You are on page 1of 5

Wijken zonder aardgas

Naar een effectieve aanpak


Sible Schne
HIER klimaatbureau
Februari 2016
Inleiding
In het Energierapport geeft EZ aan dat ze de CO2-uitstoot voor de verwarming van woningen en
kantoren vergaand terug wil brengen, zodat er in 2050 bij de voorziening van lage temperatuurwarmte per saldo geen CO2-emissie meer optreedt. Naast energiebesparing gaat het om het zoveel
mogelijk benutten van duurzame of CO2-arme energiedragers: restwarmte, biogas, warmte en
elektriciteit uit hernieuwbare bronnen. Het gebruik van aardgas zal zoveel mogelijk worden
verminderd.
Deze warmtetransitie vraagt, aldus het Energierapport, ook veranderingen in de infrastructuur. Het is
daarom verstandig om de besluitvorming over een meer duurzame warmtevoorziening (inclusief
energiebesparing) te koppelen aan plannen voor aanleg of uitfasering van infrastructuur of plannen
voor herstructurering van woongebieden en bedrijvenlocaties.
EZ wil de Energiedialoog benutten om scherp te krijgen wat er nodig is om deze warmtetransitie in
de gebouwde omgeving mogelijk te maken. Daarbij gaat het enerzijds om zorgvuldige
besluitvorming. Anderzijds om de implementatie van de genomen besluiten.
Met name de implementatie is een buitengewoon ingrijpende opgave. Aardgas is een zeer
aantrekkelijke energiebron voor de verwarming van woningen. Vergaande isolatie van oudere
woningen naar label A of B kost al snel enkele tienduizenden euros. De alternatieve duurzame of
CO2-arme energiedragers zoals restwarmte, biogas, warmte en elektriciteit uit hernieuwbare
bronnen zijn over het algemeen duurder en vereisen in een deel van de gevallen ook de omvorming
van het verwarmingssysteem in de woning naar lage temperatuur verwarming. Ook dat kost geld.
Om bewoners in het uitvoeringstraject mee te krijgen is zorgvuldige communicatie op basis van
objectieve gegevens, inspraak en zorgvuldige besluitvorming in het besluitvormingstraject essentieel.
In het uitvoeringstraject moeten alle bewoners meedoen. Daar ligt de grootste opgave.
Deze notitie is bedoeld als bijdrage aan de Energiedialoog en wil een beeld schetsen van de
maatregelen die nodig zijn om te komen tot zorgvuldige besluitvorming en met name de
veranderingen die nodig zijn om te komen tot succesvolle uitvoering.
Besluitvorming
In het Energierapport geeft EZ aan dat keuzes over de inrichting van de warmtevoorziening het beste
lokaal kunnen worden gemaakt op basis van plaatselijke omstandigheden en voorkeuren. Om ruimte
te bieden voor maatwerk in wijken wordt de warmtetransitie dus meer dan nu een lokale en een
regionale aangelegenheid met een grotere rol voor lokale overheden, gebouwbeheerders,
projectontwikkelaars en bewoners. EZ ziet het opstellen van een (regionaal) warmteplan hiervoor als
het startpunt.
Lokale besluitvorming is uiteraard alleen mogelijk als gemeenten, in navolging van Denemarken, de
bevoegdheid krijgen om gasnetten te verwijderen en (waar daarvoor wordt gekozen) warmtenetten

