You are on page 1of 9

De dolfijn

De dolfijnen hadden de zeen en oceanen reeds veroverd, voordat ze de trouwe metgezellen van
de zeelieden werden. Tegenwoordig zijn ze geliefd bij iedereen en worden ze bewonderd om de
buitengewone prestaties die ze kunnen leveren. Ze moeten nu stringent worden beschermd tegen
allerlei vijanden, waartoe ook de mens behoort.
Dolfijnen behoren net als walvissen tot de walvisachtigen. Dit zijn echte zeezoogdieren, die zich in
de loop van hun evolutie geheel aanpasten aan een leven in het water en de mogelijkheid verloren
zich op het land te verplaatsen.
De eerste walvisachtigen verschenen tijdens het Eoceen, ongeveer 50 miljoen jaar geleden. Het
alleroudste fossiel, door de paleontologen Pakicetus genoemd, werd rond 1980 aan de voet van
de Himalaya, bij de Pakistaanse grens gevonden. Onderzoek van het geraamte heeft aangetoond
dat het een viervoeter betrof. Deze groep zou tijdens het Mioceen, ongeveer 15 miljoen jaar
geleden, zijn verdwenen, waarna de squalodontiden of eerste odontoceten verschenen
(walvisachtigen met tanden, waarvan de dolfijnen afstammen).
Van fossielen die in Itali en in het Rijndal zijn gevonden, heeft men de squalodontiden kunnen
reconstrueren: de ledematen zijn bij deze groep vervangen door vinnen, de neusgaten zijn naar de
bovenkant van de kop verplaatst, de kaak is uitgerust met een groot aantal tanden en het
spoelvormige lichaam is ongeveer 3 m lang. Het schijnt dat zijn dieet en biologie sterk
overeenkwamen met die van een enigszins bijzondere nu levende dolfijn, namelijk de orka. Veel
biologen menen dat de squalodontiden de rechtstreekse voorouders van de dolfijnen zijn, maar er
zijn ook wetenschapsmensen die hieraan twijfelen.
De familie dolfijnen telt nu 31 soorten van uiteenlopende grootte en vorm. Ze hebben bezit
genomen van alle oceanen, van de poolzeen tot de tropische wateren. Als echte zoogdieren
moeten ze hun zuurstof onttrekken aan de lucht en niet aan het water, zoals vissen doen. Maar
hun jongen worden net als die van vissen in het water geboren.
Al vanaf de vroegste oudheid is de dolfijn met de mens verbonden. Men ziet het dier op oude
frescos op Kreta en vermaard zijn de proefnemingen met dolfijnen door de Amerikaanse marine.
Helaas heeft de mens ook een noodlottige invloed op het voortbestaan van deze diergroep:
bewust door overmatige bevissing en onbewust door de vervuiling van de zee. Daarom wordt het
hoog tijd voor ingrijpende beschermende maatregelen.

1. Zeer hecht familieverband


De dolfijnen leven en verplaatsen zich in groepen. De pelagische dolfijnen (die van volle zee)
vormen grote scholen, terwijl de dolfijnen van de kustwateren bij voorkeur groepen van circa 15
dieren vormen, die dikwijls onderling verwant zijn.
De opbouw van de groep varieert nauwelijks, hoeveel leden deze ook telt, en omvat twee
duidelijke ondergroepen. Enerzijds zijn er de zogende vrouwtjes met de jongen tot 4 of 8 jaar oud,
afhankelijk van de soort, anderzijds de bijna volgroeide exemplaren, die vaak worden vergezeld
door volwassen mannetjes. Binnen hetzelfde territorium verplaatsen deze ondergroepen zich
gecordineerd, waarbij de vrouwtjes ter bescherming in het midden van de groep blijven.
In volle zee kan men scholen ontmoeten van meer dan duizend dieren. De onderzoeker Michael
Scott nam in 1989 een school waar van maar liefst 8 696 exemplaren. De belangrijkste reden voor
dit groepsleven is vanzelfsprekend de jacht, maar ook de wederzijdse bescherming tegen vijanden
is belangrijk. Zo vormen de s nachts in groepen levende en jagende kleine dolfijnen, zoals de
slanke dolfijn, overdag supergroepen van enige duizenden dieren als bescherming tegen haaien
en orkas.
Het is niet eenvoudig om de exacte grenzen van de territoria vast te stellen. De slanke dolfijn van
de Grote Oceaan bestrijkt soms een gebied met een doorsnede van meer dan 400 km. Uit een
onderzoek in 1980 van C. Jemmer bleek daarentegen dat een kiesgroep van 6 Hawaiiaanse
dwerggrienden binnen een territorium van 2 km en een waterdiepte van 5-8 m leefde. Deze kleine
groep van uitsluitend volwassen dieren werd aangevoerd door een mannetje en een vrouwtje.
Deze toonden zich soms agressief, waarbij ze met de kaken klapperden en met de staart sloegen
om hun heerschappij te bevestigen. Bij sommige soorten, zoals de grienden, is het onderlinge

1
Dolfijnen

Arno Laruelle

verband van de groep zo sterk, dat wanneer de leider op het strand wordt geworpen, de andere
hem volgen.

1.1.

