Professional Documents
Culture Documents
Portfolio
Portfolio
Voor het berekenen van de kostprijs kan je zowel de vaste als de variabele kosten meenemen.
Vaste en variabele kosten samen zijn de integrale kosten.
Normale bezetting = integrale kosten / gemiddelde bedrijfsdrukte
Definitie normale bezetting = gemiddelde productieomvang gedurende een aantal toekomstige
jaren
Werkelijke bezetting = wat er werkelijk is gemaakt / verkocht.
Als de normale bezetting groter is dan de werkelijke bezetting = onderbezettingsverlies
Als de normale bezetting kleiner is dan de werkelijke bezetting = overbezettingswinst
(Integrale) kostprijsmethode = (toegestane vaste kosten / normale productie) +
(toegestane variabele kosten / werkelijke productie) (C/N + V/W)
De standaardkostprijs wordt meestal berekend voordat men met de productie begint
(voorcalculatie) en kan alleen berekend worden bij een homogeen product .
Verschil integrale kostprijsmethode (hfst. 5) en variabele kostencalculatie (hfst. 6) = wijze waarop
het resultaat wordt bepaald, verschil in toerekenen vaste productiekosten en de wijze waarop de
voorraden worden gewaardeerd.
Bepalen van resultaat:
Perioderesultaat integrale kostprijsmethode = Verkoopprijs x afzet
Integrale kostprijs x afzet
Transactieresultaat
+
Bezettingsresultaat = (W N) x (C/N)
Perioderesultaat = transactieresultaat + bezettingsgraad
Dekkingsbijdrage
Break even
TO = TK (totale opbrengsten = totale kosten)
Totale opbrengsten = prijs X afzet
Totale kosten = (variabele kosten X afzet) + constante kosten
Veiligheidsmarge
Met de veiligheidsmarge bereken je het percentage waarmee de afzet mag dalen voordat het
breakeven punt bereikt is. Formule:
(Begrote afzet break even afzet) / begrote afzet X 100%
Budgettering en verschillenanalyse
Bij het besturen van een organisatie gebeurt planning op lange en korte termijn:
Lange termijn
Korte termijn
Globaal karakter
Taakstellend karakter
Vorm van prognose, waarin verwachte
Vorm van budget, geeft nauwkeurig aan welke
toekomstige activiteiten in grote lijnen zijn
bedragen voor de in het budget omschreven
weergegeven.
activiteiten mogen worden besteed.
Meerjarenraming
Soort begroting
Hoe kan budgettering nou als besturingsinstrument worden gebruikt? Het opstellen van een budget
vereist dat de verschillende afdelingen hun activiteiten op elkaar afstemmen. Dat is een van de
voorwaarden voor het kunnen besturen van een organisatie.
Voorbeeld:
Begrote winst
Werkelijke winst
Verschil
218000
167000
51000
A
B
Qb
12000
18000
Verschil
+ 3000
1000
+1
1
3
1
0
Inkoopprijsverschil = Pb Pw X Qw
Verkoopprijsverschil = Pw Pb X Qw
Verkoopomvangverschil = Qw Qb X
CMB = begrote contributiemarge
CMB = begrote verkoopprijs begrote
inkoopprijs
Verschil constante kosten = CKw
Qa
12800
19200
Qw
15000
17000
totaal
30000
32000
32000
Verkoophoeveelheidsverschil = Qa
Assortimentsverschil = Qw Qa X CMB
Overzicht verschilanalyse:
winstverschil
kostenverschil
verschil
variabele
kosten
verschil
constante
kosten
verkoopversc
hil
verkoopprijs
verschil
verkoopomva
ng
verschil
hoeveelheids
verschil
Engels H1
assortiments
verschil
Write an email
Van:
Aan:
CC:
BCC:
Onderwerp:
Bijlagen:
Hanan Hajji
Paul Janssen
Application for position of Marketing Manager
CV L. van Brussel
Dear Mr JAnssen,
Aanhef
Slotzinnen
Ondertekening
Kind regards,
Hanan Hajji
Potackerweg 3
5712 AV Den Bosch
The Netherlands
0493 494370
hhajji@gmail.com
Voor voorbeeldzinnen, zie boek pag. 57 76 (hfst. 4)!!!
