You are on page 1of 7

Kritische reflectie OGP 3

In dit kwartaal staat de groep centraal. Met de opgehaalde kennis over mijn stage
groep wilde ik in verschillende vakgebieden het onderwijs af stemmen op
specifieke pedagogische-en vakgerelateerde kenmerken. Bij elke les ben ik
nagegaan of ik rekening heb gehouden van de volgende zes doelen die ik
hieronder gereflecteerd heb. Door bewust stil te staan of ik rekening heb
gehouden met de zes doelen zullen de lessen afgestemd zijn op mijn stage
groep.
Doel 1:
Wat wilde ik?
Ik wil een fysiek en sociaal-emotioneel veilige leeromgeving voor de leerlingen
creren, dit wil ik bereiken door afspraken te maken met leerlingen.
Wat deed ik?
Tijdens mijn lessen ben ik de gestudeerde theorie over het cyclischmodel van
vertrouwen gaan toepassen (Hendriksen, & Dijkstra, 2010). Voordat ik dit heb
gedaan in mijn lessen heb ik eerst een fysiek veilige omgeving voor de leerlingen
gemaakt waardoor ik vervolgens het cyclischmodel van vertrouwen kan
toepassen. Een fysiek veilige omgeving is door duidelijke afspraken te maken met
de leerlingen waaraan de leerlingen zich moeten houden. Om dit te bereiken
moet ik effectieve leerkrachtcommunicatie toepassen om de afspraken duidelijk
over te brengen en vervolgens zal ik consequent reageren op de leerlingen
wanneer zij zich niet houden aan de afspraken.
Welke betekenis heeft het voorgaande voor jou?
-

Positieve ervaringen:
Afspraken van te voren maken met de leerlingen voordat zij mogen
samenwerkwerken heb ik als eerste gedaan, hierbij heb ik effectieve
leerkrachtcommunicatie gebruikt om ervoor te zorgen dat de
boodschappen ook goed aankwamen. Voor de zekerheid heb ik de
leerlingen de afspraken laten herhalen, waardoor ik zeker weet of het
duidelijk is voor de leerlingen. Doordat ik heb gecontroleerd of de
afspraken duidelijk zijn kan ik overgaan naar het samenwerken leren.
Tijdens het samenwerkend leren heb ik de leerlingen goede ondersteuning
geven waardoor de leerlingen zijn zelfvertrouwen door mij en door andere
leerlingen zal stijgen met als gevolg dat er een veerkracht ontstaat bij de
leerlingen.
De leerlingen tegen een stootje kunnen wanneer zij te maken hebben met
een anticlimax. Het kind heeft vertrouwen in zichzelf en in andere waarbij
vanuit de omgeving sociale ondersteuning zal vinden. Deze cyclus zal zich
blijven herhalen gedurende de hele leven van de leerlingen. Doordat ik dit
weet benader ik de leerlingen positief en laat ik de leerlingen
samenwerken waardoor het zelfvertrouwen stijgt. Door een goede
zelfvertrouwen zijn de leerlingen instaat om beter te presteren dan
wanneer zij erg onzeker zullen zijn.

Doel 2:

Wat wilde ik?