Dolfijnen zijn polygaam

Tijdens het voortplantingsseizoen wordt de hirarchie nog versterkt. Soms verenigen de groepen
zich, wat het onderlinge contact vergemakkelijkt. De mannetjes benaderen groepen vrouwtjes,
waarbij de sterkste indruk proberen te maken op de jongere. Dolfijnen zijn polygaam, maar leven
niet in harems. Tijdens de paartijd worden de vrouwtjes vaak door verschillende mannetjes
bevrucht. Bij de grote soorten zijn de mannetjes seksueel volwassen wanneer ze ongeveer 10 jaar
oud zijn, maar meestal paren ze pas na hun 15de jaar.
Het baltsgedrag kan enkele weken duren. In die periode voeren de mannetjes talloze acrobatische
toeren uit. Ze worden benaderd door de ontvankelijke vrouwtjes en er vormen zich paartjes. Vol
overgave schuren de dolfijnen zich tegen de borstvinnen van hun partner. De paring zelf duurt niet
langer dan 15-20 seconden en vindt onder water plaats.

1.2.

Een moeder en een tante

De draagtijd duurt, afhankelijk van de soort, tussen 10 en 12 maanden. Bij de geboorte is het jong
70-110 cm lang. Een ander vrouwtje uit de groep helpt de moeder. Samen duwen ze het jong
voorzichtig naar de oppervlakte, waar het voor het eerst adem kan halen. Ook waakt de tante
over het jong als de moeder op jacht gaat.
De jongen passen zich snel aan de groep aan. In Shark Bay, aan de zuidwestkust van Australi, is
onderzoek verricht bij een groep van 200 tuimelaars. Vierentwintig van deze dieren vormden een
moeder-met-jong-combinatie.
Vanaf de leeftijd van 4 maanden verwijderden de jongen zich meer dan 20 m van de moeder en
speelden met andere leden van de groep.
Sommige exemplaren leven echter solitair. Dit zijn altijd volwassen dieren en men weet niet of ze
uit een groep zijn verstoten of dat ze vrijwillig voor deze levenswijze hebben gekozen. L. Barry
volgde in 1989 het doen en laten van een solitaire zwarte zwaardwalvis voor de kust van
Vancouver. Het dier bracht 22 % van zijn tijd door met jagen, 20 % met spelen, 40 % met
verplaatsingen en 18 % in de buurt van schepen. Veel solitaire dolfijnen komen dicht bij de kust om
er met kinderen te spelen en zich te laten aanhalen.
Dit gedrag heeft men nog niet kunnen verklaren.

1.3.

Jonge dolfijnen drinken op afstand

Het vrouwtje heeft twee tepels, die in twee buikplooien aan weerszijden van de geslachtsopening
liggen. Dolfijnen bezitten een bijzondere melkklier. Een krachtige spier maakt het mogelijk de klier
terug te trekken of de melk onder druk weg te spuiten. Aangezien de jonge dolfijn niet kan zuigen
doordat hij geen lippen heeft, geeft hij, als hij honger krijgt, met zijn snuit korte stoten tegen de buik
van zijn moeder. De tepel komt dan te voorschijn en schiet een scheut melk in de open bek van de
kleine.

2. Zijn dolfijnen werkelijk intelligent?


Amerikaanse biologen, gespecialiseerd in het gedrag van dieren, hebben het QE, ofwel de
hersenfactor, van dolfijnen gemeten. Deze maat voor de intelligentiecapaciteit wordt verkregen
door de verhouding te bepalen tussen de herseninhoud en het lichaamsoppervlak van een mens of
dier.
De meeste landzoogdieren hebben een QE dat lager is dan 2; van de huismuis is het zelfs lager
dan 1. Van de mens is het daarentegen 7,4 en van de chimpansee 2,5. Van de dolfijnen hebben
rivierdolfijnen een QE van 1,5, maar de griend heeft een QE van 5,6. Hoe hoger het QE is, hoe
sterker de geestelijke vermogens en het aanpassingsvermogen zijn ontwikkeld.
Het leven in groepsverband vereist ook communicatiemiddelen. Uit talrijke studies van de taal,
waaronder die van L. Rose, blijkt dat dolfijnen drie verschillende tonen gebruiken om met elkaar te
communiceren. Hun vocabulaire is dus heel ingewikkeld. De mannetjes fluiten of zingen om in het
paarseizoen de vrouwtjes aan te trekken of om de groep te waarschuwen voor dreigend gevaar.
Na de geboorte fluiten de moeders dagenlang om hun jongen aan hun stem te laten wennen.

2
Dolfijnen

Arno Laruelle

Ook wordt gecommuniceerd door middel van de verschillende lichaamshoudingen. Zo wil een
rechtopstaande dolfijn met de kop boven het water de andere duidelijk maken dat er een drijvend
voorwerp in zicht is.
Het gehoor is bijzonder belangrijk, zoals blijkt uit de sterke ontwikkeling van het auditieve gedeelte
van de hersenen. De dolfijn gebruikt dit voor zijn echopeilingssysteem, waarmee hij de plaats kan
bepalen van ver verwijderde voorwerpen en waardoor hij zich in het donker kan verplaatsen
zonder zich te verwonden.
Wanneer dit systeem wordt verstoord of veranderd door parasieten of door elektromagnetische
invloeden, bestaat het risico dat de dolfijnen op het strand aanspoelen.
Onder water zien dolfijnen even goed als daarboven, dankzij een bijzondere eigenschap van de
ooglens. Deze vervormt zich namelijk als hij uit het water in de lucht komt en andersom.
Door het ontbreken van een reukzenuw hebben dolfijnen daarentegen geen reukzin.
De huid is niet behaard, maar bevat talrijke zenuwuiteinden, waardoor deze zeer gevoelig is.
Dolfijnen houden ervan zich tegen elkaar aan te schuren en te worden geliefkoosd.

