Professional Documents
Culture Documents
ii
iii
Performance related
characterisation of the mechanical
behaviour of asphalt mixtures
PROEFSCHRIFT
ter verkrijging van de graad van doctor
aan de Technische Universiteit Delft
op gezag van de Rector Magnificus prof. dr. ir. J.T. Fokkema,
voorzitter van het College voor Promoties,
in het openbaar te verdedigen op 20 januari te 10:30 uur
door
Jacobus Michal Maria MOLENAAR
metaalkundig ingenieur
geboren te Edam
iv
Samenstelling promotiecommissie:
Rector Magnificus,
Prof. dr. ir. A.A.A. Molenaar
Prof. dr. ir. Ch.F. Hendriks
Prof. dr. R.L. Lytton
Prof. dr. U. Isacsson
Dr. ir. J. Zuidema
Dr. P.C. Hopman
Ir. L.A. Bosch
Prof. dr. ir. F. Molenkamp
To Miente,
Lieuwke, Niels,
Beppeke, and Willemijn
vi
Keywords:
Asphalt mixture, performance related characterisation, mechanical
property, creep, permanent deformation, crack-growth, fracture,
constitutive modelling.
vii
Foreword
At this place I want to thank Cos van Teylingen, former head of the
department Realisation and Maintenance Infrastructure I am working in,
for stimulating me to write this thesis, Peter Hoogweg, director of the
Road and Hydraulic Engineering Division, for giving his consent, and
Andr Molenaar, professor at the Road and Rail Road Laboratory of the
Delft University of Technology, for his willingness to be my promotor. I
want to thank also my former colleagues and project leaders in the
Scientific Asphalt Research Project (Technisch Wetenschappelijk Asfalt
Onderzoek, TWAO), Harry Verburg and Rutger Krans. I want to thank Jos
van der Heide, representative of the Dutch Asphalt Producers and
Contractors Association, VBW-Asfalt, for his sharpening views from the
other side in the project team. I want to thank all those who contributed
directly or indirectly to the realisation of this thesis, those who participated
in or contributed to the TWAO-project teams, Arthur van Dommelen
(RHEI), Bernard Eckmann (first Exxon, later Nynas), Louis Francken
(Belgian Road Research Centre), professor Andr Gastmans (first Exxon,
later Nynas), Piet Hopman (first TU-Delft, later NPC), Andr Houtepen
(KOAC), Maarten Jacobs (first TU-Delft, later KOAC), Jasper van der
Kooij (RHEI), Piet Kunst (NPC), Hans Nugteren (RHEI), Ad Pronk
(RHEI), Carl Robertus (Shell), Theo Terlouw (Shell), Fedde Tolman
(NPC), Kees Valkering (Shell), Martin van de Ven (NPC), Ann
Vanelstraete (Belgian Road Research Centre), and Gerrit Westera
(KOAC). I want to thank Jan Zuidema (TU-Delft) for his cooperation and
his graduate students, Carel Kleemans, Jan Boone, Johan Schulte, and
Marlies Arbouw who were willing to do their Master of Science thesis on
crack-growth of asphalt mixture. I thank Ad Pronk for his critical reading
and comments on the analysis in appendix 1. And I want to thank Tom
Dingjan for his help with the illustrations.
The TWAO-project started in 1990. It was started because there was a
wide spread desire to develop so-called functional, or performance
related requirements for asphalt pavements and asphalt mixtures. The
contractors eagerly developed new products. However, the application of
new products was, and is, hindered by the difficulty that the traditional
requirements are not applicable to newly developed products. It was felt
that a fundamental approach to the characterisation of asphalt mixtures
was necessary to help find an answer to this difficulty. The TWAO-project
was intended to be scientific, to improve the knowledge and expertise of
the RHEI, but also to show that the RHEI is a road authority which
cooperates with the road building industry to enhance innovation. The
ambitious goal of the project meant among other things that new tests and
viii
ix
Zoetermeer,
December, 2002
Samenvatting
Het onderzoek is gedaan ter ondersteuning van innovaties op het gebied
van asfaltverhardingsontwerp en materiaalkeuze, om het van risico van
falen en de kosteneffectiviteit van nieuw ontwikkelde verhardingsmaterialen aantoonbaar te maken, en daarmee die materialen toepasbaar te
maken. Om het risico van falen en de kosteneffectiviteit te bepalen is
informatie nodig over de kwaliteit van de verharding. Om de kwaliteit van
de verharding te definiren is het nodig het gedrag van de toegepaste
materialen te kennen. Om het gedrag van de materialen te kennen is het
nodig de eigenschappen van de materialen te kennen, die voor het gedrag
in de weg relevant zijn. De volgende aspecten van het mechanisch gedrag
van asfaltmengsels werden onderzocht, omdat op basis van ervaring
bekend is dat het de bepalende fenomenen zijn: het viscolastisch en
viscoplastisch spanning-rekgedrag, en het scheurgroeigedrag. Daarbij
werden analytische en numerieke methoden toegepast.
Er zijn testmethoden ontwikkeld die voor gebruik in een praktische
context geschikt zijn om de stijfheidsmodulus, de weerstand tegen
permanente vervorming, en de weerstand tegen vermoeiing en scheurgroei
te bepalen.
Het onderzoek leidt tot de conclusie dat de volgende proeven geschikt zijn
voor de karakterisering van het mechanisch gedrag van asfaltmengsels in
een praktische context: een vierpunts buig frequency sweep test, ter
karakterisering van het lineair dynamisch viscolastisch spanningrekgedrag, een dynamische triaxiale kruipproef, ter karakterisering van het
niet-lineair dynamisch elasto-viscoplastisch spanning-rekgedrag, een
trekproef, ter karakterisering van de weerstand tegen scheurgroei, en een
breuktaaiheidsproef, ter karakterisering van de weerstand tegen breuk.
De genoemde eigenschappen zijn van belang voor de functionaliteit van
de verhardingsconstructie, die wordt uitgedrukt in draagvermogen,
oppervlakkenmerken en lange-termijngedrag.
Verder kan worden geconcludeerd dat het op basis van de genoemde
proeven mogelijk is, een systeem van gedragsgerelateerde specificaties te
ontwikkelen, op basis waarvan asfaltmengsels relatief op toepasbaarheid
kunnen worden getoetst, dat wil zeggen in vergelijking met standaardasfaltmengsels waarvan het gedrag bekend is.
Met analytische methoden kan sneller dan met empirische methoden
worden bepaald of verbeteringen van verhardingsmaterialen nut hebben,
en is het mogelijk sneller over de informatie te beschikken die nodig is om
het gedrag van een nieuw ontwikkeld, niet-gestandaardiseerd materiaal op
risico van falen en kosteneffectiviteit te beoordelen. Daarom zullen
analytische methoden de toepasbaarheid van innovatieve, niet-gestandaardiseerde verhardingsmaterialen versnellen.
xi
Summary
The investigation was undertaken to support innovations in the field of
asphalt pavement design and material selection, and to be able to evaluate
or judge the risk of failure and cost-effectiveness of newly developed
paving materials in order to justify their application. To be able to
determine the risk of failure and cost-effectiveness, information is needed
about the quality of the pavement. In order to define the quality of the
pavement, it is necessary to know the behaviour of the applied materials.
In order to know the behaviour of the materials it is necessary to know the
properties that are relevant for the behaviour of the material in the
pavement. The following aspects of the mechanical behaviour of asphalt
mixture were investigated, because it is known based on experience that
these are the important phenomena: the viscoelastic and viscoplastic stress
strain behaviour, and the crack-growth behaviour. Both analytical and
numerical approaches were followed.
Test methods were developed that are suitable for use in a practical
context for the determination of the stiffness modulus, the resistance to
permanent deformation, and the resistance to fatigue and crack-growth.
It is concluded that the following tests are suitable for the characterisation
of the mechanical behaviour of asphalt mixtures in a practical context: a
four point bending frequency sweep test, to characterise the linear
dynamic viscoelastic stress strain behaviour, a dynamic triaxial creep test,
to characterise the nonlinear dynamic elasto-viscoplastic stress strain
behaviour, a tensile test, to characterise the resistance to crack-growth, and
a fracture toughness test, to characterise the resistance to fracture.
Those properties are important to the functionality of the pavement
structure that is defined in terms of bearing capacity, surface
characteristics, and long-term behaviour.
It is concluded that it is possible, based on the tests mentioned, to develop
a set of performance related specifications, which will allow newly
developed asphalt mixtures to be tested for applicability relative to
standardised asphalt mixtures for which the behaviour is known.
Analytical methods will allow one to determine useful improvements to
paving materials faster than empirical methods, and to obtain the
information required to judge a newly developed and non-standardised
paving material for its risk of failure and cost-effectiveness. Therefore, the
use of analytical methods will facilitate the acceptation for application of
innovative, non-standardised, paving materials.
xii
xiii
Contents
Samenvatting
Summary
About the author
List of symbols
List of units
List of abbreviations
x
xi
xii
xxi
xxiv
xxv
Chapter 1: Introduction
1
4
5
1
2
4
5
7
7
9
12
2.1 Introduction
2.2 This studys subject
12
14
15
15
15
15
Selected topics
Outcome of this study
16
16
16
17
18
18
Introduction
The current methodology of asphalt pavement design,
material selection, and asphalt mixture design
21
21
22
23
21
xiv
24
24
24
25
28
31
31
33
Aim
Methodology
Theory
37
37
38
38
42
Experimental details
42
4.1
4.2
43
43
43
44
45
45
48
49
4.3
5
6
Test methods
Test set-up and testing conditions
4.2.1 Four point bending test
4.2.2 Static uniaxial compression creep test
4.2.3 Dynamic uniaxial compression creep test
4.2.4 Dynamic triaxial compression creep test
4.2.5 Modified friction reduction system
Materials
52
58
59
61
63
65
xv
7.2
7.3
7.4
7.5
7.6
7.7
7.8
7.9
10
97
97
102
103
103
109
109
109
111
112
115
117
119
80
80
97
120
122
131
132
138
139
139
141
143
144
145
xvi
11
12
13
14
149
149
149
150
146
Aim
Methodology
Theory
155
155
158
158
161
161
163
163
Experimental details
164
4.1
4.2
164
4.3
Test methods
Test set-up and testing conditions Influences of stress
condition, shape of the waveform of applied stress, and
specimen geometry
4.2.1 Crack-growth test using the centre-cracked tensile
(CCT) specimen
4.2.2 Crack-growth test using the four point bending
(4PB) specimen
4.2.3 Determination of the fracture toughness test using
the semi-circular bending (SCB) specimen
4.2.3.1 The ASTM-method for metals
4.2.3.2 A modified ASTM-method for asphalt mixture
4.2.4 Three tensile tests
4.2.4.1 Uniaxial tensile (UT) test
4.2.4.2 Semi-circular bending (SCB) test
4.2.4.3 Indirect tensile (IT) test
Materials Influence of the material composition
4.3.1 Sand asphalt test in the CCT-tests and in the 4PB-tests
4.3.2 Asphalt mixtures tested in the SCB fracture toughness
test and indirect tensile test
4.3.3 Asphalt mixtures used in the SCB tensile tests,
166
166
170
170
172
174
175
177
179
179
179
179
179
xvii
5.3
5.4
5.5
5.6
5.7
5.8
7.2
7.3
7.4
180
180
181
181
186
187
193
195
195
195
208
212
214
216
219
219
219
221
221
221
228
228
231
233
233
234
236
xviii
9
10
240
244
246
249
250
253
253
254
256
8.1
8.2
8.3
8.4
8.5
256
257
257
258
261
Specimen geometry
Definition of damage
Material
Results of computations
Discussion and conclusions of computational results
General discussion
Conclusions
262
264
Introduction
Composition-relatedness: An impediment to innovation in
road building
Property-related requirements for asphalt mixture The key
to enable innovation in road building
267
3.1
3.2
271
3.3
3.4
268
271
272
273
273
281
281
283
284
284
285
288
288
xix
6
7
Complex modulus
Linear viscoelastic creep
Creep of asphalt mixture
Crack-growth in asphalt mixture
Fracture toughness and tensile strength
Summary
289
291
294
298
300
300
301
302
Introduction
General objective
Practical goal
Research goal
303
303
304
306
Introduction
General objective
Practical goal
Research goal
Property-related requirements versus composition-related
requirements for asphalt mixture
309
309
310
313
313
Introduction
Analysis
315
316
2.1
2.2
2.3
2.4
2.5
2.6
2.7
317
320
320
321
322
323
325
326
Case 1
Case 2
Case 3
327
329
332
xx
Conclusion
333
Introduction
RHEI investigation into friction reduction
Discussion
335
335
336
339
347
347
348
351
1.1
1.2
1.3
1.4
1.5
351
351
353
354
355
Definition of damage
Plastic flow criterion
Simulation of the hardening process
Simulation of the degradation process
Simulation of crack-growth
356
359
Bibliography
361
xxi
List of symbols
a
A
A0
B
BTS
C
D
e
E
E1 , E 2
f
Fm
I
I1
ITS
J
J*
J
J
J0
J1
J 2
k
K
Kc
KI
K Ic
K IQ
m
n
N
Nf
P0
Pm
Qm
R
S
S*
crack-length
constant (coefficient of the Paris equation)
constant
specimen thickness
bending tensile strength
constant
specimen diameter
base of the natural logarithm
elasticity modulus
spring constants of rheological model
frequency
Marshall flow
constant
first stress invariant
indirect tensile strength
compliance
complex compliance
storage compliance
loss compliance
constant (instantaneous elastic compliance at t = 0
compliance at time t = 1 s
second deviatoric stress invariant
constant
constant
stress intensity factor
critical stress intensity factor
mode I stress intensity factor
critical mode I stress intensity factor, or fracture toughness
apparent fracture toughness (before test of validity)
slope of the complex compliance on log-log scale
constant (exponent of the Paris equation)
number of load repetitions
fatigue-life
pertinent force
Marshall stability
Marshall quotient
stress ratio
stiffness modulus
complex modulus
xxii
S
S
S
S+
S mix
t
tl
tr
T
TR
UTS
W
z
z
~
z
z
storage modulus
loss modulus
stiffness modulus in compression
stiffness modulus in tension
mixture stiffness
time
loading time
rest-time
temperature
reference temperature
uniaxial tensile strength
specimen width
slope of the creep compliance on semi-ln scale
slope of the creep compliance on semi-log scale
slope of the creep compliance on ln-ln scale or log-log scale
slope of the creep compliance versus ln t on ln-ln scale, or
the creep compliance versus log t on log-log scale
&
constant
constant
shear rate
Gamma-function, fracture energy
loss angle
deformation rate
difference between minimum and maximum stress intensity
factor, K = K max K min
strain
strain amplitude
strain rate
minimum permanent strain rate
permanent strain rate
strain amplitude in compression
strain amplitude in tension
dashpot viscosities of rheological model
reference time
time dependent analogue of z
time dependent analogue of z
time dependent analogue of ~
z
relaxation time of rheological model, i = i / E i
Poissons ratio, kinematic viscosity
3.14159..
damage
&
$
&
&0
&perm
$
$+
1 , 2
xxiii
$
0
1
3
R
ys
stress
stress amplitude
pertinent stress
axial stress
radial stress
rupture strength
yield strength
sum
shear stress
angular frequency
cos
exp
sec
tan
tanh
cosine
exponential
secans (1/cos)
tangent
tangent hyperbolicus
is proportional to
xxiv
List of units
%m/m
C
g
K
m
N
Pa
rad
s
mass percent
degrees Celsius
gram
Kelvin
meter
Newton
Pascal, 1 Pa = 1 N/m2
radian
second
Prefixes
G
k
m
M
xxv
List of abbreviations
App.
ASTM
BTS
Ch.
Chs.
CROW
CGAC
DAC
eq.
eqs.
fig.
figs.
GAC
ITS
ln
log
LVDT
OAC
PA
SMA
RHEI
SAL
SAL100
sec.
tc
UTS
appendix
American Society for Testing Materials
bending tensile strength
Chapter
Chapters
Bureau for Contract Standardisation and Research for Civil
Infrastructure
crushed gravel asphalt concrete
dense graded asphalt concrete
equation
equations
figure
figures
gravel asphalt concrete
indirect tensile strength
logarithmus naturalis, natural logarithm
logarithm
linearly variable displacement transducer
open graded asphalt concrete
porous asphalt
stone mastic asphalt
Road and Hydraulic Engineering Institute, Ministry of
Transport, Public Works, and Water Management
standard axle loads
equivalent 100 kN standard axle loads
section
traffic class
uniaxial tensile strength
xxvi
1
Introduction
Introduction
Ch. 1
160
140
120
100
private car
80
public transport
60
40
20
0
1950
1960
1970
1980
1990
2000
year
Figure 1. Use of the private car and public transport between 1950 and 1995.
[Data from: National Bureau of Statistics].
Sec. 1
Introduction
Ch. 1
25
20
15
10
0
1975
1980
1985
1990
1995
2000
year
60
50
40
30
20
10
0
1984
D
1986
1988
B/L
1990
1992
F
1994
year
1996
I
1998
2000
SP
Sec. 1
120
cumulative percentage
100
80
60
1968
40
1979
1986
20
1993
1999
0
0
50
100
150
200
Figure 4. Axle load spectrum from 1968 to 1999. The median axle load,
indicated by the arrows, increases steadily with time. [Data from RHEI6].
expectations both in number and weight. Figure 2 shows the domestic road
transport of goods from 1980 to 1998. Figure 3 shows the international
road transport of goods from 1986 to 1998. In figure 4, the axle load
spectrum shows a gradual increase of the median with time. Thus, it
follows that in particular the combination of number and weight of trucks
causes a significant increase of the traffic load of the road network. Figure
5 shows the increase of the percentage of trucks equipped with super
singles. The super single has a greater tyre pressure and a smaller
tyre/pavement contact area than the traditional dual wheel configuration.
Therefore, the damaging effect on the pavement is greater, in comparison
to the dual wheel. This effect may increase further, should the European
Community decide to allow a higher maximum axle load without limiting
simultaneously the tyre pressure. This trend is supported by economic and
environmental advantages, because bigger trucks are more efficient in fuel
consumption, and mean fewer trucks, fewer wasted tyres and lesser
congestion.
1.1.3 Sustained use of materials and energy
Sustained Development is an embedded policy, which compels economic
use of materials and energy to protect the environment. It means many
things. It means a continuous effort to re-use materials to save energy of
The curve for 1999 represents the cumulative result of axle load measurements
performed over the period between 1-1-1993 and 1-1-2000. Data from RHEI 2001.
Introduction
Ch. 1
100
80
60
40
20
0
1980
1985
1990
1995
2000
2005
year
Figure 5. Top (a): Super single and dual wheel. Bottom (b): Increase in the use
of super singles between 1980 and 2000. [Photographs from RHEI; data from
RHEI 1996].
production and reduce emission of green house gasses. It means that new
materials are developed, as well as production and maintenance
techniques, to make possible a more efficient use of materials and energy.
In the road building industry, important contributions to this can be
realised by re-use of building materials in road bases, and re-use of old
asphalt. Hot recycling of asphalt is developed by stimulating increased
recycling percentages, and re-use of old asphalt in the original application
(e.g. porous asphalt in porous asphalt) if possible. Cold re-use of old
asphalt is developed in various ways, for example, by means of polymer
modified bitumen emulsions, and foam bitumen. Further contributions can
be realised by developing new, more durable paving materials.
Sec. 1
Introduction
Ch. 1
Sec. 1
and paving technology, are known, based on experience, laid down in the
empirical requirements and technical specifications. With a new
development, these certainties fall away as soon as normal requirements
and technical specifications are not applicable. Suddenly, in order to be
able to judge its cost-effectiveness and risk of failure, there is the need to
predict the pavements behaviour. Technicians start building computer
models to predict the pavements response to loading. That is where a
significant change takes place in comparison to the current pavement
design methodology. The current system with its empirical test methods to
determine optimal mixture compositions is inadequate. Typical examples
of empirical methods are the Marshall test, to some extent the fatigue test,
the wheel tracking test, various ravelling tests; the empirical parameters
a Marshall stiffness, a fatigue-life as commonly reported, a permanent
deformation in the wheel-tracking test, a mass-loss by abrasion in a
ravelling test are not the sort of properties required to predict the
pavements behaviour. In a functional or performance related approach
concerned with the prediction of pavement behaviour, and the evaluation
of the cost-effectiveness and risk of failure, the material composition is
irrelevant; relevant are only the properties needed to predict or judge the
cost-effectiveness and the risk of failure.
As long as the road network is a national asset and a public interest, and
thus the responsibility of a road building authority, it is the responsibility
of that authority to impose (performance related) requirements. This
means that the answers to questions regarding the facilitation of
innovation cannot come from the responsible authority if that has lost its
knowledge to judge the cost-effectiveness and risk of failure of pavements
and the applied paving materials.
1.2 Innovation and product quality - The need for a rationalised quality
control methodology8
A challenge of the future is to unify economical and environmental goals
in improving road infrastructure utilisation and enhancing its capacity. It
means, for example:
1 a further growth of traffic has to be accommodated, while noise levels
and pollution must be reduced,
2 more durable pavements must be developed, so that maintenance
frequencies are reduced, to avoid congestion by maintenance and the
negative effects of congestion on road safety,
3 new materials, production techniques, or maintenance techniques have to
be developed, which save materials and energy.
8
10
Introduction
Ch. 1
Asphalt production
control method
pavement design
method
material selection
method
mixture design
method
mixture constituents
selection method
Figure 6. Scheme, illustrating the total quality control methodology (light) and
the pavement design methodology (dark).
Sec. 1
11
Intermezzo 1
A characteristic of an empirical method is that it relies on practical experience
rather than theories. This makes an empirical method descriptive rather than
explaining. An empirical law can describe a phenomenon without providing an
understanding, although the empirical law itself could be considered a sort of
understanding; yet, this differs from an understanding in terms of
fundamental principles, which have more general predictive value. An
empirical law is predictive merely in its own reference system. The following
example can illustrate this. An empirical law could be, for example, the moon
moving from the east to the west across the south in the northern hemisphere.
This law is predictive in the northern hemisphere, but not in the southern
hemisphere, where the moon moves from the east to the west across the north.
To design a similar law which is predictive for both hemispheres, a deeper
understanding of the system of the moon and the two hemispheres is required.
method. The remaining three methods, the pavement design method, the
material selection method, and the asphalt mixture design method (the
dark section of figure 6), is conveniently called the pavement design
methodology. Considering the methods indicated in figure 6, it can be
observed that currently all five methods are almost entirely or entirely
empirical. The pavement design method is the only method, which uses
more or less fundamental design criteria, but apart from that is mainly
empirical. The asphalt production control method, the material selection
method, the mixture design method, and the mixture constituents selection
method, are based on the compositions of the asphalt mixtures. The fact
that the methods are composition-based causes the methods to be
empirical. What this means is explained in Intermezzo 1.
An empirical methodology requires renewal of empirical reference data,
based on practical experience. To gain practical experience with a new
pavement design, or a new type of asphalt mixture, requires monitoring of
the nominal service-life, to gather reference data, and to verify the
performance (cost-effectiveness with respect to standard pavement
designs, respectively asphalt mixtures). This leads to a delay of innovation
that is no longer acceptable. Thus, to date, the current empirical design
methods have been of very little value for the development and
acceptation of new types of asphalt pavement and asphalt mixture.
The alternative of the empirical method that relies on practical experience
is the fundamental method, which relies on theory. However, one may
wonder what can be the added value of a fundamental method since it is
not possible to predict pavement performance quantitatively, i.e. to predict
12
Introduction
Ch. 1
the type and amount of a specific type of damage as function of the time
during the pavements service-life. The main reason is the complexity of
the road system and the unpredictability of a number of influence factors,
such as the traffic, the climate (during paving and service), the variability
of mixture constituents, the variability of production and paving, and the
spill of chemical agents (leaking motor oil, solvents). Furthermore, one
should realise that apart from the complexity of the road system and the
unpredictability of influence factors, the available theories are in fact
oversimplifications of the reality. This is caused by the following
assumptions:
. homogeneous and isotropic pavement material,
. linear elastic stress strain behaviour, instead of nonlinear viscoelastoplastic stress strain behaviour
. simplified dynamic loading by traffic,
. a one-dimensional uniform contact pressure distribution, instead of a
three-dimensional nonlinear distribution,
. a simplified temperature distribution in the pavement (mean annual
asphalt temperature).
A fundamental approach requires that:
1 materials are characterised by means of true material properties,
2 tests are available to determine those properties.
By definition, a true material property is a property which is independent
of the geometry (size and shape) of the specimen, and which is not
influenced by the measurement itself. In a popular way of saying, a true
material property is reproducible in different tests. The behaviour of an
asphalt mixture is really too complicated to be described in detail by any
available fundamental model. It is shown in this study that fundamental
models exist, in which the material is assumed to be homogeneous and
isotropic, and that these models can be used as approximate models when
applied to an asphalt mixture. Thus, a truly fundamental method to control
the quality of asphalt is not feasible to date. What is feasible, is a rational
approach, i.e. an approach based on reason instead of belief. It is not
meant by this, that the traditional empirical method is irrational. However,
it is based on empirical fact rather than reason. A new method can be more
adaptable to new developments, if reason gains importance as one of its
pillars relative to (historical) fact.
Sec. 2
13
14
Introduction
Ch. 1
These aspects have been, and are still investigated: cf. Elphingstone (1997),
Groenendijk (1998), Voskuilen et al. (1996), Kuppens (1997), Mes (2003).
11
Agents can be additives to improve adhesive properties, or can be agents
which affect the adhesion in a negative sense: water, ice, de-icers, oil-spill,
chemical solvents, clay in mineral aggregate, and other contaminations.
12
Ageing is thought to have a physical component (e.g. time-hardening, loss of
volatiles from the binder, bitumen), and a chemical component (e.g. oxidation
by the air, interaction with ultra-violet radiation in day-light).
Sec. 3
15
16
Introduction
Ch. 1
4 Selected topics
The following topics are discussed: In chapter 2, the current pavement
design method, including the material selection method, and the asphalt
mixture design method are discussed. Chapter 3 contains the experimental evidence and an analysis of the viscoelastic properties and creep or
viscoplastic properties of asphalt mixture. Chapter 4 contains the
experimental evidence and an analysis of the crack-growth and fracture
properties of asphalt mixture. Chapter 5 discusses elements of a method
for the evaluation or judgement of the performance of an asphalt mixture
in a pavement in relation to cost-effectiveness and risk of failure. This
thesis ends with a general discussion in chapter 6, and the general
conclusions in chapter 7.
The topics in chapter 3 and chapter 4 were selected because permanent
deformation (rutting in the pavement) and crack-growth are important
elements of the method discussed in chapter 5, which is needed to quantify
the bold-faced properties in table 1. These properties can be quantified by
quantifying the following aspects of the mechanical behaviour:
. linear viscoelastic stress strain behaviour,
. time dependence of the stress strain behaviour,
. stress dependence of the stress strain behaviour,
. fatigue and crack-growth behaviour.
Sec. 5
17
13
The fracture energy is considered important but was not investigated. For
more information, the reader is referred to Irwin (1977) and Jacobs (1995).
18
Introduction
Ch. 1
Sec. 6
19
20
Introduction
Ch. 1
2
The current pavement design
methodology
1 Introduction
The purpose of this chapter is to describe the pavement design
methodology currently practised by the RHEI. In the remainder of this
study this method is used as a reference (because it is beyond the scope of
this study to discuss differences between different pavement design
methods). The methodology consists of a pavement design method (RHEI
1998), a material selection method (RHEI 1998), and a mixture design
method (CROW 2000). In 2, each of these methods as currently practised
is reviewed briefly. In 3, the weaknesses and limitations are discussed.
This chapter is concluded with suggestions for improvements.
22
Ch. 2
Sec. 2
23
24
Ch. 2
Sec. 2
25
26
Ch. 2
Sec. 2
27
100
10
1
0.01
CGAC 0/16
OAC 0/16
DAC 0/16
PA 0/16
SMA 0/11
0.1
10
mesh (mm)
100
28
Ch. 2
For different reasons, dense asphalt mixtures are particularly suitable for
application in wearing courses. Dense mixtures are durable. The
extremely dense packing of mineral aggregates provides a high resistance
to deformation. The low voids content is beneficial, as it yields high
resistance against the disintegrating influences of penetrating water. Water
causes damage, inside an asphalt mixture, not only if turned to ice. It
influences the thermodynamic potential of adhesion between mineral
aggregate and bitumen, causing gradual loss of adhesion. In addition,
pressurisation by traffic of water in voids contributes to early fatiguecrack initiation. A low void content is beneficial for the resistance to
ageing, i.e. loss of volatiles and oxidation by the air. Finally, dense
wearing courses provide a protection to the lower asphalt layer from being
penetrated by water and against oxidation.
Open graded asphalt concrete is intended for application in binder layers.
It is relatively stone rich and open graded. The idea is to increase the
internal friction, which provides a greater resistance to permanent
deformation, in comparison to gravel asphalt concrete and to dense graded
asphalt concrete.
Gravel asphalt concrete is intended for application as bituminous base. Its
characteristics are the rounded, i.e. uncrushed, aggregate, and the
relatively low binder content of approximately 4.5%. As a result, the
internal friction is relatively low, and consequently the resistance to
permanent deformation. Although this is compensated by a harder
bitumen, 40/60, gravel asphalt concrete is not recommended for heavily
trafficked class 4 or 5 roads.
Crushed gravel asphalt concrete is a more recent development, intended
for application in the bituminous base. Its general characteristics are
similar to those of gravel asphalt concrete, except that crushed gravel is
used, which provides greater resistance to permanent deformation.
2.2.2 Porous asphalt
Porous asphalt was developed originally to reduce splash and spray.
Today, it is applied mainly to reduce noise emission of pavements. In
order to fulfil both functions, a design minimum of 20% air voids is
required. This is achieved by means of a so-called gapped grading, i.e. a
grading in which the sand and small stone fractions are reduced, cf. figure
5. The mixture structure can be characterised as an underfilled stone
skeleton mixture.
Porous asphalt is valued for its resistance to permanent deformation. It
owes this to the stone skeleton, provided there is sufficient lateral confinement. It was observed that porous asphalt helps to lower the surface
temperature of the pavement during the summer, by approximately 5C. It
Sec. 2
29
100
10
DAC 0/8
DAC 0/11
DAC 0/16
1
0.01
0.1
10
100
mesh (mm)
100
10
1
0.01
OAC /11
OAC 0/16 t2
OAC 0/16 t3
OAC 0/22
0.1
10
100
mesh (mm)
100
CGAC 0/16
CGAC 0/22
GAC 0/16 t1
GAC 016 t2
GAC 0/32
10
1
0.01
0.1
10
100
mesh (mm)
Figure 4. Grading curves of standardised asphalt concrete mixtures. Top (a): dense
graded asphalt concrete, DAC; middle (b): open graded asphalt concrete, OAC;
extensions t2 and t3 indicate type 2 respectively type 3; bottom (c): crushed gravel
asphalt concrete, CGAC, and gravel asphalt concrete GAC; extensions t1 and t2
indicate type 1 respectively type 2. [Data from: CROW 2000].
30
Ch. 2
100
10
PA 0/11
PA 0/16
1
0.01
0.1
10
100
mesh (mm)
50
51
54
57
43
40
35
30
30
21
20
9.5
13
24
16
10
0
1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001
year
was suggested this is caused by traffic induced convection in the air voids.
This is expected to have a favourable effect on the temperature
distribution in the whole pavement. A temperature reduction of 5C is
sufficient to cause a significant reduction of the rutting susceptibility of
the pavement.
The large-scale application follows the government policy to develop
noise reducing surface layers, which has been in effect since 1989. Figure
6 depicts the application since 1991. By 2010, the entire main road
network shall be covered with porous asphalt.
Sec. 2
31
100
SMA 0/6
SMA 0/8 t1
SMA 0/8 t2
SMA 0/11 t1
SMA 0/11 t2
10
1
0.01
0.1
10
100
mesh (mm)
32
Ch. 2
Figure 8. Marshall test. Top (a): Test set-up. A cylindrical test specimen with a
diameter of 100 mm and a height of 63 mm is loaded diametrically with a
constant deformation rate of 0.85 mm/s until collapse. Bottom (b): A force
displacement curve is measured. The Marshall quotient Qm is determined as the
quotient of the Marshall stability Pm and the Marshall flow, Fm , i.e.
Qm = Pm / Fm .
optimise the binder content of the mixture. The method yields the bitumen
content intervals in which the following properties meet the requirements:
. Marshall stability
. Marshall flow
. Marshall quotient
. voids content
. voids in mineral aggregate filled with bitumen.
The Marshall test is used to determine these properties, cf. figure 8. The
design bitumen content is determined as the median of the common
interval, in which these properties meet the requirements. The mineral
aggregate composition of an asphalt mixture is not actually designed, but
satisfies the grading requirements. The mixture design requirements for
Sec. 3
33
34
Ch. 2
porous asphalt
0/16 tc 2, 3, 4, 5
0/11 tc 2, 3, 4, 5
stone mastic asphalt
0/11 type 1 tc 2
0/11 type 2 tc 2, 3, 4, 5
0/6 tc 2
dense graded
asphalt concrete
0/16 tc 2
0/16 tc 3
0/16 tc 4
0/11 tc 2
0/11 tc 3
0/11 tc 4
open graded
asphalt concrete
0/22 tc 2
0/22 tc 3
0/22 tc 4
0/22 tc 5
0/16 type 2 tc 2
0/16 type 2 tc 3
0/16 type 3 tc 2
0/16 type 3 tc 3
0/16 type 3 tc 4
0/16 type 3 tc 5
0/11 tc 2
0/11 tc 3
crushed gravel asphalt
concrete
0/22 tc 4
0/22 tc 5
0/16 tc 4
0/16 tc 5
gravel asphalt concrete
0/32 tc 2
0/32 tc 3
0/16 type 1 tc 2
0/16 type 2 tc 2
0/16 type 2 tc 3
VFB
(% v/v)
4.5
4.5
20.0
20.0
7.0
7.0
8.0
6500
7000
7500
6500
7000
7500
2.0 - 5.0
2.0 - 4.0
2.0 - 4.0
2.0 - 5.0
2.0 - 4.0
2.0 - 4.0
2000
2500
3000
2000
2500
3000
6.2 - 6.6
6.2 - 6.6
6.0 - 6.4
6.4 - 6.8
6.4 - 6.8
6.2 - 6.6
4.0
4.0
6.0
4.0
4.0
6.0
87
80
80
87
83
80
5500
6500
7000
7500
5500
6500
5500
6500
7000
7500
5500
6500
2.0 - 4.0
2.0 - 4.0
2.0 - 4.0
2.0 - 4.0
2.0 - 4.0
2.0 - 4.0
2.0 - 4.0
2.0 - 4.0
2.0 - 4.0
2.0 - 4.0
2.0 - 4.0
2.0 - 4.0
2000
2500
3000
3000
2000
2500
2000
2500
3000
3000
2000
2500
4.2 - 5.0
4.2 - 5.0
4.0 - 5.0
4.0 - 5.0
4.6 - 5.4
4.6 - 5.4
5.0 - 5.8
5.0 - 5.8
4.8 - 5.8
4.8 - 5.8
4.6 - 5.4
4.6 - 5.4
7.0
7.0
7.0
7.0
7.0
7.0
7.0
7.0
7.0
7.0
7.0
7.0
77
75
72
70
77
75
77
75
72
70
77
75
6000
7000
6000
7000
1.5 - 3.0
1.5 - 3.0
1.5 - 3.0
1.5 - 3.0
3000
3500
3000
3500
4.0-5.0
4.0-5.0
4.0-5.0
4.0-5.0
7.0
7.0
7.0
7.0
50 - 68
50 - 65
50 - 68
50 - 65
4500
5000
4500
4500
5000
1.5 - 3.0
1.5 - 3.0
1.5 - 3.0
1.5 - 3.0
1.5 - 3.0
2000
2500
2000
2000
2500
4.5 - 5.5
4.0 - 5.0
4.5 - 5.5
4.5 - 5.5
4.0 - 5.0
7.0
7.0
7.0
7.0
7.0
50 - 75
50 - 72
50 - 75
50 - 75
50 - 72
Sec. 3
35
emulsion asphalt
concrete
0/3 0/6 0/8 tc 2, 3, 4, 5
porous asphalt
tc 2, 3, 4, 5
stone
crushed
stone
sand
filler
bitumen
medium strength1
with
Ca(OH)2 addition
70/100
70/100
crushed
stone
-2
70/100
70/100
70/100
70/100
40/60
40/60
or
70/100
crushed sand B
weak, or
medium strength
stone
40/60
weak, or
medium strength
anti binder
segregation
additive
70/100
40/60
weak, or
medium strength
crushed
stone
additive
40/100
40/60
granulated old
asphalt,
max. 50%
granulated old
asphalt,
max. 50%
weak
40/60 or
crushed
stone
70/100
tc 3, 4, 5
crushed
weak
40/60
stone
crushed gravel asphalt concrete with asphalt granulate
tc 2
weak
40/100
old asphalt,
tc 3, 4, 5
weak
40/60
max. 50%
gravel asphalt concrete
tc 2
weak
40/603
tc 3, 4, 5
weak
40/60
gravel asphalt concrete with asphalt granulate
tc 2
weak
40/100
old asphalt,
tc 3, 4, 5
weak
40/60
max. 50%
1
filler strength is defined by voids Rigden, or the Bitumen number (SVC 1982)
2
sand B is required for 0/16 type 3 tc 2, 3, 4, 5.
3
also 80/100 bitumen is permitted.
Sand A : a natural sand, or mixture of natural sands. Sand B : at least 75% crushed sand.
Sand C : at least 50% crushed sand. Sand D : at least 50% natural sand.
36
Ch. 2
3
Characterisation of viscoelastic and
viscoplastic behaviour of asphalt
mixture
1 Aim
The aim of the analysis presented in this chapter is to investigate the
experimental evidence of the complex modulus and the linear viscoelastic
creep susceptibility in the four point bending test, and the viscoplastic
creep susceptibility in the uniaxial creep test and triaxial creep test, to
come to a judgement as to whether or not it is justified to have confidence
that these test methods are suitable for use in a practical context to
characterise the viscoelastic/viscoplastic behaviour. The ultimate aim is to
be able to judge the cost-effectiveness and the risk of failure of the asphalt
mixture when applied in a pavement. The tests considered are the four
point bending test as frequency sweep test and the creep test with and
without confinement stress.
2 Methodology
The method to come to the above judgement comprises a study of the
complex modulus, the linear viscoelastic creep susceptibility, and the
viscoplastic creep susceptibility with the purpose to investigate whether or
not these properties can be obtained as true material properties.
