You are on page 1of 114

I

.'
7< , ;'
} I j),

~ ~ J) ')

) )

. '. : : :.: . ! '. : ' > ~) ~ ,,) :):


:: :!':! ~: : : .: :. :., :),, : "
't' '. '.t )11' )

VOOR

BIJENT'EEL T
te 's-HERTOGENBOSeH,

9, 10 en 11 September 1902.

Lijst der Leden


EN

Verslag
va n dez i t tin gen va n h e t e 0 n g res.

Stoomuruk van P. Stllkvis & Zoon, 's Bosch,

!
..
11 _

.0::". :.-;. ..::.. ........ .. . ... :


..... .... .:i:::-
0
. .. .
.... .... :. : : : .... : ....
.:0 ::: : ::: .:::..:
. .........
.. ........
"' .
Ille Internationale Congres voor ijenteelt.
L E 0 E N L IJ S T.

EERE-COMITE.
Onder hot Eere-Voorzitterschap van
Z. Ex. Mr. J. O. DE MAREZ OYENS,
Minister van W ate~staat Handel en Nijverheid.
en onder Eere - Vice-Voorzitterschap van
. MR. A. BARON V AN VOORST TOT VOORST,
Oommissaris der Koningin in N oord-Brabant.
LEDE N.
de H.H.
JHR. MR. W . . O. A. ALBARDA V AN EKENSTEIN, lid van de
1e Karner der Staten-Generaal, voorzitter van de N ederlandsche
Pomologische Vereeniging, Groningen.
BEHR, lid van de Belgisehe Syndicale Karner voor Bijenteelt pastoor
te Solwaster bij Spa, (Belgie.)
A. BERTRAND te Bouillon, Luxemburg, (Belgie)
ED. BERTRAND, directeur van de "Revue internationale d'apicul-
ture" te N yon, (Zwitserland.)
BEUVE te Greney, (Aube, Frankrijk.)
J. BLOM, voorzitter van het Genootschap te bevordering van den
Landbouw in Drente, Meppel , (Nederland.)
BOYER, oud-vool'zitter van de Vereeniging voor Bijenteelt van
Bourgogne, pastoor te Beon bij Oezy, (Yonne, Frankrijk.)
P. J. A DE BRU i'NE, voorzitter van het N ederlandsch Landbouw
Oomite te Zwijndrecht.
J . OARTUYVELS- VAN DER LINDEN~ inspecteur generaal aan
het Ministerie van Landbou w, Brussel.
DEROSN E, oud-voorzitter van de Vereeniging voor Bijenteelt van
Franche Oomte, Kasteel Olland bij Oendrey, (Doubs Frankrijk.)
DR. DEVAUOHELLE te l'Etoile bij Flixecourt Somme, (Frankrijk.)
E. V AN DIEREN , voorzitter van den IJmkersbond van Zuid-Brabant
te Leuven.
R. DINGER, oud-voorzitter van de Vereeniging tot bevordering der
Bijenteelt in N ederland te Lunteren. , ~
~(},
8 370 ,

2-l.~ 2.. ~
6 :3 ~. 0 ~
I

~ ?- 00
I _
JI-IR. P. J. J. S. M. V AN DER DOES DE WILLEBOIS, lid van
de 1e Karner der Staten Generaal) Burgerneester van 's-Hertogenboscb.
SYRIN DUBOIS, onder voorzitter van de Vereeniging voor B!jen-
teelt van Henegouwen-Brabant eIl omstreken, secretaris van de
Belgische Syndicale Karner voor Bijenteelt te Monceau aan de
Sarnbre (Belgie)
DR. DZIERZON, pastoor in ruste, te Karlsrnarkt, te Silezie.
MR. A. FERF, secretaris van het Nederlandsch Landbouw-Cornite
's-Gravenhage.
DE FONTGALLAND, voorzitter van de entomologiscbe afdeeling van
de Fransche Vereeniging vall landbouwers te Die (Drorne, Fr~nkrijk).
FR EOlI, voorzitter van de Badensche Lands- Vereeniging voor Bijen
teelt te Sckingen.
DIRECTOR GEI BEL, voorzitter van de y\r estfaalsche Vereeniging
voor Bijenteelt te Dortmund .
GIAR D, lid van het I nsti tuut, voorzitter van de Oentrale Vereeni-
ging, Parijs.
MR H. GOEMAN BORGESl US, oud-minister van binnenlandscho
zaken, lid van de ~e Karner ' der Staten-Generaal, den Haag.
E. DE GRAND, RY, oud-voorzitter van het Eere-Oomite van de
Parijsche tentoonstelling van Bijenteelt in 1900, kasteel Chokier
bij Hoog-Flemalle, (Belgie).
MR. C. J. HAOKE VAN MIJNDEN, voorzitter van het Genootschap
voor Landbouw en Kruidkunde in Utrecht . te 1!trecbt
DES. H ALLEUX, voorzittel' van den Bond van Bijentelers van
Oondroz-Resbaie te Spa. (Belgie).
MR. P. O. J. HENNEQUIN, voorzitter van de Maatschapp!j tot be-
vordering van Landbouw en Veeteelt in Zeeland; Aardenburg.
J. HENRY, voorzitter van den IJ mkersbond van Henegouwen en
omstreken, Flobeoq (Belgie).
P. VAN HOEK, inspectellr van het Middelbaar Onderwijs, belast
met' het toezicht op de landbouwscholen, den Haag.
DR. J AOQUES, voorzitter van den Luxemburgschen IJmkersbond,
Floren ville (Belgie)
JHR. J. O. DE JONG V AN BEEK EN DONK, Gouverneur van
Ollragao, ouc1onder-voorzitter van de N oordBrabantscbe Maatschappij
van Landbollw.
D. V AN KONJJNENBURG, voorzitter van de Friesche Maatschappij
van Landbollw 7 Leeuwarden.
iCOULAGUIN, professor aan de hoogere landbouwschooi te Mosiwu.
LA URENT-OPIN, secretaris van de Vereeniging voor Bijenteelt en
Landbouwinsektenkunde van het departement van de Aisne te
Laon, (Frankrijk) .
LEGROS, gep. Eskadrons-Kommandant te Bayonne (Frankrijk),
B. LISCHER, voorzitter van de Vereeniging voor Bijenteelt in den
Palts, Barbelrott.
F. B. LHNIS, insvecteur van den Landbouw, den Haag.
E. L DEvVIG, voorzitter van de Vereeniging ter bevordering van
Tuin- en LaIidhouw in Limburg, Maastricht .
J. D. ONDERWATEH, oud-voorzitter van de Nederlandsche Maat-
schappij VOOl' Tuin bou w en Plantkunde, Heemstede (Holland).
PE'l'ERSEN, 1e voorzittel' van de Duitsche Centraalvereeniging voor
Bijenteelt te Eddelack (11 olstein).
A. PROOST, directeur-generaal aan het Belgische Ministerie van
Landbouw, russel.
)fR. J. G. RIDDER VAN RAPPARD, voorzitter van de Geldersch- ' I
Overijsselscbe Maatscbappij van Landbouw, Laren, (Nederland).
PROF. UR. J. RI':rZEMA BOS, directeul' van het phytopathologisch
laboratorium W i11ie Commelin Scholten", Amsterdam.
SOH ULZE J voorzitter van de Vereeniging voor Bijenteelt van Saksen,
Anhalt en Thringsche landen, Flemmingen.
MR. C. J. SICKESZ, oud-directeur-generaal van den Landbouw in
N ederland, Huize de Cloese bij Lochern (Nederland).
E Y.lILE SrOR, vool'zitter van de Vereeniging van Bijenteelt van het
beldren van de Maas, te TI erstal (Belgi l.
J. TRUIJEN, vool'zitter van den N ederlandschen Christelijken Boeren-
bond te Meyel, Lir:p.burg.
G. V AS VISSER, voorzitter van de Hollandsche Maatscbappij van
Landbouw, Amsterdam.
DE VILLENEUVE te Sauvoy, (M~as Frankrijk).
WANDEL, voonitter van de Wurtembergsche Vereeniging voor
Rijenteelt, Kirchheim u T.
J. B. WESTERDIJK, voorzitter van het Genootschap voor Land-
bouw en ~ ijverheid in Groningen: te Uithuizermeeden, (N ederland).
4

R e gel i n g s -C0 m m iss i e.


DAGELIJKSCH BEST1J1JR.
VOORZITTER
JHR. F. DE LALIEUX DE LA ROCQ, voorzitter van de Belgisehe
Syndicale Karner voor Bijenteelt, voorzitter van de Vereeniging
voor Bijenteelt van Henegouwen, Brabant en omstreken, oud-com-
missaris van de Belgisehe Regeering voor de Afdeeling Bijenteelt
van de tentoonstelling van 1897 te Rrussel ; oudgedelegeerde voor
klasse 42 van de Wereldtentoonstelling van 1900 te "Parijs, oud-
afgevaardigde van de Belgisehe Regeering naar het Congt'es voor
Bijenteelt te Parijs, enz. enz:
Kasteel Miremont, Feluy-Arquennes (Belgie)
o N 0 E R - V 0 0 R Z I T T E R S.
G. BARON DE SENARCLENS DE GRANCY, vooI'zitter van de
Vereeniging tot bevordering der Bijenteelt in N ederland te Vucht.
G A.STON BONN lER, lid van bet Instituut van Frankrijk, rue de
l'Estrapade 14 Parijs.
GREGOIRE KOJEVNIKOV, professor aan de Hooge Scbool te
Moskou.
E. SEV ALLE, algemeen-secretaris van de centrale Vereeniging voor
Bijenteelt en Insectenkunde, rue serpente 28 Parijs.
A L G E M E E N - SEe 'R ETA R I S.
E. CAILLAS, onder-voorzitter van den centrale Vereeniging voor
Bijenteelt, Zijdeteelt en Landbouw-dierkunde, rue du Docteur
Blanche, 33, Parijs.
Secretaris-Pennil1gmeester. (voor Nederland.)
ED. V AN DE MORTEL, lid van den Gemeenteraad, Hinthamerstraat
D 19 's-llertogenbosch
L E 0 E N.
P. BIJDENDIJK, Bijenhouder, Brummen
E. SNELLEN, Rijkstuinbouwleeraar, Maastricht.
H. STASSEN, Kapelaan te Geulle, Limburg, en al de officieele
afgevaardigden van de buitenlandsche Regeeringen naar het Con-
gres van Parijs in 1900.
2. OFFICIEELE ~,"FGEV AA.RDIGDEN.

A. NEDERLAND.
De RH. n. DINGER, Lunteren I Oud-Voorz. van de Vereeniging tot bevordering
I der Bijenteelt in N ederland.
B. BUITENLAND.
Belgie
De HH. DE LALIEUX DE LA. ROCQ, Ferdinand, .I Feluy, Belgie.
VAN DIEREN , E., I Leuven, id.
Vereenigde Staten
DR. How ARD, 0., I Washington.
Frankrijli. 01
LA.URENT-OPIN, E., I Laon, Aisne Frankrijk.
Hongarije
GYRGI, A.,l I Londen, Engeland.
Groot Hertogdom Luxemburg
HEMMER, Ed., I Oapellen, Luxemburg.
KNNEN, N. P., I Ettelbrck, id.
Rusland
KOJEVNIKOV, Gregoire, St. Petersburg, Rusland.
Stiermarken
BASSLER, Felix, Grottenhof-Graz, Stiermarken.
A.rgentijnsehe republiek
Jhr REUCHLIN, O. I Rotterdam.
6

BUREA UX DER SEOTIES VAN HET OONGRES.

lste Sectie
deR.H.
Baron DE SENARCLENS DE GRANCY, Voorzitter.
BAssLER, Felix, Onder- Voorzitter.
BROUGHTON, Oarr., W., idem.
EBBINGE WUBBEN, F. A. Secretaris-Rapporteur.

2 e Sectie
BEYALLE, E., Vool'zitter.
KNNEN, N. P., Onder-Voorzittel'.
SNELLEN, E., Secretaris-Rapporteur.

3 e Sectie

Marquis DE FOUGERES. Yoorzitter.


Abbe STASSEN, H., Secretaris-Rapporteur.

.f.e Sectie

GRAFTIAU, J., Yoorzi tter.


Abbe OOBBAUT, Secretaris-Rapporteur,

5 e Sectie
KOJEYNIKOY, Gregoire. Voorzitter.
W ATHELET, A., Secretaris-Ra ppor teu 1'.

6 e Sectie
Dr. KHL, Vool'zitter
KNNEN, N. P., Onder- Voorzitter.
THlBAULT, Secretaris-Rapporteur.
NAAM. WOONPLAATS. Afgevaardigd door:

NEDERLANDSOHE VEREENIG ING EN.


DeH.H.
DINGER R., Lunteren. Vg. ter bev. der Bijent. in N ederland.
WIGMAN B., Wageningen. Id.
RIDDER VAN RAPPARD Laren. Geld.Overijss. Mij . van Landbouw.
Mr. J. G.,
BEIL H. A., Dinxperloo. Id. -:t
Baron DE GRANCY, Yucht. N ed. Mij. voor Tuinbouw en Plant~.
SNELLEN E, Maastricht. N ed. Pomologische Vereen g
KELTING F. Aug., Sandpoort. Afdg.N. en Z.-H . v/d Ned. Vg. v. Bijent.
BOOT H., Valkenswaard. Id N.-Brabant id.
GIERSBERGEN L. VAN Berlicum. Id.
EBBINGE WUBBEN F. A., Roden. Id. het N oor.d en id.
HEUFF EZN. J. A, Bennekom. Id Geld.-Overijs. id.
Id.
OPMEER J . L. J., id. Ned. Afdg. van de NeerL-Ind. Maat ij .
ZUYLEN G.E.V.L.VAN den Haag. van Nijverheid en Landbouw.
NAAM. WOONPLAATS. Afgevaardigd door:

BUITENLANDSCBE VEREENIGINGEN.
De HH. KHL Dr. Fr., Rostock (Duitschland). Vg. van Duitsch Oostenrijks-Hon
gaarsche Bijentelers.
GEILEN, Aken id. Vg. voor Blienteelt Aken.
BASSLER Felix, Graz-Grottenhof (Oostenrijk). Id. (Centr. Duitsche) v. Praag.
BASSLER Felix, Jd. Jd. van Stiermarken.
VVOHLRAB Ad., Weenen Schauflerg. 6. Id. (Centr.) v Oostenrijk.
EVERAIW G., Brussel 5 Place royale. Id . van Landbouw (Centr.) v. Belgie.
HENRY Alb, id. 45 rue de la Buche. Id. 00
HENRY J ules, Flobecq (Belgie). Id. v. Bijent. v. Henegouwen en Omstr.
THIBAUT Sylvain, Mont sur Marchienne (Belgie). Id.
COCK Nic. de Chat. du Bois Renard Ath. id. Belg. syndic. Kamel' van Bijenteelt.
LEBON F. J., Monstreux (Belgie). Vg. v. Btient. v. Hen., Brab. en Omstr.
TOMBU Leon., . Buy id. Id. id. Id. v. Condroz-Hesbaie.
LECART Alph, Heverle id. Id. id. Oentr. v. Belgie te Leuven.
N EROM Leon . Ch. van, Brussel 43 boulv. d'Anvers . . Id. id. v. Brussel.
BISK, U ccle bij Brussel. Id.
MEYER BENJ. Dilbeek id. Id.
DIE REN E. V AN Leuven (Belgie). Id. van Brabant.
MOLL ANS Abbe J. M., Sevendonck id. Kernpiscbe Bie-Mij.
NAAM. WOONPLAATS. Afgevaardigd door:

De HH.
GORRLA. Hermangildo, Barcelona (Spanje). Vg. v. Bijent. (Koninkl.) v. Spanje.
SEVALLE E., Parijs 28 rue serpente. Id. (Oentr.) v. Frankrijk.
OAILLAS E., Id. Jd.
BONNIER GASTON, Id. Id.
ApPAY, Id. Id.
ROCHE Oh., Tocane, Dordogne (Franlnijk). Id. v. Dordogne.
Bourg " Id. v. l' Ain.
REISSER Dr., Nice Id. v. Landb, Tuinb. enz. van de <::0.
" Zee-Alpen.
De Bij- Vg. van Bijenteelt van
l'Aube.
MORIAUX Gust., Honnechy, Nord " Vg. voor Bijent. van Avesnes.
REISSER Dr., Algiers n Jd. v. Alger. imkers.
LAPASSE F . DE Ohat. de la Peyre par le Fossat, Id. v. Landbouw van Ariege.
Ariege. (Frankrijk.)
OLEMENT, Parijs " Id. v. Landbouwers v. Frankrijk.
LAURENT.OPIN Et. Laon, Aisne " Id.
BENARD Alex., N ogent sur Seine Aube " Id. v. Bijent. v. N ogent a/ d Seine.
1 11

OHA TELLE Ed. DU Luneville ld v. het Oosten.


"


I NAAM. WOONPLAATS. Afgevaardigd door:
1-------
I DeHH. BUITENLANDSOHE VEREENIGINGEN (vervolg).
I NOBLECOUR Ti Chambry bij Laon (Frankrijk). Vg. v. Bijenteelt van Aisne.
JACQUES N., Wahl (Groot Hdm Luxemburg). ld. v. Landbouw v/d Ardennen.
KNNEN N. P., Ettelbrck . id. ld. v. Bijent. v/ h Gr. Hd. Luxemburg.
REDING-EVEN Felix, Diekirch id. ld. id. v. Diekirch-Ettelbrck.
PINTO D'ALMEIDA JO. Hil., Lis8abon (Portugal). ld. id. v. Portugal.
KOJEVNIKOV B., Moskou (Rusland). ld. id. (Russische).
KOJEVNIKOV G., Id. ld. id. v. ~oskou.
~

NA AM. I WOONPLAATS. <=>


DONATEURS NEDERLAND.
ALBARDA VAN :BjKENSTEIN Jhr. Mr. W. C. A. Groningen.
CROMMELIN Mevr. J. E. de Latrner bij Deventer.
DAALEN l\'Ir. A. C. v AN Bennekom.
DINGER R. Lunteren.
DOES DE WILLEBOIS Jhr. P. J. J. S. M. VAN DER 's-Hertogenbosch.
DOORNINCK A. V AN Vucht.
DUIJFHUIS BEIJNEN N. A. F V AN Frederiksoord.
EBBINGE WUBBEN l\'Ir. F. A. Roden.
FOCK A. Vucht.
GALEN P. C. VAN Bergeijk.
GOOSSENS O. Middelbeel's.
HGENHOLTZ Jbz. P. B. Kloentjing (Indie).
KNEPPELHOUT VAN STERKENBURG O. J. Driebergen.
KORTEWEG, Prof. Dr. D. J. Amsterdam.
LANGE J. O. DE Rotterdam.
LANSCHOT Mr. F. A. J. VAN 's-Hertogenbosch.
LHNIS F. B. 's-Gravenhage.
LORENTZ H. A. Bilt bij Utrecht.
MIDDELBURG Mej. Elisabeth Amerst'oort.
Mooy Jz. A. . Beemster.
MORTEL ED. VAN DE 's-Hertogen bosch.
ONDERWATER J. D. Heemstede. ~
~

PASMAN J. Meppel.
POORTMAN Hugo O. Weldam bij Goor.
RAPPARD MT. J. G. RIDDER VAN Laren.
REUCHLIN Jhr. O. Rotterdam.
RITZEMA Bos, Prof. Dr. J. Amsterdam.
SCHEPPER A. O. Id.
I1 SENARCLENS. DE GRANCY, Baron G. J. A. DE Vucht.
SMITS Mr. A. J. M. Oosterhout.
SMITS VAN OIJEN, Mr. Th. G. M. Eindhoven.
SNELLEN E . Maastricht.
VELDWIJK Mr. R. Arnhem.
NAAM. WOONPLAA TS.

VOGELVA.NGER Jules Hulst.


VOORST TOT VOORST, Mr. A. Baron VA~ 's-Hertogenbosch.
W ALSUM K. VAN Krimpen a/d IJ ssel.
WELDEREN BARON RENGERS Tb. VAN Oenkerk.
WESTERHOLT TOT HACKFORT, Baron B. T. W. VAN Vorden.
WIGMAN B. Wageningen.
ZUIJLEN G. E. V. L. VAN 's-Gravenhage.

DONATEURS BUITE.NLAND.
....
t>:)
ApPAY 223 rue St. Jacques Parijs (Frankrijk).
BRUNERIE F. Ecole d'agric. Fontaines (S. et L. id.
OHAIZE Ob ar 1es .Villerest pres Roanne (Loire id.
OOCK N. DE Ohateau du Bois Renard, Ath. (Belgie).
DIEREN E. VAN Leuven id.
FOUGERES Marquis DE 120 rue Legende Parijs (Frankrijk).
GIRAUD ETIENNE Le Landreau (Loire infer. id.
HEIDENREICH G Sonnenburg, Neumark, (Duitschland).
HEMMlm Ed. Oapellen (Luxemburg).
KOULAGUIN Nie. Moskou (Rusland).
KHL Dr. Rostock (Duitschland).
LALIEUX DE LA RocQ Fd. DE Feluy (Belgie).
LAURENT-OPIN ETIENNE Laon (Aisne, Frankrijk).
LEGROS A.. 16 rue Lormand Bayonne id.
MENDEN Otto, J os. Keulen (Duitschland).
REGENER Carl. id. id.
TRIACA Emilio Via Cappuccio No. 18 Milaan (Italie).
VILLENEUVE DE Sauv~y par Mauvages (Meuse, Frankrijk).
W AGENER Frangois Echternach . (Luxemburg).

LEDEN NEDERLAN D.
AILLY A. E. D' Amsterdam van Breestraat 65.
ALETTEN J. H. Heythuizen. joooo-L

ANSEM J. VAN Bakel.


BAART (kapelaan) F. A. B. VAN Uden.
BEIL H. A. Dinxperloo.
BERKUM H. J. VAN Prinsenhage.
BLEEKER S. Frederi ksoord.
ROGAERTS C 's- 11 ertogen bosch.
BOLSIVS A. J. M. Schijndel.
BOLTEN D. 's-GJavenhage, van Galenstraat 44.
BOOT F. 'V. Valkenswaard.
BOOT H. Id.
BOSCR J. C Beverwk.
NAAM. WOONPLAATS.

BOSCH "\V .J. VAN DEN Goes .


BOUMA A. Ulrutn (Groningen).
BROEK P. J. VAN DEN Reek bij Grave.
BRUINSMA Dr. G. W. Breda.
BHUSSEL T. C. VAN Santpoort
CAMMAN J. P. C. Breda.
CLAASSENS (kapelaan) H. J. Uden.
CLUNDERT M. VAN DEN Statendam bij Geertruidenberg.
COEVERINGH Joh. VAN DE
CORNELISSE J. W.
CROMMELIN R. M.
Liemde.
s-l f ertogen bosch.
1

Hilversum.
-
101:>-

DOMMELEN J. H. VAN Gemert.