2.1.

Echopeiling

De geluiden die dolfijnen uitzenden en ontvangen variren van 250 tot 220 000 hertz. De lage
frequenties, uitgezonden door de voorhoofdsknobbel, stellen hen in staat zeer ver verwijderde
voorwerpen te lokaliseren. De hoge frequenties, uitgezonden door de snuitpunt, bepalen eksact
nabije voorwerpen. De teruggekaatste echos worden ontvangen ter hoogte van de vetholte van de
onderkaak en doorgestuurd naar de trommelholte. De hersenen analyseren ze en vormen een
akoestisch beeld van het voorwerp. Aldus kunnen dolfijnen visscholen op enkele honderden
meters afstand ontdekken.

3. Goed georganiseerde en bekwame jagers


Om zich te voeden gaan dolfijnen op jacht, waarbij iedere soort zijn eigen techniek heeft.
De dolfijnen van de kustwateren, die in kleine groepen leven, jagen individueel. Ze vallen
gesoleerde prooi aan en komen daarbij zeer dicht bij de kust. Soms komen ze in water dat niet
dieper is dan 2 m. Hun voedingspatroon is veel afwisselender dan dat van de dolfijnen van open
zee. Ze eten alles wat ze tegenkomen: paling en andere vissoorten die op de bodem leven,
kreeftachtige en garnalen. De harder vormt hun favoriete prooidier.

3.1.

De jacht in volle zee

De grote dolfijnen, die in volle zee in groepen van enkele honderden exemplaren leven, voeden
zich hoofdzakelijk s morgens vroeg en aan het einde van de middag.
Voor de jacht verdelen ze zich in meerdere groepen, die zich over een grote oppervlakte
verspreiden, terwijl ze onderling geluidscontact houden. Dankzij hun echopeilingssysteem vinden
ze snel de vischolen van kabeljauw, makreel, haring of spiering. Als er een is gelokaliseerd, gaan
de dolfijnen erop af, waarna de drijvers de school omsingelen. De prooivissen voelen zich nu
gevangen binnen een levende muur en raken in paniek. Hierdoor hopen ze zich nog sterker op,
waardoor ze het de jagers nog eenvoudiger maken.
De sterkste dolfijnen storten zich het eerst op de prooi, terwijl de bewakers de school in bedwang
houden. De jagers vangen de vissen stuk voor stuk en verhinderen ze om weg te glippen door ze
met behulp van hun talrijke tanden vast te grijpen.
Het komt voor dat verschillende soorten zich tot n groep verenigen. Zo kan men bijvoorbeeld
slanke dolfijnen in gezelschap zien van langsnuitdolfijnen, waar zich dan ook nog tonijnen bij
hebben gevoegd. In de tropische wateren van de Grote Oceaan verzamelen ze zich bij duizenden.
De twee soorten dolfijnen verenigen zich om beter beschermd te zijn tegen mogelijke aanvallers,
zoals haaien. Het schijnt dat de twee genoemde dolfijnsoorten elkaar niet beconcurreren, wat
voedsel betreft, omdat ze niet dezelfde eetgewoonten hebben. De slanke dolfijnen voeden zich,
net als de tonijnen, overdag met vissen van open zee, terwijl de langsnuitdolfijnen s nachts op
lantaarnvissen en inktvissen jagen.
Biologen veronderstellen dat de tonijn, die eveneens verzot is op vis, de dolfijnen volgt om mee te
profiteren van het echopeilingssysteem waarmee ze de prooi opsporen.

3
Dolfijnen

Arno Laruelle

Net als tonijnen weten ook fregatvogels grote zeevogels van de vaardigheden van dolfijnen
handig gebruik te maken. Ze begeleiden hen op hun jacht en vangen de vissen die proberen te
ontsnappen door uit het water omhoog te springen.
Alle dolfijnen zijn vleeseters: met hun tanden vangen ze vissen, inktvissen en kreeftachtige, die ze
zonder te kauwen doorslikken. Het is onmogelijk een schatting te maken van de hoeveelheid vis
die een dolfijn dagelijks in de vrije natuur naar binnen werkt. Alleen op dode dolfijnen zijn
onderzoekingen gedaan naar de maaginhoud. Schattingen zijn gemakkelijker te doen in
gevangenschap. Een tuimelaar met een gewicht van ongeveer 230 kg eet tussen de 8 en 10 kg vis
per dag. Een zwanger vrouwtje heeft 15 kg per dag nodig. Maar dolfijnen in de vrije natuur
verteren ongetwijfeld veel grotere hoeveelheden, want hun prooidieren hebben niet de
voedingswaarde van de soorten die de dieren in gevangenschap krijgen voorgeschoteld.

3.2.

Het voedsel bepaalt het aantal tanden

Alle dolfijnen zijn in het bezit van tanden, maar de samenstelling van het gebit is niet bij alle
soorten min of meer gelijk, zoals dat bij de meeste andere zoogdiergroepen wel het geval is. Ook
beschikken ze niet over een reeks melktanden als ze jong zijn en een blijvend gebit bij
volwassenheid. Hun tanden zijn alle gelijk van bouw, waar ze ook in de kaak staan (dolfijnen
worden dan ook homodont genoemd, in tegenstelling tot de andere zoogdieren, waaronder de
mens, die men heterodont noemt).
De vorm en plaatsing van de tanden variren bij de verschillende soorten, afhankelijk van hun
voedsel. Het is dus mogelijk het voedselpatroon vast te stellen door de vorm van de kaak en de
tanden te bestuderen. De dolfijnen die zich uitsluitend met vis voeden, zoals de Chinese witte
dolfijn of de gevlekte dolfijnen van het geslacht Stenella, bezitten talrijke tanden (tussen de 80 en
de 150), waarvan de punt naar achteren is gebogen. Hiermee kunnen ze gladde prooidieren, zoals
haringen, grijpen en vasthouden. Inktvisetende dolfijnen, zoals grienden, hebben een afgeronde
kaak met weinig tanden. Deze dienen er alleen voor om de prooi in de mondholte te houden, maar
behoeven die niet te vermorzelen.