In general, the stress strain behaviour of asphalt mixtures is nonlinearly
elasto-viscoplastic, cf. Intermezzo 1. However, it can be shown that the
stress strain behaviour of asphalt mixture can be approximately linearly
38
Ch. 3
3 Theory
3.1 Linear viscoelastic creep susceptibility of asphalt mixture
Let us assume linear viscoelastic creep. This is described by the following
equation,
(t )
J (t ) =
= J 0 + J1 t m
(1)
[ ]
where J ( t ) is the creep compliance as a function of the time, t , ( t ) is
the creep strain, [ ] represents a stress invariant, J 0 is the instantaneous
elastic compliance at t = 0, J1 is the permanent creep compliance at 1 s,
and m is a material constant. In triaxial creep, the following stress
invariants can be defined,
q = 1 3
(2a)
+ 23
p= 1
(2b)
3
where q is the deviatoric stress, p is the volumetric stress, 1 is the
maximum axial stress, and 3 is the maximum radial stress. Note, that
both 1 and 3 are compressive stresses, which, for convenience, have
been defined with a positive sign. From equation (1), with the aid of the
Laplace transform, the following expressions can be obtained for the real
and imaginary parts of the complex creep compliance, J * , respectively
(Schapery 1974):
m
J ( ) = J 0 + J 1 (1 + m) m cos
(3a)
m
J ( ) = J1 (1 + m) m sin
(3b)
2
where J ( ) is the real part of the complex compliance as function of the
angular frequency, , J ( ) is the imaginary part of the complex
Sec. 3
Theory
39
Intermezzo 1
The stiffness modulus of asphalt mixture is stress dependent, i.e. differs in
tension and in compression (Monismith 1962, 1966). Therefore, the stiffness
modulus and the complex modulus vary as function of the height of the bending
beam in the four point bending test. Thus, the complex modulus of an asphalt
mixture in the four point bending test, or any other frequency sweep test, is not
really a fundamental material property of an asphalt mixture. Rather it is a
property of the specimen.
Owing to the difference between the stiffness modulus in tension and in
compression, the neutral plane of the bending beam is not continuously halfway
the height of the beam, but oscillates between two extreme positions. Owing to
the fact that the stiffness modulus in tension, S + , is smaller than the stiffness
modulus in compression, S , the neutral zone is a zone under continuous
tension. Therefore, the neutral zone is expected to experience tensile creep. If
the applied strain amplitude is small, and if the duration of the test is not too
long, this creep is negligible. If the creep is negligible, then the actual
viscoplasticity of the material of the bending beam remains undetected.
Seemingly, the material behaves linearly viscoelastic. Owing to S being
greater than S + there is relatively abundant tensile stress and strain. Possibly,
this explains why m in equation (1) as obtained in four point bending may be
relatively large in comparison to ~z in equation (8) as obtained in compressive
creep.
40
Ch. 3
(t ) = J (t )d ( )
(7a)
(t ) = S (t )d ( )
(7b)
This is the form in which the integrals were introduced in the theory of the
viscoelastic after-effect by Boltzmann (1874). For a more detailed description
the reader is referred to Ch. 5.
Sec. 3
Theory
41
42
Ch. 3
4 Experimental details
Four test methods are investigated, cf. 4.1. The influences of the stress
Sec. 5
Results
43
condition, the shape of the waveform of the applied stress, and the
specimen size are investigated, cf. 4.2. Also the influence of the mixture
composition is investigated, cf. 4.3.
44
Ch. 3
Sec. 5
Results
45
46
A) displacement
transducer actuator
B) load cell
C) axial displacement
transducer (one of two)
D) radial displacement
transducer (one of
three)
E) air supply for
confinement pressure
F) control unit
confinement pressure
G) closure rings to
separate specimen from
water
H) water supply
I) water outlet
J) water for
confinement pressure
K) triaxial cell
L) frame
M) test sample
A
L
E
F
K
B
C
D
J
Ch. 3
G
M
G
H
I
Results
applied stress
(normalised)
Sec. 5
47
0
0
0,2
0,4
0,6 0,8
time (s)
1,2
0
dynamic creep
0.1
40
block wave
600
1.8
10
1.8
1
1.8
0.2
1.8
0.05
1.8
dynamic creep
0.2
40
block wave
600
1.8
uniaxial
10
1.8
1
1.8
0.2
1.8
0.05
1.8
dynamic creep
0.1
50
block wave
600
1.8
uniaxial
10
1.8
1
1.8
0.2
1.8
0.05
1.8
dynamic creep
0.2
50
block wave
600
1.8
uniaxial
10
1.8
1
1.8
0.2
1.8
0.05
1.8
dynamic creep
0.1
40
block wave
0.2
0.2
uniaxial
0.2
0.5
0.2
1.0
0.2
1.8
0.2
5.0
The minimum axial force in the unloaded situation was 20 N.
period
freq.
601.8
11.8
2.8
2.0
1.85
601.8
11.8
2.8
2.0
1.85
601.8
11.8
2.8
2.0
1.85
601.8
11.8
2.8
2.0
1.85
0.4
0.7
1.2
2.0
5.2
(Hz)
0.00166
0.0847
0.357
0.5
0.54
0.0017
0.085
0.36
0.5
0.54
0.0017
0.085
0.36
0.5
0.54
0.0017
0.085
0.36
0.5
0.54
2.5
1.43
0.83
0.5
0.19
48
Ch. 3
1.6
axial stress
1.4
0,9
1.2
0,8
radial stress
0,1
0,2
0,3
0,7
0,6
0.8
0,5
0.6
0,4
0,3
0.4
0,2
0.2
0,1
0
0
0.2
0.4
0.6
0.8
Sec. 5
Results
49
q/ p
3.00
1.20
1.72
2.00
2.18
0.43
1.00
1.36
1.63
0.30
0.54
0.75
0.93
1.07
1.20
2.00
2.18
2.25
2.36
1.88
1.50
1.71
0.43
0.95
1.20
4.3 Materials
An overview of the asphalt mixtures used, and the investigations are given
in table 2.
Table 2, section A. The mixtures GAC 0/22 M1..M3 were investigated as a
part of an investigation into the recyclability of polymer modified porous
asphalt for the Direction East Netherlands of Rijkswaterstaat, in
connection to a large maintenance operation on motorway A12
Grijsoord/Waterberg (1997). The RHEI took the opportunity to investigate
the possibility to increase the recycling percentage of polymer modified
asphalt granulate from the 20%, recommended by CROW (1996), to 40%.
50
Ch. 3
Investigation
S * and m .
S * as function of
laboratory manufactured
polymer modified porous asphalt 4/11, with bitumen
composed of 97% Styrelf 13-80 and 3% Evathane.
porous asphalt 11/16 with 80/100 bitumen.
polymer modified porous asphalt 11/16, with polymer
modified bitumen compound
polymer modified guss-asphalt 2/8, with bitumen composed
of 96% Styrelf 13-80 and 4% Evathane.
laboratory manufactured and plant-mixed
5 projects: road trials
crushed gravel asphalt concrete 0/22 with 4.5% 70/100
crushed gravel asphalt concrete 0/22 with 4.0% 70/100
crushed gravel asphalt concrete 0/22 with 5.0% 70/100
crushed gravel asphalt concrete 0/22, plant-mixed, slabcompacted at the plant
crushed gravel asphalt concrete 0/22, plant-mixed, laid in the
pavement
laboratory manufactured
porous asphalt 0/16 with 4.0% 70/100 bitumen
porous asphalt 0/16 with 5.0% 70/100 bitumen
porous asphalt 0/11 with 4.0% 70/100 bitumen
porous asphalt 0/11 with 5.0% 70/100 bitumen
porous asphalt 0/16 with 4.0% polymer modified bitumen
porous asphalt 0/16 with 5.0% polymer modified bitumen
porous asphalt 0/11 with 4.0% polymer modified bitumen
porous asphalt 0/11 with 5.0% polymer modified bitumen
plant mixed
dense asphalt concrete 0/16 with 6.0% 80/100 bitumen
laboratory manufactured
dense asphalt concrete 0/16 with 6.2% elastomer modified
bitumen
dense asphalt concrete 0/16 with 6.2% plastomer modified
bitumen
laboratory manufactured
dense asphalt concrete 0/16 with 6.1% 45/60 bitumen
porous asphalt 0/16 with 4.1% 80/100 bitumen
S * and m .
S * as function of
frequency and
temperature, and
mixture composition
S * and m .
S * as function of
frequency and
temperature, and
mixture composition
frequency and
temperature, and
mixture composition
S * and m .
S * as function of
frequency and
temperature, and
mixture composition
S * and m .
S * as function of
frequency and
temperature, and
mixture composition
J (t ) and related
constitutive model
parameters
J (t ) and related
constitutive model
parameters
J (t ) and related
constitutive model
parameters
Sec. 4
Experimental details
51
Table 2, section B. The mixtures GAC 0/22 R1, G1..G5 were investigated
as a part of an investigation into the possibility of adding reclaimed gravel
asphalt concrete to crushed gravel asphalt concrete, for the Direction
South-Holland of Rijkswaterstaat. The investigation was performed in
connection to the reconstruction of motorway A16 near Groenix van
Zoelenlaan/Langenweg (1998/1999). In this reconstruction, an estimated
400,000 tons of asphalt granulate became available for re-use, of which
100,000 tons of dense asphalt concrete and open asphalt concrete, and
300,000 tons of gravel asphalt concrete.
Table 2, section C. The polymer modified porous asphalt mixture PA 4/11
was first applied in 1994, in the Merwede bridge-deck, and in 1996 in the
right lane porous asphalt layer of the Middachten bridge-deck. The binder
used consisted of 97% Styrelf 13-80 and 3% Evathane.
A reference porous asphalt, PA 11/16, containing pure 80/100 bitumen,
and the same mixture, densely filled with a polymer modified compound.
This is indicated in the text as PAM 11/16.
A polymer modified gussasphalt, GAM 2/8, used by the Bouwdienst of
Rijkswaterstaat, for bridge-decks. The binder used consisted of 96%
Styrelf 13-80 and 4% Evathane.
Table 2, section D. Laboratory manufactured and slab-compacted, and
plant-mixed and in the road compacted crushed gravel asphalt concrete,
prepared for 5 projects (road trials). Per project, the following mixtures are
compared:
1 the mixture according to the Marshall mixture design method (MD);
2 the MD mixture minus 0.5% bitumen (MD -);
3 the MD mixture plus 0.5% bitumen (MD +);
4 the mixture from the plant, slab-compacted at the plant (PLA);
5 the mixture from the pavement (PAV).
The following amounts of reclaimed asphalt were used: road trial A: 50%
m/m, road trial B: 40% m/m, road trial C: 40% m/m, road trial D: 45%
m/m, and road trial E: 0% m/m.
Table 2, section E. Four porous asphalt mixtures PA 0/16 and PA 0/11
were tested to investigate the influence of the mixture composition
(grading and bitumen content) on the complex modulus:
P1: PA 0/16 with 4.0% 70/100 bitumen;
P2: PA 0/16 with 5.0% 70/100 bitumen;
P3: PA 0/11 with 4.0% 70/100 bitumen;
P4: PA 0/11 with 5.0% 70/100 bitumen;
PM1: PA 0/16 with 4.0% elastomer modified bitumen;
PM2: PA 0/16 with 5.0% plastomer modified bitumen;
PM3: PA 0/11 with 4.0% elastomer modified bitumen;
PM4: PA 0/11 with 5.0% plastomer modified bitumen.
Table 2, section F. A dense asphalt concrete mixture DAC 0/16 was tested
to compare the creep in the static uniaxial creep test, the dynamic uniaxial
52
Ch. 3
aT = exp K
(9)
T
T
R
where K is a constant, T is the temperature, and TR is the reference
temperature. Figure 5b shows the average complex modulus of the three
specimens. Figuur 5b is used for the determination of the following
parameters:
*
. S min
: lower table value of the master curve (can be negative5)
*
. S max
: upper table value of the master curve (glass modulus)
. ln (aT f m ) : the x-axis value of the inflection point of the master curve.
Figure 5c shows the loss angle master curves of three different specimens.
Figure 5d shows the average loss angle of the three specimens. Figure 5e
shows the Black-diagram: the loss angle as function of the logarithm of the
complex modulus. A Black-diagram is useful for two reasons:
1 It shows that the linearity of the stress strain behaviour was maintained
during the measurements, i.e. if the curve is continuous. If the curve is
discontinuous, it means that the time temperature superposition principle
was invalidated, probably by nonlinear stress strain behaviour (not
5
35000
35000
30000
30000
25000
25000
S* (MPa)
S* (MPa)
Sec. 5
20000
15000
20000
15000
10000
10000
5000
5000
0
0
-5
10
-5
15
50
45
40
35
30
25
20
15
10
5
0
0
15
10
15
-5
10
15
ln (aT*f)
y = 0.0011x2 - 0.3392x + 6.3531
7
6
5
ln aT
10
50
45
40
35
30
25
20
15
10
5
0
ln (aT*f)
50
45
40
35
30
25
20
15
10
5
0
3.50
ln (aT*f)
ln (aT*f)
-5
53
4
3
2
1
0
3.75
4.00
log S* (MPa)
4.25
4.50
10
15
temperature (C)
20
Figure 5. Analysis of the complex modulus of an asphalt mixture. Top left (a):
Measured complex modulus of three samples (specimens). Top right (b):
Averaged complex modulus of (a). Mid left (c): Measured loss angle of three
samples (specimens). Mid right (d): Averaged loss angle of (c). Bottom left (e):
Black-curve: averaged loss angle from (d) versus averaged complex modulus
from (b). Bottom right (d): Temperature shift-factor, cf. equation (9).
54
Ch. 3
ln S * = ln [ S m* (1 + tanh (c1 x) )]
Differentiating,
(12)
arctanh [(S*-Sm*)/Sm*]
Sec. 5
35000
y = 0.1947x + 2E-16
R2 = 0.9954
1.5
30000
25000
0.5
20000
15000
-0.5
10000
-1
5000
-1.5
-2
-10
-10
-5
10
12
(S*calc. - S*meas.) /
S*meas100%
10
8
6
4
2
0
-5
10
-5
S*=Sm*[1+tanh(c1*x)]
log (f / fm)
variation coefficient of S* (%)
55
S* avg
30
25
20
15
10
5
0
-5
-10
-15
-20
-10
15
10
-5
10
ln (f / fm)
ln (aT.f)
Figure 5 (Contd). Top left (g): Fit of the stiffness master curve to the tangent
hyperbolicus function, y S ( x) = arctanh[( S * S m* ) / S m* ] = c1 x . Top right (h):
Comparison of the measured and the fitted stiffness master curve. Bottom left
(i): variation coefficient of three curves in (a). Bottom right (j): percent
deviation of fitted versus measured average complex modulus.
d ln S *
d
=
ln (1 + tanh (c1 x) ) = c1 (1 tanh (c1 x) )
(13a)
dx
dx
Equation (13a) expresses how the slope of the complex modulus master
curve on log-log scale varies as function of the frequency,
f 0 (or x )
=> m 2c1
(13b)
In the inflection point,
f = f m (or x = 0)
=> m f = c1
(13c)
m =
f (or x )
=> m 0
(13d)
Let us define:
m0 = lim m( f ) = 2 c1
f 0
(13e)
56
Ch. 3
PLA
0.360
0.350
0.420
0.370
0.400
PAV
0.387
0.371
0.481
0.371
0.414
Sec. 5
57
0.6
0.5
MDMD
MD+
PLA
PAV
0.4
0.3
0.2
0.1
0
A
C
project
58
Ch. 3
m -values of the PLA mixtures and the PAV mixtures may differ from the
MD mixture. The circumstances are too complex to ascribe the differences
to a particular cause. They may be related to the mixture composition (the
fraction reclaimed asphalt), or production and paving conditions.
Additional statistical data for the 25 mixtures are given in table 6. It can be
seen in tables 36, that m has practically attained its maximum value, m0 ,
for the combinations [40C, 0.5 Hz], [40C, 1 Hz], [50C, 0.5 Hz], and
[50C, 1 Hz]. This is discussed further in 10.6.
Sec. 6
59
(23)
60
0.1
Ch. 3
0.01
0.01
1
10
100
1000 10000
time (s)
10
100
1000 10000
time (s)
0.1
0.01
100
1000
10000
time (s)
This can be based on results presented later, cf. 7.37.4, and the discussion in
7.6 (the coefficient of the creep model cannot be negative).
Sec. 6
61
it may be useful to fit equation (16) to the measured creep curve in the
time-interval for t < 10 s. However, in principle, greater importance is to
be attributed to the exponent of equation (15), z , because z describes the
greater part of the creep curve.
For a sufficiently long time, the curve becomes quasi-linear on log-log
scale. Equation (16) might be fitted to this quasi-linear portion of the creep
curve, cf. figure 7c. Figure 7c shows the mean value of the creep
~
compliance, J ( t ) , from figure 7a, for t > 100 s. Note, that J 1 in figure 7c
is not related to the measured creep compliance at 1s. The result in figure
7c shows that the static creep of asphalt mixture is nonlinear as a function
of the time, since 0 < ~
z < 1. The results are discussed further in 6.3.
62
Ch. 3
1
40C/0.1 MPa
40C/0.1 MPa
40C/0.1 MPa
40C/0.2 MPa
40C/0.2 MPa
40C/0.2 MPa
50C/0.1 MPa
50C/0.1 MPa
50C/0.1 MPa
50C/0.2 MPa
50C/0.2 MPa
50C/0.2 MPa
0.1
0.01
1
10
100
1000
10000
time (s)
0.1
0.01
1
10
100
time (s)
1000
10000
Figure 8. Static creep of dense graded asphalt concrete, DAC 0/16, polymer
modified. J (t ) versus the time, t ; both plotted logarithmically. Temperatures:
40C and 50C. Applied stress: 0.1 MPa and 0.2 MPa. Specimen: 60 x 100 mm
height x diameter. Load control: hydraulic. Top (a): DAC 0/16, elastomer
modified. Each curve represents a single test (specimen). Per combination of
temperature and applied stress, three tests are shown to give an impression of
the normal scatter. Bottom (b). As figure (a). Each curve represents the average
of three tests of fig. 8a.
Sec. 6
63
40C/0.1 MPa
40C/0.1 MPa
40C/0.1 MPa
40C/0.2 MPa
40C/0.2 MPa
40C/0.2 MPa
50C/0.1 MPa
50C/0.1 MPa
50C/0.1 MPa
50C/0.2 MPa
50C/0.2 MPa
50C/0.2 MPa
0.1
0.01
1
10
100
1000
10000
time (s)
40C/0.1 MPa
40C/0.2 MPa
50C/0.1 MPa
50C/0.2 MPa
0.01
1
10
100
1000
10000
time (s)
Figure 8 (Contd). Top (c): As figure 8a, DAC 0/16, plastomer modified.
Bottom (d): As figure 8b, DAC 0/16, plastomer modified.
500
400
300
200
100
500
64
0.1 MPa
400
0.2 MPa
300
200
100
0
0
30
40
50
30
60
150
100
50
0.1 MPa
0
30
40
50
temperature (C)
60
200
40
50
60
temperature (C)
temperature (C)
Ch. 3
200
0.2 MPa
150
100
50
0
30
40
50
60
temperature (C)
Figure 9. Static creep DAC 0/16, elastomer modified (E) and plastomer
modified (P). Coefficient and exponent of equation (15). Top left (a): Coefficient
of equation (15), applied stress: 0.1 MPa. Top right (b) Coefficient of equation
(15), applied stress: 0.2 MPa. Bottom left (c): Exponent of equation (15), z 104,
applied stress: 0.1 MPa. Bottom right (d): Exponent of equation (15), z 104,
applied stress 0.2 MPa.
Table 7. DAC 0/16, polymer modified. Static creep. Constitutive
model parameters J 1 , and z of eq. (15), and z of eq. (20), if J (t )
is in MPa-1.
J 1 104
z
z
DAC 0/16, elastomer modified
0.0181
0.0079
213
40C/0.1 MPa
0.0138
0.0060
382
50C/0.1 MPa
0.0097
0.0042
209
40C/0.2 MPa
0.0092
0.0040
311
50C/0.2 MPa
DAC 0/16, plastomer modified
0.0378
0.0164
9
40C/0.1 MPa
0.0315
0.0137
398
50C/0.1 MPa
0.0214
0.0093
191
40C/0.2 MPa
0.0175
0.0076
293
50C/0.2 MPa
Sec. 6
65
figure 7b,
DAC 0/16 unmodified, 40C/0.2 MPa:
J (t ) = 0.0161 + 0.0063 ln t
J (3,600) = 0.068 MPa-1
compares to the following two models for DAC 0/16, elastomer modified
(E) and DAC 0/16, plastomer modified (P), cf. table 7, respectively,
DAC 0/16 E, 40C/0.2 MPa:
J (t ) = 0.0209 + 0.0042 ln t ;
J (3,600) = 0.055 MPa-1
DAC 0/16 P, 40C/0.2 MPa:
J (t ) = 0.0191 + 0.0093 ln t ;
J (3,600) = 0.095 MPa-1
where J (3,600) is the final creep compliance at 3,600 s. Note, the ranking
of J (3,600) . J (3,600) is lowest for the elastomer modified mixture, and
is lower for the unmodified mixture than for the plastomer modified
mixture. This ranking is not in agreement with the resistance to permanent
deformation in the pavement, where polymer modified asphalt mixtures
show normally improved resistance to permanent deformation. It was also
unexpected that the final creep compliance, J (3,600) , of the plastomer
modified mixture was higher than that of the elastomer modified mixture.
This was expected, because the plastomer modified binder contained a
harder base bitumen (penetration 70/100) than that of the elastomer
modified bitumen (penetration 200), and on the experience that asphalt
mixtures containing the particular plastomer modified bitumen normally
show a greater resistance to permanent deformation in empirical rutting
tests. Valkering et al. (1990) reported similar unexpected results in the
static creep test. They argued that the dynamic creep test is to be preferred
rather than the static creep test. The matter is discussed further in 7.6.
66
Ch. 3
600 s
1
load signal
1: 600 s/1.8 s
2: 10 s/1.8 s
3: 1 s/1.8 s
4: 0.2 s/1.8 s
5: 0.05 s/1.8 s
10
20
30600
40
time (s)
7.1 Dense graded asphalt concrete 0/16, unmodified, using a blockwaveform of applied stress
7.1.1 Time dependence of creep properties - constant rest-time
The departure from static loading, or the transient to normal dynamic
loading, was investigated by introducing a rest-time, t r , of 1.8 s after the
following loading times, t l : 600 s, 10 s, 1 s, 0.2 s, cf. figure 10. This was
done with two applied stress amplitudes, 0.1 MPa and 0.2 MPa, and two
temperatures, 40C and 50C. In figure 11, the creep compliance is shown
as a function of the total time, at 40C. In figure 12, the creep compliance
is shown as a function of the total time, at 50C. Each curve in figures 1112 represents the average of three tests. The corresponding creep models
are listed in appendix 3, table 3.
If the results in figures 11 - 12 are compared, then it seems that the creep
is enhanced as the rest-time pulse of 1.8 s is repeated faster. That is: the
figures show that the creep curve shifts to the left, i.e. to lower time value,
if the loading time, t l , decreases from 600 s to 0.2 s, at constant rest-time
t r . The figures show further that the creep curve shifts back to the right,
i.e. to higher time value, if t l decreases further from 0.2 s to 0.05 s. This is
a form of time dependence of creep, where the creep depends on the shape
of the waveform of the applied stress. This is discussed later in this section
in more detail, cf. figure 18.
Let us, as an example, consider the creep curve 1 s/1.8 s in figure 11a.
67
Equation (20) cannot be fitted to this curve, cf. figure 13a. Also equation
(16) cannot be fitted, since this represents a linear log-log relationship,
whereas the creep curve in figure 13a clearly is not. However, equation
(21) can be fitted to J ( t ) versus log t in a log-log plot, cf. figure 13b.
Note, that the x -axis of figure 13a represents the time, t , plotted
logarithmically, and that the x -axis of figure 13b represents log t plotted
logarithmically (i.e. log log t on normal scale). The advantage of the latter
representation is that a single creep model can fit the whole creep curve.
Otherwise, equation (15) or equation (16) could be fitted only to parts of
the creep curve to be selected arbitrarily. Differentiating equation (17),
d J (t )
= J e z (ln t ) z 1
(24)
d ln t
If we define
(t ) = J e z (ln t ) z 1
(25)
then (t ) is the time dependent analogue of z in equation (15),
d J (t )
= z
(26)
d ln t
Note that z is constant. Substitution of equation (19) and equation (23)
into equation (25) yields
J z
(t ) = 10 (log t ) z 1
(27)
2.3026
(t ) is the time dependent analogue of z in equation (20). Taking the
logarithm of equation (17),
ln J (t ) = ln J e + ln (ln t ) z = ln J e + z ln ln t
(28)
Substituting x = ln t ,
ln J (t ) = ln J e + ln x z = ln J e + z ln x
(29)
Differentiating,
d ln J (t )
d ln J (t )
z
z
=
=
=
(30)
d ln t
dx
x
ln t
If we define
z
~ (t ) =
(31)
ln t
then ~ (t ) is the time dependent analogue of ~z in equation (16),
d ln J (t ) ~
= z
(32)
d ln t
Note that ~z is constant. Substitution of equation (19) and equation (23)
into equation (30) yields
z
~ (t ) =
(33)
2.3026 log t
68
Ch. 3
0.1
600 s/1.8 s
10 s/1.8 s
1 s/1.8 s
0.2 s/1.8 s
0.05 s/1.8 s
0.01
0.001
1
10
100
1000
10000
time (s)
0.1
600 s/1.8 s
10 s/1.8 s
1 s/1.8 s
0.2 s/1.8 s
0.05 s/1.8 s
0.01
0.001
1
10
100
1000
10000
time (s)
Figure 11. Dynamic creep of dense graded asphalt concrete, DAC 0/16. Whole
creep curves J (t ) versus t ; both plotted logarithmically. Each curve represents
the average of three tests as a function of the total time, i.e. loading time plus
rest-time. The waveform of the applied load was a block-wave defined by a
loading time and a rest-time, cf. fig. 10. Different loading times: 600 s, 10 s, 1 s,
0.2 s, 0.05 s. Constant rest-time: 1.8 s. Temperature: 40C. Specimen: 60 x 100
mm height x diameter. Load control: hydraulic. Top (a): Applied stress
amplitude: 0.1 MPa. Bottom (b): Applied stress amplitude: 0.2 MPa.
Example. In figure 13b, the creep is described by equation (21). Let us compare
this creep to the creep described by equation (15), an example of which is shown
in figure 7b. J 10 is equal to 0.0028, and z is equal to 2.9543. By equation (27),
J z
0.0028 2.9543
(10) = 10
=
0.0036
(34a)
2.3026
2.3026
0.1
600 s/1.8 s
10 s/1.8 s
1 s/1.8 s
0.2 s/1.8 s
0.05 s/1.8 s
0.01
69
0.001
1
10
100
1000
10000
time (s)
0.1
600 s/1.8 s
10 s/1.8 s
1 s/1.8 s
0.2 s/1.8 s
0.05 s/1.8 s
0.01
0.001
1
10
100
1000
10000
time (s)
70
Ch. 3
1 s/1,8 s measured
0.1
0.01
0.001
1
10
100
1000
10000
time (s)
1 s/1,8 s measured
0.1
J(t) = 0.0028 t2.9543
R2 = 0.9941
0.01
0.001
0.1
10
Figure 13. Top (a): J (t ) versus t ; both plotted logarithmically. Equation (15)
cannot be fitted to the creep curve 1 s/1.8 s of fig. 11a. Bottom (b): The creep
compliance of figure (a). J (t ) versus log t ; both plotted logarithmically
(equivalent to log J ( t ) versus log log t on linear scales). Equation (21) fitted to
the creep of figure 13a.
z
z
= 1.28,
= 0.64,
and
~ (100) =
2.3026
2.3026 2
z
= 0.32
(34c)
~ (10,000) =
2.3026 4
The time dependent analogue of ~z in equation (33), ~ (t ) , slope of log J (t )
versus log log t , decreases with increasing log t . Note the order of magnitude of
~ (t ) , which is greater than that of ~z in figure 7c. Hence, the creep in figure 13b
~ (10) =
71
72
Ch. 3
0.1
600 s/1.8 s
10 s/1.8 s
1 s/1.8 s
0.2 s/1.8 s
0.05 s/1.8 s
0.01
0.001
0.1
10
y = 0.0029x2.2579
2
R = 0.9985; 600 s/1.8 s
y = 0.0115x2.3369
R = 0.9979; 0.2 s/1.8 s
y = 0.0028x2.9543
R = 0.9941; 1 s/1.8 s
2
y = 0.0024x3.21
R2 = 0.9949; 0.05 s/1.8 s
0.1
600 s/1.8 s
10 s/1.8 s
1 s/1.8 s
0.2 s/1.8 s
0.05 s/1.8 s
0.01
0.001
0.1
10
y = 0.0013x3.2306
R = 0.9985; 10 s/1.8 s
2
y = 0.0066x2.294
R2 = 0.9917
y = 0.0054x2.5592
R = 0.9929; 1 s/1.8 s
2
y = 0.0032x2.6239
R = 0.9985; 0.05 s/1.8 s
2
Figure 14. Dynamic creep of dense graded asphalt concrete, DAC 0/16; data of
fig. 11. J (t ) versus log t ; both plotted logarithmically. In the regression
equations, y represents J ( t ) , and x represents log t , cf. equation (21). Top (a):
Curves of fig. 11a. Bottom (b): Curves of fig. 11b.
73
0.1
600 s/1.8 s
10 s/1.8 s
1 s/1.8 s
0.2 s/1.8 s
0.05 s/1.8 s
0.01
0.001
0.1
10
y = 0.005x2.9456
2
R = 0.997; 10 s/1.8 s
y = 0.0226x2.0893
R = 0.9875; 0.2 s/1.8 s
y = 0.0149x2.3447
R2 = 0.9911; 1 s/1.8 s
y = 0.0047x3.0735
R = 0.9994; 0.05 s/1.8 s
0.1
600 s/1.8 s
10 s/1.8 s
1 s/1.8 s
0.2 s/1.8 s
0.05 s/1.8 s
0.01
0.001
0.1
10
y = 0.0017x3.4764
R = 0.9987; 10 s/1.8 s
2
y = 0.0126x2.3001
R = 0.9897; 0.2 s/1.8 s
2
y = 0.0109x2.0719
R = 0.9999; 1 s/1.8 s
2
y = 0.0032x2.552
R = 0.9996; 0.05 s/1.8 s
2
Figure 15. Dynamic creep of dense graded asphalt concrete, DAC 0/16; data of
fig. 12. J (t ) versus log t ; both plotted logarithmically. In the regression
equations, y represents J ( t ) , and x represents log t , cf. equation (21). Top (a):
Curves of fig. 12a. Bottom (b): Curves of fig. 12b.
74
Ch. 3
Table 8. DAC 0/16. Dynamic creep. Block-wave load with constant rest-time,
1.8 s1. Constitutive model parameters J 10 , and z of eq. (21), if J (t ) is in
MPa-1; (10) of eq. (27), and ~ (10) of eq. (33). (10) = J 10 z /2.3026;
~ (10) = z 2.3026.
J 10 10 4
z
(10)
~ (10)
Loading time/rest-time
40C/0.1 MPa
600 s/1.8 s
29
2.2579
0.0028
0.98
10 s/1.8 s
27
2.7115
0.0032
1.18
1 s/1.8 s
28
2.9543
0.0036
1.28
0.2 s/1.8 s
115
2.3369
0.0117
1.01
0.05 s/1.8 s
24
3.2100
0.0033
1.39
40C/0.2 MPa
600 s/1.8 s
0.2
5.0293
0.00004
2.18
10 s/1.8 s
13
3.2306
0.0018
1.40
1 s/1.8 s
54
2.5592
0.0060
1.11
0.2 s/1.8 s
66
2.2940
0.0066
1.00
0.05 s/1.8 s
32
2.6239
0.0036
1.13
50C/0.1 MPa
600 s/1.8 s
2
4.0136
0.0003
1.74
10 s/1.8 s
50
2.9456
0.0064
1.28
1 s/1.8 s
149
2.3447
0.0152
1.02
0.2 s/1.8 s
226
2.0893
0.0205
0.91
0.05 s/1.8 s
47
3.0735
0.0063
1.33
50C/0.2 MPa
600 s/1.8 s
0.4
5.3661
0.00009
2.33
10 s/1.8 s
17
3.4764
0.0026
1.51
1 s/1.8 s
109
2.0719
0.0098
0.90
0.2 s/1.8 s
126
2.3001
0.0126
1.00
0.05 s/1.8 s
32
2.5520
0.0036
1.11
1
~
(t ) is the time dependent analogue of z in eq. (20). (t ) is the time
dependent analogue of ~
z in eq. (16). These parameters are used later to be
able to compare different creep behaviours of different asphalt mixtures.
parameter J1010^4
250
75
40C/0.1 MPa
40C/0.2 MPa
50C/0.1 MPa
50C/0.2 MPa
200
150
100
50
0
0.05 s/1.8 s
0.2 s/1.8 s
1 s/1.8 s
10 s/1.8 s
600 s/1.8 s
loading-time/rest-time
40C/0.1 MPa
40C/0.2 MPa
5
4
50C/0.1 MPa
50C/0.2 MPa
3
2
1
0
0.05 s/1.8 s
0.2 s/1.8 s
1 s/1.8 s
10 s/1.8 s
600 s/1.8 s
loading-time/rest-time
76
Ch. 3
J 10 , z
0.1
t l , t r = constant
t l , t r = constant
0.01
J 10 , z
0.001
1
10
100
1000
10000
100000
time (s)
the creep curve is expected to shift to higher time value. Since the result is
obviously not explained by the time temperature superposition principle, it
is likely to be attributable to the response of the grain skeleton in stress
controlled compression. Possibly, the shift to the left as a function of
increasing frequency is to be attributed to the aggressiveness of the
block-wave, which prevents the grain skeleton from becoming
immobilised by the internal friction. Evidently, at some point, the creep
compliance cannot continue to increase as the loading time decreases at
constant rest-time, since there will be insufficient applied load left to keep
the creep going. This probably explains the turning point, where the shift
turns back to higher time value, if the loading time decreases further from
0.2 s to 0.05 s. It is probable that the loading time of the turning point
depends on the material composition, cf. 7.2, figure 30.
7.1.2 Time dependence of creep properties - constant loading-time
The loading time was held constant: 0.2 s, and the rest-time was increased:
0.2 s, 0.5 s, 1 s, 1.8 s, 5 s. The temperature was 40C. The applied stress
amplitude was constant, 0.2 MPa. Therefore, only the time dependence of
the constitutive model parameters can be considered. In figure 19a, J (t ) is
shown as a function of the time, t . Each curve represents an average of
three tests. A list of creep models is given in appendix 3, table 4.
The result in figure 19a is roughly similar to the results in figures 1112.
The creep curve shifts to the right, i.e. to higher time value, if the rest-time
77
78
Ch. 3
0.1
0.2 s/0.2 s
0.2 s/0.5 s
0.2 s/1.0 s
0.2 s/1.8 s
0.2 s/5.0 s
0.01
0.001
1
10
100
1000
10000
100000
time (s)
0.1
0.2 s/0.2 s
0.2 s/0.5 s
0.2 s/1.0 s
0.2 s/1.8 s
0.2 s/5.0 s
0.01
0.001
0.1
10
y = 0.0191x1.4775
R = 0.9969; 0.2 s/0.5 s
2
y = 0.0063x2.353
R = 0.9844; 0.2 s/1.8 s
2
y = 0.0173x1.7211
R = 0.9975; 0.2 s/1.0 s
2
y = 0.0039x2.6339
R2 = 0.996; 0.2 s/5.0 s
Figure 19. Dynamic creep of dense graded asphalt concrete, DAC 0/16. Whole
creep curves. The waveform of the applied load was a block-wave defined by a
loading time and a rest-time, cf. fig. 3. Constant loading time: 0.2 s. Different
rest-times: 0.2 s, 0.5 s, 1.0 s, 1.8 s, 5.0 s. Temperature: 40C. Applied stress
amplitude: 0.2 MPa. Specimen: 60 x 100 mm height x diameter. Load control:
hydraulic. Each creep curve represents the average of three tests. Top (a): J (t )
versus the time, t ; both plotted logarithmically. Bottom (b): J (t ) versus log t ;
both plotted logarithmically. In the regression equations, y represents J ( t ) , and
x represents log t , cf. equation (21).
79
0.1
t l = constant, t r
J 10 , z
0.01
0.001
1
10
100
1000
10000
100000
time (s)
350
y = 115.85x-0.6231
R2 = 0.9045
300
250
200
150
100
50
2,5
2
1,5
1
0,5
0
0
0
rest-time
rest-time (s)
If figures 11a and 11b are compared, it can be seen that the creep curve
shifts to the right, i.e. to higher time value, as the applied stress amplitude
increases, causing the creep compliance to decrease for a given time. A
similar shift can be observed upon comparison of figures 12a and 12b.
This shift corresponds to a decrease of J 10 with increasing applied stress
amplitude. This is confirmed by eight out of ten cases in figure 16; i.e.
except the following two cases:
1 first group from left, block-wave: 0.05 s/1.8 s, the first two bars;
2 third group from left, block-wave: 1 s/1.8 s, the first two bars.
80
Ch. 3
0.1
0.01
600 s/1.8 s
1 s/1.8 s
0.2 s/1.8 s
0.001
0.1
600 s/1.8 s
0.01
1 s/1.8 s
0.2 s/1.8 s
0.001
1
10
100
1000 10000
10
100
0.1
600 s/1.8 s
0.01
1 s/1.8 s
0.2 s/1.8 s
0.001
1000 10000
time (s)
time (s)
81
0,1
600 s/1.8 s
0,01
1 s/1.8 s
0.2 s/1.8 s
0,001
1
10
100
1000 10000
time (s)
10
100
1000 10000
time (s)
Figure 23. Dynamic creep of dense graded asphalt concrete, DAC 0/16, polymer
modified. J (t ) versus the time, t , both plotted logarithmically. The waveform of
the applied load was a block-wave, given by a loading time and a rest-time, cf.
fig. 10. Different loading times: 600 s, 1 s, and 0.2 s. Constant rest-time: 1.8 s.
Temperature: 40C. Specimen 60 x 100 mm height x diameter Load control:
hydraulic. Top left (a): DAC 0/16, elastomer modified. Applied stress amplitude:
0.1 MPa. Top right (b) As fig. (a), applied stress amplitude: 0.2 MPa. Bottom
left (c): DAC 0/16, plastomer modified. Applied stress amplitude: 0.1 MPa.
Bottom right (d): As fig. (c), applied stress amplitude: 0.2 MPa. Continue on
next page.
82
0,1
600 s/1.8 s
1 s/1.8 s
Ch. 3
0.1
0.2 s/1.8 s
0,01
0.01
1
10
100
1000 10000
10
time (s)
0.1
600 s/1.8 s
0.01
1000 10000
1 s/1.8 s
0.2 s/1.8 s
0.001
100
time (s)
0.1
0.01
600 s/1.8 s
1 s/1.8 s
0.2 s/1.8 s
0.001
1
10
100
time (s)
1000 10000
10
100
1000 10000
time (s)
Figure 23 (Contd). Top left (e): As figure 23a, 50C. Top right (f): As figure
23b, 50C. Bottom left (g): As figure 23c, 50C. Bottom right (h): As figure 23d,
50C.
83
Notice, that the creep curve shifts to the left, i.e. to lower time value, as
the loading time decreases from 600 s to 1 s at constant rest-time, and that
the creep curve shifts back to the right, i.e. to higher time value, as the
loading time decreases further from 1 s to 0.2 s at constant rest-time. This
time dependence of the creep curve, i.e. its dependence on the blockwaveform is similar as in figure 18; however, the loading time where the
direction of the shift changes, differs. Possibly, this can be attributed to the
mixture composition.
Figures 24 show J ( t ) versus log t , on log-log scale. It seems that the
curves are linear between the first and the second data point. However,
this is uncertain, because no measurements were sampled between the first
and the tenth load repetition.
If the first data point, which corresponds to the first load repetition, is
omitted, then a reasonably reliable characterisation of the creep behaviour
is still possible.