met verplichte aansluiting aan te leggen. Daarnaast moet uiteraard de verplichting tot aansluiting op
het gasnet worden gewijzigd.
In de rapportage van de Overlegtafel Energievoorziening doen netwerkbedrijven, energiebedrijven
en maatschappelijke organisaties een aantal aanbevelingen om deze warmtetransitie goed te laten
verlopen. Zij pleiten ervoor om alternatieven voor warmtevoorziening in de gebouwde omgeving
ruimte te geven en te stimuleren door:
1. Lokale afweging middels lokale Maatschappelijke Kosten/Baten Analyse (afhankelijk van de
situatie ter plaatse kiezen voor optimale oplossing en timing):
o Hybride warmtepompen in minder goed gesoleerde woningen, gecombineerd met
(duurzame) bronnen voor piekverwarming.
o Elektrische warmtepompen in optimaal gesoleerde gebouwen.
o Lokale gasnet renoveren als andere mogelijkheden voor duurzame LT
warmtevoorziening niet mogelijk zijn.
o Warmtenet als voldoende (duurzaam opgewekte) restwarmte gegarandeerd
beschikbaar blijft, of andere (duurzame) warmtebronnen beschikbaar zijn
(geothermie, afvalwaterzuivering, etc.).
2. Gelijkspeelveld creren: verschillen in fiscale behandeling en in tarifering van gas en
elektriciteit wegnemen.
3. Integraal benaderen: consequenties voor alle netten (gas, warmte en elektriciteit)
meenemen in MKBA.
4. Op korte termijn starten met opstellen MKBA voor die gebieden waar grote investeringen in
netten of gebouwde omgeving te verwachten zijn en/of restwarmte beschikbaar komt.
Met name de laatste aanbeveling laat zien dat het logisch kan zijn om de besluitvorming over wijken
zonder aardgas te koppelen aan de planning van de netwerkbedrijven voor de eventuele vervanging
van oude gasnetten (al kan dit in de praktijk ook lastig zijn, omdat deze vervanging vaak weer aan
andere infrastructuurprojecten is gekoppeld).
Een essentieel element van zorgvuldige besluitvorming is betrokkenheid van bewoners. Deze moet
veel verder gaan dan bij gangbare inspraakprocedures omdat een besluit tot afbouw van het gasnet
grote gevolgen heeft voor zowel huurders als eigenaar bewoners. We komen er zo nog op terug. Het
is daarom belangrijk dat de MKBA ook inzicht geeft in de gevolgen voor individuele huishoudens en
dat lokale energie initiatieven en wijkgebonden bewonersorganisaties intensief bij de besluitvorming
worden betrokken. Anders laten de gevolgen zich raden in de implementatiefase.
Implementatie
Essentile onderdelen van een zorgvuldige implementatie zijn proposities waar iedere wijkbewoner
in redelijkheid mee uit de voeten kan, een heldere lokale uitvoeringsorganisatie, landelijke
ondersteuning van lokale uitvoeringsorganisaties en duidelijke kaders voor de wijze waarop het
bedrijfsleven de maatregelen kan uitvoeren. Uitgangspunt hierbij moet zijn dat de bewoner de
kennis en instrumenten in handen heeft om zelf keuzes te maken tussen maatregelen op woning-,
straat- en/of wijkniveau.
a. Redelijke proposities
Wanneer een gemeente ervoor kiest het oude gasnet te vervangen door full-electric warmtepompen
in optimaal gesoleerde gebouwen of een warmtenet, zullen in de praktijk (vrijwel) alle bewoners van
de betreffende wijk aanpassingen in hun huis moeten realiseren. Zoals gezegd, zijn vergaande
isolatie van oudere woningen naar label A of B en de omvorming van het verwarmingssysteem naar
lage temperatuur verwarming ingrijpende maatregelen die veel geld kosten en in de praktijk op dit