4. Tuimelaar (Tursiops truncatus)


De tuimelaar is de bekendste dolfijn, doordat hij vrijwel overal ter wereld voorkomt en zowel dicht
onder de kust als in volle zee. Hij dankt zijn naam aan zijn speelse beweeglijkheid.
Karakteristiek voor de tuimelaar is ook het fluitende geluid dat door het uitbloozen van de lucht via
de ademhalingsopening ontstaat. Zijn buitengewoon groot aanpassingsvermogen aan het leven in
gevangenschap maakt hem tot een gemakkelijk te bestuderen diersoort.
Er bestaan van de tuimelaar twee vormen: een kustvorm en een oceanische vorm, waarvan de
eerste de grootste en lichtste is.
De tuimelaars leven in groepen van 10 (in kustwateren) tot 25 (in volle zee) exemplaren; maar
vooral in de Grote Oceaan vormen zich soms scholen van enkele honderden dieren.
Door zijn gestroomlijnd profiel en krachtige spieren is de tuimelaar een volmaakte atleet, die zich
dankzij de structuur van zijn huid met een snelheid van 40 km per uur in het water kan verplaatsen.
Het is de snelste van de dolfijn-achtige.
Hij kan tot een diepte van 300 m duiken en 15 minuten lang de adem inhouden om zijn voedsel te
zoeken, dat bestaat uit jonge vis, meervallen, harders, palingen, inktvissen en soms zelfs garnalen.
En tenslotte maakt de tuimelaar ook dankbaar gebruik van menselijke activiteiten door de vissen te
vangen die bij het ophalen uit de netten ontsnappen of die door de vissers weer overboord worden
gegooid.
In ondiepe wateren zwemt hij soms met de buik omhoog. Hij doet dit hoogstwaarschijnlijk om de
storingen aan het echopeilingssysteem tegen te gaan, die worden veroorzaakt door de geluiden
van het wateroppervlak. Het echopeilingssysteem verschaft het dier een akoestisch beeld van de
voorwerpen die hij tegenkomt. Om de twee of drie jaar werpen de vrouwtjes in de zomer n enkel
jong. De moedermelk, die rijk is aan eiwitten, wordt in scheuten in de bek van het jong gespoten,
dat door het ontbreken van lippen niet kan zuigen. Het is gedurende de eerste 19 maanden zijn
enige voedsel en soms zelfs de eerste 4 jaar. Deze tijd is voor het jong een leerperiode. Wanneer
de moeder jaagt, wordt het door de gehele groep bewaakt.

4
Dolfijnen

Arno Laruelle

Als alle dolfijnen heeft de tuimelaar geen reukvermogen, maar het dier ziet uitstekend en heeft een
goed gehoor.
De tuimelaar heeft de eigenschap gemakkelijk met andere soorten te kriuisen, waardoor
bastaarden worden geboren. In de jaren vijftig nam men bij de Ierse kust een groep dolfijnen waar
die zowel op de gramper leken als op de tuimelaar. Sindsdien hebben in gevangenschap talrijke
kruisingen plaatsgevonden met Grienden (Californi), snaveldolfijnen (Japan) en grampers (Japan
en Hawaii).
In 1988 werd in het Sea Life Park op Hawaii een wholpin (samentrekking van whale = walvis en
dolphin = dolfijn) geboren: een nakomeling van een tuimelaar en een vrouwtje van de zwarte
zwaardwalvis. Men weet nog niet of deze kruising zich zal kunnen voortplanten.

4.1.

Bijzondere kenmerken

4.1.1. Ademhalingsplaats
In plaats van neusgaten hebben dolfijnen boven op de kop een ronde ademhalingsopening van
circa 5 cm doorsnede. Deze is afgesloten door een waterdicht schot, dat de dolfijn met een
willekeurige spier kan openen, en staat met de longen in verbinding door een reeks van holten en
sluitspieren, die voorkomen dat er water in de luchtpijp komt.
4.1.2. Gestroomlijnd profiel
Het uiteinde van het lichaam, de staartwortel, is een voortbewegingsorgaan, dat verplaatsing door
middel van een verticale beweging mogelijk maakt. Om te versnellen voert het dier grote sprongen
boven water uit. De wrijvingsweerstand in de lucht is namelijk aanmerkelijk geringer dan in het
water. De borstvinnen en de rugvin doen dienst als stabilisators.
4.1.3. Soepele huid
Indien een voorwerp of dier met grote snelheid het water doorklieft, ontstaan er turbulenties die de
snelheid afremmen. De elastische, gladde opperhuid van de dolfijn bedekt een soepele lederhuid
die is opgebouwd uit een stelsel van papillen en kanaaltjes. Bij geringe snelheid blijft de huid glad,
maar bij grote snelheid vervormt deze om de wervelingen te absorberen, die remmend werken.
4.1.4. Snavel of rostrum
Het rostrum of de snavel van de tuimelaar is een circa 20 cm lange verlenging van de
schedelbeenderen en loopt spits toe. Het rostrum is te vergelijken met de bek van een landdier en
dus niet met de neus ervan. De snavel kan alleen op en neer worden bewogen. Snelle prooi kan
ermee worden gegrepen en een flinke por met het rostrum in de buik van een haai is vaak ook een
bijzonder effectief verdedigingsmiddel.

