You are on page 1of 3

Naam: Iris van der Heijden

Klas: PEHVC16
Datum: 08-03-2017

Overdenking van de groep


Mijn overdenking is als volgt opgebouwd. Ik begin met de doelen die ik voor
mezelf heb opgesteld. Hierna volgen de conclusies vanuit de typering gekoppeld
aan de theorie. Als allerlaatst beschrijf ik onderzoeken die aansluiten bij mijn
doelen.
Mijn doelen
Ik hoop te bereiken dat 12(meisje), 11(jongen), 23(jongen), 2(meisje) meer
worden betrokken bij de groep. Dit wil ik bereiken tijdens dit kwartaal. Ik hoop de
negatief gekozen leerlingen meer bij de groep te kunnen betrekken. Ik wil dit
doen door heterogene groepen samen te stellen. Leerlingen gaan samenwerken
met kinderen van verschillende niveaus. 9(jongen) komt negatiever uit de
sociogram dan verwacht. Volgens mijn mentor en mij geen reden tot zorgen. Dit
concludeer ik uit eerdere observaties en gesprekken met mijn mentor. Ik zou
graag willen dat deze leerlingen de samenwerking aangaan met andere
leerlingen. Dit naar aanleiding van het ingevulde sociogram. Zij zijn graag op
zichzelf en werken alleen. Ik wil hierdoor bereiken dat de sfeer en de onderlinge
relaties tussen leerlingen nog beter worden. Ik vind dit erg belangrijk, omdat ik
het belangrijk vind dat elk kind bij de groep wordt betrokken. Mijn motto is dan
ook: Alle kinderen worden sterren als we ze laten stralen. Bovendien denk ik dat
het goed is om een pedagogisch klimaat te creren waarin elk kind zich gelukkig
voelt en zijn eigen mening durft te tonen.
Ook wil ik dat kinderen veel van elkaar kunnen leren. Ik wil heterogene groepen
samenstellen met jongens en meisjes door elkaar. De jongens kiezen namelijk
vaak op een negatieve manier voor de meisjes. Ik vind het belangrijk om de
leerlingen met zoveel mogelijk anderen te laten samenwerken, omdat dit ten
eerste nog vaker van je gevraagd wordt. In het dagelijks leven is het belangrijk
om met andere te kunnen praten, discussiren enzovoorts. Maar ook denk ik dat
jongens en meisjes op verschillende niveaus veel kunnen leren van elkaar. Maar
niet alleen jongens en meisjes. Er kan ook gewerkt worden met
niveauverschillen. Leerlingen leren ten slotte veel van elkaar.
Conclusies vanuit mijn typering
Als allereerst zou ik een aantal conclusies willen trekken aan de hand van mijn
typering. de eerste conclusie die ik trek is dat het opvallend is dat deze leerlingen
bij werken en spelen negatief worden gekozen. Het maakt de leerlingen dus
vrijwel niet uit of ze samen moeten werken of spelen.
23(jongen) wekt irritaties op bij andere leerlingen. Dit volgt uit het gesprek met
mijn mentor. Ik wil hiermee aan de slag. Ik wil dat hij op een positieve manier
betrokken kan worden bij de groep.
Bij het begeleiden van een groep is het belangrijk om met een aantal punten
rekening te houden. Onder andere de leeftijd. In groep 8 zijn de leerlingen tussen
de 11 en 13 jaar oud. Kinderen kunnen meer verantwoordelijkheid aan.
Leerlingen zijn competitief ingesteld. Je kan groepen op verschillende wijze
indelen; leeftijd, ontwikkeling en sekse. Bij een heterogene klas, moet dus
rekening worden gehouden met verschillende niveaus. Zo ook met de leeftijden
en ontwikkelingen. De kinderen die niet echt zijn betrokken bij de groep wil ik
tijdens de coperatieve werkvormen meer bij de groep betrekken. Bij deze
vormen van werken zullen zij wel samen moeten werken. De betrokkenheid wordt
groter, maar ook de leeropbrengst. Ik wil deze kinderen bij andere leerlingen in
groepjes laten samenwerken, die op een positievere manier zijn gekozen, dan
deze leerlingen. Dit is terug te vinden in het sociogram en de typering.