Equation (15) was fitted to the creep curves designated by 1 s/1.8 s and 0.2
s/1.8 s, in figure 23, omitting the first data point. Equation (16) was fitted
to the creep curves designated by 600 s/1.8 s. The results are summarised
in figures 25.
Equation (21) was also fitted to the creep curves designated by 1 s/1.8 s
and 0.2 s/1.8 s in figure 23, omitting the first data point. The results are
discussed later in this section, cf. figure 29.
Let us first discuss the results obtained using equations (15) and (16), cf.
figure 25. Figure 26 shows J1 of equation (15) as function of the loadingtime, t l . Figure 27 shows z of equation (15) as function of the loadingtime, t l . Note, as previously, that J1 of equation (15), is wrongly
predicted for the cases in figure 26, because equation (15) does not fit well
to the observed creep at low time value. It means that the J1 -values from
the regression analysis do not reflect the measured creep compliance at 1
s. For example, negative J1 -values may be obtained, cf. figure 26, but
measured J1 -values cannot be negative.
Thus, although the fit of equation (15) to the observed creep is reasonable
with an explained variance greater than 99% (because the first data point
was omitted9), it is not functional in a practical context, since J1 does not
reflect the measured creep compliance at 1 s. To avoid this, J 10 could be
determined using equation (21).
The data point that corresponds to the first load repetition (respectively after 1
+ 1.8 = 2.8 s in case of the 1 s/1.8 s block-waveform, and after 0.2 + 1.8 = 2.0 s
in case of the 0.2 s/1.8 s block-waveform), was omitted.
84
0.1
0.01
600 s/1.8 s
1 s/1.8 s
0.2 s/1.8 s
0.001
0.1
10
0.1
0.01
0.2 s/1.8 s
0.001
0.1
10
0.1
600 s/1.8 s
1 s/1.8 s
0.01
600 s/1.8 s
1 s/1.8 s
Ch. 3
0.1
0.01
600 s/1.8 s
1 s/1.8 s
0.2 s/1.8 s
0.2 s/1.8 s
0.001
0.001
0.1
10
0.1
10
Figure 24. Dynamic creep of dense graded asphalt concrete, DAC 0/16, polymer
modified. J (t ) versus log time, both plotted logarithmically. The waveform of
the applied load was a block-wave, given by a loading time and a rest-time, cf.
fig. 10. Different loading times: 600 s, 1 s, and 0.2 s. Constant rest-time: 1.8 s.
Temperature: 40C. Specimen 60 x 100 mm height x diameter. Load control:
hydraulic. Top left (a): DAC 0/16, elastomer modified. Applied stress amplitude:
0.1 MPa. Top right (b) As fig. (a), applied stress amplitude: 0.2 MPa. Bottom
left (c): DAC 0/16, plastomer modified. Applied stress amplitude: 0.1 MPa.
Bottom right (d): As fig. (c), applied stress amplitude: 0.2 MPa.
0.1
0.01
600 s/1.8 s
1 s/1.8 s
0.2 s/1.8 s
0.001
0.1
0.01
600 s/1.8 s
1 s/1.8 s
0.2 s/1.8 s
0.001
0.1
10
0.1
10
600 s/1.8 s
1 s/1.8 s
0.1
0.01
85
0.1
0.01
600 s/1.8 s
1 s/1.8 s
0.2 s/1,8 s
0.2 s/1.8 s
0.001
0.001
0.1
10
0.1
10
Figure 24 (Contd). Top left (e): As figure 24a, 50C. Top right (f): As figure
24b, 50C. Bottom left (g): As figure 24c, 50C. Bottom right (h): As figure 24d,
50C.
86
Ch. 3
0.1
0.01
1
10
100
1000
10000
time (s)
y = 0.0371x0.0927
R = 0.9983; 600 s/1.8 s
2
y = 0.0139Ln(x) + 0.0103
R2 = 0.9903; 1 s/1.8 s
y = 0.0115Ln(x) - 0.0125
R2 = 0.9976; 0,2 s/1,8 s
0.1
0.01
1
10
100
1000
10000
time (s)
y = 0.0233x0.0948
R = 0.9997; 600 s/1.8 s
2
Figure 25. Dynamic creep of dense graded asphalt concrete, DAC 0/16, polymer
modified. J (t ) versus the time, t , both plotted logarithmically. In the regression
equations y (x), y represents J (t ) , and x represents the time. The waveform of
the applied load was a block-wave, given by a loading time and a rest-time, cf.
fig. 10. Different loading times: 600 s, 1 s, and 0.2 s. Constant rest-time: 1.8 s.
Temperature: 40C. Specimen 60 x 100 mm height x diameter. Load control:
hydraulic. Top (a): DAC 0/16, elastomer modified. Applied stress amplitude: 0.1
MPa. Bottom (b) As fig. (a), applied stress amplitude: 0.2 MPa.
87
0.1
0.01
600 s/1.8 s
1 s/1.8 s
0.2 s/1.8 s
0.001
1
10
100
1000
10000
time (s)
0.1162
y = 0.046 x
y = 0.0242 Ln (x) - 0.049 y = 0.0248 Ln (x) - 0.0768
R2 = 0.9965; 600 s/1.8 s R2 = 0.9954; 1s/1.8 s
R2 = 0.975; 0.2 s/1.8 s
0.1
600 s/1.8 s
1 s/1.8 s
0.2 s/1.8 s
0.01
1
10
100
1000
10000
time (s)
y = 0.0552x0.0807
R2 = 0.999; 600 s/1.8 s
Figure 25 (Contd). Top (c): As figure 25a, DAC 0/16, plastomer modified.
Bottom (d): As figure 25b, DAC 0/16, plastomer modified.
88
Ch. 3
600 s/1.8 s
1 s/1.8 s
0.2 s/1.8 s
0.1
0.01
1
10
100
1000
10000
time (s)
y = 0.0105 Ln (x) + 0.0229
y = 0.0422x0.0956
2
R2 = 0.9964
R = 0.9978; 600 s/1.8 s
y = 0.0116Ln(x) + 0.006
R2 = 0.9893; 0.2 s/1.8 s
600 s/1.8 s
1 s/1.8 s
0.2 s/1.8 s
0.1
0.01
1
10
100
1000
10000
time (s)
y = 0.0246x0.1044
R = 0.9889; 600 s/1.8 s
2
y = 0.0086Ln(x) + 0.0155
R2 = 0.9997; 1 s/1.8 s
y = 0.0095Ln(x) + 0.009
R2 = 0.9959; 0.2 s/1.8 s
Figure 25. Top (e): As figure 25a, 50C. Bottom (f): As figure 25b, 50C.
89
0.1
0.01
1
10
100
1000
10000
time (s)
y = 0.0403x0.1289
R = 0.9985; 600 s/1.8 s
2
0.1
0.01
1
10
100
1000
10000
time (s)
y = 0.0415x0.1048
R = 0.9943; 600 s/1.8 s
2
Figure 25 (Contd). Top (g): As figure 25c, 50C. Bottom (h): As figure 25d,
50C.
90
400
200
0
-200
-400
-600
-800
0
0.2
0.4
0.6
0.8
1.2
loading-time, tl (s)
Ch. 3
400
200
0
-200
-400
-600
-800
0
0.2
0.4
0.6
0.8
loading-time, tl (s)
1.2
40C/0.1 MPa
40C/0.2 MPa
40C/0.1 MPa
40C/0.2 MPa
50C/0.1 MPa
50C/0.2 MPa
50C/0.1 MPa
50C/0.2 MPa
300
250
200
150
100
50
0
0
0.2
0.4
0.6
0.8
1.2
loading-time, tl (s)
40C/0.1 MPa
50C/0.1 MPa
40C/0.2 MPa
50C/0.2 MPa
0.2
0.4
0.6
0.8
loading-time, tl (s)
40C/0.1 MPa
50C/0.1 MPa
1.2
40C/0.2 MPa
50C/0.2 MPa
91
0.1
0.01
1
10
92
0.2 s/1.8 s
y = 0.039x
R2 = 0.9921
0.1
y = 0.0158x1.2988
R2 = 0.9943
1 s/1.8 s
0.9175
0.01
y = 0.029x
2
0.1 R = 0.9989
y = 0.0152x1.1163
R2 = 0.9914
0.01
1
10
y = 0.0191x1.6306
R2 = 0.9901
0.2 s/1.8 s
0.1
y = 0.0065x2.3385
R2 = 0.9958
0.01
Ch. 3
10
y = 0.0297x1.1104
R2 = 0.9898
0.2 s/1.8 s
0.1
y = 0.0102x1.5998
R2 = 0.9982
0.01
1
10
10
Figure 29. As figure 24 if the first data point is omitted. J (t ) versus log t , J (t )
and log t both plotted logarithmically. In regression equations, y represents,
J (t ) and x represents log t . For testing conditions, cf. fig. (29). Temperature:
40C. Top left (a): DAC 0/16, elastomer modified. Applied stress amplitude: 0.1
MPa. Top right (b) As fig. (a), applied stress amplitude: 0.2 MPa. Bottom left
(c): DAC 0/16, plastomer modified. Applied stress amplitude: 0.1 MPa. Bottom
right (d): As fig. (c), applied stress amplitude: 0.2 MPa.
0.2 s/1.8 s
y = 0.0421x
R2 = 0.9983
0.1
y = 0.03x0.9621
R2 = 0.9884
0.1
y = 0.0323x0.7725
R2 = 0.9992
y = 0.0286x0.875
R2 = 0.9968
0.01
0.01
1
1 s/1.8 s
0.7498
10
y = 0.0341x1.3382
R2 = 0.9973
0.1
y = 0.0186x1.7122
R2 = 0.9988
1 s/1.8 s
93
10
y = 0.048x
R2 = 0.9941
0.2 s/1.8 s
0.1
y = 0.0163x1.4653
R2 = 0.9968
0.2 s/1.8 s
0.01
1
0.01
10
10
Figure 29 (Contd). Top left (e): As figure 29a, 50C. Top right (f): As fig. 29b,
50C. Bottom left (g): As figure 29c, 50C. Bottom right (h): As fig. 29d, 50C.
by a straight line in a log-log plot, cf. figure 28. Of the data in figures 25,
those in figure 25a show the greatest curvature (curve 1 s/1.8 s). Fitting
equation (37) yields an explained variance satisfactorily greater than 99%.
Therefore, the power function, equation (37), can be used to fit all cases in
figures 25, so that a maximum explained variance is obtained. The results
are shown in figures 29, and in tables 1011. In tables 1011, J 10 , z ,
(10) , and ~ (10) are listed for the various testing conditions.
Notice that the creep curves form wedges in figures 29. It was
mentioned previously that this means that the untransformed curves are
(read: should be) parallel creep curves, cf. 7.7. Figure 30 illustrates
schematically the dependence of J 10 and z on the block-wave form.
94
Ch. 3
Table 10. DAC 0/16, elastomer modified. Dynamic creep. Block-wave loading with
constant rest-time, 1.8 s. Constitutive model parameters J 10 , and z of eq. (21), if
J (t ) is in MPa-1; (10) of eq. (27), and ~ (10) of eq. (33). (10) = J 10 z /2.3026;
~ (10) = z 2.3026.
J 10 10 4
z
(10)
~ (10)
Loading-time/rest-time
40C/0.1 MPa
0.2 s/1.8 s
158
1.2988
0.0089
0.56
1.0 s/1.8 s
390
0.9715
0.0165
0.42
40C/0,2 Mpa
40C/0.2 MPa
0.2 s/1.8 s
152
1.1163
0.0074
0.48
1.0 s/1.8 s
290
0.8432
0.0106
0.37
50C/0.1 MPa
0.2 s/1.8 s
300
0.9621
0.0125
0.42
1.0 s/1.8 s
421
0.7498
0.0137
0.33
50C/0.2 MPa
0.2 s/1.8 s
286
0.8750
0.0109
0.38
1.0 s/1.8 s
323
0.7725
0.0108
0.34
Table 11. DAC 0/16, plastomer modified. Dynamic creep. Block-wave loading with
constant rest-time, 1.8 s. Constitutive model parameters J 10 , and z of eq. (21), if
J (t ) is in MPa-1; (10) of eq. (27), and ~ (10) of eq. (33). (10) = J 10 z /2.3026;
~
(10) = z 2.3026.
J 10 10 4
z
(10)
~ (10)
Loading-time/rest-time
40C/0.1 MPa
0.2 s/1.8 s
65
2.3385
0.0066
1.02
1.0 s/1.8 s
191
1.6306
0.0135
0.71
40C/0.2 MPa
0.2 s/1.8 s
102
1.5998
0.0071
0.69
1.0 s/1.8 s
297
1.1104
0.0143
0.48
50C/0.1 MPa
0.2 s/1.8 s
186
1.7122
0.0138
0.74
1.0 s/1.8 s
341
1.3382
0.0198
0.58
50C/0.2 MPa
0.2 s/1.8 s
163
1.4653
0.0104
0.64
1.0 s/1.8 s
480
0.9015
0.0188
0.39
Figure 30 shows, that, if the creep curve shifts to the left, i.e. to lower time
value, then J 10 increases, and z decreases. Conversely, if the creep curve
shifts back to the right, i.e. to higher time value, then J 10 decreases, and z
increases. Thus, the time dependence of J 10 and z is shown. To explain
the time dependence, one must explain the shift of the creep curve along
the time axis. Different time dependencies were found in this study,
depending on the shape of the waveform. In the present case, the creep
curve shifts to the left, if the loading time decreases from 600 s to 1 s at
constant rest-time, and the curve shifts back to the right if the loading time
95
J 10 , z
0.1
t l , t r = constant
t l , t r = constant
0.01
J 10 , z
0.001
1
10
100
1000
10000
100000
time (s)
96
parameter J1010^4
600
500
400
Ch. 3
40C/0.1 MPa
40C/0.2 MPa
50C/0.1 MPa
50C/0.2 MPa
300
200
100
0
0.2 s/1.8 s
1 s/1.8 s
0.2 s/1.8 s
1 s/1.8 s
loading-time/rest-time
DAC 0/16 P
DAC 0/16 E
2.5
40C/0.1 MPa
40C/0.2 MPa
50C/0.1 MPa
50C/0.2 MPa
1.5
1
0.5
0
0.2 s/1.8 s
1 s/1.8 s
0.2 s/1.8 s
1 s/1.8 s
loading-time/rest-time
DAC 0/16 E
DAC 0/16 P
97
loading time, t l . In figure 32, z , ranges between 0.7 and 1.3 for DAC
0/16 E and between 0.9 and 2.4 for DAC 0/16 P. Those values compare to
values between 2 and 3 for the unmodified mixture, cf. figure 17. Thus,
comparison of figure 32 and figure 17 shows that z of the polymer
modified DAC 0/16 is significantly smaller than the corresponding z of
the unmodified DAC 0/16 mixture.
98
Ch. 3
0.1
0.01
0.001
1
10
100
1000
10000
time (s)
0.1
0.1 Hz/0.1 MPa
1 Hz/0.1 MPa
10 Hz/0.1 MPa
0.01
0.001
1
10
100
1000
10000
time (s)
Figure 33. Dynamic creep of dense graded asphalt concrete, DAC 0/16. J (t )
versus the time, t ; both plotted logarithmically. Applied load: sinus. Different
frequencies: 0.1 Hz, 1.0 Hz, 10 Hz. Different applied stress amplitudes: 0.1
MPa, 0.2 MPa. Each creep curve represents the average of three tests. Load
control: hydraulic. Top (a): Temperature: 40C. Bottom (b): Temperature 50C.
99
can be indicated, except for the testing condition [0.1 Hz/0.2 MPa]. For
the latter, perhaps three creep domains may have to be distinguished;
however, this curve is not considered further. Figure 33 shows one creep
domain in the time-interval between 1 s and 50 s, in which the creep is of
the type of equation (16), and a second creep domain in the time-interval
between 100 s and 10.000 s, in which the creep is of the type of equation
(16), or of the type of equation (15). If it is attempted to fit equation (15)
to the whole creep curve, then the fitted equation is found to show a misfit
similar to the example in figure 13a. A disadvantage of distinguishing two
(or more) creep domains is that two (respectively more) constitutive
models are needed to describe the creep.
Figure 33 shows that the creep curve shifts to the left, i.e. to lower time
value, as the frequency decreases from 10 Hz to 0.1 Hz. The time
dependence of J 10 and z is illustrated schematically in figure 34.
1
J 10 , z
0.1
f
0.01
J 10 , z
0.001
1
10
100
1000
10000
100000
time (s)
100
Ch. 3
0.1
0.01
0.001
1
10
y = 0.0513x1.1837
R = 0.9996; 0.1 Hz/0.1 MPa
y = 0.0276x1.3008
R = 0.9977; 0.1 Hz/0.2 MPa
y = 0,0187x1.4184
R2 = 0.9992; 1 Hz/0.1 MPa
y = 0.0128x1.6693
R = 0.9935; 1Hz/0.2 MPa
2
y = 0.0072x1.7473
R = 0.9994; 10 Hz/0.1 MPa
y = 0.0063x1.6383
R = 0.9999; 10 Hz/0.2 MPa
0.1
0.01
1
10
1.6238
y = 0.0293x
R2 = 1; 0.1 Hz/0.1 MPa
y = 0.0345x
R2 = 1; 0.1 Hz/0.2 MPa
y = 0.0384x1.2841
R = 1; 1 Hz/0.1 MPa
y = 0.0222x1.4044
R = 1; 0.1 Hz/0.2 MPa
2
y = 0.0168x1.6168
R = 0.9991; 10 Hz/0.1 MPa
2
y = 0.0122x1.5314
R = 0.9997; 10 Hz/0.2 MPa
2
Figure 35. J (t ) versus log t from fig. 33; both plotted logarithmically. Applied
load: sinus. Different frequencies: 0.1 Hz, 1.0 Hz, 10 Hz. Different applied
stress amplitudes: 0.1 MPa, 0.2 MPa. Each creep curve represents the average
of three tests. Load control: hydraulic. In the regression equations, y represents
J ( t ) , and x represents log t , cf. equation (21). Top (a): Temperature: 40C.
Bottom (b): Temperature 50C.
102
40C/0.1 MPa
600
2,5
50C/0.2 MPa
400
300
200
100
0
parameter J1010^4
50C/0.1 MPa
40C/0.1 MPa
40C/0.2 MPa
40C/0.2 MPa
500
Ch. 3
50C/0.1 MPa
50C/0.2 MPa
1,5
1
0,5
0
0.1 Hz
1 Hz
10 Hz
frequency
0.1 Hz
1 Hz
10 Hz
frequency
J(t) (MPa^-1)
104
Ch. 3
Table 13. DAC 0/16 E: elastomer modified. Dynamic creep. Sinusoidal load.
Constitutive model parameters J 10 , and z of eq. (21), if J (t ) is in MPa-1;
(10) of eq. (27), and ~ (10) of eq. (33). (10) = J 10 z /2.3026;
~ (10) = z 2.3026.
J 10 104
z
(10)
~ (10)
frequency (Hz)
40C/0.1 MPa
0.1
501
0.5564
0.0121
1.28
1
335
0.8645
0.0126
1.99
10
108
1.4259
0.0067
3.28
40C/0.2 MPa
0.1
404
0.5066
0.0089
1.17
1
274
0.6744
0.0080
1.55
10
107
1.3009
0.0060
3.00
50C/0.1 MPa
0.1
599
0.5111
0.0133
1.18
1
558
0.656
0.0159
1.51
10
266
1.0586
0.0052
2.44
40C/0.2 MPa
0.1
545
0.4542
0.0108
1.05
1
437
0.5672
0.0108
1.31
10
236
0.8089
0.0083
1.86
Table 14. As table 13. DAC 0/16 P: plastomer modified.
J 10 104
z
(10)
frequency (Hz)
40C/0.1 MPa
0.1
487
0.8017
0.0170
1
201
1.5771
0.0138
10
74
1.9969
0.0064
40C/0.2 MPa
0.1
575
0.6493
0.0162
1
196
1.0840
0.0092
10
81
1.7933
0.0063
50C/0.1 MPa
0.1
884
0.7697
0.0295
1
429
1.1247
0.0209
10
126
1.6083
0.0088
50C/0.1 MPa
0.1
1
266
1.1206
0.0129
10
153
1.5123
0.0100
~ (10)
1.85
3.63
4.60
1.50
2.50
4.13
1.77
2.59
3.70
2.58
3.48
0.1
0.01
0.001
1
10
100
1000
10000
0.1
0.01
0.001
1
time (s)
0.1 Hz/0.1 MPa
10 Hz/0.1 MPa
1 Hz/0.2 MPa
10
100
1000
10000
time (s)
1 Hz/0.1 MPa
0.1 Hz/0.2 MPa
10 Hz/0.2 MPa
0.1
0.01
0.001
1 Hz/0.1 MPa
0.1 Hz/0.2 MPa
10 Hz/0.2 MPa
0.1
0.01
0.001
1
10
100
1000
10000
10
100
1000
10000
time (s)
time (s)
1 Hz/0.1 MPa
1 Hz/0.1 MPa
10 Hz/0.1 MPa
10 Hz/0.2 MPa
1 Hz/0.2 MPa
10 Hz/0.2 MPa
Figure 39. Dynamic creep of polymer modified dense graded asphalt concrete,
DAC 0/16. Whole creep curves. J (t ) versus time, t , both logarithmically plotted.
Waveform of applied load: sinus. Different frequencies: 0.1 Hz, 1.0 Hz, and 10
Hz. Different temperatures: 40C and 50C. Different applied stress amplitudes:
0.1 MPa and 0.2 MPa. Specimen: 60 x 100 mm height x diameter. Load control:
hydraulic. Each curve represents the average of three tests. Top left (a): DAC
0/16, elastomer modified, 40C. Top right (b): DAC 0/16, plastomer modified,
40C. Bottom left (c): DAC 0/16, elastomer modified, 50C. Bottom right (d):
DAC 0/16, plastomer modified, 50C.
106
Ch. 3
0.1
0.01
1 Hz/0.2 MPa
10 Hz/0.2 MPa
0.001
1
10
0.5066
y = 0.0404x
R2 = 0.9998; 0.1 Hz/0.2 MPa
y = 0.0501x
R2 = 0.9978; 0.1 Hz/0.1 MPa
y = 0.0274x0.6744
R = 0.9963; 1 Hz/0.2 MPa
y = 0.0335x0.8645
R2 = 0.99; 1 Hz/0.1 MPa
y = 0.0108x1.4259
R2 = 0.9966; 10 Hz/0.1 MPa
y = 0.0107x1.3009
R = 0.9912; 10 Hz/0.2 MPa
2
0.1
10 Hz/0.1 MPa
0.1 Hz/0.2 MPa
1 Hz/0.2 MPa
10 Hz/0.2 MPa
0.01
1
y = 0.0599x0.5111
R2 = 0.9985; 0.1 Hz/0.1 MPa
y = 0.0558x0.656
2
R = 0.9913; 1 Hz/0.1 MPa
y = 0.0266x1.0586
R = 0.9883; 10 Hz/0.1 MPa
2
10
y = 0.0545x0.4542
R = 0.9918; 0.1 Hz/0.2 MPa
2
y = 0.0437x0.5675
R2 = 0.9996; 1 Hz/0.2 MPa
y = 0.0236x0.8089
R = 0.9856; 10 Hz/0.2 MPa
2
Figure 40. J (t ) versus log t from figure 39a/c; both plotted logarithmically.
Applied load: sinus. Different frequencies: 0.1 Hz, 1.0 Hz, 10 Hz. DAC 0/16
elastomer modified. Specimen 60 x 100 mm height x diameter. Load control:
hydraulic. Top (a): 40C. Bottom (b): 50C.
0.1
1 Hz/0.1 MPa
10 Hz/0.1 MPa
0.1 Hz/0.2 MPa
0.01
1 Hz/0.2 MPa
10 Hz/0.2 MPa
0.001
1
y = 0.0487x0.8017
R2 = 0.9995; 0.1 Hz/0.1 MPa
0.6493
y = 0.0575x
R2 = 0.9983; 0.1 Hz/0.2 MPa
y = 0.0201x1.5771
R = 0.9969; 1 Hz/0.1 MPa
y = 0.0196x1.084
R2 = 0.9997; 1 Hz/0.2 MPa
y = 0.0074x1.9969
R2 = 0.9966; 10 Hz/0.1 MPa
y = 0.0081x1.7933
R = 0.9972; 10 Hz/0.2 MPa
2
10
0.1
0.01
1
y = 0.0884x0.7697
R2 = 0.9933; 0.1 Hz/0.1 MPa
y = 0.0429x1.1247
R2 = 0.991; 1 Hz/0.1 MPa
y = 0.0126x1.6083
R2 = 0.9966; 10 Hz/0.1 MPa
10
y = 0.0153x1.5123
R2 = 0.9932; 10 Hz/0.2 MPa
parameter J1010^4
108
1000
900
800
700
600
500
400
300
200
100
0
Ch. 3
40C/0.1 MPa
40C/0.2 MPa
50C/0.1 MPa
50C/0.2 MPa
0.1 Hz
1 Hz
10 Hz
0.1 Hz
1 Hz
10 Hz
loading-time/rest-time
DAC 0/16 E
DAC 0/16 P
2.5
40C/0.1 MPa
40C/0.2 MPa
50C/0.1 MPa
50C/0.2 MPa
1.5
1
0.5
0
0.1 Hz
1 Hz
10 Hz
0.1 Hz
1 Hz
10 Hz
loading-time/rest-time
DAC 0/16 E
DAC 0/16 P
Left (a): DAC 0/16 E: with elastomer. Right (b): DAC 0/16 P: with plastomer.
1000
J1010^4
800
600
40C/0.1 MPa
40C/0.2 MPa
50C/0.1 MPa
50C/0.2 MPa
3.5
DAC 0/16
3
2.5
exponent z
DAC 0/16
J1010^4
1000
900
800
700
600
500
400
300
200
100
0
Ch. 3
40C/0.1 MPa
40C/0.2 MPa
50C/0.1 MPa
50C/0.2 MPa
1.5
1
0.5
0
block block sinus sinus 1
Hz
0.3 Hz 0.5 Hz 0.1 Hz 1Hz
waveform/frequency
wave-form/frequency
wave-form/frequency
waveform/frequency
3.5
DAC 0/16 E
3
2.5
exponent z
110
40C/0.1 MPa
40C/0.2 MPa
50C/0.1 MPa
50C/0.2 MPa
1.5
400
200
0.5
0
0
block block sinus sinus 1
Hz
0.3 Hz 0.5 Hz 0.1 Hz 1Hz
wave-form/frequency
waveform/frequency
J1010^4
800
40C/0.1 MPa
40C/0.2 MPa
50C/0.1 MPa
50C/0.2 MPa
DAC 0/16 P
600
3.5
3
2.5
exponent z
1000
wave-form/frequency
waveform/frequency
DAC 0/16 P
40C/0.1 MPa
40C/0.2 MPa
50C/0.1 MPa
50C/0.2 MPa
1.5
400
200
0.5
0
0
block block sinus sinus 1
Hz
0.3 Hz 0.5 Hz 0.1 Hz 1Hz
wave-form/frequency
waveform/frequency
wave-form/frequency
waveform/frequency
112
Ch. 3
Choosing the logarithmic model, to fit the creep curve in figure 7b, we
obtain
J 1 = 0.0161
static case, 40C/0.2 MPa:
dynamic case, 40C/0.2 MPa:
J 1 = 0.0577
In the dynamic case, J 1 is predicted wrongly by equation (15), since the
creep compliance cannot be negative at 1 s. The explanation for this is,
that the creep is actually described by two different creep models: by
equation (16) for t < 10 s, and by equation (15) for t > 10 s. Therefore, a
simple comparison using equation (15) was not possible.
Using equation (21), the creep functions given in table 16 were obtained,
which are shown in figure 44. In figure 44/table 16, J 10 is a lot greater in
the static case than in the dynamic case, and z is considerably smaller in
the static case as compared to the dynamic case. It seems that a large value
of z does not necessarily indicate a large creep compliance, J (t ) . It
seems, that a large value of z is usually associated to a low value of J 10 ,
0.1
0.001
1
10
and vice versa, cf. table 8, figure 18, table 9, figure 20, tables 10-11,
figure 30, figure 34, table 12, and tables 13-14.
Table 16 clearly shows that the creep curves are steeper in dynamic creep.
Similarly, the results for the polymer modified mixtures may be
compared. The regression equation shown in figure 8d, J (t ) = 0.0137ln
(t) + 0.0398 is also described by J (t ) = 0.0691(log t)0.6043, R 2 = 0.995.
Comparison of the exponent, z = 0.6043, to the z -values in tables 13 and
14 shows, for the investigated mixtures, that the creep curve is steeper in
dynamic creep than in static creep for frequencies greater than 0.1 Hz.
Recall figure 43; comparison of figures 43a/b, 43c/d, and 43e/f shows that
J 10 is relatively low for the unmodified mixture as compared to the
polymer modified mixtures, whereas z is relatively large for the
unmodified mixture as compared to the polymer modified mixtures.
However, if the creep curves in figure 25 (dynamic creep) are compared to
those in figure 8 (static creep), then the creep compliance, J (t ) , does not
114
Ch. 3
seem to differ greatly, that is for for t > 10 s. Thus, typically, the creep
curve is steeper in dynamic creep than in static creep, but this does not
mean that the creep compliance, J (t ) , is greater in dynamic creep than in
static creep other conditions being equal.
It seems that the shape of the waveform of the applied stress also
influences the creep during the first 10 s. It seems that this initial creep is
relatively strong in static creep, and in dynamic creep at low frequency
using a sinusoidal load. That is: it seems as if much of the creep
capacity of the specimen (read: the grain skeleton) is used during the first
10 seconds, and that in that case less capacity is left for the creep after the
first 10 seconds. If this is true, as seems to be the case considering that this
result is reproducible, then it seems important to use a waveform of
applied stress that is representative for the waveform the material
experiences in the pavement.
The steeper creep curve in dynamic creep was a familiar result, and was
therefore expected. There are also some unexpected peculiarities in the
results shown in figures 7, 8, 11-12, and 25. An unexpected result was that
the polymer modified mixtures in static creep, figure 8, show on average a
greater final creep compliance, than the unmodified mixture in figure 7a.
This was unexpected, because it was known from experience that polymer
modified mixtures show improved resistance to permanent deformation
(rutting in the pavement). Also unexpected was that the plastomer
modified mixture shows a greater final creep compliance, figure 8c/d, than
the elastomer modified mixture, figure 8a/b. This was unexpected,
because the plastomer modified binder contained a harder base bitumen.
These unexpected results may be explained by the scatter on the data,
since this is considerable. That is, if the scatter bands in figures 7a and
8a..d are considered, then it seems there is a fair chance that two different
mixtures need not rank reproducibly if an average test result is based on
only three test repetitions.
The results obtained with the waveform 600 s/1.8 s shown in figures 11
12 are peculiar, because the creep compliance, J (t ) , needs a longer time
to exceed the value of 0.01 MPa 1; compare figures 1112 to figure 7. In
figure 7b (static creep), J (t ) reaches the value of 0.01 MPa-1 at
approximately 1 s, whereas in figures 11b and 12a/b (dynamic creep),
J (t ) attains the value of 0.01 MPa-1 after more than 100 s. The result for
the polymer modified mixtures in figure 25 is in qualitative agreement
with the results for the unmodified mixtures in figures 1112. However, in
figure 25, the creep curves obtained with the waveform 600 s/1.8 s are
situated closer to the curves obtained with other waveforms.
116
Ch. 3
A
B
C
0.1
0.01
A
B
0.1
0.01
0.001
100000
time, t (s)
10000
1000
100
10
0.001
0.1
10
Figure 45. Left (a): The creep model from figure 13b, J (t ) = 0.0028 (log t ) 2.95 ,
shown as function of the time, plotted logarithmically, as curve B. Also shown
are the same curve shifted to (t / 3) , curve A, and the same curve shifted to
(3 t ) , curve C. Right (b): The same models shown as function of log (time),
plotted logarithmically.
J (t )
line B
t:
3.3
10
30
log t:
0.523
1.477
log log t:
-0.282
0.169
in figure 45b, i.e. in the time of curve B, and not versus log aT t , and
therefore deviates from the straight line. The curvature of curve A and
curve C is negligible in the domain where J (t ) J 10 ; in this example,
J 10 = 0.0028. J 10 and z can be determined by means of regression
analysis using equation (21). z might also be estimated as follows:
z A =
Thus, the creep models for lines A..C in figure 45b in the domain J (t )
0.0028 are:
J (t ) = 0.0099 ( log t )2.147
curve A:
curve B:
J (t ) = 0.0028 ( log t )2.954
curve C:
J (t ) = 0.0009 ( log t )3.693
The time dependence of the creep curve is shown by a parallel shift of the
creep curve along the time axis, cf. figure 45a. Semi-log transformation
yields a wedge of creep curves as in figure 45b. Similar wedges can be
seen in figures 1415, 19b, 29, 35, and 40. A parallel shift of the creep
curve to the left, i.e. to a lower time value causes J 10 to increase and z to
decrease. Conversely, a parallel shift of the creep curve to the right, i.e. to
a higher time value causes J 10 to decrease and z to increase.
A relatively large J 10 indicates that the asphalt mixture creeps relatively
fast initially, i.e. before t = 10 s. A relatively low z indicates that the
asphalt mixture creeps relatively slowly later, i.e. for t > 10 s. Therefore,
it seems that a greater importance must be attributed to the exponent of the
creep model, which means that for the purpose of material selection in
pavement design, a low creep susceptibility, z , is to be preferred. A large
z does not necessarily indicate a large final creep compliance, J (10,000)
in the creep test, cf. figure 43, since a large z is usually associated to a
low J 10 .
7.8 Change of volume of the specimen
The radial deformation was measured to be able to determine an estimate
of volumetric strain of the test specimen. The volumetric strain was
calculated using
V / V0 = 1 + 2 3
(42)
where V is the specimen volume, V0 is the initial specimen volume, 1 is
the axial deformation, and 3 is the radial deformation. There is a net
specimen volume increase as soon as the ratio 3 /| 1 | starts to become
greater than 0.5. The radial deformation was measured by means of a
displacement transducer at half the height of the specimen. Table 17
summarises values of the axial and radial deformations obtained for
asphalt mixtures and testing conditions. The values in table 17 are
indicative. The reason is that the specimens showed barrelling. This means
that the radial deformation was not constant over the specimen height.
Consequently, the measured radial deformation is the maximum value.
The volume change is overestimated if it is assumed that the measured
118
Ch. 3
sinusoidal load
f
1
3 3 /| 1 |
(Hz) (%) (%)
0.1
3.10 2.57 0.83
40C/
1.31 0.83 0.64
1
0.1 MPa
0.77 0.53 0.69
10
0.1
12.5 7.66 0.61
40C/
2.58 1.96 0.76
1
0.2 MPa
10
1.16 0.94 0.81
0.1
7.00 7.57 1.08
50C/
2.85 2.41 0.84
1
0.1 MPa
10
1.54 1.01 0.66
0.1
6.98 7.23 1.04
50C/
7.64 7.42 0.97
1
0.2 MPa
10
2.51 2.35 0.95
This table continues on the next page.
block-wave load
V
(%)
+2.0
+0.4
+0.3
+2.8
+1.3
+0.7
+8.1
+2.0
+0.5
+7.4
+7.4
+2.4
tl
(s)
0.2
1.0
600
0.2
1.0
600
0.2
1.0
600
0.2
1.0
600
- 1
(%)
2.54
1.71
0.65
3.53
4.60
0.46
4.65
4.80
0.56
6.85
6.90
1.10
3 3 /| 1 |
(%)
1.60 0.63
2.00 1.17
0.51 0.78
2.85 0.81
3.85 0.84
0.49 1.07
4.25 0.91
5.05 1.05
0.52 0.93
5.40 0.79
6.40 0.93
1.14 1.04
V
(%)
+0.6
+2.3
+0.4
+2.2
+3.1
+0.5
+3.9
+5.3
+0.5
+4.0
5.9
+1.2
Table 17 Contd.
DAC/E
40C/
0.1 MPa
40C/
0.2 MPa
50C/
0.1 MPa
50C/
0.2 MPa
f
(Hz)
0.1
1
10
0.1
1
10
0.1
1
10
0.1
1
10
sinusoidal load
1
3 3 /| 1 |
(%) (%)
1.07 0.64 0.60
1.06 0.44 0.42
0.73 0.31 0.42
1.63 0.77 0.47
1.37 0.74 0.54
1.20 0.67 0.56
1.22 0.70 0.57
1.36 0.63 0.46
0.73 0.31 0.42
2.08 1.31 0.63
1.92 0.89 0.46
1.39 0.76 0.55
V
(%)
+0.2
+0.2
+0.1
-0.1
+0.1
+0.1
+0.2
-0.1
-0.1
+0.5
-0.1
+0.1
tl
(s)
0.2
1.0
600
0.2
1.0
600
0.2
1.0
600
0.2
1.0
600
f
(Hz)
0.1
1
10
0.1
1
10
0.1
1
10
0.1
1
10
sinusoidal load
1
3 3 /| 1 |
(%) (%)
1.45 0.80 0.55
1.68 1.06 0.63
1.13 0.53 0.47
2.85 1.76 0.62
1.72 1.08 0.63
1.77 0.84 0.47
2.63 1.64 0.62
1.95 1.10 0.56
1.07 0.66 0.62
4.91 4.68 0.95
2.63 1.85 0.70
2.29 1.24 0.54
V
(%)
+0.2
+0.4
-0.1
+0.7
+0.4
-0.1
+0.7
+0.3
+0.3
+4.5
+1.1
+0.2
tl
(s)
0.2
1.0
600
0.2
1.0
600
0.2
1.0
600
0.2
1.0
600
DAC/P
40C/
0.1 MPa
40C/
0.2 MPa
50C/
0.1 MPa
50C/
0.2 MPa
block-wave load
- 1
(%)
0.94
1.32
0.92
1.42
1.93
1.17
1.14
1.24
1.06
1.98
2.02
1.38
3 3 /| 1 |
(%)
0.25 0.27
0.52 0.39
0.32 0.35
0.64 0.45
0.71 0.37
0.66 0.56
0.45 0.39
0.52 0.42
0.54 0.51
1.04 0.53
0.86 0.43
0.92 0.67
V
(%)
-0.4
-0.3
-0.3
-0.1
-0.5
+0.2
-0.2
-0.2
+0.0
+0.1
-0.3
+0.5
block-wave load
- 1
(%)
1.65
1.75
1.38
1.89
2.79
2.41
2.12
2.47
1.42
3.14
3.92
2.36
3 3 /| 1 |
(%)
0.92 0.56
0.59 0.34
0.78 0.57
1.18 0.62
1.61 0.58
1.37 0.57
1.11 0.52
1.53 0.62
0.74 0.52
2.24 0.71
2.17 0.56
1.93 0.82
V
(%)
+0.1
-0.6
+0.2
+0.5
+0.4
+0.3
+0.1
+0.6
+0.1
+1.3
+0.4
+1.5
120
Ch. 3
6
5
upper part
middle part
lower part
3
2
1
0
3600 s
600 s
10 s
1s
0.2 s
0.05 s
Sec. 8
121
J 1 + z ln t d ln t
Hence,
z
~
z=
(44)
J 1 + z ln t
z~
z J1
1 J
ln t = ~ 1 =
(45)
z
z
z~
z
122
Ch. 3
z
~
z J1
2
.
