens, Tonio. Maar ik hoop en bid dat ze snel
zullen beslissen over Tina want die onzekerheid is vreselijk, zei ze
met betraande ogen.
Theo had die nacht heerlijk geslapen in zijn gezellige
torenkamertje. Hij stond op, liep naar het open venster en zoog de
frisse ochtendlucht diep in zijn longen. Heerlijk was dat!
Hij keek uit over een lieflijk lentelandschap waar de ochtendzon de
kleuren deed ontwaken. Overal waar hij keek zag hij het prille
groen en prachtige bloesems. De wind streek zacht langs zijn
gezicht. Een merel zong een vrolijk lied. Vlakbij hoorde hij het

167

koeren van een duif. Hij voelde een diepe liefde en een grote
helderheid in zichzelf. Zo stond hij daar een tijdje te genieten van
het stille, fraaie landschap.
Hij schrok toen zachtjes aan zijn deur werd geklopt.
Oom Theo, kom je ontbijten? Oma heeft alles al klaarstaan in de
tuin! klonk het stemmetje van Trudie.
Hij deed de deur open en werd enthousiast begroet door Max die
hem van vreugde bijna omver gooide.
Even stoeide hij met Max en toen zoende hij Trudie op haar wang.
Hallo, lieverds! Zeg maar tegen oma dat ik eerst een douche neem
en dat ik zo naar beneden kom.
Joepie! riep Trudie en ze stormde, op de voet gevolgd door Max,
de wenteltrap af.
Terwijl Theo van zijn verkwikkende douche genoot, dacht hij aan
Tina. Ik moet allereerst weten hoe het met haar gaat, dacht hij. Hij
waste zich snel en stormde vervolgens, net als Trudie
en Max, haastig de trap af. Hij rende in de hal bijna oma omver, die
zojuist uit een aangrenzende kamer kwam.
Neem me niet kwalijk, oma, maar ik wilde zo graag weten hoe het
met Tina gaat.
Geeft niet, jongen! Ik ben zojuist bij haar geweest. Als je wilt
kunnen we even naar haar toe.
Fijn, ik wil haar graag zien!
Zachtjes opende ze de deur en ze gingen de kamer binnen. Tina lag
rustig te slapen maar had nog altijd een ongezonde rode kleur van
de koorts.
Ik heb haar kruiden gegeven waardoor de ontstekingen wat
verminderen, fluisterde oma. Maar echte genezing kan ik
daarmee niet bereiken.
Theo streek Tina liefkozend over haar zwarte haar en legde het
beertje Bruno dichter tegen haar aan.
Gauw beter worden, kleintje, hoorde oma hem zeggen. Ze was
onder de indruk van zijn liefde voor het kind.
Kom, Theo, we laten haar nu maar rustig slapen. Dat is goed voor
haar. Met tegenzin verliet hij de kamer. Hij was veel liever bij
haar gebleven.
168

Even later zaten ze rond de gezellig gedekte ontbijttafel. Theo was


in gedachten nog altijd bij Tina. Oma en Trudie merkten dat en
Max liet zijn staart een beetje triest hangen.

Ik heb vannacht moeten huilen om Tina, oom Theo, zei Trudie.


En Max is ook verdrietig. Maar ik heb gedroomd dat ze beter zal
worden en met mij en Max in de tuin zou spelen.
Dromen zijn misschien bedrog, Trudie, zei Theo op sombere
toon.
Maar hier niet, hoor! zei ze opgewekt. Ze zal helemaal beter
worden!
Op dat moment hoorden ze het geluid van hoefgetrappel. Het geluid
hield stil voor het huis en ze hoorden een paard hinniken.
Wie mag dat zijn? vroeg oma.
Ik kijk wel even, oma! riep Trudie met een blij gezicht. Ze rende
langs het huis de voortuin in, op haar hielen gezeten door Max.
Een minuutje later kwam ze weer terug, gevolgd door een man in
een kleurig uniform met een witgepluimde hoed op zijn hoofd.
Goedemorgen allemaal! riep hij. Hij maakte een sierlijke zwaai
met zijn hoed.
H, dat is leuk! zei oma, De bode van onze prinses.
Inderdaad, reageerde de jongeman, die een vrolijk en innemend
gezicht had.
De prinses heeft gisteren met de avondpost een brief ontvangen
met een dringende inhoud en ze wilde daar meteen op reageren.
Vandaar mijn vroege komst!
Hij keek daarbij geamuseerd naar Trudie die net deed alsof ze van
niets wist.
Oma kende haar echter door en door.
Trudie, heb jij de prinses een brief gestuurd? Ja, oma.
Maar waar ging dat dan over? Je stuurt de prinses toch niet zomaar
een brief? vroeg oma.
De bode schraapte zijn keel, keek heel gewichtig en nam het woord.
De prinses laat weten dat zij zeer onder de indruk is van de brief
die zij heeft ontvangen. Zij wil overmorgen graag bij u op visite
169

komen. Zij zal worden begeleid door haar zusters, de prinsessen


Marie-Christine en Charlotte. Zij zullen graag met u het ontbijt
gebruiken en de dag samen met u gezellig willen doorbrengen. De
prinsessen laten verder weten dat het een klein en onopvallend
bezoekje zal zijn. Zij willen zich graag op de hoogte stellen van het
welzijn van het meisje dat bij u logeert.
Hij keek nieuwsgierig rond om te zien of zijn deftige woorden
indruk hadden gemaakt. Dat had hij!
Trudie danste juichend met Max in het rond en oma knikte
glimlachend.
Nog een ding, vervolgde de bode. De prinsessen laten vragen of
de pannenkoeken van oma nog altijd zo lekker zijn.
Ze moesten daar allemaal hartelijk om lachen.
Overmorgen eten we pannenkoeken! zei oma.
En ik help mee met bakken! juichte Trudie.
Lust u een kopje thee? vroeg oma aan de bode. En heeft uw
paard al iets gegeten?
Hij maakte een diepe buiging en antwoordde: Beste oma, ik heb
deze morgen in een bekend caf in het dorp reeds een uitstekend
ontbijt gebruikt. Ook mijn paard heeft genoten van het goede van
uw weilanden. Ik mag u daarom danken voor uw uitnodiging maar
moet deze helaas afwijzen. Bovendien moet ik nog wat post bezorgen in de omgeving. Dat duldt geen uitstel. Ik wil u allen groeten en
hoop u spoedig weer eens te zien!
Hij zwaaide met zijn hoed, maakte een buiging en vertrok. Trudie
liep huppelend met hem mee want ze wilde het paard nog een
suikerklontje geven.
Toen ze terug was informeerde oma naar de inhoud van haar brief.
Toen ze het had verteld, zei oma hoofdschuddend: Je bent toch een
mooie, om de prinses daarmee te overvallen. Maar je bent mijn
liefste meisje en ik houd van je!
En ik van u, omie!
Ze knuffelden elkaar even.
Theo genoot van elke seconde dat hij hier bij deze mensen was.
Wat een ongelooflijk prachtige wereld was dit toch!
170

En nu gaan we eindelijk ontbijten, besloot oma.


Ze zette samen met Trudie de lekkerste dingen op tafel: warme
knapperige broodjes, overheerlijke jam en kaas, lekker geurende
thee. Ronduit geweldig!
Ze zaten net van een eitje te genieten toen Ben het terras opfietste.
Goede morgen, beste mensen! Al aan het ontbijt?
Hoi, oom Ben! riep Trudie blij, Waar was je?
Ik ben al vroeg in de boomgaard begonnen. Er was nog wat dor
hout op te ruimen. Verder moesten sommige bomen extra voeding
hebben. Maar ik kan nu zelf ook wel wat voeding gebruiken!
Hij keek hongerig naar de lekkere dingen op tafel.
Moet je in het dorp niet eens om extra hulp gaan vragen, Ben?
Werk je de laatste tijd niet een beetje te hard? vroeg oma.
Welnee, oma, het gaat uitstekend zo. Wees maar niet bezorgd!
Misschien kan ik je een beetje helpen, Ben? Ik zou best meer van
het tuiniersvak willen weten, merkte Theo op.
Ben dacht even na.
Zou je dat graag doen?
Ja, als ik zou kunnen leren hoe jij zulke sappige mandarijnen en
sinaasappels kweekt dan zou ik dat geweldig vinden!
Ben glimlachte welwillend.
Nou, daar komt veel bij kijken. Maar ik vind het prima. Ik zal je
straks eerst een korte rondleiding geven en dan gaan we aan de
slag. Maar nu eerst een lekker ontbijtje van oma!
Trudie liep de keuken in en kwam even later terug met een schaal
aardbeien die ze op tafel zette. Ze keek trots naar Theo.
Deze zijn van mijn aardbeienveldje, oom Theo. Ik ben benieuwd of
je ze lekker vindt!
Hij pakte een aardbei en proefde.
Fantastisch lekker, Trudie! Ik heb nog nooit zulke smakelijke
aardbeien gegeten!
171

Het is nog lekkerder als je er wat van omas slagroom opdoet!


riep ze blij, terwijl ze weer de keuken in rende.
En zo genoten ze een tijdje van de heerlijkste aardbeien met slagroom, die er volgens Theo bestonden.
Oma keek trots naar het meisje.
Trudie tuiniert graag. Ze vindt plantkunde op school n van de
leukste vakken.
Toen Theo dat hoorde, ging zijn onderwijzershart sneller kloppen.
Hij werd nieuwsgierig.
Wat leren jullie op school, Trudie?
Het meisje keek even vragend naar oma die haar bemoedigend
toeknikte.
Nou, antwoordde ze ernstig, Het belangrijkste en leukste vak is
levenskunde. En dan kunst, zoals schilderen, tekenen, muziek en
ballet. En plant- en tuinkunde en paardrijden. Wat ik ook erg leuk
vind is het maken van gedichtjes en die voordragen.
Ze was heel enthousiast geworden terwijl ze de vakken opnoemde.
Leren jullie ook lezen, schrijven en rekenen? vroeg hij met grote
belangstelling.
Ze keek hem verbaasd aan.
Dat hoeven we toch niet te leren, oom Theo! Dat weten we toch
al!
Nu was het zijn beurt om verbaasd te kijken. Oma mengde zich nu
in het gesprek.
Kijk, Theo, in jouw wereld moeten de kinderen vanaf het begin
alles leren. Hier is dat niet nodig en kunnen de kinderen zich
bezighouden met de hogere ontwikkeling. Ik zal je daar vanmiddag
meer over vertellen als je wilt. Er zijn nog meer dingen waar ik
graag met je over zou willen praten. Is dat goed?
Ja hoor, oma, dat zullen we doen. Ik wil graag meer over het
onderwijs hier leren.
Allemaal goed en wel, onderbrak Ben het gesprek, Maar ik
heb weer genoeg gezeten voor deze ochtend. Ga je mee naar de
boomgaard, Theo? Als oma het tenminste goedvindt.
Ja, natuurlijk vind ik dat goed, malle jongen. Dat hoef je toch niet
te vragen! Ik loop even met jullie mee en daarna ga ik een
appeltaart bakken.
172

Lekker, appeltaart! riep Trudie blij. Max kreeg een hongerige


blik in zijn ogen toen hij het woord appeltaart hoorde.
Maar ik heb Trudie beloofd naar de aardbeien te kijken, merkte
Theo op. Dat doen we dus eerst.

En zo liepen ze over een kronkelig paadje naar de groententuin.


Aan beide zijden van het paadje bevonden zich hoge
bamboestruiken waar de wind zachtjes doorheen ruiste.
Ze kwamen uit op een grote groententuin. Er zaten enkele vogels in
het veld die van de aardbeien snoepten.
Moet je die niet wegjagen, Trudie! Voordat je het weet eten ze
alles op! meende Theo.
Nee, hoor, ze eten soms een lekkere aardbei maar zullen nooit
teveel wegnemen. Er blijft echt genoeg over voor iedereen.
Waaruit maar weer blijkt dat iedereen hier met elkaar rekening
houdt, dacht Theo.
Ze liepen langs het veldje, waarbij Trudie uitlegde welke voeding de
planten moesten hebben, en hoeveel water. En hoe je ze moest
verzorgen. Ze zei dat je met ze moest praten, dan werden de
aardbeien nog lekkerder.
Doen jullie ook aan bestrijding van insecten en ziekten, Ben?
vroeg Theo.
Nee, hoor. Ieder insect en iedere schimmel draagt op zijn eigen
manier bij aan het welzijn van de planten. De planten geven daarvoor voedingsstoffen aan hen terug. De planten vernieuwen zich
voortdurend, waarbij de oude delen worden afgestoten en de grond
verrijken. Zo is de cirkel gesloten. Je kunt natuurlijk wel extra
bemesting geven en de grond luchtig houden. Ook kan het zijn dat
insecten of schimmels teveel op n plant gaan zitten. Niet dat de
plant dan schade ondervindt, maar de ontwikkeling wordt dan iets
vertraagd. Dan moet je aan verplaatsing gaan doen. Zo is er altijd
wel werk aan de winkel. Trudie is daar dol op!
Ja, ik vind dat heel leuk en Max helpt mij altijd met het aangeven
van emmertjes en harkjes.
173

Woef! bevestigde Max kwispelstaartend.


Ze liepen verder en kwamen uit in een kruidentuin. Oma zei een
beetje trots: Wij verbouwen al onze groenten zelf. En wat we
overhouden ruilen we met de buren. Naast ons woont de
burgemeester van het dorp, die druiven kweekt die hij graag met
ons ruilt voor groenten en fruit. Ik gebruik de kruiden voor mijn
maaltijden. Ik experimenteer altijd om het eten nog smakelijker te
maken. Een ander deel is bedoeld voor de geneeskunde.
Zijn er hier dan veel kwalen, oma? informeerde Theo.
Nee, niet eentje. Maar we gebruiken deze planten en bloemen om
langs geestelijke weg hun geneeskracht door te geven aan artsen in

jullie wereld, die daarvoor open staan. En gelukkig met succes!


Grandioos! Geen kwalen! Maar er valt misschien toch wel eens
iemand van een trapje? hield Theo nieuwsgierig vol. Dan kan een
zalfje toch geen kwaad?
Hij vond het eigenlijk een flauwe vraag van zichzelf. Oma was
echter onverstoorbaar.
Bij ons kunnen we op zon moment de zwaartekracht aanpassen.
We schakelen dan meteen ons energieveld om, waardoor de
zwaartekracht met vertraging werkt. Stel dat je van die toren zou
vallen. Ze wees naar de hoge toren waar zich Theos logeerkamer
bevond.
Dan zul je jezelf afremmen en kom je rustig op de grond terecht.
Theo kon van verbazing niets zeggen.
Laat jij Theo de boomgaard zien, Ben? Ik ga even naar Tina
kijken. Ik zie jullie straks weer! vervolgde ze. Ze liep met
krachtige pas in de richting van het huis.
Tina is in goede handen bij oma, zei Ben.
Wat zouden we toch zonder haar moeten beginnen, h Trudie?
Ja, oom Ben, ze is de allerliefste oma. En wat zal Tina veel van
haar houden als ze beter is!
Het kind had tranen in haar ogen bij de gedachte aan het zieke
meisje. Maar ineens begonnen haar blauwe ogen weer hoopvol te
schitteren. Het leek alsof sterretjes in verschenen.
174

Maar overmorgen komt de prinses naar haar kijken en misschien


wordt ze dan wel beter! zei ze enthousiast.
Ja, kindje, ik ben blij dat je haar een brief hebt geschreven. Nu ik
weet dat ze komt ben ik een stuk geruster, zei Ben. Hij staarde
even dromerig in de verte, zette vervolgens zijn pet recht op zijn
hoofd en keek Theo aan.
Ga je mee naar de boomgaard Theo? Er is werk aan de winkel,
jongen!
Natuurlijk Ben, ik ben al op weg.
En met een huppelende Trudie en springende Max voor hen uit,
liepen ze langs kleurige bloemenperkjes naar de boomgaard.
Toen ze daar waren aangekomen keek Ben goedkeurend naar de
bomen die volop vrucht droegen. De zon legde een frisse glans over
de bomen, waardoor de sinaasappels er bijzonder smakelijk
uitzagen.
We zullen ons voorlopig met de sinaasappels bezighouden. De
mandarijnen en citroenen komen later wel aan de beurt, zei Ben.

Trudie, haal jij met Max het karretje uit de schuur?


Ja, oompje, ik ben al weg!
Enkele minuten later kwam ze terug. Ze zat op een klein karretje dat
werd voortgetrokken door Max.
Ja, dat dacht ik wel, zei Ben lachend. Hoe vaak heb ik je nou
gezegd dat Max geen paard is. Het is toch geen gezicht!
Maar Max vindt het leuk om dat te doen, oompje!
Het was inderdaad aan Max te zien dat hij het prachtig vond. Zijn
snoet stond guitig en hij kwispelstaartte dat het een lust was.
Nou, vooruit dan maar, bromde Ben, die zijn best deed streng te
kijken.
Theo en ik zullen eerst de sinaasappels oprapen die op de grond
liggen en op het wagentje leggen. Dan kunnen jij en Max alles
straks wegbrengen naar de voorraadschuur.
En zo begonnen ze met het karwei. Ze hadden er veel schik in en
vooral Trudie en Max vermaakten zich uitstekend als vervoerders
van sinaasappelen. Ze deden zich tussendoor tegoed aan enkele
sappige vruchten.
175

Een beetje moe maar tevreden kwamen ze tegen het middaguur


terug bij oma. Ze zat op het terras een boek te lezen. Uit de keuken
kwam een heerlijke baklucht. Theo informeerde meteen naar Tina.
Nog niet veel veranderd, Theo. Maar ze is wat rustiger en de
koorts is iets gedaald. Maar echt goed gaat het nog niet. Daar moet
wel meer voor gebeuren.
Wat eten we vandaag, oma? informeerde Trudie nieuwsgierig.
Wat ben je toch een lekkerbekje! antwoordde ze met een
vriendelijke glimlach.
We eten n van jouw lievelingsgerechten: aardappelpuree met
erwten. En dan een lekker bordje yoghurt met perziken. En het
voorgerecht is een kruidig groentensoepje.
Lekker, oma! juichte ze.
Zorg jij ervoor dat Max eten krijgt, Trudie? Meteen, omie!
Trudie liep naar de keuken, voorafgegaan door een hongerige Max.
Het eten was inderdaad voortreffelijk. Ze besloten de maaltijd met
een fris vruchtendrankje en Theo voelde zich prima op het zonnige
terras met zijn dierbare vriend en vriendinnen.
Theo, kunnen wij straks even met elkaar praten, vroeg oma.
Ik denk dat jij veel vragen hebt, waar ik je graag antwoord op zou
willen geven.
Dat klopt, oma. Dat zullen we doen.
En daarmee werd de gezellige middagmaaltijd besloten.

Zo kwam het dat oma en Theo in het vroege middaguur onder een
vrolijk wit-blauw gestreept luifel aan de vijver zaten, die in het
grote grasveld achter het huis lag. Ze noemden het de vijver, maar
eigenlijk was het een klein meer.
De hemel was strakblauw. De wind blies soms speelse golfjes over
het water, waarin de zon in duizenden puntjes schitterde. De golfjes
kabbelden zacht tussen het riet aan de oevers.
Het kleine cirkelvormige terras werd aan de achterkant omsloten
door hoge bamboestruiken. Een paar jonge eenden scharrelden over
het gras en pikten aan broodkorsten die Trudie daar had neergelegd.
176

Theo zat genietend in zijn stoel bij het tafeltje, waarop oma zojuist
een kopje thee neerzette.
Tja, Theo, het werd eens tijd dat ik je vertel over onze wereld.
Weet je wat het vreemde is, oma? Alles is hier goed en ik voel me
gelukkig. Ik denk steeds minder aan mijn eigen wereld. Is dat wel
goed?
Oma glimlachte en vroeg of hij een spritskoekje lustte.
Kijk, Theo, we zijn hier gelukkig omdat dat gewoon zo is. Daarom
begin je je eigen ongelukkige wereld te vergeten. Ook je lichaam zal
zich aanpassen. Zij zal steeds fijner en mooier worden. Heb je daar
misschien al iets van gemerkt, Theo?
Hij dacht even na en antwoordde lachend: Ik hoef steeds minder
naar de wc!
Dat dacht ik al, zei oma. Voedsel, water en lucht zijn hier
volkomen zuiver. Je lichaam produceert daarom weinig of geen
afval. En wat er vrijkomt kan gemakkelijk worden gebruikt als
voeding voor planten.
Theo floot van verbazing tussen zijn tanden door. Waarom kan dat
bij ons niet, oma?
Het doel van alle leven is liefde. Niet alleen voor zichzelf maar
voor alle leven. Zo heeft onze wijze Koning het bedacht. De mensen
kennen teveel eigenliefde. Dat is op zich niet verkeerd, maar
onvolmaakt. Eigenliefde moet uitgroeien naar liefde. Het gaat ook
om het geheel, snap je?
Niet helemaal, oma.
Dat is eenvoudig, Theo. Voel jij je gelukkig nu Tina ziek is?
U weet dat ik me daardoor ongelukkig voel, oma.
Dus je geluk hangt ook af van het geluk van een ander?
Klopt, oma!
Je ziet dus dat eigenliefde een beperkte vorm van geluk geeft.
Geluk voel je als je een ander blij kunt maken. En geluk voel je ook
als je de schoonheid van de natuur kunt zien.
Theo keek om zich heen en genoot even van de prachtige tuin. Hij
zag wat ze bedoelde maar was nog niet tevreden.
Waarom moeten wij lijden en sterven, oma?
177

Ik denk dat je het antwoord al weet, Theo. Jij hebt het Woord
van de Koning gelezen. De Koning heeft de mensen moeten
verbannen uit zijn schitterende land omdat ze tegen hem in
opstand kwamen. Sindsdien kun je een mens vergelijken met
een vloedplas. Als deze geen voeding meer krijgt van de zee,
zal ze verdwijnen. Liefde is als de zee: zij voedt de mens voortdurend met leven. Omdat de mens geen contact meer heeft met
het Leven van de Koning, sterft hij.5)
Maar oma, onschuldige kinderen als Tina dan! Tina is ziek en zal
misschien sterven. Zon lief kind is toch niet te vergelijken met die
vloedplas!
Oma zuchtte diep, ze wist ook wel hoe erg het was.
Ik weet dat mijn uitleg koel overkomt, Theo. Maar je weet dat het
niet zo eenvoudig is. Je hebt in het Woord van de Koning gelezen
hoe erg hij het vindt dat hij het contact met de mensen heeft
moeten verbreken. Daarom heeft zijn zoon het op zich genomen
om dit contact te herstellen. En je weet ook hoe zijn zoon heeft
moeten lijden .6)
Ze waren een tijdje stil.
Maar je weet ook dat zijn zoon de dood heeft overwonnen en dat
degenen die in hem geloven, mogen terugkeren naar hun Hemelse
Vaderland. En je weet ook dat kinderen ook bij Hem
terugkomen.7)
Ja, ik weet het oma, zei Theo, maar het afsterven van je lichaam
is iets afschuwelijks. Zeker als dat bij een kind gebeurt.
Ik ben het helemaal met je eens, Theo. Maar je weet eveneens dat
een mens zijn aardse woning moet verlaten om zo zijn eeuwige
Vaderland te kunnen binnengaan. Tenminste, op voorwaarde dat hij
op de Koning en zijn zoon vertrouwt. 8)
Theo dacht een tijdje na over deze woorden.
Mag ik nog iets vragen, oma?

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------5)
Genesis 2
2: 16 En de HEERE God gebood de mens: Van alle bomen van de hof mag u vrij
eten
2: 17 maar van de boom van de kennis van goed en kwaad, daarvan mag u niet
eten,
want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven.

178

6)

Hebreen 2
2:9 Maar wij zien Jezus met heerlijkheid en eer gekroond, Die voor korte tijd
minder
door de
dat Hij,

dan de engelen geworden was, vanwege het lijden van de dood, opdat Hij
genade van God voor allen de dood zou proeven.
2:10 Want het paste Hem, om Wie alle dingen zijn en door Wie alle dingen zijn,

zaligheid door

om veel kinderen tot heerlijkheid te brengen, de Leidsman van hun


lijden zou heiligen.

Laat de
het

7)
Marcus 10
10:14 Maar toen Jezus dat zag, nam Hij het hun zeer kwalijk en zei tegen hen:
kinderen bij Mij komen en verhinder hen niet, want voor zulke mensen is
Koninkrijk van God.
10:15 Voorwaar, Ik zeg u: wie het Koninkrijk van God niet ontvangt als een kind,

zal het
hen.

beslist niet binnengaan.


10:16 En Hij omarmde hen en terwijl Hij de handen op hen legde, zegende Hij

8)
Johannes 3
3:36 Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven, maar wie de Zoon
ongehoorzaam is,
zal het leven niet zien, maar de toorn van God blijft op hem.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Ga je gang, jongen.
Waarom mag ik hier bij jullie komen? Ik ben hier met mijn aardse
lichaam dat niet is gestorven.
Dat weet ik niet. Ik heb begrepen dat anderen dat graag aan jou
willen uitleggen. Je hebt in ieder geval de aandacht getrokken in
Hogere Kringen, zei ze glimlachend.
Theo liet zich in de kussens van zijn tuinstoel zakken en dacht een
moment na.
Sterven mensen hier niet, oma?
Nee, dat gebeurt niet. Er vindt veroudering plaats die overigens
heel lang duurt. Op zeker moment is het dan tijd naar een hogere
wereld te gaan. Je kunt daarna een keuze maken. Je kunt in die
Hogere Wereld gaan wonen of terugkeren naar je oude omgeving.
In het laatste geval kom je verfrist, met nieuwe kennis en ervaring
terug. Zo kun je je nog beter inzetten voor de vervolmaking van het
leven. Zo zijn de vader en moeder van Trudie destijds teruggekeerd
naar deze wereld. Dat heeft geleid tot de geboorte van Trudie en dat
is een heel goed besluit geweest. Dat zul je vast wel met me eens
zijn, denk ik.
Nou en of, antwoordde Theo. Zon lief en verstandig meisje.
179

Zijn haar ouders niet hier?


Nee, die zijn bij de Koning voor een belangrijke opdracht. Trudie
logeert daarom bij mij en Ben.
Ze zag dat Theo een vermoeide blik in zijn ogen kreeg. Zullen we
het vandaag hierbij laten, Theo?
Dat klopt, oma. Ik drink nog graag een kopje thee en dan ga ik
naar de boomgaard om Ben en Trudie te helpen. Vanavond ga ik
een flink stuk wandelen en laat alles rustig op me inwerken.
Goed idee, mijn jongen, zei ze vriendelijk en ze schonk nog een
kop thee in.
En zo genoten ze nog een tijdje van de zonnige lentemiddag op het
terrasje bij de vijver.

180

Hoofdstuk 17 Het onweer


Plotseling streek een koude windvlaag over het water die Theo deed
huiveren.
Ik denk dat er onweer komt, merkte oma op, terwijl ze naar
boven keek. Theo speurde de hemel af en hij zag ver weg boven de
bossen een donkere wolkenrand opdoemen.
Ik hoop dat Trudie en Ben niet te ver weg zijn. Anders moeten ze
maar even in het schuurtje schuilen, vervolgde ze.
Kan het hier hevig onweren, oma?
Nou, het kan wel eens flink flitsen en donderen maar de bliksem
zal nooit inslaan of ook maar de geringste schade opleveren.
Dat had Theo al gedacht. Schade kwam in deze wereld immers niet
voor!
Een mals regenbuitje is best welkom. Het is goed voor de planten
en bomen. Wil jij de kussens van de stoelen mee naar huis nemen,
Theo? Dan zal ik het servies voor mijn rekening nemen.
Er kwamen steeds meer felle windvlagen die de komst van het
onweer aankondigden. Ze liepen naar het huis en zagen dat Trudie
en Ben daar al waren. Ben zette juist zijn fiets in de schuur.
Het zal straks flink gaan gieten, denk ik! riep hij.
Dat komt goed uit want de grond is een tikje aan de droge kant.
Trudie leek het allemaal erg spannend te vinden.
Moet je straks eens naar die bliksem kijken, oom Theo! En een
herrie dat ze dan maken! Het lijkt dan of ze boos op ons zijn. Maar
dat is niet zo hoor! Ze doen maar net alsof!
Oma haalde de was van de lijn en Trudie vouwde het tafelkleedje
op. De wind nam in kracht toe en joeg donkere wolken in hun
richting.
Oja, Trudie! riep oma, Voordat ik het vergeet. Kijk jij of de
ramen overal dicht zijn. En kijk ook nog even naar Tina, wil je?
Tuurlijk, omie!
Het kind rende snel naar binnen.
181

Zware, opeengepakte wolken hadden nu het huis bereikt en de


eerste regendruppels spatten op het terras uiteen. Ben ging als
laatste het huis in en deed de deur zorgvuldig achter zich dicht. Ze
liepen door de hal de huiskamer binnen. Daar hadden ze een goed
uitzicht op het terras.
Een bliksemflits wierp een kort fel licht naar binnen, even later
gevolgd door een zwaar gerommel. Trudie en Max waren inmiddels
weer terug van hun inspectie.
Zijn alle ramen dicht, Trudie?
Ja oma! Er kan geen regendruppeltje binnenkomen. En ben je
ook nog bij Tina geweest?
Ja hoor, ze was even wakker en keek me aan. Ze lachte naar me en
viel toen in slaap.
Ik zal haar straks weer wat van het kruidendrankje geven, zei
oma. Dat zal haar goed doen!
Ze had deze woorden nog niet uitgesproken of het flitste en knalde
enorm. De lucht had een vreemde grijsgroene kleur aangenomen.
Het ging steeds harder regenen en sterke windstoten deden de
bamboestruiken diep buigen. De regen kletterde met vette droppels
tegen het raam. Het terras was een zwembad geworden waarin de
regen neerstriemde.
Donder en bliksem wisselden elkaar in een steeds sneller af. Het
was een mooi en spannend tafereel!
Zou er echt geen schade worden aangericht? vroeg Theo
twijfelend. Bij ons zijn er hagelregens die veel vernielen.
Nee hoor, antwoordde Ben. Er waaien alleen wat sinaasappels
en dorre takken van de bomen. Maar daar blijft het bij. Wel is het
bij een vorige bui gebeurd dat Trudie een raam op haar kamer niet
goed had dichtgedaan. Dat was wel eventjes dweilen, weet je nog,
Trudie?
Trudie wist het nog heel goed!
Een flits, gevolgd door een rollende donder overstemde de laatste
woorden van Ben. De regen viel kletterend naar beneden. Theo
probeerde het nog een keer.
En overstromingen?
182

Ook geen probleem. De natuur weet precies wat nodig is voor het
welzijn van ons allemaal.
Een wijze en redelijke natuur, dacht Theo bij zichzelf.
Een luide knal onderbrak zijn sombere gedachten.
Trudie genoot zichtbaar van het onweer. Ze stond met haar gezicht
tegen het raam gedrukt naar buiten te kijken. Max vond er niet
zoveel aan want hij lag te soezen onder de tafel.
Oma was nog even naar Tina gaan kijken omdat het meisje
misschien bang zou zijn voor het onweer. Maar ze lag rustig te
slapen.
Weet je wat het mooiste is? zei Trudie enthousiast, terwijl ze zich
omdraaide. Als straks de bui voorbij is, zien we misschien de
regenboog met al die mooie kleurtjes!
De regen en wind leken inmiddels wat aan kracht te verliezen. Ver
weg boven de bossen, waar de bui vandaan was gekomen, werd een
langzaam groeiende brede strook licht zichtbaar. Korte tijd later
wierp de zon een eerste schuchtere lichtstraal onder de donkere
wolkenrand door. Meer lichtstralen volgden die een zilverwitte
glans aan de regendruppels gaven. Alsof er ontelbare kleine
zilverstukjes uit de lucht vielen, tegen een ruime lichtgouden
achtergrond. Het was een prachtig tafereel!
Het klaarde steeds meer op en de hemel was nu in twee delen gesplitst. Het ene deel werd gevormd door het gouden licht en het
andere deel bestond uit de wegtrekkende wolken. De donkerte zou
het onherroepelijk gaan verliezen! De zon won steeds meer terrein en gaf de achterkant van de donkere wolken een vriendelijker
uiterlijk.
Kijk, oom Theo! jubelde Trudie. Daar komt de regenboog!
En inderdaad, tegen de grijsgrauwe achtergrond van de langzaam
wegtrekkende bui, vormde zich een schitterende regenboog. Hoger
en hoger klom zij, terwijl zij langzaam haar kleurenpracht
opbouwde.
Wat mooi! riep Trudie uit.

183

Het deed Theo denken aan een soort gedichtje dat hij in zijn
studententijd had gemaakt over de regenboog. Hij kende het nog
van buiten en onwillekeurig declameerde hij het zachtjes:
De regenboog
Gespannen door de hand van de Schepper,
omvat zij de wereld in de mooiste kleuren.
Zacht kust zij de aarde in haar milde licht.
In een wijde boog reikt zij tot in de hemel.
Wonderlijke schoonheid en Alles wordt nieuw.
Zilveren regendruppels tikken zacht
van het frisse groen op de grond.
Langzaam gaat de donkere bui heen.
Een merel zingt. Windstil.
Een gouden kleurenboog.
Vrede daalt neer in het mensenhart.
Dan spreekt de Schepper vol liefde:
Zie, dit is mijn teken van het
verbond. Er is vrede tussen hemel en
aarde, er is vrede tussen jou en Mij.
Laat ons wandelen naar de hoogte
van de boog waar ik woon en waar
jij zult wonen.
Het was even stil. Ze hadden ontroerd naar hem geluisterd.
Dat was prachtig, Theo! zei oma. Heb je dat zelf gemaakt?
Ja, oma, ik heb me altijd aangetrokken gevoeld tot dit mooie
natuurverschijnsel.
Wist jij dat de regenboog een geschenk is van de Koning, oom
Theo, vroeg Trudie.
Nou, weten niet, antwoordde Theo, maar ik heb het eigenlijk
altijd wel aangevoeld.
184

Ze keek hem ernstig aan.


Wist jij ook dat de regenboog een groot geheim heeft?
Nee, Trudie, wat bedoel je?
Ze aarzelde even en vervolgde:
De regenboog is de weg naar het Land van onze Koning. Wie het
geheim kent mag naar binnen
Ja, dat klopt, vulde oma haar aan. Het is slechts een enkeling die
de weg van de regenboog mag volgen en het Geheime Land mag
betreden. Het moet iets heel bijzonders zijn!
Ze keken weer naar de prachtige boog en waren een tijdje in
gedachten verzonken. Theo wilde het geheim van de regenboog
kennen. Had hij dit verlangen immers niet al vanaf zijn kinderjaren
gehad?
Hij wist niet dat oma naar hem stond te kijken. Ze wist dat Theo
een bijzonder mens was, een bevoorrechte persoon. Zou hij zelfs
toestemming krijgen het Grote Geheim te doorgronden? Dat zou
ongelooflijk zijn!
De zon had inmiddels de overhand gekregen en wierp haar warme
stralen op de muur van de woonkamer.
Zullen we de stoelen droog maken en dan nog een kopje thee
drinken op het terras? stelde oma voor.
Uitstekend idee, oma, antwoordde Ben. Maar ik ga eerst in de
tuin kijken. Ga je mee Theo?
Even later liepen ze over het doordrenkte pad naar de groententuin.
De lucht was fris en helder en overal lagen plassen water, die echter
snel opdroogden. De omgeving warmde weer snel op in de gouden
zonnestralen. De wind en de regen hadden nogal wat aardbeien van
Trudies plantjes losgeschud.
Ben liep terug naar de schuur en haalde daar een doos uit.
We zullen de aardbeien verzamelen en aan Trudie geven. De
prinsessen zullen er morgen van smullen.
Even keek hij triest en verzuchtte: Ik wilde maar dat Tina beter
was. Dan kon ze ook aardbeien met slagroom eten.
Theo was ontroerd door deze grote sterke man. Ja, zo was Ben: een
man met een goed hart!
185

Hij haalde diep adem en veranderde van onderwerp.


Zie je Theo, dat alles in evenwicht is. Op tijd zon en op tijd regen
en dat alles in de juiste maat!
Was dat bij ons ook maar zo, Ben. We hebben daar nog niet eens
een begin mee gemaakt!
Ja, ik weet wat je bedoelt. Het zou allemaal anders kunnen.
Hebzucht en hoogmoed zijn lelijke dingen, jongen. Maar ja, dat heb
je zelf allemaal ondervonden, nietwaar?
Inderdaad, inderdaad!
Ik ben maar een eenvoudige jongen, vervolgde Ben. Ik weet niet
hoe het kan worden verbeterd.
Hij schudde even niet-begrijpend zijn hoofd en vroeg:
Zullen we nog even naar de boomgaard gaan kijken?
Daar had de bui ook zijn best gedaan. Her en der lagen sinaasappels
en mandarijnen onder de bomen op de grond.
Zullen we die oprapen en naar de schuur van oma brengen, Theo?
En wat doe je er dan mee? vroeg Theo.
Opeten, natuurlijk! antwoordde Ben met een brede glimlach.
Dat was inderdaad een domme vraag, zei Theo zwakjes.
Welnee, beste jongen, trek het je niet aan! riep Ben en hij sloeg
hem vriendschappelijk op zijn schouder.
Je zou trouwens opkijken wat oma nog meer met het fruit doet. Ze
is een ware kunstenares op dat gebied. Ze maakt er uitstekende
pudding, slagroom en yoghurt van. En dan heb ik het nog niet over
de koekjes en bonbons. Die moet je echt eens proeven, Theo!
Ben werd onderbroken door het vrolijke stemmetje van Trudie.
Oompjes, oma vraagt of jullie zin hebben in een spelletje ganzenborden. Ik zou het leuk vinden!
Nou en of, Trudie! antwoordde Ben. Doe je ook mee, Theo?
Natuurlijk, dat lijkt me reuze gezellig!
Mooi! We maken hier eerst ons werk af en dan komen we, Trudie.
We zijn er zo mee klaar.
Korte tijd later hadden ze samen de grootste lol met het simpele
spelletje waarbij Ben steeds de pech had in de put terecht te
komen.
186

Daarmee liep deze middag langzaam ten einde en was de rust


weergekeerd in dit wonderbaarlijke land.

187

188

Hoofdstuk 18 De prinsessen
De volgende morgen waren ze vroeg opgestaan. Theo voelde zich
gespannen want dit was de dag dat de prinsessen kwamen.
Trudie zat aan de ontbijttafel druk te kwebbelen waaruit bleek dat
ze zenuwachtig was. Ben was al in alle vroegte in de boomgaard
gaan werken.
Hoe laat zouden ze komen, oma? vroeg Trudie.
Nou, dat zal niet lang meer duren. Het is bekend dat de prinses
altijd vroeg opstaat. Trudie, we moeten nodig beginnen met
pannenkoeken bakken, hoor! Heb jij al aardbeien geplukt?
Ojee, oma, helemaal vergeten! Ik ga dat meteen doen!
Ze rende naar de schuur om een mandje te pakken.
Je ziet wel, Theo, verzuchtte oma, dat de komst van de
prinsessen heel wat losmaakt! Maar ik ben wel blij dat ze komen,
want het gaat slecht met Tina.
Inderdaad, oma. De prinsessen zijn blijkbaar toch wel zeer
bijzondere personen.
Dat is zo. Je moet bedenken dat prinses Sandrine zeer dicht bij de
koning staat. Het is ook algemeen bekend dat de koning bijzonder
veel met haar op heeft. Dat geldt trouwens ook voor de andere
prinsessen.
Ze was even in gedachten en vervolgde toen op praktische toon:
Zullen we de tafel dan maar even afruimen, Theo?
En zo was iedereen druk in de weer. Ze merkten daarom niet dat
een sierlijke koets, die werd voortgetrokken door twee paarden,
langzaam de iepenlaan opreed. De wagen was in de kleuren wit en
geel geschilderd met een bescheiden gouden kroontje op ieder
portier. De koetsier leidde de paarden met gemak door het zonnige
laantje. Voor het huis van oma trok de koetsier zachtjes de teugels
aan, waarna het rijtuig stilhield. Even een korte stilte, waarbij alleen
het gesnuif van de paarden te horen was.
De eerste die het gezelschap zag was Max die vrolijk
kwispelstaartend naar het hek liep. Trudie liep net met een volle
189

mand aardbeien het terras op toen de koetsier om de hoek van het


huis kwam. Hij nam zijn hoed af en wilde een beleefde buiging
maken. Op dat moment werd hij bijna omver gelopen door een
blaffende Max die achterna werd gezeten door een klein meisje met
gitzwarte krulharen. Max rende pijlsnel de tuin in en het meisje
botste tegen de koetsier aan.
Wel verdraaid nog aan toe! riep de man die op het punt stond
kwaad te worden. Toen hij echter zag wie de oorzaak van de
botsing was, hield hij zich in en zei zuchtend: Maar hoogheid, wilt
u voorzichtiger zijn? U wordt met de dag wilder.
Toen Trudie het meisje zag riep ze blij: Hoi, Charlotte, wat was je
weer woest met Max aan het spelen!
Charlotte keek eerst verheugd naar Trudie en vervolgens bezorgd
naar de koetsier.
Heb ik je pijn gedaan, Florian?
De man wreef over zijn rug en antwoordde met een brede glimlach:
Nee hoor, dat heeft niets te betekenen. Maar u hebt me wel een
beetje laten schrikken!
Arme Florian, ik zal voortaan voorzichtiger zijn!
Nou, het is al goed hoor! U bent een kleine wilde hoogheid!
Charlotte stond een beetje beteuterd te kijken. Ze was een knap
donker meisje van ongeveer dezelfde leeftijd als Trudie. Ze had een
guitig gezicht met koolzwarte ogen die levenslustig de wereld
inkeken. Trudie liep op haar af en gaf haar een grote aardbei. Ook
Florian kreeg er een.
Kijk eens, een lekkere sappige aardbei. Om de schrik te vergeten.
Lekker, Trudie!
Ga je mee mijn zusjes ophalen? vroeg Charlotte. Tuurlijk!
En de meisjes liepen gearmd naar de voortuin. Florian keek hen nog
even glimlachend na en ging toen op zoek naar oma.
De andere prinsessen waren inmiddels uitgestapt en stonden in de
voortuin met oma te praten. De twee meisjes hadden vlotte zomerkleren aan en ze leken als twee druppels water op elkaar. Het enige
190

verschil tussen beide zussen werd gevormd door de kleur van de


bloesjes die ze droegen.
Het meisje dat het dichtst bij oma stond, droeg een lichtblauw
bloesje. Het andere meisje had een lichtgeel bloesje aan. Voor het
overige was hun kleding precies hetzelfde: de rokjes, de sandalen,
de prachtige sieraden.
De oudste van de tweeling, degene met het blauwe bloesje, was
prinses Sandrine. Ze was een knap meisje met een slank figuur. Ze
had blond haar dat tot op de schouders hing en door een kleurige
haarband netjes bij elkaar werd gehouden. Ze had een rond gezicht
met wat sproeten rondom haar neus. Het puntje van haar neus wees
iets naar boven, hetgeen haar gezicht een vrolijke uitdrukking gaf.
Haar grijsblauwe ogen keken helder en zachtmoedig de wereld in.
Ze had een roomblanke huid waarop een fijne gouden halsketting
met een klein medaillon goed tot zijn recht kwam.
De wind speelde even met haar rokje en liet een moment iets meer
van haar mooie stevige benen zien. Haar blote voeten werden
omsloten door sierlijke goudkleurige sandalen. Haar leeftijd zou zo
rond de twintig jaar kunnen worden geschat. Een indrukwekkend
meisje: een echte prinses!
Haar tweelingzuster, Marie-Christine, stond vlak naast haar en
luisterde aandachtig naar het gesprek tussen oma en Sandrine.
Het was een grappig gezicht om naar beide meisjes te kijken
omdat ze in alles hetzelfde waren. Het was duidelijk dat ze
onlosmakelijk met elkaar waren verbonden: twee lichamen en n
ziel!
Theo, die nog even bij Tina was gaan kijken, had inmiddels
gehoord dat het gezelschap was gearriveerd. Hij liep de voortuin in
en stond een moment stil toen hij de prinsessen zag. Hij was totaal
verbluft.
Nooit eerder had hij zulke mooie meisjes gezien.
Prinses Sandrine zag hem daar zo verloren staan en liep spontaan
naar hem toe. Ze gaf hem een hand en stelde zich voor.
Ik ben Sandrine en ik weet dat jij Theo bent, de gast van oma
Willemijn, zei ze. Ze glimlachte daarbij zo vriendelijk dat Theos
191

hart leek te smelten. Hij wist niet wat hij moest zeggen. Hij was
totaal van de wijs.
Hij stamelde: Ja, ik ben Theo. Leuk met u kennis te maken, prinses
Sandrine.
Inmiddels waren ook oma en Marie-Christine naar hen toegelopen.
Marie-Christine keek hem een beetje verlegen aan en stelde zich
eveneens aan hem voor.
De beide zusjes stonden nu vlak voor hem en hij moest lachen.
Sorry dat ik lach, maar ik vind het zo leuk u beiden te zien. U lijkt
precies op elkaar en doet ook precies hetzelfde. Ik vind dat reuze
grappig!
Beide meisjes lachten op dezelfde manier en lieten daarbij hun
mooie witte tanden zien.
Fijn dat je ons aardig vindt, Theo, zei Sandrine.
Maar je hoeft overigens geen u tegen ons te zeggen, hoor! Waar
is Charlotte overigens, onze kleine wildebras?
Ze had de vraag nog niet gesteld of Trudie, Charlotte en Max
renden achter elkaar de voortuin in.
Hallo Sandrine en Marie-Christine! riep Trudie hijgend en wierp
zich tegen Sandrine aan die haar omhelsde.
Hallo Trudie, wat ben ik blij je te zien! Ik ben ook zo blij,
Sandrine!
Toen omhelsde ze ook Marie-Christine.
Is Ben er niet, oma? vroeg Sandrine.
O, hij is in de boomgaard aan het werk en je weet dat hij dan alles
vergeet. Maar hij zal zo wel komen.
Sandrine keek ineens ernstig.
Oma, jullie hebben hier een ziek meisje uit de wereld van Theo.
Hoe is het met haar?
Heel slecht, prinses. We maken ons grote zorgen over haar, zoals
je weet.
Ik zou haar nu graag willen zien, oma.
Dat is prima, dan gaan we meteen naar haar toe. Ga je mee, Theo?
En Trudie, wil jij kersenlimonade voor de prinsessen inschenken?
Ja hoor, oma!
192

Theo liep met de prinsessen en oma naar de kamer van Tina. Ze


deden voorzichtig de deur open en zagen dat het kind onrustig in
haar bed lag te draaien.
Ik denk dat ze zelfs nog zieker is geworden, fluisterde oma.
Theo keek naar Sandrine en zag haar gezichtsuitdrukking veranderen. Eerst keek ze vol liefde naar het kind en toen keek ze bijzonder
ernstig.
Marie-Christine huilde zachtjes.
Wat is ziekte toch iets afschuwelijks! Tegennatuurlijk en zinloos.
Waarom luisteren de mensen niet naar onze goede Koning, Theo?
vroeg de prinses op droevige toon.
Theo voelde zich machteloos en haalde zuchtend zijn schouders op.
Sandrine keek vol medelijden naar Tina.
Wat een mooi en lief kind! Ik kan haar geen moment langer zien
lijden!
Ze ging naast haar op de rand van het bed zitten en streek het
kind liefdevol over haar verwarde zwarte haren. Theo voelde dat de
sfeer in de kamer langzaam veranderde. Alsof de kamer lichter en
vrolijker werd. Sandrine legde haar hand voorzichtig op het
voorhoofd van Tina. Theo zag tot zijn verbazing dat haar hand een
blauwachtig licht begon uit te stralen dat zich langzaam verspreidde
over het hoofdje van Tina. Theo kende dit verschijnsel inmiddels en
hij kon er ook nu weer de kracht van voelen. Maar dit licht was
anders. Het was persoonlijk, warm en vol liefde. Het werd niet door
een collector opgewekt maar door een liefhebbend mens. Hij kreeg
er een heerlijk koesterend en geborgen gevoel van. Zo ook Tina.
Het licht had zich inmiddels over haar hele lichaam verspreid en ze
werd langzaam rustiger.
Tina, uit naam van de Koning wil ik je vragen beter te worden.
Neem Zijn Licht in je op en en wil daardoor genezen zijn!
Theo wist het nu: in het oneindige, zuivere licht van de koning kon
geen duisternis bestaan! Al het onvolmaakte werd daarin weer
volmaakt. Het was een kracht die onweerstaanbaar was en alles kon
doordringen!
193

Het was iets ongelooflijks! Het was iets dat niet in woorden kon
worden uitgelegd! Hij kon niet begrijpen dat hij dit allemaal mocht
meemaken.
Tina deed haar ogen langzaam open sloot ze meteen weer. Ze
moest blijkbaar even aan het licht wennen. Ze haalde diep en rustig
adem. Sandrine nam haar hoofdje in haar handen en kuste het
meisje op haar voorhoofd.
Welkom, Tina, in ons land van vrede en schoonheid! Welkom
thuis!
Het meisje wreef in haar ogen en schonk Sandrine haar liefste lach.
Ze keek rond en zag Theo naast de prinses staan. Haar ogen
schitterden van vreugde en ze vroeg zwakjes:
Oom Theo, is mama er ook?
Mama komt zo, kleintje, antwoordde Theo terwijl hij haar
knuffelde. Maar hier zijn er die ook graag bij je willen zijn!
Hij legde het beertje Bruno links naast haar op het hoofdkussen en
Benno aan de andere kant.
Ze pakte de beertjes dankbaar vast, stak haar duim in haar mond en
viel met een glimlach in slaap.
Hij voelde zich onuitsprekelijk gelukkig en omhelsde eerst de
prinsessen en toen oma. Ze lieten hun tranen de vrije loop van
vreugde!
Even later vroeg Theo bezorgd aan Sandrine: Wordt ze echt
beter?
Ja hoor, wat jullie ziekte noemen is verdwenen. Tina heeft alleen
nog veel slaap nodig.
Buiten zat iedereen in stilte op het terras te wachten. Ben had
zich inmiddels ook bij het gezelschap gevoegd. Toen ze Sandrine
zagen stormden ze op haar af.
Hoe gaat het met Tina? vroeg Trudie met trillende stem. Sandrine
pakte haar handen vast en zei:
Ze is helemaal beter maar je mag nog niet naar haar toe, Trudie.
Ze moet nog een tijdje slapen om op krachten te komen.
We laten haar nog even in de bekwame handen van oma.
194