moment niet uit de verlaging van de energierekening kunnen worden betaald. Veel huishoudens
hebben dit geld niet of geven het liever aan andere zaken uit. Daarbij komt dat een deel van de
nieuwe technieken onbekend is en er ongetwijfeld kinderziektes zullen ontstaan. De voorspelde
besparingseffecten kunnen tegenvallen. Eigenaar-bewoners kunnen geen zin hebben in de
investering omdat ze mogelijk gaan verhuizen. Enzovoorts, enzovoorts.
De vraag is met andere woorden wat er nodig is om tot aantrekkelijke proposities te komen, waar
iedere wijkbewoner in redelijkheid mee uit de voeten kan. Aantrekkelijk kan daarbij breed worden
opgevat. Het gaat niet alleen om geld, maar ook om comfort en woningverbetering.
CE Delft heeft berekend dat zonder uitgebreide subsidiring aantrekkelijke proposities in de praktijk
alleen mogelijk zijn als de gasprijs omhoog gaar naar ongeveer 1,- per m3. Dat is een verhoging met
ongeveer 50% ten opzichte van de huidige prijs. Een dergelijke verhoging kan net als bij de
regulerende energiebelasting in de jaren 80 worden ingevoerd als onderdeel van een
belastinghervorming, waarbij moet worden gekozen voor een stap voor stap verhoging en voor
compensatie van specifieke groepen, zoals ouderen, gezinnen met jongere kinderen en
vrijwilligersorganisaties (bij compensatie via de loonbelasting).
Er zal verder een oplossing moeten worden gevonden voor het probleem dat veel eigenaarbewoners in de praktijk het geld niet hebben om de noodzakelijke maatregelen te financieren. Een
optie is om de netwerkbedrijven een rol te laten spelen bij de financiering van de maatregelen,
bijvoorbeeld door betaling via de netaansluiting mogelijk te maken. Een andere optie is een lokaal
energiedienstenbedrijf, dat eigenaar-bewoners een zogenaamd Woningabonnement aanbiedt,
waarmee huiseigenaren hun woning volgens eigen wens energiezuinig maken zonder zelf te
investeren (op basis van een verlaging van de energierekening). In Deventer is door de lokale
energiecoperatie een dergelijk systeem ontwikkeld, met steun van de gemeente Deventer, de
provincie Overijssel en de Kredietbank Salland.
Ook dient er aandacht te komen voor het probleem dat vergaande isolatie van oudere woningen veel
meer deskundigheid vereist dan vaak wordt gedacht. Wanneer een paar warmtelekken over het
hoofd worden gezien, kan het effect van de genomen isolatiemaatregelen vaak fors tegenvallen of
tot bouwfysische problemen als condensatie leiden. Deze deskundigheid kan landelijk worden
georganiseerd.
b. Een lokale ondersteuningsstructuur
Een gemeente die besluit binnen vijf tot tien jaar te stoppen met het aardgasnet in een bepaalde wijk
moet uiteraard een lokale infrastructuur bouwen om alle bewoners te helpen met de noodzakelijke
besparingsmaatregelen en de veranderingen in het verwarmingssysteem. Lokale duurzame energieinitiatieven en nieuwe wijkgebonden bewonersorganisaties kunnen daarbij een waardevolle rol
spelen.
De evaluatie van het wijkgerichte Blok voor Blok programma beschrijft dat het in de praktijk moeilijk
is om grote aantallen eigenaren van koopwoningen te verleiden tot het treffen van
energiebesparende maatregelen. Dit kan uiteraard anders liggen in een situatie, waarin men weet
dat het aardgasnet verdwijnt, maar de conclusie moet wel zijn dat deelname echt een probleem is.
Voortbouwend op Blok voor Blok zijn drie initiatieven ontstaan gericht op de professionalisering van
de buurtgerichte aanpak: KUUB, Hoom en Buurkracht. Deze drie partijen hebben allemaal systemen
ontwikkeld die zijn te classificeren als klantrelatiebeheersystemen (CRM). Met instemming van de
klant worden in deze systemen gegevens bijgehouden over de woning en klantbehoeften, waardoor
op hun specifieke situatie ingespeeld kan worden (bijvoorbeeld met concrete vervolgacties).

Het gebruik van een klantrelatiebeheersysteem heeft belangrijke voordelen:


1. Als een bewoner belt, heb je alle informatie bij de hand en kun je dus meteen meekijken met
de exacte informatie en de historie van contacten om de bewoner echt en meteen verder te
helpen.
2. De bewoner hoeft niet telkens al zijn informatie (adresgegevens, woninggegevens) opnieuw
in te voeren, je hebt die na n keer in de database en daarna is het emailadres voldoende.
3. Met de informatie in de database kun je informatie zo filteren, dat bewoners alleen
relevante informatie krijgen die behoort bij hn klantfase en hn maatregelvoorkeuren.
4. Je kunt ook zelf de kwaliteit van het operationele proces bijhouden.
5. Je kunt op de bewoner blijven prikkelen om in actie te komen, door met enige regelmaat
weer contact op te nemen, nieuwe informatie aan te reiken of te vragen welke problemen de
bewoner nog ervaart.
Met name dat laatste punt is belangrijk, omdat energiebesparing een probleemoplosser is. Het is te
vergelijken met een levensverzekering: het is belangrijk om te regelen, maar na de aankoop heb je er
niet echt lol van. Je bent eerder opgelucht en tevreden omdat je het goed geregeld hebt. Bij deze
categorie producten merk je vaak, dat mensen het onderwerp wat voor zich uit schuiven. Er wordt
wel s avonds een lijstje gemaakt van aanbieders voor vloerisolatie, maar het bellen de volgende dag
schiet er bij in. Of de bewoner twijfelt tussen twee offertes waardoor ze beide zomaar twee
maanden blijven liggen. Er is altijd net even iets belangrijker, waardoor het er uiteindelijk nooit van
komt.
c. Landelijke ondersteuningsstructuur
Ter ondersteuning van de lokale ondersteuningsstructuur is een landelijke ondersteuningsstructuur
nodig, die gemeenten, netwerkbedrijven en bewonersinitiatieven helpt met deze wijkgerichte
transitieaanpak. De volgende elementen zijn daarbij van belang:
Landelijke communicatie met als doel huurders en eigenaar-bewoners te informeren over de
noodzaak en de mogelijkheden van de gastransitie;
Een helder landelijk kader voor de lokale warmteplannen.
De meest eenvoudig te realiseren opties voor het stoppen met aardgas in wijken met veel
relatief slecht gesoleerde woningen, lijken warmtenetten op basis van hoge temperatuur
warmte en hybride warmtepompen. In beide gevallen hoeft er dan in de woning weinig te
veranderen. De ontwikkeling naar 100% label A woningen kan geleidelijk verlopen. De vraag
is echter of er voldoende warmte op hoge temperatuur beschikbaar is, of er voldoende
groen gas beschikbaar komt om op grote schaal voor deze optie te kiezen en wat de kosten
zijn van de vernieuwing van het gasnet voor deze beperkte en (als gevolg van de ambitie om
alle woningen op label A te krijgen) in belang afnemende functie. De andere opties,
warmtenetten van lage temperatuur en elektrische warmtepompen, vragen een transitie
waarbij vergaande besparing in alle woningen een integraal onderdeel van is.
Het creren van randvoorwaarden voor de ontwikkeling van aantrekkelijke proposities.
Verbetering en opschaling van de bestaande klantrelatiebeheersystemen.
Ondersteuning van lokale energie initiatieven en wijkgebonden bewonersinitiatieven.
Toegankelijke informatie over de fasering van de geplande vervanging van het gasnet door
de netwerkbedrijven.
Inzicht in de (vermeden) kosten die de netwerkbedrijven in een specifieke wijk moeten
maken.
Een database met werkelijke besparingsgegevens van woningen, bewonersprofielen en
besparingsmaatregelen, zodat tot goed onderbouwde prognoses gekomen kan worden van
het toekomstige energiegebruik in een wijk.
Belangrijk is dat ook partijen, die kritisch zijn over bepaalde opties, in het besluitvormingsproces
worden gehoord.

Samenwerking met het bedrijfsleven


De kwaliteit van het aanbod van energiebesparingsmaatregelen en diensten is wisselend. Er is sprake
van grote verscheidenheid binnen het MKB: isolatiebedrijven, bouwbedrijven en installateurs etc.
hebben allemaal hun eigen producten en expertise (en deze expertise is bovendien niet perse
energiebesparing als zodanig).
Er dienen eerlijke systemen te worden ontwikkeld op basis waarvan de lokale
ondersteuningsstructuur bedrijven selecteert waar het naar verwijst. Hetzelfde is het geval wanneer
een gemeente besluit te kiezen voor de oprichting van een lokaal energiedienstenbedrijf.
Uiteraard blijft ook altijd de mogelijkheid dat eigenaar-bewoners zelf het bedrijf kiezen, waarmee ze
in zee willen gaan.
(Met dank aan Ron de Graaf, directeur Hoom)

You might also like