You are on page 1of 2

2.5 De kern van het probleem en de oplossing * wellicht splitsen?

*
De verschillende redenen of beter gezegd oorzaken voor het verspillen van
voedsel zijn duidelijk. Als je weet waarom voedsel verspild wordt, is het ook makkelijker om
een oplossing op maat te vinden. Op basis van de huidige kennis geeft het voedingscentrum
een zevental adviezen aan de consument. Ten eerste noemen ze op maat koken. De
voornaamste reden dat mensen eten weggooien, is dat ze te veel koken. Als de consument
zich verdiept in de juiste portiegrootten zal er veel minder verspild worden. Verwarring en
gebrek aan kennis over de THT en TGT-datum is een andere oorzaak van veel verspilling.
Consumenten hier soepel mee om leren gaan kan kilo aan voedselverspilling per persoon per
jaar schelen. Een derde oplossing die het voedingscentrum noemt is creatief koken. Door
middel van recepten en apps kun je consumenten laten zien wat je allemaal met kliekjes
kunt doen. De vierde maatregel wordt door veel consumenten vaak als een van de
belangrijkste benoemd: het invriezen en gekoeld bewaren van producten. Driekwart van de
huishoudens heeft de koelkast echter op de verkeerde temperatuur ingesteld staan. Mensen
hebben nog beperkte kennis over hoe je producten op de juiste manier bewaard,
consumenten hierover informeren kan daarom ook een belangrijke oplossing zijn. Ten zesde
wijst het voedingscentrum consumenten erop te letten op de portiegrootte van producten bij
aankoop. Hier zijn wel vooral de supermarkten en producten de boosdoeners. Ten slotte
adviseert het voedingscentrum consumenten op maat te kopen en niet te veel op voorraad
te houden. Boodschappenlijstjes maken en maaltijden plannen zijn dingen die hierbij kunnen
helpen. (Dooren, C., Mensink, F., 2014)
Voor elke oorzaak lijkt een oplossing te zijn. Een geschikte oplossing vinden is dan ook
niet het voornaamste doel bij het terugdringen van voedselverspilling. De uitdaging is om
mensen zo ver te krijgen hun gedrag ook daadwerkelijk te veranderen. De laatste jaren is er
door verschillende organisaties vooral veel gedaan aan bewustwording en kennis. Zoals
eerder gezegd heeft over het algemeen 90% van de consumenten de intentie om minder
voedsel te verspillen en is twee derde van de consumenten zich bewust van hun eigen
verspilling. Hoewel bij studenten zowel het bewustzijn als de bereidheid om minder te
verspillen relatief lager ligt dan bij de meest andere consumenten, is het nog steeds vrij
hoog. Ook uit mijn eigen onderzoek blijkt dat studenten over wel de intentie hebben om
minder te verspillen.
Mensen associren voedselverspilling met een negatief moreel gevoel, ze vinden het
beschamend of zeggen dat het niet hoort (Stepman, 2013). Zon moreel gevoel is iets wat
spontaan opkomt. Het hangt samen met onze achtergrond: opvoeding, cultuur, normen,
waarden etc. Volgens sommige kunnen we zelfs spreken van een moreel instinct: iets dat
even elementair is als een zintuig en ons helpt te bepalen wat goed en wat slecht is. Het is
niet gek dat ons instinct ons verteld dat voedsel weggooien slecht is. Voedsel is een van
onze primaire levensbehoeften, we hebben dit nodig om te overleven. Met het oog op
overleven is voedsel weggooien een vreemde keuze, maar in een maatschappij met een
overschot aan voedsel komt het toch vaak voor.
De rationele onderbouwing van dit negatieve morele gevoel vinden we terug in de
ethiek. (Stepman, 2013) *Aanvullen of verwijzen naar de gevolgen van voedselverspilling
2.2*
Het probleem is dat de intentie om bewust met voedsel om te gaan geen zekerheid
biedt tot bijpassend gedrag. Intentie en gedrag zijn twee verschillende aspecten die beide
van factoren afhankelijk zijn. De stap tussen deze twee aspecten blijft groot.
In de masterthesis van M. Schouten wordt een onderzoek gepresenteerd, waarin
cognitieve factoren, sociale factoren en demografische kenmerken in relatie tot
milieubewuste intentie en milieubewust gedrag in kaart worden gebracht. Met het doel meer
inzicht te krijgen in factoren die duurzaam gedrag in relatie tot voedsel positief kunnen
benvloeden. Het onderzoek is gehouden door middel van een enqute aan de hand van een
cross-sectioneel survey-design, onder 232 respondenten. Dit waren grotendeels studenten.
Uit het onderzoek bleek dat de variabelen persoonlijke identiteit, risicoperceptie en bijna alle
sociaal demografische kenmerken significant verklarend zijn voor milieubewuste intentie zijn.