4.2.

Meeste dolfijnen zijn niet zo honkvast

De dolfijn-achtige hebben alle zeen en oceanen veroverd. Sommige hebben een heel klein
verspreidingsgebied, zoals de kortsnuitdolfijn. De vier verschillende soorten van deze
geslachtsgroep komen in de kustwateren van het zuidelijk halfrond voor: de Hector-dolfijn leeft in
de omgeving van de kusten van Nieuw-Zeeland, terwijl de Heaviside-dolfijn verblijft in de wateren
die de kusten van Zuid-Afrika omspoelen. De twee overige soorten bewonen de kustwateren van
Zuid-Amerika: het woongebied van de zwarte dolfijn beperkt zich tot de westkust van Chili tot Kaap
Hoorn, de Commerson-dolfijn leeft in de Chileense en Argentijnse kustwateren en rond de
Falklandeilanden en de Kerguelen.
Andere dolfijn-achtige hebben veel grotere verspreidingsgebieden. Zo treft men de orka zowel in
de buurt van het pakijs aan als in tropische wateren.
Verschillende factoren kunnen de verspreiding van de soorten benvloeden: de temperatuur van
het water, de diepte, het zoutgehalte, het relif van de zeebodem en, tenslotte, de aanwezigheid
van voedsel.
De verschillende soorten dolfijn-achtige hebben zich aangepast aan uiteenlopende biotopen.
Sommige leven alleen in inhammen en rivieren, zoals de Irrawaddidolfijn en de Amazonedolfijn.
Andere, zoals de kortsnuitdolfijnen, leven vlak onder de kust, maar de gevlekte dolfijnen, de gladde
dolfijnen en de gewone dolfijn leven in volle zee. Weer andere, zoals de orka en de tuimelaar,
bewonen zowel kustwateren als open zee.

5
Dolfijnen

Arno Laruelle

Walvisachtigen verplaatsen zich zeer regelmatig: ze behoren tot de minst honkvaste dieren ter
wereld. Zonder dat er sprake is van een echte trek, verplaatsen sommige soorten zich onder
invloed van het jaargetijde. De temperatuur van de lucht benvloedt die van het water, waardoor
ook de voedselrijkdom verandert. Sommige soorten volgen de trek van hun prooidieren. De
grienden naderen s zomers de kust van New-foundland bij het volgen van bepaalde inktvissen en
keren s winters naar volle zee terug in de wateren die verwarmd worden door de Golfstroom. De
Amazonedolfijn profiteert van de regentijd om het oerwoud en de ondergelopen vlakten binnen te
dringen; in de droge tijd blijft hij in de zeearmen om te voorkomen dat hij op het land aanspoelt.
Ook de orkas volgen hun prooidieren. Zo verschijnen ze vanaf juni in Johnston Strait in British
Columbia. Aan het begin van het seizoen zijn ze maar enkele uren per dag aanwezig, maar in juli
en augustus verblijven sommige groepen er meer dan 30 dagen: jaarlijks passeren hier tussen de
2 en 20 miljoen zalmen.
Sommige dieren zijn in staat om op zoek naar voedsel grote afstanden af te leggen. Een dolfijn
heeft een gemiddelde snelheid van 20 km per uur, maar de orkas en grienden kunnen snelheden
bereiken van 44 km per uur.

4.3.

Temperatuurgevoelig

De trek van de prooidieren en de temperatuur van het water hebben echter niet alleen maar
seizoenbewegingen tot gevolg. Op de lange duur veranderen ze ook de verspreiding van bepaalde
dolfijn-achtige. De gramper, bijvoorbeeld, die aan het begin van deze eeuw in groten getale in de
baai van Monterey in Californi voorkwam, was daar gedurende 70 jaar afwezig, totdat hij in de
jaren zeventig weer opdook. Aan de hand van de veranderingen van de temperatuur en de
resultaten van de visvangst over de laatste honderd jaar heeft C. Hubbs kunnen vaststellen dat de
aanwezigheid van de dolfijnen samenviel met twee perioden met een abnormaal hoge
watertemperatuur in dat gebied. Korter geleden zijn daar ook de tuimelaars opnieuw verschenen.
De eerste arriveerden in 1982 en 1983, ten tijde van het natuurverschijnsel El Nino, dat gepaard
ging met een opmerkelijke temperatuurstijging in die wateren. Men vermoedt dat de dolfijnen hun
prooidieren naar deze wateren zijn gevolgd. Door de rijkdom aan vis in de baai van Monterey en
het verbazingwekkende aanpassingsvermogen van de tuimelaar heeft zich van deze soort hier een
kustpopulatie kunnen ontwikkelen.

4.4.