Ja, zei oma, en ik ga een krachtig groentensoepje voor haar


klaarmaken!
Theo kon zich nu niet meer inhouden en hij juichte van vreugde.
Wat voelde hij zich opgelucht na al die vreselijke spanningen!
Hoera, ze is beter! Fantastisch, heerlijk!
Hij maakte een vreugdedansje met Trudie en Charlotte, waar Max
zich uiteraard direct bij aansloot.
De rest van de ochtend heerste er een uitgelaten stemming in de
zonnige tuin van oma. Theo zat gezellig met Ben en de
tweelingzusjes te babbelen, terwijl Max, Trudie en Charlotte op het
gras speelden. Oma was in de keuken druk bezig met het bakken
van pannenkoeken en soms waaide er een heerlijke baklucht over
het terras.
Sandrine, nu Tina beter is, zou ik dat graag aan mijn vrienden
beneden vertellen. Vooral aan Mieke, haar moeder. Dat begrijp je
wel! Hoe kan ik dat doen? vroeg Theo op een gegeven moment.
Sandrine zweeg even en keek hem toen ernstig aan.
Ik had het je al eerder willen vertellen, maar ik durfde het nog niet.
Kijk, Tina is weliswaar beter, maar dat geldt alleen in onze wereld
hier. Er is nog niet beslist over haar terugkeer naar jullie wereld.
Ze legde haar handen op zijn schouders en keek hem diep in zijn
ogen.
Theo, het is niet eens zeker of jij nog teruggaat naar je eigen
wereld. Besef je wel dat je al veel veranderd bent sinds je hier bij
oma logeert? Je wordt steeds meer n van ons.
Theo schrok daar geweldig van. Dit had hij zeker niet verwacht.
Was hij dan zo veranderd? Hoezo dan?
Hoe ben ik dan veranderd, Sandrine?
Heb je al eens goed in de spiegel gekeken? vroeg ze. Nou nee,
niet echt.
Heb je dan al eens goed naar je handen gekeken?
Hij keek naar zijn handen en zag tot zijn grote verwondering dat
zijn huid was veranderd. Zij was gaver en jonger geworden en er
195

zaten geen onregelmatigheden meer op. Hij werd nu wel erg


nieuwsgierig.
Ik ga even in de spiegel kijken, zei hij, terwijl hij naar de keuken
liep.
Dag Theo, zei oma hartelijk toen hij binnenkwam, kom je kijken
of de pannenkoeken al klaar zijn?
Nou nee, ik kom even in uw spiegel kijken.
Ze wist precies waarom hij dat wilde doen.
Hij keek naar zijn spiegelbeeld en hij zag nu dat zijn gezicht veel
jonger en frisser was geworden. Opvallend was ook dat hij een veel
zachtere huid had gekregen. Enkele lijnen rond zijn mond waren
zelfs geheel verdwenen.
Zie je nu Theo, wat ik laatst tijdens ons gesprek bedoelde? Onze
wereld begint zijn invloed op je uit te oefenen. Je lichaam gaat
geleidelijk haar ware oorspronkelijke vorm aannemen. Of liever gezegd: je ziel krijgt nu de kans zich helemaal te ontwikkelen
zoals ze is bedoeld. Sandrine zal je al verteld hebben dat het
onzeker is dat je terugkeert naar je eigen omgeving. Zeg eens
eerlijk Theo: wat vind je daarvan?
Hij dacht even diep na.
Nou, oma, U weet hoe graag ik hier ben en dat ik veel van jullie
houd. Als ik hier moet blijven dan ga ik daar van harte mee
akkoord. Maar mijn vrienden beneden betekenen ook veel voor mij
en ik zal Madelon heel erg missen. Maar wat ik eigenlijk nog veel
erger vind is dat Tina niet meer zou teruggaan naar Mieke en
Tonio. Ik had gehoopt dat ze gezond en wel bij hen zou terugkeren.
Oma keek hem vriendelijk aan.
Ja, het is heel goed wat je daar zegt. Maar de beslissing is gelukkig
nog niet genomen. Maar hoe langer je bij ons blijft, hoe meer je
verbonden raakt met ons. Op den duur is het onmogelijk om terug
te keren. Je bezit dan immers niet meer je oude sterfelijke lichaam,
waarmee je in je eigen wereld leeft. En dat geldt ook voor Tina
Theo knikte.
196

Maar ik denk, Theo, dat je hierover met Sandrine moet praten. Zij
weet er meer van dan ik.
Ja, dat zal ik doen. Bedankt voor uw uitleg, oma.
Hij liep naar buiten en ging naast Sandrine zitten.
Ik heb zojuist gezien wat je bedoelde, Sandrine. Oma heeft me
alles uitgelegd. Wat mij betreft: ik wil hier best blijven. Maar ja, ik
houd veel van mijn vrienden ginds. En de gedachte dat Mieke en
Tonio hun Tina moeten missen vind ik onverdraaglijk. Dat begrijp
je wel!
Ze keek hem ernstig maar hartverwarmend aan.
En of ik je begrijp, Theo! Maar ik ben niet degene die de beslissing neemt. Deze dingen behoren aan de koning toe, zoals je weet.
Het was een moment stil, waarin alleen de vrolijke stemmen van
Charlotte en Trudie achter uit de tuin te horen waren.
Marie-Christine had tot nu toe gezwegen en vond het blijkbaar tijd
om iets te zeggen.
Maar Sandrine, het heeft toch geen haast. Er is nog genoeg tijd
voordat er wordt beslist. En waarom zou Theo niet zelf met de
koning gaan praten?
Sandrine keek haar zusje verwonderd aan. Hoewel ze altijd
dezelfde gedachten hadden kwam dit toch als een verrassing.
Maar zusjelief, je weet toch dat Theo onmogelijk met de koning
kan gaan praten. Hij kent de weg niet en ook kent hij het geheim
van de regenboog niet. Dat weten zelfs de mensen in dit land niet.
En je weet toch ook waarom dat een geheim moet blijven.
Marie-Christine kreeg een ondeugende uitdrukking op haar gezicht.
Maar als ik dan met Theo mee zou gaan?
Sandrine schrok ervan. Was dit haar bescheiden jongere zusje? Dat
was ze niet van haar gewend. Ze kon haar oren bijna niet geloven.
Zou ze dan tegen de Grootste Wet van de koning durven ingaan? Ben
zat met open mond van verbazing naar Marie-Christine te kijken.
Ook hij was verrast.
Dat kun je toch niet ernstig menen, Marie-Christine?
O jawel hoor, ik geloof wel dat ik dat zou durven!
197

Maar zusje, ik laat je niet gaan hoor! Ik weet namelijk niet wat er
dan met je zal gebeuren.
Ik ben helemaal niet bang voor de koning!
Maar als hij dan kwaad op jullie wordt?
Waarom zou hij kwaad op Theo worden? Alleen maar omdat hij
van zijn vrienden houdt? Of op mij, omdat ik van Theo houd?
Terwijl ze dat zei, kreeg ze een vuurrood hoofd. Ze leek zich te
hebben versproken.
Ojeetje, stamelde ze, Zo had ik dat niet bedoeld hoor!
Sandrine en Ben moesten hartelijk om haar lachen. Ze was een
goudeerlijk kind. Ze zei altijd wat ze dacht.
Zusje van me, wat moet ik nu toch van je denken?
Ja, maar het is wel waar wat ik zei. De koning zegt altijd dat alles
dat uit echte liefde gebeurt goed is. Dan kan hij toch niet boos
worden.
En ... en, ze aarzelde even, en het is ook waar dat ik Theo lief
vind.
Ze keek verlegen naar de grond. Ze bloosde nog steeds hevig, maar
het meisje was zo zuiver en eerlijk dat ze alleen maar de waarheid
kon spreken. Sandrine streek haar zus liefkozend over haar
fluweelzachte haren.
Misschien heb je wel gelijk! Wie zuiver liefheeft kan nooit
verkeerd doen. Maar Theo en Tina komen uit een andere wereld,
waarin de mensen zich hebben afgekeerd van de koning. Het is al
heel bijzonder dat ze hier mogen zijn. En dan ook nog naar de
koning?
Nu mengde ook Ben zich in het gesprek.
Maar de koning weet toch dat ze hier zijn. Hij heeft dat toegestaan
en laat hij daarmee niet zien dat hij hen vertrouwt? Ik vind dat
prinses Marie-Christine gelijk heeft. Wie kan er nou toch kwaad
op onze prinses worden? Toch zeker onze goede koning niet?
Sandrine knikte.
Maar dan ga ik ook mee. Waar mijn zusje is, daar ben ik!
198

Theo was diep ontroerd. Hier werd echt alles eerlijk besproken. Hij
voelde zich steeds meer thuis in deze wereld.
Sandrine vervolgde: Maar eerst moeten we aan Theo vragen of hij
met ons naar de koning wil gaan.
Ze keek hem met vragende blik aan. Zou hij dit aandurven?
Nu ik eenmaal zover ben gekomen, wil ik die grote stap ook
zetten, antwoordde hij.
En voor Tina ga ik naar het uiterste puntje van het heelal als dat
nodig mocht zijn!
Ze keken hem blij aan.
Dat is dan afgesproken! We gaan naar de koning! Maar we blijven
eerst nog gezellig een tijdje bij oma. Dan kan Tina nog wat op
kracht komen. Is iedereen het daarmee eens?
Ze waren het roerend met haar eens.
Aan mijn dagboek
Het is middernacht en ik geniet volop van de stilte.
Ik heb de goede gewoonte van mijn lieve Madelon overgenomen om
mijn ervaringen in een boek op te schrijven.
Ik maak als gewoon sterfelijk mens dingen mee, waar niemand zelfs
in zijn stoutste dromen aan toekomt. Ach, de mensen zullen zeggen
dat ik een dagdromer ben met een op hol geslagen fantasie! Het zij
dan zo!
Ik ben in een andere, zuivere wereld terechtgekomen. Ik zie nu hoe
respectloos en gewelddadig wij op onze planeet met onszelf en elkaar
leven. Oma heeft uitgelegd dat wij ons hebben afgekeerd van de
Koning. De mensheid dwaalt steeds verder af en dood, pijn en
verdriet zijn het trieste gevolg.
In de wereld waar ik nu ben, leeft iedereen in volledige harmonie met
elkaar en de natuur. In plaats van dood is er leven, in plaats van pijn
en verdriet is er vreugde en schoonheid!

199

Ik merk dat ik steeds meer deel ga uitmaken van deze zuivere wereld.
Mijn sterfelijke lichaam dat ik heb meegenomen, verandert steeds

meer. Het voelt lichter aan en het gaat veel beter, veel gezonder
functioneren.
Het eten is hier zuiver plantaardig en buitengewoon smakelijk. Oma
is een kunstenares op het gebied van koken. Groenten en fruit zijn
hier talloze malen lekkerder dan bij ons!
Je zult wel begrijpen dat ik hier gelukkig ben en heel graag wil
blijven.
Het moment dat Tina door Sandrine werd genezen, zal ik nooit
vergeten. Ik voelde haar liefde voor Tina, en dat gevoel is met geen
woorden te beschrijven. Een geluk dat tot het diepst van mijn wezen
ging!
Tina is nu helemaal beter! Maar het is de vraag of zij en ik mogen
terugkeren naar onze eigen wereld. Alleen de Koning kan hierover
een beslissing nemen. Op voorstel van Marie-Christine gaan we
binnenkort bij de Koning op visite.
Ik ben blij dat de prinsessen meereizen, want ik ben maar een
gewoon mens. Ik ben gelukkig en verheug mij in de liefde en
goedheid van de mensen hier, Mijn vreugde is echter niet compleet
omdat ik Madelon mis.
Mijn liefste, ik verlang toch zo naar je! Ik zou willen dat je bij ons
was en in ons geluk kon delen.
Madelon, mijn enige, mijn innige liefde!
Met een diepe zucht legde Theo zijn dagboek op het nachtkastje.
Ondanks alle vreugde voelde hij het gemis van zijn vriendin. Was
ze maar bij hem en kon hij haar maar even in zijn armen houden.

200

Onbereikbaar ver van hem verwijderd legde Madelon verdrietig


haar pen weg en sloot voorzichtig haar dagboek. Een traan rolde
van haar wang op de kaft van het boek. Met een diepe zucht deed ze
het licht uit en probeerde vergeefs in slaap te vallen.
Lief dagboek,

Het is middernacht en ik lig in mijn bed te luisteren naar het geruis


van de golven. Het is een warme avond en ik heb gezellig de hele
avond met Grard buiten zitten praten.
Maar mijn ziel is bedroefd, mijn hart doet pijn. Al lange tijd hebben
wij niets meer van Theo en Tina gehoord. Mieke en Tonio hebben de
moed opgegeven. Ze denken dat onze geliefden dood zijn, gewoon
van de aardbodem verdwenen! Ze zoeken troost bij elkaar met de
gedachte dat Theo en Tina bij elkaar zijn. Dat Tina niet bang hoeft te
zijn met haar grote vriend Theo in de buurt!
Eerlijk gezegd, begin ik ook te twijfelen. Waar zijn ze toch?
Ach, ik moet nu even stoppen want ik moet weer huilen.
Neem me niet kwalijk, lief dagboek ....
Daar ben ik weer; het huilen heeft me niet echt opgelucht. Theo, mijn
liefde, wat gebeurt er toch allemaal met jullie? Maken jullie het
goed? Hoe gaat het oma en Trudie?
O, Theo je moest eens voelen hoe ongelukkig ik ben! Wat zou ik
graag willen dat je naast me lag. Dat ik je kon zien, kon voelen; je
stem horen. Maar mijn bed is leeg en koud. Mijn verdriet is te groot
om te dragen.
Waarom toch, mijn lieveling? Waarom?
Theo, mijn enige, mijn innige liefde .!

Marie-Christine, slaap je al?


Nee, zusje, ik kan niet slapen.
201

Sandrine deed het schemerlampje aan dat tussen hun bedden in


stond. Ze keken elkaar aan.
Ik ving een gedachte op, een gevoel van grote liefde, maar ook van
een groot verdriet.
Ja, ik ook, Sandrine. Die gedachte was van Theo. Sandrine keek
haar diep in haar ogen.
Mijn gedachte was niet van Theo, maar van Madelon.
Onze gedachten zijn altijd hetzelfde en die van Theo en Madelon
waren dat nu ook. Een tweeling in de geest!
Zouden wij zonder elkaar kunnen, Marie-Christine? Geen
moment, zusjelief!
Wat een verdriet dat mensen altijd van elkaar moeten scheiden!
Ja, dat is helemaal niet goed!
Het was even stil en de meisjes keken elkaar verdrietig aan.
Voorlopig mogen we niets doen. We moeten eerst naar de koning,
zoals is afgesproken.
Marie-Christine zuchtte diep.
Ja, zo is het, we moeten eerst naar de koning. Maar misschien
kunnen we toch iets bedenken waardoor Madelon zich minder
ongerust voelt. En vanzelfsprekend ook Mieke en Tonio.
Misschien wel, maar we moeten voorzichtig zijn. We mogen het
vertrouwen van de koning niet beschamen. Dat zou het ergste zijn!
We zullen daar morgen met oma over praten, goed?
Goed, oma heeft vaak een heldere kijk op deze dingen.
Afgesproken. Welterusten, Sandrine!
Welterusten, Christientje!

202

Hoofdstuk 19 Zij die achterbleven .


Mieke draaide zich nog eens zuchtend om in bed. Het was aardedonker en beklemmend stil. Alleen de regelmatige ademhaling van
Tonio, die naast haar lag, vormde een rustpunt in haar gekwelde
geest.
Maar hoe kon Tonio zo rustig liggen slapen? Voelde hij dan niet de
wanhoop over de verdwijning van Tina en Theo zoals zij dat voelde?
Wat waren gedachten wreed in de nacht. Alsof ze haar wilden
verpletteren onder een loodzware last.
Ze wist natuurlijk goed dat Tonio even wanhopig was als zij.
Maanden waren verstreken zonder dat ze ook maar iets hadden
gehoord.
Madelon was eveneens ten einde raad. Ook zij had geen enkel teken
van leven van hun geliefden vernomen.
Mieke kon een gevoel van paniek nauwelijks onderdrukken. Haar
hart klopte als een bezetene en het koude zweet brak haar uit. Ze
draaide maar rond in haar bed, terwijl ze haar gedachten vergeefs
probeerde te ordenen.
Ineens knipte het lampje boven haar hoofd aan. Ze sloot haar ogen
voor het felle licht. Ze voelde hoe Tonio zijn armen om haar
heensloeg.
Mieke, hoe gaat het met je? hoorde ze hem bezorgd vragen.
Ze hield hem stevig vast alsof ze bang was dat ook hij op
mysterieuze wijze zou verdwijnen.
Ze gaf toe aan een enorme huilbui die haar lichaam deed verkrampen.
Tonio was ten einde raad. Het kon zo niet verder gaan. Ze kon
bijna niet meer eten en slapen van verdriet.
Hij voelde woede in zich opkomen. Hij had het gevoel dat hij
verraden was en dan nog wel door zijn beste vriend. Verbitterd liet
hij de gedachte in zichzelf toe dat Theo het daarginds best naar
zijn zin had, zonder dat hij zijn vrienden dacht. Hij liet niet eens
203

meer iets aan zijn vriendin weten. Schandelijk gewoonweg! En


waarschijnlijk had hij Tina ook aan haar lot overgelaten!
Een tijdje worstelde hij met deze afschuwelijke gedachten. Maar
gelukkig ging hij de zaken anders zien. Immers, Theo was niet de
persoon om op deze manier te handelen. Hij was iemand die altijd
dacht aan het welzijn van anderen. Er moest hem iets zijn
overkomen! Hogere machten hadden waarschijnlijk anders beslist
over zijn lot en dat van Tina.
Zijn boosheid richtte zich nu op deze hogere machten. Waren
gewone mensen dan slechts willoze poppen, waarbij de goden de
poppenspelers waren? Poppenspelers die dit spel louter uit verveling en vermaak speelden? Wat een waanzin! Toch kon hij dit niet
geloven. Er moest iets anders aan de hand zijn.
Hij voelde de schokken van zijn snikkende vriendin door zijn
lichaam gaan. Hij voelde haar bonkende hart. Alsof het ieder
moment zou kunnen bezwijken.
Arme Mieke! Gaat het weer een beetje? vroeg hij, terwijl hij
haar tranen wegkuste.
Ze gaf geen antwoord maar drukte zich vaster tegen hem aan.
Ze zijn dood, Tonio! Ik voel het. We zien hen nooit meer terug! Ik
wil niet meer verder leven!
Zo mag je niet denken, liefste! Ik ben er zeker van dat ze nog
leven. Maar Theo kan momenteel niet terugkeren. Je moet
bedenken dat het niet gering waar hij mee bezig is. Bovendien was
het de laatste kans voor Tina. Nee, Theo is een doorzetter, hij zal
ons niet in de steek laten!
Tonio klonk zeer overtuigend. Het deed haar goed hem zo te horen
praten.
Zou je denken, Tonio?
Ja, ik weet het zeker!
Maar hij kan toch iets van zich laten horen. Het is geen goed teken
dat Madelon niets meer heeft vernomen. Ook zij is ten einde raad.
Dat is toch erg wreed voor iedereen!
Hij moest toegeven dat dat inderdaad geen goed teken was. En
wreed was het zeker!
204

Het is ook wreed dat Chtien, onze grote vriend, verdwenen is.
Het laatste dat Madelon heeft gehoord is dat hij maanden geleden
naar de binnenlanden van Brazili is vertrokken met een opdracht
voor de VN. Sindsdien wordt hij vermist.
Weer bekroop haar dat gevoel van wanhoop. Inderdaad, ook hun
grote steun en toeverlaat, Chrtien, was spoorloos verdwenen. Om
gek van te worden!
Het lijkt me verstandig dat we morgen Madelon nog eens bellen,
meende Tonio.
Misschien weet ze inmiddels iets meer. Goed?
Ja, dat lijkt me een goed idee, antwoordde ze met een diepe
zucht.
Corsica werd gekoesterd door een warme ochtendzon. Madelon
werd die ochtend laat wakker. Ze had slecht geslapen want ze werd
gekweld door sombere gedachten over Theo en Tina. Ze voelde
zich verantwoordelijk voor hun verdwijning. Zij had immers
krachten opgeroepen die boven haar macht gingen en zich nu tegen
haar hadden gekeerd.
Ook haar vriend Chrtien was spoorloos verdwenen in de uitgestrekte oerwouden van Brazili.
Ze stond op, nam een douche en begaf zich naar het zonnige terras,
waar een gedekte ontbijttafel klaarstond. Ze at een beschuit met
suiker maar proefde er niets van. Ze was diep in gedachten
verzonken.
Wat moest ze doen? Nog maar een keertje naar de stilteruimte? Voor
de zoveelste keer. Ze wist dat het niet zou helpen. Ze kon al
maanden geen enkel contact meer krijgen. Het was om moedeloos
van te worden! Nee, het was duidelijk dat de hogere wereld zich
voor haar had afgesloten. Maar waarom dan toch? Wat had ze dan
verkeerd gedaan? Ze kon het niet begrijpen.
Ze werd in haar gepieker onderbroken door Grard die terugkwam
van zijn ochtendwandeling met de honden.
205

Bon matin, comtesse Madelon! Vous avez bien dormi?


goedemorgen, gravin Madelon. Heeft u goed geslapen? vroeg hij
vriendelijk.
Bon matin, Grard! Ik heb geen oog dichtgedaan, maar dat zal je
niet verbazen.
Grard knikte droevig. Hij kon het allemaal goed begrijpen. Hij had
het met haar te doen en voelde zich machteloos.
Julien legde zijn zwarte kop op haar schoot en zuchtte diep. Paultje
keek haar vriendelijk aan. De honden voelden haar verdriet goed
aan.
Madelon aaide Julien over zijn zachte vacht en staarde gedachteloos in de verte.
Wat zou ze nog kunnen doen? Het zag er slecht uit.
Grard, ik ga nog een stukje langs het strand lopen met de honden.
Dan kan ik mijn gedachten misschien wat verzetten!
Biensr, vous avez raison - zeker, u heeft gelijk! antwoordde hij.
Het was een dag om flink te wandelen. Ze liep in het heldere
zeewater dat langs haar blote voeten tintelde. De wind streek liefkozend door haar lange haren. Het monotone, rustgevende geluid
van de golven deed haar goed.
Ze deed haar kleren uit en zwom een stukje, begeleid door Julien.
Ze voelde zich gekoesterd en geborgen in de oneindig grote zee.
Verkoeld en opgelucht liep ze even later het strand weer op en ging
in het warme zand liggen. De zon droogde snel de druppels op haar
naakte lichaam, wat haar een goed gevoel gaf. Ze voelde zich loom
worden en viel in slaap.
Ze werd korte tijd later gewekt door het vrolijke geblaf van de
honden.
Ze trok snel haar jurkje aan want Grard kwam van de andere kant
van het strand naar haar toe lopen.
Hallo, comtesse, ik werd zojuist opgebeld door Lisa. Het meisje
dat hier samen met Gertrud bij de milieuvergadering was. Of u haar
wilt terugbellen want ze heeft u iets belangrijks te vertellen. Ik heb
haar telefoonnummer opgeschreven.
206

Ja, Lisa ken ik nog heel goed! En haar knorrige vriendin Gertrud
ben ik ook niet vergeten!
Terwijl ze dat zei, kwamen herinneringen bij haar terug van de
onvergetelijke dagen die ze met Theo op haar eilandje had
doorgebracht.
Gevolgd door de honden rende ze naar het huis.
Daar aangekomen belde ze direct het nummer dat Grard had genoteerd. Ongeduldig telde ze de pieptonen.
Bonjour, met Lisa! klonk de hartelijke stem van Lisa.
Hallo, Lisa, met Madelon! Ik hoorde zojuist van Grard dat je me
hebt gebeld. Hoe is het met je? En met Gertrud?
O, het gaat heel goed met ons. Sinds ons bezoek aan jullie
prachtige eilandje is er zoveel veranderd. Gertrud is mijn beste
vriendin geworden. Je zou haar niet meer herkennen, Madelon! Ik
moest je de hartelijke groeten van haar doen!
Fijn om dat te horen, Lisa. Doe haar mijn groeten terug, wil je?
Zal ik zeker doen. Hoe is het bij jullie?
Niet zo goed. Maar dat kan ik je niet allemaal per telefoon
uitleggen.
Dat geeft niet, onderbrak Lisa haar, Ik ben vlak bij jullie in de
buurt, zie je. Ik heb een opdracht van Gertrud gekregen in Sardini
en ik zit op een paar uurtjes varen van je af.
Ik zou het heel leuk vinden als je bij me op visite kwam, Lisa!
Even een korte stilte.
Daar belde ik je eigenlijk over op. Ik wil je graag iets vertellen. Ik
zou heel graag bij je langs komen, Madelon. Wanneer komt het je
gelegen?
Wat mij betreft kun je ieder moment komen als je zin hebt. Zal ik
je met het jacht laten ophalen?
Ja, heel graag. En ik kan nu al vertrekken.
Madelon vond het heerlijk om haar stem te horen. Ze wilde het aardige meisje graag op haar eiland ontvangen.
Ik zal Grard vragen direct te vertrekken. Waar moet hij
aanleggen?
207

Ik zit vlakbij de haven van Olbia. Hij kan daar het beste naartoe
varen. Ik wacht daar op hem.
Fijn, dat is afgesproken, Lisa! Hij is al zo goed als onderweg.
Prettige reis en ik verheug me erop je vanavond te zien. Tot dan!
Ja, ik vind het ook leuk je weer te zien, Madelon. Tot vanavond!
Madelon legde voorzichtig de telefoon op tafel. De prettige stem
van Lisa klonk nog even na in haar oren.
Ze liep snel naar buiten en vroeg Grard of hij meteen naar Olbia
wilde varen om Lisa op te halen.
Dat was volgens hem geen probleem. Ze zouden binnen een uur
kunnen vertrekken. Hij groette haar, draaide zich om en riep dat hij
in de vroege avond terug zou zijn.
Ze zwaaide naar hem en keek hem lang na. Die goeie Grard, wat
zou ze zonder hem moeten beginnen! Ze was hem erg dankbaar.
Wat was ze blij met het onverwachte bezoek! Ze zou een lekker
etentje klaarmaken. Ze zou het heel gezellig gaan maken, dat wist
ze zeker!
Terwijl ze naar de keuken liep, rinkelde de telefoon. Bonjour, met
Madelon.
Dag Madelon, met Tonio! Hoe is het daar in het zuiden, zo vlak
bij bella Sardinia?
Madelon wilde zeggen dat het goed ging, maar dat zou oneerlijk
zijn. Ze wist precies waarom hij belde.
Het weer is goed, Tonio, maar je weet hoe ik me voel.
Ja, Madelon, je voelt je net zoals wij: moe en radeloos!
Zo is het, Tonio. Er zijn momenten dat ik me geen raad weet. Dat
ken je ook wel, denk ik.
Ja, ik herken het. En met Mieke is het net zo. Ze heeft een slechte
nacht gehad. Veel piekeren en huilen, weet je!
Ja, ze kon het zich goed voorstellen. Het deed haar pijn te weten dat
ze zo moesten lijden. Ze wist niet wat ze moest zeggen. Ze kreeg
het gevoel dat haar keel werd dichtgeknepen.
Ik vind het afschuwelijk voor jullie, Tonio! hoorde ze zichzelf
met een hese stem zeggen.
208

Ik wilde nog eens informeren of jij nog iets hebt gehoord,


Madelon? vroeg hij met bevende stem.
Nee, helaas niet. Ik weet het ook niet meer! Maar ik heb me
voorgenomen de moed niet op te geven. Hebben jullie nog iets
gehoord over Chrtien?
Even een korte stilte.
Ja, daar belde ik je ook over op. Het gerucht gaat dat een groep
VNers in de Braziliaanse jungle zou zijn overvallen. De groep had
opdracht een onderzoek in te stellen naar de massale boomkap die
daar zou plaatsvinden. Chrtien hoorde bij deze groep.
Madelon schrok zo hevig dat ze bijna flauwviel. Ze liet zich
neervallen op een stoel en voelde het bloed uit haar hoofd
wegtrekken.
Tonio wist welke uitwerking zijn mededeling op haar zou hebben.
Madelon, wees niet ongerust. Het is nog maar een gerucht. Nogmaals, er is nog niets officieel bevestigd!
Er was dus misschien nog hoop, dacht Madelon. Ze hield zich vast
aan deze strohalm.
De Braziliaanse regering is een grote zoekactie begonnen en we
zullen hopelijk snel weten wat er is gebeurd. Zo gauw ik iets weet,
bel ik je op, Madelon!
Wat een ellende toch, Tonio. Onze goede vrienden die in grote
moeilijkheden zitten. En onze lieve Tina!
Tonio probeerde haar moed in te spreken maar voelde zich ook
beroerd. Maar dat liet hij niet merken. Hij moest zijn hoofd koel
houden, anders bleven ze nergens meer. Ze spraken nog een tijdje
met elkaar en namen toen afscheid.
Madelon probeerde zich vervolgens op het bezoek van Lisa te
concentreren. Ze ging aan het werk om een lekker etentje te
bereiden.
Het was in de late namiddag dat Lisa arriveerde. Ze werd hartelijk
verwelkomd door Madelon en de honden. Ze was in geen enkel
opzicht meer het magere zenuwachtige meisje van toen. Ze was een
zelfbewuste jonge vrouw geworden met een vriendelijke uitstraling.
209

Een uurtje later zaten ze met elkaar te genieten van een Italiaanse
maaltijd.
Ik heb de laatste tijd veel spaghetti gegeten maar die kon toch niet
tippen aan dit heerlijke diner, Madelon! zei Lisa smullend.
Ik ben blij dat je het lekker vindt. Hoe is het op ons grote
buureiland Sardini, Lisa?
Nou, Gertrud en ik waren de afgelopen week op een congres over
de kustwatervervuiling in Itali. Men is van goede wil om de juiste
maatregelen te treffen. En Sardini is een prachtig eiland met
fantastische mensen, zoals je weet!
Ja inderdaad, bijna nergens vind je zulke aardige en gastvrije
mensen als daar. Hoe is het met Gertrud?
Gertrud is mijn beste vriendin geworden. Ze is sinds ons bezoek
hier enorm veranderd. Ze is soms wel eigenwijs, maar dan op een
heel leuke manier, vind ik.
Lisa nam een slokje wijn en keek Madelon ineens ernstig aan.
Ik heb jou en Theo nooit meer vergeten, Madelon. Ik ben zo
blij dat ik weer hier ben! Wat vind ik het jammer dat Theo er niet
is.
Madelon keek even op. Hoe wist Lisa dat?
Ja, ik weet dat Theo al heel lang weg is, vervolgde ze. Ik kan je
er meer over vertellen.
Madelon was volkomen verrast. Wat wist Lisa van Theos
verdwijning? Ze ging op het puntje van haar stoel zitten en keek
Lisa met vragende ogen aan.
Lisa legde haar hand op de arm van Madelon en begon te vertellen.
Weet je nog dat ik op die avond bij jullie met jou ben meegegaan
in het grote licht?
Madelon knikte zwijgend.
Jij bent toen een eindje met me meegegaan naar een schitterende
lichte wereld. Maar op een bepaald moment moest jij terug en
mocht ik verdergaan.
Ja, ik kan me dat nog heel goed herinneren, Lisa. Ik wilde zo graag
met je mee, maar ik werd niet uitgenodigd.
Lisa ging verder met haar verhaal.
210

Ik had het gevoel dat ik steeds lichter werd en kon vliegen. Ik


vloog over de wolken naar een prachtige wereld. Ik sloot mijn ogen
en mijn vaart werd langzaam verminderd. Ik voelde dat ik daalde en
zachtjes op de grond terechtkwam. Ik opende mijn ogen en ik zag
een fantastisch zonnig parklandschap. Ik keek rond en stond bij een
oude muur met prachtige klimplanten waarin duizenden witte
bloemetjes groeiden. Achter mij was een houten poort in het
muurtje waarnaast een rieten stoel stond. Voor mij liep een landweggetje. Ik had uitzicht op een parklandschap waarin de mooiste
planten en bomen groeiden. Ik had nog nooit eerder zoiets fantastisch gezien! In het gras groeiden ontelbare madeliefjes die zachtjes
met de wind meedeinden. Ver weg tussen de bomen schitterde het
zonlicht over een klein meertje. Ik voelde mij onge-kend gelukkig
en vredig in dat park. Ik ging in de stoel zitten en heb, denk ik, een
eeuwigheid zitten genieten van die schoonheid.
Ze nipte aan haar wijn en keek Madelon met een gelukkige blik
aan.
Madelon was diep onder de indruk van het verhaal. Ze wist niet wat
ze moest zeggen. Ze had het gevoel alsof haar adem stokte. Ze wist
immers precies in welk landschap Lisa was geweest!
Ik ben in slaap gevallen en werd weer wakker in mijn eigen kamer
op jouw eiland. Het gelukkige gevoel is sindsdien eigenlijk nooit
meer verdwenen. Het heeft mijn leven helemaal veranderd.
Lisa keek Madelon diep in haar ogen en vervolgde fluisterend:
Ik ben eergisteren teruggeweest in dat schitterende land, Madelon!
Ik was een strandwandeling gaan maken en ben onder een
palmboom in in slaap gevallen. Ik voelde mij weer zo licht als een
veertje worden en ik werd teruggevoerd naar het park. Ik werd
wakker in de rieten stoel bij het muurtje. Ik was toch zo gelukkig
dat ik weer terug was, je kunt je dat niet voorstellen! Ik bleef zitten
en verroerde mij niet want ik was bang dat ik dan weer weg zou
moeten.
Hoe lang ik daar heb gezeten weet ik niet. Tijd is daar ook helemaal
niet belangrijk! Maar op een gegeven moment hoorde ik ver weg
een hond blaffen. Ik zag dat er een hond over het landweggetje aan
211

kwam lopen. Hij kwam recht op me af. Het was een grappige
bruine hond met hier en daar een wit vlekje en een schrandere kop.
Hij liep kwispelstaartend op me af en likte mijn hand. Ik hield
meteen van het beestje en aaide hem over zijn vacht die heerlijk
zacht aanvoelde!
Madelon zat ademloos naar haar te luisteren. Ja, zon eerlijk en
zuiver meisje als Lisa hoorde precies in dat land thuis! Net zoals
haar eigen goedhartige Theo! Wat een bevoorrechte mensen!
Even later hoorde ik het stemmetje van een meisje. Ze riep:
Maxje, waar ben je nou? Waarom loop je toch altijd weg?
Toen kwamen twee kleine meisjes om de bocht van het weggetje
rennen. Ze leken helemaal niet verrast te zijn over mijn
aanwezigheid. Integendeel, ze kenden me blijkbaar goed! Het
voorste meisje kwam naar mij toe en gaf me een hand.
Hallo Lisa, ik ben Trudie en mijn hond heet Max!, zei ze vrolijk.
Ze was misschien een jaar of tien oud en had lieve lichtblauwe ogen
en lange blonde krullen. Het andere meisje, dat ongeveer net zo oud
was, stelde zich aan mij voor als Charlotte. Ze had zwarte ogen en
kort gitzwart krulhaar.
Je zult wel begrijpen dat ik van verbazing geen woord kon uitbrengen. Ik begreep er niets van en meende dat deze droom nu wel
erg vreemd werd! Trudie leek het te begrijpen want ze legde haar
handje in mijn hand en zei geruststellend dat ik niet bang hoefde te
zijn.
Ze vertelde dat oma Willemijn had gevraagd of zij en Charlotte
naar de buitenpoort wilden lopen om een belangrijke boodschap
aan een goede vriendin van Theo te geven.
Ze overhandigde mij een brief en vroeg of ik die aan jou wilde
geven. We hebben nog een tijdje gezellig zitten praten en toen werd
het voor mij helaas tijd om te vertrekken.
Ze vonden het jammer dat ik niet mocht blijven, want ze vonden
me erg aardig. Nadat ik afscheidskusjes van de beide meisjes had
gekregen, en een lik over mijn neus van Max, viel ik in slaap en
werd wakker op het strand van Sardini.
212

Eerst dacht ik dat ik had gedroomd, maar toen ik de enveloppe in


mijn hand zag, wist ik dat ik een zeer verre reis had gemaakt.
Weet je, Madelon, dat ik er vaak zo intens naar verlang terug te
mogen keren? Ik hield zo ontzettend veel van die twee kinderen
met hun grappige hond!
Ze keek Madelon een beetje triest aan maar vervolgde toen wat
opgewekter:
Kijk, hier is de enveloppe die ik van de kinderen heb gekregen.
Ze gaf Madelon een dunne enveloppe waarop in de
linkerbovenhoek een gouden kroontje was gedrukt. Madelon las
haar eigen naam die met een vulpen in sierletters was geschreven. Ze
kon geen woord uitbrengen. Ze was totaal ondersteboven van het
verhaal dat Lisa had verteld.
Ik maak de enveloppe straks open, Lisa zei ze zenuwachtig.
Zullen we eerst een kopje thee drinken want ik moet je op mijn
beurt ook nog veel vertellen. Dan zul je begrijpen wat er aan de
hand is. Daccord?
Lisa knikte. Ze wilde graag begrijpen wat haar was overkomen.
Nadat ze thee hadden gedronken zei Madelon:
Ik hoef je eigenlijk niet zoveel te vertellen, Lisa. Ik wil je eerst iets
laten zien dat je bekend zal voorkomen. Loop je even mee?
Ze liepen naar de stilteruimte waar Madelon de deur voor haar
openhield.
Kijk, zei ze, terwijl ze naar het schilderij wees.
Lisa bleef stokstijf staan en haar mond viel open van verwondering.
Maar dat is......, dat is toch.....!
Ja zei Madelon, Dat is het landschap waar je bent geweest. Waar
je de meisjes en Max hebt ontmoet.
Lisa kon niets meer zeggen en liet zich in de kussens van een stoel
zakken.
Na een paar minuten stond ze op en liep naar het schilderij.
Niet te geloven! riep ze. Als je in de stoel zit dan kijk je uit op
dat mooie grasveld met de madeliefjes. En zie je dat weggetje,
Madelon? En op de achtergrond het meertje! Precies zoals ik je heb
beschreven!
213

Ze draaide zich om en keek Madelon met grote ogen aan.


Maar hoe, hoe kom je aan dat schilderij? Ben jij daar dan ook
geweest? Heb jij dat schilderij gemaakt?
Madelon glimlachte en antwoordde:
Ik zal je alles vertellen. Lisa.
Ze gingen naast elkaar zitten en Madelon vertelde haar alles. Over
de ontmoeting van haar moeder met de schilder. Over de
mysterieuze krachten op het eiland. Over haar contacten met de
personen uit die mooie wereld en haar ontmoeting met Theo. Dat
Theo ook in dat land was geweest en er nu nog was, samen met
Tina. Dat ze allemaal in een wanhopige situatie verkeerden omdat
hun geliefden niet meer waren teruggekeerd.
Ze vertelde alles. Lisa kon haar oren niet geloven. Wat een ongelooflijke gebeurtenissen! Geen mens zou kunnen geloven wat hen
was overkomen. En hoe ze via onzichtbare draden met elkaar
waren verbonden! Hoe zou het allemaal verder gaan? Dat zou waarschijnlijk afhangen van de inhoud van de enveloppe die Madelon
had ontvangen.
Nu ben je helemaal op de hoogte, Lisa. Op de een of andere
manier is jouw levensweg verbonden met die van ons. Ik denk dat
het nu tijd is om de enveloppe te openen, denk je ook niet?
Lisa knikte van ja. Ze was het helemaal met Madelon eens!
Madelon opende de enveloppe met trillende vingers. Ze haalde er
twee briefjes uit en las eerst het bovenste voor. Lisa luisterde met
ingehouden adem.
Beste gravin Madelon,
Ik weet dat het niet goed gaat met jullie, vandaar dit briefje.
Ik wil je graag iets vertellen over je goede vriend Theo en de kleine
Tina.
We vonden het heel erg dat jullie niets meer mochten vernemen en
daarom hebben we deze brief aan Lisa meegegeven.
214

Het gaat goed met jullie geliefden! Tina is helemaal genezen van
haar ziekte, maar heeft nog veel rust nodig omdat ze erg verzwakt is.
Ze zal echter we spoedig helemaal de oude zijn.

Maar ons geluk kan niet compleet zijn bij de gedacht dat jullie in
kwellende onzekerheid verkeren. Het probleem is echter dat onzeker
is of Theo en Tina naar jullie wereld kunnen terugkeren. We hopen
hierover binnenkort een gesprek te hebben met de Koning. We zullen
ons in ieder geval bij zijn beslissing moeten neerleggen.
Maar je moet geloven dat we ons uiterste best zullen doen omdat we
veel van jullie houden!
We beloven dat we jullie op de hoogte zullen houden van het verdere
verloop.
Veel lieve groeten aan iedereen!
Oma Willemijn
Hoera! riep Madelon, terwijl ze uit haar stoel sprong. Tina is
beter, heb je dat gehoord Lisa! Hoera!
Ze pakte Lisa vast, omarmde haar en gaf haar een zoen. De
vreugdetranen rolden de beide meisjes over de wangen.
Ik ga even zitten, Lisa, want ik krijg het gevoel dat ik ga
flauwvallen.
Er is nog een briefje, Madelon, zei Lisa, terwijl ze naar de tafel
wees.
Madelon pakte met bevende handen de tweede brief, die ze
eveneens voorlas.

215

Liefste Madelon,
Dankzij prinses Sandrine en haar zusje Marie-Christine mag ik
iets van me laten horen.
Ik weet dat je ontzettend blij bent dat je hebt vernomen dat Tina
beter is. En wat een vreugde voor Mieke en Tonio!
Mijn lieveling, als je wist hoeveel ik van je houd! Hoe graag zou
ik je vasthouden, hoe graag zou ik je stem horen. Mis je mij zoals
ik jou mis?
Weet je, ook al ben ik hier gelukkig, zonder jou is het niet
volmaakt.
Zoals oma je al heeft verteld, is het niet zeker of ik je zal
terugzien.
Hoe langer ik en Tina hier zijn, hoe meer wij met deze prachtige
wereld verbonden raken en hoe moeilijker het is om terug te
keren.
Ik wil niet denken aan het verdriet dat jullie dan zullen hebben.
Wij gaan echter binnenkort naar de Koning om zijn besluit te
verne-men. Wij weten dat hij de perfect juiste beslissing zal
nemen!
Maar zoals je weet zijn er bepaalde Wetten, die onwrikbaar
vastliggen. Maar we doen wat we kunnen!
Lieve Madelon, ik kus je teder in mijn gedachten. Ik kan niet
zonder jou!
xxxx
Je Theo
Madelon vouwde Theos brief voorzichtig dicht en drukte er een
kus op. Daarna hield ze hem tegen haar hart.
Lisa ging naast haar zitten en legde haar hoofd op haar schouder.
Arme Madelon, ik wou dat ik iets voor je kon doen! Als ik terug
zou mogen gaan, zou ik Theo en Tina voor je meenemen!
En misschien zou ik jou dan ook nooit meer terugzien, Lisa! Nee,
we moeten vertrouwen op Theo.
216

Deze brieven hebben ons vreugde en verdriet gebracht. Vreugde


omdat we weten dat ze het goed maken. Verdriet omdat we niet
weten of we ze ooit nog zullen terugzien. Weet je wat ik niet kan
begrijpen, Lisa? Het is een zo mooi en verheven land en toch heb ik
er veel verdriet en pijn van. Het was mij liever geweest als ik er
nooit van had gehoord en Theo hier bij me had gehouden. Waar
zijn we toch aan begonnen? Kan een wijze en goede koning zo zijn
dat hij ons eerst in onzekerheid laat en ons dan voor altijd zal
scheiden?
Ik snap het ook niet, antwoordde Lisa. Ik heb ervaren hoe mooi
en vredig het daar is. Er gaat alleen maar vreugde en schoonheid
van uit! En die meisjes met hun hond waren heel aardig!
Hoe kan ik Mieke en Tonio uitleggen dat liefde zo wreed kan zijn,
Lisa?
Lisa moest haar het antwoord helaas schuldig blijven.

217

218

Hoofdstuk 20 Bij de vijver


Het was een frisse ochtend met stapelwolken die op grote
bloemkolen leken. Soms groeiden de wolken uit tot een bui, die
voor flinke plassen water zorgde. Geleidelijk kregen de opklaringen
echter de overhand. Dat was voor oma de reden aan Trudie en
Charlotte te vragen de tafel op het terras te dekken.
Krijgen we straks een stukje kersentaart, oma? vroeg Trudie
enthousiast.
Ja hoor, maar halen jullie eerst Sandrine en Marie-Christine die in
de groentetuin zijn? Zeg maar dat de koffie over een kwartiertje
klaar is. Ik hoop dat ze niet nat zijn geworden!
De meisjes waren niet nat geworden want ze hadden bij iedere bui
in het werkschuurtje van Ben geschuild. Tijdens n van de buien
zaten ze gezellig op een houten krat met elkaar te praten. De regen
kletterde op het golfplaten dak.
Best leuk zo, vind je ook niet zusje? vroeg Sandrine, terwijl ze
een flinke hap nam van een boterham met aardbeien.
Ja, dat vind ik ook. Zo knus! Het is maar goed dat we de
aardappelen op tijd in de schuur hebben gezet anders waren ze
kletsnat geworden! antwoordde Marie-Christine.
Ze zaten even in stilte te genieten van de boterhammen. Dat
smaakte lekker, na zon ochtend flink werken!
Wat denk je, Sandrine, zou Lisa de brieven al aan Madelon hebben
gegeven?
Ja, dat denk ik wel. Maar zou het hebben geholpen? Zouden ze
niet wanhopiger zijn geworden nu ze weten dat Tina beter is maar
voorlopig niet terugkomt. En misschien komt ze wel helemaal niet
meer terug. Zijn we dan wel goed bezig?
Haar zusje speelde zenuwachtig met het gouden kettinkje dat om
haar slanke hals hing.
Maar we bedoelen het toch allemaal goed, zei ze met tranen in
haar ogen.
Sandrine streek haar zus liefkozend over haar blonde haren.
219

Er werd op de deur geklopt.


Dames, zijn jullie hier?
Ze deden de deur open en keken in het vertrouwde gezicht van Ben.
Theo stond vlak achter hem. Ze hadden de hele ochtend in de
boomgaard gewerkt en waren nu op weg naar oma.
Hoi, Ben en Theo! Ja, we hebben hier geschuild voor de regen.
Vast en zeker ook gezellig zitten praten, zei Ben met een brede
glimlach, want het is alweer een tijdje droog hoor! Maar, ik weet het,
dames mogen graag op zn tijd een praatje maken!
Dat is wel zo, Ben, zei Sandrine, Maar het was een heel serieus
gesprek en je weet ook wel over wie, denk ik!
Ben zette zijn pet even af en krabde zich achter de oren.
Ja, ik weet wat je bedoelt. Jullie hadden het over Theos vrienden
ginds. Een vervelende kwestie. Hoe moet je die toch oplossen?
Op dat moment liepen Trudie en Charlotte de groententuin in.
Hallo! Oma vraagt of jullie zin hebben in een kopje koffie met
kersentaart?
Dag jongedames! Is Max er vandaag niet bij? vroeg Ben.
Nee! antwoordde Charlotte, Die is niet bij de taart weg te
krijgen en ik weet zeker dat hij straks alles heeft opgegeten!
Ze trok daarbij een gezicht, alsof Max inderdaad deze misdaad al had
gepleegd. Ze moesten allemaal om haar lachen.
Het was zonnig en warm op het terrasje van oma. De tafel was
feestelijk gedekt en de koffie stond klaar. Oma en Max waren in de
keuken.
Ze wasten hun handen bij de waterkraan aan de muur en liepen naar de
stoelen.
220

Na gedane arbeid is het goed zitten, Theo! zei Ben en liet zich lui
in een tuinstoel vallen.
Dat ben ik helemaal met je eens, Ben, antwoordde Theo, die zijn
voorbeeld volgde.
Nauwelijks had hij plaatsgenomen of hij veerde direct weer uit zijn
stoel op. Hij kon van verrassing en vreugde geen woord uitbrengen.
Ook Ben was opgestaan.
In de deuropening van de keuken stonden oma ..... en Tina! Het
meisje wreef zich in de ogen vanwege het scherpe zonlicht. Ze was
al lang niet meer buiten geweest. Ze stond daar met een wit, mager
gezichtje en hield de beertjes vast tegen haar aan geklemd.
Trudie en de drie zusjes renden op haar af en begonnen haar te
knuffelen. Ze wist niet wat haar overkwam.
Vooruit, kinderen! zei oma vriendelijk, Jullie moeten Tina
eventjes tijd geven om te wennen.
Tina keek wat schichtig om zich heen. Ze wist niet waar ze was en
ze kende deze mensen niet. Totdat ze Theo zag.
Oom Theo! riep ze. Theo liep snel naar haar toe en sloot haar in
zijn armen.
Tina, mijn Tina!
Ze kroop dicht tegen hem aan en huilde.
De anderen trokken zich bescheiden terug in de keuken om beide
mensen alleen te laten met hun geluk.
Na een tijdje keken ze voorzichtig om een hoekje.
Tina zat naast Theo in de stoel en ze praatten zachtjes met elkaar.
Hallo, beste mensen! riep Theo, Komen jullie er ook bij! Dan is
het nog gezelliger!
Max was de eerste die bij hen was. Hij jankte zacht en gaf Tina een
poot die ze meteen vastpakte.
Wat ben jij een aardige hond!
Ze aaide hem over zijn kop.
Hoe heet jij?
Hij heet Max, antwoordde Trudie, En hij vindt je heel aardig!
Ik vind hem ook heel aardig!
Trudie gaf Tina een hand.
221

Ik heet Trudie en dit is mijn vriendinnetje Charlotte! Charlotte gaf


Tina ook een hand.
Misschien wil jij onze vriendin zijn, Tina? vroeg ze.
Tina knikte van ja en haar ogen glinsterden van plezier.
Vervolgens gaf Sandrine haar een zoen. Tina keek haar aan met een
blik van herkenning en dankbaarheid. Ze wist dat dit meisje haar
beter had gemaakt. Ze omhelsde Sandrine en zei zacht:
Ik vind jou heel erg lief!
Toen wees ze lachend naar Marie-Christine, die achter haar
tweelingzusje stond:
Ik zie je twee keer! Dat is leuk!
Ze moesten allemaal lachen om het spontane kind. Marie-Christine
en Ben stelden zich eveneens voor. Ze kende oma al goed omdat zij
al die tijd voor haar gezorgd had.
Oom Theo, heb je gezien dat ik kan lopen zonder mijn beugel?
Ze ging staan en liep langzaam de tuin in, op de voet gevolgd door
een nieuwsgierige Max.
Daar draaide ze zich om en maakte een diepe buiging, waarop een
uitbundig applaus volgde. Max maakte van vreugde dolle sprongen
omdat hij dacht dat het applaus voor hem bestemd was.
Tina liep voorzichtig terug en ging weer naast Theo zitten.
Het is wel gek dat ik zo gauw moe ben, zei ze.
Theo troostte haar.
Je bent heel ziek geweest, Tina. Je bent nog maar pas beter. Maar
binnenkort kun je weer zo hard rennen als je wilt.
Ze keek hem ernstig aan.
Oom Theo, waar is mama?
Het was onvermijdelijk. Dat was de vraag waar hij zo bang voor
was. Hij had natuurlijk al nagedacht over het antwoord, maar dat
kon hij nog steeds niet geven.
Gelukkig nam oma hem dit probleem uit handen.
Tina, mama is op vakantie met oom Tonio en jij mag hier zolang
logeren.
De ogen van het kind glansden van vreugde. Was het immers niet
altijd haar hartenwens geweest dat oom Tonio samen met mama
222

O, wat leuk! Mama samen met oom Tonio! Misschien gaan ze wel
trouwen, oom Theo!
Toen keek ze verdrietig.
Ik hoop dat ze vlug terugkomen. Dan kan ik zeggen hoeveel ik van
ze houd!
Theo zei trots:
Dit is nou mijn eigen Tina. Is ze niet fantastisch?
Weer een luid applaus! Ja, ze vonden haar fantastisch!
Oma, zal ik een lekker stukje kersentaart voor Tina halen? vroeg
Trudie.
Ja, doe dat als je wilt. Maar dan moet je iedereen wat geven.
Charlotte, wil jij me helpen met de koffie en de limonade?
Natuurlijk oma! en ze huppelde vrolijk achter oma aan de keuken
in.
Even later zaten ze te smullen van de taart.
Wat is dat lekker, oma! riep Tina enthousiast.
Ik kan wel tien van zulke taarten op, denk ik!
Oma was blij dat ze zon honger had. Ze zou nu spoedig helemaal
beter zijn.
Nou, eet eerst dit stukje maar op. Misschien is er straks nog wat
meer! zei ze vriendelijk.
Max had een nieuwe vriendin in Tina gevonden. Iedere keer als ze
een hapje taart nam, kreeg Max ook een stuk.
Tina nam de omgeving goed in haar op. Ze was verrukt over de
dingen die ze zag.
Wat vind ik het hier mooi, oma! Die tuin met al die bloemetjes. En
zoveel bijen en vlinders. En dan die bomen. Ik heb ze wel eens in
een boek gezien en ik weet hoe ze heten!
Hoe heten ze dan, Tina?
Palmbomen! zei ze. Ze was trots op zichzelf dat ze dat had
onthouden.
Dat weet je goed Tina! Als je de tuin zo mooi vindt, moesten we
straks maar eens naar de vijver wandelen, stelde Ben voor.
Maar Ben, je hebt gezien dat Tina nog niet goed kan lopen. Het
zou te vermoeiend voor haar zijn!
223

De ogen van Ben twinkelden vrolijk.