Engelse tijden
Engelse
tijd
Bij
routine
zaken
Periode
in
verleden
Signaalwoorden
Bij twee
situaties
Engelse
zin
Engelse
tijd
I walk
Simple
present
I walked
Simple past
I have
walked
Present
perfect
I had
walked
Past
perfect
I will walk
Present
futur
I would
walk
Past futur
I will have
walked
Present
futur
Perfect
WILL =
Voorspel
-lingen
en
besluite
n
I would
have
walked
Past futur
perfect
Nederland
se tijd
Onvoltooid
tegenwoordige
tijd
Onvoltooid
verleden
tijd
Voltooid
verleden
tijd
Voltooid
verleden
tijd
Onvoltooid
tegenwoordige
toekomend
e tijd.
Onvoltooid
verleden
toekomend
e tijd
Voltooid
tegenwoordige
toekomend
e tijd
Voltooid
verleden
toekomend
e tijd
Nederland
se zin
Nederland
se tijd
Ik loop
OTT
Ik liep
OVT
Ik heb
gelopen
VVT
Ik had
gelopen
VVT
Ik zal lopen
OTTT
Ik zou
lopen
OVTT
Ik zal
gelopen
hebben
VTTT
Ik zou
gelopen
hebben
VVTT
Continuous
Is een werkwoordsvorm waarmee je extra informatie kunt geven, namelijk dat
iets bezig of aan de gang is. De continuous bestaat uit een vorm van to be + ww
+ ing
Engelse
tijd
Engelse
zin
Engelse
tijd
I am
walking
Present
continious
I was
walking
Past
continious
I have been
walking
I had
Present
perfect
continious
Past
Nederland
se tijd
Onvoltooid
tegenwoordige
tijd
Onvoltooid
verleden
tijd
Voltooid
verleden
tijd
Voltooid
Nederland
se zin
Nederland
se tijd
Ik ben aan
het lopen
OTT
Ik was aan
het lopen
OVT
VVT
VVT
been
walking
perfect
continious
I will
be walking
Present
futur
continious
I would
be walking
Past
Future
continious
I will have
been
walking
Present
futur
perfect
continious
I would
have been
walking
Past futur
perfect
continious
verleden
tijd
Onvoltooid
tegenwoordige
toekomend
e tijd.
Onvoltooid
verleden
toekomend
e tijd
Voltooid
tegenwoordige
toekomend
e tijd
Voltooid
verleden
toekomend
e tijd
OTTT
OVTT
VTTT
VVTT
If-zinnen
Verschil if en when:
-
Met if kun je daarnaast ook een voorwaarde uitdrukken. Het verschil zit hem dan
in de werkwoordstijden die je in het if-deel en in de rest van de zin gebruikt:
-
If
If
If
If
Week 1
Present simple (regular): he walks
(BR page 103 & in Basisboek pp 250 +
254/55)
Use it when something is a:
- Routine (I usually take the bus)
- Permanent (I work for/at Avans)
- State (Avans lies in Den Bosch)
- Timetabled events (The train leaves at 10.15)
- Future, if preceded by: as soon as, after, if, when etc
(When I see him tomorrow, Ill give him the book)
Week 2
Past simple
(See Basisboek pp. 280-284)
Past tense: ww+ed or irregular past tense! Something it took place in the past
- Refers to a finished period in the past: I saw last weeks concert.
- Questions referring to the past: When did you meet him?
Present Perfect
(BR P.107 (compare Basisboek pp. 251-252)
Use when something happened in the past and is going on right now
Week 3
Past Perfect
( Basisboek pp. 253254)
Past Perfect (had + voltooid deelwoord):
- Two situations in the past: The burglar had broken the window before he entered the
house.
- Indicate duration in the past until another point in the past.
- They had lived in a caravan for one year before they moved into their new house
Management/ Mintzberg H1
Kennen voor tentamen H1, H2, H3 en de aantekeningen en de sheets.
Het gaat over het 7S model, maar dan een verdieping in de S van de Structuur.
Om effectief te functioneren als bedrijf (doelstellingen behalen) heb je een
effectieve organisatiestructuur te hebben.
De eenvoudige structuur
De machinebureaucratie
(alles ligt vast op papier, veel regels)
De professionele bureaucratie
(allemaal professionals, maar wel
evenveel rechten)
De divisiestructuur
(groot bedrijf met allemaal divisies)
De adhocratie
(hoog opgeleiden, niet al te groot,
altijd innovatief)
De 5 cordinatiemechanismen
Hoe cordineren organisaties hun werkzaamheden?