3026
(49b)
2.3026 log t =
z
~
z
2.3026
z
~
z J1
log t = 2.3026 ~
(correct formula)
(49c)
z z
A scaling error is introduced if the relationship is written directly using the
10
log,
d log J (t ) ~
d
=z =
log ( J 1 + z log t )
49d)
d log t
d log t
yielding,
z~
z J1
log t =
z~
z
(incorrect formula)
(49e)
1.000
0.100
0.010
0.001
1
10
100
1000 10000
123
0,5
Sec. 8
0,45
0,4
0,35
time (s)
0,9/0,3 MPa
0,3/0,2 MPa
0,3/0,03 MPa
0,6/0,05 MPa
0,6/0.25 MPa
0,6/0,1 MPa
0,75/0,15 MPa
0,6/0,15 MPa
0,3
0
0,5
1,5
2,5
q/p
Figure 48. Dynamic creep of dense graded asphalt concrete, DAC 0/16. Left (a):
Each curve represents the average of three tests. The waveform of the applied
load was a block-wave with a loading time of 0.2 s and a rest-time, of 0.8 s.
Load control: pneumatic. Temperature: 50C. Specimen: 200 x 100 mm height x
diameter. In the legend, combinations of axial stress and radial stress in MPa
are given; see also table 18. Right (b): Exponent ~z of eq. (16) as function of the
quotient of the deviatoric stress, q, and the volumetric stress, p.
Table 18. Creep models belonging to the creep curves in figure 48.
1 / 3
creep model
q/ p
R2
99.9
0.6/0.05
J (t ) = 0.0032 t 0.4255
2.36
0.3673
99.7
0.3/0.03
2.25
J (t ) = 0.0040 t
99.4
0.6/0.1
1.88
J (t ) = 0.0029 t 0.3648
0.3750
99.7
0.75/0.15
1.71
J (t ) = 0.0020 t
0.3363
99.6
0.6/0.15
1.5
J (t ) = 0.0020 t
0.3192
99.1
0.9/0.3
1.2
J (t ) = 0.0010 t
0.3040
99.4
0.6/0.25
0.95
J (t ) = 0.0010 t
99.1
0.3/0.2
0.43
J (t ) = 0.0001 + 0.0004 ln t
DAC, block-wave, 1 Hz
1.000
y = 0.0841x0.2171
R2 = 0.9784
0.100
124
DAC, block-wave, 1 Hz
1.000
0.100
0.010
0.010
0.001
0.001
1
10
100
1000
10000
10
0.50
0.70
0.30
0.90
1.000
0.30
100
1000
10000
time (s)
time (s)
0.10
Ch. 3
0.50
0.70
0.90
DAC, block-wave, 1 Hz
0.010
10
100
1000
10000
0.80
0.90
time (s)
0.40
0.50
0.60
0.70
Sec. 8
1.000
1.000
DAC, sinus, 1 Hz
125
DAC, sinus 1 Hz
y = 0.1024x
R2 = 0.9891
0.100
0.010
0.1939
0.100
0.010
y = 0.0005 Ln (x) + 0.0111
R2 = 0.9409
0.001
0.001
10
100
1000
10
10000
0.50
0.70
0.30
0.90
0.50
1,000
0.30
1000 10000
time (s)
time (s)
0.10
100
0.70
0.90
DAC, sinus 1 Hz
0,100
0,010
y = 0,0009Ln(x) + 0,008
R2 = 0,9655
0,001
1
10
100
1000
10000
time (s)
0,40
0,50
0,70
0,90
126
1.000
Ch. 3
PA, block-wave, 1 Hz
y = 0.0448x0.5511
R2 = 0.9847
0.100
0.010
y = 0.007Ln(x) + 0.0453
R2 = 0.9794
1.000
0.100
0.010
0.001
10
100
1000
100
10000
1000
10000
time (s)
time (s)
0.30
0.50
0.70
0.90
0.30
0.50
1.000
0.10
0.70
0.90
PA, block-wave, 1 Hz
0.100
0.010
y = 0.0001 Ln (x) + 0.0072
R2 = 0.8122
0.001
10
100
1000
10000
time (s)
0.40
0.50
0.70
0.90
Sec. 8
1.000
PA, sinus, 1 Hz
127
PA, sinus, 1 Hz
y = 0.0903x0.3755
R2 = 0.9966
0.100
0.010
y = 0.0021 Ln (x) + 0.0157
R2 = 0.9637
1.000
0.100
0.010
y = 0.0004 Ln (x) + 0.0074
R2 = 0.9895
0.001
1
10
100
1000
10000
0.001
time (s)
10
100
1000
10000
time (s)
0.30
0.50
0.70
0.90
0.30
0.50
1.000
0.70
0.90
PA, sinus, 1 Hz
0.10
0.100
y = 0.0013 Ln (x) + 0.0095
R2 = 0.999
0.010
y = 0.0004 Ln (x) + 0.0072
R2 = 0.855
0.001
1
10
100
1000
10000
time (s)
0.40
0.50
0.70
0.90
128
exponent, z10^4
150
y = 29.312x1.6396
R2 = 0.976
100
50
0
0.00
p=0.37
1.00
p=0.17
p=0.4
1000
exponent, z10^4
200
q/p 2.00
p=0.23
p=0.43
p=0.3
p=0.47
p=0.33
p=0.5
100
10
y = 29.312x1.6396
R2 = 0.976
1
0.10
3.00
Ch. 3
1.00
10.00
q/p
p=0.37
p=0.17
p=0.4
p=0.23
p=0.43
p=0.3
p=0.47
p=0.33
p=0.5
Figure 51. Exponent z of equation (15) as function of the quotient of the deviatoric stress, q , and the volumetric stress, p . The legend shows the volumetric
stress in MPa. DAC 0/16, block-wave form of applied stress. Hydraulic load
control. (a): On linear scale. Right (b): On log-log scale. In the regression
equations, y(x), y represents z104, and x represents q/p.
DAC 0/16, sinus, 1 Hz
80
60
40
y = 18.374x1.514
R2 = 0.9157
20
0
0.00
1.00
p=0.37
p=0.17
p=0.43
q/p
2.00
p=0.23
3.00
100
exponent, z10^4
exponent, z10^4
100
10
y = 18,374x1,514
R2 = 0,9157
1
0,10
p=0.3
p=0.3
1,00
p=0.17
p=0.37
q/p
10,00
p=0.23
p=0.43
Figure 52. Exponent z of equation (15) as function of the quotient of the deviatoric stress, q , and the volumetric stress, p . The legend shows the volumetric
stress in MPa. DAC 0/16. Sinusoidal applied stress. Hydraulic load control. Left
(a): On linear scale. Right (b): On log log scale. In the regression equations,
y(x), y represents z104, and x represents q/p.
Sec. 8
120
PA 0/16, block, 1 Hz
exponent, z10^4
exponent, z10^4
100
1.7515
80
y = 17.035x
R2 = 0.8654
40
20
1.00
p=0.33
p=0.17
p=0.37
PA 0/16, block, 1 Hz
100
60
0
0.00
1000
129
q/p
2.00
p=0.23
p=0.43
10
1.7515
y = 17.035x
R2 = 0.8654
1
0.10
3.00
p=0.3
p=0.5
p=0.33
1.00
p=0.17
p=0.37
q/p
p=0.23
p=0.43
10.00
p=0.3
p=0.5
Figure 53. Exponent z of equation (15) as function of the quotient of the deviatoric stress, q , and the volumetric stress, p . The legend shows the volumetric
stress in MPa. DAC 0/16, block-wave form of applied stress. Hydraulic load
control. (a): On linear scales. Right (b): On log-log scales. In the regression
equations, y(x), y represents z104, and x represents q/p.
PA 0/16, sinus, 1 Hz
y = 2.578e1.4067x
R2 = 0.9587
150
100
50
0
0.00
y = 13.41x1.3299
R2 = 0.9166
1.00
2.00
3.00
q/p
p=0.37
p=0.17
p=0.23
p=0.3
p=0.33
p=0.4
p=0.43
p=0.47
p=0.5
PA 0/16, sinus, 1 Hz
100
exponent, z10^4
exponent, z10^4
200
10
y = 13.41x1.3299
R2 = 0.9166
1
0.10
p=0.37
1.00
p=0.17
p=0.4
p=0.23
p=0.43
q/p
p=0.3
p=0.47
10.00
p=0.33
p=0.5
Figure 54. Exponent z of equation (15) as function of the quotient of the deviatoric stress, q , and the volumetric stress, p . The legend shows the volumetric
stress in MPa. DAC 0/16. Sinusoidal applied stress. Hydraulic load control. Left
(a): On linear scale. Right (b): On log log scale. In the regression equations,
y(x), y represents z104, and x represents q/p.
130
Ch. 3
0.80
97
0.70
q=3p
q (MPa)
0.60
85
z=50
36
z=35
45
0.50
25
72
0.40
37
z=15
32
0.30
54
0.20
14
15
z=5
0.10
0.00
0.00
z=70
63
4
0.10
0.20
0.30
0.40
0.50
p (MPa)
0.80
63
0.70
q=3p
q (MPa)
0.60
z=15
28
41
0.40
z=30
56
0.50
11
z=10
15
0.30
41
0.20
z=5
0.10
0.00
0.00
z=40
32
0.10
0.20
0.30
0.40
0.50
p (MPa)
Figure 55. Contour lines of constant z 104 in a diagram of the deviatoric stress
q versus the volumetric stress p . Values next to markers indicate measured
average values of z for the given stress condition ( p, q ) . Values of z 104 near
the dashed lines are indicative, owing to the scatter on the measured values of
z 104, cf. figures 49-52. Specimen height: 60 mm. Top (a): DAC 0/16, blockwave load, 1 Hz. Bottom (b): DAC 0/16, sinusoidal load, 1 Hz. The line q = 3 p
represents the states of stress accessible in simple creep, i.e. in the absence of
confinement.
Sec. 8
131
PA 0/16, block-wave, 1 Hz
z=75
70
0.80
0.70
q=3p
q (MPa)
0.60
64
z=30
15
z=20
27
0.50
14
48
0.40
z=10
18
0.30
37
0.20
z=5
10
0.10
0.00
0.00
z=50
26
1
0.10
0.20
0.30
0.40
0.50
p (MPa)
PA 0/16, sinus, 1 Hz
z=70
0.80
65
0.70
q=3p
q (MPa)
0.60
23
33
z=15
17
11
27
0.40
z=20
13
0.50
z=10
11
0.30
21
0.20
z=5
0.10
0.00
0.00
z=30
4
0.10
0.20
0.30
0.40
0.50
p (MPa)
Figure 55 (Contd). Top (c): PA 0/16, block-wave load, 1 Hz. Bottom (d): PA
0/16, sinusoidal load, 1 Hz.
132
Ch. 3
q/p
200 mm block P
60 mm block H
60 mm sinus
0.5
1.5
2.5
q/p
200 mm block P
60 mm block H
60 mm sinus
Figure 56. Volume change of the specimen in the triaxial creep test. 200 mm
block P: specimen height: 200 mm, load signal: 1 Hz block-wave (loading time
0.2 s, rest-time 0.8 s), load control: pneumatic; 60 mm block H: specimen
height: 60 mm, load signal: 1 Hz block-wave (loading time 0.2 s, rest-time 0.8
s), load control: hydraulic; 60 mm sinus: specimen height: 60 mm, load signal:
1 Hz sinusoidal, load control: hydraulic. Top (a): Dense graded asphalt
concrete, DAC 0/16. Bottom (b) Porous asphalt, PA 0/16.
Sec. 8
0.100
133
0.010
1
10
100
1000
10000
time (s)
10
134
Ch. 3
Sec. 9
135
Figure 59. Left (a): Typical stress distribution of principal stresses in the creep
test specimen. Indicated are compressive stresses (black) and tensile stresses
(grey). Right (b): Original position of the grains and position after loading.
136
Ch. 3
1.4
1.2
1
0.8
0.6
0.4
0.2
0
0
2.5
0,8
1.5
1
0.5
time (s)
0,6
0,4
0,2
0
0
time (s)
0
0
5000
10000
time (s)
Figure 61. Left (a): Computed creep of a specimen of 100 mm height, loaded at
0.1 MPa and 0.2 MPa. Right (b): Creep of the specimen of figure (a), computed
with reduced elasticities and viscosities of the material model so as to obtain the
same nonlinearity (difference of 20% between the curves shown) as the
experimental result in figure 60.
The result thus obtained is shown in figure 61b. Assuming that only the
bituminous matrix can deform (because aggregate particles are infinitely
rigid), a comparison of figure 61b and figure 60 permits an estimate of the
total thickness of the horizontal bituminous layers between the
aggregate particles. The vertical thickness reduction of the bituminous
layers of approximately 65%, cf. figure 61b, results in a macroscopic creep
of the asphalt mixture of approximately 1%, cf. figure 60. Hence, the
effective thickness of the bituminous layers in the loading direction was
approximately (1/65)100% = 1.5% of the specimen height.
Sec. 10
137
11
138
Ch. 3
E1
1
2
E2
Figure 62. The Burgers model is a rheological model composed of two springs, E1
and E2 , and two dashpots, 1 and 2.
Sec. 10
139
E1
&(0)
1
1
=
+
(54g)
1 2
Note, that (0) 0; this is the instantaneous elastic strain upon loading at
t = 0.
the boundary value problem equation (54) may be solved for ( t ) , to give
& (0)
t
1
(t ) (0 )
(1 e t / )
=
+
+ 2
(56a)
E11
E
1 1
The transient term, e t / , describes the compliance if the stress is applied
at t = 0 . Let us, for convenience, assume that the relaxation time, 2 , is
short, so that this term is negligible. Then equation (56a) reduces to
1
(t )
t
t
1
1
1
1
1
=
(56b)
=
+
+ 2 +
+
+
$
E1
E11
E11
E1
E 2 1
1 2
2
Rewriting,
E1 E 21
$
S (t ) =
=
(t ) ( E1 + E 2 )1 + E1 E 2 t
If E1 E 2 t >> ( E1 + E 2 )1 , then
S (t )
(56c)
(56d)
t
From equation (56b), the static creep strain rate is
d $
& =
=
(57)
dt 1
Note, that equation (56b) can be written as
J (t ) = J 0 + J 1 t m
(58)
with m = 1. In equation (58), J 0 represents the instantaneous elastic
compliance at t = 0.
10.3 Dynamic creep using a block-wave form of applied stress
The influence of the shape of the waveform of the applied stress can be
made plausible, by solving the differential equation of the rheological
model, to see that the response strain as a function of the time, ( t ) , and
the creep strain rate, &creep , depend on the shape of the wave-form of the
applied stress. For details the reader is referred to appendix 1. Then, ( t )
140
1.5
1.5
Ch. 3
1
0.5
0.5
0
0
0
1
2
1 + sin x x
constant
in units
x (x pi)
1.5
x (x)(x pi)
halfsine x
1
0.5
0
0
block-width = pi
x x((x)
pi)
Figure 63. Different shapes of waveform of applied stress. (a) Left: constant
stress and haversine stress. (b) Right: halfsine stress. (c) Low: unidirectional
block-wave; the loading-time, or block-width is defined as 2 .
(59)
The dynamic terms consist of sums of sines and cosines, which do not
contribute to the cumulative creep strain. The transient terms are
proportional to exp ( t / ) , where t is the time and is the relaxation
time. These terms vanish as t . To evaluate the creep strain rate, it
suffices to consider the creep term. For example, for the Burgers model,
for the waveform shapes shown in figure 63, the creep strain rates are
given in table 19. The creep strain rate may be defined as the slope of the
line tangent to the minima (or maxima) of & (t ) . In table 19, E1 , 1 refer to
the model parameters of the Maxwell element of the Burgers model,
1 = 1 / E1 . For the block-wave shown in figure 63c, = / 2 . The
same solution applies to a block-wave with a loading time of 0.2 s and a
rest-time of 0.8 s. Then 2 = 0.2 s, for a frequency of 1 s-1, hence
= / 5 . Thus, the creep strain rate depends on the shape of the
waveform of the applied stress. According to equation (60d) in table 19,
the creep strain rate for the block-wave differs from that for the half sine
of equation (60c), by a factor of , equal to half the loading time.
Depending on the loading time, the creep strain rate for the block-wave
can be greater or smaller than that for the half sine. For example, for the
block-wave of figure 63c, = / 2 , and the creep strain rate is greater
Sec. 10
141
Table 19. Creep strain rate for different shapes of waveform of the applied stress in
the Burgers model.
shape of waveform
creep strain
rate
(
t
)
constant
=1
(60a)
&creep =
$
E1 1
(t )
haversine
= 1 + sin ( t )
(60b)
&creep =
$
E1 1
half sine
1
(t ) 1 1
2 cos(2i 2 t / T )
(60c)
= + sin(2 t / T )
& creep =
$
2
i = 1 (2i 1) (2i + 1)
E1 1
unidirectional (t )
sin (i )
2
&creep =
(60d)
( 1) i
cos (2i t / T )
=
+
block-wave
$
i =1
i
E1 1
than that for the half sine, by a factor of / 2 . For a block-wave with a
loading time of 0.2 s and a rest-time of 0.8 s, the creep strain rate is
smaller than that for the half sine, by a factor of / 5 . For the block-wave
of figure 63c, the creep strain rate is half that for the sinusoidal applied
stress of equation (60b), since = / 2 . Thus, equation (57) for static
creep can be generalised for dynamic creep,
d
k
&creep =
=
(61)
dt
1
where k is a constant, cf. table 19. Note, that for a Burgers material the
creep strain rate is the same in the static case and in the dynamic case
using a sinusoidal load.
10.4 Dynamic viscoelastic stress strain behaviour, using a sinusoidal
waveform of applied stress
The dynamic stress strain behaviour of the Burgers model under a
sinusoidal applied stress is described by the following equations (Findley
et al. 1976):
1 2 (12 2 / E 2 ) [1 12 2 / ( E 1 E 2 ) ]
E =
(62a)
2 2 + [1 1 2 2 / ( E 1 E 2 )] 2
(12 / E 2 ) 3 + 1 [1 1 2 2 / ( E 1 E 2 )]
E =
(62b)
2 2 + [1 12 2 / ( E 1 E 2 )] 2
=
E1 E 2
E2
From equation (62b) it is readily seen that
for 0 , E * E 1
for , E E E1
From equation (63a), ln E = ln 1 + ln , hence
*
(62c)
(63a)
(63b)
142
Ch. 3
d ln E * d ln E
=
=1
(63c)
d ln
d ln
Thus, the slope of the complex modulus as a function of the frequency on
log-log scale varies from 1 for 0 , to 0 for .
Equation (63a) expresses that, in the low frequency domain, E > E , the
complex modulus (master curve) is determined by 1 . Equation (63b)
expresses that, in the high frequency domain, E > E , the complex
modulus is determined by E1 .
An example is shown in figure 64, where E1 = 13,000 MPa, 1 = 2 =
700 MPa.s, and E 2 takes different values depending on the relaxation
time of the Voight-Kelvin element of the model. This relaxation time is
given by 2 = 2 / E 2 . In figures 64a..d the relaxation time is respectively
equal to 0.1 s, 1 s, 10 s, and 100 s. To obtain these relaxation times, the
required E 2 -values are respectively 7,000 MPa, 700 MPa, 70 MPa, and 7
MPa. The delayed elasticity is controlled by the parameters E 2 and 2 . It
influences the master curve only at intermediary frequencies. This can be
seen by comparison of figures 64a..d, where E1 , 1 , and 2 are constant,
and only E 2 varies. Figure 64 shows that the complex modulus, E * ,
which is approximately equal to the loss modulus, E , is hardly
influenced by delayed elasticity, i.e. by 2 and E 2 , in the low frequency
domain12. The reason that E in the low frequency domain is hardly
influenced by 2 and E 2 , is that these parameters occur in coefficients of
3 in equation (62b) which decrease rapidly if 0 . Under those
conditions, the energy represented by E * , i.e. E , is practically
dissipative, i.e. irrecoverable, if the angular frequency is sufficiently low.
for 0 ,
12
Phillips and Robertus (1995, 1996, 1997, 1999) pointed out that the delayed
elasticity influences the creep, and that the complex modulus, S * , may wrongly
predict the creep. The present analysis shows that this can be true, if the
frequency applied in the creep test is in the intermediary range where the
behaviour is influenced by the delayed elasticity. However, in this study it was
found that the temperatures and frequencies at which rutting occurs in the
pavement are normally not in the intermediary frequency domain of the complex
modulus master curve (assuming the reference temperature is 20C), but in the
low frequency domain.
100000
100000
10000
10000
143
1000
1000
100
100
1000
100
E' pred.
E* pred.
10000
E" pred.
0.1
10
10
0.01
10000
1000
100
10
0.1
0.01
10
E" pred.
100000
100000
10000
10000
1000
E' pred.
E* pred.
E" pred.
10000
1000
10
10
100
10000
1000
100
10
0.1
0.01
10
100
100
0.1
1000
0.01
Sec. 10
E" pred.
Figure 64. Effect of delayed elasticity in the Burgers model. E 1 = 13.000 MPa, 1
= 700 MPa.s, 2 = 1 . Top left (a): 2 = 0,1 s E 2 = 7000 MPa. Top right (b):
2 = 1 s E 2 = 700 MPa. Bottom left (c): 2 = 10 E 2 = 70 MPa. Bottom
right (d): 2 = 100 E 2 = 7 MPa.
= J 0 + J1 t m
[ ]
(65)
according to which the slope of the master curve is equal to m ( m < 1),
144
Ch. 3
cf. equation (6). Recall that equation (56b) is of the form of equation (58),
i.e. equation (65) with m = 1. Generalising equation (61) yields
d k
k m
&creep =
=
=>
creep = C +
t ( m = 1)
(66)
dt
1
1
m k m 1
&creep =
t
( m < 1)
(67a)
k1
where C is an integration constant, and k1 replaces 1 . From equation
(65),
&creep = m [ ] J 1 t m1
(67b)
Equations (67a) and (67b) are different expressions for the same creep
strain rate. Combining equations (67a) and (67b),
[ ] J 1 = k / k1
(67c)
Equation (67a) expresses that the creep strain rate depends on the slope of
the complex modulus master curve on log log scale, m , and on the shape
of the waveform applied in the creep test, k ; see also table 19.
10.6 Discussion
A matter of discussion has been the question to which extent an asphalt
mixtures complex modulus characterises its resistance to permanent
deformation (rutting in the pavement). Another question that has to be
addressed then is to which extent the complex modulus may wrongly
predict an asphalt mixtures resistance to permanent deformation if the
mixture exhibits delayed elasticity.
On the one hand, there are different limitations associated to the complex
modulus:
1 the complex modulus characterises a mixtures linear viscoelastic
behaviour under strain controlled conditions, whereas permanent
deformation (creep) is always nonlinear and stress controlled;
2 the complex modulus characterises only the dynamic component of the
stress strain behaviour, whereas permanent deformation is normally
considered as the cumulative summation of dynamic and static strain
components;
3 the resistance to permanent deformation depends importantly on the
mixtures structure, i.e. its grain skeleton, and on the presence of a
confinement pressure. The response to loading of the grain skeleton
differs strongly under strain controlled conditions and stress controlled
conditions. The conditions under which the complex modulus is
determined are not representative for the conditions under which the
material develops permanent deformation.
On the other hand, in the physical model used to characterise the material,
the material is a homogeneous linearly viscoelastic continuum, and the
stress strain behaviour is governed by the time temperature superposition
Sec. 10
145
146
Ch. 3
function of increasing shear rate, & . For the purpose of the following
considerations, we may assume that & can be replaced by & .
The pseudoplastic viscosity can be defined according to the equation
& k = /
(68)
Equation (68) is known as the pseudoplasticity equation. In rheological
modelling, the dashpot is modelled as a Newtonian viscosity law, i.e.
k = 1 . For a pseudoplastic material, k < 1 . A consequence of k = 1 is that
the static creep according to equation (56) and the dynamic creep
according to equation (60), see table 19, are proportional with time, which
implies that m = 1 in equation (58) for static creep.
The thixotropy and pseudoplasticity of the binder will be transferred to the
asphalt mixture. Therefore, in general (read: under stress controlled
conditions), 1 cannot be considered a constant, not as function of the
time, and not as function of the creep rate.
However, if the dynamic properties E ( ) and E ( ) of equation (60)
are fitted to the corresponding experimental properties S ( ) and S ( ) ,
then a set of values of E1 , 1 , E 2 and 2 is obtained, which describes the
dynamic time dependent behaviour under strain controlled conditions, in a
wide frequency domain. An example is shown in figure 64. Note, that this
applies to the strain controlled case, where the stress is caused by a
sinusoidal applied strain. Thus, the value of 1 differs for the stress
controlled case and the strain controlled case.
exponent, z10^4
200
150
1000
exponent, z10^4
Sec. 11
y = 29.312x1.6396
R2 = 0.976
100
50
0
0.00
1.00
2.00
q/p
3.00
p=0.37
p=0.17
p=0.4
p=0.23
p=0.43
p=0.3
p=0.47
p=0.33
p=0.5
100
10
y = 29.312x1.6396
R2 = 0.976
1
0.10
4.00
147
p=0.37
1.00
q/p
p=0.17
p=0.4
p=0.23
p=0.43
10.00
p=0.3
p=0.47
p=0.33
p=0.5
exponent, z10^4
100
80
60
40
20
0
0.00
p=0.37
1.00
2.00
3.00
4.00
q/p
p=0.17
p=0.23
p=0.3
p=0.43
100
exponent, z10^4
120
10
y = 18.374x1.514
R2 = 0.9157
1
0.10
p=0.3
1.00
q/p
p=0.17
p=0.37
10.00
p=0.23
p=0.43
Figure 65b. Exponent z of eq. (69) as function of the quotient of the deviatoric
stress, q , and the volumetric stress, p . The legend shows the volumetric stress
in MPa. DAC 0/16. Sinusoidal applied stress. Hydraulic load control. Specimen:
60 x 100 mm height x diameter. Left (a): On linear scale. Right (b): On log log
scale.
As for the 200 x 100 mm specimen, figure 66 and table 20, the creep
curves are described by different creep models, depending on the testing
conditions). In figure 66, a transition can be observed from the logarithmic
model, equation (69), to the power law model,
~ ~
J (t ) = J 0 + J 1 t z
(70)
where J 0 is the instantaneous elastic compliance at 0 s (negligible), and
~
J 1 is the creep compliance at 1 s, and ~z is the viscoplastic creep
susceptibility. This transition takes place as the ratio of the deviatoric
stress and the volumetric stress increases, somewhere between q / p =
0.43 and 0.95. Figure 66 shows that ~
z ( q / p ) beyond 0.95 is a linear
1.000
0.100
0.010
0.001
1
10
100
1000 10000
Ch. 3
0,5
148
0,45
0,4
0,35
time (s)
0,9/0,3 MPa
0,3/0,2 MPa
0,3/0,03 MPa
0,6/0,05 MPa
0,6/0.25 MPa
0,6/0,1 MPa
0,75/0,15 MPa
0,6/0,15 MPa
0,3
0
0,5
1,5
2,5
q/p
Figure 66. Dynamic creep of dense graded asphalt concrete, DAC 0/16. Left (a):
Each curve represents the average of three tests. The waveform of the applied
load was a block-wave with a loading time of 0.2 s and a rest-time, of 0.8 s.
Load control: pneumatic. Temperature: 50C. Specimen: 200 x 100 mm height x
diameter. In the legend, combinations of axial stress and radial stress in MPa
are given; see also table 20. Right (b): Exponent ~z of eq. (16) as function of the
quotient of the deviatoric stress, q, and the volumetric stress, p.
Table 20. Creep models belonging to the creep curves in figure 66.
1 / 3
creep model
q/ p
R2
99.9
0.6/0.05
J (t ) = 0.0032 t 0.4255
2.36
0.3673
99.7
0.3/0.03
2.25
J (t ) = 0.0040 t
0.3648
99.4
0.6/0.1
1.88
J (t ) = 0.0029 t
0.3750
99.7
0.75/0.15
1.71
J (t ) = 0.0020 t
99.6
0.6/0.15
1.5
J (t ) = 0.0020 t 0.3363
0.3192
99.1
0.9/0.3
1.2
J (t ) = 0.0010 t
0.3040
99.4
0.6/0.25
0.95
J (t ) = 0.0010 t
99.1
0.3/0.2
0.43
J (t ) = 0.0001 + 0.0004 ln t
Sec. 12
149
12 Discussion II Relatedness of dynamic viscoelastic and elastoviscoplastic (creep) properties of asphalt mixture
12.1 Relatedness of complex modulus and creep properties
It was shown that the complex modulus and the creep properties are
closely related properties. For a homogeneous linear viscoelastic
continuum the linear dynamic viscoelasticity (i.e. strain controlled stress
strain behaviour) and the linear viscoelastic creep (i.e. stress controlled
stress strain behaviour) are two types of viscoelastic behaviour that are
governed by the same constitutive model, i.e. the time temperature
superposition principle, equation (7).
An asphalt mixture is capable of exhibiting linearly viscoelastic behaviour
under strain controlled conditions. Under stress controlled conditions, an
asphalt mixture exhibits nonlinear stress strain behaviour. Therefore, it is
probable that the complex modulus and the creep properties of asphalt
mixture are related. It implies that the complex modulus characterises an
asphalt mixtures resistance to creep or permanent deformation. There are,
however, a couple of limitations connected to the complex modulus as a
characterisation of the creep susceptibility,
. it does not account for the influence of nonlinear stress strain behaviour;
i.e. increased stiffness under compression;
. it does not account for the influence of confinement.
It was argued in 10.6 that a characterisation of the resistance to permanent
deformation on the basis of the complex modulus is incomplete, because
the complex modulus characterises linear viscoelastic behaviour. It was
argued further in 10.6 that a characterisation of the resistance to
permanent deformation on the basis of the creep properties in the triaxial
creep test is also incomplete, because the testing conditions in the triaxial
test are relatively simple as compared to the loading conditions in the
pavement. Therefore, it is plausible that the complex modulus and the
creep properties characterise the resistance to permanent deformation in
different domains of stress strain behaviour. An advantage of the complex
modulus is that it is approximately geometry-independent.
12.2 Creep of asphalt mixture in the absence of confinement
The creep properties of asphalt mixtures were investigated for their
dependence on the time, the temperature, the applied stress, and the
mixture composition.
Dependence of the creep on the time. Experimental evidence was
presented, cf. 6, 7, 8, on the basis of which it is plausible that the creep of
asphalt mixture depends on the shape of the waveform of the applied
stress. The experimental evidence by itself does not have the power of
proof. Therefore the influence of the shape of the waveform was further
150
Ch. 3
Sec. 13
151
Dependence of the creep on the time. Only two waveforms were used: a 1
Hz block-wave of applied stress and a 1 Hz sinusoidal applied stress. It
appears that with those waveforms the influence on the creep is not
significant. That is: there is probably an influence, but that influence is
small compared to the potential influence of the scatter. The scatter can be
significant, cf. figures 7 and 8. The influences of the shape of the
waveform and the scatter on the data were not investigated in great detail.
Two creep models were found to describe the time dependent behaviour;
the logarithmic model, equation (15), or the power law model, equation
(16), depending on the testing conditions.
Dependence of the creep on the applied stress. The experimental evidence
shows that confinement has a very significant influence on the creep
properties, in particular the exponent of the creep model, respectively z of
z of equation (16). For convenience, let us use Z to
equation (15), or ~
indicate z , ~
z , or z . The experimental evidence shows that the influence
of confinement can be characterised by Z as a function of the ratio of the
deviatoric stress, q , and the volumetric stress, p . Z ( q / p )-relationships
for dense graded asphalt concrete and porous asphalt were found to be
logarithmically linear and to depend on the shape of the waveform of the
applied stress and the material composition.
Dependence of the creep on the mixture composition. The results must not
be generalised, since only two mixtures were investigated, a dense graded
asphalt concrete mixture and a porous asphalt mixture. Despite that, the
observed trends are representative, which is known based on subsequent
experience. The experimental evidence shows that Z ( q / p ) on log-log
scale is reduced for porous asphalt as compared to dense graded asphalt.
The reduction is attributed to the grain skeleton, i.e. its resistance to
deformation in the presence of confinement.
152
Ch. 3
14
Sec. 14
Conclusions
153
14 Conclusions
1 Viscoelastic properties and creep properties of asphalt mixture as
determined in the laboratory lack quantitative predictive value for the
behaviour of the material in the pavement. Main reasons are the
dependence of the stress strain behaviour on the specimen geometry and
the time, i.e. the shape of the waveform of the applied stress.
2 It is plausible that the dependence of viscoelastic properties and creep
properties of asphalt mixture on the specimen height is an intrinsic
property, and can therefore not be avoided or eliminated.
3 The viscoelastic properties are fairly reproducible using different
specimen geometries, and can therefore, from a practical standpoint, be
considered true material properties.
4 A physical meaning can be attributed to phenomenological creep
models, based on the correspondence to the fundamental viscoelastic
model.
5 The predictive value of viscoplastic asphalt mixture properties for the
behaviour of the material in the pavement is not entirely lost as a result of
the time dependence and the dependence on the specimen geometry. A
qualitative predictive value can be retained based on a characterisation
based on constitutive models. By this it is meant that viscoplastic
properties have a qualitative predictive value for the behaviour in the
pavement (meaning that it can be compared to the corresponding property
of a similar standardised asphalt mixture).
154
Ch. 3
4
Characterisation of the resistance to
crack-growth and the resistance to
fracture of asphalt mixture
1 Aim
The aim of the analysis in this chapter is to investigate the experimental
evidence of the resistance to crack-growth and fracture in different tests, to
come to a judgement as to whether or not it is justified to have confidence
that the simpler test methods are suitable for use in a practical context to
characterise the resistance to cracking. The ultimate aim is to be able to
judge the cost-effectiveness and the risk of failure and of the asphalt
mixture when applied in a pavement. The tests considered are two
dynamic crack-growth tests, a static crack-growth test, a fracture
toughness test, and three different tensile tests.
2 Methodology
The method to come to the above judgement comprises a study of the
applicability of Paris Law and the stress intensity factor with the purpose
to investigate whether or not the constants of the Paris equation, the
fracture toughness and the tensile strength of an asphalt mixture can be
obtained as true material properties.
The methodology is illustrated by figure 1, and explained in the following.
For details, the reader is referred to 3. In a dynamic crack-growth test, a
156
Ch. 4
dynamic
crack-growth test
stable crack-growth
Paris Law
da
= A( K ) n
dN
K c = K max at amax
static creep
crack-growth test
stable crack-growth
Paris Law
da
= A( K ) n
dt
monotonic test
constant rate: & = constant
unstable crack-growth
Sec. 2
Methodology
157
the residual fracture is linearly elastic, and the specimen fulfils the ASTM
specimen size requirements for the stress state of the specimen to be plane
strain.
Fracture can be characterised by means of the critical stress intensity
factor. The stress intensity factor describes the stress field at the crack-tip.
The critical stress intensity factor is the stress at which fracture occurs.
Therefore, this is also considered to be the residual tensile strength of the
cracked specimen (however, in MPam instead of in MPa). It is known
that the critical stress intensity factor depends on the specimen thickness.
For sufficient thickness, the critical stress intensity factor becomes
independent of the specimen thickness. It is then called the plane strain
critical stress intensity factor, also called fracture toughness. It is common
to consider the fracture toughness a material property, which characterises
the resistance of the material to fracture.
In principle, the dynamic crack-growth properties, i.e. the constants of the
Paris equation, can be related to the fracture toughness. The relation can
be shown, if the critical stress intensity factor from the dynamic crackgrowth test fulfils the conditions for the determination of a valid fracture
toughness. Crack-growth tests are laborious and expensive, and therefore
not suitable for routine purposes, such as asphalt mixture design. One
might consider to use the fracture toughness instead of the constants of the
Paris equation, to characterise the resistance to cracking, since the fracture
toughness can be determined in a simple and much more efficient way,
more suitable for routine purposes. An additional benefit of the fracture
toughness is that it can be used as an engineering property. This is
illustrated in figure 2. According to the definition, K Ic = ac , K Ic
can be represented as a residual tensile strength hyperbole in a plot of
versus ac . Figure 2 shows that for a given design stress, d , the
tolerable flaw size, 2 a d , is increased if the critical stress intensity factor,
K Ic , is increased.
The conditions which have to be fulfilled in order to obtain a valid fracture
toughness are very strict. The conditions are:
1 the stress strain behaviour must be linearly elastic;
2 the stress state of the specimen must be plane strain.
These conditions are difficult to fulfil, in particular at temperatures above
approximately 10C. Therefore, one might consider using the tensile
strength instead of the fracture toughness. The fracture toughness and the
tensile strength differ by a constant factor in the absence of strain
hardening, i.e. if the temperature is sufficiently low. Thus, in principle, the
fracture toughness and the tensile strength are related. Based on the
relationship between the fracture toughness and the tensile strength, the
158
Ch. 4
stress
3 Theory
3.1 The stress intensity factor
In the linear elastic model, the biaxial state of stress of an infinite thin
plate with a central ellipsoidal crack of length 2 a , is described by the
following equations:
a
3
(1a)
cos 1 sin sin
x =
2r
2
2
2
y =
a
3
2r
2
2
2
(1b)
a
3
(1c)
sin cos cos
2r
2
2
2
where x and y represent the stress in the x-direction, respectively the
stress in the y-direction, xy is the shear stress, is the applied stress (or
the stress at infinite distance from the crack, r is radial distance of the
location ( x , y ) with respect to the crack-tip, and is the argument of the
radius vector, r . This is illustrated in figure 3.
xy =
Sec. 3
Theory
159
xy
x
(2)
K = a
(3)
is the stress intensity factor. For specimens of finite size approximate
solutions for the stress similar to equations (1) were obtained (Ewalds and
Wanhill 1984, Broek 1986), where K is written as
K = a f (a / W )
(4)
where f ( a / W ) is the geometry factor. For the centre-cracked tensile
(CCT) specimen with a central ellipsoidal crack of length 2a , figure 4a
(Murakami 1986),
P
a
K = 0 a f (a / W ) =
(5)
a sec
BW
W
where 0 is the applied stress, a is the crack-length, f ( a / W ) is the
geometry factor, P is the applied force, B is the specimen thickness, and
W is the specimen width. The error of the geometry factor is less than 1%
for 2a / W = 0.8 . For the single edge notched four point bending
specimen, figure 4b (Murakami 1986),
3Pl
K = 0 a f (a / W ) =
a f (a / W )
(6a)
BW 2
160
P/2
W
Ch. 4
P/2
2a
P
W
B
a
a
a
a
(6b)
f (a / W ) = 1.122 1.40 + 7.33 13.08 + 14.0
W
W
W
W
where P is the applied force, l is the arm of the bending moment, B is
the specimen thickness, and W is the specimen width. The error of the
geometry factor is less than 0.2% for a / W 0.6 . For the notched semicircular bending specimen, figure 4c (Krans 1995):
K = max a f (a / W )
max = 4.263 Pmax /( D B)
(7a)
(7b)
2
a
a
a
a
a
a
f = 0.623 + 29.29 171.2 + 457.1 561.2 + 265.54
W
W
W
W
W
W
(7c)
where max is the maximum stress, Pmax is the maximum applied force, D
is the specimen diameter, and B is the specimen thickness. Note, that
equations (7b) and (7c) apply to the case where the support span is equal
to 0.8 times the specimen diameter.