Ja, maar daar heb ik iets op gevonden, oma!
Hij stond op en liep naar de schuur. Even later kwam hij terug met
een gemakkelijke rieten stoel op kleine wielen.
Hoe vinden jullie deze? vroeg hij trots.
Wat een mooie rolfiets! riep Tina.
Zou je hem willen uitproberen, Tina?
Ze gaf geen antwoord maar liep langzaam en onzeker naar Ben en
ging in het voertuigje zitten.
Nu snap ik al dat geheimzinnige geknutsel van de laatste tijd,
Ben.
Ja, het moest een verrassing zijn, Theo. En blijkbaar is dat gelukt!
Ben liep met Tina over het terras. Ze vond het prachtig om zo te
worden voortbewogen!
O, wat een leuk wagentje is dat! riep Trudie enthousiast. Mag ik
er ook eens inzitten?
Later misschien eens, Trudie maar het is bedoeld voor Tina. Ja
natuurlijk, oom Ben!
Zullen we vanmiddag met zn allen bij de vijver gaan zitten?
vroeg Sandrine. De frisse buitenlucht zal Tina goed doen.
Ze vonden het een prima idee. Ze brachten de ochtend verder
gezellig pratend door.
Na het middageten verhuisde het gezelschap naar het terras bij de
vijver. Behalve Ben, die liever in de boomgaard ging werken.
Nou ja, vijver? Je kon eigenlijk niet van een vijver spreken. Het
was een klein meer. Maar iedereen noemde het gewoon de vijver.
Oma ging onder een parasol zitten en verdiepte zich in een boek.
Tina wilde graag aan de rand van de vijver zitten waar ze volop
genoot van het uitzicht. Ze was al die tijd haar donkere kamer
gewend en wist niet wat haar overkwam. Zon prachtige tuin! Ze
had zich nog nooit zo gelukkig gevoeld als nu.
Sandrine en haar zus gingen pootje baden in het glasheldere water.
Trudie en Charlotte speelden bij Tina met vlinders. Theo zat
224

verderop aan de oever op een boomstronk en genoot van de zon en


het vrolijke lachen van de meisjes.
Wat heerlijk was het hier! Hij voelde zich zo gelukkig dat hij nooit
meer weg zou willen. Hij schrok even van zichzelf. Door het gevoel
van geluk en vrede miste hij Madelon steeds minder. De invloed die
dit toverachtige land op hem had werd steeds groter, zoals oma had
voorspeld. Hij merkte dat zijn lichaam ingrijpende veranderingen
onderging. Zijn stofwisseling ging steeds verfijnder werken.
Zo had hij hier een echt gezond hongergevoel. Het zuiver
plantaardige voedsel versterkte zijn lichaam met de dag. Zijn
ademhaling was veel ruimer en rustiger geworden. Het was een
bijna feestelijke ervaring om de frisse, zuivere lucht in zijn longen
te halen. Hij voelde de zuurstof diep in zijn lichaam trekken, wat
hem een ontspannen en licht gevoel gaf. Zijn huid verjongde zich
snel. De werking van de zwaartekracht was hier ook minder en
anders. Hij kon het niet precies omschrijven, maar hij kon het
duidelijk voelen.
En ding stond vast: hij werd hier langzaam maar zeker naar
lichaam en geest vernieuwd! Het was een fantastische ervaring! Maar
hoe langer hij hier zou blijven, hoe moeilijker het werd terug te
keren naar zijn eigen grove wereld.
Niet alleen lichamelijk zou dat een enorme terugval betekenen,
maar vooral geestelijk. Hij zou niet meer weten om te gaan met het
geweld en de onwetendheid die daar beneden bestonden. Op dit
moment waren deze negatieve dingen nog in zijn herinnering, maar
ze zouden op den duur helemaal verdwijnen. En dat zou bij Tina
ook gebeuren. En waarschijnlijk veel sneller omdat ze jong was.
Het betekende ook dat hij Madelon zou moeten loslaten. Hij zou
niet meer in staat zijn tot een aardse vorm van liefde.
Ziedaar het probleem, dacht hij.
Hij begon nu ook te begrijpen dat de kloof tussen de wereld van de
koning en zijn eigen wereld onoverbrugbaar was. De meeste
mensen beneden konden niet begrijpen wat echte liefde en
zuiverheid inhielden. Ze waren gedwongen tot een dwaas en
225

gewelddadig bestaan en wisten helaas niet beter. Het licht kon


nauwelijks doordringen tot de duisternis die daar heerste.
Ja, kinderen begrepen gelukkig nog wel wat goed en eerlijk was. En
niet te vergeten de volwassenen die in hun hart nog kind waren gebleven.
Zou de Koning die wereld niet kunnen veranderen? Oma had
hem uitgelegd dat het vertrouwen tussen de mensen en de koning
was verdwenen. En dat de mensen anders moesten gaan leven
om verzoening mogelijk te maken.
Waarom zou de koning hen daar eigenlijk niet toe dwingen?
Misschien was het vergelijkbaar met een schoolklas. Vervelende
leerlingen moesten worden gecorrigeerd met strafwerk en dergelijke. Als je dat niet zou doen, dan werd het een rommel waarin
geweld ging overheersen. Zou je de wereld daarmee kunnen vergelijken? Als de koning de deugnieten eruit zou pikken en zou
corrigeren, zou het goed gaan. Net als in een klas zouden de goede
en welwillende mensen dan weer de kans krijgen.
Toch heeft de koning dat nooit gedaan. Hoe zou dat komen?
Zou hij willen dat ieder mens uit zichzelf, zonder dwang tot inzicht
komt? Misschien verlangt hij op deze manier de zuiverste trouw die
er is. Net zo zuiver als de lucht die je hier inademt.
Zo zat Theo diep na te denken op de boomstronk bij de vijver.
Hij wist niet dat de twee prinsessen naar hem keken en zijn
gedachten konden raden.
Zie je zusje, hoe snel Theo verandert, fluisterde Sandrine. Hij
begint zich hier steeds meer thuis te voelen.
Marie-Christine knikte en zei:
Ja, maar hij kan zijn geliefde Madelon niet vergeten. Liefde is iets
moois dat door alle werelden heengaat!
Hun gesprek werd onderbroken door een luide plons en ze zagen
dat Max daarvan de oorzaak was. Hij was gewoonweg in het water
gevallen! Geschrokken liepen ze naar hem toe maar er was geen
enkele reden voor bezorgdheid. Hij zwom op zijn gemak naar de
andere oever van het meertje.
De drie meisjes proestten van het lachen.
226

Die gekke Max! riep Trudie vrolijk. Hij rende achter een vlinder
aan en liep toen gewoon het water in!
Dat bracht haar ineens op een idee.
Oma, mogen wij ook zwemmen?
Oma keek op uit haar boek.
Zou je dat wel doen, Trudie? Breng je de vissen en de vogels dan
niet aan het schrikken? Max heeft al genoeg herrie gemaakt!
Nee hoor oma, volgens mij vinden ze het wel leuk als wij bij hen
zijn. We zullen heel voorzichtig zijn, hoor!
Oma keek de anderen vragend aan. Sandrine en haar zus knikten
haar bemoedigend toe. Ze hadden er ook wel zin in. De vijver zag
er uitnodigend uit.
Nou, vooruit. Haal je badpak maar. Misschien heeft Theo ook wel
zin?
Hij had zeker zin. Het was lang geleden dat hij had gezwommen en
het heldere water zag er prima uit.
Dat voorstel sla ik niet af, oma! antwoordde hij beleefd.
In de kamer van Ben ligt vast wel een zwembroek die je past,
Theo. Je moet maar eens kijken. Tja, Tina, het is jammer voor je,
maar je kunt natuurlijk nog niet zwemmen. Maar misschien vind je
het leuk om een beetje te pootjebaden?
Tina keek haar aan en antwoordde tevreden:
Ik vind fijn om naar de anderen te kijken, oma!
Ze liepen naar huis om zich om te kleden. Even later kwamen ze
weer terug.
Wie het laatst in het water is moet straks aardbeien plukken! riep
Trudie.
Ze renden over een klein zandstrand dat tussen het riet verscholen
was en sprongen het water in.
Helaas was Theo de laatste. Hij dook en zwom naar de bodem. Het
was behoorlijk diep! Heerlijk koel en stil hier beneden. Een paar
vissen kwamen nieuwsgierig op hem af. Ze waren niet bang voor
hem. Integendeel, ze schenen er plezier in te hebben om met hem
mee te zwemmen. Hij kon ze bijna aaien, zo dichtbij waren ze.
227

Inmiddels was hij alweer een tijdje beneden. Tot zijn verrassing had
hij nog geen benauwd gevoel. Maar hij vond het niet nodig nog
langer beneden te blijven. Dag vissen! Het was gezellig! Tot de
volgende keer!
En met die gedachte zwom hij naar de oppervlakte. Hij bevond zich
ongeveer in het midden van het meertje en zag de anderen op het
strandje met een bal spelen. Hij besloot een tijdje op zijn rug te
gaan drijven. Dat was heerlijk! Hij had het gevoel dat hij zo licht
als een veertje was, gedragen door het water.
Hij hoorde slechts het geklots van de golfjes langs zijn oren en de
verre stemmen van de spelende kinderen. Hij zag alleen de blauwe
hemel met hoog boven hem een paar witte wolkjes.
Plotseling klonk de vrolijke stem van Marie-Christine naast hem.
Lekker aan het drijven, Theo? Mag ik je gezelschap houden? Ik
vond dat je zo alleen was.
Hij draaide zijn hoofd en zag haar lieve gezicht.
Hallo, Marie-Christine! Leuk dat je me opzoekt. Ik vind het hier
heerlijk, weet je! Ik kom zo weer bij jullie!
Ik wil je niet storen, hoor. Iedereen moet doen wat hij het leukst
vindt. Maar we vinden wel dat je straks aardbeien moet plukken
omdat je het laatst in het water was, zei ze lachend.
Ik vind het best hoor. Ik pluk straks wel aardbeien.
Dat is zielig voor je Theo. Zal ik je daarbij helpen?
Als je dat voor me wil doen?
Voor jou heel graag, Theo!
Voordat ze het wist had ze het gezegd. Ze voelde dat ze een rood
hoofd kreeg.
Ik ga nu maar terug, stamelde ze, en ze zwom snel naar de oever.
Theo keek haar glimlachend na. Hij had al vanaf hun eerste
kennismaking een goed gevoel bij haar gehad. Hij wist ook dat ze
hem heel aardig vond. Maar zoals alles in dit land, was dat
allemaal van onschuldige en zuivere aard. Ook zijn eigen
gevoelens voor haar waren zuiver.
Het kon eigenlijk niet anders of je moest haar wel aardig vinden. Ze
had een heel zacht karakter.
228

Marie-Christine kwam het water uit en ging direct naar haar zus
toe.
Ach, Sandrine, wat zal Theo toch van me denken!
En ze vertelde haar van hun korte gesprekje in het midden van het
meertje.
Sandrine keek haar liefdevol aan.
Ik weet dat Theo je best begrijpt! Ik heb gezien dat hij je ook
aardig vindt.
Maar je weet toch, Sandrine, dat ze in de wereld van Theo heel
anders omgaan met deze gevoelens. Misschien breng ik hem wel in
de war. En hij heeft al een goede vriendin!
Je kunt Theo vertrouwen, zusje. Hij weet goed en eerlijk met die
gevoelens om te gaan. Hij heeft een ruim hart, dat kan kloppen voor
vele vriendschappen. En met Madelon heeft hij natuurlijk een heel
andere vriendschap en dat is goed!
Marie-Christine dacht even na over haar woorden.
Je hebt gelijk. Ik voel niet dezelfde liefde voor hem zoals Madelon
dat doet. Maar mijn hart klopt soms snel als ik hem zie!
Ze moesten hartelijk lachen en gearmd liepen ze naar het strandje
om mee te doen met het vrolijke balspel van de anderen.
Even later kwamen Theo en Max ook terug. Theo ging in de zon
liggen drogen, terwijl Max zo grappig was om zich in de buurt
van oma uit te schudden.
Max! riep oma geschrokken, Kun je dat niet ergens anders
doen!
Hij keek haar aan met een domme uitdrukking op zijn snoet en liep
langzaam weg. Het leek wel of hij in zichzelf liep te mopperen.
Zo erg was dat nou toch ook weer niet, dacht hij blijkbaar.
Er werd die middag nog veel gezwommen, gespeeld en gelachen.
Langzaam kwam een einde aan deze heerlijke middag bij de vijver
in het lieflijke land van oma en Trudie.
Die avond zaten ze rond een klein tafeltje op het terras bij de vijver.
Ze hadden het zo naar hun zin gehad dat ze er ook de avond wilden
doorbrengen. Ben kwam er ook bij zitten. Hij had een paar gezellig
229

flakkerende kaarslampjes aangestoken, die de donkere omgeving


een geheimzinnig aanzien gaven.
Oma en de tweeling waren even naar het huis om limonade en cake
te halen.
Tina was al naar bed. Ze had intens genoten die middag. Maar ze
was in haar rolstoel in slaap gevallen. Theo had haar naar binnen
gedragen en oma had haar voorzichtig uitgekleed en in bed gelegd.
Theo genoot van de wijde sterrenhemel. Aan de overkant van de
vijver klonk het getjilp van een krekel. Stilte alom. Boven een
lampje zoemde een deinende kolom muggen.
Hij was bang te worden gestoken want sommige muggen hadden
belangstelling voor hem gekregen.
Ze zullen je heus niet steken, Theo, zei Ben die naast hem zat.
Daar ben ik niet zeker van, Ben. Meestal ben ik een goede
gastheer voor deze kleine zoemende lieden.
Maar niet hier. Deze dieren lusten geen bloed van levende wezens.
Ze leven van fijn gruis dat op de bladeren van de planten zit. Vooral
op waterplanten komen veel voedingsstoffen voor.
Ja, ik was het even vergeten! Hier gelden de wetten van de koning
en die zijn best in orde.
Ben knikte en stopte een pijp tabak. Hij keek in de richting van het
huis en fluisterde:
Oma is naar de keuken en dan rook ik gauw een pijpje. Ze is niet
zo dol op de geur van tabak maar ik vind het lekker!
Oh, oom Ben, je mag hier niet roken! riep Trudie, terwijl ze haar
best deed om boos te kijken. Ze knipoogde intussen ondeugend
naar Charlotte die deed of ze niets had gezien. Maar Ben had het
goed in de gaten.
Rakker, die je bent, je weet best dat ik vaker een pijp rook
als we in de boomgaard werken. En ik heb je er nooit over horen
klagen!
Ik plaagde je maar een beetje, oompje! Ik zal niks tegen oma
zeggen, hoor!

230

Ben gromde een beetje in zichzelf en stak het vuur in de pijp. Even
was hij verborgen achter een enorme rookwolk. De tabak verspreidde een aangename geur.
Ruikt niet slecht, Ben. Wat is dat voor tabak? vroeg Theo.
Eigen teelt, mijn jongen, eigen teelt. Een tabaksveldje achter de
boomgaard. Kom morgen maar eens kijken. Ik maak een nieuwe
pijp voor je, dan kun het ook eens proberen.
Theo hield van een sigaartje, maar hij had vroeger ook pijp gerookt.
Hij vond het een goed idee.
Ik ga ervan uit dat roken hier geen schade aan je gezondheid
oplevert, zoals bij ons?
Dat heb je goed gezien! In de tabak bevindt zich geen enkele
schadelijke stof. Integendeel, het werkt soms zeer stimulerend. Hij
dacht even na en vervolgde:
Jullie hebben de vreemde gewoonte de giftige rook van laagwaardige tabak in je longen te zuigen. Een soort zelfvergiftiging!
Hij schudde niet-begrijpend met zijn hoofd.
Ik weet ervan, zei Theo. Ik heb dat ook gedaan. Dat neemt niet
weg dat ik morgen je tabak graag eens wil proberen!
Na korte tijd hoorden ze oma en de tweeling over het pad naderen.
Ben doofde zijn pijp en stopte deze gauw in de binnenzak van zijn
jasje.Oma snoof de lucht op en wist precies wat er aan de hand was.
Ze besloot het spelletje mee te spelen.
Het is net of ik de geur van tabak ruik! zei ze met een streng
gezicht. Ze deden alsof ze van niets wisten.
Ruik jij dat ook, Trudie?
Trudie kwam daardoor in moeilijkheden. Ze wilde niet liegen, maar
ook wilde ze Ben niet verraden. Ze kreeg een rood hoofd dat ze
gelukkig in het halfdonker niet konden zien.
Ja, ik rook net wel iets, zei ze onzeker.
Wat rook je dan? hield oma vol.
Ik dacht dat ik een heel lekkere lucht rook!
231

Een lekkere lucht? Dat kan dan niet de lucht van tabak zijn
geweest, want dat ruikt niet lekker! Vind je ook niet, Trudie?
Trudie kreeg het er warm van. Ze vond die lucht namelijk wel
lekker.
Toen moest oma hartelijk lachen. Ze gaf Trudie een stukje cake.
Het spijt me jongens, dat ik wat moeilijk deed, maar je weet dat ik
niet zo dol ben op roken.
Ik weet het, oma, antwoordde Ben en hij moest ook lachen.
Ze begrepen oma wel want ze was altijd druk in de weer om goed
voor iedereen te zorgen.
Het werd een rustige en gezellige avond. De maan had de vijver in
een zilveren spiegel veranderd, waarover soms een lichte rimpeling
liep. Het was een betoverend gezicht!
Het deed Theo terugdenken aan het maaneilandje van Madelon,
waar hij met haar onvergetelijke avonden had doorgebracht.
Hoe zou het met haar zijn? Zou ze zijn brief al hebben gelezen? En
hoe ging het met Mieke en Tonio? Wat zouden ze gelukkig zijn
geweest als ze Tina vandaag hadden gezien!
Hij werd door Trudie uit zijn mijmeringen gehaald. Theo, doe je
een spelletje ganzenbord met ons? Ja hoor, daar heb ik best zin
in!
Zo brachten ze de rest van de avond met veel plezier door aan de
oever van het stille meertje. Een heerlijke afsluiting van een
onvergetelijke dag!

232

Hoofdstuk 21 Levenskunde
Oom Theo, ga je mee naar school? vroeg Trudie. Naar school?
vroeg Theo verbaasd.
Ja, vanmiddag beginnen de lessen weer.
Hij dacht even na. Hij had eigenlijk niet veel zin om in een
klaslokaal te zitten.
Mag ik dan ook mee? vroeg Tina enthousiast.
Sinds hun onvergetelijke dagje bij de vijver was er een week
verstreken. Tina had zich snel hersteld en hielp hen vandaag met
het plukken van aardbeien. Ze was nog wat aan de magere kant,
maar voor verder was ze gezond en springlevend. Ze voelde zich
hier al helemaal thuis.
Soms viel het Theo op dat ze naar hem zat te kijken. Alsof ze hem
iets wilde vragen. Maar zover kwam het niet omdat haar aandacht
werd afgeleid door haar vriendinnen.
Theo wist dat ze slechts gasten waren in dit land. Maar binnenkort
zouden ze hier voorgoed moeten blijven.
Hij wist dat hij er nu ervoor kon kiezen hier te blijven. Dan was er
geen weg meer terug. Ook voor Tina niet.
Zo waren zijn gedachten op die vroege ochtend op het aardbeienveldje van Trudie.
De drie prinsessen waren met Ben naar het dorp gereden waar een
groenten- en fruitmarkt was.
Theo piekerde nog even verder. Naar school? En Tina wilde mee?
Hoe moest hij zich dat voorstellen?
Trudie onderbrak zijn overpeinzingen.
Tina mag gerust mee, hoor! Dat is leuk vinden want we doen eerst
levenskunde en dan gaan we paardrijden.
Maar levenskunde is misschien te moeilijk voor Tina, opperde
hij. En paardrijden? Is dat niet gevaarlijk? Ze is nog maar pas
beter!
Dat valt best mee, oom Theo. Levenskunde is niet moeilijk. En ze
kan alvast kennismaken met de paarden.
233

Ja, spannend, oom Theo! riep Tina blij. Ze had er zin in! En jij
vindt het ook leuk, oompje! zei Trudie.
Hij begon het interessant te vinden.
Tenslotte was hij onderwijsman en hij kon nu zien hoe hier les werd
gegeven.
Okay Trudie, ik wil graag met je naar school! En Tina mag ook
mee, wat mij betreft. Maar ik wil eerst weten wat oma ervan
denkt.
Hoera! riepen de meisjes. Ze dansten om hem heen, waarbij Max
ook van de partij was.
Oma vond het prima. En zo kwam het dat Theo een uurtje later in
gezelschap van de twee meisjes en Max naar school liep. Trudie
vertelde dat het schoolgebouw net buiten het dorp stond. Theo nam
zich voor later eens een kijkje in het dorp te nemen.
De school was een witgeschilderd houten gebouwtje met lichtblauwe raamkozijnen. Het lag in een goed onderhouden park met
palmbomen en fleurige bloemperken.
Op het schoolplein speelden kinderen met elkaar.
Hoi Trudie! riepen ze. Ze begroetten haar en Max hartelijk.
Een kleine jongen met zwart golvend haar en heldere bruine ogen
liep naar Theo en Tina en gaf hen een hand.
Ik ben Willem en ik vind het leuk dat Trudie nieuwe vrienden
heeft meegenomen!
Theo en Tina stelden zich aan hem en de andere kinderen voor.
Tinas ogen glinsterden van vreugde en ze zei:
Ik vind jullie allemaal heel leuk!
Wij jou ook, Tina! zei Willem.
Tina logeert al een tijdje bij ons. Ze is erg ziek geweest maar is nu
weer helemaal beter, legde Trudie kort uit.
Ziek geweest? vroeg Willem. Hoe kan dat nou?
Zie je, oom Theo en Tina komen uit een andere wereld, zei
Trudie.
De kinderen keken Theo en Tina met grote ogen aan. Willem leek
het te begrijpen.
Komen jullie van de ernstige wereld van beneden? vroeg hij.
234

Theo moest lachen. Hij vond dit wel een mooie uitdrukking. Ja,
Willem, daar komen wij inderdaad vandaan.
Dan is het goed dat jullie nu hier zijn want het is daar beneden niet
in orde! stelde hij vast.
Dat is juist, het is inderdaad niet in orde bij ons, zei Theo meer
tegen zichzelf dan tegen de anderen.
Wat is die ernstige wereld, Willem? vroeg een sproetig meisje
met knalrood haar.
Willem zette een gewichtig gezicht, schraapte zijn keel en
antwoordde:
Ik weet het niet precies, maar mijn vader heeft mij er wel eens
over verteld. De mensen doen daar heel akelig tegen elkaar. Ze
plagen elkaar en ze schoppen hun honden!
Het sproetige meisje keek hem met open mond van verbazing aan.
Zoiets had ze nog nooit gehoord! De anderen waren ook geschrokken.
Schoppen ze hun honden? vroeg een jongen met blonde krulharen verschrikt. Hij hield zijn hondje van angst dicht tegen zich
aan.
Willem was er trots op dat hij indruk kon maken op de anderen.
Ik weet nog meer over die wereld, fluisterde hij op geheimzinnige toon.
De mensen daar vernielen de bomen en de planten. En ze gooien
hun vuilnis in de zee!
Er viel nu een diepe stilte op het schoolplein. De kinderen keken
met ontzetting naar de palmbomen en de bloemen alsof deze ieder
moment konden verdwijnen.
En dat is nog niet alles, ging Willem op gewichtige toon verder.
De mensen maken elkaar daar vaak dood!
Hij keek de kring rond om te zien welke indruk zijn woorden
hadden gemaakt. Hij had ze geweldig laten schrikken! De kinderen
keken angstig naar Theo en Tina en gingen een stukje van hen
vandaan staan.
235

Theo wist zich geen raad. Tina keek hem wanhopig aan. Wat
moesten ze zeggen?
Het sproetige meisje stak haar vingertje omhoog.
Wat wil je vragen, Annelore? vroeg Willem op de toon van een
professor die zijn studenten les geeft.
Waarom maken ze elkaar dood?
Even was het stil. Willem krabde zich achter zijn rechteroor en wist
niet wat hij moest antwoorden. Hij keek vragend naar Theo, die
zich de vertegenwoordiger van een boevenbende voelde. Een zeer
onaangenaam gevoel!
Theo haalde wanhopig zijn schouders op en zei:
Kinderen, ik wil dat wel uitleggen, maar ik wil jullie niet bang
maken!
Je kunt het ze gerust uitleggen, Theo! Ze kunnen er wel tegen!
klonk een prettige stem achter hen. Hij keek om en zag een jonge
vrouw naderbij komen. Ze droeg een vlotte lichtgroene broek en
een witte blouse met een klavertjesmotief. Ze had donkerbruin haar
dat glansde in de zon. Ze gaf hem een hand en hem vriendelijk aan.
Ik ben Nathalie en ik ben de juf van dit gezellige clubje, zei ze
terwijl ze naar het groepje kinderen wees. Theo stelde zichzelf en
Tina aan haar voor.
Juf, Tina is heel ziek geweest! Maar ze is gelukkig weer helemaal
beter, zei Willem.
Annelore trok Nathalie aan haar mouw en zei: Juf, ze maken
elkaar in de ernstige wereld dood. En ze schoppen hun honden!
Theo wilde iets zeggen maar Nathalie was hem voor.
Misschien wil Theo jullie straks meer vertellen over zijn wereld?
Ja graag, antwoordde hij, Ook al gebeuren er lelijke dingen, er
mogen geen misverstanden ontstaan.
Goed, dat is dan afgesproken, zei Nathalie. Ze dacht even na en
vervolgde toen:
Het is vandaag fantastisch weer. Zullen we buiten les doen,
kinderen?
Wat een vraag! Ze stemden er juichend mee in.
236

Zullen we picknicken bij de blokhut aan het meer, juf? vroeg


Annelore.
Goed idee, Annelore! Kinderen, zorgen jullie voor broodjes en
limonade? En denk je ook aan zwemspullen?
Ja, juf! riepen ze in koor en ze liepen meteen weg, ieder in een
andere richting. Ze hadden dit vaker gedaan!
Een tijdje later liepen ze gezellig babbelend een bos in dat achter de
schooltuin lag. Ze hadden mandjes en vrolijk gekleurde
picknickkleedjes bij zich. Max liep met een paar andere honden
voorop en Theo sloot de rij met Nathalie. Tina had vriendschap
gesloten met de andere kinderen en ze hadden het grootste plezier.
Nathalie keek Theo vriendelijk aan en vroeg:
En, Theo, heb je het een beetje naar je zin?
Ja, ik voel me hier heel gelukkig! Wat heerlijk is het toch,
Nathalie, dat Tina weer gezond is en gewoon kan lopen!
Ja, het is fantastisch, Theo! Ik heb van oma gehoord hoe het is
gegaan. Ze zijn blij dat jullie bij ze logeren.
Theo zweeg even en vervolgde op matte toon:
Weet je dat Tina en ik steeds verder verwijderd raken van onze
eigen wereld?.
Vind je dat erg?
Ja en nee. Maar ik mis mijn vriendin Madelon. En ik denk dat
Tina thuishoort bij haar moeder. Je moest eens weten hoeveel
verdriet deze mensen nu om ons hebben, Nathalie! Maar we gaan
binnenkort naar de koning en we hopen dat hij een oplossing heeft.
Ze legde haar hand op zijn schouder en zei:
Ik weet zeker dat alles goed zal komen, Theo.
Hij voelde zich opgelucht en gesterkt door haar medeleven.
Dank voor je begrip, Nathalie. Het doet me goed.
Ze knikte alleen maar en ze liepen zwijgend verder het bos in. Het
groepje kinderen liep al een flink eind op hen vooruit. Het was stil
in het bos. Alleen was soms ver weg het geluid van de kinderstemmen te horen. Langs het pad stonden indrukwekkende dennenbomen waaronder allerlei soorten varens groeiden. Het zonlicht viel in
237

duizenden schuine lichtstrepen op de grond en het rook naar mos en


dennennaalden. Hier en daar hopten wat konijnen rond die hen
nieuwsgierig aankeken.
Het bospad liep geleidelijk naar beneden en kwam uit op een
grasveld dat aan een groot meer lag. De zon weerkaatste haar licht
over het glasheldere water dat geheel door bossen werd omsloten.
In het midden van het meer lag een eilandje. Vlakbij de oever stond
een blokhut waarvan de deur reeds door de kinderen was geopend.
Vr de hut stonden twee houten tafels waarop vrolijk gekleurde
tafelkleedjes lagen. Annelore had bloemen geplukt die ze in vaasjes
op tafel zette. Willem was met een paar jongens bezig een roeiboot,
die tussen het riet verscholen lag, los te maken van de oever.
Korte tijd later zaten ze met zn allen aan de tafels te genieten van
knapperige broodjes en zoete frambozenlimonade.
Je vader heeft weer prima broodjes gebakken, Willem! zei
Nathalie smullend.
Willem keek haar trots aan.
Ik heb vader geholpen met bakken. Ze komen nog maar net uit de
oven.
Toen ze gegeten hadden zei Nathalie:
Kinderen, we hebben nu eerst les. Misschien wil Theo iets over
zijn wereld vertellen en dan kunnen jullie vragen stellen. Theo, je
kunt je gang gaan als je wil!
Theo kuchte en haalde diep adem. Het was doodstil in het grote
bos. Het enige geluid was het zachte geruis van de wind in de
boomtoppen.
Kinderen, ik wil jullie niet bang maken. Het is waar dat mensen
elkaar plagen. Ook is het waar dat dieren worden geschopt en
geslagen. En, helaas is het ook zo dat mensen elkaar vaak
doodmaken. Maar er zijn ook veel mensen die goede dingen doen.
Annelore stak haar vingertje omhoog.
Waarom doen mensen zulke akelige dingen, oom Theo? Dat is
de vraag, Annelore. Ik weet het niet.
Willem stak zijn hand op.
238

Maar je wordt toch ongelukkig als je de natuur vernielt. Je kunt


toch nooit echt blij zijn als je anderen verdrietig maakt!
Tja, Willem, dat is zo. Vaak zien mensen niet wat ze bij zichzelf en
anderen aanrichten. Ze kijken alleen naar zichzelf en hun
pleziertjes. Om de rest geven ze niet zoveel.
De kinderen keken hem niet-begrijpend aan. Ze vonden dat heel
vreemd. Het is toch afschuwelijk om iemand pijn te doen!
Tina schuifelde zenuwachtig op haar stoel heen en weer. Ze vond er
niets meer aan. Ze ging liever spelen. Trudie legde geruststellend
zijn arm om haar heen.
Theo ging verder met zijn uitleg.
De mensen zijn er aan gewend zo te leven. Ze weten niet beter. Ze
denken dat het leven zo hoort te zijn. Ze hebben dat van hun ouders
geleerd. Ze weten niet wat de zin van het leven is: blij zijn en
genieten van al het mooie. En dat mag niet ten koste van anderen
gaan. De zin van het leven is het leven zelf! Maar dat hoef ik
jullie niet te vertellen.
Ik heb het zelf ondervonden. Ik probeerde eerlijk te leven maar
werd geslagen en in een donker hok gegooid!
Hij vertelde wat hem was overkomen. Hij gaf daarbij ook aan hoe
de mensen die hij kende daar beneden moesten leven. En hoe ziek
Tina was geweest. Maar hij vertelde ook van zijn goede vrienden en
hun enorme inzet.
De kinderen waren diep onder de indruk van zijn verhaal. Na een
korte pauze ging hij verder.
Het is dus zo dat mensen worden geboren, lijden en doodgaan. Dat
is dan ongeveer alles wat erover te zeggen valt.
De kinderen waren muisstil. Ze snapten er helemaal niets van!
En de kinderen dan, oom Theo? vroeg Annelore, Gaan zij ook
dood?
Theo keek naar Tina en zag dat ze graag antwoord wilde geven.
Ja, Annelore, zei Tina met een klein stemmetje,
De kinderen gaan ook een keer dood. Maar eigenlijk alleen als
ze oud zijn.
Ze dacht even na en vervolgde:
239

Maar ze kunnen ook doodgaan als ze nog jong zijn. Ik ben erg ziek
geweest en ik hoorde van oom Theo dat ik bijna dood ben
geweest.
Tja, lief kind, dacht Theo, Misschien zijn we met zn tweetjes
ook wel doodgegaan in de wereld beneden. We zijn tenslotte niet
voor niets hier.
Dus leven de mensen net zoals planten die geen licht en water
krijgen. Die worden ziek en gaan dood! merkte Willem op.
Ja, dat heb je mooi gezegd Willem! We leven beneden net als
planten zonder zonlicht en water. In de koude donkere schaduw.
Vreugdeloos en uitzichtloos. Zo is het! Maar zoals ik al zei, er zijn
gelukkig ook mensen die wl volgens de regels van de Koning
leven. Zij hebben het niet gemakkelijk en worden vaak tegengewerkt en bespot. 9)
Het was even stil rond de houten tafel. Een paar citroengele
vlinders fladderden over hun hoofden en eentje ging op het puntje
van de neus van Max zitten. Hij leek het wel grappig te vinden en
bleef rustig zitten. Hij keek met rare schele ogen naar de vlinder.
Juffrouw Nathalie, ik wilde je wat vragen, zei Theo. Waarom
komt de Koning niet terug in de wereld om de vrede te herstellen?
Om de mensen inzicht te geven in zijn bedoelingen.
Nathalie dacht even na en antwoordde:
Dat is niet zo moeilijk te begrijpen, Theo. De mensen verlangen
niet naar hem. Schaduwplanten verlangen niet naar licht maar
willen in het donker leven10). De Koning, die Liefde is11), heeft
destijds zijn Zoon gestuurd om de vrede te herstellen, maar de
mensen hebben verworpen, bespot en gedood.12)
Maar veel onschuldige mensen moeten lijden, Nathalie!
Inderdaad, Theo. Deze mensen worden door ons lichtbrengers
genoemd. Zij leven in het licht, in de liefde van de koning.
Zij zijn een voorbeeld voor anderen. Als hun taak voorbij is gaan ze
weer terug naar hun thuis bij de Koning.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------9)
Lucas 21
21:3 En u zult omwille van Mijn Naam door allen gehaat worden.

240

10)

Johannes 3
3:17 Want god heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden opdat Hij de wereld
zou veroordelen,
maar opdat de wereld door Hem behouden zou worden.
3:18 Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar wie niet gelooft, is al
veroordeeld, omdat
hij niet geloofd heeft in de Naam van de eniggeboren Zoon van God.
3:19 En dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is, en de mensen
hebben de duisternis
liefgehad, meer dan het licht, want hun werken waren slecht.
11)
I johannes 4
4:8 Wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde.
4:9 Hierin is de liefde van God aan ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren
Zoon in de wereld
gezonden heeft, opdat wij zouden leven door Hem.
4:10 Hierin is de liefde, niet dat wij God lief hebben gekregen, maar dat Hij ons
liefhad en Zijn Zoon
zond als verzoening voor onze zonden.
4:11 Geliefden, als God ons zo liefhad, moeten wij ook elkaar liefhebben.
12)
Lucas 9
9:22 Hij zei: De Zoon des mensen moet veel lijden en verworpen worden door de
oudsten,

overpriesters en schriftgeleerden, en Hij moet gedood en op de derde dag


opgewekt worden

----------------------------------------------------------------------------------------------------

Ook kinderen brengen licht. Kinderen zijn van nature goed en


eerlijk, zoals de koning de mens heeft bedoeld. Ze kennen geen
haat. Dat wordt hen vaak door volwassenen aangeleerd als ze ouder
worden. Ze mogen dan niet meer van dieren of bloemen houden.
Ze
moeten leren dat het om geld en macht gaat en niet om het leven
zelf.13)
Ze keek even naar Annelore die dromerig naar een paardebloem zat
te kijken.
Kijk, fluisterde Nathalie, Dat bedoel ik nou. Annelore geniet het
bloemetje. Ze houdt van het plantje en het plantje houdt van haar.
Het gaat om liefde.
Ik begrijp wat je bedoelt, Nathalie! We moeten naar onze kinderen
kijken om te leren hoe het moet14).
Nathalie knikte bevestigend. Theo keek intussen naar Tina want hij
------------------------------------------------------------------------------------------------------13)
1 Johannes 2
2:15 Heb de wereld niet lief en ook niet wat in de wereld is. Als iemand de
wereld liefheeft,
is de liefde van de Vader niet in hem

241

2:16 Want al wat in de wereld is: de begeerte van het vlees, de begeerte van de
ogen en de
hoogmoed van het leven, is niet uit de Vader, maar is uit de wereld
2:17 En de wereld gaat voorbij met haar begeerte; maar wie de wil van God doet,
blijft tot in eeuwigheid.
14)
Mattheus 18
1:3 En Hij zei: Voorwaar, Ik zeg u: Als u zich niet verandert en wordt als de
kinderen,
zult u het Koninkrijk der hemelen beslist niet binnengaan.

----------------------------------------------------------------------------------------------------------

was een beetje bezorgd over haar. Ze zou misschien in de war raken
van deze gesprekken. Maar ze zat met twee jonge vosjes te spelen.
Willem en de andere kinderen hadden aandachtig zitten luisteren.
Weet je, zei Willem, Het is niet echt gezellig in jullie wereld.
Ik denk dat jullie kinderen het hier best naar hun zin zouden hebben.
Kijk maar naar Tina, ze hoort er al helemaal bij!
Tina had een vosje op haar arm genomen en zette het op de tafel.
Het beestje liep meteen naar Theo toe en keek hem vrolijk aan.
Kijk, oom Theo, hij lacht naar jou! riep Tina blij. Ze zette het
andere vosje ook op tafel. Intussen was ook moeder vos naderbij
gekomen en maakte kennis met Max.
We mogen met haar kindertjes spelen, zien jullie dat? riep Tina
verbaasd. Ze straalde van vreugde. Ze had er nog nooit zo goed
uitgezien. Theo kreeg er een gelukkig gevoel van. Als Mieke en
Tonio haar zo eens konden zien!
Het leek alsof Tina zijn gedachten kon lezen, want ze zei:
Mama en Tonio zouden bij ons moeten zijn, oom Theo. Ze zouden
het hier zo leuk vinden!
De vosjes knaagden inmiddels aan een vers broodje. Ze vonden het
prettig dat ze alle aandacht kregen.
Nu scharrelden ook wat jonge eenden rond de tafel om
broodkruimels te pikken. Eentje pakte zelfs een stuk brood weg vr
de neus van moeder vos. Tina schrok en keek Theo angstig aan.
Maar er gebeurde niets. De vos liet de eendjes rustig hun gang gaan
en ze liep op haar gemak naar Tina toe. Tina was toch wel een beetje
bang voor het dier met haar slimme snoet en haar grote oren. Maar
ze durfde haar te aaien en de vos vond dat prima. Ze likte Tinas
hand en keek haar aan alsof ze wilde zeggen: Hallo, zet mijn
kleintjes
242

maar weer op de grond, anders eten ze teveel van die zoetigheid!


Theo zette de diertjes terug bij hun moeder. Ze lieten merken dat ze
daar niet zoveel zin in hadden. De snoepers!
Kijk! riep Nathalie, Daar komen de prinsessen!
Hoi! riepen de kinderen in koor, de prinsessen!
En inderdaad kwamen daar de drie meisjes op hun gemak naar hen
toe wandelen.
Hallo lieverds! riep Sandrine, Is er voor ons nog een lekker
broodje?
De kinderen dromden om hen heen en wilden graag een zoen
hebben. Ook Nathalie liep naar hen toe om ze te begroeten.
Theo bekeek op een afstandje het ontroerende schouwspel. Zo is
het goed, dacht hij. Zo hoort het te zijn: liefde geven en liefde
ontvangen. Dat is waar het om gaat! Ook hij voelde vreugde bij het
zien van zijn drie vriendinnen. Je moest wel van deze prinsesjes
houden, of je het wilde of niet!
Hij stond op om ze te begroeten.

243

244

Hoofdstuk 22
Even later zaten de prinsessen te smullen van de broodjes.
En hebben jullie het hier naar je zin? vroeg Marie-Christine
belangstellend.
Best wel! zei Willem. We hebben les in levenskunde gehad.
Oom Theo heeft ons verteld over zijn ernstige wereld.
Dus jullie weten nu hoe triest het daar is, stelde Sandrine vast.
Ze knikten zwijgend en dachten even na over de mensen met wie ze
medelijden hadden.
Willem sprong ineens op en liep naar de roeiboot. Zullen we naar
het eiland gaan? vroeg hij.
Ja! riep Annelore, Dat is leuk! Kamperen op het eiland!
Maar we kunnen toch niet allemaal in de boot, malle jongen! zei
Nathalie.
Nee, maar dan varen we toch gewoon een paar keer heen en weer!
Zo ver is het niet!
De kinderen jubelden van vreugde bij de gedachte dat ze naar het
eiland gingen. Wat spannend was dat!
Nou ja, waarom ook eigenlijk niet? zei Nathalie na lang aandringen van de kinderen.
Jippie! riepen de kinderen en ze renden naar de blokhut om hun
spullen te pakken.
Theo hoorde bij het groepje dat als laatste vertrok. In de boot zaten
Max, Trudie en Marie-Christine. Theo en Marie-Christine pakten
de roeispanen. Trudie duwde de boot van de oever en daar gingen
ze!
De middagzon koesterde hen in een warm licht. Er stond geen
zuchtje wind, zodat er geen rimpeltje op het water te zien was.
Er was niets te horen, behalve het geklater van honderden gouden
waterdruppeltjes als de roeispanen boven water kwamen.
Theo zag de oever met de blokhut steeds kleiner worden. Het deed
hem terugdenken aan het moment dat hij met het jacht van
Madelon de haven van het Zuidfranse stadje uitvoer.
245

Madelon, zijn geliefde! Wat verlangde hij naar haar. Hoe zou ze het
maken?
Marie-Christine wist aan wie hij dacht. Ergens deed het haar pijn
want ze hield van hem. Ze hoopte echter dat hij zijn vriendin weer
gauw in zijn armen mocht sluiten.
Theo voelde haar blik op zich rusten en keek in haar mooie ogen.
Hij wist dat ze zijn gedachten kende en voelde troost van haar
uitgaan. Het gaf hem een goed en rustig gevoel!
Het roeien was een ontspannen bezigheid. Na een tijdje naderden ze
een klein zandstrand, dat aan de zuidkant van het eilandje lag. Ze
remden langzaam af en lieten de boot voorzichtig op het zand
lopen.
Max sprong er meteen uit en begroette Sandrine en Tina die onder
een palmboom op hen zaten te wachten.
Hallo dames! zei Theo, hoe is het hier?
Wat een leuk eilandje, oom Theo! riep Tina blij.
Theo stond op een tamelijk breed zandstrand.
Het strand ging over in een strook palmbomen waaronder de
mooiste planten en bloemen groeiden. Rondom de bloemen fladderden tientallen vlinders. Theo zoog de frisse kruidige diep in zijn
longen. Een heerlijk gevoel was dat!
Bijen zoemden onvermoeibaar van de ene bloem naar de andere en
uit het bos klonk het opgewekte gezang van vogels. Theo werd
duizelig van blijdschap!
Ja, Tina, je hebt gelijk! Ik denk dat dit de mooiste plek is die ik
ooit heb gezien, fluisterde Theo alsof hij bang was deze sfeer te
verstoren.
Ja, oom Theo. Toen ik hier net aankwam, werd ik zo blij dat ik
bijna moest huilen, zei Tina met tranen in haar ogen. Het is hier
z mooi!
Nadat ze de boot op het droge hadden getrokken en hun bagage
hadden opgepakt, gingen ze op weg naar de anderen.
Weet je, Theo, we worden graag geliefd en willen liefde teruggeven, zei Sandrine die naast hem liep.
246

Theo knikte bevestigend.


Je hebt verschillende soorten liefde. In jullie wereld gaat het vaak
om eigenliefde. De ene mens probeert de andere te overheersen.
Het is de oorzaak van veel leed. Denk aan vrouwen die eeuwenlang
als slavinnen zijn gebruikt, of aan mensen met een ander geloof of
een andere huidskleur. Iemand die alleen eigenliefde kent heeft
geen respect voor het leven. Konden de mensen maar iets zien van
de goedheid van de koning, verzuchtte ze.
Ja, Sandrine, ik begrijp het. Ik zie hier hoe de koning het heeft
bedoeld!
Ze liepen verder over het smalle zandpad, dat tussen hoge
dennenbomen naar het midden van het eiland kronkelde.
Ze kwamen uit op een grasveldje waar de anderen druk bezig waren
tentjes neer te zetten.
Hallo! riep Willem. Hebben jullie de roeiboot op het droge
getrokken? Anders wordt het moeilijk om weer thuis te komen.
Ja hoor! antwoordde Trudie, Ik heb het ankertje in het zand
vastgezet!
Goed werk, Trudie!
In korte tijd hadden ze zes tentjes in een cirkel geplaatst.
De meisjes willen graag in de tenten slapen, maar wij mannen
slapen buiten in een slaapzak, zei Willem stoer tegen Theo.
Dat doen we, Willem! antwoordde Theo op even stoere toon.
Wat een prachtig eiland is dit, Willem. Komen jullie hier vaker?
O jazeker. Het is bedoeld voor de kinderen van de school om hier
te kunnen spelen.Nou, beter kan het niet. Het is hier geweldig!
Op dat moment kwam Tina naar hen toe lopen.
Oom Theo en Willem, prinses Sandrine vraagt of jullie een glas
limonade lusten.
Heerlijk, Tina! Dat hoef je ons niet eens te vragen!
Een paar minuten later zaten ze te genieten van de frisse limonade.
Ik heb het hier reuze naar mijn zin! Zonneschijn, blauwe lucht,
prachtige bloemen en planten! Prima vrienden en vriendinnen! Het
eiland van het eeuwige geluk! zei Theo blij.
247

Mooie naam: het eiland van het eeuwige geluk! zei Sandrine.
Hebben jullie zin om te zwemmen? vroeg Annelore.
Het voorstel werd met gejuich ontvangen en de kinderen renden
naar de tenten om zich om te kleden. Ze vermaakten zich die
middag uitstekend in het heldere water. Daarna speelden ze nog een
tijdje badminton op het grasveld.
Een beetje moe maar voldaan lag Theo, kauwend op een grassprietje, in het koele gras te rusten. Hij staarde naar de kleine
wolkjes in de blauwe lucht en fantaseerde over de figuren die hij
daarin zag. Ver weg hoorde hij de stemmen van de kinderen. De
wind streek langs zijn gezicht. Hij voelde zich steeds meer thuis in
dit sprookjesland. Hij dacht bijna niet meer aan zijn vorige leven.
Vorige leven? Hij schrok van zijn eigen gedachten! Ja, hij begon
het zo te voelen. Er was geen ontkomen aan.
Hij hoorde het vrolijke stemmetje van Tina even boven de andere
kinderen uit. Ze raakte ook steeds losser van haar eigen wereld.
Het was toch goed zo! Weer schrok hij. Nee, hij mocht zo niet
denken. Hij mocht Madelon, Mieke en Tonio niet vergeten. Hij zou
naar de koning gaan voor advies. Zo was het afgesproken!
Hij stond op en liep naar de prinsessen die broodjes klaarmaakten.
Even later zaten ze aan een lange houten tafel en genoten van de
knapperige broodjes. Theo had een goed uitzicht over het meer. De
ondergaande zon had de hemel had veranderd in een adembenemend schouwspel van roze, blauwe en gouden strepen. Ze wierp
een zwak gouden licht op het gezicht van Marie-Christine die naast
hem zat. Ze er betoverend uit!
Ja, dacht Theo, zo moet een engel er uitzien! Wat een fantastisch
meisje!
Ze voelde dat Theo naar haar keek en sloeg haar ogen naar hem op.
Ze glimlachte vriendelijk en hij voelde grote liefde van haar
uitgaan.
De kinderen zaten druk te praten over de gezellige middag die ze
samen hadden doorgebracht.
Na het eten liep Theo naar de oever van het meer, waar hij een
sigaartje opstak. Even moest hij aan Ben denken, die stiekem een
248

pijp tabak rookte als oma het niet zag. Die goede oude Ben! Hij zal
vandaag wel in de boomgaard hebben gewerkt.
Het was bijna donker geworden en de maan legde voorzichtig brede
zilveren strepen over het stille meer.
In gedachten, Theo? hoorde hij de stem van Marie-Christine
achter zich klinken. Hij draaide zich om en keek in haar lachende
ogen.
Ja, ik dacht aan Ben en oma.
Lief van je, dat je aan hen denkt, Theo. Even was ze stil.
Dacht je misschien ook aan mij?
Waarom zou hij het ook verbergen, dacht hij.
Ja, ik dacht ook aan jou, Marie-Christine!
Ze glimlachte, legde haar hand tegen zijn wang en fluisterde zacht:
Ik hou van jou, lieve Theo. Maar ik wil niet dat Madelon verdriet
om ons zou krijgen.
Theo kuste haar hand.
Ik weet wat je bedoelt, Marie-Christine. Liefde mag niemand
verdriet geven.
Ze knikte en vroeg: zullen we teruggaan?
Even later zaten ze weer bij de anderen rond een klein kampvuur.
In jouw wereld worden ook mooie liedjes gemaakt, Theo. Zal ik er
eentje zingen? vroeg Sandrine terwijl ze haar gitaar pakte.
Theo knikte uitnodigend.
Ze stemde de gitaar en begon. Reeds bij de eerste akkoorden voelde
Theo zijn ogen vochtig worden, want hij had het direct herkend.
Het was een liedje dat hij tijdens zijn studententijd vaak had
gezongen. Een lied van diep geloof in betere tijden. Hij voelde zich
weer helemaal terug in die bewogen tijd van hoop op vrede en
rechtvaardigheid.