Leiding geven aan het groepsproces, hierbij wil ik samenwerkend/coperatief
leren stimuleren en gebruik maken van effectieve leerkrachtcommunicatie
waarbij ik leerlingen aanspreek op gedrag, hen positief stimuleer en zicht hou op
de groepjes leerlingen.
Wat deed ik?
Allereerst ben ik begonnen mezelf af te vragen wat ik wil bestuderen om dit doel
te bereiken. Zo ben ik eerst gaan opzoeken wat het belang van samenwerken/
coperatief leren is. Ik heb ontdekt dat vooral leerlingen in de onderbouw het
meeste leren in de speelwerktijd, dit kan individueel of in groepen bezig zijn met
de opdrachten. Hierbij kwam ik tot de conclusie dat de speelwerktijd het hart is
van de didactiek in de onderbouw.
Vervolgens ben ik nagegaan in welke fase mijn stage leerlingen zitten op sociaalemotioneel gebied, waarbij ik kan rekening kan houden met mijn lessen om de
ontwikkeling te stimuleren tijdens en na het samenwerkend/coperatief leren. Zo
heb ik geleerd dat leerlingen van groep 3 in de fase zitten waarbij er tussen de
leerlingen vriendschap bestaat dat ook los is van het momenten dat ze
samenspelen. Heb boek Kiezen voor het kind vermelde dat de docent de
sociale ontwikkeling op twee manieren kan stimuleren:
1) De docent heeft een voorbeeld functie tegenover de klas
2) Een gesprek voeren met de leerlingen waarbij de leerlingen zich
verplaatsen in een ander, de Theory of mind.
Verder heb ik ook gelezen dat leerlingen in groep 3 volgens Erikson in de fase
zitten waarbij de leerlingen hun minderwaardigheid moeten ontwikkelen tot een
groeiend gevoel van competentie om in de volgende fase terecht te komen
(Brouwers, 2010).
Bovendien ben ik me erin gaan verdiepen wat de functie is van de docent tijdens
het speelwerktijd. Het thema, leeromgeving, ideen en plannen, regels gericht op
organisatie (mondeling maar vooral visueel) moet ik duidelijk maken in de
instructie. Ook moet ik stimuleren van ontwikkelingsprocessen, door effectieve
leerkrachtcommunicatie. Verder ben ik mezelf ook nog even gaan verdiepen in
effectieve leerkrachtcommunicatie, hierbij vroeg ik mezelf af welke aspecten
hierbij horen (startsignaal, contactname, sensitieve responsiviteit, lichaamstaal,
stem, mimiek, oogcontact, positie, tempo, alertheid signalen, eenduidige
communicatie, benoemen, ontvangstbevestigingen, beurtverdeling en
leidinggeven).

Welke betekenis heeft het voorgaande voor jou?


-

Positieve ervaringen:
Wat vooral goed ging was mijn natuuronderwijs les, hierbij heb ik bewust
het boek achterwegen gelaten en de leerlingen in tweetallen ontdekkend
laten leren waarbij ik aan het eind van de les kon ervaren dat de
speelwerktijd inderdaad het hart van de didactiek in de onderbouw is. De

leerlingen waren in de speelwerktijd erg enthousiast en de betrokkenheid


was hoog waardoor de leerlingen veel hebben geleerd. Voor mij was het
alleen maar de leerlingen stimuleren op hun gedrag. Complimenten geven,
zowel verbaal als non-verbaal (duim), heb ik bij alle groepjes gedaan toen
door in de klas heen liep. Bovendien is het complimenteren van de
leerlingen het opkrikken van de zelfvertrouwen. De leerlingen hebben
namelijk volgens Erikson een gebrek aan zelfvertrouwen, wanneer de
leerlingen het goed doen complimenteer ik ze op een rechtvaardige
manier. Door het opkrikken van de zelfvertrouwen ontwikkelen de
leerlingen zich langzamerhand tot de volgende fase.
Naar mijn gevoel was dit een geslaagde les, zowel voor mij als voor de
leerlingen.
Ook mijn werkplekbegeleider was erg positief over deze les, haar is het
ook opgevallen dat ik leerlingen goed/ duidelijk aanspreek op hun gedrag
en dat de leerlingen erg betrokken waren, dat te zien was aan hun gedrag:
overleggen, bekijken vragenstellen etc.
Wat ander ging dan verwacht:
De rekenles, ik weet het nog zo goed, op 5 april waar ik nog steeds
teleurgesteld over ben. Naar mijn gevoel was het een ramp, maar
tegelijkertijd ook een leerfase geweest. Ik had de rekenles in mijn hoofd al
helemaal voor me, wat ik wilde doen, hoe alles zou verlopen en welke
materialen ik nodig zou moeten hebben voor mijn instructie. Helaas verliep
dit anders dan gepland, de leerlingen waren die dag drukker dan anders
maar verder was ik die dag de derde docent die voor de klas stond en ik
had ook nog eens, waar ik zo ontzettend van baal, een belangrijk deel van
mijn instructie te vergeten te vertellen, waardoor de klas nog drukker
werd. De klas was zo druk dat ik de leerlingen met effectieve
leerkrachtcommunicatie heb aangesproken op hun gedrag en besloten heb
om de leerlingen niet te laten samenwerken aan de opdrachten anders zou
ik de klas kwijt geraakt zijn. Het zelfstandig werken verliep prima en ik
heb de leerlingen individuele aandacht gegeven die het nodig hadden. Aan
het eind van de les ben ik een voorbeeld functie geweest door heel open te
zijn tegen de klas. ik heb verteld dat de instructie van mij niet duidelijk was
geweest en dat ik begrijp dat de leerlingen hierdoor wat drukker werden.
Door het open te zijn laat ik de leerlingen zien dat ook docenten fouten
maken en dat eerlijk zijn tegen elkaar belangrijk is. Tegelijkertijd heb ik een
gesprek gevoerd met de klas waarbij de leerlingen mijn emotie
(teleurgesteld) te horen krijgen en heb ik verwoord hoe de leerlingen zich
voelden op dat moment.
Na de les heb ik met mijn werkplekbegeleider besloten dat zij de volgende
dag de les zou herhalen en dingen zaken die nog ontbrak worden
uitgelegd de volgende dag. Ik zelf heb besloten mijn werkplekbegeleider
dit te laten doen omdat de stof die nog binnen is gekomen bij de leerlingen
de volgende dag nog vers erin zitten, want als ik het had gedaan zou de
week erop weer grotendeels vergeten zijn.