Fracture, i.e. unstable crack-growth, occurs if the stress, i.e. the stress
intensity factor, reaches a critical value. This is called the critical stress
Sec. 3
Theory
plane stress
161
transition
plane strain
250
200
150
100
fracture toughness
50
0
1
10
100
intensity factor, K c . It was found (for metals) that the critical stress
intensity factor depends on the thickness of the specimen, figure 5. Figure
5 shows that for a given thickness, K c tends to a constant value. This is
called the plane strain stress intensity factor, or fracture toughness, K Ic .
Since K Ic is independent of the specimen thickness, it is commonly
considered a true material property.
3.2 ASTM minimum size requirements
It is known that the specimen thickness has to be large with respect to the
size of the plastic zone otherwise plane stress will develop. It is known
from the literature, that the size of the plastic zone ahead of the crack-tip is
proportional to K Ic2 / ys2 , where ys is the yield strength, the generalised
minimum size requirement must be B K Ic2 / ys2 . It is normally
assumed that a valid plane strain K Ic is obtained if 2.5.
162
Ch. 4
10
region III
region II
7
log da/dN
da
= A( K ) n
dN
region I
1
0
2,5
3,5
4,5
5,5
6,5
7,5
log K
A=
6 R2 I 2
2
1/ m
[ w(t )]n dt
(8b)
n = 2/m
(8c)
n = 2 (1+ 1 / m)
(8d)
where I 1.5 , R is the tensile strength, is Poissons constant, J 1 is
the creep compliance at 1 s, is the fracture energy per unit fracture
surface, w(t ) is the normalised shape of the wave-form, and m is the
linear viscoelastic creep susceptibility, defined by
J (t ) = J 0 + J 1t m
(9)
where J (t ) is the creep compliance as function of the time, t , and J 0 is a
constant. The exponent of the Paris equation, n , is given by equation (8c)
or (8d), depending on the properties of the fracture process zone.
Sec. 3
Theory
163
164
Ch. 4
4 Experimental details
Six test methods were investigated, cf. 4.1. The influences of the stress
condition, the shape of the waveform of the applied stress, and the
specimen geometry (size and shape) were investigated, cf. 4.2. Also the
influence of the mixture composition was investigated, cf. 4.3.
4.1 Test methods
The following six test methods were investigated:
1 a dynamic crack-growth test, using a centre-cracked tensile specimen
(CCT);
2 a dynamic crack-growth test, using a single edge notched four point
bending specimen (4PB);
3 the SCB-test, using a notched half-cylindrical specimen (SCB/N);
4 the uniaxial tensile test (UTT), using a cylindrical specimen;
5 the semi-circular bending (SCB) test, using an un-notched half-cylindrical specimen (SCB/U);
6 the indirect tensile test (ITT), using a cylindrical specimen.
The CCT-test and the 4PB-test were used to investigate the applicability of
Paris Law and the linear elastic stress intensity factor to asphalt mixtures.
The SCB-test using the notched specimen was used to determine the
fracture toughness. Three tensile tests were used to determine the tensile
strength: the UT-test, the SCB-test with un-notched specimen, and the ITtest.
The CCT-specimen and the 4PB-specimen were selected based on a
literature study. It was found that the following specimen geometries had
been used:
. bending beam on elastic base (Majidzadeh et al. 1971, Molenaar 1983);
. double edge notched uniaxial tensile specimen (Molenaar 1983, Jacobs
1995);
. three point bending beam (Tangella et al. 1990);
. four point bending beam (Krans et al. 1993).
Sec. 4
Experimental details
165
This is probably true if the test material is a metal; however, in the case of an
asphalt mixture this is questionable because the material is heterogeneous and
normally elasto-viscoplastic.
166
Ch. 4
25
11
a = 30
Sec. 4
Experimental details
R = 0.1
1.5
applied stress
applied stress
R = -0.5
1.5
0.5
0
-0.5
167
0.5
-0.5
time
time
R = 0.5
applied stress
1.5
1
0.5
0
-0.5
time
A different method uses crack-foils (Krans et al. 1993). This method was not
used in the present study, because it is very expensive, and because there was
uncertainty as to whether the length of the crack in the crack-foil corresponded
to the actual length of the crack in the specimen. An advantage of the method is
that the crack-length causes an electrical signal, permitting feedback, and
creating the possibility of performing tests with constant K , cf. 5.2.2.
168
Ch. 4
(14)
where min is the minimum stress, max is the maximum stress, K min is
the minimum stress intensity factor, and K max is the maximum stress
intensity factor. Three frequencies were used: 1 Hz, 10 Hz, and 29.3 Hz.
The tests were performed at a temperature of 0C.
The ASTM-standard poses the following requirements:
. the stress state in the ligament must be elastic at the applied stress;
. no rounding off of the crack-tip is allowed;
. the ratio of the specimen length (height) to its width, L / W , must be
greater than 1.2,
L / W > 1 .2
(15a)
. the specimen thickness, B , must be between W / 20 and W / 4 ,
W / 20 < B < W / 4
(15b)
. the following condition must be satisfied:
(W 2 a ) 1.25 Pmax /( B ys )
(15c)
where ys is the yield strength of the material. Care was taken to follow
the ASTM-standard; however, this was not possible at all points, because
the standard was not made for asphalt mixtures. The asphalt specimen
deviates from the specimen according to the ASTM-standard in the
following aspects:
. the stress state of the ligament cannot be purely elastic, because an
asphalt mixture is a viscoelastic material;
. possible rounding off of the crack-tip cannot be verified; different models
assume the formation of micro-cracks or viscoplastic deformation at the
crack-tip; the formation of crazes as in synthetic organic construction
materials is unlikely because of the lower molecular weight of bitumen;
. the yield strength, ys , is not defined for a viscoelastic material, since
such a material deforms permanently at any stress, even the lowest, if there
is only sufficient time; the viscous deformation depends on the applied
stress, the temperature and the loading-time.
The crack must pass the aggregates in an asphalt mixture one by one. The
crack-growth rate may fluctuate increasingly as the maximum aggregate
size increases. In order to reduce the chances that individual large
aggregates cause a temporary stop of the crack, it is desirable to have a
large specimen thickness in comparison to the maximum aggregate size.
Therefore, two specimen thicknesses, 30 mm and 60 mm, were chosen in
combination to a maximum aggregate size of 2 mm. The material is
described in 4.3.1.
With the specimen dimensions as chosen, the ASTM condition L / W >
1.2 was satisfied ( L / W was actually greater than 1.5), and the ASTM
condition , W / 20 < B < W / 4 , was satisfied for the 30 mm slabs. For the
60 mm slabs, B / W was equal to 0.26; this was still acceptable because
Sec. 4
Experimental details
169
170
Ch. 4
strain, cf. figure 5. This allows a possible explanation for the higher value
of K c of the 4PB-specimen as compared to the CCT-specimen: The
geometry dependence of the material properties can be ascribed to the
three-dimensional (non-uniform) stress state of the material, caused by the
materials heterogeneity, its stress dependent (nonlinear) stress strain
behaviour, and the extension of the plastic zone.
Summarising, the ASTM-requirements with respect to the specimen
dimensions can be satisfied (if the yield strength is greater than 5 MPa),
but not the ASTM-conditions with respect to the linear elastic behaviour.
This is also true in the case of organic construction material and concrete
if an estimate of the size of the plastic zone in front of the crack-tip cannot
be made.
4.2.2 Crack-growth test using the four point bending (4PB) specimen
The test is shown schematically in figure 4b. The specimen is a prismatic
beam, 450 x 60 mm (length x height, i.e. width); two thicknesses were
used: 30 mm and 60 mm. The starter notch was made using a thin, 0.5
mm, water-cooled saw blade. It was made 5 mm deep. The crack-growth
rate was not measured until the notch had grown 2 mm on both the frontside and the backside of the specimen. It was assumed that the crack-tip
was sharp then and suitable to calculate the stress intensity factor. The end
of the crack-growth path is determined by the geometry factor, which is
accurate up to a / W = 0.6 , provided the ligament is still elastic. Thus, the
crack-growth path, for which K is calculable, ranges between 7 mm and
36 mm from the lower surface of the specimen. The specimen was painted
white and a millimetre mesh was carved on it, to allow the crack-length to
be determined by visual observation. The crack-length was determined on
the front-side and the backside of the specimen. The average value was
used as the crack-length.
The beam was subjected to a sinusoidal stress. Different R -values were
used: 0.5, 0.1 and 0.5. Three frequencies were used: 1 Hz, 10 Hz, and
29.3 Hz. The tests were performed at a temperature of 0C.
4.2.3 Determination of the fracture toughness test using the semi-circular
bending (SCB) specimen
The test is shown schematically in figure 4c. The specimen is a halfcylindrical notched specimen in three point bending. The notch, 0.3 x 10
mm, was sawn at the middle of and perpendicular to the specimen base.
The mode I stress intensity factor can be calculated as (Lim et al. 1993):
K I = 0 a YI
(16a)
where
Sec. 4
Experimental details
171
P0
(16b)
DB
where P0 is the pertinent force, D is the specimen diameter, B is the
specimen thickness, and a is the crack-length, i.e. the length of the notch,
and YI is the normalised mode I stress intensity factor. From equation
(16a), it follows that YI can be defined as
KI
(16c)
YI =
0 a
0 =
Y-I
5
4.5
4
3.5
3
0.65
0.75
0.85
s/r
Y-I(a/r=0.1)
Y-I(a/r=0.2)
support
span
(mm)
80
130
200
s/r
a/r
YI
0.8
0.867
0.909
0.200
0.133
0.091
4.587
5.117
5.390
172
Ch. 4
15
15
15
load, P
FRACTURE
load, P
load, P
FRACTURE
FRACTURE
0
0
15
displacement
0
0
15
displacement
15
displacement
Figure 10. Principal types of load-displacement diagram obtained during K Ic testing for metals according to the ASTM-standard.
W 5 (K Q / ys )
(17b)
(17c)
Sec. 4
173
Experimental details
15
15
15
A
FRACTURE
load, P
FRACTURE
load, P
III
II
PS
15
displacement
PS
FRACTURE
0
0
load, P
PS
0
0
0 displacement
15
0 displacement
15
174
15
Ch. 4
15
15
PLASTIC
COLLAPSE
load, P
load, P
FRACTURE
0
0
15
displacement
load, P
STRAIN
HARDENING
15
displacement
15
displacement
Sec. 4
Experimental details
175
176
Ch. 4
applied load
applied load
applied load
Figure 14. Top (a): uniaxial tensile test. Middle (b): semi-circular bending test
(three point bending test). Bottom (c): Indirect tensile test.
Sec. 4
Experimental details
177
178
Ch. 4
investigation
laboratory manufactured
sand asphalt 0/2
laboratory manufactured
DAC 0/16 with 80/100 bitumen
DAC 0/16 with elastomer modified bitumen
DAC 0/16 with plastomer modified bitumen
PA 0/16 with elastomer modified bitumen
PA 0/16 with plastomer modified bitumen
SMA 0/11 with elastomer modified bitumen
SMA 0/11 with plastomer modified bitumen
laboratory manufactured
PA 0/16 with 4.0% 70/100 bitumen
PA 0/16 with 5.0% 70/100 bitumen
PA 0/11 with 4.0% 70/100 bitumen
PA 0/11 with 5.0% 70/100 bitumen
PA 0/16 with 4.0% elastomer modified bitumen
PA 0/16 with 5.0% elastomer modified bitumen
PA 0/11 with 4.0% elastomer modified bitumen
PA 0/11 with 5.0% elastomer modified bitumen
PA 0/16 with 4.0% plastomer modified bitumen
PA 0/16 with 5.0% plastomer modified bitumen
PA 0/11 with 4.0% plastomer modified bitumen
PA 0/11 with 5.0% plastomer modified bitumen
laboratory manufactured and plant-mixed
5 projects: road trials; 5 mixtures per project
selected mixture: crushed gravel asphalt concrete 0/22
1 mixture according to Marshall mixture design (MD),
with 4.5% 70/100
2 mixture MD minus 0.5% bitumen (MD-)
3 mixture MD plus 0.5% bitumen (MD+)
4 mixture, plant-mixed, slab-compacted at the plant
(PLA)
5 mixture, plant-mixed, laid in the pavement (PAV)
laboratory manufactured
gravel asphalt concrete 0/32 with 4.5% 45/60 bitumen
dense asphalt concrete 0/16 with 6.5% 80/100 bitumen
crack-growth
properties,
A , n , Kc
as function of
frequency and
applied stress
K Ic , ITS, BTSN,
as function of
specimen size,
deformation rate,
test temperature,
mixture composition
ITS as function of
specimen size,
loading strip width,
test temperature,
mixture composition
DAC: dense asphalt concrete, PA: porous asphalt, SMA: stone mastic asphalt, A :
constant of the Paris equation, n : exponent of the Paris equation, K c critical stress
intensity factor, K Ic : plane strain critical stress intensity factor, or fracture
toughness, BTS: bending tensile strength, BTSN: bending tensile strength of
notched specimen, ITS: indirect tensile strength, UTS: uniaxial tensile strength.
Sec. 4
Experimental details
179
180
Ch. 4
Sec. 5
181
a front left ,1
a front right ,1
a back left ,1
a back right ,1
N2
a front left , 2
a front right , 2
a back left , 2
a back right , 2
N3
a front left ,3
a front right ,3
a back left ,3
a back right ,3
Ni
a front left ,i
a front right ,i
a back left ,i
a back right ,i
Front-left refers to the front-side of the specimen, and to the left hand crack-tip of
the crack, cf. figure 6; front-right refers to the front-side of the specimen, and to the
right hand crack-tip of the crack; similarly, back-left and back-right refer to the
back-side of the specimen
The average of the four crack-length parameters was plotted versus the
number of load cycles, N . In the 4PB-test, two readings per data record
were obtained: the crack-length on the front-side and that on the back-side
of the specimen. Four methods for obtaining a graph of da / dN versus
K from the raw test data were investigated. The methods lead to
different results. The methods are described in the following.
Method 1. Calculation of da / dN according to the secant method
The crack-growth rate, da / dN is defined as (ASTM 1993)
a ai
da / dN = i +1
(18)
N i +1 N i
The variation of the stress intensity factor is defined by the equations
K = ( ) a f ( a / W )
(19a)
= max min
(19b)
K was calculated by substituting a = ( ai + ai +1 ) / 2 into equation (19a).
Figure 15a shows two a (N ) -curves from two tests on different specimens
tested under the same testing conditions. The corresponding data points
( K , da / dN ) are shown in figure 15b. Method 1 has two disadvantages:
1 the wide scatter band of da / dN versus K ;
182
Ch. 4
120
crack-length, a (mm)
100
80
60
40
test #1
test #2
20
0
0
100000
200000
300000
400000
500000
600000
number of cycli, N
da/dN (m/cycle)
10
0.1
test #1
test #2
0.01
0.1
K (MPam)
Figure 15. Top (a): Raw data of the crack-length a versus the number
of load cycles, N . Bottom (b): Data points ( K , da / dN ) according
to method 1 (secant method).
Sec. 5
183
120
crack-length, a (mm)
100
80
60
40
test #1
test #2
20
0
0
da/dN (m/cycle)
10
0.1
test #1
test #2
0.01
0.1
K (MPam)
Figure 16. Top (a): A sixth order polynomial fitted to the raw data of
figure 15a. Bottom (b): Data points ( K , da / dN ) according to
method 2 (polynomial method).
184
Ch. 4
da/dN (m/cycle)
10
0.1
test #1
test #2
0.01
0.1
K (MPam)
(20)
Sec. 5
185
120
crack-length, a (mm)
100
80
60
40
20
test #1
0
0
100000
200000
300000
400000
500000
600000
number of cycli, N
da/dN (m/cycle)
10
test #1 d = 2
test #1 d = 4
test #1 d = 6
0.1
0.01
0.1
K (MPam)
186
Ch. 4
da/dN (m/cycle)
10
0.1
test #1
test #2
0.01
0.1
K (MPam)
2 the trends in the raw data are not seriously influenced by the analysis
method.
Therefore, method 4 was adopted for the analyses of the crack-growth test
data discussed in the following sections. The step size d can be chosen to
represent a realistic extension of the crack: the largest structural elements
of sand asphalt are 2 mm in diameter. The step size was chosen equal to 4
mm; that is in principle as small as possible but nonetheless much greater
than the physical structure parts, the sand grains.
A possible disadvantage of method 4 may be that da / dN ( K ) is
somewhat overestimated for low K . This may happen when the a (N )
curve is flat, and many data points are needed to achieve the step size d ,
so that da / dN is averaged over many data points. The overestimate
diminishes as a (N ) becomes steeper and da / dN is averaged over lesser
data points. The effect may be that the da / dN ( K )-relationship shows
an initial more or less horizontal or slightly declining part. An example
is the curve for test #1 in figure 18c. This disadvantage is minor in
comparison to the scatter of the data points from test #1 in figure 15b and
figure 17, and therefore acceptable. Hence, the raw data are influenced by
the analysis method, but not seriously.
Sec. 5
187
188
Ch. 4
100
1 Hz, R=0.1, 30 mm (1)
90
crack-length, a (mm)
80
70
50
30
10
0
1000
10000
100000
1000000
10000000
number of cycli, N
width thickness
(mm)
(mm)
freq.
(kN)
(Hz)
notch-
aR
length (mm)
(m/
(mm)
cyce)
R2
Kc
MPam
230.7
28.6
5.0
0.1
25
93
131
4.6
0.90
0.83
230.0
60.0
14.0
0.1
24
84
446
6.0
0.97
0.90
230.0
30.0
7.0
10
0.1
23
95
14
5.0
0.79
1.19
230.0
30.0
7.0
10
0.1
24
94
8.6
4.9
0.92
1.15
230.5
59.5
13.0
10
0.1
30
95
20
5.7
0.96
1.10
230.0
60.0
10.5
10
0.1
37
98
30
5.8
0.87
0.98
230.5
30.8
7.0
29.3
0.1
4.2
4.9
0.92
230.5
60.0
14.0
29.3
0.1
25
81
1.9
4.6
0.90
0.85
231.0
61.0
7.0
0.5
25
92
3700
4.7
0.91
0.95
10
230.8
60.7
7.0
29.3
0.5
25
90
31
4.0
0.96
0.91
11
231.0
31.0
3.5
29.3
0.5
24
91
120
4.9
0.87
0.91
12
230.5
58.6
21.0
-0.5
24
88
10
4.0
0.96
0.90
13
231.5
60.7
21.0
29.3
-0.5
25
92
1.3
5.4
0.93
0.95
Sec. 5
100
100
189
da/dN
da/dN(m/cycle)
(m/cycle)
Hz,R=0.1,
R=0.1,6030mm
mm(2)(1)
1 1Hz,
29.3
Hz,
R=0.1,
60
mm (8)
1 Hz, R=0.1, 30 mm (1)
10
10
29.3Hz,
Hz,R=0.1,
R=0.1,6030mm
mm(8)(7)
29,3
29,3 Hz, R=0.1, 30 mm (7)
1
1
0.1
0,1
0.01
0,01 0.1
0,1
K (MPam)
K (MPam)
100
da/dN (m/cycle)
10
1
1 Hz, R=0.5, 60 mm (9)
29.3 Hz, R=0.5, 60 mm (10)
29.3 Hz, R=0.5, 30 mm (11)
0.1
10
K (MPam)
190
Ch. 4
100
10
0.1
10
K (MPam)
be flat, which means that the crack progresses very slowly. Then, to
achieve the step size of 4 mm in method 4, a relatively large number of
data points may be needed. Consequently the crack-growth rate is
averaged over a relatively large number of data points. This caused an
initial horizontal part of the da / dN - K -relationship (i.e. at the lower
da / dN described by this relationship) in some of the tests. As long as this
initial horizontal part of the da / dN - K -relationship is within the
band-width of the remaining data points, it has little influence on the fit of
the relationship to the Paris equation. In a couple of cases, however,
notably test number 2, test number 8, and test number 9 in figure 20, the
initial horizontal part is long compared to the band-width of the
remaining data points. In those cases the determination of the constants of
the Paris equation was influenced. With the determination of the constants
A and n in table 8, the data points on the initial horizontal part outside
the bandwidth of the remaining data points were discarded in the
regression analysis.
Figure 21 shows f da / dN plotted versus K for all thirteen tests. The
originally separate da / dN - K -relationships for the different frequencies,
1 Hz, 10 Hz, and 29.3 Hz, cf. figure 20, have shifted into a single band for
each R -value. Figure 21 shows three bands of data, one for each R -value.
Sec. 5
191
100
da/dN (m/cycle)
10
0.1
1 Hz, R=0.5, 60 mm (9)
1 Hz, R=-0.5, 60 mm (12)
0.01
0.1
10
K (MPam)
Following Elber (1971) and Schijve (1977, 1981) a so-called crackclosure correction might be used, defined by
K eff = U ( R ) K
(23a)
where U (R ) represents the crack-closure function which depends on R .
The idea is that not K determines the crack-growth rate, but K eff , the
reason being that crack-closure may occur already at low positive R values.
At high R crack-closure is unlikely, since a large tensile stress is then
acting on the crack during the entire load cycle. For example, in figure
20b, which is reproduced here as figure 22, for 1 Hz, the combination of
K = 0.3 and R = 0.5, and the combination K = 1 and R = 0.5 yield
the same da / dN . K eff should be equal for these two combinations. If it
is assume that
U ( R) = a + b R + c R 2
(23b)
and further, that K eff = K if R = 1, or that U = 1 if R = 1, then it
follows that a + b + c = 1 . Substitution of the two combinations of K
and R yields: a = 0.18, b = 0.31, c = 0.51. Note, that the additional
assumption (i.e. K eff = K if R = 1) is not necessary. It implies only
that the ratio of the coefficients is fixed. Any U = kU , with k a
constant, has the same correlating capacity as Keff = U K (Ewalds et
al. 1983). Only if an absolute value of U has to be found, then an absolute
measurement of the opening or closure value of K must be conducted.
Figure 23 shows the data from figure 19 (all thirteen tests), plotted as
f da / dN versus K eff where
K eff = U ( R ) K
(24a)
192
Ch. 4
100
10
0.1
0.1
Keff (MPam)
U ( R ) = 018
. + 0.31 R + 0.51 R 2
(24b)
The originally separate bands for the three R -values in figure 21 have
shifted into a single data band in figure 23. According to Elber, K eff
accounts for the effect of R on the crack-growth rate. A good fit to the
data points is the solid line in figure 23, which represents the following
equation:
da
da
f
=
= 209000 Keff4.85
(25a)
dN
dt
with da / dt in m/s and K eff in MPam. To give an idea of the effects
of changes in the constants of the equation, also a second line is indicated,
the dashed line in figure 23:
da
da
f
=
= 100000 K eff4.57
(25b)
dN
dt
with da / dt in m/s and K eff in MPam. Notice the large effect on the
coefficient of equation (25) associated to the relatively small change of the
exponent. This shows that the coefficient cannot be known with precision
if there is a significant scatter on the da / dN K -relationship. The
procedure was repeated using the transformation f da / dN , cf. equation
(32), with = 1.3. This was not found to have a beneficial effect on the
explained variance.
Sec. 5
193
194
Ch. 4
90
crack-length, a (mm)
80
70
60
50
40
30
20
10
0
0
100000
200000
300000
400000
500000
600000
700000
800000
0.365
0.36
K (MPam)
0.355
0.35
0.345
0.34
0.335
0.33
0.325
30
40
50
60
70
80
90
crack-length, a (mm)
0.2
da/dN (m/cycle)
0.18
0.16
0.14
0.12
0.1
0.08
0.06
0.04
0.02
0
30
40
50
60
70
80
90
crack-length a (mm)
Sec. 5
195
196
Ch. 4
120
crack-length, a (mm)
100
80
60
40
#1: P = 3 kN
#2: P = 3 kN
20
#3: P = 5 kN
0
0
20000
40000
60000
80000
100000
120000
140000
time (s)
100
da/dN (m/cycle)
10
1
#1: P = 3 kN
#2: P = 3 kN
#3: P = 5 kN
0.1
A=26
A=224
0.01
0.1
K (MPam)
Figure 25. Top (a): Crack-length a versus time t at applied loads, P , in the
static creep crack-growth test. Results of three tests, indicated by #1, #2, and #3
are indicated. Bottom (b): Corresponding crack-growth rate, da / dt versus the
stress intensity factor, K . Solid line: equation (26); also shown are
da / dt = 26 K 5.48 and da / dt = 224 K 5.48 , cf. 5.4.3.
Sec. 5
197
(mm)
freq.
(N)
(Hz)
notch-
aR
length (mm)
(m/
(mm)
cyce)
R2
Kc
MPam
61.0
61.4
1125
0.1
39
39
4.2
0.89
1.50
60.9
60.9
1125
0.1
38
40
3.8
0.91
1.43
61.0
30.7
563
0.1
40
10
2.9
0.76
1.60
60.9
30.2
563
0.1
39.5
27
3.7
0.94
1.58
60.8
61.0
1125
10
0.1
37.5
3.2
3.2
0.95
1.39
60.5
31.3
563
10
0.1
37.5
5.5
3.9
0.96
1.38
60.9
60.6
1125
29.3
0.1
38
1.4
3.0
0.85
1.43
60.8
61.3
1125
29.3
0.1
38
1.2
2.7
0.70
1.43
60.7
30.7
563
29.3
0.1
38
3.6
4.1
0.88
1.43
10
60.8
30.4
563
29.3
0.1
39
1.7
3.9
0.97
1.53
198
Ch. 4
-5
R = 0.1
R = 0.5
R = -0.5
CCT-specimen
-6
-7
-8
-9
Ja 1995
-10
-11
Mo 1983
-12
3
log A (m/cycle)
R = 0.1
4PB-specimen
2.5
2
1.5
1
0.5
0
2
2.5
3.5
4.5
Figure 26. Top (a): Constant of the Paris equation, A , as function of the
parameter n for R = -0.5, 0.1, and 0.5, as obtained with the CCTspecimen; data from table 8. A in mm/cycle, K in MPamm. Also
shown are Mo 1983, equation (29), and Ja 1995, equation (30). Bottom
(b): As figure (a), for R = 0.1, for the 4PB-specimen. A in m/cycle, K
in MPam. The solid line represents the regression line through the
data points.
Sec. 5
10000
199
CCT-specimen
1000
R = -0.5
100
R = 0.1
R = 0.5
avg R=-0.5
10
avg R=0.1
avg R=0.5
0.1
0
10
20
30
40
frequency (Hz)
10000
4PB-specimen
1000
R = 0.1
100
avg R=0.1
10
0.1
0
10
20
30
40
frequency (Hz)
Thus, the stress dependence is revealed: In figure 28b the log ( A f ) relationships for the different R -values are clearly separated, whereas in
figure 28a they are not.
If it were possible to separate the dependence of A on the frequency
completely by writing A as in equation (32),
A (n )
A = 0 0
(33)
f
then, at a first glance, one expects n0 not to depend on the frequency
otherwise A0 would still depend on the frequency (implicitly). When the
frequency was made implicit using the composed variable ( A f ), the
explained variance increased from 44% to 95%, leaving 5% variance
200
Ch. 4
-5
R = 0.1
R = 0.5
R = -0.5
-6
-7
-8
-9
Ja 1995
-10
-11
Mo 1983
-12
3
-5
R = 0.1
R = 0.5
R = -0.5
y = -0,7899x - 2,8618
R2 = 0,9518
-6
y = -1,0339x - 3,2352
R2 = 0,9552
-7
-8
y = -1,0852x - 3,6595
R2 = 1
-9
-10
-11
3
3,5
4,5
5,5
6,5
Figure 28. Top (a): As figure 26a. Bottom (b): Log ( A f ) as function of
the parameter n . A in mm/cycle, and K in MPamm. In the regression
equations y(x), y represents log ( A f ) , and x represents n .
Sec. 5
201
R = 0.1
CCT-specimen
log A (um/cycle)
2.5
2
1.5
1
y = -1.2993x + 2.4341
R2 = 0.891
0.5
0
0
0.5
1.5
R = 0.1
4PB-specimen
log A (m/cycle)
2.5
2
y = -0.7954x + 1.4194
R2 = 0.8721
1.5
1
0.5
0
0
0.5
1.5
Figure 29. Top (a): Log A as function of log frequency for R = 0.1, for
the CCT-specimen; data from table 8. A in m/cycle, K in MPam.
In the regression equation y(x), y represents log A, and x represents log f.
Bottom (b): As figure (a), for the 4PB-specimen; data from table 9.
Table 10. Averaged n -values from table 8, as
function of the R -value and the frequency.
f (Hz)
n
R = 0.5
1
4.7
29.3
4.45
5.3
R = 0.1
1
5.35
10
4.75
29.3
R = 0.5
1
4
29.3
5.4
202
Ch. 4
The following analysis is rather crude, owing to the fact that suitable
experimental data are not available. This implies that assumptions had to
made which may not be valid. Equation (8b) can be written as
t
(1 2 ) J 1
1
ln A = ln
ln
+
ln
[ w(t )]n dt
(34)
+
2 2
6 R I m
0
For the waveform
sin ( 2 f t ), 0 t 1 / 2 f
(35a)
w(t ) =
0 t 1/ f
0,
one obtains (Molenaar 1983),
t
(35b)
where the parameters a0 and a1 take the values given in table 11.
Table 11. Parameters a0 and a1 for the waveform according
to equation (35a) (Molenaar 1983).
f (Hz)
a0
a1
R2
2
-0.784
-0.419
0.998
4
-1.084
-0.419
0.998
8
-1.386
-0.419
0.998
16
-1.687
-0.419
0.998
k1 = ln
2 2
6 R I
a0 ( f ) = 2.3026 a0
(1 2 ) J 1
k 2 = ln
2
k 3 = | a1 |
From Ch. 3, eq. (13),
e c1 x e c1 x
m = c1 1 c1 x
e + e c1 x
where
x = ln ( f / f m )
(35c)
(36a)
(36b)
(36c)
(36d)
(36e)
(37a)
(37b)
Sec. 5
203
( f / f m )c ( f / f m ) c
m = c1 1
c
c
+
(
f
/
f
)
(
f
/
f
)
m
m
( f / f m ) c (1 ( f / f m ) c /( f / f m ) c
= c1 1
( f / f m ) c (1 + ( f / f m ) c /( f / f m ) c
1 f m2 c / f 2 c
= c1 1
2c
2c
+
1
f
/
f
m
)
)
= c1 1
1 +
m 2 c1 = 2 c1 ( f m / f ) 2 c1
(38a)
where = ( f m / f ) 2 c1
Let us write
m = m ( f ) f
where
= 2c1
(38b)
(39a)
(39b)
= 2 c1 f m2 c
(39c)
As a qualitative estimate equation (39a) is useful to perform the following
analysis. Equation (37a) must be used for quantitative determination of m .
Substitution of equation (39a) into equation (36a) yields
1
ln A = k1 + a0 ( f ) +
k2
2f
+ ln
k3
(40a)
A = exp k1 + a0 ( f ) + 2 f
(40b)
2
f
204
ln ( A f k ) = ln A f + n f
where, cf. equation (39a),
n f = k2 f / = k2 / m
Ch. 4
(42a)
(42b)
The values of the parameters in table 11 are probably not valid to the
asphalt concrete mixture of Intermezzo 1, since the waveform according to
equation (35a) is a half sine ( R = 0), whereas the properties of the asphalt
concrete mixture of Intermezzo 1 were determined using a sinusoidal
applied strain (strain controlled test: R = 1). Let us assume, for the sake
of the analysis, that the complex modulus, had it been determined for R =
0.1, would have been approximately equal to the complex modulus for R
= 1. (Probably, this is untrue, since the stiffness modulus differs in
tension and compression; it is (much) greater under compression than
under tension). For equal n , the area under the normalised waveform,
t
[w(t )]
dt
Sec. 5
205
Af
k 3
(1 2 ) J 1
= A0 exp (a0 ( f ))
2
1/ m
(43b)
1/ m
(1 2 ) J 1
ln ( A f ) = ln A0 + a0 ( f ) + ln
(43c)
2
Equation (43c) corresponds to equation (42a). Let us assume that the net
dependence of the right-hand side of equation (42a) on the frequency can
be neglected, since this is only 5%. In other words, let us assume that the
right-hand side of equation (42a), or equivalently equation (43c), is
independent of the frequency. Then, the sum of the last two terms on the
right hand side is constant as a function of the frequency,
k 3
1/ m
(1 2 ) J 1
= a0 ( f ) + ln
2
2 = (1 2 ) J 1 e m ( a ( f ))
0
(44a)
(44b)
Thus, it follows, that the right hand side of equation (42a) can be
independent of the frequency, if the fracture energy, , depends on the
frequency according to equation (44b). Rewriting equation (44b),
(1 2 ) J 1
+ ln e m ( a0 ( f ))
ln (1) = ln
(44c)
2
(45)
Using equation (36c) and the values of a 0 in table 11, the following
regression equation was obtained,
a0 ( f ) = ln f 1.111
(46)
or, with equation (45),
n f = k 2 / m = + ln f + 1.111
(47)
206
Ch. 4
= 10
2/[(1^2).J1]
2,5
= 1
=0
=1
= 10
1,5
1
0,5
0
0
0,02
0,04
0,06
0,08
0,1
0,12
0,14
Note, that m tends to zero if the frequency tends to infinity, and that m
tends to the maximum limiting value, m 0 = 2 c1 , if the frequency tends to
zero, cf. Ch. 3, eq. (13).
The parameter n f according to equation (47) is shown in figure 31, for
different values of as a function of the frequency, f . n f in equation
(47) is a negative number, since equation (42a) corresponds to equations
(28)(30). Therefore, let us assume that n f in equation (42a) is a negative
number. From figure 28b for R = 0.1,
(48)
ln ( Af ) = 1.034 n 3.235
In equation (48), n is a positive number. The coefficient of n is 1.034,
which produces equivalent | n f |-values 1.034 times greater, i.e. 3.4%, than
the n -values. If this difference is neglected, then the n -values for R = 0.1
in table 8 can be compared to | n f |-values in figure 31 7, i.e.
n |n f |
(49)
The average n -values from table 8 for R = 0.1 are given in table 13 (see
also table 10). If the n -values from table 13 are plotted in figure 31 (not
shown), i.e. as n f = n , then the curve obtained is fairly similar to the
curves shown in figure 31 (the n -value of 5.3 for 1 Hz being relatively
low) and could be characterised by approximately equal to 9. Thus,
7
For the sake of the analysis it is assumed here that the n -values for R = 0.1 in
table 8, for the sand asphalt mixture, can be compared to values obtained by
application of eq. (44b), using the waveform of eq. (35a) and the constants in
table 11.
Sec. 5
207
20
=10
15
=5
=1
10
nf
=0
= 1
= 5
0
= 10
-5
-10
0
10
15
20
25
30
35
f (Hz)
it seems that equation (49) is valid, in this case, for = 9. Note, that the
frequency dependence of | n f | in table 13 is fairly strong. Recall, that the
constancy of implies that the right-hand side of equation (42a) is
constant as a function of the frequency. If the n -values in table 13 are
considered, it seems possible that the value of 5.3 for 1 Hz is accidentally
low, and should have been greater. If that is true, then n decreases as a
function of increasing frequency. At a first glance, that does not seem to
agree with expectation based on the theory; m decreases as a function of
increasing frequency, and n is expected to increase accordingly, since n
= 2/ m . However, a decreasing n -value as a function of increasing
frequency is perfectly possible according to the theory, if equation (44b) is
fulfilled, from which it follows, using equation (49), that n depends on m
according to equation (45).
The | n f |-values from table 13 are compared to the m -values from
Intermezzo 1, and the corresponding values of 2/ m , in table 14. Note, that
assuming n to be equal to 2/ m , in agreement with equation (8c), yields n
differing greatly from | n f |. In figure 32, the | n f |-values from table 13 are
compared to the corresponding 1/ m -values.
208
Ch. 4
10
8
|nf|
6
4
2
0
0
10
15
20
1/m
Figure 32. The exponent of the Paris equation | n f | from table 14 as a function
of 1/ m for the asphalt concrete mixture described in Intermezzo 1.
(50a)
or equivalently,
| n f | = 0.29 (33.6 1 / m)
(50b)
5.5 Discussion
It was found already by Molenaar (1983), and later by Jacobs (1995), that
the exponent of the Paris equation, n , of asphalt mixtures is not predicted
correctly by equations (8c) and (8d) using the slope of the master curve on
log-log scale, m . Unfortunately, for the sand asphalt mixture investigated
here, a master curve, hence m , was not available. Therefore, estimates of
n are made in Intermezzos 1 and 2, based on data for asphalt concrete and
polymer modified Guss-asphalt from chapter 3, in the expectation that the
n -values for the sand asphalt mixture should lie somewhere in between
those for the asphalt concrete mixture and the guss-asphalt mixture. In
Intermezzos 1 and 2, the earlier observations by Molenaar and Jacobs are
confirmed, since n -values calculated using equations (8c/d) are much
greater than the n -values obtained from the crack-growth tests.
Sec. 5
209
The fact that for asphalt mixtures, n -values were found much lower than
predicted by the theory, equations (8c/d), was attributed to limitations of
the theory (Molenaar 1983) when applied to asphalt mixtures. The theory
was developed for so-called solid propellant, which is actually a particle
reinforced rubber material. An important difference in comparison to
asphalt mixtures is that the latter contain air voids, which act as crackinhibitors (crack stoppers). Therefore Medani and Molenaar (2000)
proposed to use a correction factor, to account for the influence of the air
voids,
nest = nmas / CF
(51a)
CF = 0.541 + 0.137 nmas 0.03524 Va
(51b)
where nest is the estimated value, nmas is the calculated value, using
equations (8a) and (8c/d), and m from the master curve. The estimated
(corrected) values, nest , are also given in Intermezzos 1 and 2. Indeed, the
corrected values are much smaller than the values predicted by equation
(8c), and the frequency dependence of nest is much weaker than that of n .
The analysis in 5.4 suggests another possible explanation. Schapery made
the following assumptions to derive equations (8c/d) (Schapery 1973,
1981b, Lee and Kim 1998):
= constant
n = 2/ m
(52a)
=>
= constant
= constant
(52b)
=> n = 2 (1 + 1 / m)
C . O . D . = constant
where is the fracture energy, is the distance over which the crack
travels in a time t , and C.O.D. is the crack opening displacement. In the
analysis in 5.4, it is made plausible that a different relationship for n as a
function of m is obtained, depending on the condition governing the
behaviour of the fracture process zone. This relationship, equation (50), is
obtained if it is assumed that in equation (44) is a constant. is a
constant which relates the fracture energy to the slope of the master curve,
cf. equation (44b). The constancy of permits the right-hand side of
equation (42a) to be constant as a function of the frequency, while A f and
n f depend on the frequency.
In Intermezzo 1 and Intermezzo 2, the n -values were estimated using the
following equations, cf. chapter 3. The temperature shift-factor is defined
by,
aT = exp [K (1 / T 1 / TR )]
(53)
210
S * = S m* + S m* tanh (c1 ln f / f m )
Ch. 4
(54a)
S 0* + S *
(54b)
2
where S 0* is the limiting value if f 0 at T = TR , and S * is the limiting
value if f at T = TR . The slope of the log-log master curve is given
by,
S m* =
d ln S *
d
=
(55a)
m =
ln (1 + tanh (c1 x) ) = c1 (1 tanh (c1 x) )
dx
dx
x = ln ( f / f m )
(55b)
Unfortunately, a master curve of the sand asphalt mixture used for this
study was not available. Therefore the master curves of two different
asphalt mixture types were used:
1 the asphalt concrete mixture, cf. Ch. 3, fig. 5.
2 the guss-asphalt mixture, cf. Ch. 3, table 3.