249

There's a new world somewhere


They call the Promised Land
And I'll be there someday
If you will hold my hand
I still need you there beside me
No matter what I do
For I know I'll never find another you
There is always someone
For each of us, they say
And you'll be my someone
Forever and a day
I could search the whole world over
Until my life is through
But I know I'll never find another you
It's a long, long journey
So, stay by my side
When I walk through the storm,
You'll be my guide, be my guide
If they gave me a fortune,
My treasure would be small
I could lose it all tomorrow
And never mind at all
But if I should lose your love, dear,
I don't know what I'll do
For I know I'll never find another you
But if I should lose your love, dear,
I don't know what I'll do
For I know I'll never find another you
Another you, another you..

250

Langzaam ebden de zoete tonen van het lied weg in het oneindige
heelal, waar de sterren vreugdevol leken te twinkelen.
Ze droomden nog even weg in de vredige sfeer die het liedje had
opgeroepen.
Theo was de eerste die sprak.
Wat vond ik dat mooi, Sandrine. Dit was een van de liedjes die wij
als studenten zongen in de barre tijd van oorlog en rassenhaat. Wat
wilden we graag vrede en verandering! Wat verlangden we naar een
wereld zoals deze, zonder geweld en met oprechte liefde voor
elkaar! We hadden er alles voor over. Even leek toen een nieuwe
lente in onze wereld door te breken.
Hij was weer in gedachten terug in die tijd.
Dit was een van de mooiste liedjes van The Seekers. Hoe kende jij
dit liedje, Sandrine?
Wij hebben in die tijd alles gedaan om de jeugd te helpen. Wij
waren goed op de hoogte. Ik dacht je een plezier te doen met dit
liedje!
Dat is je uitstekend gelukt, Sandrine! Bedankt daarvoor!
De sfeer zat er nu goed in! Ze zongen nog vele andere liedjes op die
warme avond aan het stille maanverlichte meer.
Toen Theo later in zijn slaapzak lag, kon hij niet slapen van
vreugde. Hij voelde zich zo goed en zo vrij. Hij dacht terug aan die
mooie tijd, waarin de kinderen verlangden naar een nieuwe, een
betere wereld.
En met die gedachte zakte hij weg in een diepe gelukkige slaap.

251

Hoofdstuk 23 Stella
De volgende morgen waren ze al vroeg van het eilandje vertrokken.
Hij en Tina hadden met enige weemoed afscheid genomen van de
kinderen en Nathalie. Of ze vlug nog eens langskwamen? Natuurlijk! Heel graag zelfs! Tot gauw ziens!
Ze wandelden op hun gemak terug naar het huisje van oma. Trudie,
Max en de prinsessen liepen een stukje voor Theo en Tina uit. Tina
was opvallend stil. Hij wist wel hoe dat kwam.
Wat was dat een gezellig dagje gisteren, vond je ook niet Tina?
Ja, oom Theo, ik heb nog nooit zon plezier gehad. Wat een leuke
kinderen! En we hebben zoveel gespeeld en ik werd er bijna niet
moe van!
Haar ogen schitterden van vreugde bij de herinnering aan die
gouden dag van gisteren. Even was ze stil. Toen vroeg ze:
Oom Theo, gaan we weer gauw naar huis?
Zou je weer graag naar huis willen, Tina?
Ja en nee. Ik mis mama en oom Tonio en ik zou willen dat ze hier
bij ons konden zijn. Maar iedereen is hier zo aardig en alles is zo
mooi.
Ik weet wat je bedoelt, Tina.
Theo hield even stil, legde zijn handen op haar schouders en keek
haar diep in de ogen.
Luister goed naar wat ik je ga zeggen, Tina. We zijn hier in een
land dat hl ver van ons eigen land vandaan is. Je zou kunnen
zeggen dat we zelfs voorbij de sterren zijn!
Ze keek hem begrijpend en een beetje triest aan.
Ik heb wel eens gedacht dat we hier in de hemel zijn, oom Theo. Is
dat zo? Maar dan zijn we allebei doodgegaan en zien we mama en
oom Tonio nooit meer terug. Wat zullen ze om ons huilen!
Theo was trots op haar. Ze was een verstandig meisje en had goed
over alles nagedacht.
Kijk Tina, we zijn niet doodgegaan. We zijn in het land van goede
koning die ons voor een bezoekje heeft uitgenodigd. Hoe langer we
252

hier blijven hoe moeilijker het voor ons wordt terug te keren.
Bovendien weet ik niet of de koning ons terug laat gaan gaan.
Misschien vindt hij het wel erg leuk dat we hier zijn.
Ja, dat vind ik ook wel, zei Tina. Maar misschien is het nog
leuker om terug te gaan en later nog eens te gaan logeren. En dan
kunnen mama en oom Tonio met ons mee.
Wat is ze toch een lief kind dat ze met iedereen rekening wil
houden, dacht Theo.
Een goed idee, Tina. Ik zal het de koning vragen als ik bij hem op
bezoek ben.
Ga je naar de koning, oom Theo? Wanneer? Ik denk heel gauw!
Ze waren inmiddels aangekomen bij het huis van oma. De anderen
stonden bij het hekje van de voortuin op hen te wachten.
Hallo! riep Charlotte, Vonden jullie het gisteren ook zo leuk?
Gaaf! antwoordde Tina. Ik hoop dat we snel weer gaan
kamperen!
Dat zal moeilijk gaan, vrees ik! hoorden ze oma op vriendelijke
toon zeggen. Ze had het gezelschap aan zien komen en liep naar
hen toe.
Hallo, jongelui, Ik heb gehoord dat jullie gisteren een hele fijne
dag hebben gehad. Lusten jullie een kopje thee met chocoladecake?
Lekker, oma! riepen ze in koor.
Theo, wil jij me misschien even helpen in de keuken? vroeg oma.
Natuurlijk, oma!
Theo snoof met genoegen de vertrouwde baklucht in omas keukentje op.
Theo, vanmorgen kwam de bode met deze brief voor jou. Hij is
afkomstig van het paleis van de koning.
Ze gaf hem de enveloppe waarop zijn naam was geschreven. Hij
opende de enveloppe en las de brief voor.

253

Beste Theo,
Hierbij deel ik je mede dat de Koning van de
werelden je uitnodigt voor een bezoek. Hij wil
graag met jou over een aantal zaken praten. Omdat
in het recente verleden enige regels zijn overtreden, weliswaar met de beste bedoelingen, verzoekt
hij je aan twee voorwaarden te voldoen:
1. hij wil dat geen enkele persoon met je meereist.
2. je kunt niet rechtstreeks naar ons toe reizen,
maar je route loopt via het Schaduwdal naar de
Regenboog.
De Koning verzoekt je de reis zo spoedig mogelijk aan te vangen. De route wijst zich vanzelf.
Met vriendelijke groet,
De secretaris van de Onderkoning,
Michael

Theo deed de brief nadenkend terug in de enveloppe en wilde iets


tegen oma zeggen. Tot zijn verbazing zag hij echter dat oma er
ontdaan uitzag.
Wat is er aan de hand oma, het lijkt wel of je geschrokken bent?
vroeg hij ongerust.
Dat ben ik ook, stamelde ze.
Theo, laten we er de twee oudste prinsessen even bijhalen. Zij
mogen de brief ook wel lezen, nietwaar?
Ja hoor, dat is geen probleem.
Even later zaten ze met zijn vieren rond de keukentafel. De
prinsessen hadden de brief gelezen en keken elkaar geschrokken
aan.
254

Theo werd steeds ongeruster. Wat was hier aan de hand? Wat
betekende dit? Sandrine legde haar hand op zijn hand.
Theo, volgens mij is de Koning boos op ons. Ik denk dat we
teveel van zijn regels zijn afgeweken.
Maar in de brief staat toch niets over boosheid, merkte Theo op.
Nee, maar je mag niemand meenemen en je moet door het
Schaduwdal reizen.
Ze pauzeerde even en haalde diep adem. Theo zag dat MarieChristine tranen in haar ogen had gekregen. Oma keek hem
ongerust aan en zei:
Zie je Theo, in het Schaduwdal is het niet pluis. Niemand weet
precies wat daar gebeurt en er is nog nooit iemand van
teruggekomen.
Marie-Christine barstte in snikken uit.
Hoe kan de koning dit doen? huilde ze.Ik ga met Theo mee,
zoals ik heb beloofd!
Nee zusje, dat kan echt niet. We moeten luisteren naar de koning,
dat weet jij ook wel!
Maar iemand moet hem beschermen in dat gevaarlijke land! We
kunnen hem toch niet alleen laten gaan?
Ze hadden niet gezien dat Trudie een tijdje in de deuropening had
meegeluisterd. Ze had snel nagedacht en kwam met een idee.
Max kan oom Theo beschermen, Marie-Christine! De koning zegt
dat er geen persoon mee mag. Maar Max is geen persoon! En hij is
verstandig en dapper, nietwaar Max?
Woef! klonk het vrolijk. Max keek hen vastberaden aan. Hij wist
precies waar het over ging en hij was bereid met Theo mee te gaan.
Wat een goed idee is dat, Trudie! Theo is dan niet alleen en Max
kan Theo beschermen! zei oma.
Wat is het schaduwdal, oma? vroeg Theo.
Het is een land waarvan weinig bekend is. In het dal staat een
kasteel dat wordt bewoond door een merkwaardige persoon die met
niemand iets te maken wil hebben. In het donkere dal wonen
allerlei lichtschuwe figuren die weinig goeds in de zin hebben.
255

Niemand van ons is er ooit geweest. Ik begrijp niet dat de Koning


wil dat jij door dat dal heen reist.
Theo dacht even na.
Ik weet niet hoe ik in het dal moet komen. En ik weet
ook niet hoe ik bij de koning moet komen. Maar ja, in de brief staat
dat de route zich vanzelf wijst.
Wij kennen de weg naar de toegang tot het schaduwdal. Tot zover
kunnen we met je meegaan, zei Sandrine.
Theo moet gewoon niet gaan! merkte Marie-Christine een beetje
opstandig op.
Wij moeten naar de Koning luisteren, zusje! Theo moet gaan!
besliste Sandrine.
Maar dan wil ik dat hij mijn kettinkje meeneemt!
Ze maakte haar halskettinkje met het gouden hartje los en gaf het
aan hem.
Het zal je beschermen, Theo, fluisterde ze, terwijl ze het voorzichtig om zijn nek hing.
Dank je, Marie-Christine! Ik zal veel aan je denken op mijn reis.
Het is dan net alsof je bij me bent.
Ik ben veel dichterbij dan je denkt, Theo, antwoordde ze met een
geheimzinnige glimlach.
Goed! zei oma op besliste toon. Zo is het afgesproken. De
prinsessen gaan met Theo mee tot aan de poort van het schaduwland. Max gaat met Theo mee naar de Koning.
Ze vervolgde op zachtere toon: We vinden het heel erg dat je weg
moet, Theo. We hopen dat je snel terug komt.
Ga je weg, oom Theo? klonk een verdrietig stemmetje bij de
keukendeur.
Ach, Tina!
Hij liep naar haar toe en omhelsde haar. Hij vertelde dat hij naar de
koning moest en dat hij weer gauw terug zou zijn. Diep van binnen
was hij bang. Dat liet hij echter niet merken. Hij keek naar Max en
voelde zich rustiger worden. Ja, de trouwe Max zou hem niet in de
steek laten, wat er ook zou gebeuren!
Tina liep naar Max en aaide het brave dier over zijn kop.
256

Maxje, zul je goed op oom Theo passen? Breng je hem weer bij
ons terug?
Max gaf haar een lik over haar hand. Het zou allemaal goed komen
wat hem betrof!
Theo was nu vastbesloten.
Oma, ik wil vanmiddag na het eten vertrekken als u het goed
vindt.
Goed, jongen. Ik zorg er voor dat jullie genoeg eten en drinken bij
je hebt voor de reis.
Dan ga ik nu nog even met Ben praten, zei Theo.
Ben was in de schuur druk bezig met het opstapelen van kartonnen
dozen. Hij vertelde Ben over de brief en de reis.
Ben vergat oma even en stak een pijp op. Hij keek Theo ernstig aan
en zei:
Theo, ik ben maar een eenvoudig mens, maar ik weet dat het niet
in orde is in dat schaduwdal. Ik ken iemand uit het dorp die uit
nieuwsgierigheid over de muur is geklommen. Hij wilde zien hoe
het schaduwdal eruit zag. Hij is teruggekomen maar wil er nooit
iets vertellen. Dan kijkt hij je angstig aan en loopt direct weg.
Dus moet het iets afschuwelijks zijn. Maar gelukkig gaat Max met
je mee. Ik vind het vreemd dat de koning dit van je verlangt.
Ik vind dat ook, zei Theo, maar ik ga. Tenslotte moet er eens een
besluit worden genomen over mij en Tina.
Daar heb je gelijk in, Theo. Ik weet zeker dat de koning een goed
besluit zal nemen.
De rest van de ochtend brachten ze op het terras door. De stemming
was bedrukt en Theo was in gedachten verzonken. Max liet merken
dat hij de beschermer van Theo zou zijn want hij lag waakzaam
onder zijn stoel.
Ik wandel nog even naar de vijver om na te denken, zei Theo.
Bij de vijver aangekomen ging hij in de stoel zitten waar oma vaak
zat te lezen. Hij keek rond en vocht tegen een opkomend verdriet.
Hoe goed hadden ze het hier gehad! Nu hij op het punt stond te
vertrekken, voelde hij pas echt hoeveel hij van deze mensen hield.
257

Hij zou deze prachtige omgeving misschien nooit meer zien. De


vijver waarin ze zo fijn hadden gezwommen. De vredige avonden
die ze met spelletjes hadden doorgebracht.
Arme Theo fluisterde Marie-Christine in zijn oor. Ze was hem
gevolgd want ze kende zijn verdriet en wilde hem troosten. Ze ging
naast hem zitten en legde haar arm om hem heen. Hij liet zijn hoofd
tegen haar schouder rusten en voelde zich geborgen bij haar. Zo
zaten ze een tijdje zwijgend in de stille natuur.
De ochtend verliep snel en het moment van vertrek was gekomen.
Na het middageten nam Theo afscheid van iedereen. Het was een
zeer emotioneel moment. De beide prinsessen begeleidden hem en
Max naar het herfstland. Daar ze kwamen ze uit bij een muur,
waarin een houten poort zat.
Het is zover, Theo. We gaan nu afscheid van elkaar nemen, zei
Sandrine.
Theo voelde zich beroerd. Het liefst zou hij weer met hen
teruggaan. Maar hij wist dat er geen weg terug was. Hij moest
verder!
Jullie weten hoe ik jullie zal missen, lieve vriendinnen.
Sandrine had tranen in haar ogen toen ze hem een afscheidskus gaf.
Toen draaide ze zich om en liep weg zonder nog om te zien.
Theo omarmde Marie-Christine en gaf haar een tedere zoen. Ze
deed haar ogen dicht en hield hem stevig vast. Ze wilde hem nooit
meer loslaten! Maar toch moest het!
Ze liet hem voorzichtig los en zei:
Mijn lieve Theo, je mag niet vergeten dat ik veel dichter bij je ben
dan je denkt. Zul je mijn kettinkje niet vergeten dat je bij je draagt?
Het zal je altijd aan mij herinneren.
Nog n keer legde ze haar hand liefkozend op zijn wang, draaide
zich om en liep weg. Aan het einde van het kronkelige pad keek ze
om en zwaaide. Toen verdween ze in de bocht.
Theo zuchtte diep en ging op een boomstronk zitten. Dat was dan
het einde van het geluk! Max ging naast hem zitten en keek hem
begrijpend aan. Hij aaide het dier over zijn kop.
258

Max, jij bent nog de enige van mijn vrienden en vriendinnen die
over is. Als ik jou zie, denk ik aan hen. Wat ben ik blij
dat je meegaat!
Max blafte kort en gaf hem een poot. Hij wist wat Theo bedoelde.
Vr hen bevond zich de sombere poort die dreigend op hen
neerzag. Daarachter bevond zich een vreemd en beangstigend land
met onbekende gevaren. Theo nam een besluit.
Hij liep naar de poort en drukte de roestige deurklink naar beneden.
Stroef en krakend draaide de poort open.
Vr hen lag een kronkelig modderig pad, waarlangs hoge
beukenbomen stonden. Een gure windstoot streek langs Theos
gezicht.
Enkele bruingele bladerden dwarrelden naar beneden en vielen voor
zijn voeten in een plas water. De ijskoude wind joeg sombere
wolkenpartijen voor zich uit. Hij huiverde en knoopte zijn jas dicht.
Dan was het bij oma toch een stuk vriendelijker, moet ik zeggen,
mompelde hij om zichzelf moed in te spreken.
Ze hadden een tijdje flink doorgelopen en kwamen terecht in een
heuvelachtig landschap, waar hoge dennenbomen dicht naast elkaar
groeiden. De wind was gaan liggen en koude nevelslierten kropen
langzaam over de grond. Al snel was het zo mistig en somber dat
hij het pad bijna niet meer kon zien. Hij vertrouwde op Max die
vlak voor hem liep. De trieste omgeving miste haar uitwerking op
Theos stemming niet. Hij begon zich met de minuut zwaarmoediger te voelen. Waar was hij toch aan begonnen? Hij had nooit
weg moeten gaan bij zijn vrienden. Dan had hij nu gezellig in de
avondzon op het terras gezeten. Wat wilde de koning toch van
hem? Hij mocht echter niet toegeven aan deze gevoelens. Hij moest
verder!
Het werd langzaam donker.
Max, we moeten stoppen, ouwe jongen! Ik zie bijna niets meer, jij
wel?
Hij zag Max niet meer, maar voelde tot zijn geruststelling even zijn
natte neus tegen zijn hand.
259

Ik denk dat ik mijn tent maar inkruip, want dit heeft geen nut
meer!
En met het laatste restje licht zette hij snel zijn tentje op naast het
pad. Grondzeil, deken en rugzak erin. Een lampje en het was voor
elkaar! De kleine afgesloten ruimte gaf hem een gevoel van
geborgenheid.
Hij was Ben dankbaar dat hij hem deze spullen had meegegeven.
Hij en Max konden gemakkelijk samen in de tent. Ze aten een paar
van omas boterhammen en rustten uit van de lange wandeling. Ze
waren doodmoe en vielen meteen in slaap.
Theo schrok wakker met een benauwd gevoel van paniek. Zijn hart
bonsde als een bezetene en het koude zweet stond op zijn
voorhoofd.
Waarom was hij wakker geschrokken? Hij wist het weer! Hij had een
afschuwelijke kreet gehoord, die diep uit het bos was gekomen. Een
vreselijke angstkreet! Daarna was een abnormaal diepe stilte over de
omgeving gevallen.
Hij voelde het! In dit akelige bos gebeurden dingen die met geen
pen konden worden beschreven!
Max, fluisterde hij, Heb je dat gehoord?
Hij tastte voorzichtig in het rond en voelde . . . niets!
Zijn adem stokte in zijn keel en hij kreeg het gevoel dat hij in een
diepe put wegzonk.
Max! riep hij beklemd, Max, waar ben je?.
Maar zijn trouwe begeleider was er niet meer. Door een opening in
de voorkant van de tent viel een straaltje koud maanlicht naar
binnen.
Zo te zien was Max naar buiten gegaan. Maar waarom?
Er kwam een gruwelijke gedachte in hem op: die kreet, die gil, zou
die van Max.....?
Met een duizelig gevoel liet hij zich terugvallen op zijn slaapzak.
Hij had even tijd nodig om na te denken.
Waarom was Max de tent uitgegaan? Zou hem werkelijk iets zijn
overkomen? Zou hij zijn aangevallen door een wild dier?
260

Geleidelijk ging zijn angst over in woede. Max aangevallen? Die


arme goede Max? Dat kon toch zomaar niet! Hij wilde weten wat er
aan de hand was! Hij opende de tent en nam de omgeving snel in
zich op. De mist was verdwenen en de volle maan gaf het landschap een heldere zilveren glans. Hij ging naar buiten en zocht een
stok om zich te kunnen verdedigen. Hij had eerder op de avond
naast de tent een flinke stok zien liggen die hij snel terugvond. Hij
voelde zich direct beter. Hij zou flink van zich kunnen afslaan als
dat nodig mocht zijn.
Maar wat een verschil was dat! Hij was in korte tijd van een
vredige wereld terechtgekomen in een omgeving van dreigend
gevaar, waarin hij misschien voor zijn leven zou moeten vechten.
Maar tot dat laatste was hij bereid. En al moest hij dit hele land op
zijn kop zetten, hij moest en zou weten waar Max was gebleven!
Hij besloot op te breken en het pad te volgen. Mocht Max
terugkomen dan zou hij Theos spoor met gemak kunnen volgen.
Dieper en dieper trok hij het stille maanverlichte bos in. Nog altijd
geen spoor van Max. Even schrok hij van een nachtvogel die
angstig uit een bosje fladderde.
Hij had er flink de pas in en keek goed om zich heen. Hij had het
onaangename gevoel dat hij werd aangestaard door honderden
ogen.
Hij zette dit gevoel van zich af en liep snel verder. Het pad maakte
een flauwe bocht naar rechts en . . .hij hield ineens halt. Had hij ver
weg tussen de bomen niet een zwak lichtschijnsel gezien? Of
vergiste hij zich?
Hij liep verder en zag dat hij zich niet had vergist. Het pad leek
hem rechtstreeks naar het lichtpuntje te voeren. Na een tijdje kwam
hij uit bij enkele dennenbomen, waaronder een laag huisje stond.
Naast de deur hing een olielamp dat een zwak licht op de omgeving
wierp. Uit de schoorsteen kringelde een dunne rooksliert omhoog.
Het maakte een onheilspellende indruk.
Maar wat was dat? Een donkere gestalte maakte zich plotseling los
van het huisje en rende op hem af. Maar voordat hij Theo had
bereikt werd zijn weg versperd door een tweede gestalte die uit de
261

bosjes sprong. De eerste schaduw leek daarvan te schrikken. Hij


rende dwars over het pad naar een beboste heuvel, achtervolgd door
de tweede gedaante op vier poten. Op vier poten? Max!!
Theo waagde het te roepen: Max! Kom hier, jongen!
Het dier draaide zich direct om en liep op zijn gemak naar Theo.
Hij omhelsde de hond, die zachtjes van vreugde jankte.
Maxje, wat ben ik blij dat ik je zie! Wat ben ik bang geweest! Wat
was dat voor een schaduw die je hebt weggejaagd? Volgens mij heb
je me voortdurend beschermd!
Theo begreep nu dat Max de omgeving had verkend. Daarbij was
het hem gelukt om die vreemde dreigende gestalte op de vlucht te
jagen.
Met Max in de buurt en een flinke wandelstok in zijn hand voelde
hij zich weer sterk.
Max, ik ben nieuwsgierig wie hier in dat huisje woont. Ik ga eens
aankloppen!
Max gromde zachtjes. Hij was er blijkbaar niet gerust op. Maar
Theo was niet te soppen. Hij klopte een paar keer flink op de deur.
Er gebeurde niets. Nogmaals kloppen. Weer niets! Dan maar naar
binnen! De deur ging krakend open en ze gingen naar binnen.
Ze kwamen in een kleine kamer met een laag plafond. In het
midden van het vertrek stond een tafel waarop allerlei potten en
pannen stonden. Op het aanrecht bij het raam lagen planten en
kruiden. De kleine ruimte werd verlicht door een zwak olielampje
dat boven de tafel hing.
Is er iemand thuis? riep Theo.
Wie loopt hier in het holst van de nacht zo hard te schreeuwen?
Wat heb je in mijn huis te zoeken? sprak een krakerige oude stem
achter hem.
Hij draaide zich om en keek in het rimpelige gezicht van een
kromgebogen oude vrouw die op een stok leunde.
Wie ben jij en wat doe jij hier? vroeg ze kwaad, terwijl ze met
een kromme vinger naar hem wees.
Voordat hij kon antwoorden ging ze verder: En waar is je
schaduw? Je kunt hier niet zomaar rondlopen zonder je schaduw!
262

Max gromde naar een grijze kat die langs de vrouw de kamer was
binnengeslopen.
En hou die valse hond bij je, hoor je! riep ze kwaadaardig.
Theo moest direct denken aan de sprookjes die hij vroeger had
gelezen. Ja, dit moest de heks uit een sprookje zijn! Maar hij was
beslist niet bang voor haar.
Ik ben Theo van den Bosch en dit is Max, zei hij terwijl hij naar
Max wees.
Jaja, dat zal allemaal wel! Maar ik wil weten wat je hier komt
doen en waar je schaduw is.
De kat was inmiddels op het aanrecht gesprongen en siste
boosaardig naar Max.
Wat ik hier kom doen? Ik ben op reis naar de koning en ik moet
door dit vreemde land heenreizen. Hij heeft me voor een bezoek
uitgenodigd.
Ze keek hem met uitpuilende ogen aan en lachte geweldig.
Het was een geluid dat hem deed denken aan het gekras van een
raaf. Ze had zon onbedaarlijke lachbui dat ze op een stoel bij de
tafel moest gaan zitten. Na een tijdje hield het op.
Durf jij wel, Theo van den Bosch! Om midden in de nacht met
deze onzin bij een arme oude vrouw aan te komen! Naar de koning!
Wat doe jij dan in dit land? Wat een kletspraat! En ik vraag je voor
de laatste keer waar je je schaduw hebt verborgen. Een leugenaar
als jij zal wel een heel donkere schaduw hebben!
Beste mevrouw, ik weet echt niet waar u het over heeft.
Genoeg! krijste ze. Jij denkt dat ik een zwak oud vrouwtje ben,
maar dan vergis je je toch lelijk. Ik kan je vernietigen als ik dat wil,
kijk maar!
Ze prevelde wat vreemde woorden en strekte haar rechterarm uit.
Ze wees door de nog openstaande deur naar een grote boom aan de
overkant van het pad. Er ging een soort bliksemflits van haar hand
uit en met een enorme knal explodeerde de boom, waarvan niets
overbleef.
Ze keek hem woedend aan en vroeg: Ik vraag je voor de laatste
keer wat een bedrieger zoals jij hier komt doen en waar je schaduw
263

is? De brutaliteit om te beweren dat je bent uitgenodigd bij de


koning!
Ik heb u de waarheid verteld, geachte mevrouw!
Ik heb hier al veel schurken gezien maar niet n had de moed om
zon leugen te vertellen, zei ze boos.
Theo werd bang voor deze vrouw. Ze kon hem inderdaad
vernietigen als ze dat wilde. Hoe moest hij zich hieruit redden? Hij
had plotseling een idee.
Beste mevrouw, ik kan bewijzen dat ik de waarheid spreek. Wilt u
deze brief eens aandachtig bekijken?.
Hij pakte de brief van de secretaris van de onderkoning uit zijn
rugzak en gaf die aan haar. Oma had erop aangedrongen dat hij die
brief moest meenemen. Ze had een vooruitziende blik!
Wat heb je daar voor een vod papier? vroeg ze.
Ik zou u willen vragen dit te lezen en daarna kunt u met me doen
wat u wilt!
Ze draaide aan een klein wieltje van de lamp boven het plafond. De
kamer werd nu goed verlicht. Mompelend haalde ze een bril uit een
zak van haar versleten jas, zette deze op en begon te lezen.
Terwijl ze de brief las kreeg ze een wat mildere uitdrukking op haar
gezicht. Ze legde de brief op tafel en keek hem een tijdje
onderzoekend over de rand van haar bril aan. Ze leek er niets van te
begrijpen. Ze voelde aan het papier van de brief. Ze rook er zelfs
even aan.
Vervolgens wees ze met een knokige vinger op een stoel naast haar.
Ga zitten! Ik begin te denken dat jij geen alledaagse bezoeker van
ons land bent!
Hoe kom jij aan een brief van Michael, de secretaris van de
onderkoning? Ik voel namelijk dat deze brief werkelijk door hem is
geschreven. Maar je kunt de brief ook hebben gestolen.
Terwijl ze dit zei richtte haar blik zich op zijn hals. Ze keek hem
kwaadaardig aan en wees naar het kettinkje van Marie-Christine.
Deze ketting ken ik heel goed! riep ze met een vreemde hoge
stem.
Zij is van n van de prinsessen van het Licht!
264

Hoe komt die in jouw vieze handen?


Ze stond op en keek hem dreigend aan.
Wat is er aan de hand? Wat heb jij de prinses aangedaan?
Antwoord! Gauw! Gauw! krijste ze hysterisch.
Ze was buiten zichzelf van woede en gaf hem geen tijd meer om
haar vragen te beantwoorden.
Wie aan de prinses komt, wordt vernietigd en verdwijnt in de
diepste uithoek van het dal van de Duisternis. Daar hoor je thuis!
Ze strekte haar arm en hij zag een witte bol energie op hem
afkomen.
Het leek afgelopen te zijn met hem en hij sloot zijn ogen.
Voordat de bol hem echter kon bereiken, flitste uit het medaillon
van Marie-Christine een blauw licht dat hem en Max in een fractie
van een seconde geheel omvatte.
De bliksembol van de heks ketste daarop met luid geweld af en
sloeg terug op de oude vrouw. Ze werd met kracht van haar stoel
tegen de grond gesmakt.
Het ging allemaal zo snel dat hij het niet had kunnen volgen. Hij
bevond zich nog altijd in het blauwe licht en voelde de nabijheid
van Marie-Christine. Hij herinnerde zich nu wat ze tegen hem had
gezegd:
Theo, ik zal dichter bij je zijn dan je denkt!
Ja, ze was hier inderdaad aanwezig! Hij voelde het. Hij zou haar zo
graag weer even willen zien. Het licht leek hem nog even teder aan
te raken en vervaagde langzaam.
Hij zag tot zijn vreugde dat Max ongedeerd was. Hij stond op en
liep naar de oude vrouw die bewegingloos op de grond lag. Haar
kat zat in een hoek van de kamer angstig te miauwen.
Zo, oude feeks, dan had je me ook maar een kans moeten geven.
Dan was dit niet nodig geweest!
Zou ze dood zijn?
Het antwoord kwam direct want hij hoorde haar zachtjes kreunen.
Hij kreeg medelijden met haar en haalde een glas water bij de
pomp op het aanrecht.
265

Hij maakte voorzichtig haar voorhoofd nat en druppelde water in


haar mond.
Langzaam kwam ze bij en opende haar ogen.
Wat was dat? stamelde ze, terwijl ze Theo geschrokken aankeek.
Je wilde me vernietigen maar je had bijna jezelf te pakken, lelijke
oude heks! antwoordde Theo boos.
Ze sloot haar ogen en leek een tijdlang na te denken.
Beste jongen, help mij eens omhoog, wil je? Ik vermoed dat ik een
grote vergissing heb gemaakt, zei ze op vriendelijke toon.
Theo ondersteunde haar en hielp haar in n van de twee stoelen die
bij het raam stonden.
Ze wees met haar stok naar de andere stoel.
Ga zitten, beste jongen, ga zitten. Door de klap weet ik je naam
niet precies meer.
Ze dacht kort na.
Ik dacht dat je Theo heette, nietwaar? vroeg ze zwakjes. Hij ging
zitten en knikte.
Max ging naast hem op de grond liggen.
Ik wilde je inderdaad uitschakelen, Theo, omdat ik dacht dat je de
prinses iets had aangedaan. Maar ik weet nu dat je haar goed kent en
dat je zelfs onder haar speciale bescherming staat.
Dat is juist, zei Theo. Hij dacht even aan zijn vriendin en kreeg
een dromerige uitdrukking op zijn gezicht. De oude vrouw nam
hem scherp op en wist voldoende.
Ja, ze is een goede vriendin van je. Een hele lieve vriendin zelfs,
klopt dat? vroeg ze belangstellend.
Ja, dat is juist, antwoordde hij kort.
En je bent inderdaad uitgenodigd door de Koning. Theo knikte
zwijgend.
Ze dacht een tijdje na en stond op. Ze gaf hem een hand en zei:
Theo, kun je me vergeven? Ik heb een grote vergissing gemaakt. Ik
heb mij vergrepen aan een belangrijke gast van de koning en een
persoonlijke vriend van onze hoogheid de prinses. Ik denk dat ik
daar nog wel iets van te horen krijg!
Ze keek hem verdrietig aan. Theo voelde dat ze oprecht spijt had.
266

Hij gaf haar zijn hand en zei:


Het was niet best dat je je zo liet gaan, maar ik zie dat je werkelijk
spijt hebt. Wat mij betreft vergeten we dit. We praten er niet meer
over!
De oude vrouw kreeg tranen in haar ogen van ontroering.
Ik liet me inderdaad gaan bij de gedachte dat je onze goede prinses
iets had aangedaan. Je moet begrijpen dat de figuren die ik hier
dagelijks ontmoet niet deugen. Ik kom hier nooit een eerlijk mens
tegen. Maar het is mij een raadsel wat een gast van de Koning en
vriend van de prinses in het Schaduwdal moet zoeken.
Tja, dat weet ik ook niet. In de brief staat duidelijk dat mijn reis
door dat dal heenvoert.
Dan zal de koning daar wel een bedoeling mee hebben, stelde ze
vast.
Ik wil me graag aan je voorstellen, Theo. Ik ben Stella, de
bewaakster van de poort tot het dal van de Schaduwen.
Wel, nu is het aangenaam kennis met je te maken Stella! Dat was
net even iets anders, zei Theo lachend. Wat is jouw taak hier en
waarom vroeg je me steeds naar mijn schaduw?
Kijk Theo, de mensen die in jouw wereld zijn gestorven veranderen van vorm. Sommigen hebben zijn zo zuiver dat ze direct naar
het Land van het Licht gaan. Ze hebben geen schaduw meer, voor
zover ze die ooit gehad hebben. Anderen zijn nog gebonden aan de
zware aardse krachten en moeten daarom door het Schaduwdal
trekken. Er zijn bedriegers bij die net doen alsof ze op weg zijn naar
het Land van het Licht. Maar ze hebben hun donkere aardse
schaduw bij zich en die moeten ze aan mij laten zien. Daar is geen
ontkomen aan! Als ik hun schaduw heb gezien, worden ze het
Schaduwdal ingetrokken en dat is niet aangenaam!
Verklaart dat die vreselijke kreet die ik vanavond hoorde? Ja,
sommigen schrikken enorm van wat ze in het dal zien. Wat
gebeurt daar dan, Stella?
Daarover mag ik niets zeggen, Theo. Dat zul je zelf moeten gaan
zien. Je moet me nu over jezelf vertellen. Ik weet dat je beneden
267

niet bent gestorven, zoals gebruikelijk is. Je kunt je vast wel


indenken dat ik benieuwd naar je ben!
Theo glimlachte even. Hij kon zich dat wel voorstellen. Ik zal je
alles vertellen, Stella.
Maar ik zal eerst een kop soep voor ons maken, Theo. Heb je
misschien ook zin in een boterham?
Heel graag. En Max ziet er behoorlijk hongerig uit!
Terwijl ze genoten van de soep en het brood vertelde Theo zijn
verhaal. Ze zat met stijgende verbazing naar hem te luisteren. Dit
had ze in haar hele lange leven nog nooit gehoord.
Toen Theo klaar was, viel er een korte stilte.
Ze pakte hem bij zijn handen en zei ontroerd:
Theo, ik begrijp waarom de koning en de prinsessen zo op je
gesteld zijn. Ik heb je nu ook in mijn hart gesloten. Je bent een heel
bijzondere jongen. En ik begrijp dat je vriendinnetje Tina bij oma
Willemijn logeert? Ik zou haar graag eens willen zien. Weet je dat
kinderen geen schaduw hebben? Ik zie hier dus nooit kinderen,
terwijl ik zoveel van ze houd, zei ze op verdrietige toon.
Theo zag nu wie ze werkelijk was. Ze was geen heks, maar een
eenzame oude vrouw die hier een onaangename taak had. Hij kreeg
diep medelijden met haar.
Komt hier nooit iemand bij je op bezoek?
Nee, nooit. Wie wil hier immers in deze omgeving zijn? Waarom
ga je niet met pensioen, Stella?
Je moet begrijpen dat ik hier zelf ooit eens ben aangeland met een
flinke schaduw. Ik kon toen kiezen: of het schaduwdal in of deze
opdracht uitvoeren. Ik koos voor het laatste. Ik hoop dat de koning
nog eens aan mij wil denken.
Als ik bij hem ben zal ik een goed woordje voor je doen, Stella!
Ze keek hem met open mond aan. Deze jongeman durfde het
werkelijk aan met de koning over haar te praten? Hij had geen idee
van de grootheid en macht van de koning. Hij was zo onschuldig
als een klein kind!
Dat zou fantastisch zijn, Theo! Misschien dat hij naar je wil
luisteren!
268

Ze keek naar Max.


En deze dappere hond is van Trudie, de kleindochter van
Willemijn?
Ja, Max heeft vannacht een donkere gestalte weggejaagd die mij
aanviel.
Ze leek te schrikken.
Een donkere gestalte die jou bedreigde? Dat is niet mogelijk.
Dat is tegen de wetten. Wie zou dat zijn geweest?
Ze stond op en pakte een dik boek uit een kast. Ze zette haar bril op
en begon te lezen. Na een poosje sloot ze het boek en keek hem
ernstig aan.
Ik weet van wie die schaduw is en ik weet nu ook waarom jij door
het Schaduwdal moet reizen. Je hebt een belangrijke opdracht
gekregen, Theo! Meer mag ik er niet over zeggen. Ik mag jou en je
trouwe reisgezel toelaten tot het dal. Volg het pad en ga op zoek
naar het Spiegelkasteel. Daar zal je alles duidelijk worden! Ik moet
je echter waarschuwen voor de kasteelheer. Hij is een onberekenbare snuiter met een vreemd gevoel voor humor. Hij kan bijzonder
gevaarlijk zijn, vooral op momenten waarop je dat niet verwacht.
Ik zal op mijn hoede zijn, Stella.
Ik zie dat je moe bent, Theo. Ik zal een bed voor je klaarmaken in
de logeerkamer waar nog nooit een gast heeft geslapen. Ik hoop dat
je me morgen nog gezelschap wilt houden en dan zal ik je toegang
verlenen tot het dal van de Schaduwen.
Theo droomde die nacht van bliksemflitsen die op hem afkwamen
en van een somber kasteel dat het Spiegelkasteel werd genoemd.
Wat stond hem daar nog te wachten?

269

Hoofdstuk 24 De Schaduwjager
Theo zat de volgende morgen voor het huisje van Stella van een
kopje kruidige thee te genieten. Max lag naast hem en hield de
omgeving scherp in de gaten.
Het was de zon gelukt om de nevel te verdrijven. Het bos maakte
daardoor een vriendelijker indruk. Theo keek naar de plek waar de
boom had gestaan die door Stella was vernietigd. De rillingen
liepen hem over zijn rug. Gelukkig had Marie-Christine hem
beschermd, anders was het slecht met hem afgelopen.
Denk je na over je avonturen van gisteren, Theo? vroeg Stella. Ze
zette een schaaltje met braambessen op het tafeltje.
Jazeker, ik ben er goed afgekomen. Wat ben jij een driftkop,
Stella!
Ja, ik ben soms veel te opvliegend. Ik had je nooit zo mogen
aanpakken, Theo. Maar ik heb alleen maar mijzelf te pakken
gehad, zei ze op droevige toon. Ze wreef over een pijnlijke plek op
haar schouder.
Heb je nog veel pijn? vroeg hij bezorgd.
Nu nog wel, maar ik gebruik een zalf waardoor de wond snel zal
genezen.
Gelukkig maar, Stella. Laten we het vergeten. Alles is tenslotte
goed afgelopen! zei Theo vrolijk.
Gelijk heb je. Neem wat van die heerlijke braambessen, Theo. Wat
zijn je plannen? Wanneer ga je verder met je reis?
Ik had gedacht na het middaguur te vertrekken.
Prima, dan kun je nog een hapje eten en zal ik je wat meer over dit
land vertellen.
Uitstekend, Stella.
Luister goed, Theo! Het pad voert je vanzelf naar het hek dat
toegang geeft tot het schaduwland. Daar gaat je reis dwars door een
uitgestrekt en somber moeras. Voordat je het weet zet je een
verkeerde stap en verdwijn je in het drijfzand. Ik adviseer je niet
verder te lopen als het donker wordt. In het moeras wonen
270

vervelende dwaallichtjes die het leuk vinden schaduwen voor de


gek te houden.
Laat je ook niet afleiden door schaduwen, want die moeten hun
eigen problemen maar oplossen. Ze zouden jou alleen maar
gebruiken om er zelf beter van te worden. Dat zijn ze gewend,
omdat ze dat hun hele leven zo gedaan hebben. Daarom zijn ze na
hun dood ook schaduw geworden. Dan moet ik je nog vertellen
over de schaduwjager.
De schaduwjager? vroeg Theo.
Ja, zo wordt deze persoon genoemd. Hij spoort schaduwen op die
hij naar het spiegelkasteel brengt. Hij is in dienst van graaf Johan,
de kasteelheer.
De schaduwen die ik doorstuur moeten allemaal naar het
spiegelkasteel. Er zijn schaduwen die daar geen zin in hebben. Zij
proberen terug te keren naar mijn land, maar dat gaat niet. Als je
straks door het hek bent zie je vanzelf waarom dat zo is.
Ze proberen zich in het schaduwdal te verstoppen, omdat ze de
waarheid niet onder ogen durven te komen. De schaduwjager met
zijn hond Donar, spoort ze op en brengt ze naar het kasteel. Hij gaat
niet bepaald zachtzinnig met ze om. Daar worden ze op
onaangename wijze door graaf Johan ontvangen. Theo, pas op
voor
deze schaduwjager en vooral voor zijn valse hond! En graaf
Johan
is, zoals ik je al zei, een vreemde persoon vol rare streken.
Dus wees op je hoede voor dat stelletje!
Bedankt voor je goede raad, Stella. Ik zal bijzonder voorzichtig
zijn!
Ze zuchtte en keek hem droevig aan. Ze wist wat hem te wachten
stond maar mocht niets zeggen.
Ik heb begrepen dat je precies dezelfde route moet afleggen als de
schaduwen, Theo. Ik vind het vreemd dat de koning dat zo wil
hebben. Maar goed, hij weet waar hij mee bezig is. Via het
schaduwdal moet je de toegang vinden tot de regenboog.
Je moet dan wel het geheim van de regenboog kennen. Bij de
toegang zul je mijn jongere zuster Franoise ontmoeten, die daar
bewaakster is. Zij zal je verder helpen. Er wil wel eens een
271

verdwaalde schaduw proberen om stiekem de regenboog binnen te


gaan. Dat is echter nog nooit gelukt.
Een praktische vraag, Stella: kan Max zover met mij mee? Ik ben
bang dat hem iets zal overkomen.
Ik denk dat Max gerust met je mee kan gaan. Het is een slimme
hond die precies weet wat hij moet doen.
Theo was gerustgesteld door dit antwoord. Max was inderdaad erg
slim en hij zou een grote hulp voor hem zijn.
Max liet hen op datzelfde moment hevig schrikken.
Hij vloog omhoog en rende woest blaffend de struiken in. Een
moment later vluchtte een gestalte de bosjes uit met een woedende
Max achter hem aan. Het was een merkwaardige gestalte, die
afwisselend licht en donker leek te zijn. Hij kon bijzonder hard
lopen want hij liet Max al snel ver achter zich.
Stella keek verbaasd naar Theo en zei:
Ik ben gewend dat hier allerlei schaduwen ronddwalen, maar dit
was geen zuivere schaduw. Ik heb dat nog nooit meegemaakt!
Ik denk dat het dezelfde gestalte is die ik gisteren heb gezien. Ik
heb ook het gevoel dat ik hem ergens van ken, antwoordde Theo
peinzend.
Korte tijd later kwam Max hijgend teruglopen.
Volgens mij mag jij die schaduw niet, Max! zei Theo lachend.
Max keek hem teleurgesteld aan. Dat iemand harder kon rennen
dan hij beviel hem helemaal niet!
Die zien we niet meer terug, Theo. Hij heeft de schrik te pakken!
meende Stella.
Zoals was afgesproken vertrok Theo na het middageten. Hij had
zijn rugzak weer om met daarin een flinke voorraad eten en
drinken. Hij pakte zijn wandelstok en zei:
Stella, het was een kort, maar hevig genoegen! Even was je mijn
vijand, maar je bent nu n van mijn beste vriendinnen!
Ontroerd gaf ze hem een hand en zei met trillende stem:
272

Theo, ik ben een eenzame oude vrouw en je hebt me veel vreugde


gebracht. Ik hoop dat je aan me terugdenkt als je bij de koning
bent.
Natuurlijk, Stella! Het is goed dat je wordt afgelost door een
jonger iemand. Dan kun je eindelijk van je welverdiende rust gaan
genieten!
Bedankt, beste jongen. Doe je vooral de hartelijke groeten aan
Franoise?
Ze overhandigde Theo een enveloppe.
Wil je deze brief aan mijn zusje geven? En zul je voorzichtig zijn?
Gewoon het pad blijven volgen dan kom je vanzelf bij het hek!
Ze gaf hem een zoen en aaide Max over zijn kop.
En zo vervolgden ze hun reis door dit geheimzinnige land.
Het kwam precies uit zoals Stella had gezegd. Ze liepen door een
donker bos en kwamen uit bij een hoog hek met aan weerszijden
prikkeldraad.
Vooruit Max! Op naar het land van de schaduwen!
Hij drukte de klink naar beneden en opende het hek. Max liep voor
hem uit. Het trouwe dier kende geen angst. Op dat moment
verdween het hek achter hem in een fractie van een seconde.
Daarvoor in de plaats verscheen een muur van ondoordringbare
mist. Het pad achter hen was van de aardbodem verdwenen. Het
verbaasde hem niet, want Stella had gezegd dat er geen weg terug
was. Ze moesten nu het dalende pad volgen dat hen in het dal zou
voeren!
De omgeving werd na verloop van tijd steeds triester. Het was
nevelig en er viel een lichte motregen. De grond werd modderig
wat erop wees dat ze het moeras naderden. Theo had het
onaangename gevoel dat hij werd gevolgd. Hij merkte dat ook aan
Max die regelmatig stopte en de omgeving afspeurde.
Wat denk je ervan, Max? Is er iemand in de buurt?
Max draaide zich om en gromde. Theo keek ook om en zag een
gedaante die zich achter een boom verstopte. Zou dat dezelfde
gedaante zijn die ze eerder hadden gezien? Het vreemde was dat
273

Max nu rustig op zijn plaats bleef staan. De gedaante verroerde zich


niet.
Hallo daar! Als je iets van me wilt, kom dan naar me toe en houd
op met verstoppertje spelen! riep Theo.
Zijn woorden werden een paar keer weerkaatst in het dal. Theo ving
even een glimp op van het gezicht van de gedaante.
Kom maar gerust, we zullen je geen kwaad doen! riep Theo.
Het was een tijdje stil en niemand verroerde zich.
Toen kwam de gedaante aarzelend achter zijn boom vandaan en
liep naar hen toe. Maar wat raar was dat? De gedaante was
afwisselend donker en licht. Het leek wel een soort knipperlicht!
Theo spande zijn ogen in en meende deze persoon te kennen. En
inderdaad, toen de gestalte dichterbij was gekomen, viel Theos
mond open van pure verbazing.
Maar. . . u bent..... jij bent toch....!
Ja, Theo, je hebt het goed gezien! Je kent me goed en ik ken jou!
sprak de persoon met een vreemde vervormde stem.
U bent toch baron Scherpenhuyzen-Zeel, de aanklager die
probeerde mij achter de tralies te krijgen! riep Theo.
De baron stond nu voor Theo en had zijn normale menselijke
gestalte aangenomen. Hij gaf Theo een hand en zei:
Theo, als je eens wist hoe blij ik ben dat ik je zie!
De baron zonk op zijn knien voor hem neer en begon zachtjes te
huilen. Theo keek naar Max die er ook niets van leek te begrijpen.
Baron, staat u toch op. Wat is er met u aan de hand? En wat doet u
in vredesnaam hier in dit land?
Theo, ik zal je straks alles uitleggen, maar ik moet eerst rusten,
heel lang rusten. Neem me niet kwalijk!
De baron kroop naar een boom, ging tegen de stam liggen en viel
direct in slaap.
Theo keek naar Max en haalde zijn schouders op.
Max, wil je geloven dat ik hier niets van begrijp! Deze jammerlijke figuur is een belangrijke persoon uit onze gemeente. Het is
een raadsel wat hij hier uitvoert. En waarom was hij zojuist
afwisselend licht en donker?
274

Max stond de man uitvoerig te besnuffelen.