Doel 3:
Wat wilde ik?

Interactie aangaan met de groep, dit wil ik door gesprekken te voeren met
leerlingen waarbij ik actief luister. Verder wil ik ook nog eens onderwijsactiviteiten
met de leerlingen evalueren en daarop wil ik weer feedback geven.
Wat deed ik?
Om dit doel te bereiken ben ik nagegaan wat er nodig is tot effectieve
samenwerking binnen een groep te krijgen. Zo heb ik geleerd dat positieve
afhankelijkheid, individuele aansprakelijkheid en groepsverantwoordelijkheid,
directe en positieve interactie, sociale vaardigheden en groepsreflectie van
belang is om effectief te kunnen samenwerken (Luijtjes, Zeeuw-Jans, 2013). Wel
heb ik geleerd dat er verschillende fases zijn om tot effectief te kunnen
samenwerken. Je zou jezelf moeten ontwikkelen om tot de laatste fase te komen.
Door mezelf eerst te verdiepen wat nodig is om effectieve samenwerking stand
te komen, kan ik vervolgens de leerlingen gericht feedback kan geven met de
opgehaalde kennis. Ook heb ik gevalueerd op de productdoelen, hierbij moesten
de leerlingen voornamelijk hun nieuwe kennis opnoemen.

Welke betekenis heeft het voorgaande voor jou?


-

Positieve ervaringen:
Elke les, die ik heb gegeven afgelopen kwartaal, is op evaluatie positief
beoordeelt door mijn werkplekbegeleider. Zij vond het vooral goed dat ik
aan het eind van de les even kort samenvatte wat goed ging tijdens. Zo
heb ik verschillende leerlingen aan het woord gehouden wat zij vonden van
het samenwerken, hierbij heb ik doorgevraagd wat goed/minder goed ging
tijdens het samenwerken aangezien de leerlingen hier niet concreet in
waren. Eerlijk gezegd ben ik het navragen van wat goed/minder goed ging
bij de leerlingen pas later meer gaan doen, hierbij heb ik mezelf
ontwikkeld,. waardoor ik nog gerichter feedback kon geven aan de
leerlingen.
De productdoelen heb ik vooral gevalueerd door de leerlingen de nieuwe
opgedane kennis te laten benoemen. Verder heb ik alle
schriften/werkboeken/ werkstukken nagekeken om te controleren of echt
alle leerlingen het hebben begrepen. Als docent voelt het namelijk erg
goed dat de leerlingen iets hebben geleerd van de les. Ook doet het me
goed dat ik mezelf heb ontwikkelt in het gerichter doorvragen naar de
leerlingen van wat goed of minder goed ging.