It is expected that the properties of sand asphalt lie somewhere between
the corresponding properties of those mixtures.
___________________________________________________________
Intermezzo 1: Asphalt concrete
Parameter n estimated using viscoelastic creep susceptibility, m
The parameter n is evaluated based on m from the master curve. For the
master curve of figure 5 in chapter 3, the constant K of equation (53) was found to
be equal to 25415 Kelvin; hence the shift-factor, ln aT , corresponding to 0C is
25415(1/273-1/293) = 6.3546. For the frequencies 1, 10 and 29.3 Hz, the shiftfactors are:
1 Hz:
ln (aT f ) = 6.3546
10 Hz: ln (aT f ) = 8.6572
29.3 Hz: ln (aT f ) = 9.7322
The constant c1 of equation (54a) was found to be equal to 0.1947, and the reduced
frequency of the inflection point, ln (aT f m ) , 5.030. The following values of
x = ln [(aT f ) /( aT f m )] , m according to equation (55a), and n according to
equation (8c) are obtained:
1 Hz:
x = 6.3546 5.030 = 1.325 => m = 0.146 => n = 13.7
10 Hz:
x = 8.6572 5.030 = 3.627 => m = 0.076 => n = 26.2
29.3 Hz: x = 9.7322 5.030 = 4.702 => m = 0.054 => n = 37.2
Using equation (51), with Va = 3.9%, the following values for nest are obtained:
1 Hz:
nest = 6.01
10 Hz:
nest = 6.56
29.3 Hz: nest = 6.76
These n -values are in reasonable agreement with the average values for sand
asphalt in the centre cracked tensile specimen, cf. table 8.
Using equation (54), S * , and using equation (31), yields A :
Sec. 5
211
1 Hz:
x = 1.325 => S * = 21437 MPa => A = 13 m/cycle
10 Hz:
x = 3.627 => S * = 27529 MPa => A = 5.1 m/cycle
29.3 Hz: x = 4.702 => S * = 29505 MPa => A = 3.6 m/cycle
where A is in m/cycle, for a plot of da / dN versus K with K in MPam,
and S mix is in MPa. To obtain these values of A , the values obtained from equation
(31) have to be multiplied with 1000(1000)n. The predicted A -values are
somewhat on the downside of the A s in table 8; this is attributed to the fact that
the mixture considered is an asphalt concrete mixture, which has a relatively high
mineral aggregate content and a relatively low binder content, cf. Intermezzo 2.
___________________________________________________________________
Intermezzo 2: Polymer modified Guss-asphalt
Parameter n estimated using viscoelastic creep susceptibility, m
The parameter n is evaluated based on m from the master curve. The constant K
of equation (53) was found to be equal to 28188 Kelvin; hence the shift-factor,
ln aT , corresponding to 0C is 28188(1/273-1/293) = 7.0480. For the frequencies
1, 10 and 29.3 Hz, the shift-factors are:
1 Hz:
ln (aT f ) = 7.0480
10 Hz: ln (aT f ) = 9.3506
29.3 Hz: ln (aT f ) = 10.426
The constant c1 of equation (54a) was found to be equal to 0.1267, and the reduced
frequency of the inflection point, ln (aT f m ) , 9.088. The following values of
x = ln [(aT f ) /( aT f m )] , m according to equation (55a), and n according to
equation (8c) are obtained:
1 Hz:
x = 7.0480 9.088 = -2.040 => m = 0.159 => n = 12.6
10 Hz:
x = 9.3506 9.088 = 0.263 => m = 0.122 => n = 16.3
29.3 Hz: x = 10.426 9.088 = 1.338 => m = 0.105 => n = 19.0
Using equation (51), with Va = 3.0%, the following values for nest are obtained:
1 Hz:
nest = 5.83
10 Hz:
nest = 6.11
29.3 Hz: nest = 6.25
These n -values are in reasonable agreement with the average values for sand
asphalt in the centre cracked tensile specimen, cf. table 8.
Using equation (54), S * , and using equation (31), yields A :
1 Hz:
x = 1.325 => S * = 12789 MPa => A = 53 m/cycle
10 Hz:
x = 3.627 => S * = 17687 MPa => A = 23 m/cycle
29.3 Hz: x = 4.702 => S * = 19991 MPa => A = 16 m/cycle
where A is in m/cycle, for a plot of da / dN versus K with K in MPam,
and S mix is in MPa. To obtain these values of A , the values obtained from equation
(31) have to be multiplied with 1000(1000)n. The predicted A -values seem to be
in fair agreement with the A s in table 8; thus, it seems, that, when A is
considered, the guss-asphalt mixture is more alike the sand asphalt mixture, than the
asphalt concrete mixture of the previous example. This is probably explained by
their relatively fine material structure and relatively high binder content.
212
Ch. 4
For each period a new K i -value was calculated based on the new cracklength ai . It was assumed that equation (26) is also valid for low K i values, cf. figure 25. It is reasonable to assume that the error introduced by
this assumption is small, since the influence of low K i on the crackgrowth is small, because da / dt is proportional to the power 3.6 of K .
The integration method was performed on the f da / dN ( K ) relationships for 1 Hz and the R -values 0.5, 0.1 and 0.5. For the R -value
of 0.5, it was assumed that there is no crack-growth during the
compressive part of the load cycle. The results are shown in figure 34.
To show that the integration is necessary, similar calculations were
performed taking K constant, equal to K max , and constant, equal to the
average stress intensity factor per cycle, K avg . When K was assumed
equal to K max , the crack-growth rate was overestimated. When K was
Sec. 5
213
1,6
ai = ai 1 +
1,4
ai 1
1,2
ij
Ki
0,8
0,6
0,4
0,2
0
0
10
1 second
time
Figure 33. Illustration of the integration method for the calculation of the
dynamic stress intensity factor using the static stress intensity factor.
100
10
K max
K avg
0.1
1 Hz, R=0.1, 60 mm (2)
1 Hz, R=0.5, 60 mm (9)
1 Hz, R=-0.5, 60 mm (12)
0.01
0.1
10
K (MPam)
214
Ch. 4
Sec. 5
215
creep compliance
(t ) + cum (t )
cum (t )
time
216
Ch. 4
Sec. 5
217
218
Ch. 4
It was asked right from the start of the whole project whether this would likely
to be the case, or that the J -integral would have to be used instead of the stress
intensity factor, K . It was decided to investigate the applicability of the stress
intensity factor first, mainly for experimental reasons (e.g. the notch preparation
for J Ic -testing is more complicated than for K Ic -testing).
Sec. 6
219
220
40
40
Ch. 4
35
30
25
20
15
10
5
35
30
25
20
15
10
5
0
0
-10
10
20
-10
30
temperature (C)
100x25 mm
220x25 mm
10
20
30
temperature (C)
100x50 mm
220x50 mm
150x25 mm
ITS (MPa)
150x50 mm
ITS (MPa)
40
35
30
25
20
15
10
5
0
-10
10
20
30
temperature (C)
100x75 mm
220x75 mm
150x75 mm
ITS (MPa)
Figure 36. Apparent fracture toughness, K IQ , and indirect tensile strength, ITS,
as a function of the temperature, for dense graded asphalt concrete 0/16.
Specimen diameters: 100, 150 and 220 mm. Displacement rate: 0.05 mm/s. Top
left (a): specimen thickness 25 mm. Top right (b): specimen thickness 50 mm.
Bottom (c): specimen thickness 75 mm.
Sec. 6
221
for dense graded asphalt concrete. The displacement rates applied were:
0.005 mm/s, 0.05 mm/s, and 0.5 mm/s. All test were performed at a
temperature of +15C.
K IQ at 0C
25 30
27 40
27 40
K IQ at 15C
11
12.5 20
25 30
12 18
14 23
24
8 11
30 38
34 43
4
22-28
222
30
35
25
30
Ch. 4
K-IQ (MPamm)
K-IQ (MPamm)
25
20
20
15
15
10
10
0
-2.5
-2
-1.5
-1
log v (mm/s)
100x25 mm
220x25 mm
-0.5
0
-2.5
150x25 mm
-2
-1.5
-1
log v (mm/s)
100x50 mm
220x50 mm
-0.5
150x50 mm
30
K-IQ (MPamm)
25
20
15
10
5
0
-2.5
-2
-1.5
-1
log v (mm/s)
100x75 mm
220x75 mm
-0.5
150x75 mm
Sec. 6
40
40
45
45
35
30
25
20
15
10
5
35
30
25
20
15
10
5
0
0
-20
-10
10
20
-20
30
K-I unmodified
-10
10
20
30
temperature (C)
temperature (C)
K-I elastomer
ITS elastomer
ITS unmodified
45
223
K-I plastomer
ITS plastomer
45
40
35
30
25
20
15
10
5
0
40
35
30
25
20
15
10
5
0
-20
-10
10
20
temperature (C)
K-I elastomer
ITS elastomer
K-I plastomer
ITS plastomer
30
-20
-10
10
20
30
temperature (C)
K-I elastomer
ITS elastomer
K-I plastomer
ITS plastomer
224
1.2
0.8
1.2
0.8
0.6
0.6
0
20
40
60
80
100 mm/-10C
220 mm/-10C
150 mm/-10C
20
40
60
80
100 mm/0C
150 mm/0C
220 mm/0C
o (MPa)
1.4
pertinent stress,
Ch. 4
1.2
0.8
0.6
0
20
40
60
80
100 mm/0C
220 mm/-10C
150 mm/-10C
220 mm/0C
Sec. 6
225
Table 16. Pertinent stress 0 , cf. equation (16b), of the notched specimen,
for different combinations of specimen diameter and temperature.
specimen
pertinent stress of notched specimen (MPa)
diameter/
Temperature
25 mm
50 mm
75 mm
100 mm/-10C
1.162
1.222
1.112
1.258
1.201
1.056
150 mm/-10C
1.214
1.204
1.064
1.088
1.131
1.058
220 mm/-10C
0.877
1.179
1.111
0.976
1.039
1.002
mean/-10C
1.10
1.16
1.07
stdev/-10C
0.15
0.09
0.04
100 mm/-0C
1.147
0.917
1.154
1.116
1.049
0.978
150 mm/-0C
0.863
0.908
0.988
0.955
1.060
1.028
220 mm/-0C
1.159
0.869
0.945
0.837
0.871
1.002
mean/0C
1.01
0.95
1.02
stdev/0C
0.15
0.09
0.07
Table 17. Pertinent stress, 0 , of the notched specimen, for different combinations
of specimen diameter and temperature.
specimen
pertinent stress of notched specimen (MPa)
thickness 100 mm, 100 mm, 150 mm, 150 mm, 220 mm, 220 mm,
(mm)
-10C
0C
-10C
0C
-10C
0C
1.159
0.877
0.863
1.214
1.147
1.162
25
0.837
0.976
0.955
1.088
1.116
1.258
25
0.869
1.179
0.908
1.204
0.917
1.222
50
0.871
1.039
1.060
1.131
1.049
1.201
50
0.945
1.111
0.988
1.064
1.154
1.112
75
1.002
1.002
1.028
1.058
0.978
1.056
75
mean
1.155
1.060
1.126
0.967
1.031
0.947
Stdev
0.075
0.097
0.069
0.074
0.106
0.120
67%
1.08-1.24 0.96-1.16 1.06-1.20 0.90-1.04 0.92-1.14 0.83-1.06
226
Ch. 4
Sec. 6
227
1.4
-10C
0C
1.2
0.8
0.6
50
100
150
200
250
Figure 40. Mean pertinent stress and 67% probability interval as function
of specimen diameter.
Table 18. Calculated K Ic , using the mean values and standard
deviations of the pertinent stress in table 16, and YI in table 3.
K Ic (MPamm)
temperature
25 mm
50 mm
75 mm
-10C
28.2 3.8
33.3 2.0
32.2 1.2
0C
26.0 3.8
27.1 2.5
30.7 2.2
Table 19. Calculated K Ic , using the mean values and standard deviations of
the pertinent stress in table 17, and YI in table 3.
K Ic at -10C
K Ic at 0C
specimen diameter
(MPa.mm)
(MPa.mm)
(mm)
27.3 2.5
29.7 1.9
100
27.7 2.1
32.3 2.0
150
28.6 3.6
31.1 3.2
220
all diameters
31.0 2.5
27.9 2.7
228
Ch. 4
Sec. 6
35
30
30
K-IQ (MPamm)
K-IQ (MPamm)
35
229
25
25
20
20
15
15
10
10
0
0
100
200
300
diameter (mm)
v=0.005
v=0.05
100
200
300
diameter (mm)
v=0.5
v=0.005
v=0.05
v=0.5
35
K-IQ (MPamm)
30
25
20
15
10
5
0
0
100
200
300
diameter (mm)
v=0.005
v=0.05
v=0.5
K I = max a f (a / W )
(64a)
max = k Pmax / D B
(64b)
where k is a constant, k = 4.263. At low temperatures, 10C - 0C, the
force-displacement diagram is of the type of that in figure 12a, hence in
equation (16b)
P0 = Pmax
(64c)
Applying equation (13) to the notched specimen, using equation (64c)
yields
max = BTS n = k 0
(64d)
where BTS n is the bending tensile strength of the notched specimen. It
230
Ch. 4
Table 20. K IQ -validity score for condition (17d). The number before the brackets
indicates the number of tests satisfying condition (17d). The number between
brackets indicates the total number of tests performed for the particular testing
conditions (specimen size, temperature, and displacement rate).
v = 0.05 mm/s
100 x 25
150 x 25
220 x 25
100 x 50
150 x 50
220 x 50
100 x 75
150 x 75
220 x 75
-10C
2(2)
2(2)
2(2)
2(2)
2(2)
2(2)
2(2)
2(2)
2(2)
0C
2(2)
2(2)
1(2)
2(2)
2(2)
2(2)
2(2)
2(2)
2(2)
15C
0(2)
0(2)
0(2)
0(2)
1(2)
0(2)
1(2)
0(2)
0(2)
25C
2(2)
0(2)
0(2)
1(2)
0(2)
0(2)
2(2)
0(2)
0(2)
can be assumed that the yield strength is equal to the bending tensile
strength, since the force-displacement diagram is of the type of that in
figure 12a; hence
ys = k 0
(65)
where ys is the yield strength of the notched specimen. Note, that ys is
lower than the yield strength of the material, ys . Therefore, substitution
of equation (65) in equations (17a)-(17c) yields a conservative estimate of
the critical specimen dimensions. Substitution of equation (64d) and
equation (65) into equations (17a)(17c) yields:
a 2.5 a f ( a / W ) 2
(66a)
(
)
B 2.5 ( a f ( a / W ) )
W 5 ( a f (a / W ) )
(66b)
(66c)
Unfortunately, f ( a / W ) according to equation (7c), is given only for the
case where s / r in table 3 is equal to 0.8; i.e. for the 100 mm diameter
specimen. If, in spite of that, equation (7c) is also applied to the 150 mm
diameter specimen and the 220 mm diameter specimen, then the f ( a / W )
and the critical specimen dimensions given in table 21 are obtained.
Table 21. Critical specimen dimensions according to the ASTMstandard E399-78A (ASTM 1979), required for plane strain.
Specimen
f (a / W )
B
W
diameter (mm)
(mm)
(mm)
236
118
1.230
100
210
105
1.156
150
136
68
0.932
220
158
79
1
220
Sec. 6
231
232
Ch. 4
40
0C
apparent K Ic (MPa.mm1/2)
35
30
25
15C
20
15
10
5
25C
0
-2.5
-2
-1.5
-1
-0.5
log v (mm/s)
100 mm/15C
150 mm/0C
150 mm/15C
150 mm/25C
220 mm/15C
35
0.5 mm/s
apparent K Ic (MPa.mm1/2)
30
0.05 mm/s
25
20
15
10
0.005 mm/s
5
0
-15
-10
-5
5
10
temperature (C)
15
20
25
30
Sec. 7
233
specimen diameter and per temperature over the specimen thickness. The
results are represented by a solid curve and two dashed curves for 0.05
mm/s. The K IQ from figure 37, i.e. those for 15C/0.005 mm/s and
15C/0.5 mm/s, were averaged per displacement rate and per specimen
diameter over the specimen thickness. This yielded two additional points
in figure 42b; these are indicated by a marker in a dotted curve, labelled as
0.005 mm/s and 0.5 mm/s.
234
5
BTS (MPa)
UTS (MPa)
Ch. 4
4
3
2
1
0
-20
-10
0
10
temperature (C)
0.01 mm/s
0.10 mm/s
20
30
-20
0.05 mm/s
-10
0
10
20
temperature (C)
0.01 mm/s
0.10 mm/s
30
0.05 mm/s
BTS-N (MPa)
-10
0
10
20
30
temperature (C)
0.01 mm/s
0.05 mm/s
0.10 mm/s
Figure 43. Fine porous asphalt 4/8. Tensile strength as function of the temperature
for different displacement rates. Top left (a): Uniaxial tensile strength, 100 x 50
mm height x diameter. Top right (b): Semi-circular bending tensile strength unnotched specimen, 150 x 50 mm diameter x thickness. Bottom (c): Semi-circular
bending tensile strength, notched specimen, 150 x 50 mm diameter x thickness.
Sec. 7
235
16
14
12
10
8
UTT
BTS
BTS-N
6
4
2
0
Figure 44. Variation coefficients for the tests and testing conditions of
temperature and displacement rate of figure 43. UTS = uniaxial tensile strength,
BTS = bending tensile strength (un-notched SCB-specimen), BTS-N = bending
tensile strength of notched SCB-specimen.
236
Ch. 4
3
2.5
S 0.01 mm/s
S 0.05 mm/s
S 0.10 mm/s
2
1.5
P 0.01 mm/s
P 0.05 mm/s
P 0.10 mm/s
1
0.5
0
A
Figure 45. Uniaxial tensile strength of four porous asphalt (PA) mixtures, A, B,
C, D, for three displacement rates: 0.01 mm/s, 0.05 mm/s, and 0.10 mm/s.
Specimen size: 50 x 100 mm diameter x height. Mixture A: PA 0/16, 4.0%
bitumen, mixture B: PA 0/16, 5% bitumen, mixture C: PA 0/11, 4% bitumen,
mixture D: PA 0/11, 5% bitumen. F: plastomer modified bitumen, S: elastomer
modified bitumen, P: pure (unmodified) bitumen. Each bar represents an
average of three measurements.
Sec. 7
4
F
S
P
3
2
1
0
A
B
C
D
porous asphalt mixture
A
B
C
D
porous asphalt mixture
4
F
S
P
3
2
1
0
A
B
C
D
porous asphalt mixture
5
tensile strength (MPa)
237
F
S
P
F
S
P
A
B
C
D
porous asphalt mixture
Figure 46. Bending tensile strength and variation coefficients of twelve porous
asphalt mixtures. Specimen size: 150 x 50 mm diameter x thickness.
Displacement rate: 0.085 mm/s. Mixtures A: porous asphalt 0/16 with 4.0%
bitumen F, S, or P. Mixtures B: porous asphalt 0/16 with 5.0% bitumen F, S, or
P. Mixtures C: porous asphalt 0/11 with 4.0% bitumen F, S, or P. Mixtures D:
porous asphalt 0/11 with 5.0% bitumen F, S, or P. F: plastomer modified
bitumen, S: elastomer modified bitumen, P: pure (unmodified) 70/100 bitumen.
Each tensile strength bar represents an average of three measurements.
Figures 47b/d/f show quite large variation coefficients. Values greater than
25% are found in laboratory manufactured mixtures (MD, MD-, and
MD+) and in mixtures processed under practical circumstances (PLA and
PAV). The fact that variation coefficients greater than 25% occur is
disappointing. There is a variety of possible causes (which were not
investigated in detail as a part of this study): Manufacturing conditions
(the mixtures are coarse grained, 0/22, and contain large quantities of
reclaimed asphalt, cf. 4.3.3; poor homogenisation and/or varying dosage of
238
tensile strength
(MPa)
5
4
3
2
1
0
A
60
50
40
30
20
10
0
avg
project
MD
MD -
MD +
PLA
PAV
MD
4
3
2
1
0
MD -
MD +
PLA
0,3
0,2
0,1
0
MD -
project
MD +
PLA
MD +
PLA
PAV
20
15
10
5
0
MD
0,4
MD
MD -
project
MD +
PLA
E
PAV
0,5
25
MD -
avg
PAV
0,6
30
project
MD
project
Ch. 4
25
20
15
10
5
0
avg
E
PAV
project
MD
MD -
MD +
PLA
PAV
Figure 47. Uniaxial tensile strength of crushed gravel asphalt concrete 0/22. Specimen size: 50 x 200 mm diameter x height. Displacement rate: 0.5 mm/s. Per project,
A..E, five asphalt mixtures were investigated: MD: mixture according to Marshall
mixture design method, MD-: MD mixture minus 0.5% bitumen, MD+: MD mixture
plus 0.5% bitumen, PLA: the plant-mixed mixture, slab-compacted at the site, PAV:
the mixture from the road pavement. Top (a,b): Average values and variation
coefficients at 1C. Middle (c,d): As (a,b), for 15C. Bottom (e,f): As (a,b), for 40C.
Each bar represents an average of three measurements. The left most bar in figs. b,
d, and f represents the average of the 25 bars on the right of it.
Sec. 7
20
15
10
5
0
A
MD
25
12
MD -
project
MD +
PLA
avg
PAV
MD
25
6
5
4
3
2
1
MD -
project
MD +
PLA
E
PAV
20
15
10
5
0
0
A
MD
239
MD -
project
MD +
PLA
avg
E
PAV
MD
MD -
project
MD +
PLA
E
PAV
Figure 48. Bending tensile strength of crushed gravel asphalt concrete 0/22.
Specimen size: 150 x 50 mm diameter x thickness. Displacement rate: 0.085 mm/s.
Per project (road trial), A..E, five asphalt mixtures were investigated: MD:
mixture according to the Marshall mixture design method, MD-: MD mixture minus
0.5% bitumen, MD+: MD mixture plus 0.5% bitumen, PLA: the plant-mixed
mixture, slab-compacted at the site, PAV: the mixture from the road pavement. Top
(a,b): Average values and variation coefficients at 1C, un-notched specimen.
Bottom (c,d): As figure (a,b), for the notched specimen. Each bar represents an
average of three measurements. The left most bar in figs. b and c represents the
average of the 25 bars on the right of it.
240
5
4
3
2
1
0
B
MD -
4.5
project
MD +
25
20
15
10
5
PLA
avg
PAV
MD
30
MD
4
3.5
3
2.5
2
1.5
1
0.5
0
MD -
project
MD +
PLA
E
PAV
25
20
15
10
5
0
A
MD
30
0
A
Ch. 4
MD -
project
MD +
PLA
avg
E
PAV
MD
MD -
project
MD +
PLA
E
PAV
Figure 49. As figure 45, 15C. Top left (a): As figure 45a 15C. Top right (b): As
figure 45b, 15C. Bottom left (c): As figure 45c, 15C. Bottom right (d): As
figure 45d, 15C.
shows the bending tensile strength of the un-notched specimen and the
notched specimen at 1C. Figure 49 shows the bending tensile strength of
the un-notched specimen and the notched specimen at 15C.
Figure 50 shows the indirect tensile strength and the corresponding
variation coefficient for the same mixtures as in figure 47. The specimen
was cylindrical, 150 x 50 mm diameter x thickness. The applied
displacement rate: 0.85 mm/s). Each bar in figure 50 represents an average
of four tests.
7.4 Case 4: Asphalt concrete - Indirect tensile strength Influence of
specimen size, loading strip, temperature, and mixture composition
In figure 51, the indirect tensile strength is given for gravel asphalt
concrete, GAC, and dense asphalt concrete, DAC, as a function of the
temperature, cf. table 6, section E. For the GAC specimens, the specimen
diameter was 148 mm. For the DAC specimens, the specimen diameter
Sec. 7
3
2.5
2
1.5
1
0.5
30
25
20
15
10
5
0
0
A
MD
3.5
241
MD -
project
MD +
PLA
avg
E
PAV
MD
MD -
project
MD +
PLA
E
PAV
Figure 50. Indirect tensile strength at 15C. Specimen size: 150 x 50 mm diameter x
thickness. Displacement rate: 0.85 mm/s. Per project (road trial), A..E, the mean
value of three measurements and the corresponding variation coefficients are
given. MD: the mixture according to the Marshall mixture design method, MD-:
the MD mixture minus 0.5% bitumen, MD+: the MD mixture plus 0.5% bitumen,
PLA: the plant-mixed mixture slab-compacted at the site, PAV: the mixture from
the road pavement. Left (a): Mean values. Right (b): Corresponding variation
coefficients. The left most bar represents the average of the 20 bars right to it.
242
Ch. 4
GAC 0/32
6
5
4
3
2
1
0
-10
-5
25 mm/0.5"
25 mm/1"
10
15
temperature (C)
50 mm/0.5"
50 mm/1"
20
75 mm/0.5"
75 mm/1"
DAC 0/16
7
6
5
4
3
2
1
0
-10
-5
10
temperature (C)
15
20
25 mm/0.5"
50 mm/0.5"
75 mm/0.5"
25 mm/1"
50 mm/1"
75 mm/1"
25
Figure 51. Indirect tensile strength as a function of the temperature, for different
specimen thicknesses: 25 mm, 50 mm, and 75 mm, and different widths of the
loading strip: 12.7 mm (0.5 inch) and 25.4 mm (1 inch). Each point represents
the mean of four measurements. Top (a): Gravel asphalt concrete 0/32.
Specimen diameter: 148 mm, displacement rate: 0.85 mm/s. Bottom (b): Dense
graded asphalt concrete 0/16. Specimen diameter: 97 mm, displacement rate:
0.85 mm/s.
Sec. 7
243
Table 22. Indirect tensile strength in MPa of gravel asphalt concrete, GAC 0/32
(figure 51a). Mean (m) of four measurements, standard deviation (s), and variation
coefficient (v), for different specimen thicknesses: 25 mm, 50 mm, and 75 mm, and
test temperatures.
GAC 0/32 specimen thickness:
specimen thickness:
specimen thickness:
25 mm
50 mm
75 mm
temp.
m
s
v
m
s
v
m
S
V
(C)
0.5 loading strip
0.44 0.11 4.43 0.76 0.17
3.55 0.57 0.16 4.15
-5
0.61 0.15 3.98 0.30 0.08
3.66 0.47 0.13 4.04
0
0.20 0.08 2.77 0.15 0.05
2.29 0.15 0.07 2.60
10
0.10 0.08 1.33 0.03 0.02
1.11 0.07 0.06 1.33
20
1 loading strip
0.15 0.03 5.21 0.27 0.05
4.63 0.53 0.11 5.22
-5
0.42 0.09 4.64 0.34 0.07
4.40 0.24 0.05 4.71
0
0.21 0.07 3.42 0.16 0.05
2.64 0.42 0.16 2.99
10
0.08 0.06 1.47 0.07 0.05
1.36 0.10 0.07 1.45
20
Table 23. Indirect tensile strength in MPa of dense asphalt concrete, DAC 0/16
(figure 51b). Mean (m) of four measurements, standard deviation (s), and variation
coefficient (v), for different specimen thicknesses: 25 mm, 50 mm, and 75 mm, and
test temperatures.
DAC 0/16 specimen thickness:
specimen thickness:
specimen thickness:
25 mm
50 mm
75 mm
temp.
m
s
v
m
s
V
m
S
V
(C)
0.5 loading strip
4.93 0.83 0.17 4.84 0.42 0.09 3.71 0.62 0.17
-5
4.16 0.61 0.15 4.39 0.31 0.07 3.73 0.39 0.10
0
2.26 0.25 0.11 2.25 0.23 0.10 2.30 0.25 0.11
10
1.04 0.06 0.06 0.97 0.12 0.12 0.91 0.06 0.07
20
1 loading strip
6.46 0.59 0.09 6.30 0.75 0.12 6.18 0.41 0.07
-5
5.93 0.29 0.05 5.59 0.30 0.05 5.12 0.53 0.10
0
3.02 0.19 0.06 2.90 0.15 0.05 2.99 0.16 0.05
10
1.39 0.11 0.08 1.25 0.21 0.17 1.17 0.09 0.08
20
244
Ch. 4
Sec. 7
245
6
5
4
3
2
1
0
-20
-10
10
20
30
temperature (C)
DAC 0/16 unmod
PA 0/16 elast
SMA 0/11 plast
25
20
15
10
0
-10
15
25
temperature (C)
DAC 0/16 unmod
PA 0/16 elast
SMA 0/11 plast
246
Ch. 4
Sec. 7
247
If the displacement rate increases from 0.01 mm/s to 0.05 mm/s, then the
average increase in tensile strength in figure 45 is9:
4.0% bitumen (group A and group C):
0.45 MPa
(67a)
5.0% bitumen (group B and group D):
0.71 MPa
(67b)
If the displacement rate increases from 0.05 mm/s to 0.10 mm/s, then the
average increase in tensile strength is1:
4.0% bitumen (group A and group C):
0.25 MPa
(67c)
5.0% bitumen (group B and group D):
0.23 MPa
(67d)
Thus, the influence of the displacement rate on the tensile strength seems
to be smaller at higher displacement rate.
Apart from the displacement rate, it can be expected that the tensile
strength depends on the material composition, and the material structure.
As for the material composition, it can be seen, in figure 45, that the
tensile strengths are higher in group B and group D than in group A and
group C. The difference in tensile strength between groups B and D on the
one hand, an groups A and C on the other, is attributed to the bitumen
content, which is 1% higher for the mixtures in groups B and D. In figure
45, the tensile strength increases by roughly 1 to 1.5 MPa if the bitumen
content is increased by 1%, irrespective of the mixture grading. A possible
explanation might be that the cohesive strength increases with increasing
bitumen content, if this is lower than the optimum bitumen content.
As for the material structure, it was expected that the mixture grading
would have an effect on the tensile strength, based on the assumption that
the cohesive strength would increase as function of the number of stonestone bonds per unit volume specimen. Figure 45 does not support this
expectation, since the tensile strengths in group A (0/16 grading) are not
significantly different from those in group C (0/11 grading).
The uniaxial tensile strength, UTS, at 1C in figure 43a, may be compared
to the UTS in figure 45, which is also at 1C, the only difference being the
material. The average UTS at 1C in figure 43a range between 1.6 MPa
and 2.8 MPa. The average UTS at 1C in figure 45 range between 1.6
MPa and 3.2 MPa. The UTS in figure 43a for displacement rate 0.01 mm/s
(average: 1.6 MPa) corresponds to the UTS in figure 45 for displacement
rate for 0.01 mm/s (which range between 1.6 MPa and 2.1 MPa,
irrespective of the mixture composition). Thus, the finer 4/8 grading does
not seem to have much of an effect on the UTS at 0.01 mm/s.
In conclusion at this point, the UTS was reproduced in the two
investigations of which the results are shown respectively in figure 43a
and figure 45.
Averaged only over those combinations which show an increase of more than
0.1 MPa.
248
Ch. 4
Let us now consider figure 47a. This shows the UTS for crushed gravel
asphalt concrete at 1C for a displacement rate of 0.5 mm/s. It can be seen
that the UTS on average, group B excluded, is slightly greater than 3 MPa,
which is greater than the average UTS for 0.10 mm/s in figure 43a. The
greater UTS in figure 47a can be attributed to two causes:
1 the crushed gravel asphalt concrete mixture is a denser mixture, i.e.
contains less air voids, than the porous asphalt mixture, and therefore
shows a higher cohesive strength, hence a higher tensile strength;
2 at a displacement rate of 0.5 mm/s (figure 47a) a higher tensile strength
may be expected than at 0.10 mm/s (figure 43a).
From these two observations, it seems, that the influence of the
displacement rate on the UTS diminishes above 0.10 mm/s , since part of
the increase can be attributed to the greater density of the crushed gravel
asphalt concrete mixtures. This is consistent with the observation made
previously, that the influence of the displacement rate decreases with
increasing displacement rate, cf. figure 43, and (67).
Let us now consider figure 43b. This shows the bending tensile strength,
BTS. The average BTS-values for -10C and 1C and the different
displacement rates in figure 43b are all greater than the corresponding
UTS-values for -10C and 1C and the respective displacement rates in
figure 43a. It can be seen also in figure 43b, that the influence of the
displacement rate diminishes between 0.05 mm/s and 0.10 mm/s.
Therefore, the BTS obtained at a displacement rate of 0.085 mm/s is not
expected to differ greatly from that obtained at 0.10 mm/s. This is
supported by the BTS of the un-notched specimen in figure 46a, which
were obtained for a displacement rate of 0.085 mm/s. The BTS-values in
figure 46a range between 3.4 MPa and 4.8 MPa. The overall average BTS
from figure 46a is slightly smaller than 4 MPa, which corresponds to the
value for 1C and 0.085 mm/s expected from figure 43b.
Let us now consider figure 48a. This shows the BTS for crushed gravel
asphalt concrete at 1C for a displacement rate of 0.085 mm/s. In figure
48a, the BTS is on average approximately equal to 6 MPa. This is
considerably greater than the average BTS at 1C and 0.10 mm/s in figure
43b. The greater BTS in figure 48a can be attributed to the greater density
(i.e. the lesser air voids content) of the crushed gravel asphalt concrete
mixture, which is therefore expected to show a higher cohesive strength,
hence a higher tensile strength.
Thus, assuming the available data are representative, the BTS seems
consistently greater than the UTS under similar conditions of temperature
and displacement rate. This can be explained, cf. 8, by the presence of a
compressive stress in the SCB-specimen.
Sec. 7
249
250
Ch. 4
Sec. 7
251
In stone mastic asphalt, the sand particles are to be considered part of the
binder, rather than the grain skeleton; in dense graded asphalt concrete, the sand
particles are to be considered part of the grain skeleton.
252
Ch. 4
Sec. 7
253
254
Ch. 4
P0 = Pmax
(69b)
where P0 is the pertinent force on the notched specimen, P0 is the
pertinent force on the un-notched specimen, Pmax is the maximum applied
is the maximum applied force on
force on the notched specimen, and Pmax
the un-notched specimen. According to equation (16), the fracture
toughness differs by a constant factor, ac YI , from the pertinent stress
of the notched specimen, 0 , where ac is the notch-length. According to
equation (12), the bending tensile strength differs by a constant factor,
k = 4.263 , from the pertinent stress of the un-notched specimen, 0 . It is
probable that the pertinent stress of the notched specimen, and that of the
un-notched specimen differ by a constant factor; hence the fracture
toughness and the tensile strength differ by a constant factor.
It can be shown more formally as follows. According to Van de Ven et al.
(1997), cf. equation (13), the bending tensile strength is given by
/DB
BTS = 4.263 Pmax
s / r = 0.8
(70a)
where BTS is the bending tensile strength. Rewriting,
BTS = k 0
where k depends on the specimen geometry. Recall equation (16),
K I = 0 a YI
P
0 = 0
DB
Combining equations (70b) and (71),
a c YI
K Ic
= 0
BTS
k 0
(70b)
(71a)
(71b)
(72)
255
Sec. 7
45
40
35
30
DAC-unmod
DAC-E
DAC-P
PA-E
PA-P
SMA-E
SMA-P
25
20
15
10
5
0
0
Figure 53. Correlation between the apparent fracture toughness and the indirect
tensile strength for the data between -10C and +5C of figure 38. Displacement
rate: 0.5 mm/s, except for K IQ of DAC-unmod: 0.05 mm/s. DAC: dense graded
asphalt concrete, unmod: unmodified (i.e. not polymer modified), PA: porous
asphalt, SMA: stone mastic asphalt, E: containing elastomer modified bitumen,
P: containing plastomer modified bitumen.
Equation (72) shows that the fracture toughness and the (bending) tensile
strength differ by a constant factor, provided there is no strain hardening.
Unfortunately, in the investigation presented in figures 36-38, the bending
tensile strength of the un-notched SCB-specimen was not determined.
However, the indirect tensile strength was determined. In figure 53, the
average apparent fracture toughness is shown as function of the average
indirect tensile strength; only the data from figure 38 for -10C, 0C, and
5C were used. Figure 53 clearly shows a correlation between the average
apparent fracture toughness and the average indirect tensile strength.
256
Ch. 4
Y
X
Z
Sec. 8
257
= d p = d ijp d ijp
(72)
0.2
f t
temperature and strain dependent
fc
>> f t
T (C)
15
0
0.17
lim
0.03
0
250
1 , 2
10.8
3
0.02
n
2.5
8.3 Material
The modelled material represents a dense graded asphalt concrete mixture
with 6% 80/100 bitumen. The material model requires the following
properties, cf. table 24: the stiffness modulus, E , Poissons constant, ,
the tensile strength as a function of the temperature and the deformation
rate, f t , the compressive strength as a function of the temperature and the
deformation rate, f c , the temperature, T , three parameters for the
simulation of the strain hardening process, 0 , lim , and 0 , three
parameters for the simulation of the response degradation process, 1 ,
2 and 3 , and a parameter which determines the shape of the Desai flow
surface, n .
258
a).
b).
Ch. 4
Figure 55. Damage development in time step 1500. Left (a): tensile damage.
Right (b): compressive damage.
a).
b).
Figure 56. Damage progression in time step 2100. Left (a): tensile damage.
Right (b): compressive damage.
Sec. 8
259
Figure 57. Deviatoric damage. Left (a): in time step 2100. Right (b): in time step
2400.
right-hand edge of the support strip, and in a volume section ahead of the
tensile zone. Notice the contour scales: In this phase, the maximum tensile
damage is approximately one order of magnitude greater than the
maximum compressive damage.
Figure 56 shows the damage in time step 2100. Figure 56a shows that the
tensile damage is concentrating along the vertical. Note the sharp damage
gradient. Figure 56b shows that the compressive damage has spread from
under the loading strip over a large portion of the specimen, and is also
extending from the edge of the support strip. However, the maximum
compressive damage increases slower than the maximum tensile damage,
and is approximately 20 times smaller than the maximum tensile damage.
Figure 57 shows the deviatoric damage in time step 2100 and time step 2400.
Figure 58. Damage in step 10500. Left (a): tensile damage. Right (b):
compressive damage.
260
Ch. 4
Figure 59. Deformation of the finite element mesh after 10800 time steps. Left
(a): nonlinear case. Right (b): linear case.
Sec. 8
261
12500
linear case
force (N)
10000
7500
nonlinear case
5000
2500
0
0
10
15
displacement (mm)
Figure 60. Comparison of the force displacement curves in the linear and
the nonlinear case.
262
Ch. 4
9 General discussion
It was found that the dynamic crack-growth behaviour of asphalt mixture
can be characterised by means of Paris Law. The dynamic crack-growth
properties are the constants A and n of the Paris equation. Using the
CCT-specimen and the 4PB-specimen, the constants A and n were
obtained independent of the specimen thickness. However, the
constants A and n were not found to be reproducible using the two
specimen geometries.
Also the critical stress intensity factor, K c , was determined. It was
calculated from the stress and the crack-length at the moment where the
residual fracture occurred. The K c obtained from the 4PB-specimen was
approximately 50% greater than that obtained from the CCT-specimen.
The greater K c in the 4PB-specimen was attributed to creep. It was found
that creep in the 4PB crack-growth test is unavoidable. This will likely
cause an error on the calculated K c .
The experimental results give no indication of an influence of the
specimen thickness on K c . It was assumed that K c is independent of the
specimen thickness.
The stress intensity factor describes the stress field at the crack-tip. The
critical stress intensity factor is the stress at which fracture occurs. It is
known from the literature for metals, that the K c depends on the specimen
thickness, and that for sufficient thickness, the critical stress intensity factor
Sec. 9
General discussion
263
264
Ch. 4
10 Conclusions
1 Under strict conditions, the crack-growth behaviour of an asphalt
mixture obeys Paris Law.