Was dit de schaduw die je bij Stella op zijn hielen zat, Max?
Woef! blafte Max bevestigend.
Kijk eens aan, mompelde Theo terwijl hij naar de slapende baron
keek. Hij heeft mij dus steeds gevolgd. Wat zou hij van mij
willen? Hij heeft toch alle reden om niets van mij te verwachten. Ik
vind hem een afschuwelijke persoon. Wat een leed heeft hij me
toen aangedaan!
Theo voelde een gevoel van woede en wraak in zich opkomen.
Blijkbaar is hij behoorlijk bang en weet niet hoe hij uit dit land
moet wegkomen. Hij is een schaduw . .of eigenlijk ook weer niet.
Ik ben zeer nieuwsgierig. Waarom zou ik hem helpen? Hij zoekt het
maar uit! Wat mij betreft wordt hij gepakt door de schaduwjager en
zijn hond. Laat hij ook maar eens voelen hoe het is opgejaagd te
worden als een wild dier. Hoeveel mensen zou hij op gewetenloze
manier de vernieling hebben ingejaagd? Nu is het zijn beurt! Goed
voor hem!
Zo stond Theo een tijdje in zichzelf te praten.
Het was nog vroeg in de avond maar hij besloot zijn tent hier neer
te zetten om de nacht door te brengen. Na een tijdje was hij
daarmee klaar en at samen met Max de boterhammen van Stella op.
Toen het donker werd hing hij het olielampje buiten aan zijn tent en
ging naar binnen. Hij liet de voorkant van de tent open. Max
snuffelde buiten nog wat rond.
Theo keek naar de slapende baron die er vermoeid en oud uitzag in
het zwakke lamplicht.
Hij was letterlijk nog maar een schaduw van de krachtige
fanatieke aanklager die hij toen was. Hij was een menselijk wrak
geworden.
Tot zijn schrik zag Theo ineens donkere strepen over het gezicht
van de man heenlopen. De strepen werden snel groter en bedekten
nu zijn hele gelaat.
De baron leek het te voelen want hij sprong met een kreet omhoog
en schreeuwde in paniek:
275

Ik word weer donker! Ik val weer in het donkere diepe gat! Theo,
help me toch! Waar ben je?
Theo stond snel op, liep naar hem toe en pakte zijn hand. Deze
voelde ijskoud aan.
Rustig maar baron, ik ben bij je.
De baron greep Theos handen en hield deze stevig vast. Hij leek
rustiger te worden.
Het is goed om weer de nabijheid van een mens te voelen, sprak
hij zacht, terwijl de donkerte snel van zijn gezicht verdween.
Kom baron, we gaan rustig bij de tent zitten en dan vertelt u mij
alles. Als u honger heeft dan heb ik hier een boterham met jam voor
u.
Nee, Theo, ik heb geen honger meer. Mijn ziel hongert naar het
voedsel van het licht, hoewel ik daar tegelijkertijd doodsbang voor
ben. Maar voor het donker ben ik nog veel banger.
Hij keek huiverend om zich heen.
Ze loeren op me, Theo en jij bent mijn laatste bescherming! Ik zal
je alles vertellen.
Hij nam een korte pauze en leek diep in zijn ziel te kijken.
Toen ik indertijd de zaak tegen jou had verloren ging alles snel
bergafwaarts. Niets lukte meer en iedereen keerde zich van mij af.
Eerst mijn zogenaamde vrienden van de gemeente die mij hadden
ingehuurd om jou uit te schakelen. Zij wilden niets meer met me te
maken hebben. Ze weigerden me zelfs de beloning te betalen die ik
met ze had afgesproken. Ze wisten heel veel van mij en dreigden
alles openbaar te maken als ik niet meteen zou vertrekken. Ik heb
namelijk veel lelijke dingen gedaan in mijn leven, Theo.
Vervolgens ging mijn vrouw er met een jonge vent vandoor. Mijn
enige zoon stierf korte tijd later aan een overdosis drugs. Ik heb een
afschuwelijke tijd meegemaakt.
Hij stopte met zijn verhaal en keek Theo met wanhopige ogen aan.
Het ergste moest echter nog komen! Ik kreeg nachtmerries over de
akelige dingen die ik in mijn leven heb gedaan. Iedere nacht zag ik
de wanhopige gezichten van mijn slachtoffers als ze door de politie
naar hun cel werden geknuppeld. De rollen werden omgedraaid: zij
276

begonnen mij via mijn geweten aan te klagen! Ik deed geen oog
meer dicht en begon mijn verstand te verliezen. Ik begon te drinken
om mijn zorgen te vergeten maar het hielp me niets. En, Theo, jij
was n van mijn aanklagers. Ik kon niet meer vergeten hoe jij
onschuldig de rechtszaal werd ingedreven om te worden verscheurd
door een wild dier als ik. Gek genoeg voelde ik op dat moment iets
dat ik nog nooit eerder had gevoeld: een soort van medelijden. Ja,
ik had het werkelijk met je te doen!
Spreek je nu de waarheid, baron?
Zonder twijfel, Theo! Ik heb geen zin meer om te liegen. Maar
mijn medelijden was van korte duur, want ik moest met jou
afrekenen.
Dat heb ik gemerkt! zei Theo boos.
Wees maar gerust kwaad op me! Ik heb het verdiend! Maar ik zal
verder vertellen. Ik begon enorm veel spijt te krijgen van het leven
dat ik had geleid. Ik moest vaak terugdenken aan mijn moeder die
zoveel van mij heeft gehouden. Maar ik raakte al vroeg in mijn
jeugd op het verkeerde pad. Ik wilde carrire maken en geld
verdienen. Dat is op zich niet erg maar ik deed dat op een
genadeloze manier! Uiteindelijk wreekt zich dat en krijg je de
rekening gepresenteerd. Zoals ik je net vertelde ging het na de
rechtszaak tegen jou helemaal mis.
Ik was een dronkelap geworden die zijn dagen bij de zwervers
onder een kanaalbrug doorbracht. Tot ik op een kwade dag
stomdronken over de reling van de brug viel ......en verdronk! Dat
was dan het afschuwelijke einde van een hoogmoedig man!
Hij keek Theo met droevige ogen aan.
En nu ben ik dus dood, beste Theo! Ik dwaal al een tijdje rond in
deze schemerwereld. Er dolen hier meer van die eenzame
schaduwen rond. Een vreselijk lot! Je kunt je niet voorstellen hoe
blij ik was toen ik jou en je hond bij Stella zag! Ik kon mijn ogen
niet geloven! Ik heb mij honderden, nee, duizenden malen
afgevraagd wat zon goed mens als jij in dit dorre land te zoeken
hebt. Ik voelde dat jij niet dood was. Theo in levende lijve in dit
donkere land! Wat een lichtpunt! Je gaf me direct hoop, je was mijn
277

laatste verbinding met mijn eigen wereld! Ik heb ook gezien hoe
Stella je probeerde te vernietigen en hoe dat mislukte. Ik dacht
meteen: Theo heeft bijzondere krachten gekregen. Hij kan mij
misschien redden!
Maar ik wist ook dat ik niet veel van je te verwachten had, omdat ik
je zo onmenselijk behandeld heb. Daarom heb ik je op afstand
gevolgd en ben me een ongeluk geschrokken van die woeste hond
van je.
Hij keek angstig om zich heen en zei toen fluisterend:
Maar jouw hond is een lammetje in vergelijking met het monster
van de schaduwvanger. Ik heb die twee verderop bespied en het zijn
ontzettend angstwekkende figuren. Hij heeft me gelukkig niet
ontdekt omdat ik op dat moment geen schaduw was.
De baron zat te trillen van angst. Het zweet parelde op zijn
voorhoofd.
En zolang ik bij jou ben, hoef ik ook geen schaduw te zijn.
Een zeer indrukwekkend verhaal, baron, maar volgens mij ben je
niets veranderd. De enige reden dat je nu de waarheid vertelt is je
eigenbelang. Als ik je niet help ben je voor de schaduwvanger en
verdwijn je naar het spiegelkasteel, waar ze met je afrekenen. Dat
weet je donders goed! En als ik naar goed naar je luister, dan
komen mijn boosheid en verontwaardiging weer volop terug. Ik
herinner ik me dan weer die meedogenloosheid van je. Ik vond en
vind je een van de gemeenste schurken die ik ooit heb ontmoet! Ik
vraag me af hoeveel mensen de dupe zijn geworden van jouw
harteloosheid.
De baron zat met een gespannen uitdrukking op zijn gezicht naar
Theo te luisteren.
En mijn boosheid is zo groot dat ik niks jou te maken wil hebben!
Stella heeft me gewaarschuwd voor schaduwen. Je probeert me te
gebruiken om er zelf beter van te worden. Zojuist voelde ik nog
enig medelijden voor je. Maar nu niet meer!
Je bent n groot brok zelfbeklag, terwijl het allemaal je eigen
schuld is! Ik wil dat je verdwijnt! Ik wil niets meer met je te maken
hebben!
278

Theo stond op en draaide hem zijn rug toe. Hij kon daarom niet
zien dat de baron direct in een schaduw veranderde en er in paniek
vandoor ging.
Ver weg in het donkere moeras klonk het dreigende gehuil van een
hond. Dat was Donar, de hond van de schaduwvanger die de schaduw van de baron had geroken. Ze zouden spoedig op deze plek
zijn!
Theo pakte zijn wandelstok en ging met Max achter een struik
zitten. Hij had besloten de dingen af te wachten.
Na een tijdje hoorde hij geschreeuw en woest gegrom. Zou de
baron in handen van de jager zijn gevallen? Theo voelde geen
medelijden met de baron. Hij was immers niet voor niets in dit
akelige gebied terechtgekomen!
Theo hoorde in de bosjes een snuivend en snuffelend geluid. Was
dat de hond van de schaduwjager? Een grote donkere gestalte sloop
naar zijn tent toe.
Twee wrede lichtgevende ogen speurden de omgeving af. Dat was
dus Donar! Het beest stak zijn neus omhoog en gromde gemeen.
Hij had Theo en Max geroken! Hij maakte plotseling een grote
sprong naar de struiken waar ze zich schuilhielden. Hij wilde zich
op Theo storten maar kreeg daar geen kans voor. Midden in zijn
sprong werd hij met geweld tegen de grond gesmakt door Max die
zich met zijn volle gewicht tegen het ondier had geworpen. Het
dappere dier had de aanval voorzien en wilde Theo beschermen.
Het monster lag op de grond en was een moment verrast door deze
tegenaanval. Hij herstelde zich echter razendsnel en stortte zich op
Max. Max was niet opgewassen tegen dit monster dat het midden
hield tussen een wolf en een beer. Hij stond op het punt om Max te
verslinden. Theo kwam de dappere hond direct te hulp en sloeg het
ondier zo hard hij kon met zijn stok op zijn kop.
Even schudde het beest de grote kop heen een weer en nam Theo
met een valse blik op. Hij leek in de war te zijn en wist geen raad
met dit vreemde tweetal. Hij was immers afgericht op het vangen
van schaduwen die altijd voor hem wegvluchtten.
279

Op dat moment hoorde Theo een zware mannenstem die riep:


Donar, heb je die verdraaide schaduw eindelijk te pakken
gekregen?
Donar maakte een geluid dat het midden hield tussen het blazen van
een wilde kat en het grommen van een beer.
Even later liep een stevige man met een monnikskap over zijn
hoofd naar de tent van Theo. Er hing een vangnet over zijn
schouder en hij een lange stok in zijn hand. De man overzag de
situatie direct.
Wel verdraaid! hoorde Theo hem op verbaasde toon zeggen.
Wat is hier aan de hand? Donar, onmiddellijk af!
De hond kroop onderdanig naar zijn meester die zwijgend naar
Theo en Max stond te kijken. Er heerste een pijnlijke stilte. Theo
koos voor de aanval.
Is dat jouw hond? Mooi is dat om zon vals kreng los te laten op
onschuldige wandelaars!
De ogen van de man puilden bijna uit hun kassen en de aderen op
zijn voorhoofd zwollen vervaarlijk op.
Wat! brulde hij woedend, Onschuldige wandelaars! In dit
vervloekte land is niemand onschuldig! Wie denk jij wel wie je
bent? En waar is je schaduw? Ik zie geen schaduw!
Kijk jij maar naar je eigen schaduw in plaats van bij mij te
zoeken!
De man leek nu te ontploffen van woede. Donar kromde zich weer
om aan te vallen. Theo en Max zetten zich schrap om zich te
verdedigen. Het was een spannend moment!
De man beheerste zich echter en was nieuwsgierig geworden.
Nog nooit in al die eeuwen heb ik een brutale vlegel zoals jij
ontmoet! Hoe durf jij dit soort opmerkingen te maken! Wat dwaal
je hier rond en dan nog wel zonder schaduw?
Bepaald vriendelijk zijn jullie hier niet! Stella had ook al van die
rare vragen toen ik haar voor het eerst ontmoette, zei Theo.
Stella? Hoe ken jij Stella? Zij heeft nooit gesprekken met
schaduwen!
280

Maar man, zie je dan niet dat ik helemaal geen schaduw ben! Kijk
toch eens goed uit je doppen! Ik ben een gewoon mens van vlees en
bloed!
Dat zie ik ook wel, maar dan hoor je hier helemaal niet thuis!
Maak jij dan uit, wie hier wel of niet thuishoort? Ik dacht dat
alleen de koning het recht heeft over dit soort zaken te beslissen.
De koning? Wat weet jij als gewone sterveling van de koning? De
man begreep er werkelijk niets van en zijn nieuwsgierigheid won
het nu van zijn boosheid.
Waarom zou ik dat jou uitleggen? antwoordde Theo. Ik hoef
alleen maar aan de koning verantwoording af te leggen. Maar als je
me niet gelooft, wil dan deze brief maar lezen. Ik hoop dat je me
daarna redelijk zult behandelen!
Theo gaf hem de brief. Toen hij was uitgelezen bekeek hij Theo
met een verwonderde blik.
Mag ik mijn brief terug, alsjeblieft?
Jazeker heer! stamelde de man verlegen.
Je wordt al wat beleefder, merk ik. Je hebt je overigens nog niet
eens aan me voorgesteld. Ik weet alleen de naam van je hond.
De man maakte een buiging.
Heer Theo, ik hoop dat u mijn nederige excuses wilt aanvaarden.
Ik ben een eenvoudige knecht die slechts zijn plicht doet. U bent
een hoge gast in ons land want u draagt de uitnodiging van de
onderkoning bij u. Zeg wat uw wensen zijn en ik zal mijn best doen
ze te vervullen. Ik heb geen naam. Ik word de schaduwjager
genoemd.
En ik spreek mijn verontschuldigingen uiteraard ook uit namens
Donar, voegde hij er aan toe.
Ik aanvaard je excuses, beste schaduwjager. Ik begrijp dat je niet
gewend bent aan een gast als ik.
U zegt het juist, heer Theo, zei de schaduwjager. Mag ik u
misschien iets vragen?
Maar natuurlijk, beste man!

281

Ik zoek al een tijdje een listige schaduw die ik niet te pakken kan
krijgen. En ik moet hem hebben, want de tijd dringt. Als het me niet
snel lukt krijg ik ongenoegen met de kasteelheer.
Je bedoelt de baron? vroeg Theo.
Kent u deze schaduw, heer?
Ja, ik ken hem zeer goed. Hij was mijn grootste vijand en ik heb
hem eerder op de avond weggestuurd. Ik wil hem nooit meer zien!
Juist ja, hij is dus bij u geweest en heeft u gevraagd hem te helpen.
U heeft de juiste beslissing genomen door hem weg te sturen. Met
die schaduwen is namelijk van alles mis! Ze zijn absoluut niet te
vertrouwen!
Het vreemde is dat zijn schaduw wegvalt als hij bij in de buurt is,
merkte Theo op.
De jager keek hem peinzend aan.
Dat verklaart waarom hij moeilijk te vangen is. Hij is een soort
halfschaduw die het contact met zijn oude wereld nog niet helemaal
kwijt is. Dat contact is er als hij bij u is. Maar hij moet zich niet
vergissen. We krijgen hem te pakken en dan moet hij verantwoording afleggen bij heer Johan!
Over je hond gesproken: een vriendelijk dier is het niet! Hij zou
ons verscheurd hebben, zei Theo.
De jager keek trots naar zijn hond die wat verdrietig stond te kijken.
Het dier voelde dat hij iets verkeerds had gedaan en keek zijn baas
schuw aan. Maar de jager aaide hem over zijn kop en zei:
Het is een fel beest, maar hij is bijzonder trouw. Hij gaat voor zijn
vrienden absoluut door het vuur. Hij is getraind in het opsporen en
gevangen nemen van schaduwen. Omdat jullie geen schaduwen zijn
is hij in de war geraakt en viel jullie aan. Vooruit Donar, sluit eens
vriendschap met heer Theo en zijn hond..., hoe heet uw hond?
Hij heet Max.
Donar had zijn baas begrepen en liep naar Theo en Max. Hij ging
zitten en gaf Theo zijn poot. Theo nam zijn poot aarzelend aan en
aaide hem voorzichtig over zijn grote kop. Vervolgens liep Max
naar hem toe en besnuffelde hem voorzichtig. Al heel snel hadden
de dieren vriendschap gesloten en speelden vrolijk met elkaar.
282

Ziet u, heer Theo. Als Donar eenmaal met iemand vriendschap


heeft gesloten is alles goed.
Theo was bijzonder blij met de goede afloop van dit avontuur.
Inwendig trilde hij echter nog van de spanningen die hij had
doorstaan. Het was niet eenvoudig om door dit vreemde en woeste
land heen te trekken!
Hoe kom ik bij het kasteel, schaduwjager? vroeg Theo.
U kunt gemakkelijk de weg vinden, heer Theo. U volgt het pad,
waarbij u moet opletten voor het moeras. En u moet zich niets
aantrekken van dwaallichtjes die iedereen willen laten verdwalen.
Ik ga nu de schaduw zoeken, heer Theo. Ik hoop u later nog op het
kasteel te zien! Tot ziens!
Tot ziens, schaduwjager!
De jager floot zijn hond waarna ze verder het dal in liepen. Theo
genoot van de rust en stilte die waren weergekeerd.
Nou, Max, was dat spannend zeg! Ik ben blij dat het goed is
afgelopen. Ik weet niet wat jij doet, maar ik ga slapen. Morgen is
het weer vroeg dag.
Hij was doodmoe en kroop in zijn tent, gevolgd door een eveneens
vermoeide Max. Al spoedig waren ze weggezonken in een diepe
slaap.

283

Hoofdstuk 25 De goudschat
Ze waren de volgende ochtend al vroeg op weg gegaan. Het
modderpad voerde hen verder het moerassige dal in. Het was een
nevelige troosteloze omgeving met weinig plantengroei. Hier en
daar groeide een armetierige boom, waarin raven hun nesten hadden gebouwd. Een paar vogels zaten vanaf de hoogste takken
kwaadaardig naar beneden te kijken. Ze lieten met hun onaangename gekras merken dat Theo en Max niet welkom waren.
Ze strompelden moeizaam voort en moesten op hun hoede zijn dat
ze niet in het moeras vielen. Gelukkig kon Theo daarbij vertrouwen
op de scherpe ogen van Max. Ze ploeterden al uren door de vieze
drab heen zonder dat ze veel opschoten.
Nou, Max, we zullen hier geen prijs krijgen voor een snelheidsrecord! zei Theo, terwijl hij op een droog stuk van het pad modder
van zijn schoenen veegde.
Ik stel voor dat we op dit droge eilandje maar eens een korte
pauze nemen, vind je ook niet?
Als antwoord op zijn vraag ging Max naast hem zitten.
Theo legde het zeil van de tent op de grond, zette zijn spullen erop
en ging languit op de grond liggen. Hij was doodmoe! Zijn ademhaling ging zwaar vanwege de bedompte, naar zwavel stinkende
lucht.
Waar zijn we toch terechtgekomen, Max? Hoe eerder we hier weg
zijn, hoe beter! verzuchtte hij.
Ze aten een paar boterhammen en dronken van de bramenlimonade
die Stella hen had meegegeven. Theo mijmerde verdrietig over de
betere tijden bij oma en Trudie. Hij raakte steeds verder verwijderd
van Madelon en zijn goede vrienden Tonio en Mieke.
Ze moesten eens weten dat hij hier was! Hij voelde onwillekeurig
aan het kettinkje van Marie-Christine. Hij nam het van zijn hals en
keek met een warm gevoel naar het gouden medaillon. Het had de
vorm van een hartje, met daarin de initialen MC.
284

Hier zat hij dan op een eilandje in dit eindeloze moeras! Onmetelijk
ver verwijderd van de warmte en de liefde van zijn vrienden!
Hij schrok enorm bij de gedachte dat hier vele schaduwen in
dezelfde toestand ronddwaalden. Het waren allemaal schaduwen
van levende mensen, uit hun eigen wereld weggerukt door de dood.
Opgejaagd door de schaduwjager met zijn hond. Met als eindpunt
het spiegelkasteel waar de angstaanjagende graaf Johan hen
opwachtte. Er was hier geen medelijden met deze schaduwen van
mensen.
Theo voelde zich ongemakkelijk bij de gedachte dat hij goed in
deze omgeving paste. Hij had immers ook geen enkel gevoel van
medelijden gehad met de baron. Goed, de baron had hem veel
aangedaan, maar alles was uiteindelijk toch weer goed gekomen.
Had hij niet teveel toegegeven aan zijn boosheid? Was hij niet een
bevoorrecht mens met zoveel goede vrienden om zich heen en
zoveel bescherming van Hogerhand? Tenslotte is niet iedereen zo
bevoorrecht. Stel dat je altijd hebt moeten ploeteren in je leven?
Stel dat niemand ooit van je heeft gehouden? Veel mensen hebben
een keihard leven gehad. Ze hebben geleefd in armoede en zonder
liefde.
Theo voelde zich onrustig worden.
Was hij niet een beetje een verwend jongetje voor wie iedereen
altijd klaar stond? Als je leven glad verloopt en je wordt geliefd
door veel mensen, heb je dan nog wel oog voor pijn en het verdriet
van anderen? Ga je dan niet in een droom leven?
Theo zag dat dit belangrijke vragen waren.
Is het niet zo dat je juist menselijker wordt als je zelf de noden en
pijn van het leven ervaart? Het is vergelijkbaar met het leven van
iemand die rijk is. Die kan zich met geen mogelijkheid de pijn en
het gebrek van armoede indenken.
Wat had de baron gisteren ook al weer tegen hem gezegd? O ja, dat
Theo het enige menselijke lichtpuntje vormde in deze ellendige
omgeving. Nou dat viel wel tegen, want Theo had zich laten
meeslepen door zijn wraakgevoelens. Daarom liet het lot van de
285

baron hem volkomen koud. Is onverschilligheid geen afschuwelijke


eigenschap?
Theo stond op en liep rusteloos heen en weer op zijn eilandje.
Vervelende gedachten begonnen bezit van hem te nemen. Zou dat
door deze trieste omgeving komen?
Was hij de laatste tijd niet zelfgenoegzaam geworden? Hij kreeg er
spijt van dat hij de baron zo harteloos had weggestuurd. Goed,
Stella en de schaduwjager hadden hem gewaarschuwd voor het
egosme van de schaduwen. Ze waren hier niet voor niets! Immers,
goede mensen kwamen hier niet en gingen meteen naar het Land
van het Licht.
Theo kreeg een benauwende gedachte. Maar wat deed hij dan zelf
hier als hij zon goed mens was?
Hij nam een besluit. Omdat hij hier toch was, wilde hij hulp bieden.
Niemand zou hem van dit voornemen kunnen afbrengen!
Hij ging zitten en knoopte zijn jas stevig om zich heen. Omdat de
vochtige kou tot in zijn botten drong, besloot hij zijn tentje op te
zetten.
Na een tijdje meende hij ver weg tussen de nevelslierten een vage
gedaante te zien. Vergiste hij zich of kwam de gedaante op hen af?
Nee, hij vergiste zich niet want ook Max stond gespannen in
dezelfde richting te kijken.
Theo stond op en pakte zijn wandelstok. Je kon immers nooit
weten!
Er kwam inderdaad iemand naar hen toe lopen. Het werd snel
duidelijk wie het was: de baron!
Hij liep op zijn gemak en maakte een ontspannen indruk. Alsof hij
in een gezellig park wandelde!
Dag, beste Theo en Max! Hoe gaat het met jullie? vroeg hij op
minzame toon.
Met ons gaat het wel en zo te zien gaat het met jou een stuk beter.
Inderdaad, mijn beste! Het valt hier bij nader inzien allemaal wel
mee. Ik beschik de laatste tijd ook weer over mijn eigen menselijke
gedaante en dat bevalt me uitstekend. Als schaduw door het leven
gaan is bepaald niet mijn stijl!
286

Baron, je weet toch dat de schaduwjager naar je zoekt?


Dat weet ik. Die smerige hond van hem had me gisteravond bijna
te pakken. Maar omdat ik geen schaduw was, heb ik hem om de
tuin kunnen leiden. Die stomme hond en zijn eigenaar zijn geen
echte tegenstanders voor een slimme jurist als ik! zei hij opschepperig. Nee, die twee zijn geen probleem meer voor mij. Ze zijn
mijn spoor kwijt. En ik weet dat de schaduwjager grote problemen
krijgt met de kasteelheer als hij mij niet snel te pakken krijgt. Nou,
dat is dan zijn verdiende loon!
Ik zou hem niet onderschatten, waarschuwde Theo. De baron
maakte een minachtend gebaar.
Het is precies andersom! Ze moeten mij niet onderschatten! Maar
nu iets heel anders, iets heel interessants, Theo.
De baron kreeg een loerende, hebzuchtige uitdrukking in zijn ogen.
Hij sprak verder met gedempte stem, waarin Theo onderdrukte
emotie bespeurde.
Ik heb verderop langs de weg een dwerg ontmoet die knollen
stond te planten. Een reuze aardige kerel die hetzelfde over de
dingen denkt als ik. Hij wist mij een aantal zeer belangwekkende
dingen te vertellen.
Hij keek spiedend om zich heen en fluisterde met een schorre stem:
Hij vertelde mij dat hier in het moeras een fabelachtig grote
goudschat is verborgen.
Het hoge woord was er blijkbaar uit. Hij keek Theo triomfantelijk
aan.
De dwerg kent de geheime route naar de schat en dwaallichten zijn
bereid mij er naartoe te brengen. De dwerg kan niet bij de goudschat komen omdat hij zijn gebied niet mag verlaten. Als jij nu met
me meegaat dan houdt niemand ons tegen. Dan staan we sterk,
Theo! En dan zullen we het goud samen delen!
Theo was met stomheid geslagen. De man had duidelijk zijn
verstand verloren!
Ik vind het een geweldig kletsverhaal, baron! Hoe kun jij in jouw
beroerde situatie nog aan goud denken? Je weet toch hoe gevaarlijk
dit gebied is? En dan die dwerg. Waarom zou hij jou de schat
287

geven? En dan leg je ook nog eens je lot in handen van


dwaallichten! Moet je nagaan! Nee, baron, zo ken ik je niet, je valt
me nu zwaar tegen. De slimme jurist die zich op zon goedkope en
doorzichtige manier laat bedriegen. Een klein kind trapt hier nog
niet eens in!
De baron leek in het geheel niet van zijn stuk te zijn gebracht,
integendeel zelfs!
Natuurlijk ben ik niet achterlijk, mijn waarde Theo! Ik zal je
uitleggen waarom het verhaal klopt. Die dwerg heeft ontzettende
ruzie met de kasteelheer, graaf Johan.
Johan heeft hem in het verleden een stuk grond afgepikt zonder
hem ook maar een cent schadevergoeding te geven. Je kunt je dus
wel voorstellen dat die dwerg wraakzuchtig is. De goudschat ligt op
een eiland dat het eigendom is van de graaf. Alleen de graaf en de
dwerg kennen de weg daar naartoe. De dwerg heeft vroeger in het
kasteel van de graaf gewerkt en moest voortdurend allerlei
vernederingen ondergaan. Hij heeft toen uit wraak de routebeschrijving uit de kluis van de graaf gepikt en deze zorgvuldig
overgetekend. Hij heeft jaren geduldig gewacht op iemand zoals ik
die deze klus kan klaren. Het gaat hem niet om het goud maar
alleen maar om wraak. En die dwaallichten zijn geen probleem
omdat de dwerg hun meester is. Ze moeten naar zijn bevelen
luisteren. En hij beveelt ze mij van dienst te zijn. Dus Theo, als je
eindelijk echt gigantisch rijk wilt worden moet je met me meedoen.
Dit is je grote kans!
Baron, gebruik toch je verstand eens een keer! Zie je niet dat dat
een val is! Bovendien, neem nou eens aan dat alles klopt, wat zou je
dan in dit ellendige oord met dat goud moeten doen?
De baron keek Theo glunderend aan.
Meen je nou heus dat ik daar niet over heb nagedacht? Ik ben zeer
bedroefd dat je me zo onderschat. Ik zal het je uitleggen. De macht
van de graaf berust op zijn bezit aan goud en met name op een
schitterende gouden kroon die tot de schat behoort. Wie de kroon
bezit is meteen meester van het kasteel en heerser van dit land! Dus
is het heel eenvoudig: ik krijg de kroon en heer Johan kan
288

vertrekken, samen met de schaduwjager en zijn valse hond! Het


kasteel is dan van mij en ik ben hier de baas. Ik ga dan tot in lengte
van dagen in de grootst mogelijke luxe leven! Doe met me mee,
Theo en ik garandeer je hetzelfde heerlijke leventje. Dat moet voor
jou toch wel aanlokkelijk zijn als arm leraartje! Wat vind je ervan?
Het was Theo duidelijk. Zoals de man in hun eigen wereld was
voortgedreven door hebzucht en macht, zo gebeurde dat hier
eveneens. Hij leek hier zelfs nog meer verblind te zijn geraakt. Hij
had er nog steeds niets van begrepen.
Baron, ik herhaal dat het een val is! Ik heb geen enkele interesse in
dat zogenaamde goud en ik heb nog minder zin om de macht in dit
land te grijpen. Ik ben hier met een totaal ander doel gekomen.
De baron lachte smalend.
Mijnheer is hier met een heel ander doel gekomen! Dat klinkt
nogal gewichtig moet ik zeggen. En welk ander doel heeft mijnheer
dan wel?
Ik ben op doortocht naar het Land van de Regenboog om een
bezoek aan de koning te brengen.
De koning? schamperde de baron. Wat voor koning?
De koning van Liefde en Licht. De koning die iedereen vrij wil
maken uit de slavernij van hebzucht en allerlei onzin.
De baron onderbrak hem op een ruwe manier.
Kletspraat! Sprookjes! Ik heb nog nooit in mijn leven iets van de
koning gezien of gehoord. Goedheid? Liefde? Laat me niet lachen!
Waar was die liefde dan? Ik heb in onze eigen wereld alleen maar
rotzooi en geweld gezien. Er was geen enkele ruimte voor
goedheid. Je moest voor jezelf zorgen of ten onder gaan. Het recht
van de sterkste! Dat moest jij toch weten, Theo, je hebt het
ondervonden. Wat een praatjes! Vertel jij maar eens over de liefde
van de koning aan een moeder die aan het sterfbed van haar kind
zit. Of vertel maar over liefde aan de jonge soldaat die ver van zijn
ouders en geliefde in alle eenzaamheid op het slagveld ligt te
sterven.
289

Waar is die koning van jou dan? Waarom komt hij ons niet helpen
als hij zo goed voor ons is? Bespottelijk gewoonweg, Theo! Daar
heb je geen antwoord op!
Theo was verrast. De baron had wel degelijk een bepaalde levensfilosofie, al was het er een die de problemen volgens Theo juist
veroorzaakte.
Ik hoor dat je over de dingen hebt nagedacht, baron. En er klinkt
grote teleurstelling uit je woorden. Het lijkt er op dat je diep in je
hart anders had willen leven, maar dat je dat niet is gelukt. En dat je
uit verbittering hebt besloten alleen aan jezelf te denken. Maar
volgens mij draai je de zaken dan juist om.
Waarom ligt die jonge soldaat te sterven? Omdat hebzuchtige
politici en eerzuchtige generaals hem de oorlog in hebben gestuurd.
Omdat zij slechts voor zichzelf opkomen zoals jij. Totaal niet
genteresseerd in de pijn en het verdriet van een ander.
En waarom heb je nooit iets van de koning gezien of gehoord?
Omdat je hem je rug hebt toegekeerd. Kijk naar jezelf, baron, en
wat zie je? Je bent verblind door je zucht naar goud en je honger
naar macht. Met die houding hoor je toch niet thuis in het Land van
het Licht?
De baron dacht even na.
Nee Theo, jij bent degene die de zaken omdraait! Je wordt geboren
in een wereld die niet deugt en je moet praktisch zijn. Hoe kom je
er het gemakkelijkst doorheen, dat is de vraag. En ik sta hier nu
weer voor dezelfde vraag: hoe maak ik mij het leven hier zo
gemakkelijk mogelijk. Daarom moet Johan het kasteel uit en ik
erin. Dan is alles opgelost. En als je slim bent doe je met me mee.
Ik kan je niet op andere gedachten brengen, baron. Ik doe niet met
je mee, want ik moet verder. Ik heb mijn standpunt duidelijk
gemaakt. Jouw houding veroorzaakt alleen maar problemen. Maar
n ding wil ik je zeggen: als je nooit in je leven de minste liefde
hebt gevoeld dan word je vanzelf koud en gevoelloos. Daarom is
liefde van het grootste belang voor een mens. Een mens is geboren
voor het licht en niet voor het donker.
290

Deze woorden leken de baron te treffen. De harde trekken op zijn


gezicht ontspanden zich.
Mijn goede moeder zei dat ook altijd, Theo. Als ik weer aan haar
terugdenk dan geloof ik dat je gelijk hebt. Maar het is ook waar dat
je moet strijden voor jezelf en dat ga ik dan ook doen, met of
zonder jou!
Jammer dat ik je niet kan overtuigen, baron. Ik heb je gewaarschuwd!
Goed, dan ga ik alleen op de schat af. We spreken elkaar later wel
op het kasteel, Theo. Ik ben dan inmiddels de nieuwe kasteelheer
geworden en ik zal je gastvrij ontvangen. Je mag blijven zolang je
wilt, maar je krijgt niets van het goud.
Hij legde zijn hand op Theos schouder en zei op milde toon:
Zie je Theo, ik mag je graag. Ik vind je een eerlijke kerel. Toen ik
je destijds zo hard aanviel was dat niet persoonlijk bedoeld, dat
moet je van me geloven.
Het deed Theo goed dat hij voor het eerst menselijk gevoel in de
baron ontdekte.
Ik geloof je baron, en ik weet nu dat je diep weg een goed hart
hebt.
De baron kreeg tranen in zijn ogen.
Dank je voor je goede woorden Theo, ik zal ze niet vergeten.
Hij kreeg weer een harde uitdrukking op zijn gezicht.
Maar nu heb ik werk te doen! Ik ga de schat uit het moeras halen
en daarna Johan uit zijn kasteel schoppen. Tot ziens Theo, het ga je
goed!
Hij draaide zich om en liep met grote stappen op zijn doel af. Theo
staarde hem na totdat hij in de mist was verdwenen.
Zie je hoe die man zijn ondergang tegemoet gaat, Max? En dan net
op het moment dat zijn hart ruimte kreeg voor menselijke gevoelens. Ik vind het allemaal zeer triest, moet ik zeggen.
Het leek wel alsof Max meewarig met zijn kop knikte. Het was
duidelijk dat hij had begrepen waar het allemaal over ging.

291

Zuchtend ging Theo in zijn tent zitten en knabbelde aan een kaaskoekje dat oma voor hen had gemaakt. Uiteraard vergat hij daarbij
ook Max niet.
Het was gedaan met zijn rust. Het lot van de baron liet hem niet
onverschillig. Hij kon toch niet zomaar toezien dat de man ten
onder zou gaan.
Kom Max, we gaan deze eigenwijze persoon helpen!
Max kwispelde als teken dat hij het helemaal met Theo eens was.
Een kwartier later ploeterden ze weer door de modder in de richting
waar ze de baron hadden zien verdwijnen. De weg voerde nog altijd
naar beneden en het werd steeds mistiger. Maar na een tijdje merkte
hij tot zijn genoegen dat de grond droger werd. Even verderop zag
hij tot zijn verrassing een kleine groententuin waarin een eenzame
figuur stond te schoffelen. Aan zijn lengte te zien was dit de dwerg
met wie de baron eerder had gesproken.
Theo liep naar de kleine figuur toe, die inmiddels rustig op zijn
schoffel leunend op hem stond te wachten.
Goedemiddag, beste man, druk aan het werk? vroeg Theo joviaal.
Uiteraard, uiteraard, antwoordde de dwerg. Ik neem aan dat jij
Theo van den Bosch bent?
Theo keek verwonderd. Hoe kende de dwerg zijn naam? Dat is juist
en met wie heb ik de eer?
O, noem mij maar gewoon de knollenman. Iedereen hier noemt
mij zo omdat ik nogal veel in de knollenvelden werk.
De man diepte een oude pijp op uit zijn jas die hij met
donkere tabak begon te stoppen.
Ik stel voor dat we onze kennismaking voortzetten in mijn werkschuurtje. Dat lijkt me wat gezelliger, zei hij.
Hij wees naar een houten schuurtje dat in een hoek van het veld
stond. Hij maakte een beschaafde indruk op Theo. Hij had een open
en vriendelijk gezicht.
Ze liepen op hun gemak over het veld en Theo zag dat hij naast
knollen ook andere groenten kweekte.
De knollenman wees naar het veld en zei een trots:
292

Ik lever een deel van de groenten aan het kasteel, waar ze best
tevreden zijn over de kwaliteit.
Even later zaten ze op twee houten kratten in een gezellig schuurtje, waar allerlei tuingereedschappen aan de muur hingen.
Een kopje warme chocolademelk, Theo? En zou Max dat ook
lusten?
Dat zou lekker zijn, knollenman! En Max is dol op alles waar
chocolade inzit.
Die chocolade komt van de cacaoplantage van Franoise, die bij
het Land van de Regenboog woont. Ik ruil groenten met chocolade
en met tropische vruchten die daar volop aanwezig zijn.
De knollenman pakte een brandertje en zette daar voorzichtig een
ketel op. Hij haalde een fles melk uit zijn tas en goot de helft
daarvan in de ketel.
Zo, nu nog chocoladepoeder erbij en dan maar vuurtje stoken,
mompelde hij.
Je bent hier van alle gemakken voorzien, knollenman. Dat had ik
niet verwacht midden in het moeras! En je hebt nog koeien ook!
zei Theo die verrast was.
Och, het is hier nog zo slecht niet. Alleen de schaduwen hebben
het niet naar hun zin, maar je weet waarom dat zo is. En wat de
koeien betreft, die zouden het in dit moerasklimaat niet lang
volhouden. De melk komt van koeien die grazen op de uitgestrekte
grasvelden bij Franoise.
Theo knikte.
Mag ik je vragen hoe je mijn naam kent? vroeg Theo.
Dat is eenvoudig. Ik heb gisteren met de schaduwjager gesproken
die op zoek is naar een sluwe schaduw. Hij vertelde mij alles over
jou. Je bent hier op doortocht naar het Land van de Regenboog,
nietwaar? En het is blijkbaar de bedoeling dat je ook heer Johan een
bezoek brengt.
Zo is het!
Wel, het schijnt dat je een bijzondere persoon bent omdat

293

je bent uitgenodigd door de onderkoning persoonlijk. En het schijnt


ook zo te zijn dat jij die schaduw goed kent en dat je geen vriend
van hem bent.
Ach, de baron is een zelfingenomen persoon die mij in het
verleden flink heeft dwarsgezeten.
De dwerg keek hem somber aan en zei:
Gisteren was hij hier en meende mij eens flink de les te moeten
lezen. Hij had veel praatjes en er gloeide een roofzuchtige blik
in zijn ogen. Nou, dan ben je hier juist op de verkeerde plaats! Met
dat soort lieden maken we korte metten. Het is zo dat je hier krijgt
wat je wilt hebben.
Hoe bedoel je dat, knollenman?
Ik zal het je uitleggen. De baron wilde de meester van dit land
worden. Hij hongert naar geld en macht. Hij hoorde mij uit over de
kasteelheer en zijn mogelijke schatten. Ik vertelde hem over de
goudschat op het eiland die ook werkelijk bestaat en het eigendom
is van heer Johan. Maar goud is voor ons hier hetzelfde als de
modder in het moeras. Het zegt ons helemaal niets! Maar bij de
baron maakte het de gekste fantasien los. Hij werd behoorlijk
vervelend en eiste van mij dat ik hem vertelde waar die goudschat
lag. Dus vertelde ik hem het fabeltje over mijn ruzie met heer
Johan. Ik beloofde hem te helpen de schat te vinden. De rest liet ik
over aan zijn eigen hebberige fantasie.
Jij hebt hem op het verkeerde spoor gezet, knollenmannetje! Dat is
niet zo mooi van je!
Misschien is dat zo maar ik werd behoorlijk kwaad op deze
verwaande kwast!
Ja, dat kan ik mij goed voorstellen. Maar wat gaat er nu verder met
hem gebeuren?
Niet veel bijzonders. Hij volgt nu de route naar het eiland waar de
dwaallichtjes zich nog een tijdje met hem zullen vermaken. En dan
zal hij in handen van de schaduwjager vallen. Vervolgens moet hij
zich verantwoorden bij heer Johan.
Maar kijk eens, Theo, een lekker kopje chocolademelk voor ons
allemaal.
294

Theo mocht de man wel.


Ik ben blij dat ik eindelijk iemand ontmoet die meteen aardig
tegen me is, zei Theo terwijl hij een slok nam van de heerlijke
warme drank.
Ach, ik ben maar een eenvoudige landman. Waarom zou ik
onaardig moeten zijn? Ik moet je zeggen dat ik het ook wel te doen
heb met de schaduwen hier. Maar regels zijn regels! Ze zijn hier
niet voor niets en heer Johan heeft geen medelijden.
Zal ik straks gaan kijken hoe het met de baron is?
Van mij mag je, Theo. Maar ik vrees dat de schaduwvanger je
voor zal zijn.
Moet ik niet op mijn hoede zijn voor de dwaallichtjes?
Weet je wat ik doe, Theo? Ik loop wel met je mee. Akkoord?
Akkoord! Mag ik misschien zo onbeleefd zijn om je te vragen of
je nog ergens een pijp tabak hebt liggen. Daar zou ik veel zin in
hebben na mijn barre tocht door het moeras.
De dwerg stond meteen op en rommelde in een kastje dat tegen de
wand was getimmerd.
Dom van me, beste Theo! Dom van me dat ik daar niet aan heb
gedacht.
Hij overhandigde Theo een gloednieuwe pijp met een zakje
lichtkleurige tabak.
Kijk eens! Ik geef je lichte tabak want mijn eigen tabak is nogal
zwaar.
En zo zaten ze een tijdje zwijgend en tevreden te roken. Theo dacht
terug aan Ben, met wie hij aan de vijver ook menig pijpje had zitten
roken.
Franoise is de zuster van Stella, nietwaar? vroeg Theo.
Inderdaad, een aardige vrouw die weinig op haar oudere zus lijkt.
Ze heeft tot taak de ingang tot de regenboog te bewaken.
Toen ik Stella voor het eerst ontmoette dacht ik dat ze een heks
was!
De knollenman moest lachen.
Daar kan ik mij wel iets bij voorstellen. Ze is verschrikkelijk gauw
kwaad. Je weet nu dat ze een goed hart heeft. Maar ja, ze heeft
295

dagelijks te maken met schaduwen die langs haar huisje trekken.


Franoise heeft een gemakkelijker taak en staat ook onder invloed
van het licht van de regenboog. Je zult haar best aardig vinden. Het
werd langzaam donker en de knollenman stond op.
Goed, we gaan eens kijken hoe het met de baron gaat. Ga je mee?
Uitstekend, maar moet je geen lamp meenemen?
Nee hoor, ik ben inderdaad de meester van de dwaallichtjes en zij
zorgen voor voldoende licht.
De knollenman ging voorop en Theo en Max liepen achter hem aan.
Na een tijdje kwamen er honderden witte lichtjes naar hen toe
zweven.Aha, mijn trouwe lichtjes, zijn jullie blij dat ik weer eens
langskom? vroeg de knollenman vriendelijk.
Toen ze zijn stem hoorden vlogen de lichtjes direct op hem af en
omringden hem met een felle witte lichtschijn.
Je lijkt wel een vuurtoren, knollenman. Ze vinden je heel aardig.
Ja, ze vinden me aardig en dat is geheel wederzijds, zei hij teder.
Het zijn kleine schelmen, maar ze bedoelen het niet kwaad. We
zijn nu overigens in de buurt van de goudschat.
Voor hen doemde de donkere omtrek van een heuvel op: het
goudeiland!
Ze hielden stil want ze hoorden een merkwaardig geluid van het
eiland komen. Een snikkend geluid. Ze liepen de heuvel op die
goed werd verlicht door de vele dwaallichtjes.
Voor hen lag de baron op zijn knien te huilen in een kuil waarin
duizenden en duizenden goudstukken schitterden. Keer op keer
greep de baron naar het goud. Zo gauw hij de goudstukken echter in
zijn handen hield veranderden deze in stinkende modder die
langzaam door zijn vingers droop.
Zie je nou wat ik bedoelde, Theo. Voor ons is goud hetzelfde als
modder. Het is allemaal uit dezelfde aarde afkomstig. Het gaat om
de geest en niet om de aarde. Hebzucht is grote onzin. Dat heeft de
baron nog niet begrepen en daarom is hij nu wanhopig, fluisterde
de dwerg.
296

De baron had het gefluister achter zijn rug blijkbaar gehoord want
hij draaide zich snel om en keek hen met grote waanzinnige ogen
aan.
Theo, zie je dat? Het goud ligt hier voor het grijpen, maar het
loopt als modder door mijn vingers. Afschuwelijk!
Hij keek nu met woedende ogen naar de knollenman.
Dat is jouw schuld, smerige gifdwerg! Jij hebt me voor de gek
gehouden en daar zul je voor boeten!
Hij stond op en wilde zich op de dwerg werpen, maar zover kwam
hij niet. Hij werd op dat moment met grote kracht omver gesmeten
door Donar, de trouwe hond van de schaduwjager.
Zo, die hebben we dan eindelijk te pakken! zei de schaduwjager
die achter de bosjes vandaan kwam.
Ik vermoedde wel dat zon grijpgrage schaduw als hij naar het
goudeiland zou komen!
Hij gaf de knollenman en Theo een hand. Hij had een tevreden
uitdrukking op zijn gezicht.
Wat een opluchting dat ik hem te pakken heb gekregen. Het begon
mij en heer Johan flink te vervelen, moet ik zeggen! Kijk, hij begint
zijn ware gedaante aan te nemen!
Ze zagen dat de baron langzaam in een schaduw veranderde.
Door zijn weigering iets bij te leren is zijn schaduw zelfs nog
donkerder geworden dan eerst!
De schaduwjager had gelijk. De baron was een zeer duistere
persoon geworden die zachtjes lag te kermen onder het zware
gewicht van Donar.
Leuke baan heb jij, schaduwjager! Wat een lol om zon donkere
kermende gestalte te vangen, merkte Theo medelijdend op.
Zijn opmerking maakte geen indruk op de jager want hij nam het
vangnet van zijn schouder en gooide dat over de baron heen, nadat
Donar snel opzij was gesprongen. Het net vouwde zich vanzelf om
de baron heen, die nu geen kant meer op kon. Dat was het dan wat
de baron betrof!
Moet je luisteren, heer Theo! Die schaduwen hebben het er zelf
naar gemaakt. Ze zijn bar eigenwijs en willen nooit naar goede raad
297

luisteren. Maar nu genoeg gepraat, beste mensen. Ik lever mijn


vrachtje vanavond nog bij heer Johan af. Dan kan ik eindelijk mijn
welverdiende glaasje wijn drinken bij het knapperende haardvuur.
Ik ga straks ook naar het kasteel,, zei de knollenman.
Ik moet nog groenten bij de graaf afleveren.
Zal ik je daarbij helpen, knollenman? vroeg Theo.
Dat is aardig van je, Theo! antwoordde de kleine man.
Misschien zie ik jullie straks nog wel! Tot ziens! zei de
schaduwjager
Hij gooide het net met de nietige schaduw van de baron erin over
zijn schouder en begon de tocht naar het kasteel.
Theo voelde zich begaan met het treurige lot van de baron. Wat zou
hem te wachten staan bij de meedogenloze graaf Johan in het
vreeswekkende spiegelkasteel? Hij zou het spoedig weten!

298

Hoofdstuk 26 Het spiegelkasteel


Theo hielp de knollenman met het inladen van groenten.
Bedankt voor je hulp, Theo! Je zult het vreemd vinden dat dit
midden in de nacht moet gebeuren, maar ik had deze voorraad
vanmiddag al moeten afleveren. De graaf kan behoorlijk kwaad
worden als je niet precies doet wat hij wil.
De omgeving werd goed verlicht door fakkels zodat ze alles goed
konden zien. De knollenman haalde een klein paard uit de wei en
spande het voor de groentekar. Het dier hinnikte vrolijk toen het de
knollenman zag.
Hallo, Geertruida! Er is werk voor je! riep hij, terwijl hij het dier
liefkozend op de nek klopte.
Je kunt Geertruida op ieder moment van de dag wakker maken
voor een karwei, vervolgde hij.
Nou, dat kun je van mij niet zeggen, antwoordde Theo terwijl hij
moest geeuwen.
De knollenman moest lachen en klom op de kar. Hij nodigde Theo
uit naast hem te zitten. Hij zette een fakkel in een houder naast het
bankje en trok de teugels aan. Rammelend zette de kar zich in
beweging.
Theo was in gedachten verzonken want het lot van de baron liet
hem niet onverschillig. Hij zou in het kasteel meteen naar hem
informeren. Hij keek om en zag dat Max op zijn gemak achter hun
kar aanliep.
Kijk, we zijn er! zei de knollenman. Theo schrok wakker en zag
de donkere contouren van een kasteel die zich scherp tegen de
sterrenhemel aftekenden.
Een minuut of tien later rammelde de kar over een houten ophaalbrug. Het was een somber middeleeuws kasteel met een brede
gracht erom heen. Naast de toegangspoort hingen twee fakkels die
een spookachtig licht op de omgeving wierpen.
Halt! Wie is daar? riep een bevelende stem vanuit de donkerte
van de poort.
299

Rustig aan Freek, ik ben het maar! riep de knollenman.