1. Onderlinge aanpassing
2. Direct toezicht
Inhoud van het werk wordt vastgelegd (gestandaardiseerd). Je maakt procedures van
processen etc. iedereen werkt hierdoor met dezelfde principes.
Training/ opleiding zorgt voor standaardisatie. Hoort bij de hoger opgeleiden, bijvoorbeeld
chirurgen, accountants etc. Vaardigheden zijn er zo ingeslepen, dat ze kunnen cordineren
zonder te praten, ze voelen/ vullen elkaar aan.
De 5 organisatieonderdelen
1. De uitvoerende kern
Uitvoering van het primaire proces (input, transformatie, output). Ondersteuning van het
primaire proces, het is het hart van elke organisatie. De gewone werknemers in een
bedrijf.
2. De strategische top
3. Het middenkader
4. De technostructuur
Analisten/ specialisten. Deze brengen vormen van standaardisatie tot stand. Een soort staf
afdeling van een organisatie, ze maken geen deel uit van de grote lijn, maar hebben wel
invloed. Mensen boven in de technostructuur, adviseren/ ondersteunen de strategische op.
In de onderkant van de technostructuur zijn arbeidsanalisten, die maken de werkprocedures
en hebben dus invloed op de uitvoerende kern.
5. De ondersteunende diensten
Geen onderdeel van de uitvoerende kern omdat ze geen directe bijdrage leveren aan het
primaire proces. Denk aan een receptie, beveiliging etc.
5 Ontwerpparameters
Waar moet je aan denken bij het ontwerpen van een organisatie.
1.
2.
3.
4.
5.
(Keuning: F-indeling)
Interne
Doel:
Actieplanning specificeert wie wanneer en waar wat doet zodat de
verandering volgens wens verloopt leidt tot de gewenste output
Actieplanning betreft niet- routinematige beslissingen en handelingen van
de organisatie
- Bijv. nieuw product op markt brengen, nieuw automatiseringssysteem,
nieuwe fabriek etc.
Veel gebruikt bij de F-indeling
Door actieplanning weten afdelingen wanneer ze wat moeten doen; de
organisatie wordt hierdoor in een F-indeling (toch) een gentegreerd geheel
5. Verbindingsmiddelen
Verbindingsmiddelen worden gebruikt als direct toezicht en de 3
standaardisatievormen tekortschieten om de cordinatie tot stand te
brengen; onderlinge aanpassing is dan gewenst.
1. Liaisonposities:
Hierdoor is communicatie via de verticale weg niet nodig
Functie zonder formeel gezag, wel informele macht
Mogelijk tussen lijn-afdelingen of tussen lijn-/staf-afdelingen
2. Taakgroepen en vaste commissies
Ook wel Task Force genoemd
Na uitvoeren speciale taak weer uit elkaar
Kan bestaan uit diverse organisatieleden
3. Integratiemanager(s)
Met formeel cordinerend gezag
Staat feitelijk boven de afdelingsmanagers
Heeft nooit formeel gezag over de medewerkers van de afdelingen
zelf
4. Matrixstructuren
Decentraliseren:
5 Situationele factoren
-
Hoe meer het systeem het werk van de uitvoerenden reguleert/ controleert:
-
3. De omgeving
Alles wat buiten de organisatie ligt
-
4. Macht
- Externe controle over de organisatie blijkt formalisatie en centralisatie in
de hand te werken
-
5. Trends in structuren
Structuren kunnen aan trends onderhevig zijn: hierdoor kan een vreemde vorm
ontstaan die niet geschikt is voor de situatie.
Niet/nauwelijks
Verbindingsmiddelen:
Niet/nauwelijks
Contingentiefactoren:
Jong, klein
Niet-hoogwaardig technisch systeem
Eenvoudige, dynamische omgeving
Eventueel vijandige omgeving
Structuur niet onderhevig aan mode
Planning-/Controlesystemen:
Actieplanning
Verbindingsmiddelen:
Weinig
Contingentiefactoren:
Oud, groot
Niet-hoogwaardig technisch systeem, wel sterk regulerend
Eenvoudige, stabiele omgeving
Structuur niet onderhevig aan mode
Belangrijkste organisatieonderdeel
De Uitvoerende kern
Cordinatiemechanisme
Standaardisatie van vaardigheden
(De)centralisatievorm
Verticale en horizontale decentralisatie
Nauwelijks /niet
Verbindingsmiddelen
Weinig in Uitvoerende kern
Meerdere op Middenkader-niveau (commissies, task forces)
Contingentiefactoren
Universiteiten
Ziekenhuizen
Onderwijsinstellngen
Accountantsbureaus
Advies-/Consultancybureaus
4e configuratie de divisiestructuur
Weinig
Contingentiefactoren
Oud, groot
Gediversifieerde markten
Niet te complexe, niet te dynamische omgeving
Iedere divisie heeft eigen technisch systeem
Aan mode onderhevig
Macht: intern & extern
Iedere divisie heeft een eigen structuur (kan diehebben!); meestal een
machinebureaucratie
Twee vormen:
1. De Operationele Adhocratie
2. De Bestuurlijke Adhocratie
De Operationele Adhocratie
De Bestuurlijke Adhocratie
Jong
Technisch systeem:
Geavanceerd, geautomatiseerd (Bestuurlijke
Adhocratie)
Niet gereguleerd of geavanceerd (Operationele
Adhocratie)
Farmaceutische firmas
Ruimtevaartorganisatie
Etc.