DOREN H. VAN Reek bij Grave.
'DUNNINK J. Rou veen bij Staphorst.
DUIYENBODE Herrn. J. VAN Sloten (N.-Holl.)
EGMOND P. Bovencarspel.
EGMOND-POLMAN Mevr. H. Id.
ENSINK H. Gaes bij Oosterhesselen (Drenthe).
FLET A. Groningen.
-GIERSBERGEN Leon. v AN Berlicum.
GIERSBERGEN M. VAN Vlijmen.
GOOSSENS G. Id.
GULICK J. Th. C. M. VAN 's-Hertogenbosch.
HAAST AZn., 0 .. J. DE Utrecht.
HAGEDOORN A. L Santpoort.
HAVE D. J . VAN DER Kapelle bij Goes.
HAVE Job. VAN DER Frederiksoord.
H EESBEEN J. V AN Vlijmen.
HELVOORT J. VAN Id.
HENDRIKX G. Bergeijk.
HENDRIKX J. Milheeze.
I--L
H ENZELMANS J os. Berge!jk . Ol
HETTINGA TROMP J. VAN Utrecht.
R ETTINGA TROMP M evr. V AN 1<1.
HIDDINGH RZ. H. Anloo (Drenthe).
HOFFMANN C. w. Leiden.
JAN8SEN-GIELENS L. Helden (Limburg).
JASPERS w. Reek bij Gra ve.
KEHRER G. F. W. Santpoort.
KELTING F. Aug. Id.
KERSSEMAKERS F. X. Nuland.
KLASENS J. A. 's-Hertogenbosch.
11 KNEPPELHOUT J'. O. Driebergen.
NA.AM. WOONPLAATS.

KOLLER W. Burgstede Barnevcld .


KOSTER J. W. A. Bleekerspad 167 Amsterdam.
KUIJK VAN Almkerk.
LA.A.K J OS V AN DE Vucht.
L.A.NDT W. V.A.N 'T Barneveld.
LANSCHOT A. VAN Vucht.
LENNEP A. VAN EIst, 0 B.
LENSHOEK W. F. K. (~oes.

LIESHOUT G. V AN Bergeijk. )-oL

C!:I
LINSSEN H. Grubbenvorst bij Venlo.
LIST H V AN DER Reek bij Grave.
LOON A. V.A.N Goirle bij Tilburg.
M.A.RECHAL J. M. ,s-Hertogen bosch .
.MATTHES H. Breukelen.
MORTEL Mevr. E. V.A.N DE 's- Hertogen bosch.
N.A.NNING.A. UITTERDIJK J. Rampen.
NEEB A. A. Dordrecht.
NOBEL N. Tiel.
OPMEER J. L. J. Bennekom.
OTTEN W. A. Maren bij Osch.
OVERSLUIJS A. L. Delft.
PAESSENS A. Reek bij Grave.
PANNEK:JEK J. Eerbeek.
PRINS O. A. Vucht.
ROBBERS Mej. M. A. Villa Gerda Zand voort.
ROOSENBURG Mej. Oh. Vucht.
ROOY G. VAN Liemde.
RIJCKEVORSEL Mr. A. VAN Boxtet.
RIJCKEVOR8EL Mevr. E. VAN Id.
RIJCKEVORSEL Jonkvr. J. VAN 's-Hertogenbosch.
SCHERER G. A. 's-Gravenhage.
SCHIPPER Hzn., H. A. Santpoort. ......
-.::J

SCHUURMAN H. J an van N assaustraat 's-Gravenhage.


SCHWIETERS H. Nieuw Schoonebeek.
SMIT Mej. A. Leidschestraat 95 Amsterdam.
SMITS N. L. Reek bij Grave.
SNOEKS G. Zeeland bij Grave.
SPENGLER G. O. Tilburg.
STARING A. LocIiem.
STASSEN (kapelaan) H. Geulle.
STUERS Jhr. E. DE Brussel.
STUERS Mevr. Ed. DE Id.
STURM J. F. Heu~den.
NAAM. WOONPLAATS.

SWINKELS J. GijSZ. Lieshout.


TUKKER J r. R. Heemstede .
TUTEIN N OLTHENIUS H. Hilversum.
V AESSEN GRUBBEN L. Maasbree bij Venloo.
V ALLEN J ean H. Kasteel Billenraad Swalmen.
VERRA P. Leende.
. VOET P. W. Overveen .
VOGELVANGER George Bulst.
WAALDIJK G. Vucht.
WELP H. H. Winschoten. ~

00
WOUTERS J. Geulle.
ZANDT A. VAN DER Reek bij Grave.

LEDEN BUITENLAND.
LDABERT, Gaspar Alcarraz (Lerida Spanje).
ALEGRE, Graciano Miguel Lerisla id.
ALMEIDA LIMA, Jorged', S. Domingo de Bemfica (Portugal).
ALTETTE, Ern. Marseille-le-Petit (S. & 0., Frankrijk).
ApPAY, Mad me 223 rue St. Jacques Parijs, id.
BALAGUER, Pablo Alcarraz (Lerida Spanje).
BEDE, (abbe) Beautheil par Ooulommiers, (Marne-Frankrijk).
BEHR, (abbe) Sol waster par Sart-Iez- Spa, (Belgie).
BEN.A.RD, Alex. N ogent sur Seine (Aube, Frankrijk).
BERSON, Mad me Gourmay en Bray (Seine info id.)
BERTRA.ND, Ed. N oyon (Zwitserland).
BIESEM V.A.N rue neuve Leuven (Belgie).
BISCK Uecle, id.
BISTRO V, Nie. Sint-Petersburg (Rusland).
BONNENF.A.NT, Eug. Oormeilles en Parisis (Frankrijk).
BR.A.FFORT (abbe) Benj. J uxy par J amoigne (Belgie).
BR.A.NCOURT, Eloi Oreey sur Serre (Aisne, Frankrgk).
BR.A.UN, A_ DE Station Pilawa (Russisch Polen). .......
<:0
BRION rue des bouteilles Leuven (Belgie).
BROSS.A.RD, Jules Sandreville par Etreehy (S. & O. Frankrgk)
O.A.N.A.RT, Paulin Estinnes (Belgie).
O.A.STRO Dr. Fred., FR.A.NCO DE 47 rua Augusta Lissabon (Portugal) ..
OH.A.TELLE, Ed. DU 41 rue d' Alsace Luneville (M. et M., Frankrijk).
OLEMENT 34 rue Lacepede Parijs (Frankr!jk).
OOBB.A.UT, . (abbe) Alost, (BeIgie).
OouE PHIME, Dame Pouance (M .. et -L., Frankrijk).
Dll:CROLY, R. au Brul a Renaix (Belgie.)
DEL.A.UDE. Donat. Gembloux id.
DENIS Oisemont (Somme, Frankrijk).
NAAM. WOO NPLAA TS.

DENUIT, Tbom. Braine-IeOhateau (Belgie).


DUBOIS, Syrin. Monceau sur Sambre id.
DUFOUR, Lion. Avon (S. et M., Frankrijk).
DUMONT Salouel (Somme, id.)
Duv AL-TREPIED, Oh. MesniI sur l'Estree (Eure, Frankrijk).
Duv AL-TREPIED, G. Id. id.
ECK, (abbe) Dossenheim-Quatzenbeim (Elzas.)
FRICOTTE, Louis Heudicourt par Etrepagny (Eure, FrankrUk).
FRERE MAINFROY, Jos. Oarlsbourg (BeIgie). t-:l
o
GILLET-ROIX Bertrix, id.
GLASENAPPE S. Sint-Petersburg (Rusland).
11 GODON Ohamply par Joigny ~Yonne, Frankrijk).
11 GORRIA, Hermangildo 23 Balmes Barcelona (Spanje).
11 GRAFTIAU, Jean Leuven (Belgie).
HAINEAUX Levin (Ardennes, Frankrijk).
HARRAULT Erreux (Eure, Frankrijk).
HASQUE, J. DE Antwerpen (Belgie)
HENRY, Alb. 45 rue de la Ruche Brussel (Belgie).
HENRY, J ules Flobecq (Belgie).
HOFFMANN J. P. Ettelbrck (Luxemburg).
ICHES (abbe) Parijs (Frankrijk)
JACQUES N. Wahl (Luxemburg).
J ACQUESSON, . Mme Louise Veuve Sillery (Marne, Frankrijk).
JUNGFLEISCH . 46 quai Renri IV, Parijs (Frankrijk).
KUNNEN N. P. Ettelbrck (Luxemburg).
LANGENHACKE Muilem, Ninove (BeIgie).
. LANTENER, Dr. R. Frasnes-Iez-Gosselies id .
11 LAP ASSE, Fd. DE Ohat. de la Peyre par le Fossat (Ariege, Frankrgk).
LEBON F. J. Monstreux (Belgie).
LECART A. ReverIe bg Leuven (Belgie).
LE MEE (abbe) Remy Merignac (Oates du Nord, Frankrijk).
LEONARDIS, Adv . Oarlo DE Larino (I talie). t-:)
I--"

LEPICIER Ar. Machecourt par Lie~se (Aisne, Frankrgk).


LEVASSEUR L Illiers l'Eveq ue (Eure id.)
LOBLEAUX ReverIe bij Leuven (Belgie). 11

LUWAERT Aug. Smetlede id. 11

LYOEN Jules '-IVatou id. 11


MARZI, Guiseppe Monte Urano, (~Iarche, ltalie). Il
i
MENEBOO 18 Boulv. du Midi Brussel (Belgie). 1

MENEBOO Mme Id. id. id.


MEYER, Benj. Dilbeek id.
MOLLANS (abbe) J . M. Sevendonck bij Turnhout (Belgie).
MONCHUS Jacinto Alcarraz (Lerida, ~panje).
NAA)L WOONPLAATS.

MONINI. Pietro Perugilt-Solomeo (ltalie).


MONSEUR, Guillanme Arbres-Iez Ath (Bolgie). 1
MORET, Ernest Tonnerl'e (Yonne, Frankrijk).
1
MOULIN, Ci11ixte Gannat (Allier, id.).
NEROM, Leon. Ch. VAN 43 Boulv. d'Anver~ Brussel (Belgie). I
NOBLECOURT Chambry bij Laon (Aisne, Frankrijk).
. PAGNON H. 95 rue du Barbatre Reims (Marne, Frankrijk) .
PALVADEAU (abbe) Ch. M Dree par Sombernon (Cote d'or id. ).,
PERROT Ch. A. 9 Route de St. Germain au Chesnay bU t\!)
t-.:>.
Yersailles (Frankrijk).
PETITFOUR Gillaneourt id.
PIKEL Nie. Sint-Petersburg (Rusland).
PINTO D'ALMEIDA, Joao flilario Reeo dos Apostolos Liss&bon (Portugal).
. REDlNG-EvEN, Felix Diekirch (Luxemburg) .
REISSER, Dr. Oued-Todda (AJgiers, Frankrijk).
RrcCIOTTI Nie. Casalbordina (Chieti, Italie).
ROCH~ Ch. Tocane (Frankrijk).
ROELANDTS (abbe) J. Braine l' Alleud (Belgie).
SAINT-PEE 64 rue vieille du Temple Parijs (Frankrijk).
. SANSOZ (abbe) J ean J. Val d Isere par Tignes (Savoye id.)
-- SARTORI, Prof. Louis Via eonfalonieri 6 Milaan (Italie).
SCHICKMANOV Nie. Sint-Petersburg (Rusland).
SOBRY Leon. ~foorolede b!j Baulers (Belgie).
SOUSA LEITE, Bernardo DE R~ dos Apostolos 11 Lissabon (Portugal).
STERKENS Jan Baptist R!jekevorsel (Belgie).
THIEBAUT Syl vain Mont sur Marchienne id.
THIEBAUT Pontgivardeau par Bourgogne (Marne, Frankriik).
TOLLET Lueien Biez, Grez-Doiceau (13elgie)
TOMBOLINO . Gabriele Camerino (Macerata, Italie).
TOMBu, 'Leon. Huy.
TORRES, J ulio Ceear Quinta de Bulhaea A.lhandra (Portugal).
UEBERSCHAR G , Oranienstr. 60 Berlijn S 42 (Pruisen). l:\:)
c.o.
VIGAN, N. DE Chateau de Coesme par BeHeme (Orne, Frankrijk).
W ALBROU- WATTELlER Th. Abeele (Belgie).
W ATHELET A. Prayon id.
W AYEZ, FranQois Lapoigne b!j Genappe (Belgie).
WOLFF, Andre Frognes par l'Is1e Bouchard (I. et L. France).
(

l
\
Den 9den September des morgens ten 9 uur zijn de congresleden
vereenigd in de zalen van het Gemeentehuis te 's-Bosch, die wel-
willend daarvoor door het Gemeentebestuur waren beschikbaar gesteId .
In. tegenwoordigheid van den Commissarisder Koningin en Baron-
nesse van Voorst tot VOOl'st, roept de Burgemeester van 's-Bosch
Jhr. P. J . J_ S. 1\'I. van der Does de Willebois den aanwezigen een
hartelijk welkom toe De heer van Dieren, afgevaardigde van Belgie,
aan wien de Heer de Lalieux, op zijn verzoek, de eer om den Bur-
gemeester te beantwoorden heeft afgestaan zegt:
Mijnheer de Gouverneur,
Mevrouwen,
Mijnheeren,
Ik dank den heer Burgemeester en de bevolking van 's-Bosch,
waarvan UEd. hier de tolk zijt, voor de hartelijke ontvangst, welke
ons te beurt valt.
Ik ben gelukkig het Belgisch Staatsbestuur te vertegenwoordigen in
een land waar vrijheid, gelijkheid en ware broederlijkheid heersehen.
Een land waar zoovele helden en uitstekende mannen op 't gebied
van kunsten en wetenschappen het levenslicht zagen. Een land waar
regeert een waardige teIg van het beroemde huis va)1- Oranje-N assau.
Onlangs nog verbaasde Rare Majesteit de wereId door Hare kracht-
dadigheid; immers, zooals dichter Ledeganck eenIi1aal zong: "Zij
wilde wat was recht en won wat zij wilde. (Toejuiching)
Dezer dagen vierdet gij het gelukkig herstel en den geboortedag
uwer geliefde koningin. Laat mij toe, Mijnheeren, in naam van mijn
gouvernement en in den mijnen, mij aan te sluiten bij uwe wen-
sehen van heil en geluk.
Ik bid den goeden God dat Rij steeds zijne beschermende hand
uitstrekke over u w vorstenhuis, over het N ederlandsche volk en
over al degenen "Wien Neerlandsch bloed in d 'aderen vloeit."
Daarna gaan de CongresledlJn over naar de vergaderzaal.
W ij moeten hier de opmerking maken dat alle Congresleden zeer
getroffen waren door de eer hun welwillend bewezen door Baronesse
Van Voorst tot Voorst om die ontvangst bij te wonen, die daardoor
niettegenstaande de plechtigheid een meer huiselijk karakter kreeg.
De eerste zitting wordt geopend om 9 1/ 2 nur v.m. onder Voor-
zitterschap van den Heer de Lalieux de la Rocq.
2
26

De Voorzitter. Ik verklaar het Internationale Congres voor Bijen-


teelt geopend en ik geef het'" woord aan Baron van V oorst tot
Voorst, Commissaris der Koningin in Noordbrabant.
Bar'on van Voorst tot Voorst.

Mijne Heeren,
De Regelings Commissie van het gde Internationale Congres voor
Bijenteelt had gehoopt dat Z. E. de Minister van Waterstaat, Handel
en Nijverheid heden hier tegen woordig zou kunnen zijn en het
Congres zou hebben geopend.
Toen het bleek, dat ambtsbezigbeden den Minister verhinderden .
hier te komen, verzocht de Commissie mij b!j de opening van het
Oongres een enkel woord te spreken. Hoewel ik natuurlijk gaarne
aan den wensch van de Commissie voldoe, moge ik toch de verkla-
ring afleggen dat ik liever zou gezien hebben, dat zulks aan een
specialiteit op het gebied van b!jenteelt ware toevertrouwd ge-
worden, omdat de bijenteelt een gebied is, waarin ik m!j weinig
tehuis gevoel, omdat ik mij daarin geheel leek gevoel.
Op den eigen dag, waarop de onderafdeeling Bokstel en omstreken
van de Vereeniging tot bevordering der bijenteelt in N ederland, in
de maand September van het jaar 1900 de eerste nationale tentoon-
stelling opende van al wat op de bijenteelt betrekking heeft, gewerd
m!j een schrijven van de permamente Oommissie voor Internationale
Oongressen voor b!jenteelt, waarin m!j werd medegedeeld, dat op de
laatste b!jeenkomst van het Internationale Oongres ie Parijs besloten
was het volgende Congres te 's-Hertogenbosch te houden, en dat
benoemd waren tot V oorzitter de Heer de Lalieux de la Rocq, tot
Ondervoorzitter de Heer Gaston Bonnier, lid van het Instituut voor
Frankr!jk en tot Secretaris de Heer E. Oaillas, terwijl aan de Oom-
missie o. a. zouden worden toegevoegd de gedelegeerden, die door
de verschillende landen naar het Oongres Zuden worden afgevaardigd.
De Oommissie deelde mij mede, dat de keuze was gevallen op
N ederland, vooreerst omdat er in ons land zooveel bijen worden
gehouden, en vervolgens omdat onze Regeering er ernstig naar
streeft, om in ons schoone land de b!jenteelt te bevorderen. Zoo
had onze Regeering inlichtingen gevraagd omtrent de bijenteelt aan
het Belgiscbe Gouvernement en was de tegenwoordige algemeene
Voorzittel' van dit Oongres, de Heer de Lalieux de la Rocq door
z!jne Regeering belast om het rapport samen te stellen, door het
27
Nederlandsche Gouvernement aan de Belgische Regeering gevraagd . .
's.Hertogenbosch werd speciaal aangewezen als de plaats, waar het
Congres zou worden gehouden, omdat deze stad de hoofdstad is van
N oord-Brabant, in welke .provincie zooveel bijenteelt wordt gedreven.
Ik zal u niet vermoeien met een wijdloopige uiteenzetting van
wat er sinds gedaan werd, om het bijeenkomen van het Congres
mogelijk te maken. -Maar ik constateer met vreugde, dat, dank den
moreelen en finantieelen steun van de Hooge Regeering, van de
Staten van N oord-Brabant en van het Gemeentebestuur van 's-Her-
togenbosch, dank vooral ook aan de ijverige bemoeiingen van den
secretaris-penningmeester voor N ederland, den heer Ed. van de Mortel,
het Congres tot stand kwam en dat ik u heden het welkom kan
toeroepen op deze plaats. Wanneer ik evenwel iemand speciaal
mag memoreeren, dan is het zeer zeker de Heer G. Baron de Senarclens
de Grancy, wien het mij aangenaam is ~ede te deelen, dat het
Hare Majesteit heeft behaagd hema]s onder-voorzitter van het
gdo Internationaal Congres voor Bijenteelt en als Voorzitter der
Vereeniging tot bevordering der Bijenteelt in N ederland te benoemen
tot officier in de orde van Oranje-N assau. (Applaus.)
M. H. ik behoef u niet to zeggen, dat ik u .dankbaar ben voor
de instemming, die gij bij deze hulde betoont, en dat zij geheel de
uitdrukking is van mijn persoonlijke gevoelens.
M. H. Geheel in tegenstelling met vele Congressen, beteekenen
de dagen, gedurende welke Gij hier te zamen zult zijn, dagen van
studie voor de bijenhouders, dagen van studie in het bijenvak.
De keuze der onderwerpen welke men zich voorstelt gedurende
het Congres te bespreken I. de bijenteelt in 't algemeen, II. de
natuurlijke geschiedenis van de bil, IH. de techniek der bijenteelt,
IV. het onderwijs in de bijenteelt, V. de ziekten eil de vijanden der
bijen, VI. wetgeving, rechtspraak, statistiek, waarborgen belangrijke,
hoogst gewichtige beraadslagingen. Moge, waar in verschilIende
landen sinds enkele jaren zooveel gedaan werd op het gebied van
btjenteelt, van dit Congres later kunnen worden getuigd, dat het
rijke vruchten afwierp voor hen, die er aan deelnamen; dat men
van elkander veel heeft geleerd ; dat men daar heeft geput de
kracht en de overtuiging om tot een goed einde te kunnen brengen
de reuzeThtaak, een algeheele vernieuwing van de bijenteelt.
Ik heb gezegd. (Applaus.)
28
De Voorzitte'i. Het Oongres, dat wij heden openen is de eerste
schrede tot afdoende regeling der internationale Oongressen voor
Bijenteelt wier instelling dagteekent van af de bijeenkomst te Parijs
in 1900.
Bij den aanvang onzer werkzaamheden herdenk ik met danlt baar-
heid allen, die medewerkten aan het tot stand komen van het Oon-
gres van 1902.
Ik breng onzen dank aan de N ederlandsche Regeering en haren
vel'tegenwoordiger den Minister van Waterstaat, Handel en Nijver-
heid, die, door het aannemen van het Eerevoorzitterschap van het
Oongres, daaraan zijn veelvermogende medewerking verleende en -
ons gesteund heeft door het toestaan eener belangrijke subsidie.
Ik spreek vervolgens onze el'kentelijkheid uit jegens Baron van
Voorst tot Voorst, Oommissaris der Koningin in N oord brabant, die
deze bijeenkomst wel .met zijn tegenwoordigheid heeft willen ver-
eeren en wiens gewaardeerde medewerking veel hecft bijgedragen
om ons ook een belangrijke subsidie van de Provinciale Staten te
verschaffen.
Ik bedank den Gemeenteraad van 's-Hertogenbosch en zeer in 't
bijzonder zijn geachten Burgemeester voor alle aanmoedigingen en _
de verleende subsidie, zonder daarbij de gastvrijheid te vergeten,
die zij ons in deze prachtige zalen van het Gemeentehuis bewezen
hebben.
Onze erkentelijkheid strekt zieh ook uit tot de vooruitstrevende
Vereeniging voor Bijenteelt in N eder1and en haren ijverigen Voor-
zitter Baron de Senarclens de Grancy, die in groote mate hebben )
bijgedragen tot het welslagen van het Congres.
Gij allen, Mijne Heeren, van af de spits der administratieve
macht, tot aan de leden-imkers in de meest afgelegen hoekjes van
N eerland's bodem, hebt begrepen, dat onder het nederige voor-
komen eener nietige industrie, de bijenteelt, wanneer zij goed
begrepen wordt, in staat is de landelijke bevolking een ernstigen
bijslag in hare inkomsten te verschaffen.
G-ij hebt gevoeld, hoezeer de studie van de levenswijze der nijvere
insekten, die onze belangstelling opgewekt hebben, een bron is van
zuiver genot en een leerschool van orde, arbeid en moed.
Gij hebt eindelijk gemeend, dat geen poging nagelaten mocht
worden, om on der de plattelandsbevolking een nijverheid te verbreiden,
die den mensch aan zijn haard bindt, door de verderfelgke aantrek-
29

kelijkheid van 't leven buitenshuis bij hem te vervangen door de


bekoorlijke en gemakkelijke studie van een der schoonste hoofd-
stukken van het groote boek der natuur.
Na de internationale bijeenkomsten van Brussel in 1897 en van
Parijs in 1900 kwam het ons voor dat nu N ederland verdiende het
Congres te mogen ontvangen.
De bijenteelt wordt hier sedert onheugelijke tijden in eere gehouden.
In de Middeleeuwen bloeiden de Veroenigingen voor Bijenteelt onder
den naam: "Ambrosius Gilde" over het geheele gebied en er bestond
in dit lang vervlogen tijdperk zelfs een wet op de Bijenteelt, verschil-
lend naar de onderscheiden provincien.
Een statistiek van het jaar 1864 leert ons dat er toen 216000
korven in dit land bestonden. Van 1864 -1898 verminderde dit
aantal met 60 0/0.
Van af dit oogenblik neemt het, dank zij het invoeren van nieuwe
methodes, weder regelmatig toe.
Het klimaat, de bodem en de teeltwijze van N ederland verschaffen
den bijen een bij uitstek geschikt terreln ter harer ontwikkeling.
De van bloemen schitterende weiden, het paarsche kleed der heide,
ma.ken er een land van met veelvuldige hulpbronnen, waar onze
belangwekkende diertjes gedurende lange maanden een overvloedige
en afwisselende voeding vinden.
O

Het ontbreekt ook dit schoone land niet aan ontwikkelde imkers, die
zich op de hoogte gehouden hebben van de meest verbeterde nieuwe
wijzen van bijenteelt.
Misschien bleven de oude bijenhouders, meer dan verstandig was,
en te uitsluitend, vasthouden aan den ouden korf onzer vaderen, die
. zoo ongekunsteld en toch zoo vol poesie was. Tegen woordig is alle
bedrijf gericht op vermeerdering van opbrengst en wij gelooven dat
de N ederlandsche imkers, onder het licht onzer beraadslagingen, het
groote voordeel aan de nieuwe wijzen van Bgenteelt verbonden,
begrijpen zullen.
Het Congres zal ons allen tot onderling onderricht dienen.
Verscheidene Regeeringen hebben zich wel hier willen doen ver-
tegenwoordigen door officieel~ afgevaardigden:
Belgie heeft ons gezonden de H.H. F. de Lalieux de la Rocq
en van Dieren, de Vereenigde Staten: Dr. Howard.
Frankrijk de Hr. Laurent.Opin.
N eder land Dinger
30

Het Groot-Rertogdom Luxemburg de H. H. Hemmer en Knnen.