Roofdieren en hun prooi

Dolfijnen zijn roofdieren en bevinden zich aan de top van de voedselketen. Dat wil zeggen dat
weinig dieren hen als voedsel beschouwen, terwijl ze zelf grote hoeveelheden vis en weekdieren
verorberen.
Maar de kleine soorten, zoals de gevlekte dolfijnen, de Kameroendolfijn en zelfs de tuimelaar,
kunnen ten prooi vallen aan superroofdieren, zoals orkas en haaien. Vooral in zuidelijk Afrika en
Australi is dit een groot probleem. V. Cockcroft heeft dit verschijnsel bestudeerd bij de populaties
Kameroendolfijnen aan de zuidoostkust van Zuid-Afrika. Van deze dieren was 35 % ooit
aangevallen door haaien, getuige de littekens op hun lichaam en de gescheurde of ontbrekende
vinnen.

4.5.

Het strand van dolfijnen

De strandingen van dolfijnen vormen voor de biologen nog een groot raadsel. Veel dieren die op
de kusten worden aangetroffen zijn ongetwijfeld in zee gestorven en de stromingen hebben hun
kadavers naar de vaste wal gevoerd. Het is bijzonder moeilijk om het precieze tijdstip van
overlijden van een walvisachtige vast te stellen, omdat het lichaam in het water enkele dagen in
goede staat kan blijven, voordat het tot ontbinding overgaat.
De massale strandingen, waarbij vele tientallen dieren betrokken kunnen zijn, komen bij bepaalde
soorten betrekkelijk regelmatig voor. Dit is het geval bij de grienden, bijzonder sociale dolfijnachtige, die in een zeer hecht groepsverband leven. Wanneer de leider van de groep door de een
of andere oorzaak aan land spoelt, zullen de andere hem hoogstwaarschijnlijk volgen, zoals in
augustus 1988 gebeurde op de Argentijnse kust. Zonder aanwijsbare oorzaak strandden daar 36
dolfijnen van uiteenlopende leeftijd. De dieren schenen in goede gezondheid, op twee exemplaren
na die in hevige mate waren aangetast door parasieten.

6
Dolfijnen

Arno Laruelle

Het staat vast dat parasitaire besmettingen verantwoordelijk zijn voor een aantal strandingen. In
Californi hebben deskundigen autopsie toegepast op 43 aangespoelde dolfijnen. Bij 93 % van de
dieren vond men hersenletsel, veroorzaakt door de parasiet nasitrema. Deze tast de hersenen en
het inwendig oor aan. Dolfijnen die aan deze ziekte lijden, vertonen abnormaal gedrag: ze kunnen
zich niet meer omdraaien of obstakels ontwijken.
Twee recente gebeurtenissen hebben bewezen dat de gifstoffen die in bepaalde mariene microorganismen voorkomen een van de natuurlijke doodsoorzaken van dolfijnen kunnen zijn. Van juli
1987 tot maart 1988 zijn op de Atlantische kust van de Verenigde Staten 750 tuimelaars dood
aangespoeld. Hun lever bevatte brevetoxine, dat de oorzaak is van de rode vloed in Florida. De
dolfijnen hebben de dood gevonden na het eten van hiermee besmette vissen.
Er zijn talrijke andere oorzaken van strandingen. Soms zijn de dieren verwond door een
scheepsschroef of verstrikt geraakt in een visnet. Bacteriologische besmettingen komen veel voor,
evenals problemen ten gevolge van vervuiling van het zeemilieu, zodat doeltreffende maatregelen
op zijn plaats zijn.

5. Bij sommigen geliefd, door anderen gedood


Al heel lang worden dolfijnen door de mens bewonderd. Ze zijn diepgaand bestudeerd en men
heeft ze in dolfinaria tot boeiende attracties afgericht. Bij sommige vissers zijn ze echter gehaat en
deze achtervolgen hen dan ook meedogenloos.
Dolfijnen hebben de mens altijd gefascineerd. De oudste muurschildering waarop ze zijn afgebeeld
is te vinden in Knossus, op Kreta. Ze dateert van 1500 v.C. Men ziet er gestreepte dolfijnen op,
een algemene soort in het westelijk deel van de Middellandse Zee.
Veel dichters en schrijvers beschouwden deze dieren als heilige wezens, rencarnaties van de
menselijke geest en begiftigd met de levenskracht van de oceanen. De Griekse filosoof Aristoteles
(384-322 v.C.) was de eerste die de dolfijnen als zoogdieren beschreef in zijn Historia animalium
(Geschiedenis der dieren):
De dolfijn, de walvis en alle andere walvisachtigen
dit wil zeggen de dieren die een
ademhalingsopening bezitten op de plaats van de neusgaten zijn levendbarend [...] Alle dieren
die [...] levendbarend zijn hebben borsten of uiers, zoals alle dieren die lichaamshaar hebben: de
mens, het paard en de walvisachtigen...
Aristoteles liet zijn beschrijvende teksten vergezeld gaan van waar gebeurde geschiedenissen; de
dolfijnen komen daarin naar voren als zachtmoedige schepsels met een bijna menselijke
intelligentie. De Romeinse geleerde Plinius (23-79 n.C.) beschrijft in zijn Naturalis historia
(natuurlijke geschiedenis) een van de beroemdste gebeurtenissen. Een jongetje bracht iedere
dag brood aan een dolfijn die hij Simo noemde. Deze liet hem op zijn rug klimmen en bracht hem
naar school. Toen het kind ziek werd en stierf, trok de dolfijn zich dit zeer aan. Enige tijd later vond
men het dier dood op het strand.

5.1.