Doel 4:
Wat wilde ik?
Geschikte leerdoelen stellen, hierbij wil ik passende leerdoelen (proces -en
productdoelen) stellen die aansluiten bij de leerlijnen en het bestaande
onderwijsprogramma van de stage groep.
Wat deed ik?
Allereerst heb ik de methodes van mijn stageschool toegepast in de lessen zover
het kon. In de methode heb ik de productdoelen overgenomen in mijn

lesvoorbereidingen en lesverantwoordingen. Ook heb ik gekeken bij


http://tule.slo.nl/ om te kunnen zien welke kerndoelen en welke leerlijnen bij de
productdoelen aansluiten. De kerndoelen en leerlijnen heb ik in mijn
lesvoorbereidingen verwerkt. Verder heb ik de procesdoelen verwerkt in mijn
lesvoorbereidingen en lesverantwoordingen die bij de leerlingen nog verder
kunnen ontwikkelen.
Welke betekenis heeft het voorgaande voor jou?
-

Positieve ervaringen:
Zowel alle product- en procesdoelen zijn gevalueerd met de klas. Tot nu
toe zijn alle productdoelen behaald, op de rekenles na. De methodes van
de stageschool zijn duidelijk en concreet. De inleiding beschrijft duidelijk
wat de productdoelen zijn en hoe je als docent deze doelen kunt behalen.
Mijn natuuronderwijs les was een uitzondering en daarbij heb ik mijn eigen
creativiteit ingezet door de les voor de leerlingen nog interessanter te
maken, wat achteraf ook gelukt was. Wel heb ik me gehouden aan de
productdoelen van de methode. Mijn werkplekbegeleider stimuleert het
juist dat er creativiteit in de les wordt gebruikt, zolang dit niet ten koste
gaat van de lesinhoud. Ook vond mijn werkplekbegeleider het goed dat ik
werkstukken/werkboeken/schriften van de leerlingen nakijk, want zij vind
dat je op een andere manier een goed beeld krijgt of de productdoelen zijn
behaalt.

Doel 5:
Wat wilde ik?
Leeractiviteiten ontwerpen waarbij ik rekening wil houden met verschillende
werkvormen en groeperingsvormen. Verder wil ik ook nog eens rekening wil
houden met een ingerichte leeromgeving bij de leeractiviteiten door benodigde
materialen en leermiddelen klaar te zetten en in te zetten in mijn lessen.
Wat deed ik?
Allereerst ben ik gaan bestuderen welke werkvormen en groeperingsvormen er
zijn die ik eventueel zou kunnen toepassen bij mijn stagegroep. Verder heb ik
tijdens de PPO lessen geleerd wat van belang is bij de leerlingen voor bij het
samenwerken er moet namelijk rekening gehouden worden met het GIPS-model.
Voor bij het samenwerken en bij mijn instructie heb ik verschillende materialen
meegenomen, om de betrokkenheid te verhogen en enkele aspecten per vak
concreet kon maken voor de leerlingen.
Welke betekenis heeft het voorgaande voor jou?
-

Positieve ervaringen:
Ikzelf heb het belang van het GIPS-model kunnen ervaren en kunnen
ervaren wat de gevolgen bij de leerlingen zijn. Met deze kennis kan ik
efficinte opdrachten bedenken voor de leerlingen waarbij de leerlingen in
een groepje allemaal iets leren. Materialen hebben ook een positieve effect
bij de leerlingen heb ik ervaren. Als voorbeeld neem ik weer mijn
natuuronderwijs les, de leerlingen waren het fruit (opengesneden appels,
peren en nectarine) met erg veel enthousiasme en betrokkenheid aan het
bestuderen met alle zintuigen, eten mochten ze pas in de pauze, waarbij

ze nieuwe kennis opdeden terwijl de leerlingen eigenlijk met dit soort fruit
dagelijks te maken hebben.
Ook heb ik ervaren dat het concreet maken van nieuwe lesstof voor de
leerlingen erg duidelijk is. De leerlingen kregen voor het eerste te maken
met oppervlaktes. Zo had ik verschillende matten klaarstaan en leerlingen
op de mat laten staan. De matten stonden stelden voor als de schoolplein
en de leerlingen die op de matten mochten staan waren de leerlingen die
aan het spelen waren op het schoolplein. Stap voor stap voegde ik een mat
eraan toe waarbij de leerlingen moesten raden hoeveel leerlingen er nu op
het schoolplein konden spelen. Helaas was de koppeling tussen het
schoolplein en de opdrachten in het werkboek niet duidelijk voor de
leerlingen. Het ging voor de meeste te snel. Bovendien, zoals ik al eerder
heb vermeldt, was ik nog een deel van mijn instructie vergeten uit te
leggen waardoor de klas nog drukker werd. Al met al heb ik het wel
concreet kunnen maken voor de leerlingen en geleerd dat ik de koppeling
tussen de instructie en de opdrachten nog concreter zal moeten uitleggen.