Rusland Prof. Gregoire Kojev-n ikov.
Stiermarken Prof. Felix Bassier.
Hongarije de Heer A Gyrgi.
de Argentijns9he R~publiek Jhr. Reuchlin.
Ik heet al deze Gedelegeerden, die van zoo verre kwamen om
deel te nemen aan onzen arbeid welkom.
Voor dat wij onze werkzaamheden beginnen, maak ik. mij tot tolk
van al de leden van het Oongres, terwijl ik de bevallige Soevereine
van N ederland H. M. Koningin Wilhelmina de betuiging aanbied
onzer dankbaarheid en van onzen diepen eerbied.
Deze gevoelens kunnen vertolkt worden in het volgende telegram,
dat onmiddellijk zal worden afgezonden :
Rare Majesteit Koningin der N ederlanden
Paleis 't Loo,
Apeldoorn.

De Heer de Lalieux de la Rocq, President van de Regelings-


Oommissie van het Oongl'es voor Bijenteelt, de officieele gedelegeer- I
den en driehonderd bijenhouders ult alle landen gekomen en te
's-Bosch vereenigd, brengen Uwe Majesteit eerbiedig hulde eIl
betuigen H.D. de uitdrukking hunner diepgevoelde dankbaarheid .

cGet.) de Lalieux de la Rocq.


(Levendige toejuichingen.)

Baron de G1'ancy betuigt alsnu zn dank aan H. M. de Koningin


voor de hooge onderscheiding hem verleend, en aan den Heer Oom-
missaris der Koningin voor het aandeel dat hij daarin gehad heeft,
voor zne hoogst welwillende woorden en voor den grooten steun, .
dien spreker b de voorbereiding van het Congres van hem ont-
vangen mocht.
De Voo1'zitter. Volgens het reglement van . het Congres moet
thans worden overgegaan tot de verkiezing van het definitieve
. bestuur, waaraan wij onze taak zullen overdragen.
De Hr. Kiinnen (Luxemburg.) Ik stel voor het voorloopig Bestuur
~ls definitief Bestuur te han.dhaven. (Toejuichingen.)
31

Dientengevolge is het Bestuur van -het 3 e Congres voor Bijenteelt


samengesteld als volgt:
Voorzitter: F. de Lalieux de la Rocq
Baron de Grancy.
Onder-V oorzitters :
l
Sevalle.
Koj evnikov.
Algemeen Secretaris: E. Cail1as.
.

De Voorzitter. Wij Zil U, M. H. zeer erkentelijk voor de eer,


die Gij ons . bewijst, . door ons aan te wijzen om de werkzaamheden
van het Cngres van 's-Hertogenbosch te leiden. Mijn collega's en
ik zijn gelukkig en trotsch op het bewijs van groote sympathie en
van vertrouwen, dat Gij ons bij deze gelegenheid geeft . Wij zullen
trachten ons dit vertrouwen waardig te toonen en wij rekenen op
uwe welwillende medewerking.

1e. SECTlE.
Bijenteelt in het algemeen.
VOORZITTER: BARON DE GR.A.NCY~

De Voorzittm'_ Voor dat wij tot de werkzaamheden der -I e Sectie


overgaan, ,moet ik mijn dank betuigen aan de Permanente Commissie
dat zij mij het Voorzitterschap dezer Sectie heeft willen opdragen.
Ik ben in het bijzonder onzen Voorzitter, den Heer de Lalieux
erkentelijk, voor zijne medewerking, waardoor hij het welslagen van -h et
Congres verzekerd heeft. De agenda dezer sectie is niet gl'oot, maar zij
bevat punten van zeer groot gewicht voor de bijenteelt, die aanlei-
ding gegeven hebben tot zeer belangrijke rapporten.

1. Oe Bijenteelt en de Kolonien.
Markies de Fouger'es (Frankrijk), Langen tijd heb ik in de kolo
nien gewoond. In de Fransche Antillen, in Algerie en overal heb
ik bevonden dat de bijenteelt er op wreede manier uitgeoefend
wordt, en wcl omdat men er door verstilddng de was en den
honIg oogst.
32

Het zijn meest honigl'ijke streken, niettegenstaallde de bewering,


dat de flora er minder goed is dan in Europa. Daarom kan de Lij
er overal goed geteeld worden. De prijzen zijn er zeer laag, maar
zullen vaster worden, wanneer de cultuur meer rationeel wordt
uitgeoefend. Dan zal zij in elk geval meer voordeel opleveren voor
de kleine kolonisten en voor de inboorlingen. Run loon is gering;
en wanneer zij zich op de bijenteelt toeleggen zullen zij daardoor
een aardigen bijslag verdienen.
De Heer Van Zuijlen geeft een overzicht van zijn gedrukte inlei-
ding, die daar zij eerst onlangs verscheen, door de meeste leden
nog niet gelezen kon worden. Hij acht het niet noodig zijn rede te
doen vertalen maar geeft in 't Franseh nog het volgende overzicht.
Hetgeen de Heer de Fougeres opgemerkt heeft in de Fransche
kolonien, geldt ook voor de onze en wel voornamelijk voor de Oost-
Indische: Java b.v. waar nog ee~ belangrijke bijenteelt bestaat. De
inlander gaat naar het bosch maakt zich meester van de bijen,
brengt ze naar huis, maar verzorgt ze niet en behandelt ze. ruw.
Daar waar er veel aangedaan wordt heeft men getracht de Apis
dorsata in te voeren, maar twee proeven, die genomen zijn, mislukten.
Men heeft ook getracht de Indische btj te acclimatiseeren, maar
volgens den Directeur van den plantentuin te Buitenzorg is deze
proef niet beter gelukt. Dit is echter geen reden om zich te laten
ontmoedigen, want niet alles I ukt bij de eerste pl'oef. Onervarenheid
is dikwijls de reden.
Daarom heb ik twee conclusies aan mijn inleiding toegevoegd, een
wetenscbappelijke en een praktische.
In de kolonien kan de invloed der Regeering veel goed doen. Men
acht het plicht ze op dezelfde wijze te behandelen als het Moeder-
land en dat .heb ik in mijn tweede conclusie willen zeggen.
De Voo ,t'zitter. Ik bedank de beide inleiders voor hunne belang-
rijke rapporten, waarover ik de bespreking open.
De Heer Kojevnikov (Rusland). Zijn de proeven, waarvan de
Heer van Zuijleu sprak niet gelukt met de Apis dOl'sata?
De Heer Van Zuijlen. Gij vraagt meer dan ik zelf weet. Ik weet
dat de bij gevaarlijk was, daar z[i den mensch aanviel. Dit is een
der redenen van de mislukking. Als ik mij goed herinner is de
Apis indica veel zachttnoediger dan de dorsata en de inlander vreest
haar niet.
D~ Heer KoJevnikov. Wordt de Indische bij gecultiveerd?
33

De Heer Van Zu~jlen. Het moet de Apis dorsata zn omdat deze


wilder iso Men durfde er niet bij te komen
De Heer Kojevnikov Dit is een belangrijk feit voor koloniale
geschiedenis. Men zegt dat de Apis dorsata slechts eenmaal raten
bouwt en slechts op een enkelen boom; maar wanneel' men ze in
korven kweekte, zou zij dan hare gewoonten niet veranderen ?
Een Duitsch tijdschrift beschrijft het nest der Apis dorsata en
zegt dat zij in den wilden staat maar een enkel nest bouwen en
niet twee of drie. Maar zou 7;ij in korven er niet meer bou wen?
Het zou van belang zgn dit te weten.
De Heer Bijdendijk zegt dat hij vroeger 2 korven gezonden heeft
aan den administrateur der Amst. Deli Tabak Maat. De eelle is
goed aangekomen, maar de resultaten waren van dien aard, dat de
proef niet zou worden herhaald. Een paar .iaar geleden zgn ze alle
zachtjes aan gestorven. I

De Voorzitte'r. Een lid zegt dat een proef genomen is met de


Apis Mellifera, die door de Regeering gezonden was.
De Heer van Zuijlen. Er heerseht verwarring. Wij spreken over
Oost-Indie.
De Heer . de Fougetes. In het museum van N atuurlijke Historie
van Parijs zijn verschillende woningen van Apis dorsata. Allen
bevatten slechts een raat. Er zijn geen raten boven elkaar. ,Men
zou die korven nooit vol raampjes kunnen krijgen.
De Heer van Zuijlen. Er is eenpunt, dat voor het Oongres van
belang is, namelijk om te weten of er sprake is van de Apis dorsata
of van de Apis indica.
De eigenaars van koffieplantages hebben 8 of 9 jaar geleden een
proef genome-n om de Apis Mellifera in te voeren, maar niet om de
exploitatie van was en honig, maar met het oog op de bevruchting
der plant. In het boekje over de bijencultuur in West-In die vind
ik een groote lijst van planten, die nuttig zijn voor de bijenteelt,
maar de koffieboom is er niet bij.
De Heer de FougMes. De koffieboom is uitstekend voor de bij.
De Heer Neeb zegt dat een leerling van de R. Landbouwschool
te Wageningen, die goed op de hoogte van de bijenteelt was, in
1889 naar Indie vertrok met 2 korven Apis Mellifera. Zij kwamen
goed aan, maar zijn na een paar jaar gestorven.
De Heer de Lalieux wijst naar aanleiding van hetgeen over
bijenteelt in de kolonien is gesproken op den Belgisehen Oongo, waar .
34
r
I
ook pogingen zijn geaaan om inheemsche bijen tarn te maken. De
proef is genomen door de Maatij van Landbouw in Belgie, en een
ervaren bijenhouder, wien alles wat hij noodig had ten dienste stond,
is er mede belast. De proef is ook mislukt even als alle andere"
wegens de bijzondere strijdlustigheid der bijen, hoewel de flora zeer
rijk is aan honig.
De Heer de Fougeres. Men heeft gevraagd of de bloem van den
koffieboom honiggevend iso Ik kan die vraagbevestigend beant
woorden en er bijvoegen, dat wij op de Antillen opgemerkt hebben,
dat overal waar koffieplantages zijn, de oogst aan honig overvloe-
diger iso Dat is een bewijs, dat de bij den koffieboom bezoekt en
dat diens bloem honiggevend iso Andere bloemen der Antillen zijn
ook zeer honigrijk, b.v. de vanielje en de eacao, maar zij stellen
de bij strikken en sluiten zieh wanneer zij in de bloem komt. Die
bloemen verdedigen zieh.
De Heer Dinger zal zieh tot het praetische terrein bepalen en
spreken over de conelusies, die de Heer van Zuijlen wenseht aan-
genomen te zien. Nu de ingediende rapporten bespro~en zijn, komt
bij tot de slotsom dat het Oongres nog niet rijp is VOO1' een zoo
verstrekkende Oonclusie. Waar er nog versebil van meening heerseht
over de bevruchting door bijen van voorname ' cultuurgewassen als de
koffie, moet een dergelijke verreikende eonclusie niet worden aan-
genomen. Ook vreest hij, dat wanneer de bijenteelt in de tropen
op groote schaal wordt ingevoerd, de Europeesche markt zal over-
stroomd worden met pr~ducten, van welker kwaliteit wij nog te
weinig weten. .Hij acbt het daarom beter de conelusie tot een
volgend Oongres uittestellen.
De Heer de Fougeres. Men schijnt de boniggevende waarde der
tropische planten in twijfel te trekken en waarom? Het zgn
dezelfde planten als die van Europa. Omdat er vergiftige planten
onder zijn, wier honig ongescbikt iso voor het gebruik? Dat is ook
in Europa het geval en de toestanden zijn dus gelijk. Wij kennen
tegenwoordig in Europa 5 of 6 honiggevende planten, die men
kweekt en dat zijn steeds dezelfde. Ik kan niet toegeven dat de
Europeescbe flora rijker zou zijn dan de tropische, waar alle planten
honigg.evend zijn.
De Heer de Lalieux 19 het eens met den Heer de Fougeres.
De flora van de kolonien is buitengewoon rijk aan honig. De vrees
van den Heer Dinger, dat de honig der kolonien de Europeesehe
35
markt zal overstroomen is ongegrond, want de'ldeurling is zoo verzot
op honig, dat hij hem niet zal laten uitvoeren.
' De Heer van Zuijlen. lk moet mij n eonelusies tegenover den
Heer Dinger verdedigen; zij gaan niet zoo ver als deze meent. Ik
meen met den Heer de Lalieux, dat de honig in 't land zelf
verbruikt zal worden. Mn conelusie zegt alleen dat een rationeeie
I

bijenteelt van het grootste belang voor de kolonien zou zn.


Voor de propaganda heb ik in 't bijzonder het oog op de Maatij,
van Landbouw en Nijverheid voor de kolonien en ik zie niet in,
dat er iets in die conelusies sta,t, dat wij niet aan kunnen nemen.
De Heer van Daalen wenscht op te komen tegen de motieven
van den Heer Dinger, die de voorgestelde conelusies niet aan wil
nemen uit vreeze dat de Indische honig den onze benadeelen zal
of dat hij van sIechte kwaliteit zal zijn. Dit ga at ons niet aan.
De kolonien zijn lang genoeg achteruitgezet. Wij moeten ze inte-
gendeel helpen, waar wij kunnen en te meer waar gezegd wordt,
dat de cultuur van den voor onze schatkist zoo belangrijken koffie-
boom er voordeel van kon trekken.
De Heer Dinger. Ik herhaal dat ik gezegd heb, dat het Oongres
nog niet voldoende de bijzonderheden der kwestie kept om de con-
clusies aan te nemen en ik heb mijn meening met veronderstellingen
toegelicht. ' Ik heb niet gezegd, dat de honig der kolonien sIecht is,
maar veronderstel eens dat hij sIecht ware, dan hadden wij 'voor
niets gewerkt, Men zegt dat de bijenteelt nuttig kan zijn voor de
koffiecultuur, maar het is nog niet bewezen dat de bij noodig is
voor de bevruchting dcr koffie; in dat geval zou de aandrang uit
Indie zelf komen.
Er zijn nog zooveel dringende vraag:3tukken voor de bgenteelt,
dat mij het oogenblik nog niet gekomen sehijnt om nevenbelangel1
op den voorgrond te stellen, die wij nog niet eens grondig kennen.
De Heer de Fougeres. Waarom hebben wij kolonien als het niet
is om er voordeel uit te trekken voor ,;het moederland? Wanneer
men ze niet steunen wil is 't onnoodig ze aan je ' houden. (Bravo).
De Heer Van Zuijlen. Er bestaat geen reden zich ongerust te
maken over de kwaliteit van den honig uit Indie, die goed iso Het
is niet waar, dat men in Indie geen belang in de zaak stelt.
Het was de Gouverneur Generaal, die in 1882 proeven genomen
heeft. En ik zelf spreek ook uit naam van Indie als voorzitter van
de N ed. Afdeeling van de Indische Maatp voor Landbouw en Nij-
36
verheid. Ik stel de pogingen van lVIaat Uen en het particuliere initia-
tief op prijs, maar 't is de taak der Regeeringen om die pogingen
te steunen.
Het Engelsehe lVIinisterie van Kolonien heeft een expert naar
W est -Indie gezonden . om de Engelsehe onderdanen voor te liebten
en te belpen.
De Heer Sevalle (Frankrijk). Ik geloof dat wij beter doen ons
bezig te houden met het acclimatiseeren der bij in Indie, voor dat
wij aan de eoncurrentie van den honig denken. (Gelach). Men heeft
op verscbillende plaatsen getracht ze in . te voeren, maar steeds is
het mislukt.
In 1893 beb ik een inwoner van St Pierre een korf Italiaansche
hijen gegeven, die goed over zijn gekomen j toen zij daar waren
neergezet, zijn ze in enkele dagen door de inlandscbe bijen vermoord.
Er zijn groote moeielijkheden a~lll verbonden en ik ondersteun den
wensch om nieuwe proeven te nemen. Daarna zullen wij ons met
de kwaliteit van den honig bezighouden. (Gelach).
De Heer de Lalieux. Ik stel voor de conclusies van RH. de
Fougeres en van Zuijlen in stemming te brengen. Ik verzoek er
de motie van den Heer Sevalle om nieuwe proeven te nemen met
da invoering der Europeescbe bij aan toe te voegen.
De Voorzitter. Ik dank de beide inleiders voor hun belangrijken
arbeiden voor de inlichtingen, die zij .er aan hebben toegevoegd.
Zij hebben . zieh veel moeite gegeven om de uitgebreide stof voor
dit onderwerp bijeen te verzamelen Eveneens een woord van dank
aan alle sprekers, die aan de discussie deelnamen. Ik breng de
conclusies in stemming.
De conclusies wordenaangenomen.

II!. Het rapport van den Heer J . . Henry over doeltreffende


middelen om de uitbreiding der honiggevende gewassen te vergrooten
wordt zonder na~ere bespreking aangenomen.