Uit de schaduw van de poort maakte zich een gestalte los met een
helm op en een lans in de hand.
Knollenman, wat doe jij hier midden in de nacht?
Groenten voor jullie brengen! Anders loop je morgen met honger
rond, domoor!
De man pakte een fakkel van de muur en hield deze vlak bij hun
gezicht. Theo keek in een vriendelijk, baardig gezicht.
En wie heb je daar meegebracht, knollenman?
Mag ik je aan de heer Theo van den Bosch voorstellen, die hier
met een speciale opdracht is namens de onderkoning. Hij wil graag
kennismaken met de graaf, zei de knollenman met een gewichtige
stem.
De man boog direct diep.
Goedenacht, heer Theo. Ik heet u van harte welkom in ons kasteel.
Ik hoop dat u het bij ons naar uw zin zult hebben!
Al goed, al goed! antwoordde de knollenman voordat Theo iets
kon zeggen. Heb je de schaduwjager niet gezien? Die heeft je toch
alles al verteld?
Jaja, hij heeft me inderdaad alles verteld, zei Freek zenuwachtig.
Ik geloof je niet, Freek! Volgens mij heb jij niemand gezien omdat
je weer hebt zitten slapen. En dan te bedenken dat jij hier de
schildwacht bent. Foei toch! zei de knollenman lachend. Theo kon
ook zijn lach niet inhouden toen hij het slaperige gezicht van de
man zag. Freek stond op het punt kwaad te worden maar lachte toch
maar zoetsappig mee. Het was duidelijk dat Freek een goedhartige
persoon was.
Ja, je hebt gelijk, knollenman. Ik heb de schaduwjager met een
schaduw op zijn rug langs mij heen zien lopen, maar ben toen weer
in slaap gevallen. Zul je niets aan de graaf vertellen? vroeg Freek
angstig.
Ja hoor, ik ga de graaf alles vertellen! Maar alle gekheid bij elkaar:
de graaf geniet waarschijnlijk van zijn welverdiende nachtrust,
neem ik aan?
Freek keek schuw om zich heen en fluisterde:
300

Dat is niet zeker. Heer Johan lijdt de laatste tijd aan slapeloosheid.
En zijn humeur ...Niet om te harden! Ik weet niet wat er met hem
aan de hand is. Laatst heeft hij mij vreselijk uitgescholden vanwege
een kleinigheidje. Nee, het gaat niet goed met hem.
Nou, dan zullen we maar voorzichtig naar de binnenplaats rijden en
onze vracht uitladen. Mee eens?
Freek knikte en zei waarschuwend:
Maak alsjeblieft geen herrie want ik sta niet voor de gevolgen in!
Ze reden langzaam onder de lage boog van de poort door en
kwamen uit op een ruime, halfverlichte binnenplaats. Ze rammelden over de straatklinkers heen, waarbij Theo zijn hart vasthield.
Dat was niet zomaar wat lawaai, maar een enorme herrie!
De knollenman zat bedenkelijk te kijken en daar had hij alle reden
toe. In n van de hoge torens werd een luik werd opengesmeten
waardoor een donkere gestalte naar buiten keek.
Een bulderende stem klonk door de nacht:
Wie maakt hier zon rotherrie? Freek, Freek, waar zit je, lelijke
luiwammes!
Maar Freek had zich direct teruggetrokken toen hij de woedende
stem van zijn heer hoorde.
Het luik van het torenvenster werd met een harde klap
dichtgegooid.
De knollenman keek Theo beteuterd aan. Hij krabde achter zijn
rechteroor en zei bezorgd:
Nou krijgen we een hoop geduvel! Heer Johan is toch al niet zon
vrolijk heer en nu is het helemaal mis! We zullen eerst maar
naar binnen gaan om het uit te leggen.
Hij maakte Geertruida los en bracht haar naar de stal. Vervolgens
liepen ze een trapje op dat toegang gaf tot het kasteel. Ze liepen
door een smalle gang en kwamen uit in een grote zaal. De zaal werd
zwak verlicht door een smeulend vuurtje in een open haard. In het
midden van de zaal stond een lange houten tafel die al was gedekt
voor het ontbijt.
Aan de muur hingen wapenschilden en in iedere hoek van de zaal
stond een harnas.
301

Theo schrok toen de deur tegenover hen met kracht werd opengesmeten. Een lange gedaante in een zwarte mantel stormde de zaal
binnen.
Wat is hier aan de hand? schreeuwde de angstwekkende zwarte
figuur terwijl hij op hen af rende. Het leek er zelfs even op dat hij
hen omver zou lopen. Maar zover kwam het niet, want hij stopte
vlak voor hen.
Theo keek in een wit, van woede vertrokken gezicht met
koolzwarte fonkelende ogen. Hij moest omhoog kijken omdat de
man zeer lang van gestalte was. Hij was broodmager, bijna zo
mager als een skelet. Hij had een zwarte hoed op zijn hoofd met een
opvallend brede rand. Hij hield een knokige lange vinger voor
Theos neus en riep hijgend met holle stem:
De knollenman ken ik, maar jou niet! Wie ben je? Hoe durf je het
om mij, de heerser van dit land, in mijn slaap te storen?
Theo wilde antwoorden, maar de man gaf hem geen kans.
En dan ook nog een hond in mijn paleis! Ik haat honden! Ik heb de
schaduwjager ook verboden om met zijn rothond in huis te komen.
Eruit met dat beest!
Hij liep dreigend naar Max, maar die liet een vervaarlijk gebrom
horen.
Wat krijgen we nou? riep de man verbaasd. Zon nietig wezen
durft zich tegen de heer van het donker te verzetten? Dat is
ongehoord! Belachelijk!
Voordat de knollenman hem kon tegenhouden deed Theo een stap
naar voren en tikte de man op zijn magere schouder.
Luistert u eens, geachte graaf! Dat kwaad bent dat wij u uit uw
slaap hebben gehaald, vind ik redelijk. Daarvoor bieden wij u onze
excuses aan. Maar u hoeft Max geen rothond te noemen. Dat pik ik
niet, ook niet van u!
De man had zich omgedraaid en staarde Theo met grote ogen van
verbazing aan. Dit had hij nog nooit meegemaakt! Maar hij was een
man van daden en niet van woorden. Hij gooide zijn wijde zwarte
mantel over Theo heen. Theo schrok geweldig en kreeg het gevoel
dat hij stikte. De mantel trok zich vast om hem heen en Theo werd
302

in een diepe donkere tunnel getrokken. Hij raakte steeds verder


verstrikt in de mantel en voelde dat hij verdronk in een inktzwarte
zee. Toen verloor hij het bewustzijn.
Theo, Theo, word wakker!
Wie riep daar? Hij kende die stem goed! Even opende hij zijn ogen,
maar de duisternis sprong weer op hem af dreigde hem te
verzwelgen.
Theo, word toch wakker!
Hij opende zijn ogen en wist dat hij in totale duisternis verkeerde.
Een duisternis die bijna tastbaar was!
Met een schok drong de werkelijkheid tot hem door. Hij was
gevangen door graaf Johan, de machtige heer van de donkerte!
Gevangen in een zee van duisternis, waaruit niemand kon ontsnappen. Maar wie had hem geroepen? Die stem, die lieve stem, die was
toch van zijn vriendin, prinses Marie-Christine!
Theo, klonk haar stem heel zwak.
Marie-Christine, ben jij daar? vroeg hij aarzelend. Ja, Theo, ik ben
bij je, klonk het ver weg.
Maar waar ben je dan?
Hij kreeg geen antwoord meer. Het zweet brak hem uit. Speelde
zijn fantasie hem parten? Ze kon immers niet hier zijn!
Haar stem klonk nu dichterbij.
Theo, ik kom bijna niet door het duister heen. Ik moet je zo weer
verlaten. Je bent in groot gevaar. Denk aan mijn medaillon! Het
licht is in het medaillon!
Haar stem vervaagde en kwam, ondanks zijn wanhopige roepen,
niet meer terug. De stilte viel als een zwaar gordijn over hem heen.
Hij hoorde plotseling een deur opengaan en er liep iemand in
duisternis naar hem toe.
Haha! lachte de graaf vals. En hoe bevalt het jou in mijn
duistere mantel, mijn beste? Kun je je een beetje vermaken?
Graaf, ik verlang dat u ophoudt met deze grappen. Laten we als
redelijke mensen met elkaar praten!
Redelijke mensen? Zijn mensen redelijk? Dat is nieuw voor mij!
303

Ja, ik probeer in ieder geval redelijk te zijn. Maar u geeft me geen


enkele kans!
De graaf lachte bulderend.
Nee, ik geef niemand een kans die eenmaal in mijn land is
gekomen. Kansen heb je genoeg gehad in jullie wereld!
Maar ik kan het u uitleggen. Ik
Zwijg! donderde de graaf. Jullie zijn brutaal tot op het laatst!
Jullie zullen het nooit leren! En zon brutale vlegel als jij heb ik
hier nog nooit ontmoet. Voor straf zul je zeer lang in de
huiveringwekkende mantel van de duisternis moeten blijven. Dan
kun je nadenken over jezelf.
Hoe is het met mijn hond? vroeg Theo wanhopig.
Gaat je niets aan!
Maar ik wil...!
Jij hebt niets te willen! Geniet maar eens een paar eeuwen van de
duisternis en eenzaamheid. Daarna zien we wel verder. De
groeten!
Theo voelde paniek in zich omhoog kruipen. Wat had deze man
met Max uitgevoerd?
Dat kunt u me niet aandoen! Ik ben onschuldig!
Een honend gelach was het antwoord. De graaf was verdwenen!
Theo voelde nu woede in zich opborrelen. Wat werd je hier toch
steeds vriendelijk ontvangen! Stella die hem dreigde te vernietigen,
Donar die hem wilde verscheuren. En nu weer deze graaf die hem
in een kerker van duisternis gooide. Hij had er schoon genoeg van.
Maar hoe kwam hij hier weg?
Het medaillon! Wat had Marie-Christine gezegd? Het licht zat in
het medaillon? Hij pakte het voorzichtig vast en voelde eraan.
Hij hoorde ineens een zachte klik en een vlijmscherpe lichtstraal
doorboorde de duisternis. Het licht begon zich langzaam te
verspreiden en de omgeving begon er wat vriendelijker uit te zien.
Dat ziet er beter uit! riep Theo enthousiast.
Hij hoorde een deur open en dichtgaan. Voetstappen.
Wat gebeurt hier? Waarom vallen er lichtgaten in mijn mantel?
hoorde hij de graaf bezorgd vragen.
304

Er moest eens wat licht op uw duistere zaakjes schijnen, geachte


graaf! antwoordde Theo triomfantelijk.
Hoe kom jij aan dat licht? Ik ken dat licht goed en een sterveling als
jij kan daar niet over beschikken.
Theo hoorde de twijfel in zijn stem.
Dat gaat u niets aan. Dat is mijn zaak!
Het licht werd steeds sterker en Theo kon de lange schrale gestalte
van de graaf goed zien. De graaf liep handenwringend naar hem
toe.
Het is tegen de afspraken dat het Licht hier mag komen. Hoe kom
jij aan het licht en wie ben jij?
Je stelt je vragen laat, graaf. En luisteren kun je niet. Stella
luisterde eerst ook niet!
Stella? Ben jij bij Stella geweest?
Ja, maar ik word moe van alle vragen en toestanden hier. De graaf
werd steeds nerveuzer.
Luister, sprak hij met bezorgde stem, Je moet dat licht uitdoen
want het begint bezit te nemen van mijn duistere rijk. Dat is
helemaal tegen de regels. De bezitter van het Licht weet dat. Dus je
moet daarmee stoppen!
Ik denk er niet aan! Zo gauw het licht weg is pak je me weer in
met die zwarte mantel.
De graaf keek hem wanhopig aan. Hij leek steeds meer in het nauw
te zijn gebracht.
Goed! Ik haal de mantel van je weg en daarna moeten we nodig
eens met elkaar praten.
Akkoord, maar eerst je mantel weg!
De graaf maakte een paar snelle handbewegingen. Theo zag even
een zwarte mantel wapperen en ineens bevond hij zich weer in de
zaal met de grote tafel. Het medaillon hing nog om zijn hals en
straalde geen licht meer uit.
Zo goed? vroeg de graaf. Voorlopig wel!
De graaf wees naar een stoel en nodigde hem uit plaats te nemen.
Ik ga niet zitten voordat ik weet waar mijn hond is! zei Theo stug.
305

Freek! Freek! Ga de hond van deze heer even halen! galmde de


graaf met zijn machtige stem. Freek keek angstig om de hoek van
de deur, salueerde kort, en ging er als een haas vandoor.
Even later stormde Max naar binnen en gooide Theo bijna omver
van vreugde.
Rustig Max, rustig. Zolang ben ik toch niet weggeweest! De graaf
grinnikte onaangenaam.
Het is maar hoe je het bekijkt, zei hij. Wat bedoelt u daarmee?
Wat is tijd? Hier is tijd niet van belang. Hoe lang denk je dat je
weg bent geweest?
Een paar uurtjes hooguit?
Grappig, maar in jullie tijd gemeten een maand of drie! Wat?
Een maand of drie!
Nou ja, maak je maar niet zo druk!
Ik maak me wel druk want ik kan geen tijd verliezen! Ik heb een
dringende afspraak met de Koning.
Dan is het dus toch waar, mompelde de graaf. Wat is waar?
De graaf keek hem een tijdje onderzoekend aan.
De knollenman en de schaduwjager hebben mij verteld wie jij bent
en wat je hier komt doen.
Dus u wist ervan?
Ja, antwoordde de graaf terwijl hij met zijn houding geen raad
wist.
En waarom hebt u mij dan zolang gevangen gehouden?
Omdat ik hen niet geloofde. Er is geen enkele sterveling die direct
contact heeft met de onderkoning of met de prinsessen. Dat is
volgens de wetten van de koning niet mogelijk!
Maar u had toch verder kunnen informeren?
De graaf stond met zijn mond vol tanden.
Nou, waar blijft uw antwoord? vroeg Theo boos.
Ik heb niet genformeerd, moet ik je eerlijk zeggen. Nogmaals, ik
geloofde er niets van totdat jouw licht in het donker begon te
schijnen.
306

Mooi is dat! U bent wel de meest eigenwijze persoon die ik heb


ontmoet. U wist dat ik op weg was naar de koning en u hield me
toch gevangen. Ik zal mijn beklag over u doen!
De graaf liep onrustig heen en weer. Theo en Max stonden argwanend naar hem te kijken.
Hij draaide zich om en zei handenwringend: Je hebt volkomen
gelijk! Als ik jou was, zou ik ook een klacht indienen. Ik neem de
volle verantwoordelijkheid voor mijn fout en ik weet dat ik hiervoor bij de koning ontboden zal worden. Ik zal dat onder ogen
moeten zien.
Hij gaf Theo een hand en vervolgde:
Maar eerst wil ik je mijn verontschuldigingen aanbieden. Ik heb
dom gehandeld! Ik begin een humeurige oude man te worden! Theo
merkte dat hij dit oprecht meende.
Goed, ik aanvaard uw excuses, antwoordde hij kort. De graaf ging
verder.
In de tweede plaats wil ik mij alsnog aan je voorstellen. Ik ben
graaf Johan, de heerser van de donkerte. Welkom in mijn kasteel dat
bekend staat als het Spiegelkasteel.
Theo knikte.
Ik ben Theo van den Bosch en ben op doorreis door uw land naar
de koning.
Het ging er stijfjes aan toe maar de sfeer was ontspannen.
Heeft u mijn vriend, de knollenman, ook zo hard aangepakt?
vroeg Theo.
Wees niet bezorgd. Ik was ook boos op hem maar hij is een goede
vriend. Er is overigens geen dag voorbijgegaan of hij kwam om
jouw vrijlating vragen. En uiteindelijk zou hij zijn zin hebben
gekregen, denk ik zo.
En Freek?
De graaf glimlachte vriendelijk.
Mijn trouwe Freek. Ik scheld hem wel eens uit maar ik zou hem
geen haar krenken. Integendeel zelfs! Maar je ziet er moe uit, Theo.
Mijn mantel heeft je geen goed gedaan. Ik stel voor dat je eerst gaat
307

rusten en dat we daarna met elkaar verder praten. Wat vind je


daarvan?
Theo voelde zich inderdaad doodmoe en hij vond het dan ook een
prima voorstel.
De volgende morgen zat Theo met de graaf aan de lange tafel te
ontbijten. Hij had hem zijn hele levensverhaal verteld en de graaf
was onder de indruk.
Het is dus werkelijk zo dat jij als gewoon mens voor een bezoek
bij de koning bent uitgenodigd?
Ja, zo is het.
Dat is nooit eerder voorgekomen, voor zover ik weet. Maar n
ding is duidelijk: je bent een zeer belangrijke persoon dat je dat is
toegestaan!
Dat valt wel mee, denk ik. Ik ben maar een gewoon mens. Ik moet
overigens zeggen dat het een prima ontbijt is, beste graaf!
Geef de complimenten maar aan Freek want die zorgt ook voor het
eten.
Dat zal ik zeker doen. Maar ik zou u iets willen vragen, graaf.
Noem me maar Johan, hoor. De plichtplegingen kunnen nu wel
achterwege blijven, vind je ook niet? Stel je vraag, Theo!
Nou, Johan, ik wil weten hoe het met de baron is afgelopen
De graaf fronste zijn wenkbrauwen. Hij stond op en liep naar een
grote boekenkast. Hij pakte er een dik boek uit en begon te
bladeren.
Ah, ik zie het! Baron Scherpenhuyzen-Zeel, onlangs in jullie
wereld aan zijn einde gekomen door verdrinking.
Johan las verder terwijl zijn gezicht een dreigende uitdrukking
kreeg.
Nou, die heeft er ook iets moois van gemaakt in zijn leven, moet
ik zeggen! Hij heeft een hoge rekening die moet worden afbetaald!
Johan zocht even verder in het boek.
Jij staat er niet in, Theo! Interessant, nietwaar? Wat is dat voor
een boek, Johan?
308

Het boek waarin ieders levensverhaal wordt opgetekend, althans


van diegenen die hier komen.15)
Johan klapte het boek dicht en zette het terug in de kast.
Maar die baron dan. Ja, die zit beneden in de gewelven opgesloten.
Hij komt er voorlopig niet meer uit. Daar kan hij nadenken over
zijn miezerige leven.
In de gewelven? Je bedoelt dat hij in de gevangenis is opgesloten?
Ja zoiets. Hij zit in zijn eigen duistere gewelf opgesloten. Het zal
zeer lang duren voordat hij daar uit zal komen.
Dus een aantal jaren gevangenisstraf?
Beste Theo, een aantal jaren? Je bedoelt ontelbare eeuwen! Theo
keek Johan met een vreemde blik aan.
Dat meen je toch niet? Ontelbare eeuwen?
Jazeker! En dan mag hij blij zijn dat hij niet wordt verbannen naar
het duistere dal.
Ik begrijp het niet, Johan.
Het is niet zo moeilijk te begrijpen. De baron heeft in jullie weg
een duistere weg bewandeld. Hij heeft het contact met het licht
bijna helemaal verloren. Let wel: bijna! Er zijn ook lieden die
houden van de duisternis en het licht vermijden. Deze booswichten
worden verbannen naar het duistere dal16).
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------15)
Openbaring 20
20: 12 En ik zag de doden, klein en groot, voor God staan. En de boeken werden
geopend
en nog een ander boek werd geopend, namelijk het boek des levens. En
de doden
werden geoordeeld overeenkomstig wat in de boeken geschreven stond,
naar hun
werken.
16)
Job 10
10: 21 voordat ik wegga en niet meer terugkom naar een land van duisternis
en schaduw
van de dood,
10:22 een stikdonker land, als de duisternis zelf, de schaduw van de dood, zonder
enige orde;
het licht schijnt er als duisternis

309

Ik hoef je niet te vertellen wat voor een leven ze daar hebben!


Theo dacht na over de woorden van de graaf. Hij kreeg een angstig
gevoel.
Ik herinner me dat jij jezelf de heerser van de donkerte noemde.
Wie ben jij eigenlijk, Johan?
De graaf keek hem glimlachend aan.
Ik weet wat je denkt, mijn beste Theo. Je denkt dat ik de grootste
schurk van het hele stel ben omdat ik de vorst van de schaduwen
ben. Ik kan je geruststellen. Ik ben slechts de beheerder van het dal.
De donkerte is geschapen door de duistere personen zelf, omdat ze
ernaar verlangen. Wie niet in het licht wil lopen, bevindt zich
vanzelf in het duister. Wat je wilt, dat krijg je ook! Dat is logisch,
nietwaar?
Theo begreep het.
Dus ze houden van het donker en hebben een hekel aan licht.
Maar je hebt dus ook schaduwen die nog een beetje naar licht
verlangen?
Ja, zo kun je het ongeveer zien! Ik moet er met de schaduwjager
voor zorgen dat alles volgens de regels van de koning verloopt.
Schaduwen hebben hier volop de tijd na te denken over zichzelf. Je
moet goed begrijpen, dat ik persoonlijk geen enkel oordeel over hen
uitspreek. Dat doen ze zelf.
Johan zuchtte diep en vervolgde:
Ik kan het weten, Theo, want ook ik ben hier eens in het verre
verleden als schaduw aangeland. Blijkbaar zag de koning iets in mij
want hij vroeg me of ik beheerder van het dal wilde zijn.
Theo knikte en zei:
Stella heeft ook die keuze gehad, herinner ik mij!
Ja, Stella en ik zijn oudgedienden in dit land. We hopen maar dat
de koning ons niet zal vergeten. En dat hij ons ooit zal uitnodigen
met pensioen te gaan, als je begrijpt wat ik bedoel. Stella en ik zijn
echter zo dom geweest om jou vervelend te behandelen. De koning
zal daar niet blij mee zijn.
Hij kreeg een verdrietige en vermoeide blik in zijn ogen. Hoe
lang zou hij hier zijn? Dat was waarschijnlijk niet meer in eeuwen
uit te drukken!
310

Geldt dat voor iedereen, Johan? Zijn Freek en de knollenman hier


ook als schaduw binnengekomen?
Ja, zij zijn ook in dienst van de koning en hopen dat ze eens naar
het Land van het Licht mogen gaan. Wij zijn niet meer zo bang
voor het Licht, zie je! De jongeren mogen het gerust van ons
overnemen!
Op dat moment kwam Freek binnen met een schaal vol kersen

die hij op tafel zette. Hij zette ook een schoteltje kersen op de
grond voor Max, die er meteen van begon te smullen.
Neemt u mij niet kwalijk, edele heren, maar toen ik binnenkwam
hoorde ik dat er over mij werd gesproken.
Theo vond Freek een aardige oude man en vertelde hem over hun
gesprek. Freek knikte daarna vriendelijk en wees naar de schaal.
Heren, laat het u smaken! Heerlijke kersen uit het goede land van
onze vriendin Franoise. Als zij er toch eens niet was, dan zou het
hier allemaal veel minder zijn!
Hij liep vervolgens schuifelend de zaal uit.
Freek is een goede kerel geworden, Theo! Toen hij hier voor het
eerst kwam was hij een eigenwijze en vervelende schaduw. Maar hij
heeft snel bijgeleerd, moet ik zeggen.
Toch wel onaangenaam allemaal zei Theo peinzend. Eigenlijk
hebben we allemaal donkerte in ons, Johan. Dan zou iedereen bij
jou langs moeten komen.
Dat valt best mee, antwoordde Johan. Er zijn veel goede
mensen. Zij stralen licht uit, waaraan anderen zich kunnen warmen.
En wat denk je van kinderen? Nee, zij hoeven beslist niet bij mij te
komen buurten!
Theo begreep goed waar hij het over had.
Ik heb nog n vraag, Johan. Waarom wordt dit kasteel het
spiegelkasteel genoemd? Ik heb eerlijk gezegd nog niet n spiegel
gezien!
De graaf moest lachen.

311

Ja, daar zeg je iets, Theo! Er zijn hier meer spiegels dan je denkt.
Zeer bijzondere spiegels, mag ik wel zeggen! Maar eet eerst wat
van die lekkere kersen! Daarna zal ik je meenemen naar de
gewelven onder het kasteel. Daar zal het je duidelijker worden,
denk ik!

312

Hoofdstuk 27 In de gewelven

Theo dacht dat er geen einde zou komen aan de wenteltrap die naar
de kelders van het kasteel voerde. Hij werd er een beetje draaierig
van.
Freek liep voor de graaf en Theo uit en had een fakkel in zijn hand.
Theo keek aandachtig naar hun bewegende schaduwen op de muur.
Het waren spookachtige figuren die zich aftekenden. Soms leek de
graaf met zijn zwarte wapperende mantel op een reusachtige
vleermuis en dan leek hij weer op een dreigende vampier.
Nee, het was geen pretje om langs de smalle trap de onbekende
diepte tegemoet te gaan!
We zijn er bijna, Theo! riep de graaf met een holle stem.
Theo hoorde het geluid van rammelende sleutels en het geknars van
een deur die openging.
De graaf wachtte op hem en wees naar een openstaande deur.
Welkom Theo, in de gewelven van mijn kasteel!
Toen Theo door de deur liep kwam hem een ijskoude muffe
luchtstroom tegemoet die hem deed huiveren.
Freek stak een paar fakkels aan die aan de muur hingen.
Ze bevonden zich in een grote boogvormige ruimte. In de muren
zaten ijzeren deuren.
Ziedaar onze kamers, waarin zich een aantal gasten bevinden! zei
de graaf spottend.
Uit de cellen klonken regelmatig klaaglijke en kreunende geluiden.
Zo te horen is het hier niet echt gezellig, zei Theo bedrukt. Waar
zit de baron opgesloten?
Freek wees naar de laatste cel aan hun linkerkant.
Vind je het goed als ik hem een bezoekje breng, Johan?
Ga je gang, Theo. Maar ik hoef hem niet te zien. Freek en ik gaan
weer naar boven want wij hebben hier niets te zoeken. Je zult
vanzelf wel merken hoe het er hier aan toegaat. Laat je niet ompraten door de schaduwen want je weet wat hun beweegreden is: puur
eigenbelang! We sluiten de deur achter je want we houden er niet
313

van als ze door het kasteel gaan zwerven. Over een paar uurtjes
halen we je weer op! Akkoord?
Theo had weinig zin om hier te blijven, maar hij had zich nu
eenmaal voorgenomen met de baron te praten.
Ja, akkoord! Is de cel van de baron open?
Ja, de cellen kunnen gewoon open, maar de bewoners kiezen
vrijwillig voor hun gevangenschap. Ze kunnen trouwens niet
anders! Veel plezier, Theo en tot straks, zei de graaf cynisch.
Theo wachtte totdat hij hun voetstappen niet meer hoorde. Hij
bevond zich in een diepe spelonk waar alleen duisternis en
wanhoop regeerden. Een afschuwelijk oord!
Vooruit dan maar, Max, we gaan de baron een bezoekje brengen,
fluisterde hij, terwijl hij naar de laatste cel liep. Hij klopte
zachtjes op de deur.
Baron, ben je daar?
Er kwam geen antwoord. Hij opende voorzichtig de deur en ging
naar binnen. Het was er aardedonker.
Ik zie geen hand voor ogen, ik heb een fakkel nodig!
Even later ging hij weer de cel in met een kleine fakkel in zijn
hand. Het was er muf en vochtig. Er liep water langs de muren naar
beneden. Achter in de cel stond een bed met stro en een oude deken
erop. Onder de deken lag een gestalte.
De gestalte riep met een ijle stem:
Weg met het licht, weg met het licht!
Theo liep naar het bed en trok de deken weg waaronder een nietige
schaduw lag.
Baron! U bent toch de baron?
Theo! klonk het stemmetje uit het bed.
Theo zag dat Max met een scheve kop van verbazing naar de baron
stond te kijken. Hij begreep er niets van!
De magere schaduw kroop langzaam terug onder de deken.
Ik ben letterlijk een schaduw van de persoon die ik was, Theo!
piepte de baron klaaglijk.
Alleen maar zelfbeklag, baron! Je hebt het aan jezelf te danken!
De baron kwam een stukje onder de deken vandaan.
314

Ja, dat weet ik nu ook, maar het is te laat! Het is hier vreselijk,
Theo! Maar wat doe jij hier? Jij hoort hier helemaal niet thuis. Maar
ik ben wel ontzettend blij dat ik je zie!
Theo zag ineens lichtstrepen door de schaduw van de baron
heenlopen.
Zie je dat, Theo, als jij bij me bent word ik minder donker. Ik krijg
het gevoel dat mijn bloedsomloop weer op gang komt. Kijk, kijk, ik
krijg mijn normale gestalte weer terug! Wat een vreugde!
En inderdaad, de baron veranderde snel van schaduw tot mens.
Hij sprong van zijn bed en maakte een korte vreugdedans. Hij had
zelfs zijn oude kleren weer aan.
Ha, ik voel het warme leven weer in mij terugkeren, Theo! Die
kou, weet je, die afschuwelijke altijd aanwezige kou, dat is het
ergste!
Hij liep naar Theo toe en omarmde hem hartelijk. Theo voelde zon
enorme kilheid van hem uitgaan, dat hij terugdeinsde.
Ja, Theo, je voelt nu de kilte die uitgaat van mijn hart. Die heb ik
zelf nooit heb gevoeld. Ik voel nu pas wat ik anderen heb
aangedaan en ik kan het niet meer goedmaken.
Hij ging op zijn bed zitten met zijn hoofd in zijn handen en snikte
het uit. Hij wees naar de muur tegenover hem waar een oude
spiegel hing.
En aan die vervloekte spiegel kan ik niet ontsnappen! Een
schaduw is tot in lengte van dagen veroordeeld tot de spiegel.
Theo en Max liepen naar de spiegel, waarin ze zichzelf helder
konden zien.
Wat is daarmee, baron? Dat is toch een gewone spiegel? Niets
bijzonders mee aan de hand.
Voor jou niet, beste Theo, voor jou niet! Maar in de spiegel
schuilt een helder licht dat alles doordringt. Het is een spiegel van
de waarheid. Ik ben gedwongen er voortdurend in te kijken en dat is
een verschrikkelijke kwelling!
Ik denk dat ik het begrijp. Je ziet in de spiegel hoe je werkelijk
bent. Je kunt je niet meer verbergen. Het is de spiegel van je ziel!
315

Zo is het, Theo. Ik kan mijzelf niet verdragen, maar ik kan niet


ontsnappen. Ik kom mijzelf dag en nacht tegen. Ik heb altijd
mensen aangeklaagd en nu ontmoet ik de grootste aanklager die er
is: ikzelf!
Hij keek Theo recht in zijn ogen.
Je hebt volkomen gelijk. Ik heb dit helemaal aan mijzelf te wijten.
Je hebt me tot op het laatst gewaarschuwd. Zelfs in dit schaduwland
werd ik nog betoverd door hebzucht. Het meest afschuwelijke
moment was toen het goud van het moeras veranderde in stinkende
drab. Dat moment zal ik nooit meer vergeten. Toen begon ik mijn
onmetelijke dwalingen in te zien. Maar het boek werd gesloten! Ik
kon er niets meer aan veranderen! Ze zeggen wel eens dat berouw
na de zonde komt en dat gezegde klopt precies!
Theo voelde zich machteloos. Hij merkte dat de baron diep had
nagedacht en dat hij werkelijk spijt had. Maar hij wist dat hier
hogere wetten golden.
Tja, het ziet er slecht voor je uit. Ik zie dat je nu begrijpt dat je het
niet zo goed hebt gedaan.
Niet zo goed heb gedaan? Je bent te goed voor me, Theo! Ik heb er
totaal niets van gemaakt in mijn leven. Het is n grote
mislukking!
De baron kreeg dikke tranen in zijn ogen en fluisterde:
En het ergste is dat ik pas nu besef hoeveel verdriet en ellende ik
andere mensen heb bezorgd. Alle pijn die ik hen heb aangedaan
slaat keihard op mij terug. Daarom wil ik als de allerkleinste
schaduw wegkruipen. Maar ik moet in de spiegel voortdurend de
waarheid onder ogen zien. 17)
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------17)
Romeinen 2
2:14 Want wanneer heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen wat de
wet zegt, zijn zij,
hoewel zij de wet niet hebben, zichzelf tot wet.
2:15 Zij tonen dat het werk van de wet geschreven is in hun hart. Daar getuigt
ook hun geweten
van, en hun gedachten onderling beschuldigen of ook verontschuldigen
elkaar.
2:16 Zo zal het gaan op de dag wanneer God de verborgen dingen van de
mensen zal oordelen door
Jezus Christus, overeenkomstig mijn Evangelie.

316

Theo kreeg medelijden met de man. Misschien was hij toch de


beroerdste niet.
Toen ik jou over mijn moeder vertelde, Theo, is de verandering
begonnen. Mijn hart begon vanaf dat moment te ontdooien. Het was
een geweldige openbaring voor me! Als ik jou niet had ontmoet
was dat niet gebeurd. Eigenlijk ben jij ook een soort spiegel, Theo,
maar dan een aangename!
Theo zuchtte diep. Hij wist niet wat hij moest doen. Voordat hij nog
iets kon zeggen hoorde hij het gerammel van sleutels en kwam
Freek naar hen toe sloffen. De baron vluchtte zijn cel in.
Ik kom je nog wel opzoeken, baron! riep Theo.
Een onsamenhangend gemompel was het enige antwoord.
Even later zat Theo bij de open haart met de graaf te praten. Hij
was door en door verkleumd van zijn korte bezoek aan de ijskoude
gewelven.
Zeg graaf, zijn hier nog meer schaduwen? Met uitzondering van
de baron heb ik er niet een gezien!
Ja, er zijn veel schaduwen bij ons te gast, Theo. En uit schaamte
en spijt willen ze zich niet vertonen. De baron had
het geluk dat hij jou hier heeft ontmoet. Hij kent je goed en
vertrouwt je. De anderen kennen jou niet en willen niets met je te
maken hebben.
Maar hoelang moeten ze hier dan zitten?
Je kunt hier niet in tijd meten. Maar in ieder geval heel erg lang,
totdat ze geen angst meer hebben voor het licht. Bij de een duurt dat
langer dan bij de ander. Het is een proces. Je begint als een donkere
schaduw en langzaam maak je kennis met de spiegel van het licht.
Johan, ik heb medelijden met de baron! Hij heeft oprecht spijt van
de dingen die hij heeft gedaan.
De baron keek hem ernstig aan en stond op. Hij pakte het dikke
boek uit de kast, waarin hij al eerder had gelezen, en bladerde erin.
In dit boek wordt vanzelf alles opgetekend wat een mens doet. Ik
lees er nooit in, want iedere schaduw moet zijn eigen dingen doen.

317

Maar ik ben nieuwsgierig geworden naar de baron. Ik lees dat zijn


ontmoeting met jou iets in hem heeft veranderd. Hij heeft zich nog
even laten meeslepen door zijn goudzucht, maar toch was er een
keerpunt.
Ja, dat klopt! zei Theo. Dat keerpunt was er toen hij over zijn
moeder sprak. Hij vertelde me zojuist dat hij toen voor het eerst in
lange tijd weer warme menselijke gevoelens had.
De baron zette zijn hoed af een keek een tijdje nadenkend naar de
brede rand ervan.
Warme menselijke gevoelens, zei je? Dat is toch wel iets zeer
uitzonderlijks in ons schaduwdal, moet ik je zeggen.
Dat valt wel mee, Johan. Ik vind Freek en de knollenman best
aardig en jij valt me eigenlijk ook wel mee!
De graaf moest lachen. Het klonk galmend door het kasteel.
Ik val ook wel mee? Nou, dat valt mij dan op mijn beurt weer
mee!
Je bent een vrolijke noot in ons sombere bestaan, Theo. Ja, Freek en
de knollenman zijn aardige lui. Maar dat zijn oudgedienden, zoals
je weet. Ze hebben al heel lang nagedacht over de dingen des
levens.
Maar terzake! Ik wil nog even terugkomen op de baron. Hij heeft in
zijn leven gekozen voor het donkere. Daarom zit hij nu hier, spijt of
geen spijt!
Dat betekent dat jij een behoorlijk donkere schaduw moet zijn
geweest, Johan, merkte Theo scherpzinnig op.
Johan keek hem met fonkelende ogen aan.
Ik was de opperschaduw, Theo! Vergeet dat niet! En dat ben ik
nog steeds. Meer zal ik er niet van zeggen!
Theo knikte en zweeg een tijdje.
Even later werd er bescheiden op de deur geklopt. Binnen!
bulderde Johan.
De deur ging open en de knollenman keek voorzichtig om een
hoekje.
Knollenman! Kom binnen! Welk nieuws breng je ons?
De kleine man liep direct naar Theo toe en schudde hem de hand.
Theo, wat ben ik blij dat ik je weer zie! Ik dacht dat heer Johan
niets van je zou overlaten, zo kwaad als hij was.
318

Eigenlijk ook jouw schuld, knollenman! riep de graaf.


Wie maakt er nou zon geweldig kabaal midden in de nacht! Ik
slaap toch al zo slecht de laatste tijd!

Daar heeft u gelijk in, heer Johan. Dat was niet handig van me.
Maar het zal niet meer gebeuren, dat beloof ik u!
Het is al goed, beste kerel! Maar er is nog iets waarover ik niet
tevreden ben.
De knollenman keek de graaf een beetje verlegen aan.
Ik weet wel wat u bedoelt: de slechte kwaliteit van de groenten de
laatste tijd?
Ja, dat bedoel ik. De groenten van jouw tuin zijn goed, maar die
tropische vruchten die je bij Franoise haalt zijn bar slecht geworden. Hoe komt dat?
Ik weet het niet precies, heer Johan, maar de laatste keer dat ik
bij haar was vond ik haar een beetje triest. Ze zei iets over het
oprukken van het moeras in haar richting.
Het oprukken van het moeras? vroeg Johan. Hij dacht een
moment na.
Dat is misschien mijn eigen schuld, mompelde hij. Omdat ik wat
oud en moe ben vergeet ik soms de grenzen van mijn rijk opnieuw
scherp vast te stellen.
De knollenman haalde opgelucht adem en zei:
Ik ben blij dat u het zelf zegt, heer! Dat lijkt inderdaad de oorzaak
te zijn. Ik bedoel niet dat u oud en moe bent, maar dat u de grenzen
wat laat verwateren.
Juist ja, zei de graaf. Ik zal ervoor zorgen dat Franoise er geen
last meer van heeft.
De knollenman was verheugd en zei:
Ik kan haar het goede nieuws meteen vertellen want ik ga morgen
nieuwe voorraden halen. Heb jij zin om mee te gaan, Theo?
Uitstekend, knollenman! Ik moet via haar gebied naar het Land
van de Regenboog waar ik de koning zal ontmoeten. Ik rijd dus
graag met je mee.

319

Dat is dan afgesproken, zei de graaf. Hoewel ik het leuk had


gevonden als je wat langer was gebleven, Theo. Je brengt gezelligheid in ons eenzame leven, zie je!
En alsof hij zich schaamde voor zijn gevoelens, liep hij snel de zaal
uit terwijl zijn duistere mantel wijd om hem heen wapperde.
Hij is nog de kwaadste niet, zei de knollenman met een milde
glimlach. Maar hij is wel humeurig de laatste tijd! Misschien komt
dat door de eenzaamheid.

Toen Theo die avond in zijn bed lag, waren zijn gedachten bij de
baron. Hij zou de volgende morgen met de knollenman vertrekken
en de baron nooit meer zien. Hij had diep medelijden met hem.
Hij kon er niet van slapen. Hij besloot daarom naar beneden te gaan
voor een glas wijn. Hij liep de zaal in en zag tot zijn verrassing dat
de graaf in zijn luie stoel voor de open haard zat.
Hallo, graaf, wat zit je daar in het vuur te staren? vroeg hij
vriendelijk
Hallo, Theo! Ik kan niet in slaap komen. Is dat bij jou ook zo?
Inderdaad! Ik pieker over het trieste lot van de baron.
Pak een stoel, Theo, en kom naast me zitten. Als we dan toch niet
slapen, kunnen we net zo goed wat praten.
Theo schoof een stoel aan en nam plaats.
De baron? vervolgde de graaf. Maak jij je druk over die man?
Hij heeft je alleen maar ellende bezorgd.
Dat is waar, maar hij is in onze verziekte wereld opgegroeid. De
ene mens is nu eenmaal de andere niet.
Ja, maar je kunt weten dat je een ander geen pijn mag doen. Er zijn
mensen die een slechte jeugd hebben gehad en die toch het goede
pad zijn opgegaan. Ieder is verantwoordelijk voor zijn eigen
daden.
Wat ben je streng, graaf! Maar je woorden klinken logisch.
Desondanks heb ik het met de baron te doen.
Niet ik ben streng, maar het eigen geweten van een mens is streng.
Jij kunt dat ook niet veranderen, beste Theo.
320

Theo bleef echter op zijn standpunt staan.


Maar ik heb gezien dat hij zo slecht niet is. Ik vind dat hij nog een
kans moet krijgen.
Ben je het dan niet eens met de wetten van de koning, Theo?
Ik kan de wetten van de koning niet beoordelen. Maar ik mag toch
iemand wel verdedigen?
De graaf knikte welwillend.
Dat is je volste recht! Alleen haalt het niets uit want de wetten
liggen nu eenmaal vast.
Kun jij dan niets doen? Ik had gedacht dat je aan de baron
misschien een goede medewerker zou hebben. Je wordt een dagje
ouder en dat geldt ook voor Freek en de knollenman.
De graaf veerde omhoog alsof hij door een wesp was gestoken.
Ben jij nou helemaal, Theo! Die kerel wilde me uit mijn kasteel

gooien en er zelf in gaan zitten. En dan zou ik hem in mijn dienst


nemen? Belachelijk gewoon! Nee, mijn beste, daar komt niets van
in!
Nou, ik zal verder niet bij je aandringen. Het was zomaar een
gedachte van me, zei Theo.
Ik heb je inmiddels goed leren kennen, Theo. Ik vind je een reuze
aardige kerel dat je je zo voor de baron inzet. Maar die hebzuchtige
houding van hem is toch werkelijk ongelooflijk!
De graaf staarde een tijdje nadenkend in het smeulende hout van de
open haard. Ineens stond hij op en zei:
Maar om jou een plezier te doen wil ik nog eens met hem praten.
Je hebt in n ding gelijk: we kunnen hier een jonge medewerker
gebruiken! Maar ik moet eerst zien of hij voor verbetering vatbaar
is. Kom, we gaan hem opzoeken in zijn cel!
Korte tijd later betraden ze het gewelf en liepen naar de cel van de
baron.
Enkele schaduwen schoten schichtig weg toen ze Johan en Theo zagen. De graaf gooide de celdeur ruw open en ging naar binnen.
De schaduw van de baron zat net voor de spiegel en schoot in
paniek onder de deken van het bed.
321

Baron, we komen eens een hartig woordje met jou wisselen!


bulderde de graaf. En wat mij betreft mag je even je eigen gestalte
aannemen!
Geleidelijk werd de schaduw lichter en nam de baron zijn eigen
gedaante weer aan.
Dag graaf, wat een eer dat u bij me langskomt! Het doet me goed
even geen ellendige schaduw te zijn, zei hij zachtjes.
Een eer? Vergeet het maar! Je hebt het aan Theo te danken dat ik
hier ben. Knoop dat goed in je oren!
De baron had Theo nog niet gezien omdat hij achter de wijde
mantel van de graaf stond.
Dag Theo, ontzettend aardig dat je aan me denkt!
Ontzettend aardig? riep de graaf. Man, je moest je diep schamen
dat je deze jongeman zo hebt dwarsgezeten! Hij heeft een goed
woordje voor je gedaan. En alleen om hem een plezier te doen kom
ik je opzoeken. Ik wil een paar vragen stellen en ik wil een eerlijk
antwoord van je. En als je het waagt mij voor de gek te houden dan
bekijk je het voortaan maar in deze muffe cel!
Maakt u zich geen zorgen, ik zal uw vragen naar waarheid
beantwoorden!

Goed! Ik wil in de eerste plaats weten of jij nog plannen hebt om


mij hier uit dit kasteel weg te krijgen!
De baron keek benauwd maar antwoordde meteen.
Ik heb dit plan serieus gehad maar ik heb ingezien dat dat
dwaasheid was en is.
Wat bedoel je met dwaasheid? Je kunt er ook mee bedoelen dat je
inzag dat het je toch niet zou lukken en dat je er daarom maar van
hebt afgezien. Dus als je nog eens de kans zou krijgen dan zou je
het weer proberen!
Daar heb ik ook aan gedacht.
De graaf keek hem dreigend aan, maar de baron ging onverstoorbaar verder.
Kijk, u vroeg me de waarheid te zeggen en dat doe ik nu. Ik
verlang nog steeds naar macht. Maar door alles wat is gebeurd
begin ik ook andere dingen te zien.
Wat zie je dan, vroeg Johan argwanend.
322

Ik kan dat niet precies zeggen. Het is een heel nieuw gevoel voor
mij.
Kijk eens aan! Je hebt het over gevoel, zei de graaf smalend.
Grote woorden voor zon nietige schaduw als jij! Zeker alleen
maar gevoel voor jezelf? Laat me toch niet lachen, man!
De baron keek Johan recht in zijn ogen.
U mag denken wat u wilt, maar dit is een ander gevoel! Ik denk
vaak aan mijn lieve moeder en ook aan wat de koning heeft
gezegd.
Johan pakte Theo bij zijn arm en liep met hem de cel uit. Hij
fluisterde zo zacht dat de baron het niet kon horen:
Merkwaardig is dat, Theo. Een schaduw die over de koning praat.
Dat gebeurt pas als een schaduw hier heel lang heeft gezeten. Heb
jij met hem over de koning gesproken?
Ja, dat heb ik. De baron was zeer kritisch maar had wel belangstelling voor mijn mening.
Juist, ja, mompelde de graaf terwijl hij terugliep naar de cel.
Wel over de koning praten, alsof je iedere dag bij hem op de koffie
gaat! Maar ondertussen alleen maar kritiek op hem uitoefenen. Wat
ben jij een schijnheilige! schreeuwde Johan hard in het oor van de
baron.

De baron doorstond het geschreeuw en antwoordde met een eerlijk


gezicht:
Dat klopt. Wat kon mij de koning schelen? Maar ik heb nagedacht
over de woorden van Theo en ik weet nu dat de koning in ieder
mens een goed hart heeft gezet. Ik ben helaas altijd harteloos geweest.
Hoe erg het ook is, ik heb het verdiend dat ik hier zit. Maar ik voel
nu voor het eerst dat ik een hart heb! Da kan niemand mij meer
afnemen!
De baron sprak oprecht en eerlijk. Johan merkte dat, maar gaf nog
niet op.
Je geeft oprechte antwoorden, dat moet ik zeggen. Maar wat ik bij
je mis is het gewone menselijke gevoel van spijt. Je zegt alles op
een zakelijke toon en dat bevalt me niks!
322

Daar kan ik op dit moment niets aan doen, graaf! Ik ga me niet


beter voordoen dan ik ben. Dat heb ik mijn hele leven al gedaan en
dat was waardeloos. Ik heb nog een lange weg te gaan. Maar je
moet me niet kwalijk nemen dat ik bij het begin ga beginnen!
Dat antwoord scheen Johan te bevallen, want voor het eerst kreeg
hij een mildere uitdrukking in zijn ogen.
Juist! Je ziet dus in dat je een schaduw van niks bent en dat je
als mens volkomen bent mislukt. Wel, dat is inderdaad een begin!
En je ziet ook in dat harteloosheid je in het ongeluk heeft gestort. Ik
heb mijn vragen aan je gesteld. Misschien dat Theo nog iets wil
zeggen?
Theo knikte van nee. De graaf schraapte vervolgens zijn keel,
kuchte even alsof hij iets moest overwinnen en zei:
Mijn vriend Theo heeft me gevraagd jou een voorstel te doen. Ik
had daar eerst helemaal geen zin in, maar nu ik met je heb
gesproken wil ik het toch doen. De vraag is of je bereid bent om
voor onbepaalde tijd voor mij te werken. Je kunt dan je cel verlaten
en je kunt Freek helpen met allerlei werkzaamheden. Dit onder
voorwaarde dat je altijd stipt naar me zult luisteren en dat je geen
vreemde plannen in je hoofd haalt. Die plannen heb ik trouwens zo
door! Als je akkoord gaat wordt je last draaglijker voor je. Maar zo
gauw ik merk dat je de zaak belazert, ga je naar het duistere dal. En

dan ben je verder van huis dan ooit!


De baron wist niet wat hij moest zeggen. Hij stond met zijn mond
open van verbazing naar hen te kijken. Toen zakte hij op zijn
knien en huilde een tijdlang als een klein kind.
De graaf en Theo lieten hem alleen met zijn gevoelens en wachtten
buiten de cel op zijn antwoord. Een minuut of vijf later tikte de
baron Theo zachtjes op zijn schouder.
Theo, ik weet niet hoe ik je moet bedanken. Wat moet ik voor je
doen om te laten zien dat ik spijt heb van alles?
Baron, je hoeft maar n ding voor me te doen! De betrekking bij
heer Johan aannemen, goed naar hem luisteren en je inzicht
vergroten. Eens zal ik je dan ontmoeten in het Land van de
Regenboog waar ik je als een vriend zal ontvangen!
323

Zelfs Johan was onder de indruk van deze woorden, want hij
draaide zich om en snoot luidruchtig zijn neus. De baron nam
Theos hand en hield deze lang vast. Hij keek hem aan met tranen
in zijn ogen en wist geen woord uit te brengen.
Nou, doe je het of doe je het niet? riep de graaf ineens
ongeduldig.
Ja, heer Johan, ik doe het. Ik beloof u dat ik mij volledig voor u
zal inzetten.
Goed, dat is dan afgesproken. Ik kan Theo altijd als getuige
oproepen! Je mag je cel verlaten en je kunt met ons mee naar
boven. Je mag je eigen menselijke gestalte vanaf nu behouden.
Freek zal je je kamer wijzen en je vertellen wat er allemaal voor
werk moet worden gedaan. Dat is mijn besluit! Ik heb gesproken!
Hij draaide zich om en liep snel naar de wenteltrap, waarbij zijn
wijde zwarte mantel om zijn schrale gestalte wapperde.

324

Hoofdstuk 23 Franoise
Hoewel Theo zich had voorgenomen de andere dag te vertrekken,
was daar niets van terechtgekomen. De graaf had hem overgehaald
nog een paar dagen te blijven. De baron, die inmiddels zijn donkere
cel had verruild voor een kamertje in het kasteel, sloofde zich uit om
het iedereen naar de zin te maken. Hij bleek een goede kok te zijn
en maakte de lekkerste hapjes klaar. De graaf was aangenaam
verrast door de kookkunst van de baron.
Smaakt buitengewoon goed! sprak hij smakkend, toen hij met
Theo zat te dineren.
Het is lang geleden dat ik zo lekker heb gegeten! vervolgde hij
met een verrukt gezicht.
De baron zette een pudding met slagroom op tafel.
Hoe komt het dat jij zon goede kok bent? vroeg hij aan de baron.
De baron glom van trots. Eindelijk werd hij dan toch een beetje
gewaardeerd in dit sombere bestaan!
Dat was en is een grote hobby van me. Ik vond het altijd leuk als
mensen zaten te genieten van mijn maaltijden. Dat ze eens een keer
niet bang voor me waren. En ik zie tot mijn grote vreugde dat ook u
mijn maaltijden kunt waarderen.
De graaf keek hem even scherp aan.
Je bent toch niet aan het vleien? Daar moet je niet mee aankomen,
zoals je weet!
Nee hoor, ik vlei niemand. Het is volkomen waar wat ik zeg! Theo
moest hartelijk lachen.
Waarom heb je zon plezier, Theo? vroeg de graaf.
Omdat je nog steeds geen vertrouwen in de baron hebt. Je zit
constant op hem te letten alsof je bevestiging zoekt voor je
wantrouwen. Zelfs bij de onschuldigste dingen kijk je of je hem
kunt betrappen op iets oneerlijks. Wie zoekt er nou toch iets achter
lekker koken? Je moet toegeven dat dat een beetje vergezocht is,
nietwaar!
325

De graaf schoof wat ongemakkelijk in zijn stoel heen en weer en


bromde iets onverstaanbaars in zichzelf.
Wat zei u, graaf? Ik kon u niet goed verstaan.
De graaf keek in het lachende gezicht van Theo en moest toen ook
lachen.
Ja, je hebt natuurlijk gelijk! Er schuilt geen kwaad in eten koken.
Ik moet nog wennen aan de gedachte dat de baron geen echte
schaduw meer is. En vertrouwen is iets dat langzaam moet groeien,
dat zul je wel met me eens zijn.
Inderdaad, dat ben ik met u eens!
De graaf knikte vriendelijk naar de baron.
Bij deze ben je benoemd tot kok! Alles wat met de keuken te
maken heeft is vanaf nu jouw terrein. Dan kan Freek het een beetje
rustiger aandoen. Heb je ook verstand van tuinieren?
Nee daar ben ik niet goed in, heer Johan, antwoordde de graaf
Geeft niets! Help Freek maar met het schoonhouden van het park
dat de laatste tijd nogal verwaarloosd is. En als je nog tijd over zou
hebben kun je de knollenman helpen met zijn groententuin!
Kortom: er is hier genoeg te doen!
Het is duidelijk, heer Johan! Ik ga nu Freek even helpen met de
afwas, als u geen bezwaar heeft.
Ja, dat is een goed idee!
Toen de baron weg was fluisterde de graaf:
Van hooggeplaatst persoon tot dienaar in een vervallen kasteel.
Je kunt je niet voorstellen dat hij daar vrede mee heeft. Maar ja,
iedereen die hier komt valt diep! Ik heb niet het gevoel dat hij ons
voor de gek houdt. Ik heb zulke dingen altijd meteen in de gaten!
Wat denk jij ervan, Theo?
Wat ik al eerder dacht. De baron is in zeer korte tijd tot belangrijke
inzichten gekomen. Hij heeft zich bij de situatie neergelegd en wil
zichzelf graag verbeteren. Dat komt goed. Ik twijfel niet meer aan
hem!
Ik denk er ook zo over, Theo. En jij hebt daarbij een grote rol
gespeeld. Als jij er niet was geweest zou hij nog beneden in zijn cel
zitten.
326

Theo wuifde dit weg.