Voor milieubewust gedrag zijn persoonlijke identiteit en descriptieve norm significant


verklarend. De descriptieve norm is wat de meeste anderen lijken te doen, ongeacht van of
dit juist is of niet. Risicoperceptie is relatief gemakkelijk te benvloeden door middel van de
bewustwordingscampagnes, die de laatste jaren veel zijn uitgevoerd. De factoren die een
significante invloed hebben op gedrag, zijn lastiger te benvloeden. Vandaar dat het gedrag
van de meeste mensen nog niet bij hun intentie past.
Dat gedrag voornamelijk bepaald wordt door persoonlijke identiteit en de descriptieve
norm, wordt bevestigd door Stepman (2013).
Voedsel speelt een grote rol in onze cultuur (identiteit). Onze huidige voedselcultuur,
waar voedsel enerzijds als luxe en plezier en anderzijds als een last wordt gezien,
schenkt weinig aandacht aan de waarde van voedsel voor onze persoonlijke en
sociale ontwikkeling. Een andere kijk op voedsel en een andere voedselcultuur zijn
echter noodzakelijk om minder voedsel te verspillen. De consumenten die zich bewust
zijn van hun eigen impact en bereid zijn hun verspilling te reduceren doen hier vaak
toch niets aan door tijdgebrek.
Concluderend is er bij veel mensen de wil om minder te verspillen, maar is het
verspillen van voedsel nou eenmaal een gewoonte geworden waar lastig vanaf te komen is.
Het zit ingebed in hun persoonlijke identiteit. Dit routinegedrag doorbreken en benvloeden,
is een belangrijk deel van de oplossing voor het verminderen van voedselverspilling. Dit is
ook een van de grootste uitdagingen.
Om toch te proberen dit gedrag te benvloeden, vinden we enkele steunpilaren in de
communicatiewetenschappen. Zo is er de voorlichtingsmatrix van McGuire (1985). Hierbij
onderscheidt men zes fasen die doorlopen moeten worden om een gedragsverandering te
kunnen bewerkstelligen. In deze zes fasen zijn er steeds vier variabelen die een belangrijke
rol spelen: de bron, het bericht, het kanaal en de ontvanger. In de eerste fase draait het om
aandacht trekken voor het onderwerp. Vervolgens moet de doelgroep begrip krijgen voor dit
onderwerp. Hierna volgen drie fasen die overeenkomen met de theorie van gepland gedrag
door Fishbein en Ajzen (1975). Er moet een attitudeverandering plaatsvinden, dit wordt
gedefinieerd als het afwegen van de voor en nadelen van bepaald gedrag. Daarna volgt
intentieverandering en gedragsverandering. Wanneer mensen de intentie hebben om hun
gedrag te veranderen, moeten ze ook de mogelijkheid hebben dit te doen. Ten slotte komt er
de zesde en laatste fase gedragsbehoud, er moet voorkomen worden dat mensen in hun
oude gedrag terugvallen (Nieuwenhuizen, 2009). In dit model vinden we ook de driedeling in
determinanten voor gedragsverandering terug die besproken wordt door Jansen et. al.
(2010): de wil van de mens, de mogelijkheden van de mens, de versterkende factoren
(kenmerken van de omgeving, die het gedrag bevorderen).
Met dit model in het achterhoofd kan een passende oplossing voor voedsel
verspillend gedrag onder studenten ontwikkeld worden. De nadruk ligt vooral op het bieden
van mogelijkheden om het gedrag aan te passen en op het ervoor zorgen dat het gedrag
behouden wordt. De fasen voor attitudeverandering en intentieverandering spelen een
ondergeschikte rol, omdat de studenten grotendeels als de juiste attitude en intenties
hebben.

You might also like