Wie mag niet meedoen en waarom?


Onderzoek naar impopulariteit
Populariteit heeft te maken met de waardering van andere leerlingen. Het kind
beschikt over vele sociale vaardigheden. Zij gedragen zich vaak op een positieve
manier.
Een peer group is een groep waarvan de leden ongeveer gelijk zijn. Putallaz en
Gottman(1981) onderzochten wat impopulaire kinderen doen om bij een groep te
horen. Zij bleken:
-meer informatieve vragen te stellen;
-meer over zichzelf te spreken;
-het vaker oneens te zijn;
-meer hun eigen gevoelens/meningen uit te spreken;
-nieuwe gespreksonderwerpen te introduceren;
-de neiging te hebben aandacht door henzelf te vragen in plaats van aansluiting
te zoeken bij de groep.

Na het gesprek met mijn mentor heb ik gemerkt dat 11 veel over zichzelf praat
en ook snel zijn mening uitspreekt, hij is vrij direct. 12 daarentegen zoekt
nauwelijks aansluiting bij de groep, zij is dus ook erg naar zichzelf toegericht. 23
vraagt juist veel aandacht, terwijl 2 het juist over andere onderwerpen kan
hebben. Wel moet ik erbij vermelden dat 2 later is aangesloten bij de groep.

Theory of mind
De theory of mind wil zeggen dat een kind het vermogen bezit om zich een beeld
te vormen vanuit het perspectief van een ander, maar indirect ook van zichzelf.
Dit heeft alles te maken met het empathisch vermogen van een kind.

Hierna vindt er harmonieuze interactie plaats tussen de leerlingen. Een voorbeeld


hiervan is het onderdrukken van impulsen. Gekeken naar de jongen 23 denk ik
dat het op dit vlak wel eens mis kan gaan met andere leerlingen. Wat mij is
opgevallen uit eerdere observaties vanuit de typering is dat deze leerling wel
eens een duw kan uitdelen aan iemand. Ik wil ervoor zorgen dat de sfeer in de
klas hier niet door wordt verpest. Je wilt natuurlijk niet dat dit negatieve reacties
oproept bij andere kinderen. Hij moet leren om de neiging te onderdrukken.

Op welke manier kan ik deze kinderen het beste begeleiden?


Het is belangrijk om tegenwerking tegen te gaan. Ik wil ze vertellen dat ze meer
naar overeenkomsten moeten kijken.
Aan de andere kant wil ik het meewerken stimuleren. Het kind wordt
gestimuleerd om juist geen aandacht te vragen, maar wordt aangemoedigd om
relevante vragen te stellen aan de groep. Dit kan helpen tijdens de interactie
tussen leerlingen.

Onderzoek naar heterogene groepen


Ik wil meisjes en jongens bij elkaar in de groep zetten, maar ook rekening
houdend met de verschillende niveaus. Bij de samenstelling houd ik bovendien
rekening met de populaire en impopulaire kinderen. Ik wil deze aan de hand van
mijn observaties en het ingevulde sociogram koppelen aan elkaar.
Bij het intensieve aanbod worden heterogene groepen als uitgangspunt
genomen. Zo ook het gebruik van coperatieve werkvormen. Volgens het gips-
principe van (Kagan, 1965) zijn er een aantal voorwaarden waar een
coperatieve werkvorm aan zal moeten voldoen. Als volgt:
-gelijke deelname
-individuele aanspreekbaarheid
-positieve wederzijdse afhankelijkheid
-simultane interactie.
Ik wil deze veel in mijn lessen toepassen. Ook wil ik ervoor zorgen dat de
leerlingen elkaar helpen en stof aan elkaar uitleggen.
(passendonderwijsaanbod.slo.nl)

You might also like