Wanneer wordt de operationele Adhocratie gebruikt?
Marketing H1
Koopgedrag van consumenten en bedrijven = het koopgedrag van personen en
huishoudens die goederen en diensten aanschaffen voor eigen gebruik.
Internationaal consumentengedrag:
Internationale aanbieders moeten op de hoogte zijn van dergelijke verschillen en
hun producten en marketingprogrammas er op aanpassen.
Marktsegmentatie
Bedrijven moeten strategien formuleren om de juiste relatie op te bouwen met
de juiste klanten. Ze wenden zich af van massamarketing en gaan in de richting
Doelgroepbepaling
Positionering
De positie van een product is de manier waarop consumenten het product
definiren op belangrijke eigenschappen. De plaats die het product in hun
hoofd inneemt in verhouding tot concurrerende producten.
De positionering van een product is een complex samenstel van percepties,
indrukken en gevoelens die de consument ervaart in verband met dit product
of merk.
Voor organisaties is het gemakkelijk om positionering van de klanten te
verwerking in een diagram:
De
positioneringstaak
bestaat uit drie
stappen:
een aantal mogelijke
concurrentievoordelen
zoeken waarop je je
positie kunt opbouwen
de juiste concurrentievoordelen selecteren
een totale
positioneringsstrategie
bepalen.
Om hiermee te
beginnen moet je je
marketingaanbod differentiren! Dit kan via de volgende manieren:
producten, diensten, kanalen, mensen of imago.
De totale positioneringsstratie noemen we ook wel het waardeaanbod van
het merk: de totale combinatie van benefits waarop het merk is
gepositioneerd.
Distributiebeleid
Detailhandel omvat alle activiteiten die zijn gemoeid met de verkoop van
producten of diensten direct aan de eindconsument voor eigen, niet-zakelijk
gebruik. Er zijn detailhandels in soorten en maten. Daarom wordt er
onderscheid gemaakt aan de hand van verschillende kenmerken:
Mate van service (zelfbedieningsdetaillisten, beperkte service of volledige
bediening)
Productlijnen (speciaalzaak, warenhuizen, supermarkten, gemakszaken of
superstores)
Relatieve prijzen (reguliere prijs, discountzaken of factory outlets)
Organisatievorm (ketens, vrijwillige filiaalbedrijven en
detailhandelscoperaties, franchiseorganisaties of
merchandisingconglomeraten)
Detaillisten zoeken voortdurend naar nieuwe marketingstrategien:
Doelmarkt en positionering
Product- en serviceassortiment (& sfeer in winkel)
Prijsbeslissing
Promotiebeslissing
Plaatsbeslissing
(Personeel)
Toekomst van de detailhandel ontwikkelingen:
Nieuwe vormen van detailhandel en kortere detailhandelscycli
Toenemend belang van retailtechnologie
Mondiale uitbreiding van grote detaillisten
Groothandel (blz. 198 t/m 201). Niet belangrijk?
Retailmarketing.
Het samenstellen en aanbieden
van op de consumentenbehoefte afgestemde,
vraagverwante assortimenten
in een daartoe passende aanbod omgeving
Winkelformule.
De evenwichtige samenstelling van de
Marketingmix van een Retailer,
Prijsbeleid
Prijs = wat je rekent voor een product of dienst.
Vaste prijzen n prijs voor alle afnemers, vastgesteld.
Dynamische prijszetting prijzen worden gerekend afhankelijk van
individuele klanten en situaties.