IV. Oe Bijenteelt voor de baanwachters.

De Heer Bassler (Oostenrijk). Het is mij een genoegen dit Congres I

bij te kunnen wonen als afgevaardigde van de Keizerlijke en Konink-


lijke Regeering van Oostenrijk-Hongarije. In deze kwaliteit moet
37
ik u rnededeelen dat mijn Regeering de beste wenschen heeft geuit
voor het welslagen van dit Oongres.
De Bijenteelt is een belangrijke bron van inkomsten voor de baan-
wachters der spoorwegen. Zij hebben tijd genoeg orn er zich mede
bezig te houden eil z oefent zelfs een gunstigen invloed uit op de
wijze, waarop zij hun dienst verrichten. Het is bovendien voor deze
beambten een niet te versmaden bijslag op hun loon. In Oostenrijk
heeft deze maatregel veel goed gedaan.
De Heer Wohlrab. Als afgevaardigde der Oostenrijksche Regeering
en ook als lid der Vereeniging voor Bijenteelt, moet ik hieraan toe-
voegen, dat dank z de pogingen der Regeering en van de Directies
der Oostenrijksche spoorwegen een groot getal baanwachters tegen-
woordig de bijenteelt beoefenen.
De V oorzitter. Ik zal de conclusies van d'e H. H. Bassler en
Adam de Braun voorlezen.
Die conclusies z!in aangenornen. (Toejuichingen.)
De Heer de Lalieux. Zoo juist ontvangen wij een telegram uit
den Haag, het overlijden meldende van den Minister van KolonHin
en een tweede telegram van den Minister van Waterstaat, die ons
bericht, dat het overlijden van zijn ambtgenoot hem tot zijn leed-
ezen verhindert de vergadering van bet Oongres bij te wouen.
Spreker richt nu eenige hartelijke woorden tot den voorzitter der
ectie Baron de Grancy en biedt hem als gedachtenis en als blijk
wan erkentelijkheid voor zijn krachtige medewerking aan dit Oongres,
et kruis der hem gisteren verleende orde aan, dat hij hem op de
borst speldt. (Toejuichingen.)
De Heer de Grancy betuigt den Heer de Lalieux zijn hartelijken
dank voor dit hernieuwde bewijs van vriendschap.
De Heer Dr. Khl (Duitschland). Ik kom rechtstreeks van Te-
mesvar, waar op dit oogenblik het Duitsch-Oostenrijksch-Hon-
gaarsche Oongres voor Bijenteelt vergadert. Dit congres werd
bgewoond door mijn ouden vriend Dr. DzierlOn, die 92 jaren telt
en mij opgedragen heeft u zijn beste wenschen voor het welslagen
van dit internationale Oongres ' over te brengen. (Bravo)-.
38

v. Middelen om de Bijenteelt in Nederland meer


rentegevend te maken.
De Heer Btassen. De vooruitgang der Bijenteelt in N ederlarid was
in de laatste jaren zeer aanzienlijk. Maar stilstaan is achteruitgaan,
dus we moeten verder voorwaarts. De imkers vooral moeten nog
veel leeren, want de losse bouw is in N ederland nog weinig ver-
spreid. Reeds 't kind moet eenige notie krijgen van 't nut der
bijen, waarop zoo noodig later kan worden voortgebouwd.
Men moet meer uitgaan van de selectie of teeltkeuze, waardoor
men meer soorten van bijen krtjgt door kruising. De losse bouw
zal meer voordeel geven, maar voor N ederland moet men eeil een-
voudig en niet een ingewikkeld systeem hebben. Het streven naar
de eenheid van maat in de raampjes is ook hier aanbevelenswaardig,
mits de omstandigheden niet te veel verschillen. Is het verschil
groot, hetgeen van de flora afhangt, dan doet men beter die eenheid
op te offeren en zich naar de streek te schikken. De flora kan
verbeterd en vergroot worden, doch daarvoor heeft men de hulp
noodig van de Staten en van de spoorwegbesturen om meer
honiggevende planten langs hunne wegen te zetten. Voor den afzet
der producten kan de coperatie veel helpen, doch alleen wanneer
de imker zuivere waren vall goede kwaliteit aanbiedt. lk stel de
volgende conclusien voor: \
1. Dat gezorgd worde voor een degelijk tevens eenvouJig onder-
wijs, waarmede reeds op de lagere school een aan vang gemaakt I

worde.
11. Dat de spoorwegen gemakkelijker ten dienste staan der
bijenhouders.
IH. l)at door selectie en kruising de bijen in beteren stand
moeten worden gebracht.
IV. Dat het gewenscht is de eenvoudigste kast voor lossen bouw
te gebruiken, en niet te strijden over eenheid in raamgrootte, welk u
eenheid zelfs in N ederland niet te bereiken iso .
V. Dat de imker zelf de bijenflora moet verbeteren, en met hulr
der Regeering en der besturen daarin zal slagen.
VI. Dat de imker na zn producten goed verzorgd te hebbell
door coperatie in afzet geholpen moet worden.
De Voorzitter. lk open de discussies over de conclusies. V~
De Heer K nnen (Luxemburg). lk stel voor deze conclusies nie a
39
aan te nemen, omdat zij strekken om de eenheid der raampjes niet
te bevorderen. -'t Ligt niet op d~n weg van een internationaal
Oongres zieh voor verschilIende maat in de ramen uit te spreken.
Holland dat op den goeden weg is moet voor eenheid werken, Ook
in Oostenrijk en Duitschland zou men ze wenschen, maar de praktijk
belet het nog. De eenheid werd in Duitschland en in Fl'ank-
rijk in 1900 aangenomen en nu moeten wij daar heden niet op terug
komen, ook niet in 't belang der bijenteelt in :N ededand. Ik hoop
dus dat de Heer Stassen zijn conclusie zal intrekken of ten mjnste
wijzigen.
De Heer Tombu (BelgH~). Ik durfde 't woord niet te nemen iQ. een
zoo zuiver nationale kwestie, maar nu rnij het voorbeeld door den
Heer Knnen gegeven is, wensch ik een zin uit het rapport te
bespreken en wel die, welke zegt dat de bijenteelt ,een goed onderwijs
vereischt. Spr. toont aan dat er vele imkers zijn, die weinig onder-
richt geno'ten hebben en die hij toch niet gaarne uit zou sluiten,
vooral waar men de bijenteelt op 't platteland verbreiden wil ook
om haar zeden verbeterenden invloed. Spr. hoopt dus ook dat de
in leider zijn conelusies in dien zin zal wijzigen, dat de bijenteelt
voor iedereen openstaat.
De Voorzitter. Ik verzoek dat rnen niet inga op de kwestie der
aampjes, die ' slechts als nevenzaak ter sprake kwam. \
De Heer Knnen. In dat geval stel ik voor de eonelusies te verwerpen.
,De Heer Stass(m. Ik zal ze wijzigen door den . wensch uit te
spreken dat de loss.e bouw zooveel mogelijk bevorderd worde en men
wme tot een normaal raam.
De aldus gewijzigde conclusies worden aangenomell (Toej uichingen.)

I. Oe rol der bijenbij de bevruchting der gr~angewassen.


De Heer Seval!e. Zoowel uit persoonlijk opgedane ervaring als
uit die van talrijke bijenhouders is gebleken dat de bij heel geen rol
speelt bij de bevruchting der graangewassen. Ziet men af en toe
ijen in 'e en graanveld, dan komen zij daar voor den honig van de
usschen het koren bloeiende planten.Ziehier de meening van de
eest ervaren bijenhouders.
10. Van den Heer Thiebaut. De bevruehting van het koren en
van den wijnstok door bijenis een dwaasheid, waar de imkers om
achen. Bij he vi gen wind rusten er wel eens enkelen op graanhalmen
4
en in den herfst komen er wel eens af op het sap van gebarsten of
reeds aangevreten drui ven; dat is alles.
20. Van den Heer Duviquet. Mijn broer en ik doen onze waar~
nemingen dagelijks gedurende meer dan 20 jaar en zagen nooit bijen
op 't koren of op den wijnstok.
30. Van den Heer Epry, die van een oud landbonwer vernam, dat
hij wel eens bijen op bloeiende haver had gezien, maar nooit op rogge.
40. Van den Heer Brunerie, leeraar aan dp, practische landbouw
school te Fontaines. N ooit heb ik de bij op een on zer graangewassen
gezien, en zelfs wanneer deze honig zonden geven, valt haar bloei
in een qjd, dat er zooveel andere bloemen zijn, dat de bijen toch
geell tijd zouden hebben ze te bezoeken. Wel ziet men ze soms
op de bloemen tusschen 't koren en wanneer er geen honigdracht '
is pp een sierwingerd evenals zij in October en November op de
klimop vliegen.
Spreker meent dus, dat men wel zal doen niet aan de bevruchting
van het koren en den wijnstok door bijen tc gelooven.
De Heer Graftiau (Belgie). Daar bestaat een goede red'e n voor
dat de . bij niet op 't koren v liegt, omdat de bevruchting, binnen In
de bloem plaats heeft; de bkan er niet in.
De Voorzitte-r, Ik breng het rapport in stemming.
Het wordt aangenomen.
De VOO1'zitte-r. Aan 't slot der werkzaamheden van de eerste sectie
wensch ik de vergadering mijn dank te betuigeIi voor hare wel wil-
lendheid en haren steun, waardoor zij 't m mogelijk gemaakt he~ft,
die wel'kzaamheden tot een goed einde te brengen. (Toejuichingen).

2 e SEOTlE.

Natuurlijke historie der Bij.


VOORZITTER: DE HEER SEVALI,E.

De V oorzitter. V oordat ik onze werkzaamheden aanvang geef ik


't woord aan den Heer de Lalieux voor een mededeeling.
De Heer de Lalieux. Ik heb de eer U 't antwoord mede te deelen
yan H. M. de Koningin op ons telegram van gisteren.
41
Den Heer de Lalieux de la Rocq, 's-Hertogenbosch.
H. M. deKoningin der Nederlanden draagt m ~p aan U, aan
de Regelings -Oommissie voor ..'t Congres voor B 'enteel~, ' aan .de
offici~ele Gedelegeerden en aan de Benbouders, H.Dr. hartelken
dank ,over te brengen voor de per telegram aangeboden .hulde.
, Van der Staal,
part. Secretaris. '

I. Het instinkt en het verstand der Bijen. '


De Heer Kojevnikov. Onder de verschiende vraagstukken van
de ' N atuurlke Historie ' der Bijen, waariri zooweIde benhouders
als de natuurhistorici der oudste tden , belang stelden,- nam dat van
het instinkt en het verstand steeds de eerste plaats in.
Ten tijde dat de anatomie en de physiologie der B nog geen
onderwerp van studie uitmaakten en den imkers nog geen belang
konden inboezemen, moest het vraagstuk van het instinkt en r het
verstandhen reedsbezig houden, .want tet is ' niet 'moge1kbijen
te kweeken, zonder een juist inzicht te hebben in haren aard en
hare gewoonten.
Deze kennis van den- aard en de gewoonten heeft,als alles in
de wetenschap, -wijzigingen ondergaan, die nog voortgaan . .
Zoodra de mensch de bijen heeft leeren kennen, moet h getroffen
zn 'geweest ; door de' eigenaardige overeenstemming in haar ,leven,
door de zoo kenteekenen'de . bzonderheden van hare 'werken, ,ert
dOOf de gebeimzinnige wze harer voortplanting. Hij bewonderde
de bijen gedurende- lange eeuwen, doch zonder ze wetenschappelk
te bestudeeren. Het is daarom, dat, voor de 'bij bet domein der
wetenschap betrad, de symboliek zieb van haar meester ' maakte.
In het zeer belangrijke boek van J. Pb . Glock: .
"Die Symbolik der Bienen uIid ihrer Produete" (Heidelberg 1891)
vinden wij een groot aantal feiten op dit punt betrekking bebbende.
W kunnen zien, dat b vele volkeren der oudheid, b deHin-does
en de oude Egypt'enaren, zoowel als later bij de Grieken, de
Romeinen en andere volken de bij een zinnebee1dig dier geworden iso
Het valt niet te ontkennen, dat iets dezer symbolie~~ ons nog tot
heden is bgebleven. Wij vinden dat de werkbij werkelk het
zinnebceld is van den ijver voor den arbeid, dat de dar wel degel k
3
het zinnebeeId der luiheid iso Maar eveneens moet erkend worden,
dat veel dezer volks symboliek, b. V. de "bg het zinnebeeId der
naastenliefde, van de zelfopoffering, tegen een critische ontleding
van het leven der bijen niet bestand iso
Het was eerst in de 18de eeuw, dat de wetenschap het leven
der bijen is komen ophelderen en het is mij een genoegen hier er
aan te kunnen herinneren, dat de eerste natuurkenner, wiens stu-
dien (1) een vasten grondslag zgn geworden voor de kennis der
bijen, Swammerdam , ern Hollander was, burger van bet schoone
land, waarvan wij, vreemdelingen, het voorrecbt hebben de gasten
en de bewonderaars te zijn. Swammerdam heeft veel meer gedaan
voor de anatomie d"e r bij, dan voor het vraagstuk van het instink t
en bet verstand en in 't algemeen voor de biologie van dit imekt,
maar aan hem heb ben wij de groote biologische ontdekking te dan-
ken, dat de koningin werkelijk vrouwelijk, en de moeder van al de
bijen iso Dat feit, tegenwoordig zoo bekend, was v66r Swammerdam
een der geheimen van den korf.
Het zijn de groote Fransche geleerde Reaumur l2) en de groote
Zwitsersche geleerde Huber, (3) die in bijzonderheden bet leven in
den korf beschreven hebben en wij moeten erkennen, dat, hetgeen
wij weten van den aard en de gewoonten der bijen gegrond is
op de waarnemingen dier twee geleerden. Wij voegen er bij dat
wB, aan het algemeen bekend worden dier waarnemingen "onder het
volk, te danken hebben "de manier, waarop het leven der b!jen uit-
gelegd wordt, vergeleken bg het menschelijk leven en onder bet haar
toekennen van menschelijke eigenscbappen.
Niets is meer algemeen dan het groote verstand der bijen te
hooren roemen, verge1eken bij dat van den mensch of haar gezellig I

samenleven, dat zoo goed geregeld is, dat zelfs de mensch een voor-
beeld zou kunnen nemen aan hare deugden, aan baren ijver, aan
hare toewijding aan de koningin, aan hare liefde Toor den korf, die
zoover gaat, dat zij er haar leven voor opofferen; aan hare zelfver-
zaking v?or het welzijn der anderen, enz. enz.

(1) Johannis Swammerdammii. Biblia Naturae sive Historia Insectorum.


Leydae MDCCXXXVIII.
(2) Rea~trmtr". M deo Memoires pour servil' a l'histoire des Insectes. Tome V
Paris MDCCXL.
(3) H~tbe1' J. N olIvelIes observations sur les Abeilles 1792.
43
In doze beschouwingswijze van het leven der bijen zijn veie onnauW~
c

keurigheden en zelfs groote fouten.


VermeId moet worden dat de groote ttidgenoot van Reaumur,
Buffon, van het leven der bijen sprekende, or ver van af was haar
verstand en hare eigen schappen van den geest te roemen: "men moet
"toestemmen, zeide bij, dat haar scbijnbaar verstand slechts voort-
"komt uit hare vereenigde menigte; deze vereeniging zelf ~chter
"doet volstrekt geen verstand veronderstellen, want het is geen
"uiting van haren geest, dat zij zich vereenigen; 't is zonder hare
"goedkeuring, dat zij samenzijn. Dit gezelschap is dus slechts een
"lichamelijke vereeniging door de natuur bevolen en onafhankelijk
"van alle kennis, van eenige redeneering" Er ligt een groote waar-
heid in deze opvatting van het leven der bijen, die door Buffon
wordt uitgedrukt in tegenspraak met velo schrijvers, die dit vraagstuk
behandeld hebben.
Daar de gewoonte om het leven der btien nit een menschelijk
oogpunt te beschouwen zeer a]gemeen was geworden en vele feiten
van de levensleer der bijen bekend waren, heb ben de natuurhistorici
der latere tden zich zeer weinig met den aard en de neigingen
der ben beziggehouden. De oorzaak dezer verwaarloozing ligt
daarin, dat de werken over de vergelijkende ontkleedkunde, de weef-
selleer en de embryologie der dieren, de geheeie aandacht der na-
tuurkundigen in de XIX tot zich trokken.
Een belangrijk werk uit de tweede helft dier eenw over het
leven der in gemeenschap levende insekten is het welbekellde boek
van J. Lubbock: "Fourmis Abeilles et Guepes" (Fransche vertaling
van 1883 Parijs). De schrijver houdt zich in het bijzonder bezig
met de mieren en veel minder met de bijen. Wat de mieren betreft
begint hij zijn werk met deze woorden: "Zonder twijfel zijn de
"mensch~apen van alle die ren diegene, die het meest tot den mensch
"naderen door hun anatomischen bouw; maar wanneer wij de mieren
"beschou wen, hare samen voeging tot gezelschappen, haar uitgebreid
"gemeenschapsleven, de woningen en de wegen, die zij bouwen, hare
"gewoonte om dieren te temmen en soms zelfs om slaven te maken,
"dan z n wij geilwongen toe te geven, dat zij recht hebben om op
"de ladder van het verstand een plaats te eischen naast den mensch."
Maar in betzelfde werk van Lubbock vind ell wij talrijke bewijzen,
dat de mieren niet zoo'n groot verstand hebben, als men dacht.
vVat de b en uangaat llCeft Lubbock aangetoonc1 dat de zoo ver
44
spreide meening, als zouden zij hooge psychische eigenschappen (
bezitten op een d waling berust. H ij heeft inzonderheid aangetoond , I

dat deze insekten geen gevoel van medelijden met hunne makkers
hebben, dat bij hen geen neiging bestaat elkander in 't ongeluk te
hel pell. Ik . wil hier geen voorbeelden aanhalen, die ieder in dat
volksboek vinden kan, maar men kan in een woord zeggen, dat
J..Juhbock de bijen deed afdalen van het psychisch voetstuk, waarop
men ze vroeger geplaa t st had.
ne leerling van Darwin, G. J. Romanes, de schrijver van het
welbekende boek "Het verstand der dieren " heeft daarin vele
belangrijke feiten over dit vraagstuk verzameld, maar znder voldoende
wetenschappelijke critiek. Hij heeft geen .enkele orspronkelijke
gedachte betreffende het instinkt en het verstand der dieren geuit,
en wat de bijen aangaat, bepaalt hij zieh tot het noemen van
Lubbock, Huber en versch eidene anuere schrijvers, zonder dat hij een
critische ontleding van de feiten en de meeningen geeft. In een
woord kan men zeggen, dat Romanes aan de in gemeenschap levende '
vliesvleugeligen een zeer volmaakt verstand, overeenkomstig dat van
den mensch toeschrijft.
Na het werk van Lubbock is er een groote tusschenpoozing in de
studie van de insekten en van het verstand der bijen. Wanneer men
zich bezighield met de psychologie dei' insekten, dan gold dit de
mieren en andere vliesvl eugeligen en niet de bijen. Wij kunnen de
werken noemen van Torel (1), J anet, (2), Favre, (3), en "Vasmann, (4)
die veel bijgedragen heb ben tot de studie der instinkten, maar die
de bijen niet bestudeerd heLben. Men zou kunnen zeggen, dat men
op deze uitgestudeerd was.
Maat' zoowel in de geschiedenis der \vetenschap in het algemeen
als in de geschiedenis van elke wetenschappelijke bijzonderheid kan
men afwisselingen van arbeid en rust waarnemen. In de laatste
jaren zijn eenige belangJ'ijke nieuwe werken over het instinkt en
het verstand der bijen en der mieren versehenen, die opnieuw de
( 1) TO'rel. Experiences et Remarques critiques sur les sensations des Insectes
(R ecueil Zol: Suisse) 1886-1888 '1' IV Zijn hoofdwerk: L es F ourmis d~ la
Suisse" verscheen in 1871.
(2) Janet, Oh. Etudes sur les Foul'mis les Guepes et les Abeilles.
(3) Fav1'e. Souvenirs entomologiques 1879-1 891.
(4) Wctsrnann . Verscheidene werken over de levensleer der Mieren worden
genoemd in het gl'oote werk vl1n denzelfden schrijvel': "Die psychischen F hig-
keiten der Ameisen" Stuttgl1l't 1899 (Zoologicl1 Heft 26 .)
45

vraag ~eer scherp omlnd stellen. Het zijn de werken van Albrecht
I Bethe, (1) H. von Buttel Reepen (2) en het reede genoemde werk
van vVasmann, dat alleen de mieren betreft. Ik zeH leverde een
I bijdrage om het vraagstuk over het instinkt der bijen op te lossen
in myn mededeelingen bevattende de waarnemingen over de bouwkunst
der bijen (3) en over de atavistische verschijnselen in haar leven. (4)
Ik had reeds gezegd dat de meest verspl'eide opvatting van het
leven der bijen, die der verzinlijking was. Niet alleen de bijen~
houders, maar ook verscheidene natuurhistorici hielden vol, dat de
bijen en de mieren een, in den hoogsten graad op het menschelijke
gelijkende, verstand bezaten.
Deze beschouwingswijze willende bestrijden is de Duitsche physioloog
Albrecht Bethe zeer ver gegaan, waar hij in zijn boven aangehf.tald
werk geschreven heeft, dat de bijen zoowel als de mieren beechouwd
moeten worden als zekere reflex-werktuigen zonder meer. Het
werk van Bethe is zeer zwak uit een methodisch oogpunt beschouwd
, en in de logische bewijsgronden, hetgeen de critieken van v.' Buttel
Reepen , en Wasmann duidelijk aantoonen. Ik kan er bijvoegfm dat
het deel van het werk, dat aan de byen gewijd is, my yooral zwak
voorkomt, want de schrijver hield zich met deze insekten niet veel
bezig, en het schijnt, dat hy harG levensleer niet grondig kent.
De beschrijving der waarnemingen en der proeven van Bethe zou
te lang zyn en ik zal er mij toe bepalen, hier de voornaamste
conclusies van den schrijver weer te geven, Hij meen't dat men
niet van psyc,bische eigen schappen spreken kan, dan in het geval
waar men bewijzen kan, dat de dieren hunne handelingen kunnen
wijzigen, d. w. z. dat zij steunende op de waarneming door de zinnen,
een nieuw verband van denkbeelden vormen kunnen en iets nieuws
leeren kunnen.De oude psychologen noemden dit vermogen "memoria
sensitiva."
Aldus ontkent Bethe, dat de bijen dit vermogen Zuden bezitten;
(1) Albrecht Bethe. Dl'f~n wier Ameisen und Bienen psychische Qualitten
zuschreiben. Arch: fr die gesaI11mte Physiologie. Band 70. 1898.
(2) H. von B ,i'tttel Reepen. Sind die Bienen Reflexmachinen. Leipzig 1900
(Siehe auch Biol: Centralblatt Band XX. 1900. ..
(3) G. Kojevn'ikov. Zur Frage vom Instinct. Biol. Cenh'alblatt 1896 no. 18.
(4) IG. J(ojevnilco1J. (1) lVIatel'iaal ten dienste der Nat. Hist. van de Bij (lVIoskou
1900). Gedenkschriften vl1n de Vereen. der Vl'ienden van de Natuul'wetenschap-
pen. Deel 99 (in 't Russisch) (2) Afwijkingsverschijnselen in het leven der bijen.
'd. Deel 86-9 en 10. .
46