2 It is plausible that the stress controlled crack-growth of an asphalt
mixture is to be considered as creep crack-growth, and not as fatigue
crack-growth.
3 The applicability of the concept of stress intensity factor implies that a
more simple and efficient method of characterising the resistance to crackgrowth is possible, based on the fracture toughness.
Sec. 10
Conclusions
265
4 The minimum size requirements normally used with metals, which have
to be fulfilled in order to guarantee a plane strain state of stress, cannot be
satisfied completely in the case of asphalt mixture. Despite that, it is
plausible that the fracture toughness of asphalt mixture at approximately
1C or lower, can, from a practical standpoint, be considered a material
property.
5 The SCB-test is a suitable test for the determination of the fracture
toughness at a temperature of 1C or lower. The fracture toughness has
been obtained practically independent of the specimen size (i.e. within the
standard deviation).
6 Finite element computations have shown that the compressive damage
at 15C is approximately a factor of 20 lower than the tensile damage. It is
probable that the compressive damage is relatively smaller, i.e. negligible,
at 1C and lower. Therefore, the SCB-test is a suitable tensile test. It is
probable that the SCB-test is suitable for the determination of the bending
tensile strength of asphalt mixture at 1C and lower.
7 It is probable that the bending tensile strength is somewhat higher than
the uniaxial tensile strength, owing to the mixed compression/tensionstress state of the SCB-specimen.
8 The tensile strength is fairly reproducible in the uniaxial tensile test, the
bending tensile test and the indirect tensile test.
266
Ch. 4
5
Performance judgement of
asphalt mixtures
1 Introduction
In chapter 2, the current pavement design methodology was analysed, and
it was shown that the requirements for asphalt mixtures are compositionrelated. In this chapter, the feasibility of a performance related pavement
design methodology is investigated. In 2, it is shown that the current
composition-related requirements for asphalt mixture are an impediment
for innovation in the field of paving materials. In 3, it is made plausible
that property-related requirements for asphalt mixture are the key to
enable innovation in the field of paving materials, and that it is possible to
control the pavements performance based on properties of the applied
materials determined in the laboratory. In 4, it is explained that the elastoviscoplastic nature of asphalt mixture causes the mixtures properties to be
difficult to reproduce independent of the specimen geometry. That is a
serious difficulty, because it means that it is difficult to obtain the mixture
properties as true material properties predictive for the behaviour of the
material in the pavement. In 5, the constitutive model is described. It is
shown that not only the material properties as such, but also their
interrelatedness is important in the characterisation of the material
behaviour. In 6, the importance of the interrelatedness for the control of
the pavements performance is discussed. This chapter is concluded in 7.
268
Ch. 5
Sec. 2
Composition-relatedness of requirements
An impediment to innovation in road building
269
2010. It turned out that the diminished toll, approximately 1300 dead a
year, is to be attributed to other measures that improved traffic safety. The
greatest benefit of the porous asphalt pavement, not expected in the early
stage of its development, is its capacity to reduce the traffic noise.
Porous asphalt is a mixture with a minimum of 20% design voids content.
To achieve this voids content, the mixture is relatively single size grained
and low in sand. The risk of its application was its durability because of
the mixtures open structure. The risk consisted of two components:
1 the pavements functional service-life, i.e. the duration of its noise
reducing capacity;
2 the pavements durability, i.e. its material service-life.
Early experience indicated a relatively short functional service-life owing
to contamination of the pavement (clogging), and indicated a reduced
durability of on average 3 years, or 25%. However, at present, the average
durability of standard porous asphalt is 11 years, based on the current
maintenance experience, i.e. only one year less than the nominal servicelife of a standard dense graded asphalt pavement.
The current requirements for porous asphalt are composition-related. The
Marshall mixture design method is not used, since this is not suitable for
the design of stone skeleton mixtures.
Example 3. Artificial mineral aggregate. It seemed possible to fabricate an
artificial coarse aggregate by the sintering of dredge sludge from rivers
and harbours. It was attempted to use this as a replacement for natural
coarse mineral aggregate in asphalt mixtures. It was found that the
traditional Marshall mixture design method was not suitable. One reason
was the shape of the artificial coarse aggregate particles which differed
from that of natural coarse aggregate particles. Another was the porosity
and chemical activity of the artificial aggregate, which caused a selective
absorption of the mineral oils from the binder. This implied that the
method of determination of the mixtures optimum bitumen content,
which is a part of the Marshall mixture design method, had to be reinvented.
Example 4. Polymer modified asphalt mixtures. The addition of polymer
modified binder to asphalt concrete has a strong influence on the Marshall
properties. It is known from experience (not discussed here) that the
influence depends on the type of polymer and the polymer content of the
binder. This shows once again that Marshall properties are not predictive
for the behaviour of the material in the pavement. New requirements for
the Marshall properties of polymer modified asphalt (concrete) mixtures
can be developed only based on practical experience.
The above examples may illustrate that new requirements for new paving
materials have been developed repeatedly in history, based on practical
270
Ch. 5
Sec. 3
271
272
Ch. 5
Sec. 3
273
274
Ch. 5
risk of failure =
cause
effect-damagei
(2)
where causei represents any of the causes of failure listed in Ch. 1, table
1, and effect-damagei is the effect-damage of a particular cause of failure.
Note, that the risks in table 1 of Ch. 1 include risks of structural failure
and risks of failure of surface functionality.
Ideally, the pavements cost-effectiveness and risk of failure are calculable
based on behaviour predicted for a given pavement design. However,
many influence factors are unpredictable. Factors the influence of which
on pavement performance is difficult to predict or model are
. material selection;
. production and paving conditions;
. service conditions.
Material selection. Normally, the asphalt mixture constituents are in
accordance with the asphalt mixture design. Practical experience has
shown that not always the constituents are used, which are specified in the
mixture design. When old asphalt granulate is recycled, it is not possible
to know the properties of the constituents of the granulate to the extent of
the properties of the virgin materials.
Production conditions are the conditions under which the asphalt mixture
is produced. Apart from the production plant, the most important
conditions are temperature, mixing time, and storage time.
Paving conditions are paving equipment, weather conditions, transport
distance (temperature), and the asphalt mixtures workability
(compactability). The pavements surface characteristics are in part
realised during paving (evenness and slant), are in part realised by the
control of the asphalt mixtures bulk properties (noise emission, hydraulic
conductivity, resistance to permanent deformation, fatigue-cracking, and
ravelling), and depend in part on properties of the asphalt mixtures
constituents (skid resistance and light reflectivity). The paving conditions
cause differences between the realised properties of the mixture in the
pavement and the corresponding properties of the designed mixture.
Service conditions are, e.g. the condition of the soil, weather, traffic load
(axle load spectrum), attack by chemical agents (motor oil-spill, de-icers,
etc.), calamities, etc.
In addition, the pavements performance depends on the pavements
geometry and structure. The realised pavement performance differs from
that expected on the basis of design properties of the applied asphalt
2
Sec. 3
275
asphalt mixture
type 2
asphalt mixture
type 1
SL
time
maintenance-free service-life of
running surface of pavement
applying maintenance criteria, MCi
276
Ch. 5
asphalt mixture
type 1
asphalt mixture
type 2
time
maintenance-free service-life of
running surface of pavement
applying maintenance criteria, MCi
Sec. 3
277
porous asphalt
mixture type X
{t2} for
MCrav2
{t1} for
MCrav1
{t1}
maintenance-free service-life
(time to failure) of
porous asphalt pavement
maintenance criterion, MCrav1
time
{t2}
total service-life, or
time to material replacement of
porous asphalt pavement
maintenance criterion, MCrav2
278
Ch. 5
max. acceptable
risk of failure
{t1}/{t2}
t1/t2
Figure 3. Cumulative risk of failure of four types of asphalt mixture. The dashed
horizontal line corresponds to the maximum acceptable risk of failure, {t1}/{t2}
(cf. figure 2). (a) Reference mixture type with known standard deviation of the
time to failure. (b) Reference mixture type a improved by a decrease of the
standard deviation of the time to failure. (c) Modified mixture type with
improved average service-life, compared to a. (d) Modified mixture type c
improved by a decrease of the standard deviation of the time to failure.
then the service-life increases, which means that the maximum acceptable
risk of failure is reached after a longer time, cf. figure 3. Figure 3
illustrates two possible methods to improve the cost-effectiveness:
1 to reduce the standard deviation of applied materials time to failure;
2 to apply material with improved average durability.
In figure 3, the maintenance-free service-life represents a maximum
acceptable risk of failure associated to a given cause of failure. In figure 3,
the maximum acceptable risk of failure corresponds to MCrav1. Let us
denote the population averages of {t1} and {t2} as, respectively, {t1} and
{t2}, cf. figure 2, then the ratio of the parameter {t1}/{t2} could be
considered to represent the maximum acceptable risk of failure. The
maximum acceptable risk of failure changes if the ratio of {t1} and {t2}
changes.
The RHEIs pavement design method uses design relationships for the
pavement service-life as function the thickness and stiffness of the various
asphalt layers, and as a function of the traffic load. The method assumes
the application of standardised asphalt mixtures. The design-relationships
and the maintenance criteria were developed on the basis of practical
experience for application of the standardised road materials. The design
service-life is implicitly related to the regular maintenance criteria and
their associated maximum acceptable risks of failure.
Sec. 3
279
and MCrut2:
MCrut1 = false: maintenance-free service-life;
MCrut1 = true: end of maintenance-free service-life; rut-depth is 18 mm;
MCrut2 = false: prolonged service-life after maintenance;
MCrut2 = true: end of service-life; time to material replacement.
The 18 mm maximum rut-depth is an example of a maintenance criterion
that depends not only on the applied material itself, but also on the
comfort and safety of the road user. Apart from comfort, this criterion
contributes to the prevention of skidding caused by standing water in ruts.
Let us assume a non-standardised asphalt mixture, e.g. a polymer
modified mixture, which exhibits improved resistance to permanent
deformation (rutting in the pavement). Let us denote the following
parameters:
. MCrut1: 18 mm maximum rut-depth criterion;
. MCrut2: material replacement criterion;
. {t1}: statistical population of maintenance-free service-life;
. {t2}: statistical population of time to material replacement;
. {t1}: population average of {t1};
. {t2}: population average of {t2}.
Let us assume as an example, that the maintenance-free service-life is
improved from {t1} = 6 years for the standardised mixture to {t1} = 7
years for the modified mixture, and that the time to material replacement
is improved from {t2} = 12 years for the standardised mixture to {t2} = 16
years for the modified mixture. The increase in {t2} is relatively greater
than the increase in {t1}. Let this be an intrinsic property of the material,
since the rate of permanent deformation (rutting in the pavement)
decreases as a function of increasing permanent deformation. Note, that
the numbers used here are completely fictitious.
For the standardised mixture, MCrut1 corresponds to the maximum
acceptable risk of failure represented by {t1}/{t2} = 6/12 = 0.5, cf. figure
3. If the same maintenance criterion, MCrut1, is applied to the modified
mixture, then MCrut1 corresponds to the maximum acceptable risk of
failure, {t1}/{t2} = 7/16 = 0.44. If the 18 mm maximum rut-depth were not
required for the safety of the road user, the same maximum acceptable risk
of failure applied to the non-standardised would allow a maintenance-free
service-life of 8 years.
The maximum acceptable risk of failure, {t1}/{t2}, decreases, because the
increase in {t2} is relatively greater than the increase in {t1}. This is
shown schematically by the arrows A in figure 4. Figure 4 illustrates that
application of a regular maintenance criterion to a newly developed
material with improved properties causes the maximum acceptable risk of
failure to reduce.
280
Ch. 5
100%
maximum time to
material replacement in {t2}
max. maintenance-free
service-life in {t1}
max. acceptable
risk of failure
{t1}/{t2}
MC1
MC2
time
MC1: maintenance-free
service-life
MC2: time to
material replacement
Sec. 3
281
282
Ch. 5
varying cost-effectiveness as a
result of varying service-life
max. acceptable
risk of failure
(more or less constant for
standardised asphalt mixtures)
cost-effectiveness
greater max.
acceptable risk
of failure
risk of failure of
pavement design
performance of
pavement design
reference pavement
design
reference risk
of failure
smaller max.
acceptable risk
of failure
cost-effectiveness of
pavement design
reference costeffectiveness
1
cost-effectiveness
Sec. 3
283
3.4 Summary
To develop property-related requirements for asphalt mixtures, the
properties referred to in the requirements cannot be arbitrary properties.
Those properties must be physically meaningful properties; otherwise
property-related requirements will be equally empirical as current
composition-related requirements for asphalt mixtures. The predictive
value of a material property of a given paving material might be
considered in terms of the possibility to judge the pavements costeffectiveness and risk of failure upon application of the material.
A physical model, i.e. constitutive model, serves two main purposes:
1 it is a context in which material properties and physical meaningfulness
of material properties is defined, which is necessary in order for a material
property to be predictive;
4
284
Ch. 5
Sec. 4
285
286
Ch. 5
Sec. 4
287
288
Ch. 5
Sec. 5
289
For the reasons that asphalt mixture properties are time dependent, hence
depend on the shape of the waveform, and that the shape of the waveform
induced in the pavement by a passing wheel-load differs from the waveforms used in tests in the laboratory, a mechanical asphalt mixture
property has at best relative (qualitative) predictive value. There is no
need to have all asphalt mixture properties available as a true material
property.
290
35000
Ch. 5
0C
10C
20C
30C
30000
25000
20000
15000
10000
5000
0
1
10
frequency (Hz)
100
-5
10
(t ) = J (t )d ( )
(6a)
(t ) = S (t )d ( )
(6b)
Sec. 5
291
that is, of the stress distribution in the specimen. That explains why more
or less the same complex modulus is found using different specimen
geometries in the two-point bending test, the three-point bending test, and
the four-point bending test, as was shown in an international
interlaboratory investigation (Partl and Francken 1997). Thus, it seems
that the complex modulus can be obtained independent of the specimen
geometry. It means, that the complex modulus can be considered a true
material property, at least for practical purposes.
5.2 Linear viscoelastic creep
Let us consider linear viscoelastic creep. The Burgers model is a linear
rheological model, cf. Ch. 3, figure 62. For a constant applied stress, ,
the response strain is described by
t
(t ) 1
=
+
+ C (1 e t / 2 )
(7)
E1 1
292
Ch. 5
Mean
0.365
0.359
0.357
0.362
0.362
m0
m40o C , 0.5 Hz
m 40o C ,1 Hz
m50o C , 0.5 Hz
m 50o C ,1 Hz
stdev
0.047
0.048
0.049
0.048
0.048
min
0.276
0.266
0.264
0.271
0.270
Max
0.482
0.479
0.478
0.481
0.481
x (t ) = J ( )
0
dx
d
d
(ia)
or, equivalently,
t
x (t ) = J ( )
0
dx
d t
d t
(ib)
= (t )
d / aT ,
(t ) =
d / a
(ic)
It has been assumed that x = x = 0 when t < 0, which enables later use of
Laplace transform theory; no actual generality is lost since the time origin always
can be selected so as to satisfy this condition. The parameter is called reduced
time and
Sec. 5
293
aT = aT (T ( ) )
(ii)
is the so-called temperature shift-factor. The only temperature-dependent material
property is this shift-factor; it reflects the influence of temperature on the internal
viscosity. The inverse of equation (i), in which stress is expressed as a functional of
strain, can be derived from equation (i) by first introducing the Laplace transform
with respect to reduced time,
f e s f ( ) d
(iii)
s S x = ( s J ) 1
(v)
x (t ) = S ( )
0
d x
d
d
(via)
or, equivalently,
t
x (t ) = S ( )
0
d x
d t
d t
(vib)
(x)
(xi)
(xii)
Equation (xii) shows that the effect of temperature on compliance or modulus for a
thermodynamically simple material produces only horizontal translations when the
property is plotted against log t . Conversely, if it is found that constant temperature
curves can be superposed so as to form a single curve, which is called the
294
Ch. 5
___________________________________________________________
Intermezzo 2
Let the Carson transform of f be defined by
~
f sf
(xiii)
where
f = e s t f (t ) d t
(xiv)
(xxc)
(xxi)
Thus it is shown that linear dynamic viscoelastic stress strain behaviour and linear
viscoelastic creep are directly related.
___________________________________________________________
Sec. 5
295
For both results the material was dense graded asphalt concrete. The testtemperature was 50C, and the applied load was a block-wave with a
loading time of 0.2 s, and a rest-time of 0.8 s.
As for the 60 x 100 mm specimen, figure 10, the creep curves are
described by the logarithmic creep model according to the equation
J (t ) = J 1 + ln t z
(10)
where J (t ) is the creep compliance as function of the time, J 1 is the creep
compliance at 1 s, and z is the viscoplastic creep susceptibility. Figure 10
shows the exponent, z , of equation (10) as function of q / p . Figure 10
shows that z ( q / p ) obeys a power law relationship.
As for the 200 x 100 mm specimen, figure 11 and table 2, different creep
models, depending on the testing conditions, describe the creep curves.
There are a couple of interesting aspects of the result shown in figure 11.
Firstly, a transition can be observed from the logarithmic model, equation
(10), to the power law model, as a function of increasing stress
~ ~
J (t ) = J 0 + J 1 t z
(11)
~
where J 0 is the instantaneous elastic compliance at 0 s (negligible), J 1 is
the creep compliance at 1 s, and ~z is the viscoplastic creep susceptibility.
This transition takes place as the ratio of the deviatoric stress and the
volumetric stress increases, somewhere between q / p = 0.43 and 0.95.
Figure 11 shows that ~z ( q / p ) obeys a linear relationship beyond q / p =
0.95. It is noticed, that this relationship differs entirely from that for the 60
x 100 mm specimen of figure 10. So, it seems, the creep properties depend
strongly on the specimen geometry. If that is indeed the case, then creep
properties cannot be regarded predictive for the behaviour in a geometry
which differs from the one in which they were measured, e.g. the
pavement. In other words, the creep properties of asphalt mixture cannot
be considered true material properties.
Another interesting aspect of figure 11 is that the exponent of the power
law model, ~z , starts at a value lower than the m -value obtained from the
master curve, then increases as function of increasing q / p , and becomes
greater than the m -value. The minimum value of ~z is approximately
0.30, and the maximum value approximately 0.43. Alternatively, one
could say the exponent is equal to m within the scatter band between the
minimum and maximum values of m . So, it seems that m can be used as
an estimator for the creep susceptibility. That is interesting, because m is
obtained as a true material property, independent of the specimen
geometry.
It is interesting for another reason, which is the mathematical
correspondence of the elasto-viscoplastic power law model and the linear
viscoelastic power law model. It was shown in chapter 3, that, based on
296
150
1000
exponent, z10^4
exponent, z10^4
200
y = 29.312x1.6396
R2 = 0.976
100
50
0
0.00
1.00
2.00
q/p
3.00
p=0.37
p=0.17
p=0.4
p=0.23
p=0.43
p=0.3
p=0.47
p=0.33
p=0.5
100
10
y = 29.312x1.6396
R2 = 0.976
1
0.10
4.00
Ch. 5
p=0.37
1.00
q/p
p=0.17
p=0.4
p=0.23
p=0.43
10.00
p=0.3
p=0.47
p=0.33
p=0.5
exponent, z10^4
100
80
60
40
20
0
0.00
p=0.37
1.00
2.00
3.00
4.00
q/p
p=0.17
p=0.23
p=0.3
p=0.43
100
exponent, z10^4
120
10
y = 18.374x1.514
R2 = 0.9157
1
0.10
p=0.3
1.00
q/p
p=0.17
p=0.37
10.00
p=0.23
p=0.43
Figure 10b. Exponent z of eq. (10) as function of the quotient of the deviatoric
stress, q , and the volumetric stress, p . The legend shows the volumetric stress
in MPa. DAC 0/16. Sinusoidal applied stress. Hydraulic load control.
Specimen: 60 x 100 mm height x diameter. Left (a): On linear scale. Right (b):
On log log scale. In the regression equations, y(x), y represents z104, and x
represents q/p.
297
1.000
0.100
0.010
0.001
1
10
100
1000 10000
0,5
Sec. 5
0,45
0,4
0,35
time (s)
0,9/0,3 MPa
0,3/0,2 MPa
0,3/0,03 MPa
0,6/0,05 MPa
0,6/0.25 MPa
0,6/0,1 MPa
0,75/0,15 MPa
0,6/0,15 MPa
0,3
0
0,5
1,5
2,5
q/p
Figure 11. Dynamic creep of dense graded asphalt concrete, DAC 0/16. Left (a):
Each curve represents the average of three tests. The waveform of the applied
load was a block-wave with a loading time of 0,2 s and a rest-time, of 0,8 s.
Load control: pneumatic. Temperature: 50C. Specimen: 200 x 100 mm height x
diameter. In the legend, combinations of axial stress and radial stress in MPa
are given; see also table 2. Right (b): Exponent ~z of eq. (11) as function of the
quotient of the deviatoric stress, q, and the volumetric stress, p.
Table 2. Creep models belonging to the creep curves in figure 11.
1 / 3
creep model
q/ p
R2
99.9
0.6/0.05
J (t ) = 0.0032 t 0.4255
2.36
0.3673
99.7
0.3/0.03
2.25
J (t ) = 0.0040 t
99.4
0.6/0.1
1.88
J (t ) = 0.0029 t 0.3648
0.3750
99.7
0.75/0.15
1.71
J (t ) = 0.0020 t
0.3363
99.6
0.6/0.15
1.5
J (t ) = 0.0020 t
0.3192
99.1
0.9/0.3
1.2
J (t ) = 0.0010 t
0.3040
99.4
0.6/0.25
0.95
J (t ) = 0.0010 t
99.1
0.3/0.2
0.43
J (t ) = 0.0001 + 0.0004 ln t
and dynamic stress strain behaviour are described by the same constitutive
model, equation (6), but only if the following conditions are satisfied:
. the material is a homogeneous continuum;
. the stress strain behaviour is linear;
. the stress is uniform.
The answer to the second question is that creep and dynamic stress strain
behaviour are in general not related in the nonlinear case. A probable
explanation for this lies in the interaction between the nonlinearity as a
function of the stress, and the fact that the stress distribution in the
specimen is not uniform. The nonlinearity comprises two aspects:
298
Ch. 5
0 =
E (t )
d
(13)
ER 0
k
2 = E R J 0 + J 1
(15)
Jv
a&
Sec. 5
299
or
1/ m
J1 E R J v
(16)
a& = k
2
J
E
J
0
R
v
( J 1 E R )1 / m w(t )1 / m
da t
1/ m
dt
= k
( J v0 )
1/ m
[ 2 J 0 E R J v 0 w(t )]
dN 0
(19)
n0 = 1 / m
(21)
(18)
(20)
k m J 1 E R t w(t )1 / m
A=
dt
(22)
1 / m
2
0
According to the theory, the exponent n0 is a function which depends on
the characteristics of the failure zone. In different articles, Schapery
discussed different possible functions for n0 as function of m . For
example, if the materials fracture energy, , and failure stress within the
fracture process zone are constants, then n0 = 1 + 1 / m . If the fracture
process zone size and are constants, then n0 = 1 / m . For the linear
elastic case, the J -integral can be written as
~
(23)
J = K I2 / E
~
where K I is the stress intensity factor, and E is the modulus of elasticity.
~
E=E
for plane stress
(24a)
~
E = E /(1 2 )
for plane strain
(24b)
where is Poissons constant. Substitution into equation (19) yields
da
= A (K I ) n
(25a)
dN
n = 2/ m
(25b)
n = 2 (1 + 1 / m)
(25c)
where n depends on the properties of the fracture process zone. At this
point it is recalled from Ch. 4, 3.4 that the properties which characterise
300
Ch. 5
Sec. 6
Discussion
301
302
Ch. 5
7 Conclusions
1 A method is proposed to control a pavements cost-effectiveness and
risk of failure, based on property-related requirements for the applied
paving materials (asphalt mixtures), and material properties determined in
the laboratory.
2 Since the properties of a given asphalt mixture, determined in the
laboratory, are predictive for the behaviour of that material in the
pavement, it is improbable that upon application of that material the
pavements cost-effectiveness is reduced or the pavements risk of failure
is increased if the material properties which are relevant to those
pavement properties indicate improved behaviour (other factors than
material behaviour influencing pavement performance excluded from
consideration).
3 In order for a property-related requirement for asphalt mixture not to be
equally empirical as current composition-related requirements, properties
shall be used that are not defined arbitrarily. A physical model is
necessary to define physically meaningful properties that are predictive
for the behaviour of the material in the pavement.
4 For different reasons, it suffices that asphalt mixture properties, defined
in the form of constitutive model parameters or variables, have a relative
predictive value. This means, that the values of the properties must be
considered in comparison to the corresponding properties of a comparable
standardised asphalt mixture and in comparison to the performance, i.e.
cost-effectiveness and risk of failure, of that standardised mixture in the
pavement.
5 It was made plausible that property-related requirements for asphalt
mixture can help enhance innovation in the field of paving materials,
because property-related requirements do not lose their applicability upon
modification of the material, and because the properties referred to in the
requirements are predictive for the behaviour of the material in the
pavement.
6
General discussion
1 Introduction
The present study was undertaken with the following general objective
and goals, cf. Ch. 1, 3:
1 General objective: to make a characterisation of the mechanical
behaviour of an asphalt mixture possible in as much as that is relevant to
the pavements main functions, bearing capacity, surface characteristics,
and long-term performance. This characterisation should be based on
sound engineering principles rather than on practical experience. The
ultimate aim is to facilitate the acceptance of new and non-standardised
paving materials that are needed to enhance the durability of our heavily
trafficked main road network.
2 Practical goal: to make possible a characterisation of an asphalt
mixtures mechanical behaviour relevant to its behaviour in an asphalt
pavement allowing the use of tests that are suitable for the practical
purposes of material selection in pavement design, asphalt mixture design
(type testing), and production quality control.
3 Research goal: to develop a method for the validation of simple tests for
practical purposes.
2 General objective
The ultimate aim is to facilitate the acceptance of new and nonstandardised paving materials that are needed to enhance the durability of
our heavily trafficked main road network.
304
General discussion
Ch. 6
3 Practical goal
The practical goal of this study was to make possible a characterisation of
an asphalt mixtures mechanical behaviour relevant to its behaviour in an
asphalt pavement allowing the use of tests that are suitable for the
Sec. 3
Practical goal
305
306
General discussion
Ch. 6
It is believed that confusion has in part to do with the fact that road
engineers are somewhat loose in their terminology. The SCB-test is in fact
a bending test, whereas the IT-test is a biaxial test. From principles of
material behaviour it is known that such tests do not yield similar values
of the stress at rupture of the specimen. The finite element analysis
described in Ch. 4, 8 also showed that the material behaviour in the SCBspecimen is highly nonlinear, implying that one must be careful in
choosing testing conditions to allow application of the linear elastic
theory, if that is indeed valid at all.
The fracture toughness may be determined as an alternative for the tensile
strength1. The fracture toughness is commonly considered to be the
residual tensile strength of a cracked (i.e. notched) specimen (however,
expressed in MPam instead of MPa). A valid fracture toughness is
independent of the specimen thickness, and is considered a true material
property. In this study, valid fracture toughnesses of asphalt mixture were
obtained at a temperature of 1C or lower.
4 Research goal
The research goal was to develop a method for the validation of simple
tests for practical purposes. This was done by making a contribution to the
modelling and characterisation of the mechanical behaviour of asphalt
mixtures. It is believed that the following important results were obtained.
In Ch. 4, 5 was described how fundamental crack-growth properties, i.e.
the constants of the Paris equation, can be determined in dynamic crackgrowth tests. The test using the centre-cracked tensile (CCT) specimen is
less suitable for use on a routine basis in the day-to-day practice. Such
tests are called here advanced tests2. It was made plausible that the
value of the critical stress intensity factor, K c , in the CCT-specimen is
reproducible in the form of the fracture toughness, K Ic , in the semicircular bending (SCB) test, cf. Ch. 4, 6. It was also made plausible that
the fracture toughness and the tensile strength differ by a constant factor in
the absence of strain hardening, Ch. 4, 7.6. Thus was made plausible that
the dynamic crack-growth properties and the tensile strength are linked, as
expected based on theory, cf. Ch. 4, equation (8). The dynamic crack1
Sec. 4
Research goal
307
growth properties were obtained independent of the specimen size, cf. Ch.
4, figure 23. Also the fracture toughness was obtained independent of the
specimen size, cf. Ch. 4, 6.4.1 and independent of the specimen
geometry if different thickness to diameter ratios and support spans are
considered. Note, that the dynamic crack-growth properties and the
fracture toughness were determined at respectively 0C and 1C.
308
General discussion
Ch. 6
7
General conclusions
1 Introduction
In chapters 3 and 4, the experimental evidence of this study was presented.
In chapter 5, the feasibility of property-related requirements to replace
composition-related requirements was investigated; that is, the possibility
to control the pavements performance by controlling the cost-effectiveness and maximum acceptable risk of failure of the pavement as a whole
and of the applied paving materials. A section containing the conclusions
of the investigation concludes each of those chapters.
In this chapter, the general objective and goals as mentioned in the
introduction on page 15 are addressed; the general objective in 2, the
practical goal in 3, and the research goal in 4. The ultimate aim to
enhance innovation in the field of pavement design and paving materials
to be achieved on the basis of property-related requirements, is addressed
in 5.
2 General objective
The general objective of this study was to make a characterisation of the
mechanical behaviour of an asphalt mixture possible in as much as that is
relevant to the pavements main functions, bearing capacity, surface
characteristics, and long-term performance.
The ultimate aim was to know the material behaviour of a paving material,
to make possible that the acceptance for application of non-standardised
paving materials can be facilitated as a means to enhance innovation in the
field of pavement design and paving materials.
310
General conclusions
Ch. 7
3 Practical goal
The practical goal of this study was to make possible a characterisation of
an asphalt mixtures mechanical behaviour relevant to the pavements
main functions, bearing capacity, surface characteristics, and long-term
performance, allowing the use of tests that are suitable for the practical
purposes of material selection in pavement design, asphalt mixture design
(type testing), and production quality control.
The following is concluded regarding the practical goal:
v The following four tests were investigated and were found to be suitable
for a physical characterisation of the mechanical behaviour of asphalt
mixture for the practical purposes of material selection in pavement
Sec. 3
Practical goal
311
There are several tests possible, but in this study only the four point bending
test was used.
2
The criteria for a valid fracture toughness in the literature were developed for
metals. These can be generalised for asphalt mixture. A valid fracture toughness
for asphalt mixture is a fracture toughness that is independent of the specimen
thickness, and that is obtained if the stress strain behaviour is to a good
approximation linearly elastic.
312
General conclusions
Ch. 7
Sec. 3
Practical goal
313
4 Research goal
The research goal of this study was to develop a method for the validation
of simple tests for practical purposes. The ultimate aim was to limit the
empirical character of the methods used for pavement design and asphalt
mixture design (type testing), and to find methods for validation of
methods other than methods using practical experience.
The following is concluded regarding the research goal:
xviii It was shown possible to validate the use of a simple test, namely the
semi-circular bending (SCB) test, based on a fundamental method, which
consisted of two elements, namely experimental work and a finite element
model of the specimen. The method is an example illustrating the
possibility to limit the empirical character of methods used for pavement
design, material selection, asphalt mixture design, and production quality
control.
314
General conclusions
Ch. 7
315
316
App. 1
1
2
E2
2 Analysis
The differential equation for the Burgers model is written as
1
E
E1&& + 1 & = && + [ ] & +
2
1 2
(1a)
where
[ ] =
1 21
1 = 1 / E1
21 = 2 / E1
2 = 2 / E 2
(1b)
(1c)
(1d)
(1e)
Equation (1a) is a partial differential equation. Normally, a partial
differential equation is solved by means of the method of separation of
variables. However, in the following, it is solved by means of Laplace
transformation. The Laplace transformation method has a specific
advantage compared to the previous method: It is very efficient for more
complex shapes of waveform of the applied stress, (t ) , i.e. when the
applied stress has to be written in the form of a Fourier series. Solutions
(t ) are given for the following shapes of waveform of the applied stress:
Sec. 2
Analysis
317
1,5
2
1,5
0,5
0,5
0
0
0
1
2
1 + sin x x
constant
x (x pi)
in units
block-width = pi
(x )
pi)
xx(
1,5
1
0,5
0
0
halfsine x
x ( x)(x pi)
t < 0 : = 0
(2)
(t )
t 0 :
=1
& (0)
t
1
(t ) ( 0 )
(1 e t /
=
+
+ 2
E11
E11
The initial conditions are, cf. Intermezzo 1,
(3)
318
App. 1
Intermezzo 1
The Burgers model is a linear rheological model, consisting of springs and dashpots. The spring is defined by
= E
(i)
where E is the spring constant (elasticity modulus). The dashpot is defined by
= &
(ii)
where is the dashpot viscosity, and & is the strain rate. The linearity of the
Burgers model implies the following conditions:
= M + V = E 1 + 1 + 2
(iii)
(iv)
(v)
& =
+
+
(vii)
2
E1
1
Let us assume the stress, , is applied suddenly at t = 0, and is constant, cf. 2.1.
Then, from equation (i), it follows that the strain in the series spring at t = 0,
E1 (0) , is equal to the instantaneous elastic strain, / E1 . From equation (ii), it
follows that the strain in the series dashpot at t = 0, 1 (0) , is equal to zero, and
that the strain in the parallel dashpot at t = 0, 2 (0) , is equal to zero. Hence, the
total strain in the Burgers model at t = 0, (0) , is equal to the instantaneous elastic
strain, cf. equation (4a). Since the stress is constant, & = 0. On t = 0, E 2 (0) = 0 .
Substitution in equation (vii) yields equation (4b).
Let us assume the stress, , is sinusoidal, (t ) = sin (at ) , cf. 2.2. In this case,
the total strain at t = 0, (0) , is equal to zero, and E 2 (0) = 0 . Substitution in
equation (vii) yields
& (0) (0) a
+
=
(viii)
& (0) =
E1
E1
1
Sec. 2
Analysis
319
Intermezzo 2
Let us assume, that for t < 0 , = & = && = 0 . The integral of equation (1a) from 0
to t is
t
E1
1
( (t ) (0)) = & (t ) & (0) + [ ] ( (t ) (0)) +
E1 (&(t ) & (0) ) +
(t ) dt
1 2
(ix)
From equation (ix), the strain rate is obtained as
t
1
1
1
&
&
&
&
( (t ) (0)) + (t ) (0) + [ ] ( (t ) (0)) +
(t ) = (0)
(
t
)
dt
2
E1
1 2 0
(x)
Note, that the strain rate depends on the mathematical form of the applied stress,
(t ) , i.e. on the shape of the waveform of the applied stress.
Let us assume, that at some time, t , the applied stress is taken away, i.e. for
t , &(t ) , & (t ) , and () = 0 , then, from equation (ix),
t
E
1
(xi)
E1 (&(0) ) + 1 (t ) = & (0) [ ] (0) +
(t ) dt
2
1 2 0
The remaining, or permanent, strain is obtained as
2
E1
& (0)
2
E1
[ ] ( 0) +
1
E11
(t ) dt
(xii)
Note, that the permanent strain differs from the creep strain. Let us define
permanent strain = creep strain delayed elastic strain
(xiii)
In equation (xii), the term in [ ] describes the delayed elastic term. The influence of
this term is limited, since it is a constant.
(0)
1
=
(4a)
$
E1
&(0)
1
1
(4b)
=
+
$
1 2
After substitution in equation (3), letting t ,
1
1
1 1
1
(t ) 1
t
t
=
=
+
+ 2 +
+
+
(5)
E1 E11
E11
1 2 E11 E1 E 2
In equation (5), ( t ) is linearly proportional to t . It is noted, that this
linear proportionality between (t ) and t for t is a property of the
Burgers model, which represents a limitation of the model when applied to
asphalt mixture, since for asphalt mixture the creep is proportional to t z ,
with z < 1. The strain rate is given by
&(t ) =
(6)
E11
320
App. 1
In the present case of a constant applied stress, the strain rate is equal to
the creep strain rate, cf. 2.3. Hence,
&creep (t ) =
(7)
E11
Note, that this result is also obtained from equation (x) in Intermezzo 2, if
the begin-conditions, equation (4) and equation (6) are applied.
2.2 Sinusoidal applied stress
For more details, the reader is referred to Case 1 in 3. For the applied
stress,
t < 0 : (t ) = 0
(8)
t 0 : (t ) = k sin ( at )
ka
k 22 a / 21 t /
(1 e t / ) +
+ 2 (0)
e
+
2 2
E
E
a
+
1
1
1
2
2
k 2 / 21
k 22 a / 21
1
+
+ 1 sin (at )
+
(9)
2 2
2 2
cos( at )
E1 2 a + 1 1 a
E1 2 a + 1
+
E11
a
a
For any number of whole load repetitions, cos (t ) equals 1, hence
the permanent strain, (t ) , is equal to zero.
2.3 Unidirectional sinusoidal applied stress (haversine)
For more details, the reader is referred to Case 1 in 3. For the applied
stress, cf. figure 1a,
t < 0 : (t ) = 0
(12)
t 0 : (t ) = k + k sin ( at )
0
1
Sec. 2
Analysis
321
k
k a
k 2 a /
+ 2 (0) 0 1 (1 e t / ) + 1 22 2 21 e t / +
E1 1
E1
E1 2 a +1
k1 2 / 21
k1 22 a / 21
1
+ 2 2
+ 1 sin (at )
+
2 2
cos ( at )
E1 2 a + 1
E1 2 a + 1 1 a
(13)
E11
&creep (t )
k
= 0
(14c)
E11
where &creep (t ) is the creep strain rate. Generalising, the response, (t ) , to
an applied stress, (t ) , is found to be of the following general form:
(t ) = integration constant + creep term + transient terms + dynamic terms
(15)
2
/ 2 < x < 3 / 2
(17a)
f ( x ) = 1
1
3 / 2 < x < 2
322
f ( x) =
3
5
1
Accordingly, the applied stress can be written as
4 ( 1) i 1
(t ) =
cos (( 2i 1) 2 t / T ) )
i =1 2i 1
or
App. 1
(17b)
(17c)
(t ) = k 0 + k i cos (ai t )
(18a)
where
k0 = 0
(18b)
i =1
4 ( 1) i 1
(18c)
2i 1
a i = ( 2i 1) t
(18d)
For the applied stress according to equation (18), equation (1a) can be
solved for the response strain, ( t ) ,
n
[ ] k i
kt
k
i =1
+
(t ) = (0) + 0 + 2 (0) 0
E11
E11
E1
k
+ 2 (0) 0 e t / 2 +
E11
ki =
t / 2
22 ai2
k i
1 2
[
]
[
]
+
2
22 ai2 + 1
1 22 ai2 + 1
i =1 E1
n
1
1
k
sin (ai t ) cos (ai t ) +
+ i [ ] 2 + 2 22 2 ai2
2 ai +1 1
i =1 E1
2 ai
+ [ ] ( 2 ai sin ( ai t ) + cos ( ai t ) )
(19)
f ( x ) = 1
(20a)
< x< +
0
+ < x < 2
Sec. 2
f ( x) =
Analysis
1
2
3
(t ) = + (1) i
cos (2i t / T )
i =1
i
or
323
(20b)
(20c)
(t ) = k 0 + k i cos (ai t )
(21a)
where
k0 = /
(21b)
i =1
2 ( 1)
sin (i )
(21c)
i
(21d)
a i = i t
For the applied stress according to equation (21), equation (1a) can be
solved for the response strain, ( t ) . The solution is the same as in the
previous case, because the mathematical form of the applied stress is
similar (compare equation (21a) an equation (18a)),
n
[ ] k i
kt
k
i =1
+
(t ) = (0) + 0 + 2 (0) 0
E11
E11
E1
k
+ 2 (0) 0 e t / 2 +
E11
ki =
t / 2
k i
22 ai2
1
[ ] 2 22
+ [ ] 2 2 2
+
e
2 ai + 1
1 2 ai + 1
i =1 E1
n
1
1
k
+ i [ ] 2 + 2 22 2 ai2
sin (ai t ) cos (ai t ) +
2 ai +1 1
i =1 E1
2 ai
+ [ ] ( 2 ai sin ( ai t ) + cos ( ai t ) )
(22)
For the applied stress according to equation (21), k 0 differs from zero.