Bedreigingen en bescherming

De mens had dikwijls vooroordelen ten opzichte van dolfijnen. Het conflict met de vissers,
bijvoorbeeld, dateert niet van vandaag of gisteren. Ze verwijten de dolfijnen dat ze hun netten
vernielen, de vissen verjagen en zich voeden met vissoorten die bijzonder belangrijk zijn voor de
handel.
In 1989 nam een Bretonse gemeenteraad onder druk van vissers het besluit een orka te doden die
de kust was genaderd. Gelukkig verdween het dier weer. Dikwijls hebben vissers hele scholen
dolfijnen verjaagd en gedood.
De Faerer-eilanden, halverwege tussen Schotland en Ierland, vormen een centrum van
commercile exploitatie van de griend. s Zomers zwemmen de dieren in grote aantallen dicht
langs de kust. Zodra de vissers hen ontdekken, varen ze uit met kleine scheepjes om de dolfijnachtige te omsingelen. Ze drijven de dieren naar ondieper water, harpoeneren ze of doden ze met
messen. Ze verwijderen het vlees en het spek. Jaarlijks worden er op deze manier 400 tot 1000
dieren afgeslacht.
In de jaren zestig werden in Japan op dezelfde manier jaarlijks meer dan 20 000 gestreepte
dolfijnen gevangen. De Walviscommissie moest ingrijpen, waarna er in 1982 niet meer dan 4 800

7
Dolfijnen

Arno Laruelle

dolfijnen werden buitgemaakt. Maar talrijke Japanse vissers gaan door met het illegaal afslachten
van tuimelaars van kustpopulaties.
In het westelijk gedeelte van de Middellandse zee worden de dolfijnen die er niet in slagen de
visnetten te ontwijken het slachtoffer van de vissers. Ontstemd over de schade die aan hun
materiaal is toegebracht, snijden de vissers hen de staart af, voordat ze in het water worden
gegooid.
In andere landen worden de dolfijn-achtige nog geslacht voor de levensmiddelenindustrie. In het
Caribische gebied jagen de vissers van Sint-Vincent op bultruggen en ze vangen ook orkas,
zwarte zwaardwalvissen en grienden. In Chili gebruiken de krabvissers dolfijnenvlees als aas. In
1980 en 1981 werden voor dat doel illegaal 5 000 zwarte kortsnuitdolfijnen, ofwel 204 ton vlees
gebruikt.
De officile vangst is sterk teruggebracht, maar onopzettelijke vangsten in visnetten komen nog
veel voor. De dolfijnen raken verstrikt in netten die bestemd zijn om de tonijnen te vangen die in
hun gezelschap vertoeven. Daardoor werden er in 1986 meer dan 125 000 dieren gedood. De
makreelvissers ter hoogte van Baltimore hebben in 1988 141 grienden in hun netten gevangen. De
verliezen in het tropische deel van de Grote Oceaan zijn onbekend, maar men weet dat de vissers
meer dan 50 000 km aan netten aan de oppervlakte uitzetten. Aan de andere kant schat men dat 5
% van de lokale populatie tuimelaars rond Zuidelijk Afrika omkomt in haaienetten, die uitgezet zijn
om badgasten tegen haaien te beschermen.
Er zijn nog andere oorzaken voor het plaatselijk zeldzaam worden van een bepaalde soort. Zo
werd de kleine populatie voor de kust van Florida bedreigd, doordat er te veel exemplaren aan
werden onttrokken voor dolfinaria.
Ook de achteruitgang van de kwaliteit van het oceaanwater levert grote problemen op voor het
voortbestaan van dolfijnen. Het gif dat afkomstig is van chemische producten hoopt zich op in de
vissen en vervolgens in het weefsel van de dolfijnen waardoor deze worden verorberd. Door de
daaruit voortvloeiende ernstige hormonale stoornissen kunnen ze zich dikwijls niet meer
voortplanten.
Vanwege al deze bedreigingen van het voortbestaan en de toekomst van de dolfijn-achtige zijn
sinds 1980 internationaal talrijke maatregelen getroffen. Maar helaas worden die alleen uitgevoerd
door de landen die het Verdrag van Washington hebben ondertekend. Net als verschillende andere
landen heeft Japan dat geweigerd. Omdat het toezicht moeilijk is, worden de dolfijnen in ZuidAmerika, Japan, Europa en op tal van eilanden nog steeds afgeslacht.

5.2.

Lopend onderzoek

Talrijk zijn de onderzoekingen op biologisch, fysiologisch en pathologisch gebied en de studies


naar het gedrag van dolfijnen.
De onderzoeksmogelijkheden in de natuur zijn vrij schaars. Met behulp van verkenningen op zee,
vanuit de lucht en vanaf de kust wordt de samenstelling van de scholen onderzocht. Met satellieten
worden de verschillende soorten opgespoord, met name in de wateren van de Grote Oceaan. Zo is
het Scripps-instituut in La Jolia, Californi, verantwoordelijk voor de inventarisatie van alle
dolfijnpopulaties in het tropische gedeelte van de Grote Oceaan.
Biologen in Brisbane en Sidney, in Australi, hebben in november 1989 bij het eiland Moretton een
voedingscentrum gevestigd. Een ploeg verzorgers verstrekt de dolfijnen verse vis om ze te laten
wennen aan de menselijke aanwezigheid. Sinds januari 1990 laten 25 dolfijnen, waarvan het
vertrouwen is gewonnen, zich benaderen. Momenteel zijn er in dit centrum studies aan de gang
naar hun taal en gewoonten.
Ook worden er talrijke studies uitgevoerd aan dolfijnen in gevangenschap. In 1961 begon het Sea
Life Park op Hawaii met onderzoek naar het gedrag van walvisachtigen. Op het ogenblik zijn de
taal en het echopeilingssysteem onderwerpen van studie. In verschillende dolfinaria bestudeert
men de intelligentie van dolfijnen en genetici werken aan hun chromosomen om hun evolutie beter
te kunnen doorgronden.
Op internationale congressen komen regelmatig alle onderzoekers en biologen bijeen die zich
bezighouden met de zeezoogdieren. Het congres in 1989 werd door meer dan 800 deskundigen
bijgewoond.