terwijl hij verdel', zeggende dat alles wat niet geleerd is, l'eflex is,
de gebeeIe werkzaamheid der bijen tot reflex-handelingen verklaart.
En hiermede begaat hij een groote fout, want tusschen de hooge
begaafdheid van den mensch en de reflexhandelingen bestaan nog
tal van eenvoudige en ingewikkelde graden van . instinkt, die het
dier veroorlooven in alles overeenkomstig zijn besj;emming te han-
delen in zeer verschilIende omstandigheden, maar zonder het opperste
toezicht van oe ware rede.
Bethe heeft slechts twee vraagstukken van de levensleer der bij
behandeld, nam: hoe zij elkaar herkennen en hoe zij den weg naar
den korf vinden. 'rerwijl hij alle andere middelen om elkaar te
herkennen, buiten den reuk wegcijfert, lost Bethe dit zeer inge
wikkelde vraagstuk op zeer eenvoudige wijze op , door te zeggen,
dat er een nest-reukzin bestaat; en dit is alles.
De nieuwere schrijver v. Buttel Reepen toont ons aan, dat de
kwestie van den reuk, als regel aar van het leven der bijen veel.
meer ingewikkeld is; dat de bijen niet alleen den geur van het I
nest in 't algemeen, Wtlar nog verschilIende bijzondere geuren . on-
derscbeiden .kunnen, als die van de familie, van de larven, van het
bijenbrood, van de darren, van het was, van den honig. Mij dunkt
dat Buttel Reepen wel gelijk beeft, wanneer hij de bijon het vor-
mogen toesehrijft zeer versehillende en zeer zwakke geuren te knnnen
onderscheiden. Met behulp van den reukzin kunnen de ben zoo-
doende zeer samengesteIde indrukken ontvangen.
Bethe betoogt (pag. 70) dat de bijen elkaar n~et herkennen
kunnen door eenig geluid of eenig teeken; maar hij ontleedt vol-
strekt niet de gevallen, waariu de bijen geluiden voortbrengen, niet
om elkaar te herkennen maar om iets aan de anderen te doen ken-
nen; of brengen zij misschien die geluiden voort met een bijzondere
bedceling en hebben die gehliden voor de andere bijen een bijzon-
dere beteekenis? Dit punt wordt door Bethe niet bebandeld.
Lubbock zegt over dit punt: "Men gelooft gewoonlijk dat de
"gewaarwordingen der bijen in zekere mate uitgedrukt worden door
"de geluiden die zij voortbrengen, hetgeen er op schijnt te wijzon,
"dat zij het vermogen hebben te hooren. Ik heb in geen enkel
"opzieht het voornemen te ontkennen, dat dit zoo iso Echter heb
"ik nooit een bij zieh iets zien aantrekken van de geluiden, die ik '
"kon voortbrengen zelfs vlak bij haar."
Wij zien dus dat de Engelscho sehrijver de bijen het vermogen
om te hooren niet ontzeg~, zooals men dikwijls denkt. Rij verhaalt
ons alleen dat de bijen geen acht geven op het geluid eener viool,
van een honden fluit of van de stern des proefnemers. Wij hebben
geen enkel 'r echt hieruit te besluiten, dat de bijen doof zijn ; wij kunnen
alleen zeggen dat zij niet reageeren op de verschillende geluiden,
die vreemd zijn aan haar gewone ]even en veronders!ellen, dat hare
gehoororganen niet aan die geluiden zijn aangepast. De leer der
'levensverrichtingen leert ons, dat ons gehoororgaan, hoewel het zeer
vo]komen is, slechts een zeer beperkt aantal geluiden onderscheiden
kan, .
Lubbock en Betbe slaan geen acht op de volgende feiten, bij de im-
kers welbekend. Elk oplettend bijenhouder weet we] dat het mogelijk is
zelfs door middel van ons oor, dat op dergelijke geluiden niet is inge-
richt, te onderscheiden: de stern van toorn en schrik, de kreten van
droefheid (bijv. bij het verlies eener koningin) het kalme geluid van
den gewonen arbeid in het inwendige van den korf; dan die merk-
waardige tonen, die door de nog in de cellen opgesloten jonge
koninginnen , en door de koningin, die bij den eersten zwerm de
cel verliet, word en voortgebracht.
Wij kunnen, steunende oP ' vele persoonlijke waarnemingen el'l
andere proefnemingen vaststellen, ' dat de bijen de geluiden door
andere bijen voortgebracbt kunnen begrijpen of om nauwkeuriger
te zijn, dat de geluiden door bijen voortgebracht een bepaalde reactie
bij andere bijen te vooI'schijn roepen. Of men dit "spraak" kan
noemen, is een andere vraag; maar zeker is het een middel om
elkaar te verstaan.
Een tweede vraagpunt ontledende "hoe vinden de bijen haren weg P"
loochent de Heer Betbe het vermogen der bijen om zich op een
gewone manier rekenscbap te geven van de plaats, waar zij zich
bevinden, dat wil zeggen door het leeren kennen van het aan
zicht der vel'schillende voorwerpen, die den korf omringen, en ein-
delijk van den geheelen weg; maar hij neemt zijn toevlucht tot
een "onbekende", geheimzinnige krach'~, die de bijen, buiten hun
weten, terugleidt, niet naar den korf zelf, maar naar de plaats
waar hij stond , Om allen twijfel op te heffen omtrent deze vreemd-
soortige meening ha'll ik de eigen woorden van den Duitschen phy-
sioloog aan: " Die Bienen folgen eine Kraft, welche uns ganz
"unbekannt ist, und welche sie zwingt, an die Stelle im Baum zu-
rckzukehren, von der sie fortgeflogen sind" (p. 99.) Het is geen
48
wete,nsch~ppelijke oplossing om een onbekende, geheimzinnige kracht \
te baat te nemen.
" In zijn ~ritisch werk heeft van Buttel Reepen 'goed aangetoond;
dat de bijen haren weg leeren kennen en dat zij een vrij volkomen
herinnering der plaatsen hebben.
Torel is het in zijn artikel getiteld "Sensations des, insectes"
(Revista di Biologia general~ vol III Corno 1901) evenmin een.s met
de the<;>rie van Bethe. Maar deze laat die critiek ook niet zonder
aanIJ?erking~ijnerzijds doorgaan. rIf ' de nOS. 7 en R- :van het
"Biologisches Centralblatt" in 1902 lezen wij een nieu'vY artikel van
den -:aeer Bethe: "Heimkehrfhigkeit der Ameisen und BieIiep,"
waarin hij de meeningen, van Buttel 'Reepen en ' Torel bestrijdt en
opnieuw bet,oogt, dat het niet de gezichtszin is, die de bijen naar
de plaats geleidt, waar haar korf staat. Wanneer men het geheeIe
twistgeschrijf 'Qver de vraag, hoe de bijen haren weg terugvinden
gelezen heeft, kan men zeggen, dat het vraagstuk ' nog niet is opge-
lost, want het is te ingewikkeld en de manier 'der proefnemingen
te prirq.iti,ef. Er zijn onbetwistbare waarnemingen noodig om d'eze
kwestie eens en voor goed uit te maken.
Een cl'e r grootste fuuten van het.-werk Bethe is, dat hij eenmaal
tot onderwerp gekozen hebbende de vraag, "Moeten 'wij de ' mieren
en bijen psychische , eigenschappen - toekennen?" slechts twee zijden:
van het zoo ingewikkelde leven der bijen beschouwt, d. w. z. dat
hij geen vQldoende gegevens heeft om te antwoorden op de vragen', '
die hij al1n het hoofd van zijn werk geplaatst heeft.
Om op deze vraag te antwoorden zou men met zorg het geheeIe
lev~~ der bijen moeten ontleden, hetgeen , de schrijver niet dOf>n wi1.
Zijn poging om aan te toonen dat de bijen slechts reflexwerktuigen I

z n is niet geslaagd. Maar indien zij geen dergelijke werkttrigen


zijn, moeten wij ze dan alle hooge geestelijke eigenschappeu? al het
groote vernuft, gelijk aan dat van den mensch toekenn.en, zooals men
dat haar vroeger heeft toegekend en tegenwoordig nog dikwij-ls do~t?
Zeel' kort geleden heeft de vermaarde Belgische dichter ,Y aurice'
Maeterlink, wiens talent de geheeIe wereId bewondert, een zeer.
belangwekkend boek uitgegeven, dat veel opgang .maakte "Hetleven
der Bijen". Verre van een wetenschappelijke studie te zijn, g~eft dit
werk ons een zeer dichterlijk beeld van verschillende belangrijke
gebeurtenissen uit het leven in den kod. Hoewel ,z elf verklarende dat .
pet sle<)hts "bV ml:\.nier yan spreken, is, verte1.t hij ons h~,t leven der, .
49

bijeu, van een zuher anthropomorphisch standpunt beschouwd, daar hij ze


de liefde voor het ras, de toewijding aan de koningin, 'zelfverloochening
en andere hooge menscltelijke deugden toekent en zelfs een begrip
van de toe~oIllst ... '.
M!;teterlink 'z egt dat, wat wij ons ' vertand noemen, denzelfden
oordprong en dezelfde taak heeft als hetgeen wij instinkt noemen
bij de dieren.
Het is wel waar dat de oorsprong dezelfde is en d'e vergelijkende psy-
chologie der dieren toont ons aan, dat deze oorsprong een ' J''eflexu'erking (1)
iso Eenvoudige reflexwetkingen moestell zich ontwikkelen, geheel onaf-
hankelijk van elkander: aan de eene zijde het instinkt, aan de
andere zijde het verstand. Men moet zich wel wachten, deze beide
begrippen te verwarren en te denken, zooals bijv. Poucher gedaan
heeft, dat het instinct een verzwakt verstand is, dat achteruit is '
gegaan.
Het ware verstand is een volkomen bewustheid van de oorzaken,
van de betrekking tusschen oorzaak en gevolg, en tusschen ' middel
en doel. Het leven der gezellig levende vHesvleugeligen, der mieren,
bijen en wespen nagaande, bewondereil wij bij haar vele zoo inge
wikkelde feiten, dat het gemakkelijk is zich .te vergissen en zonder
critisch onderzoek, het besluit te trekken, dat deze insekten met
een bijna menschelijk verstand begaafd zijn. Een ' derge18k stand-
punt 5s niet juist en moet verlaten worden, hoewel hef zee'r alge-
meen is onder de - imkers ..
De . voornaamste oorzaak 'der dwaling, is de verkeerde verklaring
die men ' aan het gemeenschapsleven of zo'oals men soms zegt aan
het Ieven in ' kolonien der bijen geeft. Waarlijk, wanneer men denkt
dat een dusdanige menigte van wezens vereenigd is met een ge- ,
meenschappelijk doel, dat haar zeet samengesteIde levenswgze door
nauwkeurige wetten gereg8ld . wordt, dan komt men gemakkelijk
tot de overtuiging, dat het wezens zijn mf't een groot verstand be-
gaafd. Eenige zeer bijziende sociologen hebben 'zelfs gezegd, dat de
menschen een voorbeeld konden nemen aan de bijen, bij het vormen
hunner Staten. Maar de hoofdzaak is, dat de Staat der Bijen niet
geltjkt 01' den Staat der menschen.
De Staat der menschen is een vereeniging van vrije wezens, die
ich bewust zijn dat het doel is gemeenschappelijke arbeid, en die
(1) Zie 't werk van Wotdema1' Wagne1': Les questions de la Zopsychologie.
St. Pe tel'sbourg 1896,.
50
uit vrijen wil geboorzamen aan wetten, welke door de menscben zelf
veranderd kunnen worden. Bij, die niet aan de wetten geboorzamen
wil, kan dit doen: bij zal gestraft worden; dat doet er echtet' niet
toe, hij kan het tocb doen. Dan kan hij zijn land verlaten, zicb een
schuilplaats zoeken in de Vfoestijn en er leven als een wilde,
maar V'Iij.
Niets van dat alles btj de bijen. Geen vrijbeid van de enkele bij,
geen middel om alleen te leven, geen vereeniging uit vrijen wil,
geen mogelijkbeid om ongehoorzaam te zijn aan de wetten, door de
natuur zelve gesteId ; altijd een harde en onbuigzame noodzakelijkbeid,
altijd het gemis van persoonlijkbeid, wat de zoo kostbare eigenscbap
is; nie't alleen van den mensch, maar ook van vele dieren : van den
bond, van bet paard. Warmeer wij het verstand der bijen bewonderen,
is , het dikwijls, zooals ook Buffon heeft opgemerkt, de uitwerking
van het leven van den geheelenkorf en niet van de bijen, die' wij
bewonderen; maar wii moeten spreken van een afzonderlijk wezen
en van bet verstand van het- individu.
Een wezen met een hoog verstand moet een goed ontwikkelde
persoonlijkheid bezitten. Eij den mensch zien wij de hoogste ontwik-
keling van die persoonlijkbeid; maar enkele zoogdieren als de hond
en het paard vertoonen ze ons ook nog in hoogen graad. Eij de
lagere dieren, bijv.: bij enkele polypen, in 't bijzonder bij de "siphono-
pboren," zien wij een zeer mcrkwaardig voorbeeld van bet verlies
der individualiteit, ten bate der kolonie: ' het individu is afgedaald
tot den staat van werktuig , der kolonie, is een wezenlijk reflex-
werktuig geworden, gescbikt gemaakt voor een bepaald doel. Hier
heeft dus de hooge ontwikkeling der kolonie, de individualiteit bij
deze polypen gedood.
Ook bij de bijen zien wij eenschoone ontwikkeling van het leven I

der kolonie, maar ten koste der individualiteit. Allereerst is de merk-


waardige verdeeling der soort in drie versehillende vormen : mannelijke,
vrouwelijke, werkster, ook een oorzaak, die de ontwikkeling van het
verstand van 't afzondergjke wezen belet.
De Moeder-bij is, hoewel wij haar "Koningin' noemen in werke-
lijkheid slechts een slavin van haar, lagere bewerktuiging. Zij is een
wezen, dat zich zelf g , en voedsel verscbaffen kan, nocb zijn nest
bouwen, noch zijn jongen voeden, noch zelfs ze verdedigen, zoo ruin
als zich zelf, tegen zijn vijanden, zooals bijv.: de moederwesp doet.
Gedureude baar geheeIe leven een gevangene is zij slechts cen
51

werktuig om eieren te leggen, het wezen wiens bedrijvigbeid werkelk


alleen uit reflex-bewegingen be staat.
En dan de darren! Dit zijn oole ben! Ongelllkkige schepseIs vall
alle verstand beroofd, zelfs van eenig samengesteId instinkt; slechts
dat bezittende om te eten, wanneer het hun gegeven wordt, want
ze zn zelfs niet in staat zicb zelf voedsel te verschaffen, en het
instinkt om een wijfje te zoeken, wat aan een enkele op eenige
honderdtallen gelukt. flet is een schitterend voorbeeld hoe de ver-
dee1ing der functies leidt tot verlaging van de bewerktuiging. Alleen
die organismen kunnen een hoogen trap van algemeene ontwikkeling
bereiken, die hunne verschilIende functies op een eenstemmige manier
uitoefenen en zich niet op een bekrompen manier ontwikkelen, zdoals
dat gebeurt in kolonies, waar de arbeid zuiver verdeeld iso
W ij kunnen dus met juistheid zeggen, dat het leven in kolonien
der bijen de verstandelijke ontwikkeling der mannetjes en der wijfjes
onderdrukt. Laten wij nu eens zien of dat leven in kolonien eenigen
invloed uitoefent op deo werksters.
Wanne er wij het leven der werkbijen bescbouwen zien wij, dat
ook zij, in veel opzichten, slavinnen zijn van hare bewerktuiging en
van den regel, die in den kOff heerscht! De werkbij is zeer goed
toegerust voor enkele bijzondere werkzaamheden, maar dikwijls kan
zij buiten deze bijzondere verricbtingen niet als een werkelijk ver-
standig wezen handelen. Er zijn echter zeer belangrijke uitzonderingen,
die wij later zullen bespreken en die ons aantoonen, dat ~e bijen
hare instinctmatige handelingen kunnen wijzigen, in tegenstelling
met petgeen de Heer Bethe beweert~
De bij kan niet alleen leven: zij is geen volkomen en onafhankelijk
indi vidu; zij ie slechts een klein deel van een groot organisme, korf
geheeten en dat is ook de oorzaak, dat het indi vidueele leven en
het ware verstand opgeheven zijn. Alle hande1ingen der bij hebben
een redelken grond, wanneer het leven van den korf zijn geregelden
loop vl'lgt; maar die eenstemmigheid is verbroken indien b.v.: de
korf van zijn Koningin beroofd wordt en daarvoor geen plaatsver-
vangster krijgen kan; de meest verstandige en meest bewonderens-
waardige handelingen der ben, worden dan, uit een antropomorphisch
oogpunt beschouwd, dom; zij blijven wat ze van te voren waren,
dat wil zeggen instinktmatig en niet verstandig in den waren zin
van het woord. De handelingen zijn dezelfde gebleven als te voren,
maar de toestand der orngeving is veranderd en de bijen kunnen
52
zieh in die verandering niet schikken. Ziehier een voorbeeld daarvan :
Gewoonlijk wanneer de koningin omgekomen is, moeten er, om het
volk te redden door het opkweeken eener andere koningin, bevruchfe
eieten zijn. Het gebeurt soms dat er geen in den korf aanwezig zijn
en dan dringt het -blinde instinkt de werkbijen tot eieren legg;en.
Maar hare bewerktuiging belet haar andere dan onbevruchte eieren
te leggen, d. w. z. eieren, die in dit geval tot aal nutteloos zijn. Wat I

doet er dit echter toe !De we/'kbijen leggen die eieren in de cel~en
voor werkbijen, volkomen alsof z-ij bevrucht waren; zij geven de
larven voedsel voor werksters bestemd ; zij bouwen zelfs koninginne-
cellen en voeden de darren met koninginnevoedsel. Dat alles is
onzinnig, maar het instinkt verandel't niet, als de omstandigheden
ve'randeren. Ziedaar een werkelk onderscheid tusschen instinkt en
verstand.
Wij hebben dus kunnen aantoonen: 10. dat het leven in kolonien
de ontwikkeling van het individueele verstand bij de bijen onderdrukt
heeft; 20. dat de bij in hooge mate slavin is van hare bewerktuiging
en slechts handelen kan binnen de zeer nauwe grenzen Vf1l1 hare
bijzondere vermogens. Verder moeten wij erkennen) dat vele hande-
lingen, welker wijshlJid wij bij de bijen bewonderen, voortkomen uit
een zeer samengesteId instinkt, dat echter altijd erfeliik en niet
aangeleerd, noch door het gebruik verbeterd iso
Wij bewonderen bijv.- de regelmatigheid van het werk der bijen,
van hare raten en men zeide eertijds dat de bijen een meetkunstig
vraagstuk opgelost hadden. Ik was het, die een beslissende proef
nam betreffende de vraag: Leeren de bijen bare raten bouwe.n of
is het een erfelijk vermogen? Ik heb pas uitgekomen bijen genomen
en heb ze in een ledigen k<.'rf gezet en ze daarin voedsel gegeven (1). '
In korten tijd bou wden de bgen een volkomen regelmatige raat,
zonder iets bij de oude bijen geleerd te hebben, znder haar werk
langzamerhand te verbeteren. Ziedaar een goed voorbeeld van over
erfelijk instinkt.
Ander voorbeeld: Jonge Koninginnen in onze handen uit hare
koninklijke cel te voors~hijn gekomen, die nog geen ondervinding,
nog niets gezien hadden, begonnen twee aan twee in een kooi of
onder een willekeurige glazen klok gezet, onmiddellgk haar doodelijken

(1) Voor de bijzonderheden der proef', zie mijn werk: "Zur Frage vom Instinkt"
Biol: Centralblatt 1896.
53
. strd, waarvoor in de gegeven omstandigheden geen enkele reden
bestond en die slechts een blind erfeltjk instinkt iso
Men zou anderevoorbeelden van werktuigelijk en erfelijk instinkt
van de bijen kunnen aanhalen, maar dat wil niet zeggen, dat zij
altijd als werktuigen, altijd geheel werktuigelijk handelen. Een
dergelijk denkbeeld uitspreken zou even onjuist zn, als te betoogen
dat de bijen begaafd zijn met een verstand, hetweJk dat van den
mensch nabij komt.
Het leven der bij is zeer ingewikkeld en wij ontmoeten daarin
handelingen van verschilIenden aard, die aan de aandacht van den
::.e er Bethe, die . dacht, dat men door een algemeene formule het
karakter dier verschilIende . handelingen uitdrukken kan, ontO'a; 0
:m
zn. N aast de zuivere reflex-handelingen, naast de instinktmatig
erfelke handelingen, merken w bij de bijen het vermogen op, om
hare handel wtjze naar gelang der veranderde omstandigheden te
wijzigen. Ziehier vo.orbeelden daarvan.
De bij heeft een tong, die zeer gescbikt is om den honig uit de
kroon der bloemen va n een zekere diepte te haIen. Maar ziedaar een
bloem vol nektar maar te diep; gewoonlijk, maar niet altijd, vliegt de
bij weg zonder iets mede te nemen, zonder een ander middel uit te
vinden om zich den nektar te verschaffen, dewijl ze slavin bIijft van
een speciale aanpassing. Maar, ik heb het reeds gezegd, dat het niet
altijd het geval is, dat zij van een te diepe bloem wegvliegt, zonder
iets mede te nemen. In het belangrijke, door imkers helaas te
weinig gekend, boek van den Heer' Gaston Bonnier "Les N ectaires"
(Paris 1879) lezen wij "De bijen zelf kunnen, in enkele gevalIen, in
de kronen met hunne kaken een gat bijten, hetzij om den benoodigden
td te verkorten, hetzij orn een overvloedigen nektar te bereiken in
blpernen, die te diep zn voor hare tong van 6 m M. (p, 63). 18 dU
niet een ware wijzi,ging van het instinkt?
Ander voorbee ld: Gewoonlijk worden de darren aan 't einde \lan
den zorner gedood. Maar in een moederloozen kOl'f, die van zijn
koningin beroofd is, kunnen de darren den geheelen winter blij ven leven.
Verder kunnen wij aanvoeren, dat in denzelfden moederloozen
{Orf, de bijen ophouden ij verig te werken als gewoonlijk. Dat alles
oont aan dat hare natuurdriften niet volkomen werktu :gelijk zijn ;
enkele daarvan kunnen, veranderen in zekere omstandigheden.
De roofbijen vertoonen ons ook een ged voorbeeld van de ver-
andering v::m het instinkt, in verband met een wijziging der omstandig-
54
heden. Maar 't is vooral in den zwermtd, dat men de meest '
belapgrke wzigingen in het gedrag der bijen kan waarnemen.
Het zwermen is volstrekt geen wel'ktuiglijk instinkt, wij kunnen
somtijds waarnemen, dat de bijen, het zwermen, waartoe zti zieh
reeds gereed gemaakt hebben, niet alleen uitstellen, maar zelfs geheel
opg~ven, wij zien ook, dat, na het afvliegen van den eersten zwerm,
de korf er nog meer geeft en enkele malen, dat het zwermen ophoudt I
en de met zooveel zorg opgekweekte moederbijen, die evenwel nog
niet uitgekomen zijn, ,i n hare koninklijke eel1en gedood worden.
De voorwaarden, waarnaar het zwermen zieh regelt, zij n zeer
samengesteld en het is mij onmogelijk ze hier te ontleden; ma'a r I
steeds is het zwermen een der bewijzen voor de veranderlijkheid
van het instinkt der bijen. ' I
Het moeilijkst, maar ook een der meest belangrkste zaken is,
de veranderingen van den aard en de neigingen en ook vall de
natuurdriften na te gaan, gedurende een korter of langer tijdperk.
Ilet leven van een enkele bijenfarnilie is zoo kort, dat het ons
onmogelijk is dergelijke veranderingen vast te stellen. Maar het le.ven
van de geheele 800rt is lang genoeg, opdat veranderingen zieh kunnen
voordoen en de theorie zegt ns dat dit moest gebeuren .
. Het samengesteide instinkt moest zieh ontwikkelen en een eenvoudi-
ger instinkt voortbrengen, zegt ons de theorie; maar dit feit reehtstreeks
waarnemen is ons onmogelk" want daarvoor moet men nau wkeurige
waarnemingen gedurende vele eeuwen doen.
Maar er is een reehtstreeks middel om de vel'anderingen vast te
stellen, die zi0h in het organismus voordoen gedurende zijn ontwik-,
keling der levensverriehtingen, een middel, dat reeds langen tijd
gebruikt wordt in de vergelijkende vormleeren embryologie. Wanne er
wij bij de versehillende dieren op de versehillende graden van
volkomenheid der bewel'ktuiging letten, komen wij tot de slotsom,
dat enkele dier vormen de oorspronkeIijke bleven, ,andere b hunne
ontwikkeling vooruit zn gegaan.
'N at zien w in het gemeen8ehapsleven van verschillende soorten
van bijen? In de eerste plaats zien wij bij de Apis dorsata, dat de '
dal'reneellen evengroot zijn als die voor werkbijen, en dat de koningin
ook ongeveer even groot is als de werkbij. Mijn ontIeedkundige
onderwekingen hebben aangetoond (1), dat in de bewerktuiging der
werksters bij de Apis dOl"sata oorspronkelijke trekken zijn en wij
(1 ) nMateriaux pour servil' a l'histoil'e naturell e de l'Abeille."
heb ben in deze soort zeker een voorbeeld van een meer oorspronke-
lijken toestand van het geslacht Apis, d"a n bij oe Apis Mellifera, een
soort, die aan de spits der ontwikkeling van het geslacht Apis stllat.
Indien wij aandachtig het leven van de Apis Mellifera bestu-
deeren zien wij dat zij niet identiek is in alle kolonien. N emen
wij bijv: het ,zwermen. Wij zien dat sommige korven er meer toe
I geneigd zijn dan andere, die in dezelfde omstandigheden verkee.ren (1 )
\Vij kennen een zeer belangrijk feit, "nam: dat er rassen zijn, die
bijzonder geschikt ztjn om veel zwermen te geven, bv. de Lueourgsche
bU, de Kaukasische b. Ziedaar verschillendn studies van de ont-
I wikkeling Vl1n hetzelfde instink.t.
De opv-oeding van jonge koninginnen is zonder twijfel een instinkt-
matige hanqeling, hoewel het bij den eersten oogopslag een hand~lillg
des verstands lijkt. Waarom zien wij zoo'n groote hoeveelheid vol-
komen nutteJooze konin,ginnen vooral bij sommige rassen, zooals het
Italiaansche en het Kaukasische ras?
In de bijen-litteratuur over dit onderwerp wordt melding gemaak t van
een geval, d~t meer dan 100 koninginnen tegelijk in een korf werden
opgekweekt, maarik heb gelegenheid gehad e.e n merkwaardigmaximum
van jonge koninginnen waar te nemen: in een stok van Kaukasisch
ras waren er 160 in verschillenden staat van ontwikkeling, zonder de
ledige moederdoppen te teIlen, die ternauwernood begtmnen waren
Van waar deze nuttelooze overvloed ? Niet alle~n nutteloos, maar zeker
schadelijk voor den korf,want de opvoeding van elke koningin kost veel
zorg en voedsel. De eenig.e verklaring, die ik geven kan van dit zonder
linge feit is opgenomen in mijn werken: "Materiaux poar servir a 1 his- .
toire naturelle de l' Abeille" en "les Races des Abeilles du OauQase
(St. peters. 1900) en luidt 'd at de overv1oed van koninginnen slechts
een herinnering is aan de oudste tijden, toen er veel koninginnen
in een volk waren, en toen zij, zooals wij veronderstellen moeten,
werken konden zooals dit de moeder.wespen en moeder hommels
doen. Dit voorvaderlijke vermogen is meer ontwikkeld bij het gele
ras, dan bij bet zwal'te, d. w. z. dat w een voorbee1d hebben van
de verschillende graden van de trapsgewijze ontwikkeling van het-
zelfde instinkt hij de verschillende rassen.