Prijszetting en prijsconcurrentie zijn voor veel marketeers het voornaamste
probleem in de huidige omgeving. De prijs heeft een multiplier effect: winst =
prijs X verkoopvolume kosten.
De prijszetting van een bedrijf wordt benvloed door interne (bedrijfs)factoren
en externe (omgevings)factoren.
Interne (bedrijfs)factoren
o
o
o
o
o
o Marktonderzoek
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o Marketingcommunicatie H1
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
Analyse
van
o
de situatie
(hfst.
4)
o
Doelstelling
en
(hfst. 5)
Strategie
(hfst. 6)
o
Uitvoering
Inzet van
en evaluatie
Inzet media
marketingo
communicat
(hfst. 8)
communicat
o
ie-strategie
ieo
instrumente
o
(hfst. 8)
(hfst. 7)
o
o
o Analyse van de situatie dit doe je met een beschrijving van de
marktsituatie. De markt kan worden beschreven als: een fysieke plaats
waar handel gedreven wordt; een spel van leiden, uitdagen of volgen
tussen concurrenten of een groep klanten.
o
o Types op een markt:
Marktleider organisatie met grootste marktaandeel
Marktvolger profiteert van het succes van de marktleider
Marktnicher richt zich op een klein deel van de markt, waar weinig
concurrentie is en genoeg geld te besteden.
o
o Er zijn vier soorten markten:
Consumentenmarkt personen of gezinnen die producten en diensten
kopen voor eigen gebruik
Industrile markt organisaties die producten en diensten afnemen die
nodig zijn voor hun bedrijfsvoering
Intermediaire markt organisaties die producten kopen en ze meteen weer
doorverkopen
Institutionele markt overheidsinstellingen, grootverbruikers en andere
non-profitorganisaties
o
o Marktsegmentatie = het opdelen van de gehele groep afnemers in
kleinere, homogene groepen met als doel het bepalen van een
marketingcommunicatiestrategie voor elk segment. 3 niveaus:
Algemeen redelijk stabiele kenmerken van consumenten, zoals
geografische, socio-economische en psychografische kenmerken.
Domeinspecifiek kenmerken die verband houden met productgebruik,
zoals betrokkenheid, gewenste producteigenschappen en voordelen, fysieke
eigenschappen, psychosociale eigenschappen en gebruiksfrequentie.
Merkspecifiek het kopen en gebruik maken van bepaalde merken. De mate
van loyaliteit speelt hierbij een belangrijke rol. Enkele kenmerken die hierbij
horen zijn: merkbekendheid, attitudes, koopintenties en koop- en
gebruiksgedrag.
o Let op: voorwaartse en achterwaartse segmentatie zijn het
tegenovergestelde van elkaar!!
o
o Concurrenten naast de marktsituatie is het ook handig om te kijken
naar actieve spelers op de markt, zoals concurrenten en consumenten.
o
o Er zijn vier verschillende vormen van concurrentie:
Merkconcurrentie Cola vs. Pepsi
Productconcurrentie Cola Light vs. gewone Cola
Generieke concurrentie Cola vs. Sinas (voorzien in zelfde behoeften)
Behoefteconcurrentie Winkelen vs. pretpark (verschil in behoeften)
o
o Het consumentengedrag: doordat er tegenwoordig een overvloed aan
keuzes is, ontwikkelt de mens manieren om bij aanschaf van producten en
diensten makkelijker te kunnen kiezen = koopbeslissingsproces d.m.v.
vijf stappen:
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
Klassiek
hirarchisch
- HOUDINGSDOELE
N:
- GEDRAGSDOELE
N:
Merkattitude
Koop- en
Gedragsintentie
gebruiksgemak
Gedragsfacilitati
Tevredenheid
e
na aankoop
model = als we er vanuit gaan dat ook in die volgorde
de
Low-involvement
hirarchie
=
als
het
effectenschema
anders
verloopt (bv.
effecten optreden.
Kennis, houding, gedrag).
Marketingcommunicatie-instrumenten:
Doelstellingen reclame, sponsoring, public relations, artikelpresentatie,
beurzen, etc.
Doelgroep grootte is van belang
Kenmerken van product complexiteit, risico, service, etc.