Daar wil ik het niet over hebben, graaf. Het is zo gelopen en
daarmee is dit verhaal uit. Ik ben blij voor de baron en ik ben ook
blij dat jij dit goede besluit hebt genomen. De rest is aan hemzelf!
Ze smulden vervolgens zwijgend van de pudding met slagroom.
Toen ze even later met een glas wijn voor de open haard zaten zei
Theo:
Beste graaf, Max en ik moeten verder. Zoals je weet ligt ons
einddoel bij de koning.
Ja, Theo, ik begrijp het. Maar je spreekt zo luchtig over een
bezoekje aan de koning. Je beseft toch wel wie hij is, nietwaar?
Ik heb wel een idee, maar verder weet ik het niet.
De graaf zette zijn glas op een tafeltje naast zijn stoel en keek Theo
ernstig aan.
Ik ben in dit land een machtig heerser. Maar die macht komt van
de koning. Hij is overal de baas, zie je. Je kunt je niet indenken wat
voor een machtige persoon hij is, Theo! En dat jij daar als sterfelijk
mens op visite gaat, is voor mij onbegrijpelijk. Maar ik heb je nu
beter leren kennen. Jij bent echt zo iemand die gewoon bij hem
binnenloopt en gezellig een kopje thee met hem drinkt.
De graaf keek hem welwillend aan.
En je gaat hem natuurlijk van al je avonturen vertellen, nietwaar?
Theo voelde wel aan waar Johan naartoe wilde.
Dan zal ik hem ook over jou vertellen, Johan. Wat voor een
chagrijnige oude man jij bent geworden!
De graaf wilde protesteren, maar begreep snel dat Theo hem voor de
gek hield.
Jaja, grapjes met een arme oude man maken! Durf je wel?
Neem me niet kwalijk, Johan! Nee, ik zal precies vertellen wat
hier is gebeurd. Ik zal ook een goed woordje voor jullie doen.
Ik zal vragen of hij nog eens aan jullie wil denken. Maar ja, wie ben
ik dat hij naar mij zal luisteren
Wie jij bent? Onderschat jezelf niet, Theo! Begrijp je het dan nog
altijd niet? Ik zal het nog eens zeggen: je bent door de koning
persoonlijk uitgenodigd! Dat zegt toch genoeg over wie je eigenlijk
327

bent! Je werd in je eigen wereld al beschermd door dienaren van de


koning. Vervolgens ben je in de hogere wereld van oma Willemijn
en Trudie terechtgekomen, waar je met open armen werd ontvangen. Dit allemaal vanwege jouw liefde voor Tina, haar moeder en je
vriend Tonio. Jouw liefde voor Tina werd aangevoeld door de
prinsessen die onmiddellijk naar jullie zijn afgereisd om haar te
genezen.
Hij hield even stil en kreeg een brede glimlach op zijn gezicht.
En n prinsesje heeft zelfs bijzonder veel aandacht voor je! Dat
heb ik gemerkt omdat ze gaten in mijn fraaie mantel brandde om
jou eruit te halen. Het heeft de arme Freek uren gekost om die gaten
te stoppen!
Theo voelde dat hij een rood hoofd kreeg. De graaf deed alsof hij
het niet zag en ging verder met zijn verhaal.
Je sloot vriendschap met Stella en het is je gelukt om de liefde van
een chagrijnige oude man zoals ik te winnen.
Hij schraapte zijn keel en slikte een paar keer moeilijk.
Vervolgens help je de baron uit zijn ellendige situatie! En als klap
op de vuurpijl ga je op theevisite bij de koning. Zeg nou zelf, Theo:
dat is toch niet niks!
Theo kreeg nu zijn eigen spiegel voorgehouden. Hij wist zich geen
raad.
Als ik je zo hoor, Johan, dan slaat de schrik me om het hart. Het is
inderdaad niet niks!
Hoho, ik wilde je niet bang maken! Ik wil alleen zeggen dat ik het
heel mooi vind en dat je vooral jezelf moet blijven.
Theo hoorde een ontroerde klank in zijn stem.
Je hebt me in die korte tijd dat je hier bent veel vreugde gebracht.
En ik spreek ook namens Freek en de knollenman. Jammer dat ik in
het begin zo opvliegend was.
Maak jezelf geen verwijten, beste graaf. Je moest even wennen
aan een gast zoals ik. En ik moet zeggen dat ik het hier nu best naar
mijn zin heb.
Ze zaten nog een tijdje zwijgend bij elkaar en genoten van de
vredige stilte.
328

De graaf keek op zeker moment op de staande klok in de hoek van


de zaal en zei geeuwend:
Alhoewel tijd op zich hier niet veel betekent, voel ik dat het
bedtijd wordt. Sinds jij hier bent krijg ik weer een gezonde behoefte
om te slapen. Dat doet me veel plezier!
Over slaap gesproken, zei Theo. Dat komt ook door de wijn die
je ons hebt ingeschonken, denk ik.
Korte tijd later lag Theo in zijn bed na te denken over het gesprek
met de graaf. Hij besefte nu pas hoe bevoorrecht hij was.
En nu maar oppassen dat ik niet verwaand word, Max! zei hij
zachtjes tegen zijn trouwe vriend die naast zijn bed lag. Maar Max
hoorde hem niet. Hij bevond zich allang in dromenland.
Het moment van vertrek was aangebroken. Het was vroeg in de
ochtend toen ze zwijgend over de ophaalbrug naar de oude kar van
de knollenman liepen.
Nu, Theo, dan is het zover dat we afscheid van elkaar nemen en
daar houd ik helemaal niet van! zei graaf Johan op emotionele
toon.
Hij gaf Theo een ferme hand en vervolgde met tranen in zijn ogen:
Ik begrijp waarom je in de werelden zo geliefd bent, beste Theo.
Vergeet ons niet want ik zal je ook niet vergeten! Doe vooral de
hartelijke groeten aan Franoise! Het ga je goed, mijn jongen!
Ik zal je niet vergeten, Johan. Je bent een aardige kerel!
Johan draaide zich om en liep snel weg. Zijn wijde zwarte mantel
fladderde slordig om zijn lange schrale gestalte.
Freek liep schuifelend naar Theo toe.
Ik hoef niet veel te zeggen, Theo, maar de woorden van de graaf
zijn me uit het hart gegrepen! Ik wens je het allerbeste toe!
Voordat Theo kon antwoorden slofte de goedmoedige dienaar
alweer achter zijn meester aan.
De baron was op afstand gebleven. Hij leunde over de reling van de
brug en Theo zag zijn lichaam schokken. De man had het er erg
moeilijk mee. Hij liep naar de baron toe en legde voorzichtig een
hand op zijn schouder.
329

Trek het je niet teveel aan, baron. Zoals ik al eerder zei ben ik
ervan overtuigd dat we elkaar op een goede dag weer zullen
ontmoeten. En dan onder veel betere omstandigheden.
De baron draaide zich om en keek Theo met roodomrande ogen
aan.
Al het goede dat me is overkomen, heb ik aan jou te danken, Theo.
Wat moet ik zonder jou beginnen? Ik heb het gevoel dat het licht
uitgaat als jij vertrekt!
Nee, baron, het licht zal niet uitgaan! Ik ben jouw licht niet, dat
ben je zelf! Doe je werk met hart en ziel en luister naar de graaf.
Dan komt alles goed!
De baron omhelsde Theo snikkend en liep toen snel bij hem weg.
In de poort draaide hij zich nog om en zwaaide naar hem. Theo
zwaaide terug en liep naar de kar van de knollenman. Hij had een
groot brok in zijn keel en nam zwijgend plaats op de wagen.
De knollenman zweeg ook want hij voelde het verdriet van Theo
goed aan. Hij klakte met zijn tong en zijn trouwe paardje Geertruida
zette zich in beweging, met Max naast hem.
Theo keek niet meer om.
Ze hadden er alweer een halve dag reizen opzitten. Ze hadden kort
gepauzeerd en reden nu langzaam heuvelopwaarts.
We gaan het schaduwland verlaten, Theo! We klimmen via deze
heuvel naar de hoogvlakte waar zich het Land van de Regenboog
bevindt.
Theo knikte en zag dat de omgeving een vriendelijker karakter
kreeg. Het was zonniger en langs de weg stonden hier en daar wat
bloemen. Voor het eerst zag hij weer merels en zwaluwen. Je kon
hier vrijer ademhalen!
Zijn humeur verbeterde met de minuut. Ook Max scheen zich beter
te voelen want hij sprong vrolijk achter een konijntje aan.
Het is hier een stuk gezelliger, vind je ook niet knollenman?
Dat voel ik ook altijd als ik uit het dal naar boven rijd!
antwoordde de knollenman.
330

Tenslotte is het maar een treurig bestaan daar beneden. Dat mogen
we niet vergeten. Grijs en somber.
Theo deed zijn jas uit want hoe hoger ze klommen, hoe warmer het
werd.
Ze bereikten de top van de heuvel en stopten even. Theo keek naar
beneden en zag ver weg het kasteel van graaf Johan liggen. Een
nietig eilandje in een ondoordringbare nevelzee.
Daar diep onder het kasteel leven die arme schaduwen! Zonder
licht en warmte. Ze zien niets van de blauwe lucht en de prachtige
bloemen. Het is triest, knollenman! Het enige lichtpuntje is dat de
baron uit zijn ellendige cel weg is.
Inderdaad, inderdaad, mompelde de knollenman terwijl hij een
pijp tabak stopte. Theo herinnerde zich dat hij ook nog een pijp in
zijn jas had.
Prima idee, knollenman! Mag ik wat tabak van je hebben?
Vanzelf! Neem me niet kwalijk, antwoordde de kleine man en
overhandigde hem de tabakszak.
Even later zaten ze in het gras te genieten van de geurige rook.
Iedere keer als ik een pijp rook, denk ik terug aan oma en Ben, zei
Theo. Oma die net doet of ze kwaad wordt als ze Ben betrapt op
roken. En Ben die zijn best doet om het voor oma te verbergen.
Trudie vindt dat altijd een grappig spelletje.
Toen hij de naam Trudie uitsprak, spitste Max zijn oren en liep
naar Theo toe. Hij ging naast Theo liggen en legde zuchtend zijn
kop op Theos knie.
Theo aaide hem en zei medelevend: Mis je je bazinnetje zo, Max?
En dat allemaal om mij te helpen!
Ja, het is een heel edel en verstandig dier. Hij heeft alles voor je
over, Theo, merkte de knollenman op.
Ze koesterden zich nog een halfuurtje in de warme zon en vervolgden daarna hun reis. Ze reden over een uitgestrekte grasvlakte met
hier en daar groepjes bomen en struiken. Het gras vormde een zacht
tapijt waartussen wilde bloemen groeiden. Een uitbundige kleurenpracht!
De knollenman wees naar een bos dat zich voor hen bevond.
331

Franoise woont vlak achter dat bos! zei hij.


Ze reden door het bos en kwamen uit bij een boerderijtje dat tussen
de bomen lag verscholen. Afgezien van wat rondscharrelende
kippen was het erf volkomen stil en verlaten.
Theo, ik denk dat Franoise in haar groententuin is. Die ligt achter
de boerderij. Wil je zeggen dat we er zijn? Ik geef intussen
Geertruida wat te drinken!
Doe ik! Ga je mee, Max? zei Theo, terwijl hij van kar sprong.
Ze liepen over een smal pad dat toegang gaf op een zonnige tuin,
die werd omgeven door wilde rozenstruiken. Theo ademde de zoet
geurende lucht in. Kleurige vlinders fladderden geruisloos langs
hem heen en uit de weelderige bloemenpracht klonk het zachte,
tevreden gezoem van bijen.
Precies in het midden van de tuin stond een beeldje van een
dansende fee die een schaal in haar hand droeg. Uit de schaal
klaterde water in een vijver, waarin beeldjes stonden van twee
kinderen die met een hond speelden.
Alsof de beelden ieder moment tot leven konden komen! Op de een
of andere manier leken de figuren hem bekend voor te komen. De
beeldhouwer die dit had gemaakt was een ware kunstenaar!
Hallo, vind je de beeldjes mooi? klonk een prettige stem achter
hem.
Theo draaide zich om en keek in twee grijsgroene ogen in een
vriendelijk gezicht. Het gezicht werd omlijst door lange blonde
haren die tot onder het slanke middel van het meisje reikten.
Opvallend waren de sproetjes rondom haar neus. Ze droeg een
korte gebloemde zomerjurk waarin haar slanke figuur tot haar
volste recht kwam.
Ze was geen echte schoonheid, maar ze straalde liefde en eenvoud
uit. Ze knielde en knuffelde Max.
Wat een leuke hond ben jij! En wat heb je een mooie naam! Heeft
Trudie die naam voor je gekozen? Wat heb jij een aardig
bazinnetje!zei ze tegen Max. Max kwispelde van vreugde en likte
haar hand.
Ze stond op en gaf Theo een hand.
332

Dag Theo, ik ben Marleen! Ik zag dat je de beeldjes stond te


bekijken en wilde je niet storen!
Hallo, Marleen!
Ze lachte even. Een geluid dat hem deed denken aan vrolijke,
tinkelende belletjes.
Waarom noem je mij een bloemenmeisje, Theo?
Theo begreep niet hoe ze kon weten wat hij dacht. Ze wist ook al
van Max en Trudie.
Sorry, zei ze verlegen, Ik kan van iedereen gedachten lezen. Ik
hoop niet dat je dat erg vindt. Maar je hebt hele leuke gedachten,
hoor!
Ik heb niets voor je te verbergen, Marleen! Kun je ook gedachten
van dieren lezen?
Ja, van alle levende wezens maar vooral van bloemen en planten.
Als ik je zo zie staan in deze prachtige tuin met je bloemetjesjurk,
dan denk ik inderdaad aan een bloemenmeisje.
Wat grappig! Ik denk dat tante Franoise je ook aardig zal
vinden, zei ze glimlachend.
Tante Franoise? Maar natuurlijk! We zijn op zoek naar je tante,
Marleen. Ik ben hier met de knollenman die bij de boerderij op ons
staat te wachten.
Ach, onze goede kleine knollenman! We moeten hem niet laten
wachten. Weet je wat? Ik zal hem halen, dan kunnen we gezellig
met elkaar praten. Als je verder loopt, kom je vanzelf uit op ons
terrasje. Wil je dat doen? vroeg ze vriendelijk.
Ja, dat doe ik! antwoordde Theo.
Hij liep onder een rozenboog door en kwam uit op een klein
grasveld. Ook hier stonden prachtige beelden. En beeld was van
een kleine jongen die met een stok achter een hoepel aanrende. Het
andere was van een dromerig meisje dat een bloem aan een oudere
dame gaf.
De sfeer in dit paradijsje riep bij Theo aangename herinneringen op
aan het terras bij oma en Trudie. Hij voelde zich weer volkomen
thuis!
333

Korte tijd later liep een oude vrouw het grasveld op. Ze was
enigszins mank en moest zich met een wandelstok ondersteunen. Ze
gaf hem een hand en zei:
Dag Theo, ik ben Franoise! Leuk kennis met je te maken! Ik heb
al veel over je gehoord want mijn nichtje Marleen kon niet
ophouden met babbelen!
De gelijkenis tussen tante en nicht was verbluffend. Dezelfde grijsgroene ogen in een rond vriendelijk gezicht.
Dag Franoise! Wat lijkt je nichtje veel op je!
Dat klopt, Theo. Maar het verschil is dat ik niet meer een van de
jongste ben. En dan zeg ik het nog maar heel voorzichtig! Ik ben
blij dat Marleen bij me mag logeren om me te helpen met het
werk.
Ze wees met haar stok naar een gemakkelijke tuinstoel. Maar ga
toch zitten, beste jongen!
Even later zaten ze gezellig met elkaar te praten. Marleen had een
glas citroenlimonade ingeschonken.
Knollenman, ik ben toch zo blij dat mijn weiland niet verder is
vermodderd! Sinds gisteren trekt het moeras zich langzaam terug
op haar oude grenzen. Arme graaf Johan, hij wordt een beetje
vergeetachtig, geloof ik, zei Franoise.
Ja, heer Johan wordt een dagje ouder. Maar ik heb hem voorzichtig herinnerd aan jouw probleem en hij is je niet vergeten, zei
de knollenman.
Ze kreeg een zachte uitdrukking op haar gezicht en zei:
Arme Johan en Stella. Ze hebben geen gemakkelijke taak in het
schaduwdal. Het is heel lang geleden dat ik mijn zus Stella heb
gezien, zei ze triest.
Oja, voordat ik het vergeet! zei Theo. Hij haalde de brief van
Stella uit zijn binnenzak en gaf deze aan Franoise.
Ik moest je de hartelijke groeten doen van Stella en jou deze brief
geven.
Wat fijn dat ze aan me heeft gedacht, zei ze en opende de brief
met bevende handen. Ze begon te lezen en na een poosje biggelden
334

dikke tranen over haar wangen. Ze vouwde de brief voorzichtig


dicht en legde deze op tafel.
Misschien wil je de brief ook lezen, Theo? Ik weet het niet, het is
nogal priv, denk ik. Lees maar gerust, hoor!
Nou, graag dan.
De knollenman trok zich bescheiden terug met de opmerking dat hij
voor Geertruida moest zorgen.
Theo nam de brief en begon te lezen.
Mijn allerliefste zusje,
Hoe wreed is de tijd dat zij ons zo van elkaar heeft gescheiden. Ik
woon in alle eenzaamheid in het land van nevel en somberheid,
tussen ijle schaduwen zie zijn vervuld van hun eigen donkerte!
Hoe lang is het geleden dat ik je heb verlaten, Franoise? We
waren kleine meisjes die speelden bij tante Emilie, de goede
prinses van het licht.
Wat een onbezorgde tijd hadden we daar met elkaar. Het leven
was een feest van zwemmen, dansen en spelen met onze vriendjes
en vriendinnetjes! Maar het kon zo niet blijven want we
verlangden meer, net als ons vriendje Johan.
We wilden niet meer luisteren naar Emilie. We werden stiekem en
haalden steeds meer kattenkwaad uit. Wat hadden ze een verdriet
om ons, maar we trokken ons daar niets van aan.
We gingen dingen doen die niet in onze mooie wereld thuishoorden. We wilden niet luisteren en besloten op een kwade dag
weg te lopen van onze familie. We wilden de wijde wereld in en
van de dingen gaan genieten.
Dat hebben we ten volle gedaan, maar in plaats van geluk en
blijdschap vonden we teleurstelling en verdriet. Jij kreeg steeds
meer moeite met onze manier van leven. Je had er geen zin meer
in en verlangde terug naar huis. Uiteindelijk kregen we ruzie met
elkaar en je besloot ons te verlaten. Johan en ik bleven hardnekkig
in onze dwalingen doorleven. Ik heb je sindsdien nooit meer
gezien.
335

Uiteindelijk had de Koning er genoeg van en stuurde Hij ons naar


de wereld van de schaduwen. Ik als bewaakster van de toegang en
Johan als graaf van het kasteel.
Daar slijten we onze ontelbare dagen in somberheid en heimwee.
We zijn gelukkig niet meer zo donker als we waren. We zijn in al
die eeuwen gaan inzien, hoe onmetelijk dom we zijn geweest en
wat we hebben verloren! Ik heb al lang geleden van Johan
gehoord dat jij in de buurt van het licht mocht wonen.
Liefste, ik mis te toch zo erg! En wat zou ik Emilie en de rest van
de familie weer graag zien. Mijn ziel snakt daar iedere minuut van
de dag naar! Maar het is ons helaas nog niet toegestaan.
Zoals je weet mag kan ik geen contact met je hebben, maar ik heb
van de gelegenheid gebruik gemaakt mijn vriend Theo als
boodschapper te gebruiken. Laat hem deze brief gerust lezen,
want ik weet dat hij nu alles begrijpt. Wees aardig voor deze
jongeman, die is uitgenodigd door de Koning persoonlijk.
Hoe gaat het met je, zusje? Wat zou ik je graag weer zien en
omhelzen en ..
Theo vouwde de brief dicht omdat de rest van de inhoud van
persoonlijke aard was.
Arme Stella en Johan! zei hij.
Hij dacht even na en vervolgde:
Zeg, Franoise, die beelden.......?
Ja, Theo, het klopt wat je wil zeggen.
Ze wees naar het beeld van de kleine jongen met de hoepel.
Dat grappige jongetje is graaf Johan. Ik heb alleen maar goede
herinneringen aan hem. Hij was als een grote broer voor mij.
Ze keek liefdevol naar het beeldje.
Ik heb die beeldjes gemaakt zodat ik ze toch nog een beetje bij me
heb, zie je?
Ik mag het niet vergeten! Ik moet je de hartelijke groeten doen van
graaf Johan! zei Theo ineens.
Ze zei niets maar haar vochtige ogen spraken boekdelen.
336

En het beeld van het meisje dat een bloem aan die knappe dame
geeft? vroeg hij.
Dat is Stella! En die dame is Emilie, onze goede fee van het licht!
Theo was diep onder de indruk. Ze zwegen een tijdje, vervuld van
hun eigen gedachten.
En de beelden bij de fontein?
Voordat ze kon antwoorden werd ze echter afgeleid door de
knollenman die was teruggekomen.
Mag ik jullie even storen, vroeg hij.
Natuurlijk, beste knollenman! antwoordde Franoise.
Ik heb voorraden voor het kasteel op de kar geladen, Franoise. Ik
mis alleen de sinaasappels nog. Heb je die niet meer?
Jawel hoor! antwoordde ze. Ik heb ze in de andere schuur
opgeslagen. Als je even met me meeloopt?
Ze lieten Theo een tijdje alleen met zijn gedachten. Dat kwam hem
goed uit want dan kon hij de dingen rustig op een rijtje zetten.
Heb je hier altijd alleen gewoond, Franoise? vroeg Theo toen hij
een uurtje later met haar over het erf wandelde.
Wat is alleen, Theo? antwoordde ze. Ik heb volop gezelschap
van mijn dieren en planten. Ik ken hun gedachten en ik praat met ze.
Ze houden van me en ik van hen. En Marleen logeert een tijdje bij
me. De onderkoning wilde dat ik op mijn oude dag wat steun en
gezelligheid kreeg. Verder komt hier soms een gast die het Land
van de Regenboog mag bezoeken.
Ze glimlachte naar hem.
Maar ik heb nog nooit een gast zoals jij hier gehad, Theo. Jij bent
een gewoon mens van vlees en bloed, voor wie het onmogelijk is
om het Land te betreden. Maar als de koning toestemming geeft is
alles mogelijk!
Ze liepen de boerderij binnen. Ze liet hem de kaasmakerij en haar
atelier zien.
Verder ben ik dol op het kweken van groenten, zei ze.
338

En lekkere groenten! merkte Theo op. Ik heb daar in het kasteel


van graaf Johan al van gesmuld. Vooral die tropische vruchten
waren heerlijk.
Ja, maar die komen niet uit mijn tuin. Marleen haalt ze op bij de
regenboog, waar ze voor ons klaarliggen. Een deel daarvan ruil ik
met de knollenman voor groenten die ik hier niet kan kweken.
Ach, zo zit dat! zei Theo.
Het was een gezellige boerderij, met alles erop en eraan. Een paar
koeien en geiten. Eenden, kippen en ganzen. Er liepen ook twee
katten rond die schuw naar Max keken.
Hoe vind je mijn boerderijtje, Theo?
Heel gezellig! Ik voel mij hier nu al helemaal op mijn gemak.
Dat vind ik leuk! Maar jullie zullen wel honger hebben na die
lange reis. Als je alvast naar de tuin gaat, Theo, dan maak ik een
paar boterhammen voor jullie klaar. Goed?
Theo vond dat mr dan goed en hij liep op zijn gemak de tuin in.
Net als bij Trudie en oma was ook dit een plaats waar hij zich
volkomen thuis voelde.

33
9

Hoofdstuk 29 Het geheim van de regenboog

Franoise, ik moet mijn reis voortzetten! zei Theo toen ze de


volgende morgen op het zonnige grasveldje het ontbijt gebruikten.
Ik wil zo snel mogelijk met de koning praten. We kunnen mijn
vrienden beneden niet langer in onzekerheid laten over Tina en
mij.
Franoise knikte begrijpend.
Je hebt volkomen gelijk, Theo. Wanneer wil je vertrekken?
Ik had gedacht meteen na het ontbijt.
Tante, zal ik Theo de weg naar de regenboog wijzen? vroeg
Marleen.
Dat is goed, mijn kind. Maar vergeet niet dat Theo vanaf de grens
alleen moet reizen! Geen levend wezen mag dan met hem meegaan!
Ja tante, dat weet ik!
Alleen? vroeg Theo.
Ja, ieder die het Land van de Regenboog wil betreden moet dat
helemaal alleen doen, zei Franoise.
Geen denken aan! zei Theo op besliste toon. Ik ga geen stap
verder zonder mijn trouwe Max. We zijn samen aan deze reis
begonnen en we zullen deze samen beindigen.
Ze keken hem ernstig aan.
Dat zou tegen de regels van de koning zijn. Ben je niet bang dat
Max iets zal overkomen? vroeg de knollenman.
Theo moest er niet aan denken dat Max iets zou overkomen. Wat
moest hij doen?
Max, die het gesprek blijkbaar goed had gevolgd, gaf echter zelf het
antwoord. Hij stond op, ging vlak voor Theo zitten en gaf hem een
poot.
Woef!
Hij wil met je mee, Theo! zei Marleen.
Max heeft de discussie hiermee afgesloten! Ik ken mijn trouwe
viervoeter langer dan vandaag en ik weet dat hij altijd de juiste
340

beslissingen neemt. Ik ben blij dat je me niet in de steek laat, goede


vriend!
Theo knuffelde het dier even en stond op.
Beste mensen, het besluit is genomen. We gaan dus nu
vertrekken!
Een uurtje later stonden ze bij de kar van de knollenman, die zwaar
was beladen met kisten groenten en fruit. Theo gaf hem een hand
en ze omhelsden elkaar met tranen in de ogen.
Het ga je goed, knollenman!
De knollenman wilde antwoorden, maar de emotie verhinderde dat.
Vergeet je niet de groeten te doen aan graaf Johan, Freek en de
baron? vervolgde Theo.
De knollenman knikte en zei met verstikte stem:
Theo, ik hoop van ganser harte dat je succes zult hebben bij de
Koning. Tot ziens, goede vriend!
Hij klom snel op zijn wagen en trok de teugels van het paard aan.
De kar zette zich rammelend in beweging en reed langzaam in de
richting van een bocht. Vlak vr de bocht draaide de knollenman
zich om en wuifde naar hen. Daarna verdween hij uit het zicht.
We zullen er nooit aan wennen, denk ik! Afscheid nemen van
vrienden doet altijd pijn, merkte Theo verdrietig op.
Nadat hij ook hartelijk afscheid van Franoise had genomen, liep
hij met Max en Marleen een bospaadje op dat hen naar het
geheimzinnige Land van de Regenboog zou voeren.
Het was een frisse dag en de wind ruiste zachtjes door de bomen.
Het boslandschap ging geleidelijk over in een uitgestrekte grasvlakte met hier en daar verspreide groepjes bomen. Na een tijdje
stopten ze bij een brede snelstromende rivier. De beide oevers
werden met elkaar verbonden door een stevige houten brug.
Dit is de grens, Theo! zei Marleen. Ik mag je niet verder
begeleiden. Ik denk dat je Max gerust kunt meenemen. Tot ziens!
Tot ziens, klein bloemenmeisje!
341

Ze gaf hem een zoentje op zijn wang, streelde Max over zijn kop en
liep snel weg. Ze wilde het afscheid niet te lang laten duren. Ze
zwaaiden nog een paar maal naar elkaar totdat ze achter een groepje
bomen verdween.
Wie veel reist moet veel afscheid nemen, Max. Ik krijg daar steeds
meer moeite mee, moet ik je zeggen. Gelukkig lijkt ons einddoel nu
in zicht te komen, mompelde Theo ontstemd terwijl hij de brug
opliep. Toen hij ongeveer op het midden van de brug stond, leunde
hij over de reling en keek naar beneden. Pas nu zag hij dat het een
woeste rivier was, met snelle stromingen en verraderlijke kolken. Je
zou hier onmogelijk met een boot kunnen oversteken. Hij liep op
zijn gemak verder.
Op hetzelfde moment dat hij voet zette op de andere oever, trad een
verandering op.
Kijk nu eens! riep hij naar Max die liep rond te snuffelen tussen
de bloemen. De brug was plotseling in het niets verdwenen.
Er is dus geen weg terug, Max!
Hij keek naar het landschap dat zich voor hen uitstrekte. Het week
niet veel af van het grasland aan de andere kant van de rivier. Het
viel hem ineens op dat het weer snel veranderde. Een straffe frisse
wind joeg enorme partijen stapelwolken voor zich uit, die werden
afgewisseld door brede opklaringen.
We volgen de weg en zien wel waar we uitkomen, Max!
Hij zette er stevig de pas in, terwijl Max voor hem uitliep. Het was
uitstekend wandelweer zodat ze flink opschoten. Na een tijdje keek
Theo bezorgd naar de lucht. Ver voor hem begonnen donkere
wolken zich over een breed front samen te pakken. Hij hoopte dat
de bui langs hen heen zou drijven, want ze konden nergens schuilen. De wind dreef de dreigende wolkenmassa echter langzaam
maar zeker in hun richting. Hij hoorde reeds het verre gerommel
van onweer. De bui kwam sneller dichterbij dan hij had gedacht.
De lucht was inktzwart geworden! Verblindende bliksemflitsen
schoten loodrecht naar beneden, even later gevolgd door zware
knallen door zijn lichaam trilden. De flitsen en dreunen volgden
elkaar steeds sneller op. Theo begon zich steeds ongeruster te
342

voelen. De zwarte wolkenmassa leek hemel en aarde geheel op te


slokken en kwam nu onstuitbaar op hen af. Een geweldige bliksemflits sloeg in de grond en veroorzaakte een explosie die hem bijna
omver deed vallen. Hij was even verdoofd van angst. Max was
naast hem op de grond gaan liggen met zijn kop op zijn poten. Hij
leek te wachten op de dingen die onvermijdelijk zouden komen.
Een torenhoge ondoordringbare muur van stortregen, bliksemschichten en explosies rolde snel op hem af. De grond dreunde en
schokte. Theo was ervan overtuigd dat ze dit natuurgeweld niet
zouden overleven.
Dit is het einde, Max! riep Theo wanhopig toen een vurige
bolbliksem met een doorsnede van enkele meters op hen afrolde.
Het geluid van zijn stem werd verpulverd in het kabaal. Met
afschuw wachtte hij op de onvermijdelijke klap.
Op het laatste moment spatte de bol echter uiteen in een regen van
ontelbare witte vonkjes.
Wat gebeurt er nu? vroeg hij zich verbaasd af. De zwarte
voortrollende muur van natuurgeweld hield plotseling halt op
enkele meters afstand van hen. Tegelijkertijd klonk een donderende
stem vanuit de hoge wolken18):
Wat doe jij hier, sterveling?
Theo werd bevangen door een gevoel van paniek. Max stelde zich
grommend voor hem op in een poging hem te verdedigen.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------18)
Exodus 19
19:16 En het gebeurde op de derde dag, toen het morgen werd, dat er op de
berg donderslagen,
bliksemflitsen en een zware wolk waren, en zeer sterk bazuingeschal,
zodat al het volk dat in
het kamp was, beefde.
19:17 Mozes leidde het volk uit het kamp, God tegemoet. Zij stonden onder
aan de berg.
19:18 De berg Sina was geheel in rook gehuld, omdat de HEERE er in vuur
neerdaalde. De rook
ervan steeg omhoog als de rook van een oven, en heel de berg beefde
hevig.
19:19 Het bazuingeschal werd gaandeweg zeer sterk. Mozes sprak en God
antwoordde hem met
een stem.
19:20 Toen daalde de HEERE neer op de berg Sina, op de top van de berg. De
HEERE riep Mozes
naar de top van de berg en Mozes klom naar boven

343

Theo durfde het aan te antwoorden.


Mag ik vragen wie tot mij spreekt? vroeg hij met trillende stem
die hopeloos verloren ging in het geraas van de onweersbui vr
hem.
Tch had men hem blijkbaar gehoord.
Ik ben de Heer van de Schepping!
De Koning! flitste het door Theo heen. Hij riep juichend naar de
bui:
Dag majesteit! Ik ben op zoek naar u! Ik ben Theo!
Even was het stil. Dan klonk de dreunende stem weer vanuit de
storm:
Ik weet het! Maar waarom ben je niet alleen gekomen, zoals het
hoort?
Ach, geachte Koning, wees niet bezorgd. Dit is Max, mijn trouwe
reisgezel!
Weer was het stil, op het zware gedruis van de stortregen na.
Max, de hond van Trudie, sprak de stem nu iets minder streng. Ja,
Trudie. U weet wel! riep Theo enthousiast.
Ja, ik weet het wel! klonk de stem nu weer strenger.
Trudie dacht dat mijn reis minder eenzaam zou zijn als ik Max zou
meenemen.
De stem zweeg een tijdje en klonk daarna een stuk vriendelijker.
Zo, vond Trudie dat? Dat kleintje denkt altijd aan een ander.
Max blafte uitgelaten tegen de wolk en maakte wonderlijke
sprongen van vreugde. Hij hoorde dat ze het over zijn bazinnetje
hadden.
Jij bent een braaf dier! vervolgde de stem vriendelijk.
Ja, Heer! Hij is geen moment van mijn zijde geweken! zei Theo.
Goed, Theo en Max! Welkom in mijn land! Omdat je nooit aan
mij hebt getwijfeld, ben je mijn gast. Als je verder loopt, vind je
aan de linkerkant van de weg een blokhut waarin je kunt schuilen.
Ik houd de bui tegen totdat jullie binnen zijn. Ga nu!
Kom, Max! riep Theo en ze liepen snel verder. De bui volgde hen
op veilige afstand. Inderdaad zag hij na een tijdje een stevig houten
huisje, waar hij en Max binnenstapten.
344

Hier kunnen jullie de nacht doorbrengen, Theo! Eten en drinken


staan klaar. Ik zal spoedig weer van me laten horen. Welterusten!.
zei de stem buiten.

U ook welterusten, majesteit! zei Theo. Hij besefte ineens dat het
nogal dom was dit tegen de grote Koning te zeggen. Hij voelde
echter dat de Koning zijn wens kon waarderen.
Hij deed de deur zorgvuldig achter zich dicht. Hij keek rond en zag
een gezellig ingerichte kamer met een knapperend vuurtje in een
open haard. Hij nam plaats in een gemakkelijke fauteuil. Op een
gedekt tafeltje naast hem bevonden zich broodjes, boter en diverse
soorten broodbeleg. Ook aan een geurig potje koffie was gedacht.
Ze zijn jou ook niet vergeten, Max! merkte hij op. Hij wees naar
een bak koekjes en een schaaltje water die naast de tafel stonden.
Max liet zich dat niet nogmaals zeggen en tastte direct toe.
Hallo, is er iemand thuis? riep Theo.
Geen antwoord. Slechts het geluid van de regen en de storm die
tegen de ramen beukten was hoorbaar. Hij stond op en doorzocht
het huisje. Een slaapkamer, een kleine keuken en een badkamer. Er
was niemand aanwezig. Hij haalde zijn schouders op en begon aan
de maaltijd.
Dat is goed afgelopen, Max! zei hij, terwijl hij een broodje
smeerde. Max keek even op maar vervolgde snel zijn maaltijd. Ze
waren zo hongerig dat ze in een oogwenk alles hadden verorberd. Na
het eten zuchtte Max diep, sloot zijn ogen en viel in slaap. Theo
volgde spoedig zijn voorbeeld.
Een tijdje later werd hij gewekt door een zacht gerucht. Hij zag dat
de tafel naast hem keurig was opgeruimd. Er stond een fles wijn op
waartegen een enveloppe was geplaatst met zijn naam erop. Hij
stond op en opende de deur. Een heldere maan strooide haar
zilveren licht over de omgeving. Alleen grote plassen water herinnerden aan de onweersbui die voorbij was getrokken. Het was stil.
Hij liep weer naar binnen en opende de enveloppe. Hij vouwde het
briefje open dat erin zat en las het volgende:
345

Beste Theo,
Van harte welkom in het voorland van de Regenboog. Je hebt
inmiddels kennis gemaakt met de Koning, die in een onweersbui met
je heeft gesproken. Het is niet mogelijk om rechtstreeks met Hem te
spreken, want dat zou je als gewoon mens niet kunnen verdragen19).
Je begint nu aan de laatste etappe van je reis die naar de regenboog
leidt. Niemand kan de regenboog bereiken als hij het geheim daarvan
niet kent. Je moet dat geheim zelf doorgronden, ik kan je daarbij niet
helpen.

Ik nodig je uit de nacht in de blokhut door te brengen en van een


goed glas wijn te genieten. Volg dan morgen de weg verder en denk
na over het geheim. Als je dat hebt ontdekt, zal de rest zichzelf
wijzen.
Hartelijke groet,
De Onderkoning.

Theo vouwde het briefje dicht. Het geheim doorgronden? Raadselachtig! Maar hij zou wel zien. Hij schonk een glas wijn in en
genoot van de frisse tintelende smaak. Hij voelde al snel dat deze
wijn de geest tot rust bracht en niet tot dronkenschap kon leiden.
Hij keek naar Max die knorrend voor de open haard lag te slapen.
Hij voelde zich geheel ontspannen, sloot zijn ogen en viel spoedig
in een diepe droomloze slaap.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------19)
Exodus 33
33:18 Toen zei Mozes: Toon mij toch Uw heerlijkheid!
33:19 Maar Hij zei: k zal al Mijn goedheid bij u voorbij laten komen, en in uw
aanwezigheid zal Ik
de Naam van de HEERE uitroepen, maar Ik zal genadig zijn voor wie Ik
genadig zal zijn, en Ik
zal Mij ontfermen over wie Ik Mij ontfermen zal.
33:20 Hij zei verder: U zou Mijn aangezicht niet kunnen zien, want geen mens kan Mij zien
en in
in leven blijven.
33:21 Ook zei de HEERE: Zie, hier is een plaats bij Mij, waar u op de rots moet gaan staan.
33:22 En het zal gebeuren, als Mijn heerlijkheid voorbijtrekt, dat Ik u in een
kloof van de rots neer
zal zetten en u met Mijn hand zal bedekken totdat Ik voorbijgegaan
ben.
33:23 En zodra Ik Mijn hand wegneem, zult u Mij van achteren zien, maar Mijn
aangezicht zal niet
gezien worden.

346

Een zonnestraal draaide langzaam door het venster naar binnen en


raakte even later voorzichtig Theos gezicht aan. Het was een warm
en koesterend gevoel! Hij rekte zich uit, wreef in zijn ogen en stond
op. Tot zijn verbazing stond er een uitgebreid ontbijt klaar op de
tafel. Ook voor Max was weer goed gezorgd.
Na een verfrissend bad en een uitstekende maaltijd zette hij de reis
voort. Het was prettig wandelen in het groene landschap! Hij
hoorde achter zich ineens een dof gerommel. Hij keek om en zag
een onweersbui naderen. Tot zijn opluchting zag hij dat de bui
schuin langs hen heen dreef. Tussen de donkere wolkenpartijen,
waaruit de regen als een zilveren gordijn naar beneden viel, vormde
zich langzaam een wijde regenboog die tot hoog in de hemel reikte.
Welk geheim zou deze regenboog bezitten?
Vooruit Max, erop af! Dan zien we vanzelf wel hoe het allemaal in
elkaar zit!
Ze liepen zo snel ze konden over de weg, waar de zon in de plassen
water schitterde. De boog leek dichterbij te komen, maar Theo wist
dat dit slechts een illusie was. Hij stopte om even op adem te
komen. Hij zag dat de boog zich van hem leek te verwijderen.
Plotseling dacht hij terug aan het gedicht dat hij vroeger over de
regenboog had gemaakt. Het gedicht dat oma en Trudie zo mooi
vonden. Het ging over de regenboog die hemel en aarde met elkaar
verbindt en verzoent. De regenboog die het symbool is van het
herstel van vertrouwen en liefde tussen de Schepper en de mensen.
Zou daar het geheim inzitten? Hij dacht diep na.
Een mens is een wezen van licht en donker dat voortdurend met
zichzelf in conflict is. Waarom is dat zo?
Hij herinnerde zich de uitleg die oma Willemijn had gegeven. De
mensen keren zich af van het licht en geven steeds meer toe aan het
aardse, het donkere.
Hij ging in het gras liggen en staarde naar de machtige regenboog
boven hem.
In feite is het simpel! Wie teveel in het aardse leeft, wordt zwaar en
donker en vervalt uiteindelijk tot een schaduw van zijn eigen
wezen! Dat had hij zien gebeuren bij de baron.
347

Is dan al het aardse verkeerd? Nee, zeker niet! Het is te vergelijken


met een boom die niet kan leven zonder wortels die hij diep in de
donkere aarde verankert. Daaruit haalt hij zijn voeding. Maar wil
hij een volmaakte boom zijn, dan moet hij ver boven de grond

uitgroeien en uitreiken tot de hemel van waaruit hij licht en warmte


ontvangt. Door dit samenspel van aarde en hemel dient de boom
zichzelf en de hele natuur. De natuur geeft hem voeding en hij geeft
schoonheid, vruchten en zuurstof terug.
Zo is ook de mens bedoeld door de Koning. De aarde voedt hem,
waardoor hij geestelijk kan groeien en uitreiken. Zijn groeiend
inzicht doet hem op de juiste manier handelen. Hij heeft respect
voor de natuur en zorgt goed voor haar. Hij verlangt naar vreugde
en schoonheid voor zichzelf en zijn medeschepselen. Hij weet dat
hij een onderdeel is van het grote geheel en zet zich daarvoor in.
Hemel en aarde leven in vrede met elkaar!
Maar de mens heeft zijn Schepper, zijn Koning verworpen. Hij
weigert uit te reiken naar het Licht en heeft zijn aandacht gericht
op het aardse20).
Hij wroet vruchteloos verder in de donkere aarde. Zo dacht de
baron in het moeras glinsterende goudstukken te vinden, maar het
leverde hem slechts stinkende modder op. De mens is eraan gewend
geraakt zijn blik gericht te houden naar de aarde. Hij moet weer
leren zijn blik naar de hemel en naar het licht te richten. Weer de
warme zonnestralen van liefde op zijn verkilde lichaam te voelen!
Theo keek naar de regenboog en zag het geheim!
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------20)
Romeinen 1
1: 18 Want de toorn van God wordt geopenbaard vanuit de hemel over alle goddeloosheid
en
ongerechtigheid van de mensen, die de waarheid in ongerechtigheid onderdrukken,
1:19 omdat wat van God gekend kan worden, hun bekend is. God Zelf heeft het hun
immers
geopenbaard.
1:20 Want de dingen van Hem die onzichtbaar zijn, worden sinds de schepping van de
wereld uit
Zijn werken gekend en doorzien, namelijk n Zijn eeuwige kracht n Zijn
Goddelijkheid,
zodat zij niet te verontschuldigen zijn.
1:21 Want zij hebben, hoewel zij God kennen, Hem niet als God verheerlijkt of gedankt,
maar zij
zijn verdwaasd in hun overwegingen en hun onverstandig hart is verduisterd.
1:22 Terwijl zij zich uitgaven voor wijzen, zijn zij dwaas geworden.

348

De regenboog is de verbinding tussen de donkere aarde en de lichte


hemel. Zij laat zien hoe belangrijk de aarde is, waaruit alle leven
haar vorm krijgt en zich voedt. Zij laat zien dat je moet uitreiken tot
in de hemel, vanwaar het Licht van de Geest komt.
Respect voor de aarde en respect voor de hemel! De mens moet
terug naar zijn Schepper, zoals verdwaalde schapen terug verlangen
naar hun Herder21).
De regenboog die de troon van de Koning omvat, kan zich dan weer
met de aarde verbinden 22)!
Na deze overpeinzingen viel het hem op dat de regenboog niet meer
van plaats veranderde. Hij kreeg het gevoel dat de boog zich nu ook
in hemzelf bevond.
Hij keek naar Max die vrolijk achter een vlinder aanrende.
Vooruit Max! We gaan kijken of de regenboog antwoord kan
geven op mijn vragen!
Max draaide zich om en keek hem teleurgesteld aan. Met vlinders
spelen is toch veel leuker dat je hersens te pijnigen met moeilijke
vragen!
Ze wandelden op hun gemak naar de regenboog. Theo voelde zich
steeds nietiger worden. Het indrukwekkende natuurverschijnsel
deed hem even zijn adem inhouden. Hij stond nu vlak voor het punt
waar de linkerkant van de boog de grond raakte. Op deze plaats
regenden ontelbare fijne vonkjes geruisloos in duizenden kleuren
naar beneden. Op het moment dat de vonkjes de grond raakten,
spatten ze omhoog om zich weer razendsnel met de boog te
verenigen. Theo stond bewegingloos naar deze enorme fontein van
licht en kleur te staren. Hij kon het gelijktijdige dalen en stijgen van
de vonkenregen niet begrijpen.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

21)
Jesaja 53
53:6 Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons ieder naar zijn eigen weg.
Johannes 10
10:15 Ik ben de goede Herder; de goede herder geeft zijn leven voor de schapen.
22)
Openbaring 4
4:2 En meteen raakte ik in geestvervoering. En zie, er stond een troon in de hemel,
en op de troon zat Iemand. En Hij Die daar zat, zag eruit als de stenen jaspis en
sardius. En er was een regenboog rondom de troon, die eruit zag als een smaragd.

349

Dat was in strijd met alle natuurwetten! Hij keek naar boven en
werd duizelig toen hij een onmetelijke boog van licht zag
waarin ontelbare kleuren rondflitsten. Een immense kathedraal
van licht! Er ging een enorme

ruimte en vrijheid van uit! Het was een onbeschrijflijk schitterend


schouwspel! Ook Max was onder de indruk, en nieuwsgierig als hij
was, liep hij snuffelend en kwispelstaartend verder naar de waterval
van licht.
Max, wees voorzichtig want........!
Meer kon Theo niet zeggen want Max werd langzaam n met de
kleurenboog om vervolgens geheel te verdwijnen. Theo liep snel
enkele passen naar voren en riep wanhopig:
Max, waar ben je?
Een diepe stilte viel als een zware deken over hem heen. Hij stond
besluiteloos rond te kijken.
Max zal je geen antwoord geven, Theo, want hij is al op weg naar
boven! klonk een bekende stem uit de hoogte van de regenboog.
De Koning!
Goedemiddag, Majesteit! zei Theo beleefd.
Welkom Theo! Je hebt het geheim van mijn regenboog begrepen.
Treedt binnen!23)
Max is je al voorgegaan. Ik laat weer spoedig van me horen. Ga nu,
Theo!
Theo knikte en stapte in het sprookjesachtige licht. De belangrijkste
stap in zijn leven!
Hij werd eerst een stukje naar beneden gedrukt om daarna snel
omhoog te veren. Hij werd geheel overspoeld door een zee van
kleurig licht. Een niet te beschrijven gevoel van vrijheid en vreugde
ging door hem heen! Hij zag dat het licht niet bij zijn huid stopte
maar er dwars doorheen ging. Hij voelde en zag dat zijn lichaam
veranderde. Eerst werd hij angstig want hij was immers al zo lang
gewend aan zijn oude lichaam. Hij begon zich zo licht als een
veertje te voelen.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

23)
Mattheus 25
25:21 .. ga in, in de vreugde van uw Heer.

350

Langzaam werd hij door het licht opgenomen.


Zijn lichaam straalde nu zelf licht uit en hij werd gewichtloos. Het licht
had hem lief en hij had het licht lief! Hij kreeg een zwevend enruimtelijk
gevoel en in hem groeide het diepe verlangen naar de top van de
regenboog op te stijgen. Daar lag zijn bestemming!
Hij werd door dit verlangen opgetild en zweefde eerst langzaam en
vervolgens steeds sneller naar boven. Blijkbaar moest hij nog wat
aanpassingen ondergaan omdat zijn vaart soms werd afgeremd. Hij
voelde nu de laatste zwaarte, het laatste restje aarde, uit zijn
lichaam wegvloeien. Hij leek volkomen doorzichtig te zijn
geworden en zag dat hij een nieuw en stralend lichaam had
gekregen!24)
Hoger en hoger ging het en het licht werd steeds feller. Even werd het
licht ondraaglijk scherp. Op dat moment werd zijn vaart afgeremd
om te wennen. Het licht werd liefde. Hij verlangde er nu tot in het diepst
van zijn wezen naar de top van de regenboog te bereiken omdat hij wist
dat daar iemand op hem wachtte. Iemand van de zuiverste liefde, vrede
en vreugde! Iemand bij wie hij voor altijd zou willen blijven!
Zijn snelheid werd nu duizelingwekkend. Theo wist dat hij de
kosmos met al haar oneindige sterrenstelsels ver achter zich liet.
Wat was de kosmos in vergelijking met dit? Helemaal niets! Hoe
hoger hij kwam, hoe meer hij werd opgenomen in een licht van
zuivere liefde. Hij wist het nu zeker: nooit meer zou hij terug willen naar
beneden! Hij wilde alleen maar hoger en hoger reiken!
Hij was wel nieuwsgierig naar Max. Hij verlangde naar zijn oude
makker.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------24)
1 Korinthe 15
15:40 En er zijn hemelse lichamen en er zijn aardse lichamen, maar de heerlijkheid van
de hemelse is
verschillend, en die van de aardse is verschillend.
15:53 Want dit vergankelijke moet zich met onvergankelijkheid bekleden en dit
sterfelijke moet zich
met onsterfelijkheid bekleden

351

Zijn vaart was nu niet meer te beschrijven. Toch was er slechts rust en
vrede in zijn hart. Het licht werd steeds intenser en fijner en was
allesomvattend. Hij voelde zijn vaart minderen en wist dat hij

spoedig zou binnengaan in het Koninkrijk van Licht en Zuiverheid.


Plotseling stopte hij en arriveerde aan de voet van een brede sierlijke trap die uitkwam bij een ronde poort.
De hemelpoort! dacht hij. Hij liep vederlicht de trap op. De poort was
gemaakt van een onbekend schitterend materiaal en was gesloten. Er
was geen deurklink te bekennen. Hoe moest hij naar binnen? Hij riep:
Max, ben je daar?
Hij kreeg geen antwoord maar zag dat de poort zich langzaam
opende.
Een zacht witgouden licht straalde door een kier naar buiten. Theo
hield zijn adem in. De poort van het Koninkrijk ging langzaam voor
hem open!25)
Voor hem, de gewone sterveling!

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------25)
Mattheus 25:34
Dan zal de Koning zeggen tegen hen die aan Zijn rechterhand zijn: Kom, gezegenden
van Mijn Vader,
berf het Koninkrijk dat voor u bestemd is vanaf de grondlegging van de wereld.