8
Dolfijnen

Arno Laruelle

5.3.

Dolfijnen nemen deel aan menselijke activiteiten

De vriendschap tussen kinderen en dolfijnen blijft niet beperkt tot het verleden. In 1956 nam het
Nieuw-Zeelandse parlement een wet aan om een tuimelaar, Opo genaamd, te beschermen. Zijn
vriendinnetje aaide hem en klom op zijn rug, en ze speelden samen met een bal. Verhalen van
deze aard bereiken ons vanuit alle delen van de wereld. Maar het opmerkelijkste verhaal betreft
ongetwijfeld de dolfijnen van Monkey Mia in Shark Bay, Australi. Op een zomernacht in 1964
bewonderde een jonge, Australische vrouw, Ninny Watts, een dolfijn die rond de zeilboot zwom
waarop ze zich bevond. Ze nam een vis uit de koelkast van de boot en wierp deze naar het dier
dat in de golven speelde. Al snel kwam deze de vissen direct uit haar hand aannemen. Ze noemde
hem Charlie. Hij werd de mascotte van de baai en bracht nog meer dolfijnen mee. Sinds de jaren
zeventig leeft er nu een twintigtal dolfijnen in Shark Bay. Jaarlijks komen meer dan 40 000
bezoekers om deze wilde dolfijnen te bewonderen en te aaien. Ze zijn vrij in hun doen en laten,
maar als ze worden benaderd met een haring, hun meest geliefde hapje, komen ze direct
aangezwommen. Sommige gaan zelfs zo ver de mens een zelf gevangen vis aan te bieden. In
1986 trad er, in verband met het groeiende aantal bezoekers uit de gehele wereld, een
beschermende wet in werking en werden er opzichters aangesteld om over hun veiligheid en
welzijn te waken. Zo kunnen wetenschapsmensen een school wilde dolfijnen bestuderen, die
gemakkelijk is waar te nemen.
Sommige dolfijnen hebben een andersoortige relatie met de mens. Bij de bank van Arguin, in
Mauritani, werken de plaatselijke vissers samen met wilde dolfijnen (tuimelaars, gevlekte dolfijnen
en gewone dolfijnen). Als ze hun netten voor het strand hebben uitgezet, slaan ze met stokken op
het water om de dolfijnen te lokken. Deze komen snel naderbij en vervullen de rol van drijvers door
de vissen in de netten te jagen. Dolfijnen en mensen behoeven slechts toe te slaan. Het is
onmogelijk vast te stellen wie van de twee bij deze samenwerking de meeste baat heeft.
Een soortgelijke werkwijze is te zien in Santa Catarina, in Brazili. Dagelijks helpen 25 tuimelaars
de plaatselijke vissers bij de vangst van harders en andere vissen. Het gaat hier zonder twijfel om
een zeer oude traditie.

5.4.

Het leven in gevangenschap

De eerste dolfijnen in gevangenschap werden in 1913 in het Aquarium van New York
ondergebracht. In 1938 bouwde een Amerikaanse filmmaatschappij in Florida een Aquarium met
de opzet er onderwateropnamen te maken. Om het publiek te plezieren werd een dresseur in
dienst genomen om de dieren op te leiden. In navolging daarvan toonden de Aquaria van Seattle,
Washington en Vancouver gevangen orkas.
Sinds 1913 werden over de gehele wereld meer dan 2 700 tuimelaars, 250 grienden, 150 gevlekte
dolfijnen, 120 orkas en talrijke gewone dolfijnen in gevangenschap gehouden. In 1985 hebben
ongeveer 100 miljoen mensen de dolfinaria bezocht om de dieren te bewonderen.
Door de resultaten van de voortplanting in gevangenschap hoopt men dat het onttrekken aan de
natuur van dolfijnen binnenkort niet meer nodig zal zijn. Tuimelaars planten zich in talrijke
dierenparken probleemloos voort. Bij de orkas ligt dit veel moeilijker: dikwijls sterven de jongen
binnen een jaar na de geboorte. Corkey en Orky, echter, bewoners van Sea World in San Diego
(Californi), hebben regelmatig jongen.
Sommige dolfinaria ontwikkelden methoden om gestrande dieren te redden. Ze worden door
biologen en dierenartsen verzorgd en vervolgens weer in zee teruggezet.
Het opmerkelijke leervermogen van de dolfijn heeft de mens ertoe gebracht gebruik te maken van
zijn capaciteiten. Goed opgeleid, helpen ze hem bijvoorbeeld bij de arbeid aan onderwaterwerken.
Omdat ze veel sneller zijn dan kikvorsmannen, doen ze dienst als boodschappers tussen het
wateroppervlak en de oceaanbodem. Ook vervoeren ze op hun rug mensen die in moeilijkheden
zijn geraakt.
Het Amerikaanse leger traint eveneens dolfijnen, die in gedeeltelijke gevangenschap worden
gehouden. Dresseurs leren hen mijnen te plaatsen, onderzeese bouwwerken op te sporen en de
taken te verrichten van een militaire kikvorsman.

9
Dolfijnen

Arno Laruelle

You might also like