(1) Ik ben in de gelegenheid geweest omindenzomer van 1902inhetGouvernement


J amburg een korf met vasten bouw waar te nemen, die achter elkaar 7 zwermen
gaf; de brandzwerm gaf er op zijn beurt nog 3: dus 10 zwermen van een stok.
Maar andere korven onder dezelfde omstandigheden vel'keerende gaven el'llietzooyeel.
Laten w nog een derge1k voorbeeld noemen. Wij hebben reeds
het blinde instinkt der jonge koninginnen vermeId, om elkander op I
leven en dood te be:3trijden, zoodra zij elkaar ontmoeten. Wanneer ibl
wij veronderstellen, dat er vroeger meer koninginnen in een bgenvolk I t\
waren, dan 'mo,e sten zij zekerlk toen in vrede leven.
Gedurende mn reis in den Kaukasus, heb ik waargenomen, dat
de jooge koninginnen van 'het Kaukasische ras, v.anhet ras, dat
zooveel koninginnen voortbrengt, heel rustig samen kunnen verblijven 'V
en 't is m eens gebeurd, dat ik 6 jonge , moederbijen in een kleine s
kooi drie dagen mede droeg} waarbij ik ze met suiker voedde. Ik
verklaar dit feit als een wijziging van het instinkt.
Het is ook belangrijk om aan te stippen, dat het vermogen van
de kolonie om eierleggende werk ben v60rt te brengen~ bij de ver-
schiiIende rassen niet gelijkelijk ontwikkeld iso Volgens mijne .waar-
nemingen en naat' mededeelingen van beproefde , imkers, zgn de
Italiaamche en Kaukasische ben meer geneigd om eierleggende
werkbijen voort te brengen, dan de zwarte bijen van Oentraal-Rusland.
Dit is ook een oorspronkelijk vermogen, dat bewijst dat het organismus'
van de werkbtj geen zulke ingrij,pende veranderingen heeft ondergaan,
om haar niet in staat te stellen nog eieren te leggen, zooals alle
vrouwelijke bijen, gelijk wij veronderstellen, in lang vervlogen
tij den deden.
Ziedaar 3 feiten: de groote hoeveelheid koninginnen, die aange-
kweekt worden, hare zachtmoedigheid, het vermogen der 'werksters
om eieren te leggen, feiten die naai' mijne meening aanduiden, dat
het gele ras, in het bijzonder het Kaukasische, meer oorspronkelijk
is; dat wij in dat ras nog eenige voorvaderlijke karaktertrekken
waarnemen, die bij de andere rassen afgenomen zijn, Deze feiten geven
ons waardevolle aan wijzingen over de vraag van de ontwikkeling
van het instink t.
Hiermede zijn wij aan het einde van onze korte uiteenzetting van
het ingewikkeld v'r aagstuk van het instinkt en het verstand der bijen.
Het was mij niet mogelijk onder de voorwaarden, waaraan een rapport,
dat voor een internationaal Oongres bestemd is , voldoen moet , een
volledig overzicht te geven van de groote litteratuur over dit punt,
noch om tot b~jzonderheden af te dalen, Ik heb getracht zoo kort
moge1 k te zijn. Mn bedoeling was aan te toonen, dat de neiging
om aan de ben hooge psychische eigenschappen, groote menschelijke
deugden toetekennen, door de wetenschap niet kan worden aangenomen.
57
aar de bewering, dat al hare handelingen slechts refIex-bewegingen
s ijn of eenvoudige natuurdriften is even onwaar.
pi
Verre van een verstand te bezitten, gelijk aan dat van den mensch,
r bezitten de bijen: 10. een erfelijk instinkt scherp bepaald en werk-
{ I uiglijk; 20. een eveneens erfelk ins6nkt, mAar minder bestendig,
eeigend om gewijzigd te worden naar gelang df r omstandigheden
n volgells de aanw!jzigingt'n door de organen der zinnen gegeven.
Wij moeten niet aarzelen in de N atuurlijke Historie der Bij
verscheidene fabels en veel zinnebeeIden, die niet door de weten-
schap bevestigd zijn, te verwerpen.
De bij zal daardoor voor ons niet minder belangrijk en mInder
bewonderenswaardig zijn.
Het is een insekt, welks natuur ons steeds tot nieuwe onder-
oekingen, tot nieuwe wetenschappelijke waarnemingen noopt.

Gregoire Kojevnikov.

De Voorzitter. Namens de Commissie bedank ik don Heer


Kojevnikov voor zijn zoo uitstekend wetenschappelijk rapport, dat
hij voorgelezen heeft. lk kan slechts betreuren, dat wij het niet
tijdig ontvangen hebben om het te laten drukken . Binnenkort krijgen
wij het en het zal ons een genoegen zijn het te lezen met de aandacht,
die het verdient.
1k open de discussies over dit rapport.
De Heer Dinge1'. Ik heb met veel belangstolling bot rapport van
den Heer Kojevnikov gevolgd. Zijll conclusio is dat de bij geen
werktuig is maar een wezen begaafd met eenige overgeerfde eigen-
schappen, saamgevat onder den naam instinkt. Maar ik geloof, dat
dit een uwaling iso Het is een raadsel, dat onmogelijk te verklaren
is zonder het aannemen van een zesde zintuig, ten minste van een
orgaan, dat aan onze waarneming ontsnapt.
1k heb een proef genomeI;l met een jonge bij, die op een kwartier
afstands van haren korf gebracht op een haar volkomen onbekende
plaats, aan den korf terugkwam. Hetzelfde ziet men bt duiven.
De verklaringen, die er van gegeven worden voldoen ons niet. Wij
staan yoor een raadsel, dat voor ons onoplosbaar is, omdat wij de
organen missen om dat instinkt nader te ouderkennen.
De Heer KoJevnilco-v. Ik deel deze meening, geheel.
De lagere insecten hobben zintuigen, die wij met onze organen
4
58
niet verklaren kunnen. Hoe lager een dier, boe verder bet van onze
bewerktuiging afstaat, des te moeielijker is het te bestudeeren ; zelfs n
als zijn organen bekend zijn, is dit nog niet bet geval met bunne
functies. Zoo heb ben de bijenb. v.: geen neus maar gaatjes met 1: l

kleine vezeltjes bezet. Deze organen verscbillen van de onze.


De Heer de Fou.qeres. Een groot natuurhistoricus Fabre vertelt dat
vliesvleugeligen, in een zak ver van bun nest vervoerd en daar losgelaten,
allen weer terugkeerden. Ook voor de bijen zal dit dus gelden.
-, De Voorzitter. Daar het rapport geen conclusie bevat is het
voldoende te besluiten dat het gedrukt zal worden.
De Kojevnikov. Ik zou willen dat men den volgenden wensch
uitsprak: "De bijenhouders in de Kolonien uitnoodigen, het instinkt
en de gewonnten zoowel der inlandsehe als der ingevoerdebijen te
bestudeeren, ten einde na te gaan of het instinkt en de gewoonten
niet gewijzigd worden.,"
De kennis der vreerride rassen kan ons wellicht in staat stellen de
inlandsehe rassen beter te leeren kennen.
De Heer van Zuijlen. Ik zal niet nalaten dezen wenscb aan den
Directeur vaJl den Plantentuin te Batavia over te brengen.
De wensch van den Heer Kojevnikov wordt aangenomen.

11. Welke zijn de oorzaken van het zwermen?


De Voorzitter. Over deze kwestie is een rapport ingekomen van
den Heer Mercier, die evenwel niet hier is om het toe te lichten.
Wij behoeven het alleen rond te deelen.
, De Heer GrafUau. (Belgie). Het komt mij voor dat er onjuiste
uitdrukkingen in voorkomen. Wij kennen niet de oorzaken vari het
zwermen, alleen de omstandigheden, waaronder het plaats heeft.
, Ik g'eloof: dus ' dat wg het woord oorzaken door een beter woord
vervangen moesten.
" De Heer KO,ievnikov. Men kan d.e wet van de voortplanting
als de ware oorzaak van het zwermen beschou wen en het verige
als omstandigheden, die het bevorderen.
- De Heer Lebon (Belgie). Ik geloof dat het een d waling ls hooge
temperaturen als oorzaak uit te sluiten. Hoe warmer een volk staat ,
des te sterker vermeerdert het zieh en des te eerder komt 't plaats
te kort, waardoor het zwermt. Hooge temperaturen zijn dus mede
een oorzaak.
59

De Heer ;Kunnen. In het dagelijkseh leven mag men het zo


noemen, maar niet in wetensehappelijken zin.
De Heer Lebon is het hier niet mede eens. Spreker begrijpt niet
het onderseheid an de theorie alleen hebben wij niets. Een
internationaal Oongres moet voor alles op de praktijk letten.
pe Heer Kunnen. De vorige spreker heeft gezegd dat hij de
conclusies aan kon nemen als men hem bewijst dat de temperatuur
invloed uitoefent op het zwermen. Een volk dat door gebrek aan
lucht en ruimte om zou komen, verplaatst zieh uit zelfbehoud. Wij
kunnen dlts zeggen dat de temperatuur het zwermen begunstigt.
De Heer Bijdendijk. Het zwermen is niet uitsluitend het gevolg
van hooge temperaturen. Bijen naal' 't Noorden in een koud klimaat
gebracht zwermen toch. Weken voor den zwermtijd, gedurende het
eierleggen, bereidt de koningin er zieh reods op voor.
De Heer Lebon. Ik ben niet door den Heer Kunnen overtuigd.
Als de koningin haar korf verlaat, heeft zij haar voorthestaan ver-
zekerd. Voor mij ontstaat het zwermen door overbevolking teweeg-
gebracht door de warmte, die de koningin tot eierleggen aanzet.
Hier tegenover staat het verlaten van een korf door de bijen met
de koningin. In 't eerste gevallaat de koningin een opvolgster achtel'.
, De ' Heer Sevalle. Voigens den Heee Lebon zouden alle korven,
die in de zon staan zwermen. Dat is volstrekt het geval niet. De
warm te is eenvoudig een omstandigheid, die het bevordert.
De Heer Depah'e (Belgie). Ik wilde uit den loop van het debat
de conclusie trekken dat wij niets weten van de grondoorzaak van
het zwermen. Het is noch .de warmtc, noch de overbevolking, ziehier
het bewijs.
Mijn 30 korven staan op een lijn aan de eene z!jde bescbut dool'
een bosch, aan de andere zijde aan de volle zon blootgesteld, die
dus haren invloed gelijkelijk op alle korven uitoefent. Van deze
30 stokken zwermen er sornrnige jaren maar 4 of 5. Een enkele
krijgt wel eens de zwermkoorts en zou 3 of 4 zwermen geven
wanneer ik 't niet belett.e.
25 of 26 mijner volken zitten in Layenskasten waarin zij ruirnte
genoeg hebben, door 't bijzetten van rarnen, en 't zijn niet altijd de
volken die gebrek aan ruimte hebben, die zwerrnen
Men heeft gezegd dat het was het instinkt der voortplanting.
Goed, maar dan ~l1oet men er een ander zintuig aan toekenen.
BO

Laten wij eerlijk zeggen, dat wij er niets van weten. Dat is
geen schande.
De Heer Tombu. 1k was geneigd mee te ga an met de meening
van den Heer Lebon; maar deze heeft zelf zijn stel1ing bestreden.
Hij zegt dat overbevolking 't zwerrnen veroorzaakte en dat de over-
bevolking ontstond door de warmte, die 't eierleggen bevordert.
Dit is dus de oorzaak, die door de warrnte bevorderd wordt.
De !teer KoJevnikov. Mij dunkt dat wij niet moeten zeggen, dat
wij er niets van weten, want als wij den aandrang tot voortplanting
een oorzaak van ',t zwermen noemen, dan zeggen wij niets dan de
waarheid.
De Heer Thibault. Daar ben ik 't niet mede eens. Mij dunkt
dat d~ wet van 't zwermen eenlpunt is dat 't Congres uit moet maken.
Ook zonder zwermen kan de bij zich voortplanten; sommige volken
zwermen nooit. Andere volken vernieuwen hunne koningin; de behoefte
om zieh voort te planten i8 d us niet de oorzaak v'an 't zwermen.
De Heer J(unnen. De Heer rrhibault vergist zieh; als zijn stelling
doorging zou de soort spoedig uitsterven.
De Heer K'oJevnilcov. De voortplanting van het geslaeht bestaat
vooral in de stiehting van nieuwe volken.
De Heer l!au'i'ent-Opin (Frankrijk). Is het Congres van plan dit
debat in 't oneindige te rekken? (Gelaeh).
De Heer Lebon. Er wordt gezegd dat het Congres zieh niet met
de oorzaken van 't zwermen moet bezighouden.
De Heer Laurent.Opin.Dat heb ik" niet gezegd.
De Heer Lebon, 1k heb u zeer goed begrepen toen gij' zeidet dat
de diseussie niet in 't oneindige gerekt moest worden.
De Voorzitte't'. Dat is niet 't zelfde.
De Heer Lebon. 1k zou 't wel willen om tot het efnde van het
debat te kunnen leven (Gelaeh). Maar het is een hoofdkwestie voor
de bijenteelt. Een internationaal Congres dient de kwestie uit te
maken; daarom stel ik de volgende eonelusie voor :
"Het , zwermen wordt veroorzaakt door een natuurlijke wet van
voortplanting terwijl de overige eonelusies van den Heer Mercier
omstandigheden zijn, die het zwermen hevorderen."
De Heer Kunnen. Zeker moet het dehat niet eeuwig duren, maar
de vraag moeten open blijven. Zij is zeer belangrijk, Wij moeten'
"oorzaken" niet verwarren met "omstandigheden". tipreken wij van
:t eerste dan komen wij op wetensehappelijk gebied; 't tweede hoort
61

in de praktgk t'huis. Maar 't is wel de moeite waard op een Oongres


't gebied der wetensc~apte betreden. Laten wg echter 't debat niet
rekken maar eindigen.
De Voorzitter. Wordt de conclusie van den Heer Lebon, die ook
die is van den Heer Kunnen goedgekeurd?
De Oonclusie wordt aangenomen.

111. Oe invloed van de voedering op het broed.

De Voorzitter. Wg hebben een rapport ontvangen van den Heer


Beuve over dit punt. Het woord is aan den Heer Giraud-Pabou.
De Heer Giraud-Pabou. (Frankrgk). Er wordt in dit rapport
gezegd, dat de voedering dikwgls 't gevaar oplevert 't vuilbroed te
veroorzaken; neemt men die zin aan? '
De Heer K unnen. Waal' de scbrijver afwezig is kunnen wij zgn
rapport ,niet bespreken.
De Heer Lebon. lk zal tegenover de meening v'a n den Heer
Kunnen 't Oongres niet uitnoodigen 't rapport wel te bespreken maar'
wg moeten iets doen. De schrgver kan later in de bladen antwoor-
den, ma~r wij moeten een beslissing nemen omdat de inleider bij
wgze van cOllclusie zegr, dat, uitgenomen enkele bijzondere gevallen,
de voedering geen voordeel geeft. Wij heb ben allen de voedering
toegepast en wij weten waarom.
De Heer Dinger. Zou 't niet de voorkeur verdienen het rapport
iet in discussie te brengen. Het vuilbroed komt in de 5e sectie
ter sprake en over de speculatieve voedering, zal de discussie lang
en vruchteloos zn nu de rapporteur niet tegenwoordig iso
Oe Heer Lebon. Voordat wij van dit punt afstappen wil ik er
toch iets over zeggen. De kwestie beeft door de wijze, waarop zg
g'esteld is een wetenscbappelijke zijde, die bestudeerd moet worden.
En ook over de praktgk zou veel te zeggen zgn. In tegenstelling
met den inleider houd ik vol dat er veel voordeel van te verwachten
.s. En brengt het aandrijvend voedsel voordeel aan, zoo is het zeker
dat het voederen in den herfst gescbiedt om sterke jonge volken
voor de overwintering te krijgen. Mijn conclusie is dus dat wij ze
oeten toepassen.
De Heer Tombu. Jk wil alleenopmerken, waar gezegd is, dat
men dit rapport, b afwezigheid van den inleider, niet bespreken
62
kon, wg wel het rapport van den Heer Mercier behandeld heb ben,
die evenmin tegenwoordig was.
De Heer Kunnen. Dat is waar, maar de invloed der voedering
wordt in het rapport heel niet besproken.
De H~er Graftiau. Ik ge100f dat wg het debat eindigen kunnen
door aanneming der eerste 2 conclusies en door de derde aan te houden.
De Heer Laurent-Opin. Wij moeten hier een belangrijk punt
aan toevoegen. De koude lente's der laatste jaren maakt voedering
gebiedend noodzakelgk. Sedert 1889 rnoest ik 't doen om mijn volken
in 't leven te houden. De manier kan dus op korte afstanden reeds
verschillen. Men zegt dat de voedel'ing een tweesnijdend zwaard is,
maar goed toegepast geeft zU goede resultaten.
De Voorzitter. 't Komt mij voor dat wij ons voo'r 't oogenblik
aan de gesteIde conclusies moeten houden en de kwestie niet uitbreiden.
De Heer Laurent-Opin. Als ik van de praktische zijde van het
vraagstuk sprak, deed ik dit, omdat die ook in 't rapport wordt
genoemd. Wij kennen alle den invloed van het voederen, maar wij
moeten het debat eindigen met een praktische conclusie, daar men
anders zeggen zal dat alleen de inleider er een gesteId heeft.
De Heer Lebon. Overeenkomstig de bewering van den Heer Kunnen,
dat de zaak uit een wetenschappelijk en biologisch oogpunt beschouwd
moet worden, geloof Hr dat wij de gesteIde vraag niet opgelost hebben.
Wij moesten ze aanhouden tot een volgend Congres.
De Heer K unnen. Dat is ook mijn wensch. .
De Heer Graftiau. Ik sluit mij daarbij aan. De vrees van den
Heer Laurent .Opin behoeft niet te 'bestaan, daar de hier gegeven
uitlegging de zaak reeds toelicht. Aangenomen.
De Heer de Lalieux. lk verzoek de sprekers kort te zijn, want
er ligt nog veel werk voor ons,
De Voorzitter. Wij gaan over tot de 4e vraag.

De Bij in China en Japan. Haar invoer. 1s die aan te


bevelen en mogelijk.

De Voorzitter. Wij hebben hierover een rapport van den Heer


lches dat u bekend iso
De Heer de Fougeres. Het rapport is zeer volledig maar er
staat niets in dat aanleiding geeft tot discussie. Het bevestigt bv.
lechts wat wij in In,doOhina reeds ondervonden hebben.
63

De Voorzttter. Er is ook een geschreven mededeeling van den


eer van Brussel, die de secretaris zal voorlezen.
De Secretaris. Volgens inlichtingen ingewonnen door den Heer
. van den Polder te Tokio verklaren de fl.H. Milsukuri en'tomologist,
{. Zamari en Ishikawa, allen leeraren aan de landbouwschool te
okio, dat de bijenteelt in Japan nog zeer primi tief is en dat zij
lechts voor privaat.gebruik wordt uitgoefend, en wel voor de genees-
~unde en voor kinderen. -
Zachtheid en ijver, waardoor de Japansche bij zou uitmunten zijn
un onbekend. De Schrijver dezer inlichtingen veronderstelt dat een
fander reiziger belangrijk overdreven heeft, zooals dikwijls gebeurt
en opzichte van Japan en de Japanners.
De Heer Kojevn'ikov. In mijn werk over de natuurlijke historie
er Bij, heb ik deze kwestie in 't bijzonder bestudeerd en aangetoond,
at de "Apis Peroni" geen speciale soort, maar slechts een kleur
arieteit is. Als soort heb ik slechts gevonden de "Apis indica," Apis
orsata" en in Indie de weinig belangrijke "Apis florea."
De Heer de Fougeres. Ik meen de opinerking te moeten maken,
at 't ons doel niet is vreemde bijen in Europa in te voeren, maar
el om Europeesche bijen naar de kolonien en overzeesche landen
ver te brengen.
De Heer K unnen. U we opmerking gold de eerste sectie; hier is
el degelijk sprake om de Ohineesche en J apansche bij in Europa
n te voeren.
De Heer de Fougeres. Deze landen hebben streken met. een koud
dimaat als 't onze j daarover is dus geen discussie noodig.
De Voorzitter. J\lIen ZOll de kwestie aan kunnen houden tot een
olgend Oongres
De Heer Eck (Elzas). Wat is 't praktische hiervan.
De Voorzitter. Wij weten niet of de zaak goed of sIecht IS.
De Heer Kunnen. Wij kunnen daarom geen besluit nemen.