Fase in productlevenscyclus in de loop van de cyclus worden
doelstellingen aangepast
Institutionele reclame
(boodschap)
Vergelijkende reclame
(boodschap)
Consumentenreclame
(ontvanger)
Industrile reclame
(ontvanger)
Professionele reclame
(ontvanger)
Recht H1
Week 1 Reclame
Het nationale reclamerecht heeft twee types: misleidend (art. 6:194 BW)
en vergelijkend (art. 6:194a BW). Individuele reclame, dan wel zakelijke
Misleiding
Richtlijnen: belemmeringen voor consument wegnemen wanneer er sprake
is van een incorrecte of onvolledige mededeling terzake van essentile
informatie die de consument er toe kan brengen een besluit over een
transactie te nemen die hij anders niet had genomen. Met consument
bedoelen we hier de redelijk oordelende consument.
Wat is de maatstaf voor misleiding? Keuze uit of combinatie van feitelijke
verwachtingen van de consument en het objectief, juridisch uit te leggen
begrip.
Omkering van bewijslast (art. 6:195 BW)!! Dit wil zeggen dat bij een
rechtszaak de partij die aangeklaagd wordt, voor bewijslast moet zorgen.
Normaal is dit namelijk niet zo. In normale zaken moet de aanklager
namelijk met bewijzen komen. Wanneer de tegenpartij niet met bewijzen
komt, heeft de tegenpartij de zaak gelijk verloren. Vier beperkingen aan de
omkering van bewijslast:
Geldt niet bij een kort geding
Geldt niet voor alle gedaagden (het medium valt bv. buiten de
bewijslastomkering)
Geldt niet wanneer het onredelijk zou zijn de gedaagde met de bewijslast op
te zadelen
De bewijslast geldt alleen voor de juistheid en volledigheid van de gestelde
feiten en niet voor de vraag of er al dan niet sprake is van misleidende
reclame
Vergelijkend
Richtlijnen: bij vergelijkende reclame is er sprake van merkinbreuk:
wanneer er ongerechtvaardigd voordeel kan worden getrokken uit of
afbreuk kan worden gedaan aan het onderscheidend vermogen of de
reputatie van een merk waarmee wordt vergeleken.
Een reclame is vergelijkend wanneer een concurrent dan wel door een
concurrent aangeboden goederen of diensten uitdrukkelijk of impliciet
worden genoemd. Er zijn echter wel zes algemene voorwaarden waaronder
vergelijkende reclame is toegestaan.
Goederen/diensten
Hem/degene t.b.v. wie hij
handelt in uitoefening van
beroep/bedrijf
Worden aangeboden
Mededeling
Goederen/diensten
Uitdrukkelijk/impliciet
Openbaar maken
Wegens een ander
In 1 of meer opzichten
Duidelijk/onbezinnig
Week 2 Consumentenkoop
De algemene overeenkomst = boek 6
De bijzondere overeenkomst = boek 7 + 7A (koopovereenkomst = titel
1)
Wanneer is er sprake van een koopovereenkomst (= wederkerige
verbintenis)? Art. 7:1 BW
Zaak leveren
Prijs betalen
Is er bij een overeenkomst sprake van ruil of van gift, dan is het dus GEEN
koopovereenkomst!
Andere koopovereenkomsten:
Kopen van onroerende zaak (art. 7:2 + 7:3 BW)
Koop met eigendomsvoorbehoud (art. 7:9 lid 3 BW)
De verkoper blijft eigenaar van de afgeleverde zaak totdat de totale koopsom
door de koper is voldaan.
Koop op proef (art. 7:45 e.v. BW)
Koop op afstand (art. 7:46A e.v. BW)
Wordt gesloten door een consument die zich thuis bevindt en een leverancier
die zich elders bevindt.
Onderhandse en openbare verkoop
Bij onderhandse verkoop bepalen partijen zelf de voorwaarden waaronder zij
de koopovereenkomst willen aangaan.
Bij openbare verkoop worden zaken bij opbod verkocht op een veiling
Colportage
Er is sprake van een bepaald persoon die roerende zaken of diensten te koop
aanbiedt door persoonlijk bezoek aan particulieren of daartoe
samengebrachte groepen personen. 3 soorten:
o Afbetalingscolporteur
o Contantcolporteur
o Kredietcolporteur
Er kan ook sprake zijn van onterechte toezending. In zon geval mag de
ontvanger de zaak op kosten van de verzender retourneren.
De rechten van de koper zijn de verplichtingen van de verkoper! Wat
kan de koper eisen? (art. 7:9 BW) : Eigendomsoverdracht; Aflevering;
Conformiteit (de afgeleverde zaak moet aan de overeenkomst
beantwoorden).