352

Hoofdstuk 30 Bruno
Grard, heb jij mijn bril gezien? Ik kan hem nergens vinden!
klonk de stem van Madelon wanhopig door het huis.
Geen antwoord.
Grard o es-tu donc? - Grard, waar ben je toch?
klonk het nog wanhopiger.
Grard was in de tuin bezig met het verbranden van dorre takken.
Boven het geknetter van de vlammen uit had hij haar angstige stem
gehoord. Hij schudde meewarig met zijn hoofd. Hij had medelijden
met de gravin. Hij had haar de afgelopen maanden steeds magerder
en zenuwachtiger zien worden. Ze had al een keer een zenuwinzinking gehad en hij had midden in de nacht de dokter met de
helikopter laten komen. Hij kon haar bijna geen minuut meer alleen
laten. Gelukkig waren de honden meestal bij haar in de buurt.
Verder had ze een zaktelefoon, maar die was ze meestal kwijt.
Zoals ze nu haar bril weer kwijt was.
Nee, het ging slecht met haar! Ze voelde zich schuldig aan de
verdwijning van Theo en Tina. Ze had laatst tegen hem gezegd dat
het misschien beter zou zijn geweest als haar geliefden dood waren
geweest. Want deze kwellende onzekerheid was slopend. Ze liep
maar onrustig rond en probeerde vaak in de stilteruimte contact
te krijgen met de wereld ginds. Ook belde ze Lisa regelmatig op om
te vragen of ze iets wist. Maar het arme kind wist net zoveel als zij.
Hij zette de hark tegen een boom en liep naar het huis. Toen hij de
kamer binnenkwam zag hij dat ze overal liep te zoeken.
Ah, mon ami, goed dat je er bent! Heb jij mijn bril gezien?
Hij keek haar medelijdend aan. Ze was een schim geworden van
zichzelf. Ze had zichzelf verwaarloosd en zag er onverzorgd uit.
Haar anders zo mooie zwarte haar hing nu lang en piekerig naar
beneden. Haar blouse hing half uit haar rafelige spijkerbroek. Ze
was zo mager geworden dat ze haar broeksriem een paar gaatjes
had moeten insnoeren. Het uiteinde van de riem hing daarom veel
te lang over haar broek. Ze had ingevallen wangen en een vaalbleke
353

huidskleur. Het gevolg van te weinig eten en te weinig slaap. Ze


keek hem met angstige en verdrietige ogen aan.
Julien en Paul, die naast haar stonden, keken Grard ook verdrietig
aan. Ze kenden hun bazinnetje niet meer terug. Ze voelden dat het
niet goed met haar ging. Ook snauwde ze regelmatig tegen de
dieren, iets wat ze nog nooit eerder had gedaan. Kortom, het kon
niet meer zo doorgaan.
Mais, ma chre comtesse, en hij wees naar haar hals,Voil
vos lunettes - Maar lieve gravin, daar is uw bril!
Ze greep naar haar bril die met een koordje om haar nek hing. Ze
bloosde hevig en schaamde zich voor haar verstrooidheid. Hij
lachte vrolijk om de spanning te doorbreken. Ze moest nu toch ook
om zichzelf lachen. Ze zette haar bril op en keek hem nu weer
ernstig aan.
Grard, kan ik even met je spreken? Neem even plaats als je wilt,
zei ze. Hij ging zitten en wachtte op de dingen die zouden komen.
Ze liep gespannen door de kamer heen en weer. Toen ging ze voor
hem staan en zei:
Ik weet dat het niet goed met me gaat, mijn beste Grard! Ik weet
ook dat jij en de honden onder verdriet gebukt gaan. En ik vind dat
heel erg. Ik zou je willen vragen ....
Ze frommelde zenuwachtig aan haar bril. Ze had er veel moeite
mee om het te zeggen.
Ik zou je willen vragen......
Hij keek haar vriendelijk aan.
Zegt u het maar gewoon, gravin!
Toen stamelde ze met tranen in haar ogen:
Ik zou je willen vragen het mij eerlijk te zeggen als je hier weg
wilt. Ik kan niet van je verlangen om mijn verpleger te worden.
Tenslotte ben ik hard op weg om een zenuwpatinte te worden,
zoals je weet!
Hij stond op en pakte haar handen vast.
Mijn lieve gravin. Nooit zal ik u in de steek laten, of u moet mij
ontslaan. U maakt een slechte tijd door maar ik zal u blijven
helpen!
354

Zij was diep getroffen door de trouw van deze goedhartige man. Ze
kon geen woord uitbrengen en liet haar tranen de vrije loop. Julien
en Paul blaften even kort. Ze lieten zo weten dat zij haar ook nooit
in de steek zouden laten. Wat er ook zou gebeuren, ze zouden
allemaal bij haar blijven!
Ze voelde zich enorm gesterkt door de oprechte vriendschap van
haar bediende en haar dieren!
Ze knuffelde de honden en gaf Grard een kus op zijn wang.
Weet je, Grard, als ik maar iets van Theo zou kunnen vernemen.
Ik zou met het allerminste al gelukkig zijn!
Dat begrijp ik, comtesse. Ik heb daar mijn gedachten over.
Ze keek hem verrast aan. Ze twijfelde even, maar vroeg het hem
toch.
Mag ik je vragen welke gedachten dat zijn, Grard?
Biensr! De brieven van Theo en oma Willemijn geven aan wat
daar gebeurt. Theo en Tina maken een reis door een wonderlijke
wereld. Ik ga ervan uit dat Tina bij oma logeert en de hele dag
speelt met haar nieuwe vriendinnetjes.
Zou Tina ons dan vergeten zijn? onderbrak ze hem met een
bezorgde klank in haar stem.
Mais non, je ne crois pas - Nee, dat geloof ik niet! Alhoewel het
een prachtige wereld is, vooral voor kinderen, is ze ons niet
vergeten. En Theo is geroepen tot een nog hogere wereld want hij is
uitgenodigd door de Koning. Moet u nagaan: door de Koning zelf!
Theo is iemand die dan ook altijd doorgaat. Hij verricht geen half
werk. Heeft u zich wel eens afgevraagd waarom juist Theo bij de
Koning mag komen?
Ja, ik heb daar wel over nagedacht, antwoordde ze. Ik denk dat
het komt omdat Theo een eerlijk en goed mens is.
Dat klopt. Maar dat is niet het enige. Theo bezit iets dat anderen
niet bezitten.
Ze keek hem verwonderd aan.
Wat is dat dan, Grard?
Heel eenvoudig: hij bezit een grenzeloos vertrouwen in de Koning.
Hij heeft nog nooit aan de Koning getwijfeld. Hij heeft het
355

vertrouwen van een kind. En kinderen zijn van harte welkom in die
mooie wereld. Kijk maar naar Tina! En grote kinderen zijn ook
welkom.
Ze dacht een tijdje over zijn woorden na.
Ik denk dat je gelijk hebt, Grard. Een kinderlijk vertrouwen. Wie
bezit dat nog als je eenmaal volwassen bent.
Ja, zei Grard. Honderd procent vertrouwen, zoals alleen een
kind dat kan hebben. Onvoorwaardelijk vertrouwen! En Theo heeft
dat. Dat ziet de koning het liefste. Vertrouwen herstelt de breuk die
tussen de mensen en de Koning bestaat!
Ze sprong uit haar stoel en riep enthousiast:
Grard, je hebt me de ogen geopend! Ik begrijp nu waarom ik
niets meer heb gehoord. Ik heb mij niet opengesteld. Ik heb
misschien teveel aan mijzelf gedacht, maar wie weet wat Theo
daarginds allemaal meemaakt! Ik moet ook aan hem denken! En
aan Tina. Dat ze genezen is en zich gelukkig voelt!
U moet uzelf niets verwijten, comtesse! U moet alleen eerlijk zijn
tegenover uzelf. Had u geen vertrouwen, dan was dat zo. U bent
ook maar een gewoon mens!
Ze omhelsde hem en zei:
Je hebt me de ogen geopend, Grard! Dank je! Hij boog beleefd
en zei:
Pas de quoi, ma chre comtesse Madelon. Je vous aimerai
toujours! - Niets te danken, mijn lieve gravin Madelon. Ik zal altijd
van u houden!
En met uw welnemen ga ik weer in de tuin werken, en als u iets
wenst laat u het mij dan even weten?
Ja, dat doe ik! antwoordde ze. Ze was hem dankbaar voor dit
gesprek.
Hij draaide zich om en ging buiten zitten waar ze zich koesterde
in de herfstzon. Ze dacht na over zijn verstandige woord
Ver weg, in het hoge noorden, had de herfst genadeloos toegeslagen. De eerste novemberstorm brieste door de straten van Zuider356

burg en rammelde luidruchtig aan het venster waarachter Tonio aan


een ouderwets bureau zat te schrijven.
Hij keek naar buiten en zijn oog viel op een rimpelige plas water
waarin het licht van de lantaarn aan de overkant werd weerspiegeld.
Het dansende licht leek hem uit te nodigen tot nadenken. Hij legde
zijn pen neer, ging er gemakkelijk bijzitten en staarde naar de snel
veranderende lichtpatronen op het donkere water.
Gelukkig had hij even rust om zijn gedachten te ordenen. Hij was
doodmoe. Mieke was ziek geweest de afgelopen weken. Ze kwijnde
langzaam weg omdat ze Tina zo miste. Wat had het allemaal voor
zin gehad? Goed, Tina was beter, maar ze was niet meer teruggekomen. Nu was Mieke ziek en ook hij begon zich steeds beroerder
te voelen. Hij kon zich steeds moeilijker concentreren op zijn werk.
Ja, Tina was beter en ze was gelukkig. Ook Theo was gelukkig.
Toch voelde hij een zekere wrok tegen hen. Hij verzette zich tegen
dat gevoel, maar het ging hem steeds meer beheersen. Wat was dat
voor flauwekul om met Tina te vertrekken, haar beter te maken en
dan niet meer terug te komen? Dat was toch zinloos! En dan gaat
Theo ook nog een vreemde reis maken naar een koning! Dat was
niet meer te volgen. Soms had hij het gevoel dat ze allemaal krankzinnig waren geworden.
Zijn beste vriend had hem lelijk in de steek gelaten.
Theo, hoe kun je ons dit aandoen? Jij bent gelukkig en laat ons in
de ellende achter!
Terwijl hij dit dacht, luwde de storm en stonden de lichtpatronen in
de plas stil. Zijn gedachten veranderden.
Gelukkig? Zou hij wel gelukkig zijn? Waar was hij toch gebleven?
Wat voerde hij toch uit? Misschien liep hij wel gevaar!
Het was voor het eerst dat Tonio bedacht dat zijn vriend het wel
eens moeilijk kon hebben in die vreemde wereld. Hij werd zich
ineens bewust van de kosmische omvang van de reis die Theo
ondernam.
Tenslotte heeft hij het allemaal voor Tina en voor ons gedaan. Is dat
geen ware vriendschap?
357

De wind stak weer op en striemde dikke regendruppels tegen het


raam.
Tonio werd nu weer beheerst door schuldgevoelens. Zo ging dat de
laatste maanden steeds: woede en gevoelens van vriendschap wisselden elkaar af. Zoals de herfstbladeren door de straat dwarrelden,
zo dwarrelden zijn gedachten alle kanten op.
Hij drukte op het knopje van zijn bureaulamp en stond op. Met een
somber gevoel liep hij de kamer uit en liep voorzichtig de trap op.
Hij verlangde ernaar Mieke te zien, maar wilde haar niet wakker
maken.
Madelon had die nacht goed geslapen. Dat was voor het eerst sinds
weken. Het gesprek met Grard had haar goed gedaan. Ze nam
uitvoerig de tijd om te douchen want ze wilde er weer verzorgd
uitzien. Terwijl ze zich afdroogde keek ze in de spiegel en schrok
geweldig van zichzelf. Ze zag de broodmagere gestalte van een
vogelverschrikker. Ze was altijd een beetje aan de mollige kant
geweest, maar er zat nu geen randje vet meer aan haar lichaam. Ze
kon haar ribben tellen! En dan die afschuwelijke wallen onder haar
ogen! Wat was er toch gebeurd?
Ze gooide haar oude kleren in de wasmachine en besloot vrolijker
spullen aan te trekken. En met wat make-up zou ze de scherpe
kantjes wel van haar gezicht kunnen werken! Voor het eerst sinds
tijden had ze weer zin in een ontbijt.
Ze trok een nieuwe spijkerbroek aan en een gezellig zijden bloesje
met een wollen vest. Ja, ze had er weer zin in! De woorden van
Grard waren op het juiste moment gekomen. Ze voelde zich weer
als het kleine meisje van vroeger dat vol vertrouwen in het leven
stond. Die houding die ze zo bij Theo bewonderde, waarom ze hem
zo liefhad. Haar liefste Theo! Ze miste zijn nabijheid, zijn stem,
zijn aandacht.
Na het ontbijt ging ze met de honden wandelen. De dieren voelden
dat er iets was veranderd bij hun bazinnetje. Ze was weer vrolijk,
dus ook zij waren weer vrolijk! Ze renden zo hard ze konden door

358

de tuin naar het strand. Madelon hijgend erachteraan. Ze kon het


echter maar even volhouden want ze was flink verzwakt. Ze rustte
een paar minuten uit en liep vervolgens verder naar het strand. Er
was weinig wind en de zon warmde de omgeving aangenaam op.
Paul en Julien renden blaffend achter elkaar aan langs de zee.
Madelon ging onder de grote palm zitten waar ze vaak met Theo
had zitten picknicken. Smoorverliefd hadden ze op deze gezellige
plek uren met elkaar doorgebracht.
Ze luisterde een tijdje naar het zachte geruis van de zee en viel in
slaap.
Ze schrok plotseling wakker. Waarvan? Van de stilte? Ja, van de
stilte want ze hoorde de honden niet meer. Ze keek om zich heen.
Waar zouden ze zijn? Ze besloot hen te gaan zoeken. Ze hoefde
alleen maar de afdrukken van de poten in het witte zand te volgen.
Ze was alweer een kwartier onderweg en ze ging ervan uit dat ze
spoedig bij de dieren zou zijn. Ineens hield ze halt en keek met
verbazing naar een nieuw spoor dat bestond uit afdrukken van
kleine blote voeten.
De afdrukken waren van smalle en sierlijk voetjes Het zand naast
het spoor was omgewoeld. Dat was veroorzaakt door de honden die
blij tegen de eigenaresse van de voetafdrukken waren opgesprongen. Eigenaresse? Ja, het waren duidelijk de afdrukken een
vrouwelijke voet.
Maar wie was er dan op het eiland?
Ach, natuurlijk! Lisa is vanmorgen met het jacht meegekomen en
Grard heeft verteld dat zijn gravin nog lag te slapen! Toen is ze
een stukje gaan wandelen.
Ze voelde haar hart sneller kloppen van vreugde. Lisa! Ze haastte
zich om haar te kunnen begroeten. Even later hoorde ze achter een
paar rotsen het vrolijke geblaf van de honden. Ze liep gauw om de
rotsen heen en zag juist dat een jong meisje een stok in zee gooide,
waar de honden achteraan renden. Zoals gewoonlijk stopte Paultje
bij de rand van het water, terwijl Julien de zee in spatterde.
Madelon hield haar hand boven haar ogen om het meisje beter te
kunnen zien. Op dat moment draaide ze zich om en liep rustig naar
359

Madelon toe. Madelon wachtte op haar terwijl ze zich afvroeg wie


dat zou kunnen zijn. Ze had haar nog nooit eerder gezien.
Ze was een heel knap meisje. Ze had blond haar dat in een paardenstaart tot op de schouders hing. Ze had een rond gezicht met wat
sproetjes rondom haar neus. Het puntje van haar neus wees iets naar
boven, hetgeen haar gezicht een vrolijke uitdrukking gaf. Haar
grijsblauwe ogen keken helder en zachtmoedig de wereld in. Ze had
een roomblanke huid waarop een fijne gouden halsketting goed tot
haar recht kwam. Een lichtblauwe wollen trui viel ruim over haar
vlotte spijkerbroek heen. Madelon dacht dat ze zo rond de twintig
jaar oud was.
Ze was nu bij Madelon gekomen en stak haar hand uit. Hallo,
Madelon, ik ben Marie-Christine!
Marie-Christine? dacht Madelon. Hoe kent ze mijn naam? En
die stem, die vriendelijke stem, waarin je het vrolijke getinkel van
belletjes leek te horen!
Haar ogen hadden de kleur van de zee. Madelon voelde liefde van
het meisje uitgaan.
Hallo, ik ben inderdaad Madelon! Maar wie ben jij, lieve kind en
hoe kom je op mijn eilandje?
Julien legde inmiddels de stok voor de voeten van Marie-Christine
en keek haar vragend aan. Of ze nog eens de stok wilde weggooien?
Vooruit dan maar, daar ging de stok weer de zee in en Julien
erachteraan. Paul ging naast de voeten van Marie-Christine liggen.
Hij hield van haar. En Madelon ook. Je kon niet anders dan liefde
voor dit kind voelen. Een liefde die niet op deze wereld voorkwam!
Zullen even gaan zitten, Madelon? Je hebt veel verdriet gehad de
afgelopen tijd en je moet goed uitrusten, zie je.
Hoe kon ze dat weten? vroeg Madelon zich af. Ze gaf gehoor aan
het verzoek en liep met haar mee naar de duinen. Daar gingen ze in
het warme zand zitten. Ja, ze was inderdaad nog gauw moe en ze
was blij dat ze kon gaan zitten.
Ik kom uit de wereld waar Theo nu ook is, Madelon! zei het
meisje zacht.
360

Madelon dacht dat haar hart stilstond. Het duizelde haar en het was
maar goed dat ze zat omdat ze anders flauw zou zijn gevallen. Ze
kon geen woord uitbrengen. Ze wist dat het meisje de waarheid
sprak. Marie-Christine legde haar hand voorzichtig op die van
Madelon. Madelon voelde dat een tedere warmte uit haar hand in
haar eigen hand stroomde. Ze voelde zich meteen rustig en vredig
worden. Ze hoefde nergens bang voor te zijn. Dit meisje was naar
haar toegekomen om haar te helpen. Om hen allemaal te helpen!
Ik zal je wat meer vertellen, Madelon. Ik ben prinses MarieChristine en ik ben het tweelingzusje van Sandrine. Sandrine heeft
Tina genezen van haar ziekte. We logeren bij oma Willemijn en
Ben, waar Tina nog steeds is. Ze heeft het reuze naar haar zin en
speelt de hele dag met haar vriendinnetjes Trudie en Charlotte.
Trudie is het kleinkind van oma en Charlotte is mijn jongste zusje.
Madelon hoorde haar hart bonzen van vreugde.
Dus Tina maakt het goed? vroeg ze met trillende stem. MarieChristine knikte alleen maar vriendelijk.
Dat was voldoende. Madelon kon zich niet meer inhouden en
sprong omhoog. Ze pakte Julien bij de voorpoten en maakte
juichend een vreugdedansje.
Vertel gauw verder! vroeg Madelon, terwijl ze weer naast haar
ging zitten. Even leek het of het meisje somber keek.
Is er iets, Marie-Christine? vroeg ze bezorgd.
Ja, ik weet niet of ik hier mag komen, zie je. Misschien vindt de
Koning dat niet goed. Ik hoop maar dat Hij niet boos op mij zal
zijn.
Het meisje keek verdrietig en er biggelde een traan over haar wang.
Madelon voelde zich radeloos. Ze voelde met haar mee.
Ze kuste het meisje op haar wang en veegde voorzichtig haar tranen
weg.
Arm kind! En dat doe je alleen maar om ons te helpen?
Tina kan jullie niet vergeten en wil jullie de groeten doen. Ik hoor
haar s-avonds soms in haar bed huilen.
Ze zuchtte diep.
Waarom zou de Koning dan boos op jou zijn? vroeg Madelon.
361

Dat weet ik niet. Misschien moet ik wel voor altijd hier blijven en
dan zie ik mijn zusjes niet meer terug!
Ze begon nu erg te huilen. Julien en Paul gingen bij haar liggen om
haar te troosten. Marie-Christine voelde wat het is om verdriet te
hebben. Alleen in deze wereld kun je echt verdriet voelen.
Theo is onderweg naar de Koning. De Koning moet beslissen of
hij en Tina naar jullie terug mogen gaan. We weten niet hoe het met
hem is. Hij moest van de Koning door het donkere dal van de
schaduwen reizen. Gelukkig heb ik hem daar soms kunnen helpen.
Ze zweeg een tijdje en dacht na. Het leek of ze iets wilde zeggen,
maar het niet durfde. Ze keek Madelon vragend aan.
Wilde je me nog iets zeggen, Marie-Christine? Iets belangrijks?
Ja, ik wil je zeggen dat ik ...
Ze twijfelde even.
Dat ik ... veel liefde voor Theo voel!
Madelon was onaangenaam verrast. Ze voelde jaloezie in zich
opkomen. Ze staarde over de zee en reageerde niet.
Marie-Christine zei met verstikte stem:
Wat zul je nu een hekel aan me hebben, Madelon!
Maar dat had Madelon niet. Ze hield teveel van dit zuivere en
eerlijke meisje. Haar jaloezie smolt als sneeuw voor de zon.
Hoe zou ik een hekel aan jou kunnen hebben, Marie-Christine? Ik
kan alleen maar zeggen dat ik ook veel van hem houd. Jij en ik
kunnen niet anders, snap je?
Ja, zo is het, zei Marie-Christine. Ze zweeg even en staarde
over de wijde zee. Ze pakte de hand van Madelon en
vervolgde, maar ik houd op een totaal andere manier van hem
dan jij. Je moet begrijpen dat ik vanaf de geboorte van Theo
zijn engelbewaarster ben16). Zo heeft de Koning het beschikt.
Zijn wat ? Zijn, zijn . engelbewaarster?, stamelde
Madelon.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------26)
Hebreen 1
1:13 En tegen wie van de engelen heeft Hij ooit gezegd: Zit aan Mijn rechterhand, totdat
Ik
Uw vijanden neergelegd heb als een voetbank voor Uw voeten?
1:14 Zijn zij niet allen dienende geesten, die uitgezonden worden ten dienste van hen die
de
zaligheid zullen berven?

362

Het was een tijdje stil. Madelon moest dit opmerkelijke nieuws
verwerken.
Ineens blafte Paultje heel hard. Hij had genoeg van de stilte en
wilde nog eens achter de stok aan rennen. Ze schrok op uit
haar overpeinzingen en keek naar Marie-Christine.
Ze wisten niet waarom, maar ze moesten ineens lachen.
Is Theo mij niet vergeten? vroeg Madelon.
Wees niet bezorgd, Madelon. Hij houdt zielsveel van je. Madelon
voelde zich volkomen gerustgesteld.
Als je weer bij oma bent, geef je dan onze liefde door aan Tina?
Mogen wij een briefje aan jou meegeven?
Ja, dat zal ik meenemen. Maar ik weet niet of ik nog terug mag
naar mijn wereld. Ik vind je heel aardig, Madelon! Mag ik nog even
bij je blijven? Ja, heel graag zelfs. Zullen we naar mijn huis
gaan? Dan zal ik Tonio en Mieke alles vertellen.
Dat was ik bijna vergeten! zei Marie-Christine. Ze haalde een
teddybeertje uit haar zak, dat een briefje om zijn nek had.
Madelon was buiten zichzelf van vreugde. Dit was het bewijs dat
alles goed was met Tina. Haar beertje Bruno! Ze pakte het vast en
maakte het briefje met bevende handen los. Ze vouwde het open en
las het handschrift van Tina:
Lieve Pappa en mamma,
Sandrine heeft mij helemaal beter gemaakt. Ik
Speel hier de hele dag met Trudie en Charlotte.
Het is hier zo mooi! En oma maakt de heerlijkste
appeltaarten. Komen jullie ook gauw? Dan is het
helemaal gezellig! Neem je dan Bruno ook mee?
Oom Theo was hier ook en is nu op reis.
Ik mis jullie wel erg veel!
xxx
Tina
363

Nu is het mijn beurt om te huilen. Maar dan van vreugde! Tina!


Wat zou ik haar graag weer knuffelen! zei Madelon snikkend. Ik
ga nu snel Tonio en Mieke bellen. Ga je mee?

Ja, natuurlijk!
En de beide meisjes liepen druk pratend naar het huis.
Mieke, neem jij de telefoon even op? Ik zit net in bad! riep
Tonio.
Ja hoor! Blijf jij maar lekker in de kuip zitten, riep Mieke.
Tonio zong een Napolitaans liedje, terwijl hij met een ruwe borstel
zijn rug poetste.
Hij hoorde ineens een gil uit de kamer en toen was het stil.
Mieke?
Geen antwoord.
Hij riep nog harder:
Mieke, wat is er aan de hand? Weer geen antwoord!
Druipend klom hij uit het bad en rende zo hard hij kon de kamer in.
Daar lag Mieke op de grond met de telefoon over haar heen. Uit de
telefoon klonk de ongeruste stem van Madelon.
Tonio zag tot zijn geruststelling dat Mieke slechts was flauwgevallen. Hij zette de telefoon aan zijn natte oor en riep:
Madelon, ben jij daar?
Ja, Tonio. Wat is er met Mieke?
Wees niet bang, Mieke is flauwgevallen. Ik zal haar even
bijbrengen. Wat zeg je? Stuur je een mailtje? En bel je me
daarna terug? Capice, tot straks!
Terwijl Tonio Mieke bijbracht kwam er een mailtje binnen. Mieke
zat nog wat te soezen op de bank en Tonio las de mail met
spanning door. Hij las nog een keer en schreeuwde:
Mieke, een mail van Tina! Tina stuurt ons een mailtje!
De stoere Italiaan knielde op de grond, vouwde zijn handen en bad.
Mieke las de brief en knielde vervolgens naast hem neer. Hun
gevoelens waren niet meer in woorden uit te drukken.
364

Een tijdje later ging de telefoon. Tonio nam met trillende handen de
hoorn van de haak.
Madelon?
Ja, Tonio! Hoe is het met Mieke?
Mieke is weer in orde. Ze kan alleen niets zeggen van geluk en
vreugde. Is die brief echt, Madelon? Ik zie het handschrift van Tina,
maar ik kan het niet geloven!
Ja, het is echt, Tonio, geloof me! Tina maakt het goed maar mist
jullie. En dan nog wat. Ik heb hier haar beertje Bruno in mijn hand.
Is er een beter bewijs?
Ze kreeg geen antwoord. Tonio kon niets meer zeggen.

Het is echt waar Tonio, ze leeft, ze is gezond en ze verlangt naar


jullie!
Tonio wist zich geen raad. Hij kon zijn oren niet geloven!
Maar hoe kom jij daar toch aan, Madelon? Hoe is dat allemaal
mogelijk? Is het werkelijk waar?
Ja, Tonio, het is werkelijk waar! Ik weet mij ook geen raad van
blijdschap! Ik heb alleen aan iemand beloofd dat ik verder niets zal
zeggen. Iemand die is gekomen om ons gelukkig te maken. Ik moet
deze belofte nakomen, begrijp je?
Dan vraag ik niets meer. Maar ik ben gelukkig, multo felice! O,
Madelon wat ben ik blij!
Er was even een plechtige stilte aan de telefoon. Ze genoten samen
van dit mooie moment.
Ik wil je nog n vraag stellen, Madelon. Hoe is het met Theo?
Dat is het enige onzekere, Tonio. Niemand weet hoe het met hem
gaat. Ik hoop dat hij samen met Tina gauw bij ons terug zal zijn.
Dan geven we een gigantisch feest!
Ja, een feest dat weken zal duren, Madelon. Met een orkest uit
Napoli en dan dansen we van de ochtend tot diep in de nacht. En
dan zal er alleen maar amore zijn!
Dat doen we Tonio! We zullen dansen en zingen en we nodigen
iedereen uit.
Ze moesten lachen bij deze gedachte. Een bevrijdend lachen na al
die maanden van onzekerheid en ellende.
Leuk dat je nog even bij me wilde blijven, Marie-Christine, zei
Madelon. Ze zaten die avond in de salon gezellig met elkaar te
365

praten. Marie-Christine zag er slecht uit. Ze leek langzaam weg te


kwijnen. Ze glimlachte zwakjes en zei met zachte stem:
Lieve Madelon, je kunt je gedachten niet verbergen. Ik voel me
niet goed. Ik hoor niet thuis in jullie wereld. Ik voel het immense
verdriet en lijden van alle levende wezens. Hoe kunnen jullie zo
leven? Waarom haten jullie jezelf, de Koning en elkaar toch zo
diep?
Madelon kon geen antwoord geven. Zij begreep de zin van alle
geweld ook niet.
Ik kan niet langer bij je blijven, Madelon. Ik mag terug naar mijn
familie, zei het meisje.
Ze legde haar handen op de schouders van Madelon.
Ik ga nu weg, Madelon! Als je moeilijkheden hebt, zul je dan aan
mij denken? Ik zal er altijd voor je zijn, als je dat wilt!
Ze omhelsden elkaar en huilden. Het was een verdrietig moment.
Zul je Tina knuffelen? vroeg Madelon. En geef je dit briefje aan
haar? En als je Theo ziet.... Ze kon niets meer zeggen.
Als je Theo ziet.....

Ik weet wat je bedoelt, Madelon. Ik zal hem jouw diepste


gevoelens doorgeven! Dat beloof ik!
Ze lieten elkaar los en Marie-Christine liep naar het midden van de
kamer. Madelon zag haar gestalte langzaam lichter en lichter
worden. Het laatste dat ze zag was dat Marie-Christine haar een
kushandje toewierp.
Toen was ze verdwenen en liet Madelon met een onvoorstelbaar
leeg gevoel achter.
Tot ziens, lief prinsesje! Ik zal je nooit meer vergeten!
Ze zuchtte diep en keek nog lang naar de plaats waar ze de kleine
prinses van het Licht voor het laatst had gezien.

366

Hoofdstuk 31 De onderkoning
Theo besloot niet langer te wachten en liep de brede trap op. De
deur stond nu helemaal open. Hij ging naar binnen en betrad het
Licht!27)
Hij stond op een berg vanwaar hij uitzicht had op een uitgestrekte
baai, waar een lichtblauwe zee in de zon lag te schitteren. Aan de
heuvelachtige kust beneden hem lag een klein dorp met witte huisjes.
Het dorp lag aan een breed strand en vanaf de boulevard stak een
pier een flink stuk de zee in. Aan het einde daarvan bevond zich een
cirkelvormig terras, waarop een koepelvormig paleisje was gebouwd.
Diep beneden hem cirkelden meeuwen rond en aan de horizon zag
hij een paar nietige witte zeiltjes.
Hij zoog de zilte zeelucht diep in zijn longen. Longen? Hij bekeek
zichzelf en zag dat zijn lichaam een zacht licht uitstraalde. Hij
droeg nog zijn oude kleren en zag dat ze nieuw waren.
Zijn lichaam was hetzelfde gebleven, maar was tegelijkertijd
helemaal anders. Zijn huid was gaaf en jong, een plezier om naar te
kijken en aan te raken. Zijn ademhaling was licht en gemakkelijk.
Hij voelde zich vol energie. Zijn hoofd voelde zo ruim als de zee en
zijn gedachten waren glashelder. Zijn hart was gevuld met liefde
voor alle leven.
Hij dacht aan Max. Zijn vriend moest ergens in de buurt zijn. In het
dorpje zouden ze misschien wel weten waar hij was. Hij liep op zijn
gemak over een pad langs de rotsen naar beneden. Lopen was een
waar plezier! Het was meer een zwevend lopen.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------27)
2 Korinthe 12
12:2 Ik ken namelijk een mens in Christus, veertien jaar is het geleden of het
in het lichaam
gebeurde, weet ik niet; of buiten het lichaam, ik weet het niet; God weet
het dat zo iemand
tot in de derde hemel werd opgenomen.
12:3 En ik weet van deze mens of het in het lichaam of buiten het lichaam
gebeurde, weet ik niet;
God weet het
12:4 dat hij werd opgenomen in het paradijs en onuitsprekelijke woorden heeft
gehoord, die het
een mens niet is geoorloofd uit te spreken.

367

Hij bleef regelmatig stilstaan om de ongekende kleurenpracht van


de planten en bloemen op zich te laten inwerken. Hij hield van hun
schoonheid en van hun kruidige geuren. En hij voelde dat ze van
hem hielden!
Toen hij aan de voet van de heuvel was aangekomen, veranderde de
omgeving. Hij liep nu over een duinpad dat zich tussen hoge
dennenbomen door slingerde. Hij stopte even bij een braamstruik
om bessen te plukken. Het waren heerlijke zoete bramen. Nog
lekkerder dan bij oma en die waren al bijna onovertroffen! Hij ging
in het gras liggen en liet de rust en de vrede van de omgeving op
zich inwerken.
Na enige tijd hoorde hij ver weg een vrolijk geblaf. Hij sprong
omhoog want hij herkende het geluid meteen. Dat was Max!
Hij rende het pad af en naderde een bocht. Hij was de bocht nog
niet door of een dolgelukkige Max sprong tegen hem aan en gooide
hem omver. Hij zweefde langzaam naar de grond. Max lag boven
op hem en likte zijn gezicht.
Max, mijn goede Max! riep Theo, terwijl hij de hond aaide. Even
later stond Max op, keek Theo even aan en rende terug in de
richting van waar hij was gekomen.
Kort daarna kwam hij op zijn gemak teruglopen met naast hem een
man die een stok weggooide. Max rende erachter aan en bracht de
stok terug bij de man. Wie was dat? De man kwam dichterbij en
wuifde vriendelijk naar hem. Theo kon hem nu beter zien: een
jongeman in een smetteloos witte broek, een kleurig overhemd en
een strooien hoedje dat vrolijk op zijn blonde krulharen danste.
Maar . . dat kon toch niet waar zijn! Theo herkende hem: dat was
Chrtien!
Chrtien, ben jij dat werkelijk?
Ja, Theo, ik ben het werkelijk! antwoordde Chrtien met een
brede glimlach. Terwijl hij dat zei, ging er een licht van vrede en
liefde van hem uit. Theo voelde dat hij in het Licht werd
opgenomen. Hij voelde een oneindige vrede, een oneindige liefde
in zich neerdalen. Chrtien, de man van Liefde, Licht en Vrede!
Theo wist het nu: Chrtien is de Zoon van God! Hij is Yeshoea* de
Messias, de Verlosser van de mensheid!
* Yeshoea betekent Verlosser

368

Ten diepste bewogen bewogen en onder tranen van vreugde, knielde


Theo voor hem neer en boog zijn hoofd voor de eerstgeboren Zoon
van de Koning28).
Hij voelde dat Yeshoea hem Zijn handen op het hoofd legde.
Ja, Theo, ik ben Chrtien! Ik word ook wel de Onderkoning van
deze wereld genoemd! Sta op Theo en laat me je omhelzen!

Hij gaf Theo, die sprakeloos was, een hand en omhelsde hem.
Theo, mijn vriend en broer, welkom thuis! Welkom in het
Koninkrijk van het Licht!
De liefde die van Chrtien uitging was niet meer in gedachten of
gevoelens uit te drukken. Zij was allesomvattend. Deze man was
Licht en Goedheid in mensengedaante!
Theo kon nog steeds niets zeggen. Chrtien was oneindige liefde.
Iemand voor wie je alles over zou hebben. De vriend van alle
levende wezens! Wat een vreugde, wat een geluk!
Ik moet nog aan je wennen, Chrtien. Als je snapt wat ik bedoel,
zei Theo zachtjes.
Ja, ik begrijp het, antwoordde Chrtien, terwijl hij Theo een
vriendelijk schouderklopje gaf.
Max stond met een scheve kop en kwispelstaartend naar hen te
kijken.
Ik kwam Max in het dorp tegen, Theo, en ik besloot je tegemoet te
lopen. Hoe bevalt het je hier?
Ik kan het niet in woorden uitdrukken, Chrtien! Ik zou hier nooit
meer weg willen!
Ik weet het Theo, niemand wil weg uit de Baai van de Vrede. Ik
stel voor dat we rustig naar beneden wandelen. We hebben een
gezellig theehuisje op de pier, waar we iets zullen drinken.
Akkoord?
Goed idee, Chrtien, dat doen we.

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------28)
Hebreen 1
1:1 Nadat God voorheen vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had door
de profeten,
heeft Hij in deze laatste dagen tot ons gesproken door de Zoon,
1:2 Die Hij Erfgenaam gemaakt heeft van alles, door Wie Hij ook de wereld gemaakt heeft.
1:3 Hij, Die de afstraling van Gods heerlijkheid is en de afdruk van Zijn zelfstandigheid, Die
alle dingen
draagt door Zijn krachtig woord, heeft, nadat Hij de reiniging van onze zonden door
Zichzelf tot stand
had gebracht, Zich gezet aan de rechterhand van de Majesteit in de hoogste hemelen.

369

Het pad kwam uit op een brede weg met kleine gele stenen. Ze
ontmoetten een ruiter die hen vriendelijk groette.
Autos kennen jullie hier niet, neem ik aan? vroeg Theo. Chrtien
lachte en antwoordde:
Nee, we zouden onze paarden en rijtuigen niet willen missen! En
autos zijn niet nodig want we kunnen ons moeiteloos verplaatsen.
Maar dat leg ik je later nog wel uit.
De mensen die ze ontmoetten zagen er jong en gezond uit. Ze
waren zeer smaakvol en fleurig gekleed en straalden een zacht licht
uit. Het viel Theo op dat iedere persoon een eigen lichtkleur had.
Ook het paard dat hij had gezien had een eigen licht. Hij keek naar
Max, die voor hen uit kuierde en riep lachend:

H Max, je staart geeft licht!


Max keek om en leek het allemaal maar heel gewoon te vinden.
Theo zag dat hij zelf ook licht uitstraalde. Hij voelde dat dit licht
eigenlijk liefde was. Zijn eigen lichtkleur verlangde naar de kleuren
van andere mensen en naar de kleuren van bloemen en dieren. Dit
verlangen was zuiver en goed.
Het licht van deze wereld doordrong hem diep en hij voelde liefde
van hem uitgaan voor de hele omgeving. De omgeving straalde op
haar beurt liefde naar hem uit. Opvallend was dat Chrtien daarvan
het middelpunt, de bron leek te zijn. Alle licht en alle kleuren leken
in hem samen te komen en weer terug te keren naar de omgeving.
Het was een onbeschrijfelijke ervaring!
Vind je het hier mooi, Theo? vroeg Chrtien.
Ik kan echt geen woorden vinden, Chrtien, antwoordde Theo.
Je ervaart nog maar een klein stukje van onze wereld, Theo. Je
mag nog niet verder zolang de Koning geen besluit heeft genomen.
Ze wandelden het dorp binnen en Theo was onder de indruk van de
rustige en ontspannen sfeer die daar heerste. De weg voerde langs
prachtige witte huizen, die niet hoekig maar rond gebouwd waren.
De huizen waren overwegend in Zuid-Europese en Arabische stijl
gebouwd. Ze lagen aan keurig verzorgde tuinen waarin de mooiste
planten en bomen groeiden. Het leek alsof lente en zomer hier
dwars door elkaar heen liepen. Bloesems en bloeiende planten,
waaraan vlinders en zoemende bijen zich tegoed deden, wisselden
elkaar af. Beekjes en riviertjes kwamen uit in kleine meren met
fonteinen. Tussen de huizen lagen kleine bossen van waaruit het
vrolijke gefluit van merels klonk.
370

Chrtien stopte even en wees naar een grote tuin waar precies in het
midden een paleisje stond. In de muren zaten op regelmatige
afstand van elkaar een aantal schitterende glas in lood ramen met
zeer fijnzinnige kleurenmotieven. Rondom het paleisje bevonden
zich een aantal fonteinen, die het water in een fijne nevel hoog in de
lucht spoten. De randen van de vijvers bestonden uit een soort
kristallen die het zonlicht opvingen en in oneindig veel kleuren naar
de nevelwolken weerkaatsten. Ook de glas-in-lood ramen weerkaatsten de zon in de waternevel. Hierdoor ontstond een machtig en
schitterend spel van regenbogen, waardoor het paleisje en de tuin

betoverd leken te zijn.


Theo stond er ademloos naar te kijken.
Kijk, Theo, het gezin dat hier woont werkt graag met lichteffecten.
En ik moet zeggen dat het er prachtig uitziet.
Theo kon eeuwig naar dit lichtspel kijken. Het zou hem nooit
vermoeien!
Ook hierbij viel het hem weer op dat alle licht van Chrtien leek uit
te gaan en terug te keren.
Chrtien, misschien een rare vraag, maar ben jij de bron van alle
licht?
Chrtien legde zijn hand op Theos schouder en zei:
Niet ik, maar de Koning is Licht. Hij is het licht in alle leven.
Ook bij jullie, maar daar is het verborgen. Je moet het
namelijk WILLEN zien en ervaren.
Maar, vervolgde Chrtien, Zullen we de pier oplopen en in het
theepaviljoen gaan zitten? Dan kun je een beetje bijkomen van alle
indrukken.
Dat doen we, zei Theo, want hij moest nog wennen aan de
betovering van dit land.
Ze verlieten de weg en wandelden een groot park binnen dat tussen
de huizen en het strand lag. Een park van vijvers met klaterende
fonteinen en prachtige bloemperken. Er waren mensen aanwezig
die zich uitstekend vermaakten. Vanuit een muziektentje verderop
klonken vrolijke klanken waarop werd gedanst. Een groepje
jongelui had de grootste lol jeu de boules. Aan een tafel tegenover hen vermaakten twee mannen zich met een soort damspel. Er
waren gezellige zitjes ingericht waar kinderen onder vrolijke parasolletjes een ijsje zaten te eten.
371

Op het gras zat een gezin te picknicken. Kinderen die met elkaar en
hun huisdieren speelden. Prachtige mensen die het uitstekend met
elkaar konden vinden! Ook hier schitterde het licht in vele kleuren.
De mensen wuifden. Ze wuifden vriendelijk terug. Theo voelde dat
de mensen zich uit beleefdheid niet aan hem opdrongen. Hij zou
hen graag leren kennen!
Ze liepen nu over een brede palmenboulevard naar de pier.
De pier was tamelijk breed en had aan beide kanten een aantal
cirkelvormige uitbouwtjes. In n daarvan was een schilder bezig
zijn indrukken van de baai op het doek te zetten. Theo moest aan
Pieter denken, die hier zijn hart zou kunnen ophalen.

Ze naderden het ronde terras aan het einde van de pier. In het
midden daarvan stond een wit rond gebouwtje met wapperende
vlaggetjes op het koepeldak. Er stonden fleurige bloembakken,
waartussen duiven rondscharrelden.
Chrtien wees naar een zitje met gemakkelijke stoelen onder een
parasol en zei:
Ga zitten, Theo. Ik ga iets voor ons halen. Wat vind je lekker?
Theo dacht terug aan oma en antwoordde meteen:
Een kopje thee en een stuk appeltaart graag, Chrtien!
Prima, zei Chrtien en liep naar het kleine paviljoen.
Max ging naast Theo in de zon liggen en keek nieuwsgierig om
zich heen.
De zilte zeebries, het kabbelen van de golven tegen de pier, de
warme zon op zijn gezicht! Theo voelde zich gelukkig! Hij sloot
zijn ogen en genoot van het moment.
Even later werd hij gewekt door een kinderstemmetje naast hem.
Hallo, lieve hond, ik ben Ingrid. Wie ben jij?
Het was even stil en toen ging het stemmetje verder: Max, wat een
leuke naam! Woon jij hier?
Theo deed net of hij sliep want hij vond het leuk om dit gesprek te
volgen.
Waar kom je vandaan, zei je? Uit het land beneden de regenboog?
Daar ben ik nog nooit geweest! En wie is die aardige mijnheer?
Weer even stilte.
O, dat is Theo. En komt die ook uit jouw land?
372

Het was nu wat langer stil. Toen klonk het stemmetje heel
voorzichtig:
Komt Theo van zover? Het lijkt me daar helemaal niet leuk, geloof
ik. Hij lijkt me zo aardig.
Theo opende zijn ogen en zag een klein blond meisje in een lichtblauw jurkje dat naast Max op de grond zat.
Hallo, kleintje, ik ben Theo, maar dat weet je al van Max. Ik sliep
niet echt hoor!
Ze stond op en gaf hem een hand.
Ik ben Ingrid en ik vind jou en Max leuk. Jullie hebben een mooi
licht.
Hallo, Ingrid, ik vind je ook heel aardig en Max vindt dat ook!
Max gaf haar een poot en ging naast haar zitten.
Theo, kom jij uit een akelig en donker land?
Ja, Ingrid, dat is heel erg! Maar jij kunt daar niets aan doen. Ik ben
blij dat ik hier bij jullie mag zijn!
Ze knikte en gaf hem een lieve glimlach. Inmiddels was Chrtien
terug en zette thee en appeltaart op het tafeltje.

Hij bukte zich, pakte Ingrid en zette haar op zijn schouders.


Hoera, mijn kleine Ingrid! riep hij blij. Hij liep een rondje met
haar om de tafel heen. Max vond dit zo prachtig dat hij er direct
kwispelstaartend achteraan draafde.
Chrtien zette haar in een stoel en gaf haar een stuk taart.
Straks haal ik een lekker bananenijsje voor je, Ingrid!
Ze fluisterde:
Ik mag niet zoveel snoepen van mama, weet je. Maar ik vind de
appeltjes in de taart zo lekker.
Ze smulden een tijdje van de appeltaart. Steeds als Ingrid een hap
nam, gaf ze Max ook een stukje.
Dat vind ik nou jammer, zei ze even later.
Wat vind je jammer, Ingrid? vroeg Chrtien
Ik moet weg want mama wil nog een bezoekje aan opa en oma
brengen.
Opa en oma zijn heel belangrijk. Ga maar gauw, kindje! zei
Chrtien.
Ze stond op en gaf hen een hand. Ze aaide Max en rende snel weg.
Ik zie jullie later nog! Doei!
373

Ze zwaaide en verdween om de hoek van het paviljoen.


Ingrid is het zonnetje in huis, Theo! Ze is een heel
bijzonder
kind!
Zeer zeker, Chrtien. Ik hoop haar gauw weer eens te zien!
zei
Theo.
Chrtien knikte en nam een slokje van zijn thee.
En, beste Theo, heb je het naar je zin? vroeg hij, terwijl hij
voor Max allerlei lekkere dingen op de grond zette.
Ik voel me opperbest, kan ik je zeggen! Ik zou ik hier nooit
meer weg willen!
Theo, je weet toch waarom je hier bent, nietwaar?
Nou ja, niet precies. Ik ben uitgenodigd door de koning, zoals
je weet.
Kijk, Theo, waarom ben je door ons uitgenodigd? Wij
zochten iemand in jullie wereld die eerlijk was. Iemand die
een volledig vertrouwen in de koning had.
Wacht even! onderbrak Theo hem. Dat valt best tegen. Er
zijn zoveel betere mensen dan ik!
Ja, maar jij viel ons steeds weer op. Een lichtpuntje in de
duisternis! Dat lichtpuntje werd zelfs groter in het schaduwdal.
Wel, beste vriend, je hebt ons en jezelf niet teleurgesteld! Je
hebt je grootste vijand, de baron, geholpen op een manier die
indruk op ons heeft gemaakt. Je hebt vreugde en licht gebracht
in het sombere Schaduwland! Wij zijn trots op je, Theo!
Theo voelde weer een heerlijk licht en een grote liefde van
zijn
vriend uitgaan. Hij wist van blijdschap niet wat hij moest
zeggen.
Eigenlijk hoor je hier al thuis, Theo. Maar jij mag zelf
beslissen of je bij ons wilt blijven. Je mag ook terug naar je
eigen wereld of naar de wereld van Trudie en oma. Je zegt het
maar! Ik moet je wel zeggen dat iedere beslissing
onherroepelijk zal zijn!
Theo liet zijn blik even rusten op het prachtige witte zandstrand
met het vredige dorpje. Ja, hij wilde hier heel graag
blijven! Hij verlangde niets anders dan dit! Maar toch ..
Chrtien, ik dacht dat de koning een beslissing over mij en
Tina zou nemen. Begrijp ik nu dat ik zelf de keuze heb?
374

Ja, zo is het, mijn beste!


Theo dacht een tijdje diep na. Dat zou een moeilijk worden!
Hoewel ..
Chrtien, Ik denk aan mijn vrienden beneden. Ik zou hier graag
blijven, maar voor hen ga ik terug.
Chrtien keek hem ontroerd aan en zei:
Niemand zou hier weggaan, maar jij denkt aan je geliefden ver
weg. Je denkt aan hun verdriet en hun zorgen. Je bent een ware
lichtbrenger, Theo! Je beslissing wordt gerespecteerd, maar voorlopig ben je onze gast. Maar je had misschien nog een vraag?
Ja, Chrtien. Waarom is onze wereld zo ongelukkig?
Heel simpel, Theo. Je kent nu het geheim van de regenboog. De
mens is als de boom die met zijn wortels in de donkere grond blijft
steken. Een boom die niet naar het licht wil groeien. Daarom
begrijpen ze het leven niet. Bomen die niet willen uitgroeien naar
de hemel verstikken en sterven.
Wat moeten we doen, Chrtien?
Ook dat is eenvoudig, Theo! Jullie moeten nadenken over de
overeenkomst die jullie met elkaar hebben gesloten.
Overeenkomst?, vroeg Theo verbaasd.
Wel, na de meest afschuwelijke oorlog die jullie met elkaar
hebben uitgevochten, kwamen jullie bijeen in de Verenigde Naties.
Jullie wilden herhalingen voorkomen. De mensheid sloot toen een
overeenkomst met zichzelf die de Universele Verklaring van de
Rechten van de Mens werd genoemd. Ziehier!
Chrtien haalde een boekje uit zijn zak met het blauwe logo van de
Verenigde Naties op de kaft. Hij legde het op tafel en zei:
Lees artikel 1 maar eens, Theo!
Theo pakte het boekje en las het artikel:

375

Alle mensen worden vrij en gelijk


in waardigheid en rechten geboren.
Zij zijn begiftigd met verstand en
geweten, en behoren zich jegens
elkander in een geest van broederschap te gedragen.
Theo zag het. In deze paar zinnen zat alles! Alle mensen waren
kinderen van dezelfde familie: broers en zussen. Ieder met zijn of
haar eigen bijzondere persoonlijkheid. Ieder even waardevol! Met
een verstand om inzicht te krijgen en een hart om liefde te voelen.
Begrijp je het, Theo? Zo is het: alle mensen zijn kinderen van n
goede vader. Broertjes en zusjes! Als je dit ziet hoef je niet meer te
vechten voor geld, macht of godsdienst. Dan hoef je de natuur ook
niet meer te vernielen.
Dit artikel is de regenboog voor jullie wereld. Laat haar gaan leven,
laat haar gaan schitteren!
Op dat moment werden ze onderbroken door Ingrid die het terras
op rende.
Hallo, mama zou het leuk vinden als jullie bij ons kwamen eten.
Ze wil Theo en Max graag ontmoeten.
Ja, kleintje, je zult haar wel heel nieuwsgierig gemaakt hebben
met
je verhalen! zei Chrtien, terwijl hij net deed of hij streng keek.
Poeh, Chrtien! zei ze nuffig, Ik ben helemaal niet bang voor
jou!
Wacht maar eens, kleine rakker! Als ik jou eens te pakken
heb ...!
Het was een leuk gezicht: Chrtien rende over de pier achter
Ingrid
aan. Op de hielen gevolgd door een vrolijk blaffende Max.
Het was een grappig einde van een leerzame ochtend. Theo
voelde zich vrij en gelukkig. Hij stond op en liep op zijn gemak
over de pier naar het dorp. Daar zou hij de anderen wel weer
ontmoeten.
De rest van het boek is onder constructie!
376

You might also like