V. De lengte der tong bij de bijen.


De Voorz-ttter. Wij heb ben over dit punt een rapport ontvangen
an den Heer Dadant, dat iedereen wel gelezen zal hebben.
De Heer Giraud Pabou. In het rapport van den Heer Dadant
n in dat van den He er Mercier wordt gesproken van den ongunstigen
nvloed van de bloedverwantschap op de voortplanting. Dat is een
64

groote dwaling. Wij kunnen een ras verbeteren, door jonge mocder
bijen eener koningin op te kweeken en ze door broeders te laten
bevruchten. De bloedverwantschap heeft goed gewerkt bij paarden
en rundvee in 't bijzonder bij het Durham ras. Zoo mogelgk zou ik
gaarne nadere inllchtingen hebben over de voortplanting van bloed-
verwante bijen.
De Voorzitter. Deze vraag verdiende op de agenda ~e blijven.
De Heer de Lalieux. In Belgie is de bloedverwantschap met
zoo'n goeden nitslag op het paardenras topgepast, dat de produkten
in Parijs de hoogste onderscheidingen verwierven. Ik veronderstel
dat men bij bijen even goede uitkomsten zou verkrijgen.
De Heer Btassen. Ik meen dat deze verklaring aanleiding kan
geven tot vergissingen.
Ik geloof dat door bloedverwantschap juist de gebreken ontstaan.
De bedoeling is hier echter door bloedverwantscbap .goede soorten
te verkrijgen en deze voort te teelen met verwisseling van bloed.
De moeielijkheid der kruising ligt daarin, dat wij niet meester zgn
over 't uitvliegen der darren.
Ik vernam dezer dagen dat er proeven genomen worden om de
voortteling met darren van goede rassen te bevorderen.
De Heer Giraud-Pabo.u. In Frankrijk oordeelt men dat met bloed-
verwantschap goede uitkomsten te verkrijgen zijn. Het is niet noodig
kruisingen te bewerken, maar wel om de teeltkeuze toe te passen
in 't zelfde ras tusschen bijen, die langere ton gen hebbel1. Men moet
keurvoortbrengselen trachten te verkrijgen; als zij gebreken hebben
verwij d~rt men ze.
De Heer Lebon. N aar hetgeen ik er van weet kan men een ras
niet verbeteren door bloedverwantschap, maar wel door selectie in
het ras zelt. Dat is het wat men in Belgie voor het paardenras
en voor het rundvee gedaan heeft, en wat men nog doet voor de
Antwerpsche en Luiksche duiventeelt, wier producten het meest
gewild zijn.
Men moet een geschikt type weten te scheppen. De middcl8n
daartoe zijn den imkers wel bekend.
De Heer Koievnikov. Het verdient de voorkeur te kruisen.
De heer Giraud-Pabou. Zonder twijfel, wanneer dit mogelijk iso
De . Heer Kojevnikov. Het is bewezen in het dierenrijk dat ver-
menigvuldiging in bloedverw.antscbap sIecht is; zij bevordert de
ontaarding.
65

De Heer Giraud~Pabou. Hot Durham ras is door bloedverwant-


schap verbeterd.
De Heer Kojevnikov. Dat betwist ik niet, maar ik spreek in 't
algemeen , Misschien kon men hetzelfde ras nemen maar uit ver-
schill ende korven.
De Heer GiraudPabou. Wanneer men dat kan, dan is 't zooveel
te beter.
De Heer Neeb. Op het punt der bloedv.erwantschap ben ik het
niet eens met den Heer Stassen. Deze , kan zeer gunstig werken om
een goed ras te verkrijgen, wanneer er behoorlijk overleg plaats
heeft en de bewijzen van gunstige resultaten zijn aanwezig bv. bij de
paarden en het rundvee. Wel is waar zijn dit zoogdieren en daarom
is het nog niet zeker dat het ook bij insekten opgaat. Maar wij
hebben toch het middel bij de hand om bepaalde eigenschappen, die
aan enkele dieren eigen zijn, aan een geheeIe groep dier diereIi te
geven , Er staat echter tegenover dat de gezondheid en de innerlijke
kracht er door achtel'uit kunnen gaan.
De Heer Lips. Een gevolg van bloedverwanschap is dikwijls een
ontaarding van het ras. Het York shire vee in Engeland kwam van
goede fokdieren. Door voortdurend de goede eigenschappen te willen
fixeeren en concentreeren, zijn deze langzamerhand weer verdwenen.
Zoodra men de ontaarding ziet ontstaan moet men niet op denzelfden
weg doorgaan.
DeHeer Appay. (Frankrijk.) Laten wij het atavisme niet ver-
geten, dat alle fouten doet terugkeeren.
De Heer Btassen. Mij dunkt dat men ten opzichte der bloed ver-
wantschap niet tegen de natuur in moet handelen, en daarom geloof
ik, dat in 't algemeen weinig goede en blijvende resultaten zijn te
verkrijgen, want de, natuur heeft die bloedverwantschap volstrekt
veroordeeld.
Een lid (Nederland). Men kon die familieteelt in de Bijenteelt ge-
makkelijk voorkomen. Een mijner vrienden heeft proeven genomen
door de Koningin in een korf en de darren in een anderen korf te
vervangen. Hij beweerde op deze wijze het ras te kunnen verbeteren.
Men moet dit onder sterk voederen in het voorjaar doen, dan gaat
het goed.
De Heer K unnen. Laat ons zeggen dat de vraag omtrent de lengte
der tong niet opgelost iso
De Heer Graftiau. Zij is natuurlyk ' verbonden met de kwestie d'e r
66
selectie door verbetering van het individu of door bloedverwantschap.
Deze laatste kwestie kunnen wij in een Oongres als ' dit niet behan-
delen, die volgens een conclusie eener andere vergadering een zo-
technisch hulpmiddel is van groote kracht, waarvan het gevaarlijk
is geregeld gebruik te maken, maar ook dat zij 't eenige middel
is om gelukkige of ongelukkige afwijkingen te bestendigen.
Wanneer de tong bij een bij langer wordt is dit een gelukkige
afwijking enhet eenig.e middel om haar te behouden is de bloed-
verwantschap. Men moet ze dus gebruiken wanneer het on betwistbaar
noodig is, maar er geen regel van maken. (Bravo)
De Heer Giraud-Pabou. Ik vraag dat de kwestie in studie blijft
De Voorzitter. Het zelfde zal geschieden met de kwestie der
tong. Aangenomen
De Heer Eck. Heeft iemand proeven genomen met' de Ameri-
kaansche bij met lange tong?
De Heer Kelting In 't voorjaar heb ik een Amerikaansch volk
met lange tongen gekregen. Het zijn prachtige bijen van schoone
kleur. Maar ik heb ze nog niet lang genoeg om er iets naders over
mee te kunnen deelen.
De Heer Beil. Bg deze gelegenheid, waar over de natuurlijke
geschiedenis der bg gesproken wordt, wensch ik enkele woorden te
wijden aan de nagedachtenis van een Nederlandsch 'geleerde die in 't
begin der 1ge eeuw te Amsterdam geboren werd en leefde en wel
van J. Swammerdam, die 't eerst het leven der bij bestudeerde en
bv. ontdekt heeft, dat de Bijen niet door een koning geregeerd
worden, maar dat het een moederbij, een koningin is, die alle eieren
legt. Ik deel dit mede ~om onze Nederlandsche imkers er aan te
herinneren, hoe reeds eeuwen geleden, de wetenschap zich ver~
dienstelijk gemaakt heeft voor de bijenteelt . . En dat te meer DU
tegenwoordig de bijenteelt herleeft en ook N ederlandsche geleerden
het hunne btjdragen en medewerken tot een nadere kennis der bij,
ten einde de vele vragen, die DOg duister zijn, op te lossen (Bravo).
De Voorzitte'i'. De werkzaamheden der 2e Sectie hiermede eindi-
gende en v66r ik mtjn plaats afsta aan den Voorzitter der 3e Sectie,
bedank ik het Oongres voor de welwillendheid, die 't mij betoond
heeft, door mg te vergunnen de debatten te leiden, vooral aan mij,
die de schoone Hollandsche taal niet machtig ben. (Toejuichingen).
67

3e SEOTIE.

Techniek der Bijenteell


VOORZITTEH.: MARKIES DE FOUGERES.

- - - -- - -- -

De . Voorzitter. Ik betuig mijn dank aan on zen Voorzitter den


Heor de Lalieux de ]a Rocq: dat hij mij heeft wilien aanwijzen 'voor
president der 3e Sectie ter vervanging van den Heer Dennler, die
afwezig iso
Wij beginnen met de eerste vraag:

H et reizen met de bijen en de daarvoor geschikte woningen . .

De Heer Decroly (Belgi~) N aar aanleiding van het rapport van


de HH Tukker en van Giersbergen kan ik mededeelen dat ik
met mijne beide buurlieden de RH de Kesel en Reijntjens deze
zaak besproken heb. In Vlaanderen gebruiken wij het oud model
kast de Kesel, die gemakkeltjk vervoerbaar is omdat er geen uit-
stekende . deelen aan zijn. Het metaal gaas staat vertikaal, zoodat
de zon er weinig invloed op heeft en men er meerdere boven el-
kaar kan plaatsen. Ook behoeft men niet alle deksels mede te voeren
Ik heb ze nog verbeterd door ze den vorm van een kubus te geven ;
men kan ze nu doorbladeren en heeft geen hoogsels noodig.
Voor N ederland raad ik het model de Kesel aan en later mijn
systeern, waarover de Heer Reyntjes een rapport schreef, dat de
Heer Thibault voor zal lezen.
De Heer Thibault leest het rapport.

Vervoerbare Kasten- Vaste Kasten.

Niet alle kasten zijn voor 't reizen geschikt. Zij moeten aan ver-
schillende practische eischen voldoen. Zij rnoeten .vervoerbaar zijn
zonder gevaar voor ongelukken of schade voor 't volk en zonder
moeite voor den imk er. B ehalve voot' den imker zijn zij ook noodig
68
voor beambten, wandelleeraars enz; voor den kweeker om zgn zwer-
men aan de afnemers te zenden ; ook voor hen die volken ruilen
voor kruisingen.-
Een goede reiskast, moet om alle bezwaren, die zieh ,",oor kunnen
doen te vermgden zgn : licht, weinig plaats innemend en op elkander te
zetten; zg moet goed in elkaar zitten, bedekt of voor regen afgesloten
kunnen worden, dikke 'wanden hebben en van luchtgaten voorzien
zgn. Eindelijk mogen ze niet te duur zgn en geschikt om onbe-
waakt in 't vrije veld te worden geplaatst. Zij moet dus aan veel
vereischten voldoen. Stroo geeft lichtheid, dikke wanden en is goed-
koop; hout geeft er de stevigheid aan. Een geschikte vervorming
van het dak en den voet maakt dat de vorm niet lastig is en de
kasten op elkaar geplaatst en gelucht kunnen worden.
Aan een kast volgens deze gegevens gemaakt vindt men blijkens
bggaande teekening de volgende hoofddeelen :
10. Stroo van binnen door ijzergaas tegengehouden; van buiten
hout van meer of minder dikte.
20. Hoekijzers om het lichaam der kast aan een te houden.
30. Afdak en vliegplank met scharnieren.
40. Handvatten voor 't gemakkelijk opnemen.
50. Losse bode rn en dak met een helling.
60. Luchttoevoer door den bodem van boven.

Gedeeltelijke doorsnede ter halver hoogte.


1. stroo.

2. planke

3. stijl.
69

Gedeeltelijke verticale doorsnede.


1. metaalgaas ter bevestiging van hetstroo.
2. dwarslat om 't voorste en achterste
deel te bedekken.
3. dwaislat voor de zijwanden.
4. stijl.
5. buitenste planke

Onderkant van den voorwand Wijze van bevestiging van het


waar de buitenRte plank nog niet draadnet.
opgespijkerd iso
1. bui tenste planke
2. stijl.
3. binnenste dwarslat die het
Rtroo tegenhoudt en een insngding
heeft voor het vlieggat.

Voorkant ' der kast van ter zijde gezien. Het afdak en de vlieg-
plank zijn van scharnieren voorzien. De totale breedte is niet grooter
dan de hoogte van den romp der kaste
70

Bij bet vervoer worden die


beide plankjes tegen den wand
der kast teruggeslagen, waar-
bij de vliegpl~nk het vlieggat
goed sluit.
Als de kast op haar plaats
.gezef' is valt de vliegplank op
den grond of wordt door de
/" '" . dikte van den vloer daarvan
gescheiden.
Het afdak blijft van zelf
staan als de scharnieren bet
tege~houden of wordt door
een stijlije opgebouden.
Bij a kan men spijkers met
grooten kop inslaan v66r en
op de kanten om met bebulp
van doorboord zink gemakke-
I lijk een darrenval of zwerm-
,
/
I
/ fuik te maken.

Sterke baken, a. jn rust; b. in ge-


bl'uik, die de bandvatten om' de kasten
. op te nemen vervangen kunnen. Zij
worden aan den bovenrand der voor
en achterwanden aangeb,r acbt, zooda-
nig dat bet recht ged~elte den rand
raakt als de baak borizontaal staat.
Bij 't opnemen der ka~ten ste.ekt men
twee stokken door 'de haken en: de
beide im kers nemen ze daarni~de Op.
Bodern.
. .. . ..
..
c
A. Fijn draadnet, voor een overdekt
luchtgat in den bodem door cirkel B.
voorgesteld. Dit draadnet schuift door
een zinken sponning O. waardoor het
door een dichte schuif vervangen kan
worden of voor een voedering van
onder dienen kan. En cirkel D. maakt
di t gemakkelij k.
Boven in de kast vindt men ongeveer dezelfde inrichting.

'" Voet. Opdat hij niet lastig


zij, moet men hem uit clkaar

',----__-I'"
,1-,
_ _ _ _ _"'
~
I

"' _ __ _ _
kunnen nemen. Het beste ge-
schied dit door twee,' half inge-
"'.c. : zaagde planken.

Dak. Dit moet naar een zijde hel-


len. Overigens is er niets bijzonders
aan op te merke ll.

De Heer K unnen'. Een der beste woningen om naar buiten te


ga an is de korf met half vasten bouw, die niet du ur en gemak-
kelijk te behandelen iso Men kan er den honig ook gemakkelijk uithalen.
De Heer Sevalle. Ook voor Frankrijk is de door den Heer Kunnen
genoemde korf de beste.
De Heer Eck. ~k heb met de gl'ootste warmte 8 korven 20
mijlen ver vervoerd, waarb0 de bijen in besten staat overkwamen.
lk heb den Elzasserkorf gebruikt, die geen bezwaren opleverde.
De deksel en de afsluiting van 't vlieggat verving ik doo!' groflinuen.
De bijen hebben niet van de warmte geleden.
De Heer Tombu. Ik ben ook voorstander van den korf met half
vasten bouw; door dezen aan te bevelen zullen wij de voorstanders
van den vasten bouw tot ons trekken. (Gelacb).
Wij zullen hen in de gelegenbeid stellen een beteren honig te
leveren dan de pap, die zij tot nu toe te voorschijn brachten. . De
cilindervormige korf levert dezelfde voordeelen, op. Aan hare boven-
zgde heeft zg een plat strooien deksel, dat de. warmte tegenhoudt
on in den winter gelegenheid geeft te voeren. Bovenop bet cilindrische
hoogsel liggen platte latjes op denzelfden afstand van elkaar als de
losse raampjes. Om den bonig te verzamelen maakt men ze met een
mes los.
De Heer K unnen. Dat is meer ingewikkeld.
De Heer Tombu. Pardon, dat is een vereenvoudiging. Bovendien
is deze korf niet door mij gemaakt.
De Heer Sevalle . Zeker kunnen alle imkers kasten met lossen
bouw vervoeren. Het is alleen een kwestie van voorzorgsmaatregelen
te nemen; maar voor den eigenlUken trek-imkcr, die telkens 2 a 300
korven verplaatsen moet, is een korf noodig, die gemakkelijk te ver-
voeren is, en dat is de korf, die de Heer Kunnen genoemd heeft.
De kast met los sen bou w leent er zich niet toe.
De Heer van Giesbe'J"gen. Volgens mij kan met alle kasten gereisd
worden mits men de noodige voorzorgen neemt. Door de ongewone
beweging ontwikkelen de bijen veel warmte, terwijl het vervoer
dikwijls in bet warmste sei zoen plaats heeft. .
Ik ken een Hollander, die 200 stokken heoft waarvan 100 in
lossen bou w van verschilIend systeem; hij reist daarmede van de eene
plaats naar de andere zonder eenige moeielijkheid.
Maar over 't algemeen gaat men hier niet goed te werk. Alles
wordt door en op elkaar gepakt, vlieggaten dichtgestopt en dikwijIs
laat men meer dan 10 KG. honig in de kast; dan bl'eken de raten
en zijn OngeVallen onvermijdelijk.
De Heer Tombu. Niet iederern kan zich de kast met lossen bouw
aanscbaffen en ik weet bij ondervinding, als onderwijzer, hoe moeielijk
het is de anderen tot den lossen bouw over te haIen.
De Heer van Giesber'gen. Ik heb Belgisehe en Duitscbe kasten
en ook andere systemen. lk heb nooit moeielijkheden en ik geloof
dat de bijen even goed in elk systeem werken.
De Heer L ebon. lk stt'l VOOl' ee'n zin aan de co'nclusies toe te
voegen door te zeggen, dat de beste woningen (ik zeg niet de beste
73
woningom mede te reizen, die zijn, die zieh het gemakkelijkst laten vei-
voeren en daarbg goede produetie geven. De imker kan dan kiezen.
De Heer Depai're. Mij dunkt dat wij de conelusies aan kunnen
nemen.
De IIeer Thibault . .Zie hier de voorgestelde redaetie: Het Oongres,
de goede eigensehappen erkennende van den korf met halfvasten
bouw voor bet reizen met de btjen, erkent tevens dat de korf met
lossen bouw bijzondere eigensehappen moet bezitten om werkelijk
voor het vervoer geschikt te zijn.
De Heer Lebon. Ik geloof dat mijn cODclusie eenvoudiger en
d uidelijker iso (Gelach. )
De Heer K unnen. Ik sluit mij aan bg de conclusie Thibault, die
de meening der Heeren Sevalle, Tombu en mij samenvat.
De Heer Lehon. Mijn conelusies zijn eenvoudig en van wijdere
strekking. Ik sluit den half vasten bouw niet uit, maar ik ka.n er mij
ook niet mede vereenigen dat een Oongres, dat steunen moet op de
opgedane ondervinding en de aang~nomen verbeteringen, nu weder
komt spreken van half vasten bouw, waar in alle geschriften de
losse bouw wordt aanbevolen.
De Heer K urinen. U we eonclusies zeggen niets voor hen, die
niet hier zijn. Wij geven twee aanwijzingen door de eonclusies
Thibault aan te nemen. Wij zeggen: er zijn twee systemen, de
half vaste en de losse bou w. W ij voegen er bij: Wanneer gij den
lossen bouw neernt, geef hem dan bijzondere eigenschappen. Dat
zegt ten minste iets voor hen, die niet hier zijn.
De Heer Sevalle. Ik ondersteun de opmerkingen van den Heer
Kunnen en ik voeg er bij, dat wij dOOl' 't aannemen der conelusies
Lebon zouden handelen evenals vroeger, toen men op de vraag
welke de be3te korf was 't antwoordde: die, waarin men 't beste
bijen houden kan. (Gelach.) Dat is geen oplossing.
De Heer Decroly. De bijenhouders, die de zaak kennen, zijn
niet hier, en dat zijn toeh de beste.
De Voorzitter-. Laten wij bij de vraag blijven en persoonlijke
aanvallen vermijden.
De Heer Decroly, Ik val niemand aan.
De Voorziter. Ik breng in stemming het eerste deel der Oonelusie :
a. Het Oongres de goede eigensehappen erkennende van den korf
met half vasten bouw voor het reizen met de bijen, (Aangenomen)
Nu het tweede gedeelte: b. erkent tevens, dat de korf met los-
5
74
sen bouw bijzondere eigenschappen moet bezitten om werkelijk voor
het vervoer gesebikt te zijn. (Aangenomen.)
De gebeeIe Conelusie Thibault wordt nu ook aangenomen.