Doel 6:
Wat wilde ik?
Leeractiviteiten begeleiden waarbij coperatieve werkvormen plaatsvindt, hierbij
wil ik leerlingen hulpen bij het leerproces en rekeninghouden met de kenmerken
van de groep.
Wat deed ik?
Allereerst heb ik voor mezelf de groep in beeld gebracht, hierbij het ik een
sociogram afgenomen met behulp van de leerlingen en twee verschillende
klimaatschalen van de klas gemaakt waarvan n gaat over de sfeer in de klas
en de ander onderlinge relaties tussen de leerlingen, deze zijn gebaseerd uit
observaties die ik heb gedaan. Verder heb ik ook nog eens informatie over
cognitieve niveau verschillen tussen rekenen, technisch lezen, schrijven en
woordenschat. Ook werkhouding, allergien, motoriek, sociaal-emotioneel en
slecht horende/ ziende heb ik per leerling weergegeven.
Welke betekenis heeft het voorgaande voor jou?
-

Positieve ervaringen:
Ik kon mijn lessen vanuit deze informatie aanpassen wat betreft het
samenwerken. Groepjes maakte ik aan de hand van de sociogram en ik
maakte gebruik van differentiatie op de cognitieve niveau verschillen in de
klas. De overige factoren waren niet echt van belang alhoewel ik er af en
toe naar heb gekeken over ik iets over het hoofd zie voordat ik mijn les
opstuurde naar mijn werkplekbegeleider. Door deze informatie te
verwerken in je lesvoorbereiding had ik een zekerder gevoel over het
geven van de lessen. Er is niks dat je over het hoofd ziet.
Ook dit is terug te zien in de feedback van mijn werkplekbegeleider. Zij
heeft bij de feedback van mijn natuuronderwijs les erbij vermeldt dat de
inzet van de sociogram zeer sterk was. kortom niet alleen ik maar ook
andere zien het resultaat dat het positief uitpakt in de lessen.

Hoe nu verder?
Ik zelf heb veel gezien en ervaren wat er gebeurd met de groep als je gericht kijkt
naar deze specifieke doelen. De leerlingen leren namelijk veel van elkaar
wanneer je de juiste kenmerken van de groep inzet bij je lessen.
Wanneer ik weer voor een nieuwe klas sta zal ik de plan van aanpak weer
hetzelfde doen: het bewust stil staan van deze zes doelen en vervolgens mijn
lessen daarop voorbereiden. Voor deze groep kan ik het nu afsluiten en weet ik
voldoende om nog meer (nieuwe) werkvormen (Choinowski, 2011) in mijn les toe
te passen. Het toepassen van andere werkvormen zal voor voorlopig een nieuwe
mogelijke uitdaging voor mij zijn waardoor ik me weer een stapje dichterbij zal
ontwikkeling tot de ideale leerkracht.

Literatuurlijst:
Sociaal-emotionele ontwikkeling:
Brouwers, H. (2010). Kiezen voor het jonge kind. Bussum: Coutinho.
Effectieve samenwerking:
Luijtjes, M., Zeeuw-Jans, I. de (2013). Ontwikkeling in de groep. Bussum:
Couthino.
Werkvormen:

https://connect.fontys.nl/instituten/fhke/Opleidingen/Pabo/Propedeuse/LAGroep/LocatieEHV
/_layouts/15/WopiFrame.aspx?
sourcedoc=/instituten/fhke/Opleidingen/Pabo/Propedeuse/LAGroep/LocatieEHV/Documents/
Domein%20PPO/Leertaak%20cooperatief
%20leren/Werkvormen_Cooperatief_Leren.docx&action=default
Choinowski, N. (2001). Coperatief leren. Deventer: Saxion Hogeschool.
Cyclischmodel van vertrouwen:
Hendriksen, J., & Dijkstra, H. (Het verhaal van het kind). Thieme Meulenhoff.

You might also like