The term in k 0 proportional to t is the only term causing ( t ) to
accumulate.
n
324
App. 1
1
2 cos 2 x cos 4 x cos 6 x
sin x
+
+
+
35
5 7
2
1 3
Accordingly, the applied stress can be written as
1 1
2 cos(2i 2 t / T )
(t ) = + sin (2 t / T )
2
i =1 (2i 1) (2i +1)
or
f ( x) =
(23b)
(23c)
(24a)
where
k0 = 1/
(24b)
i =1
= 1/ 2
( 2)
ki =
0
1
a i = 2 i t
(24c)
1
(2i 1) ( 2i + 1)
(24d)
(24e)
Equation (24a) can be obtained as the summation of equation (12) and
equation (18a) minus k 0 of equation (18). Accordingly, the solution of
equation (1a) is the summation of the solutions according to equation (13)
and equation (19), taking care that the proper terms arising from k 0 are
included. Thus
kt
k
k1
k a
= ( 0) + 0 +
+ 2 (0) 0 1 (1 e t / 2 ) +
E11 E11 a
E11
E1
k1 2 / 21
k1 22 a / 21 t /
1
+
e
+
+
sin ( at ) +
2
2
E1 2 a + 1
E1 22 a 2 + 1
[ ]2 k i
k1 a / 21
1
i =2
+
+
cos ( at )
2
E1
E1 a + 1 1 a
n
t /
k i
22 ai2
1
[ ] 2 22
+
+ [ ] 2 2 2
e
2 ai + 1
1 2 ai + 1
i =1 E1
n
1
1
k
sin (ai t ) cos (ai t ) +
+ i [ ] 2 + 2 22 2 ai2
2 ai +1 1
i =1 E1
2 ai
+ [ ] ( 2 ai sin ( ai t ) + cos ( ai t ) )
(25)
For the applied stress according to equation (24), k 0 differs from zero.
The term in k 0 proportional to t is the only term causing ( t ) to
accumulate.
2
2
2
2
Sec. 2
Analysis
325
Table 1. Creep strain rate for different shapes of waveform of the applied stress
in the Burgers model.
shape of waveform
creep strain
rate
(t )
constant
=1
&creep =
(26a)
$
E1 1
(t )
haversine
= 1 + sin ( t )
(26b)
&creep =
$
E11
half sine
1
2 cos(2i 2 t / T )
(t ) 1 1
(26c)
= + sin(2 t / T )
&creep =
$
2
i = 1 (2i 1) (2i + 1)
E11
unidirectional (t ) 2
sin (i )
(26d)
&creep =
=
+
( 1) i
cos (2i t / T )
block-wave
$
i =1
i
E11
2.7 Influence of the shape of the waveform of the applied stress on the
creep strain rate
In the previous sections, the solutions are given for different waveforms of
applied stress. It was shown that only the creep term proportional to the
time, t , causes the strain to accumulate. This term can be written as
kt
(27a)
creep (t ) = 0
E11
The creep strain rate may be defined as
k
(27b)
&creep (t ) = 0
E11
If the constant applied stress in 2.1 is normalised, i.e. (t ) / = 1, then
k 0 is equal to . If the haversine form of applied stress in section 2.3 is
normalised, i.e. (t ) / = 1 + sin (at ) , then k 0 = k1 = k , and k is equal
to . If the half sine form of applied stress in section 2.6 is normalised,
i.e. (t ) / = 1, then k 0 is equal to / . If the unidirectional blockwave form of applied stress in section 2.5 is normalised, i.e. (t ) / = 1,
then k 0 is equal to / . The waveform shapes are shown in figure 2,
and the creep strain rates in table 1. E1 , 1 refer to the model parameters
of the Maxwell element of the Burgers model, 1 = 1 / E 1 . For the
block-wave shown in figure 2c, = / 2 . If this value of is
substituted in equation (26d), see table 1, then it is seen that the creep
strain rate is half as large that obtained for the constant applied stress, and
also half as large that obtained for the haversine waveform. If the blockwave is made up by a loading time of 0.2 s and a rest-time of 0.8 s, i.e. the
frequency is 1 Hz, then 2 / 2 = 0.2/1, i.e. = / 5 . Depending on
the loading time, the creep strain rate for the block-wave can be greater or
smaller than that for the half sine. For example, for the block-wave shown
in figure 1c, = / 2 , and the creep strain rate is greater than that for the
half sine, by a factor of / 2 . For a block-wave with a loading time of 0.2
326
App. 1
(28a)
s 2 z sz ( 0) z ( 0) + [ ] ( sz z (0) ) +
1 2
(29a)
(29b)
1 2
where
y = L{ ( t )}
(30a)
z = L{ ( t )}
(30b)
and y( 0) and z( 0) represent the begin-values of the strain and the stress
respectively, i.e.
y( 0) = ( 0)
(31a)
z( 0) = ( 0)
(31b)
L{}
represents the Laplace transformation operator.
Sec. 3
327
Case 1
Let the applied stress be given by
( t ) = k 0 + k 1 sin (at )
(32)
then, by equation (31b),
z ( 0) = k 0
(33a)
z (0) = k 1 a
(33b)
The Laplace transform of the applied stress is given by equation (30b),
L{ ( t )} = L{k 0 + k 1 sin (at )}
(34)
k
ka
z = 0 + 2 1 2
(35)
s
s +a
Substitution of equation (33) into equation (29b) yields
y E1 s ( s + 1 / 2 ) y (0) E1 ( s + 1 / 2 ) y (0) E1 =
s2
s
k 0 s + k1a 2
k 0 s k 1a + [ ] k 0 + k 1a 2
k0 +
2
2
s +a
s +a
k 1
ka
1
+ 0
+ 1
(36a)
2
1 2 s 1 2 s + a 2
Rearranging,
ka
y ( 0)
y (0)
s
y=
+ 1
+
+
s
s ( s +1 / 2 )
E1 ( s +1 / 2 )( s 2 +a 2 )
ka
1
[ ] k1a
1
1
+
+
E1 s( s + 1 / 2 )
E1 ( s + 1 / 2 ) ( s2 + a 2 )
+
1
1
ka
+ 1
E112 s ( s + 1 / 2 ) E112 s( s + 1 / 2 ) ( s2 + a 2 )
k0
The last term on the right hand side can be transformed, using
1
2
= 2
s ( s + 1 / 2 )
s
s + 1 / 2
y=
(36b)
(37)
k a
y (0)
1
+ y (0) 1
+
s
E1 s ( s +1 / 2 )
[ ]k1a
1
k1a
s
+
2
2 +
E1 ( s + 1 / 2 ) ( s + a )
E1 ( s + 1 / 2 ) ( s2 + a 2 )
+
1
1
2
k a
+ 1 2
2 2
E112 s ( s + 1 / 2 ) E112 s
s + 1 / 2 ( s + a )
k0
(38)
328
App. 1
1
L1{ } = 1
s
1
1
} = (1 e at )
L 1 {
s( s + a )
a
1
1 cos (at )
L1{ 2 2 } =
s( s + a )
a2
1
1
1
} = { t (1 e at )}
L 1 { 2
a
a
s (s + a)
1
1
1
b
}= 2
{e bt + sin ( at ) cos ( at )}
L 1 { 2
2
2
a
s + a s +b
a +b
1
s
b
a
}= 2
{e bt sin ( at ) cos (at )}
L 1 { 2
2
2
b
s + a s +b
a +b
Thus,
k a
y = y ( 0) + 2 y (0) 1 (1 e t / 2 ) +
E1
(40a)
(40b)
(40c)
(40d)
(40e)
(40f)
t /
[ ] k 1 a 22
1
+
sin (at ) cos(at ) +
e
2 2
E1 2 a + 1
2 a
k1 a 2
e t / 2 a sin (at ) cos( at )) +
(
2 2
E1 2 a + 1
k
k a 1 cos (at )
+ 0 t 2 (1 e t / ) + 1
+
E1 1
E11
a2
t /
k1a
22
1
+
sin (at ) cos(at )
e
2 2
E 1 1 2 a + 1
2 a
Rearranging,
k
kt
k a
k1
y = y ( 0) + 0 +
+ 2 y (0) 0 1 (1 e t / ) +
E11
E1
E11 E11 a
k /
k 2 a /
+ 1 22 2 21 e t / + 1 22 2 21 + 1 sin ( at ) +
E1 2 a + 1
E1 2 a + 1
(41a)
k1 22 a / 21
1
+
2 2
cos ( at )
E1 2 a +1 1 a
Letting k 0 = k 1 = k , then, from equation (32), $ = k ,
(t )
= 1 + sin ( at )
$
(t ) ( 0 )
1
t
=
+
+
+
E11 E11a
(41b)
(42)
Sec. 3
(0)
a
1
(1 e t /
+ 2
E1
E1 1
1 /
1
+ 2 2 2 21 + 1 sin (at )
E1 2 a + 1
E1
)+
329
1 22 a / 21 t /
e
+
E1 22 a 2 +1
2
22 a / 21
1
+
2 2
cos ( at )
2 a + 1 1 a
Letting k 0 = 0, and k1 = k , then from equation (32), $ = k ,
(t )
= sin ( at )
$
Equation (41b) reduces to
k
ka
(1 e t / ) +
y = y ( 0) +
+ 2 y (0)
E11a
E
(43)
(44)
k 2 / 21
k 22 a / 21 t /
+
e
+
+ 1 sin ( at ) +
2 2
2 2
E1 2 a + 1
E1 2 a + 1
2
1
k 2 a / 21
+
2 2
cos ( at )
E1 2 a +1 1 a
which yields
(t ) (0)
1
=
+
+
E11 a
2
(0)
a
1 22 a / 21 t /
(1 e t / ) +
+ 2
e
+
2 2
E
E
a
+
1
1
1
1 /
1 22 a / 21
1
+ 2 2 2 21 + 1 sin (at )
+
2 2
cos ( at )
E1 2 a + 1
E1 2 a + 1 1 a
kt
k
1 e t / 2
y = y ( 0) +
+ 2 y (0)
E11
E11
which yields
(0)
(t ) ( 0 )
1
t
1 e t / 2
=
+
+ 2
E11
E11
2
(45)
(46)
(47)
(48)
(49)
Case 2
Let the applied stress be given by
( t ) = k 0 + k 1 cos( pt ) + k 2 cos( qt )
(50)
then, by equation (31b),
z ( 0) = k0 + k1 + k2
(51a)
z ( 0) = 0
(51b)
The Laplace transform of the applied stress is given by equation (30b),
330
App. 1
(52)
(53)
s3
s3
k
+
k 0 s k1 s k 2 s +
2
s2 + q 2
s2 + p2
s2
s2
+
[
]
k
+
2
s2 + p2
s2 + q 2
k2
k0 1
k1
s
s
[ ]k 0 [ ] k 1 [ ] k 2 +
+
+
1 2 s 1 2 s 2 + p 2
1 2 s 2 + q 2
(54a)
Rearranging,
[ ]( k1 + k 2 )
1
y (0) (k1 + k 2 ) / E1
+
+ y (0)
+
y=
s
s + 1 / 2
E1
s(s + 1 / 2 )
k0
1
+
+
2
E 1 1 2 s ( s + 1 / 2 )
+ [ ] k 0 + [ ] k 1
k1
k2
+
2
+
E 1 1 2 ( s + p 2 ) ( s + 1 / 2 )
( s 2 + q 2 ) ( s + 1 / 2 )
k1 s
k2 s
[ ]
+
2
+
E1 (s + p 2 ) (s + 1 / 2 )
(s 2 + q 2 ) (s + 1 / 2 )
k1 s 2
k2 s2
1
(54b)
+
+
2
E1 ( s + p 2 ) ( s + 1 / 2 )
(s 2 + q 2 ) (s + 1 / 2 )
The desired solution is given by the inverse Laplace transform of y ,
( t ) = y = L 1 { y }
(55)
This is equal to the sum of the inverse Laplace transforms of the individual
terms of equation (54b). To perform the transformation of these terms, the
following inverse transforms are needed:
1
L1{ } = 1
(56a)
s
1
L 1 {
} = e at
(56b)
s + a
1
1
L 1 {
} = (1 e at )
(56c)
s( s + a )
a
1
1
1
L 1 { 2
} = { t (1 e at )}
(56d)
a
a
s (s + a)
Sec. 3
s + a2 s
s
L 1 { 2
s + a2 s
L 1 {
1
+
1
+
331
b
1
{e bt + sin ( at ) cos ( at )}
(56e)
2
a
b
a +b
b
a
}= 2
{e bt sin ( at ) cos (at )} (56f)
2
b
b
a +b
}=
s2
1
a2
b
bt
}
=
e
{e bt + sin ( at ) cos( at )}
(56g)
2
2
2
2
s +a s+b
a +b
a
Thus,
k
k t k +k
[ ] (k1 + k 2 )
(1 e t / ) +
y = y (0) + 0 1 2 e t / + 2 y (0) 0
E11
E1
E11
E1
L1{
t /
1
+
sin ( pt ) cos ( pt ) +
e
2 p
E 1 1 2 p + 1
t /
1
+
sin
(
)
cos
(
)
e
qt
qt
+
2 q
E 1 1 2 22 q 2 + 1
22
k1
2
2
k2
22
k 1 [ ] 2
e t / 2 2 p sin ( pt ) cos ( pt ) ) +
(
2 2
E 1 2 p + 1
k [ ] 2
e t / 2 2 q sin ( qt ) cos ( qt )) +
2
(
2 2
E1 2 q + 1
k1 t / 2
22 p 2 t / 2
1
e
+
2 2
+
sin ( pt ) cos ( pt ) +
e
E1
2 p + 1
2 p
k
2 q 2 t / 2
1
e
+ 2 e t / 2 2 22
+
sin ( qt ) cos (qt )
E1
2 q + 1
2 q
Rearranging,
k
kt
[ ] ( k1 + k 2 )
+
y = y (0) + 0 + 2 y (0) 0
E
E
E11
1 1
1
k
2 y (0) 0 e t / 2 +
E11
t / 2
k
2 p 2
1
+ 1 [ ] 2 2 2 2 [ ] 2 22
+
e
E1
2 p +1
1 2 p + 1
t / 2
k 2
22 q 2
1
[ ] 2 22
+
+
[ ] 2 2 2
e
E1
2 q + 1
1 2 q + 1
1
k
2 1
+ 1 2 22
sin ( pt ) cos ( pt ) +
2 p
E1 2 p + 1 1
2 p
+ [ ] ( 2 p sin ( pt ) + cos ( pt ) )
(57a)
332
2
k2
2 2
E1 2 q +1
App. 1
2 1
sin (qt ) cos (qt ) +
2 q
2 q
(57b)
+ [ ] ( 2 q sin ( qt ) + cos ( qt ) )
(t ) = k 0 + k i cos ( ai t )
(58)
i =1
[ ] k i
kt
k
i =1
(t ) = (0) + 0 + 2 (0) 0
E11
E11
E1
k
+ 2 (0) 0 e t / 2 +
E11
t / 2
k i
22 ai2
1
[ ] 2 22
[
]
+
2
2 2
2 ai + 1
1 2 ai + 1
i =1 E1
n
1
1
k
sin (ai t ) cos (ai t ) +
+ i [ ] 2 + 2 22 2 ai2
2 ai +1 1
i =1 E1
2 ai
+ [ ] ( 2 ai sin ( ai t ) + cos ( ai t ) )
(59)
Case 3
Let the applied stress be given by
(t ) = k 0 + k1 sin (at ) + k 2 cos ( pt ) + k 3 cos (qt )
(60)
then, by equation (31b),
z ( 0) = k0 + k2 + k3
(61a)
z (0) = k1 a
(61b)
The Laplace transform of the applied stress is given by equation (30b),
L{ (t )} = L{k 0 } + L{k1 sin ( at )} + L{k 2 cos ( pt )} + L{k 3 cos ( qt )}
(62)
k
k s
ka
k s
z = 0 + 2 1 2 + 2 2 2 + 23 2
(63)
s
s +a
s +p
s +q
Substitution of equation (63) into equation (29b) yields
y E1 s ( s + 1 / 2 ) y (0) E1 ( s + 1 / 2 ) y (0) E1 =
k 0 s + k1 a
s2
s3
s3
+
k
+
k
k 0 s k 2 s k 3 s k1 a +
2 2
3 2
s2 + a2
s + p2
s + q2
Sec. 3
333
s
s2
s2
+
[
]
k
+
[
]
k
+
2 2
3
s2 + a2
s + p2
s2 + q2
[ ]k 0 [ ] k 2 [ ] k 3 +
k 1
k
k
k
s
s
1
+ 0
+ 1 2
+ 2 2
+ 3 2
(64)
2
12 s 12 s + 1 12 s + p
12 s + q 2
Equation (64) can be obtained as the summation of equation (38) and
equation (54b) minus the terms k 0 in equation (54b) which arise from k 0
in equation (50). Accordingly, the solution of equation (64) is the
summation of the solutions of equation (41b) and equation (57b), minus
the terms in k 0 in equation (57b) arising from k 0 in equation (50). Thus
kt
k
k1
k a
= ( 0) + 0 +
+ 2 (0) 0 1 (1 e t / 2 ) +
E11 E11 a
E11
E1
+ [ ]k 0 + [ ]k1 a
k /
k1 22 a / 21 t / 2
e
+ 1 22 2 21 + 1 sin ( at ) +
2 2
E1 2 a + 1
E1 2 a + 1
[ ]2 k i
k1 22 a / 21
1
i =2
+
+
2 2
cos ( at )
E1
E1 2 a + 1 1 a
n
t / 2
k i
22 ai2
1
[ ] 2 22
+
+ [ ] 2 2 2
e
2 ai + 1
1 2 ai + 1
i =1 E1
n
1
1
k
sin (ai t ) cos (ai t ) +
+ i [ ] 2 + 2 22 2 ai2
2 ai +1 1
i =1 E1
2 ai
+ [ ] ( 2 ai sin ( ai t ) + cos ( ai t ) )
(65)
4 Conclusion
For a Burgers material, the response strain, ( t ) , to an applied stress,
( t ) , depends on the shape of the waveform of the applied stress. If the
creep term of ( t ) is defined as the term which causes accumulated creep
strain as function of the time, creep (t ) , then the creep strain rate, &creep ,
also depends on the shape of the waveform of the applied stress.
334
App. 1
335
336
App. 2
70000
60000
50000
40000
30000
no friction reduction
20000
system 1
system 2
10000
system 3
0
0
2000
4000
6000
8000
10000
The test material was a crushed gravel asphalt concrete 0/22 mixture. The
specimen used was 50 x 100 mm height x diameter. The applied axial
stress was 0.45 MPa, the radial stress was 0.05 MPa. The test temperature
was 50C. The shape of the waveform was a block-wave with a loadingtime of 0.2 s and a rest-time of 0.8 s. The results are shown in figure 1.
Each curve represents a single test (one specimen).
The curve with the square markers was obtained with no friction
reduction; the curve with the lozenge-shaped markers was obtained with
the traditional friction reduction system, system 1; the curve with the
triangular markers was obtained with the green soap system, system 2; the
curve with the cross-shaped markers was obtained with the latex rubber
membrane system, system 3.
Figure 2 shows the results of a subsequent series of tests on DAC 0/16
with 6.0% 80/100 bitumen, slab compacted, using friction reduction
system 3. The tests were performed under the same conditions as those of
figure 1. Each curve represents a single test (one specimen). The results in
figure 2 confirm those obtained with system 3 in figure 1.
3 Discussion
The results in figure 1 and figure 2 indicate that the traditional creep
reduction system, system 1, is hardly effective, whereas the recently
developed systems, system 2 and system 3, are effective. The results show
that the creep depends strongly on the friction reduction.
Discussion
Sec. 3
337
0.35
0.3
0.25
0.2
test #1
test #2
test #3
test #4
0.15
0.1
0.05
0
0
100
200
300
400
500
time (s)
0,1
test #1
test #2
test #3
test #4
0,01
1
10
100
1000
time (s)
338
App. 2
339
R2
0.986
0.984
0.984
0.987
0.986
0.991
0.985
0.993
0.979
Table 2. DAC 0/16, polymer modified. Static creep, cf. Ch. 3, 6.2.
Different temperatures and applied stresses.
J (t ) = J 1 + z ln t , J (t ) in MPa-1.
J1
z
DAC 0/16, elastomer modified
40C/0.1 MPa
0.0213
0.0079
50C/0.1 MPa
0.0382
0.0060
40C/0.2 MPa
0.0209
0.0042
50C/0.2 MPa
0.0311
0.0040
DAC 0/16, plastomer modified
40C/0.1 MPa
0.0009
0.0164
50C/0.1 MPa
0.0398
0.0137
40C/0.2 MPa
0.0191
0.0093
50C/0.2 MPa
0.0293
0.0076
340
Table 3 (Part I). DAC 0/16. Dynamic creep, cf. Ch. 3, 7.1.1.
Block-wave load with constant rest-time, 1.8 s.
Different temperatures and applied stresses
J (t ) = J 10 (log t ) z , J (t ) in MPa-1.
J 10
z
Loading-time/rest-time
40C/0.1 MPa
2.2579
0.0029
600 s/1.8 s
2.7115
0.0027
10 s/1.8 s
2.9543
0.0028
1 s/1.8 s
2.3369
0.0115
0.2 s/1.8 s
3.2100
0.0024
0.05 s/1.8 s
40C/0.2 MPa
600 s/1.8 s
0.00002
5.0293
10 s/1.8 s
0.0013
3.2306
1 s/1.8 s
0.0054
2.5592
0.2 s/1.8 s
0.0066
2.2940
0.05 s/1.8 s
0.0032
2.6239
Table 3 (Part II). DAC 0/16. Dynamic creep, cf. Ch. 3, 7.1.1.
Block-wave load with constant rest-time, 1.8 s.
Different temperatures and applied stresses
J (t ) = J 10 (log t ) z , J (t ) in MPa-1.
J 10
z
Loading-time/rest-time
50C/0.1 MPa
600 s/1.8 s
0.0002
4.0136
10 s/1.8 s
0.0050
2.9456
0.0149
2.3447
1 s/1.8 s
0.0226
2.0893
0.2 s/1.8 s
0.05 s/1.8 s
0.0047
3.0735
50C/0.2 MPa
600 s/1.8 s
0.00004
5.3661
10 s/1.8 s
0.0017
3.4764
1 s/1.8 s
0.0109
2.0719
0.2 s/1.8 s
0.0126
2.3001
0.05 s/1.8 s
0.0032
2.5520
Table 4. DAC 0/16. Dynamic creep, cf.. Ch. 3, 7.1.2.
Block-wave load with constant loading-time, 0.2 s.
J (t ) = J 10 (log t ) z , J (t ) in MPa-1.
J 10
z
Loading-time/rest-time
40C/0.2 MPa
0.2 s/0.2 s
0.0262
1.3171
0.2 s/0.5 s
0.0191
1.4775
0.2 s/1.0 s
0.0173
1.7211
0.2 s/1.8 s
0.0063
2.3530
0.2 s/5.0 s
0.0039
2.6339
App. 3
App. 3
Table 5 (Part I). DAC 0/16, elastomer modified, cf. Ch. 3, 7.2.1.
Dynamic creep, block-wave loading with constant rest-time, 1.8 s.
Different temperatures and applied stresses. J (t ) = J 10 (log t ) z ,
J (t ) in MPa-1.
J 10
z
Loading-time/rest-time
40C/0,1 MPa
0.2 s/1.8 s
0.0158
1.2988
1.0 s/1.8 s
0.0390
0.9715
40C/0,2 MPa
0.2 s/1.8 s
0.0152
1.1163
1.0 s/1.8 s
0.0290
0.8432
50C/0,1 MPa
0.2 s/1.8 s
0.0300
0.9621
1.0 s/1.8 s
421
0.7498
50C/0,2 MPa
0.2 s/1.8 s
0.0286
0.8750
1.0 s/1.8 s
0.0323
0.7725
Table 5 (Part II). DAC 0/16, plastomer modified, cf. Ch. 3, 7.2.1.
Dynamic creep, block-wave loading with constant rest-time, 1.8 s.
Different temperatures and applied stresses. J (t ) = J 10 (log t ) z ,
J (t ) in MPa-1.
J 10
z
Loading-time/rest-time
40C/0,1 MPa
0.2 s/1.8 s
0.0065
2.3385
1.0 s/1.8 s
0.0191
1.6306
40C/0,2 MPa
0.2 s/1.8 s
0.0102
1.5998
1.0 s/1.8 s
0.0297
1.1104
50C/0,1 MPa
0.2 s/1.8 s
0.0186
1.7122
1.0 s/1.8 s
0.0341
1.3382
50C/0,2 MPa
0.2 s/1.8 s
0.0163
1.4653
1.0 s/1.8 s
0.0480
0.9015
341
342
App. 3
App. 3
343
Table 7 (Part I). DAC 0/16, elastomer modified, cf. Ch. 3, 7.4.1.
Dynamic creep, sinusoidal load. Different temperatures, frequencies,
and applied stresses. J (t ) = J 10 (log t ) z , J (t ) in MPa-1.
J 10
z
frequency (Hz)
40C/0.1 MPa
0.1
0.0501
0.5564
1.0
0.0335
0.8645
10
0.0108
1.4259
40C/0.2 MPa
0.1
0.0404
0.5066
1.0
0.0274
0.6744
10
0.0107
1.3009
50C/0.1 MPa
0.1
0.0599
0.5111
1.0
0.0558
0.656
10
0.0266
1.0586
50C/0.2 MPa
0.1
0.0545
0.4542
1.0
0.0437
0.5672
10
0.0236
0.8089
Table 7 (Part II). DAC 0/16, plastomer modified, cf. Ch. 3, 7.4.1.
Dynamic creep, sinusoidal load. Different temperatures, frequencies,
and applied stresses. J (t ) = J 10 (log t ) z , J (t ) in MPa-1.
J 10
z
frequency (Hz)
40C/0.1 MPa
0.1
0.0487
0.8017
1.0
0.0201
1.5771
10
0.0074
1.9969
40C/0.2 MPa
0.1
0.0575
1.6493
1.0
0.0196
1.0840
10
0.0081
1.7933
50C/0.1 MPa
0.1
0.0884
1.7697
1.0
0.0429
1.1247
10
0.0126
1.6083
50C/0.2 MPa
0.1
1.0
0.0266
1.1206
10
0.0153
1.5123
344
App. 3
J (t ) = 0.0040 t 0.3673
2.25
99.7
0.6/0.1
J (t ) = 0.0029 t
0.3648
1.88
99.4
0.75/0.15
J (t ) = 0.0020 t 0.3750
1.71
99.7
0.6/0.15
J (t ) = 0.0020 t
0.3363
1.5
99.6
0.9/0.3
J (t ) = 0.0010 t 0.3192
1.2
99.1
0.6/0.25
J (t ) = 0.0010 t 0.3040
J (t ) = 0.0001 + 0.0004 ln t
0.95
99.4
0.43
99.1
0.3/0.2
App. 3
345
346
App. 3
J (t ) = 0.0030 + 0.0037 ln t
J (t ) = 0.0154 + 0.0048 ln t
J (t ) = 0.0153 + 0.0064 ln t
J (t ) = 0.0453 + 0.0070 ln t
1.2
1.72
2
2.18
0.949
0.999
0.995
0.979
0.30/0.2
0.50/0.2
0.70/0.2
0.90/0.2
J (t ) = 0.0111+ 0.0010 ln t
J (t ) = 0.0026 + 0.0018 ln t
J (t ) = 0.0082 + 0.0027 ln t
J (t ) = 0.0208 + 0.0026 ln t
0.43
1
1.36
1.63
0.980
0.999
0.995
0.998
0.40/0.3
0.50/0.3
0.70/03
0.90/0.3
J (t ) = 0.0072 + 0.0001ln t
J (t ) = 0.0103 + 0.0006 ln t
J (t ) = 0.0140 + 0.0014 ln t
J (t ) = 0.0096 + 0.0015 ln t
0.3
0.54
0.93
1.2
0.812
0.988
0.999
0.965
J (t ) = 0.0157 + 0.0021ln t
J (t ) = 0.0246 + 0.0027 ln t
J (t ) = 0.0233 + 0.0033ln t
J (t ) = 0.0148 + 0.0065 ln t
1.2
1.72
2
2.18
0.964
1.000
0.998
0.917
0.30/0.2
0.50/0.2
0.70/0.2
0.90/0.2
J (t ) = 0.0074 + 0.0004 ln t
J (t ) = 0.0122 + 0.0011ln t
J (t ) = 0.0134 + 0.0017 ln t
J (t ) = 0.0141+ 0.0023ln t
0.43
1
1.36
1.63
0.990
0.998
0.998
0.999
0.40/0.3
0.50/0.3
0.70/0.3
0.90/0.3
J (t ) = 0.0072 + 0.0004 ln t
J (t ) = 0.0097 + 0.0005 ln t
J (t ) = 0.0123 + 0.0011ln t
J (t ) = 0.0095 + 0.0013ln t
0.3
0.54
0.93
1.2
0.855
0.980
0.998
0.999
347
348
App. 4
ui uk k xi
(1)
=
vi v k + k yi
where ui and vi are the degrees of freedom of node i , and uk , v k , and
k are the degrees of freedom of grain k . This is illustrated in figure 1.
(2b)
vp = t P t + t t + t + (1 ) t P t t
where
(2c)
A=
( D
i =1
~ t =
+ i t N i )
(D
i =1
(2d)
+ i t N i )
1 ei
1
1
Di =
Ei
(D
(1 i ) t N i ) it
ei
ei
2(1 + ei )
0
1
0
0
(2e)
(2f)
Sec. 3
1 vi
1
1
Ni =
i
vi
vi
2(1 + vi )
0
1
1
1
+
6 I2
3 I2
1
+
I 2 + I 1 k1
3 I2
P=
I 1 = xx + yy + zz
349
0
0
(2g)
1
+
3 I2
1
6 I2
1
6 I2
0
0
1
I2
(2h)
(2i)
1 2
(2j)
+ yy2 + zz2 xx yy yy zz zz xx + xy2
3 xx
where represents the stress, t is the time, t is the time increment, I
is the unit matrix, is a time integration constant, which determines the
mode of time integration1, is the total strain, ve is the total
viscoelastic strain, vp is the total viscoplastic strain, i is the i th unit of
the rheological model, n is the number of units in the rheological model,
E i is the elasticity modulus of unit i , ei is Poissons elastic ratio for unit
i , i is the viscosity of unit i , vi is Poissons viscous ratio for unit i , I 1
is the first stress invariant, I 2 is the second stress invariant, and where k1 ,
k 2 , and are material constants. The yield function, f , is defined by
f g
& vp =
(3)
I2 =
f = I 2 + I 1 k1
(4a)
I 2 + I1 k 2
(4b)
g=
It was assumed that the nonlinear stress strain behaviour can be explained
by the displacement in mainly horizontal directions of bituminous matrix
in more or less horizontal layers between aggregate particles. To model
this, large strains were permitted in the model, by use of the midpoint
strain approach (Roelfstra 1989).
For i = 0 , the time integration is explicit, and for i = 1 , the time integration
is implicit. In the present model, i was assumed constant, and equal to 1/2.
350
App. 4
351
(a)
tensile
volumetric
deformation
deviatoric
deformation
(b)
= d p = d ijp d ijp
(1)
352
Ch. 4
J2
I1
Figure 3. The parameter deter- Figure 4. The parameter determines the size of the Desai flow mines the slope of the Desai flow
surface during the hardening phase.
surface during the degradation phase.
I + R
I + R
Fa = 1
+ 1
pa
pa
Fb = (1 cos 3 )
cos 3 =
3 3 J3
2 J 23/ 2
1/ 2
(3b)
(3c)
(3d)
Sec. 1.3
353
response
degradation
phase
hardening
phase
354
Ch. 4
0.09
0.08
0.07
0.06
0.05
0.04
0.03
0.02
0.01
0
0
Figure 6.
0.05
0.1
0.15
p,c
Figure 7. versus
versus .
d p ,c = ( d I d I )
1/ 2
d I < 0
(8)
= 1 + 1 p ,c e
f = max
r = 3 f
2 p , c
(9b)
(9c)
(9d)
Sec. 1.5
Simulation of crack-growth
355
where is the normal stress on the crack plane, s and t are shear stress
components, f R is the actual tensile strength after crack initiation, and
is a constant, cf. figures 8 and 9. If the tensile stress direction is taken as
the reference direction, then the coefficient of the Hoffman surface, q , is
given by
f2
q = R2
(11)
356
Ch. 4
0.2
temperature and strain dependent
f t
>> f t
f c
T (C)
15
0
0.17
lim
0.03
0
250
1 , 2
10.8
3
0.02
n
2.5
(T , ) =
(13a)
f c( T , &) + 3 f t (T , &)
where f c( T , &) is the monotonic uniaxial compressive strength, and
f t ( T , &) is the monotonic uniaxial tensile strength. The mixture specific
relationships for the compressive strength respectively the tensile strength
as function of the temperature and the deformation rate are:
& exp (3.25 0.045 T )
(13b)
f c( T , &) = &
. exp ( 0.035 T ) )
+ 0.85 (12
e1.3
&
f t ( T , ) = 1.3 510 T &
1.75 +
e
5
for T 10 o C
3.3
for T > 10 o C
(13c)
Sec. 2
e1.3
357
for T 10 o C
3.3
for T > 10 C
(13c)
Parameter . The parameter was put equal to zero. The reason is that
at the time of the investigation only experimental data of uniaxial
compression tests and uniaxial tensile tests were available, and that
experimental data for two or three-dimensional stress states are required to
be able to model the influence of on the response.
Parameter n . The parameter n was arbitrarily put equal to 2.5.
358
Ch. 4
360
dK:=(PmaxPmin)/(W*B)/1000000*((pi*a)^0.5)*(1/(cos(pi*a/W)))^0.5
a:=a+da
time:=time+1
N:=time*f
dadN:=da/f*1000000 //in m/cycle
IF aa1>=0.001 THEN
BEGIN
WRITE N, a, Kavg/1000000, dK, dadN
a1:=a
END
END
361
Bibliography
ASTM (1979): ASTM Standard E 399-78A, Standard Test Method for
Plane-Strain Fracture Toughness of Metallic Materials, 1979 Annual Book
of ASTM Standards, Vol. 3.01, American Society for Testing Materials.
ASTM (1993): Standard test method for measurements of fatigue crackgrowth rates, ASTM Standard E 647-93.
Balla A. (1961): Stress conditions in triaxial compression, Transactions
of the American Society of Civil Engineers, 1074-1101.
Bolk H.J.N.A. (1980): The creep test, Publication M, Study Centre Road
Building (Stichting Studie Centrum Wegenbouw), Delft; today: National
Bureau of Standardisation and Research for Civil Works, C.R.O.W., Ede
(in Dutch).
Boltzmann (1874): Zur Theorie der elastischen Nachwirkung,
Sitzungsbericht der Kaiserlichen Akademie der Wissenschaften, Wien,
Mathematische Naturwissenschaft Kl. 70(2), 275-306.
Borst R. de, Bicanic N., Mang H., Meschke G. (1998): Computational
modelling of concrete structures, Proceedings of the Euro-C 1998
Conference on Computational Modelling of Concrete Structures, March
31-April 3, Badgastein, Austria, 193-202.
Broek D. (1986): Elementary engineering fracture mechanics, Fourth
revised ed., Kluwer Academic Publishers, Boston, ISBN 90 247 2656 5.
Carson J.R. (1926): Electrical circuit theory and operational calculus,
McGraw-Hill, New York.
Clard B. (1977): Esso Road Design Technology, Proceedings of the
Fourth International Conference on the Structural Design of Asphalt
Pavements, University of Michigan, Ann Arbor, 249-268.
Claessen A.I.M., Edwards J.M., Sommer P., Ug P. (1977): Asphalt
pavement design, Proceedings of the Fourth International Conference on
the Structural Design of Asphalt Pavements, University of Michigan, Ann
Arbor, 39-74.
CROW (1996): Modified bitumen, Publication Nr. 104, C.R.O.W.
(National Bureau of Standardisation and Research for Civil Works), Ede
(in Dutch).
362
Bibliography
CROW (1998): Stone mastic asphalt, Publication Nr. 63, C.R.O.W., Ede
(in Dutch).
CROW (2000): Standard RAW Requirements, C.R.O.W., Ede (in Dutch).
Desai C.S., Sharma K.G., Wathugala G.W., Rigby D.B. (1991):
Implementation of hierarchical single surface 0 and 1 models in finite
element procedure, International Journal for Numerical and Analytical
Methods in Geomechanics, 15,649-680.
Duhamel J.M.C. (1833): Sur la mthode gnrale relative au mouvement
de la chaleur dans les corps solides plongs dans des milieux dont la
temprature varie avec le temps, Journal de lcole Polytechnique de
Paris, 14(22)20-77.
Eisenmann J., Hilmer A. (1987): Influence of wheel load and inflation
pressure on the rutting effect at asphalt pavements, Proceedings of the
sixth international conference Structural design of asphalt pavements,
University of Michigan, Ann Arbor, Michigan, July 13-17, 392-403.
Elber W. (1971): ASTM STP 486, American Society for Testing
Materials, Philadelphia, 230-242.
Elphingstone G.M. (1997): Adhesion and cohesion in asphalt-aggregate
systems, dissertation, Texas A&M University.
EMPA (1977). Colloquium 77: Plastische Verformbarkeit von
Asphaltmischungen, Mitteilung Nr. 37, Institut fr Strassen-, Eisenbahnund Felsbau an der Eidgenssischen Technische Hochschule Zrich,
Zrich, September 29-30.
Erkens S.M.J.G., Liu X., Scarpas A., Molenaar A.A.A. (2000): 3D Finite
element model for asphalt concrete response simulation, paper present at
the Second International Symposium on 3D Finite Element Modelling in
Pavement Engineering, Charleston, West-Virginia, U.S.A.
Erkens S.M.J.G. (2002): Asphalt Concrete Response (ACRe)
Determination, Modelling and Prediction, dissertation of the Delft
University of Technology, ISBN 90 407 2326 5.
Ewalds H.L., Van Doorn F.C., Sloof W.G., (1983): ASTM STP 801,
American Society for Testing Materials, Philadelphia, 115-134.
Ewalds H.L., Wanhill R.J.H. (1984): Fracture mechanics, First edition,
Delftse Uitgevers Maatschappij, Delft, ISBN 90 6562 024 9.
Bibliography
363
364
Bibliography
asphalt,
Bibliography
365
366
Bibliography
Bibliography
367
368
Bibliography
Bibliography
369