11. Honigwijn en de daarvoor geeigende giststoffen.


De Heer Graftiau. De mededeeling, die ik de eer heb aan te
bi eden bevat geen Conelusie. H et is een uitstreksel van proeven, ge-
nomen naar aanleiding van andere publieaties.
Ik vraag dus eenvoudig, dat men aete neemt van het indienen
van mijn werk.
De Heer K unnen doet een beknopte voorloopige mededeeling over
een eenvoudige manier om bonigwijn te maken, die steeds van
goede kwaliteit is en blijft. Men heeft Dr. Biwer, chef der werk-
zaamheden aan het Staatslaboratorium te Ettelbrek opgedragen
het vraagstuk der gisting met reineulturen voor de praktk te
bestudeeren.
Vele proeven zgn reeds genomen en zullen nog jaren worden
voortgezet en op het volgende Congres zullen wij een rapport daar-
over indienen. De tot nu toe verkregen wijnen zijn volkomen helder
en van goeden smaak, zoowel de droge als oe zoete.
Voorloopig moet men zieh tot deze algemeenbeden bepalen
De Heer Depaire. Zeker zal het volgende Congres met genoegen
kennis nemen van het toegezegde rapport. Maar ik ben verbaasd te
vernemen dat men ons een bereidingswijze voor honigwijn zalleeren
kennen, want die is reeds lang bekend. Zij is medegedeeld door
den Heer' Graftiau en mij. Ik ben overtuigd dat men ons niets nieuws
zal toonen omdat wij uitgegaan zijn van den ~enig go eden, weten-
sehappelijken grondslag.
De Heer K unnen. De aangekondigde wijze is dat evenzoo. Zij gaat
uit van de werkzaamheid der fermenten door een speeialist bestudeerd.
De Heer Depaire. Ik stel de speeialisten zeer hoog, mits zij hun
onderzoek op de wetensehap gronden.
De moeilijkheid ~estaat in 't maken van bonigwijn, die een on-
bepaalden tijd bewaard kan blijven Met de tegenwoordige methode
kan men den honigwijn maken, dien men verkiest.
De Heer Thibault. De Heer Pagnon ' is een uitstekend mierobiolo-
gist uit Champagne, die zieh gehe el door de wctensehap.laat leiden.
Hij maakt reineulturen volgens de methode Pasteur. Ik stel voor,
dat het Congres zieh aan zijn raadgevingen houdt . .
75
:Oe I-ieer kunnen. Ook wij hebben proeven genomen, n:iiiar wij
willen e1' nog niet over spreken omdat zij nog niet afgeloopen zijn.
De eenen zgn gelukt, de andel'en niet. Zijn zg op 't volgende Oon-
gres niet geslaagd, dan zullen wij het eerlijk zeg'gen. Het is het vraag-
stuk dat op 't Oongres te Parijs behandeld iso Frankrijk heeft bijenhou-
ders, maar ook wijnbergen. Maar in de landen zonder wijnbergen
moeten wij ook de reinculturen kunnen leveren. Dat is eenvoudiger.
De Heer Graftiau. Ik overhandig hierbij 2 brochures over de
honigwijn bereiding aan 't Oongres.
De methode door den Heer Kunnen aangegeven komt reeds voor
in de da'a rover versehenen geschriften, voornamelijk in het rapport
van den Heer Gaillet. Ik sluit mij bij dat rapport aan behoudens
eenige onbeteekenende verschillen, vooral omtrent de inkoopsprijzen
van den honigwijn
De Heer ](ojevnikov. Aan het Laboratorium van het Departement van
den landbou w in Rusland zijn proeven genomen, die uitstekend ge-
lukt zijn en die een "',ijll van zeer goede kwaliteit gegeven hebben.
De Heer Laurent Opin. Ik geloof, dat wij he't allen eens zijn
over de ui tkomst der wetenschappel!jke methodes. Ik geloof echter
dat het zijn nut kan hebben te herinneren aan een methode bekend
bij allen, die het Oongres van Parijs i~ 1900 bij woonden. Dat is de
methode Godon, die zeer een voudig iso Ik heb dikwijls honigwijn) op
deze manier bereid; moeten keuren en hem steeds uitstekend gevonden.
Terwijl wij ode wetenschappelijke bereidingswijze aanbevelen, ver-
klaren mij vele bijenhuuders op mgn lezingen, dat zij de voorkeur
geven aan de methode Godon, die een voudiger is en meer onder
hun bereik valt.
De Heer Depaire zou eenige vragen aan den Heer Pagnon willen
stellen over zijn rapport, dat hij overigens in alle opzichten uit-
stekend acht.
In de eerste plaats gelooft hij dat het een vergissing of wellicht
een drukfout moet zijn, dat hij spreekt van 30 - 40% water in den
honig. In 't breede toont hij aan dat hij nooit zooveel vond. (N .B.
't Is een fout ontstaan bij 't overschrijven der Oopie, want in het
handschrift staat 20-30%' terwijl 't in de copie foutief staat vermeId.)
(Vert.)
Ook heeft sprekel' bezwaar tegen 't gebruilc van m etalen toestel-
len bij de bereiding, die door honigwijn licht worden aangetast,
zelfs wanne er zij vertind zgn-
76
De Heer Laurent-Opin bevestigt dat de fout in de pereentage
van 't water een drukfout moet zijn.
Hij weet dat de Heer Pagnon er een speeiale studie van gemaakt
heeft en dat een bekend geleerde zgn werk nagegaan heeft.
De Heer Graftiau. Ook ik heb talrijke honiganalyses gemaakt
maar nooit meer dan 20 0/0 wa'i;er gevonden.
De Voorzitter. Ik geloof dat wij de beide rapporten aan kunnen
nem~n. W ordt goedgekeurd.
De Heer J[unnen. lk verzoek, dat men ook aete neemt van mijn
r~pport. Aangenomen.
Het Congres ne~mt eveneens aete van het stuk van den Heer
Alex. Benard.

111. Ondervinding met den lossen bouw in Nederland


opgedaan.
De Voo'rzitter. wij hebben een rapport van den Heer Neeb,
dat gepublieeerd zal worden.
De Heer Neeb, Ik ben overtuigd dat de losse bouw goede uit-
komsten zal geven in N ederland. Sedert eenigen tijd worden pl'oeven
genomen met verschillende systemen.
Ik zal geen conclusies stellen, dat is niet noodig. Het is geen
internationaal vraagpunt, n;aar wat voor de vreemdelingen van belang
kan zgn is of de uitkomsten gunstig ztjn. Mijn antwoord daarop
is ja; de oIidervinding met den lossen buw opgedaan is zeer gunstig
en wij moeten op denzelfden weg voortgaan.
IV. Oe hygiene in woningen met lossen bouw.
De Voorzitter. Er is geen rapport over dit punt ingezonden.
De heer K unnen. Een lid heeft zieh de moeite gegeven een
rapport over den lossen bouw te maken. lk heb het niet gelezen,
maar 't ZOll mij genoegen doen te weten wat er in staat.
De Voorzitter. Heeft iemand het rapport Legros gelezen ?
De Heer de Lalieux. Ik heb het gelezen. Hij beveelt den korf
metvasten bouw aan voor den kleinen landbollwer, maar hij wH
in plaats van boven de hoogsels onder aanbrengen. Dat deed men
bij ons 10 jaar geleden. De Heer Legros beweert, dat hij op deze
wijze prachtige uitkomsten verkregen heeft. (Gelach.)
De Heer K unnen. Rij heeft goed gedaan, door niet hier te kornen.
(Gelaeh.)
77
De Heer Tombu. Wanneer hg met prachtige uitkomsten bedoelt,
dat hij een groot getal darren gekregen heeft, dan kan hij gelijk hebben.
De Heer de Lalieux. lk stel voor te besluiten dat het Oongres
betreurt dat het de conclusies van dat rapport niet kan aannemen en
over te gaan tot de orde van den dag. (Aangenomen)
De Heer Kojevnikov biedt het Oongres een wijziging aan toege-
past op de observatie kasten.
De Vomzitter. Wij betuigen den Heer Kojevnikov onzen dank
vopr zijn belangrijke mededeeling.
De agenda der 3e sectie hiermede sluitende b1ijft mg over U dank
te zeggen voor den m verleenden steun en voor de wel willendheid,
die gg mij betuigd hebt bij mijn leiding der debatten.

4 e SEOTlE .
Onderwijs in -de Bijenteelt.
VOORZITTER: DE HEER GRAFTIAU.
- - - - -- - --
De Voorzitter. Aan de orde is de vraag: Hoe moet het v~konder
wijs zgn, aan bijentelers te geven en wat is de taak van de onder-
wijzers der lagere school daarbij?
Wij bebben een rapport van den Heer Verlinden over dit punt.
De Heer Cobbaut (BeIgie.) Als Secretaris van een vereeniging
voor Bijenteelt in Vlaanderen woon ik sedert 6 jaar de voordrachten bij
en heb ik de voordeelen van een ernstig onderricht leeren kennen.
Maar v66r alles moet bet onderwijs praktisch zijn en van den be-
ginne af een schets geven van het leven van den imker. Het onder-
wijs moet zooveel mogelijk aanschouwelijk zijn, d. W. z. de onder-
wijzel' moet de voorwerpen toonen, die hij bespreekt. De Regeeringen
moesten den wandel1eeraar verplichten de kleine voorwerpen . mede
te brengen, dat is misschien wat lastig, maar geen bezwaar voor den
waren bijenhouder.
De Heer Tombu. lk vind dat deel van het rapport, dat de taak
van den onderwijzer bespreekt weinig uitgebreid. De Schrijver 'eischt
niet voldoende kundigheden van den onderwijzer. Hij raadt slechts
kleine besprekingen met de leerlingen aan. lk sta lijnrecbt tegen-
over deze zienswijze.
Op het Oongres van Oharleroi in 1898 heb ik een rapport over
het onderwijs ingediend en in mUn conclusies heb ik gezegd dat de
bijenteelt voor moet komen op het programma der normaalscholen)
78
wanneer men wil dat de onderwijzers voldoende voorbereid zijn om
de leerlingen een vruchtbaar onderwUs te geven; zijn zij dat .niet,
dan zal men met het onderwijs het beoogde doel niet bereiken.-
De conclusie van den Heer Verlinden i!3 wat breed opgevat ver-
geleken met het rapp0l't zelf en ik vrees dat hij zich vergist,
want wil hij uitkomsten verkrijgen dan moet de ondel'wijzer vol-
doende voorbereid zijn
De Heer de Lalieux. Ook in een andere richting kan de onder-
wijzer veel doen. Hij kan alle gelegenheden aangt'ijpen om de aan-
dacht der leerlingen door een dictce op de bijen te vestigen, of wel
door eenig aanschouwelijk werk. TI et kind beschouwt de bij dikwijls
als een gevaarlijk beest. IIij moet het doen begrijpen, dat zij inte-
gendeel nuttig is, dat zij den honig levert; dan zal hij het liefde
voor de bijenteelt doen opvatten.
De Voorzitter. Jk moet even opmerken, dat de denkbeelden van
den Heet de Lalieux in 't rapport voorkornen.
De Heer Tombu. Ik stel de volgende Conclusies voor:
"Indien het Congres denkt dat er reden bestaat den onderwijzer te
"vragen met zijn leerlingen over bijenteelt te spreken, dan moet
"dit yak in het officieel programrna . van het lager onoerwijs worden
"opgenomen en dan is het de taak der norrnaalschool den onder
"wijzer in staat te stellen dit onderwijs te geven."
De Vool'zitter. Er is geen conclusie door den inleider gesteId
Ik vraag dus dat het rapport, rekening houd nde met de gevoel'de
discussies, worde goedgekeurd.
De Heer Beil. Onze Vereeniging ter bevordering der B~jedeelt
doet cursussen houden van 10-12 uur gedurende den winter foor
de theorie en van 3-4 uut' 's zomers voor de praktijk in den bijen.
stal. Dit jaar heb ik een aanschou welken cursus gebouden voor
onderwzers-imkers. Gedurende 10 dagen waren de onderwijzers van
8-12 en van 2-6 in den bijenstal bezig, waar zij goed praktisch on
derwijs kregen.
Alle vra'gen van het programma zijn grondig bebandeld te midden
van de bijen. Ik heb veel succes gehad met mijn practischen cursus.
De Reet ThibauJt. Ik geloof dat wij het allen eens zn over
het nut van het onderwijs. De conclusies van den Heer Turn bu z n
gelijk aan die welke in 1900 reeds in Pars zijn aangenomen.
De Heer . . . . . . . (Nederland.) N aar mijn meening moet men
in de eerste plaats bij het ldnd den lust voor de Bijenteelt opwek-
79

ken. Wij moeten een oursus llebben voor de onderwijzers en tege-


lkertijd eon theoretiscb en practisch onderricht voor de kinderen
op de lagere schoo1. Men moet den kindeJ'en korven toonenj de
koningin, terwij1 ze eieren legt. De onderwijzer moet de kinderen
dikwij1s medenemon naar den bijenstal, dat is een uitspanning, die
zg zich later herinneren en steeds zal men er onder vinden, die
later imker worden.
De Heer Teunissen. Ik moet opkomen tegen de meening van den
Heer Tombu om het onderwijs in de benteelt in te voeren op de
lagere en op de normaalschoo1. Er zou geen einde zijn. Vandaag zijn
het de imkers, morgen de 1andbouwers, dan de visschers, die hun
yak op de lagere school wenscben onderwezen te zien. Ik geloof
dat het beter is 't vakonrlerwijs gebeel en a1 buiten de lagere school
te houden en dat het voldoende is wanneer de onderwiizer voldoende
kennis heeft van plantkunde en entomologie. lk ben het geheel
eens met den Voorzitter, dat wij a1 heel ver gevorderd zijn, als de
onderwijzer de verkeerde meening kan . wegnemen, die tot dusverre
over de bij bestond en eenige belangstelling voor dit nijver diertje
kan opwekken.
Bovendien zn de kindel'en der lagere schoo1 te jong voor vak-
onderwijs en er zijn onderwerpen, die niet met hen besproken kun-
nen worden. Men moet ze de verschillende p1antensoorten, den b10ei-
tijd en de bestuiving leeren en ze inwijden in 't leven der ben en
welke hare vijanden zijn en dat is voldoende.
De Heer Sevalle . De wensch, die in discussie is, is reeds meer-
malen uitgesproken zonder resultaat. Wij kunnen hem hernieu wen,
maar onder bijvoeging dat men een btjenstal moet oprichten in de
normaa1schclen, waar de kweekelingen pral~tische les van een vak- .
man zullen krijgen. Togenwoordig is het onderwijs geheel en al
theoretisch en wanneer de kweekelingen onderwijzers worden zijn
ze volstrekt geen imkers.
De Heer L'ebon. Wij hebben niet na te gaan op welke wijze de
onderwijzer het onderricht zal geven. Moet hij 't geven en kan hij
't geven? Dat zijn de twee vragen, waar het op aankomt. N aar mijne
me ~ ' ning behoo rt het onderwijs in de bijenteelt bij het landbouw-
onderwijs. De landen, die landbou wonderwijs op hun programma
hebben moesten 9 a 10 uren aan bijenteelt wijden. Spreker gaat
nu als onderwtjsman in 't bijzonder na hoe het onderwijs in Belgie
zijn moest. Hij erkent daal'bij dat 't onderw9sprogramma overladen
80
is, maar wil dan liever andere zaken laten vervallen, bv. de oude
gescbiedenis. Onnoodige z'lken wil bij scbrappen en practiscbe zaken
bv. bijenteelt er op brengen.
Hier moet uitgemaakt worden of bet onderwUs in bUenteelt al
dan niet op de normaalscbool en daarna op de lagere scho01 gegeven
moet worden.
De Heer K unnen. 1k stel den volgenden wensch vooI': '" Het
"vakonderwijs aan ondel'wijzers te geven moet vooral praktisch zUn
"eIl de onderwijzer is door zijn betrekking, meer dan iemand anders
"geroepen om dit onderwijs te geven. Het Congres noodigt de
"Regeeringen uit dit onderwijs zoodanig te regelen, dat de onder-
"wijzer in staat zU bet met vrucht te geven.'
De Vootzitter. Ik denk dat iedereen met deze conclusie zal
kunnen meegaan.
De Heer Teunissen. Ik zou deze conclusie niet gaarne zien
aangenomen omdat ze geheel en al strijdt met de N ederlandsc!:Ie
onderwijstoestanden. De Heer Lebon wil de oude geschiedenisschrappen
en een gedeelte der nieu we, maar daar is het niet om te doen.
Oe vraag is of onderwijs in de bijenteelt te buis behoort op de
lagere sohool. Ik zou er niet gaarne land- of' tuinbouw onderwijs
zien geven, want vele leerlingen zouden kunnen zeggen, dat dit
onnoodig i8, daar zij later naar de stad gaan om andere zaky n te
bestudeeren.
De Heer Kunnen. Dat i8 ook mijll bedoeling; ik beb geen enkele
bepaalde school op het oog, In Luxemburg zullen wij er nooit over
denken te vragen om het onderwijs in de bijenteelt op het programma
der normaal of lagere school te brengen.
W ij hebben er Cllrsussen geopend voor onderwijzers in de vacantie.
Men beweert dat elke specialitei t vragen zal 't yak dat hem belang
inboezemt op bet programma op te nemen; dat ga at ons niet aan
eil wij heb ben alleen te spreken in 't belang der bUenteelt.
De Heer Tombu. De zaak is zoo belangrijk, dat ik er op terug-
kom en op nieuw mijn voorstel verdedigen wil, dat mij vollediger voor-
komt dan dat van den Heer Kunnen. Ik had diens cOllclusie eerst
toegp-juicht, maar nu ik ze herlees, merk ik op dat zij alleen vraagt
dat de onderwijzer in staat zU het vakonderwijs te geven. Maar
't is de vraag dat men wete, waar dat onderwijs gegeven zal worden.
Het kan pri vaat of schoolonderwijs zUn. N aar de bedoeling van den
Rapporteur wordt 't in de school gegeven.
81

De Heer Kunnen. Laat de beslissing hierover aan de landen over.


De Heer Tomb1.lJ. Wanneer het onderwijs in de school gegeven
wordt, moet nader bepaald worden op welke wijze.
De voorbereiding kan slechts op de normaalschciol plaats hebben,
flnders zal men verplaatsbare curimssen luijgen als voor het teekeneo,
handarbeid, enz. dat zijn vrije cursussen. Wanneer de cursusSen op
. de scholen plaats vinden, zijn de leerlingen wel verplicht ze te
vo]gen en daarom vraag ik dat het Congres den wensch uitspreke, dat
het onderwijs in de bijenteelt op de norrnaalschool gegeven worde.
De Heer Kunnen. Men heeft ,an morgen de Permanente Com
missie er aan herinnerd dat tal van vro oger . uitgesproken wen sehen
onvervuld ~aren gebleven Maar men kan ook geen wenschell aan-
nemen, die den Regeeringen een verplichting opleggen, dat is niet
de taak van een Congres.
leder moet vrij blijven in zijn eigen land. 'Wanneer Gij nu de
conclusie aanneemt, dan is het aan de gedelegeerden om aan hunne
Regeeringen de ,oorstellen te ,doen, die zij oirbaar zullen achten.
De Heer . . . . . . (Nederland.) Indien de Heer Tombu dehkt
dat zij, die niet met vrucht een cursus in de bijenteelt gevolgd
hebben toch een diploma kunnen krijgen, dan moet ik hem opmer-
ken, dat dit in N derland niet het geval iso
Onze Vereeniging voor Bijenteelt heeft onder goedkeuring van
de Regeedng het programma voor een examen ontworpen, waaraan
door allen, die onderwijs willen geven, voldaan moet zijn.
De Heer Thibault zegt dat er reeds 11/ 2 uur over dit punt ge-
sproken wordt en dat ieder zijn opmerkingen heeft kunnen maken
waarom bij voorstolt tot stemming over te gaan.
De Heer KoJevnikov. Ik geloof dat de cODclusie van den Heer
Kunnen de beste is, omdat z niet in bijzonderheden treedt.
De onderwijs programma's zijn zeer verschillend. Bij ons zijn alle
paedagogen het er over eens, dr\t algemeen onderwijs geen vakon-
derricht mag zn. In andere landen wordt die meening gedeeld.
Het is dus hier ,oor ons onmogelijk over de kwestie der pro-
gramma's te beslissen.
De Heer Kunnen. Wij vergeten, dat wij op een internationaal
Congres zijn. De conclusies, die wij nemen kunnen dus slechts een
algemeen ' lmrakter hebben, dat van toepassing is op alle landen.
Ik ben 't dus eens met den Heer Kojevnikov, om aan elk land de
zorg voor de regeling van zijn .onderwijs over te laten.
82
De Voo1z'itte1". Ik verzoek het Oongres ac te te nemen van het
Rapport, rekening boudende met de gevoerde dis0ussies. lk breng
in stemming de conclusies van Jen Heer Kunnen.
De Heer Tombu, Daal' mijn conelusies een verdere strekking
hebben moeten zij voorgaan. Maar ik trek ze in omdat ik COllsta-
teer dat het Oongres na eerst dit vraagpunt op de agend cl gebracht
te hebben, besluit dat er geen aanleiding bestaat de vraag op te lossen.
De Voo1'.zitte1". Ik vraag het oordeel der vergadering - De eon-
elusies zijn aangenomen.
De Heer Cobbaut leest een rapport voor van den Heer Oaillas
over de broebure. "Le ruch er de Melloval" van den Heer Tombu :
. Het is een belangrijk werk uit een onderw!js-oogpun~ beschouwd.
leder weet dat zulke werken meest eompilaties zijn door zooge-
naamde imkers, zonder dat zij nagaan of hetgeon zij naschrijven op
waarheid berust. Anderzijds weet men hoe moeielijk het is den
toon te treffen, die hleine lieden verstaan .
De Heer Tombu beeft een oorspronkelijk: werk geleverd. Hij
besehrft alles wat voor kan kornen op een wijze om door iedereen
begrepen te worden. .
De heer O. gaat in 't kort den inboud na en eindigt met te zeggeu,
dat hij om die reden meent dat bet werk is aangewezen om een
plaats in te nemen in alle school- en gemeentelke boekerijen.
De Heer Lebon. Het verbaast mij dat rapport wordt uitgebraeht
over werken over bijenteelt. Wanneer men dat aanneemt, zullen
alle boeken worden ingezonden. Dat behoort niet tot de bevoegd-
heid van 't Oongres.
De Voorzittel'. Maak er dan een voorstel van.
Do Heer Lebon. Zeer zeker. 1k stel voor te Lesluiteu, dat de Oongres-
sen zieh nooit beLig zullen houden met boekwerken over bijenteelt.
De Voorzitter. Wij kunnen volgende Oongressen niet binden.
De Heer Lebon. Ik bind ze niet; ik spreek een wensch uit.
De Heer Thibault. 1k stel voor te zeggen: flet Oongres over-
wegende dat bet niet op zijn weg ligt ad vies te geven over boek-
werken de benteelt betreffende, gaat over tot de orde van den dag.
De Heer Tombu. Ik moet den heer Oaillas mijn dank betuigen,
dat hij over mn werk gesproken heeft. Maar ik moet er dadelk
bijvoegen dat bet slecbts een beleefdheid van hem iso Wij bebben
er niet om gevraa6'd en hij heeft hot buiten ons weten gedaan.
Men kan dus n' ot aannemen dat 't om de reclame te doen 18,
83

waarvoor 't beste bcwijs is., dflt wij geen belang bij de zaak hebben,
daar het eigendom aan den uitgever verkocbt iso
De Voorzitter. De discussie moet een algemeen karakter houden.
Ik kan geen persoonlijkheden toestaan. Ik verzoelr den Heer Lebn
kort te zijn.
De Heer Lebon. II{ heb niets onaangenaams voo!' de scbrijvers
willen zeggen, maar alleen de strekking willen bestrijden. Ik ben be-
reid de conclusie aan , te nemen ondel' verkluring, dat zij geen critiek
beoogt op den rapporteur. (Aangenomen)
De Heer Tombu. Ik blijf buiten stemming om niet onbeleefd te
n
z . teg'en den Heer Oaillas, die een daad vau hoffelijkbeid ver-
richtte tegenover twee col1ega's.
Het onderwijs in de Bijenteelt in Nederland.
De Voorzittu. Aan de ol'de is het rapport Suellen.
De Heer Sn ellen. Men beeft straks de opmerking gemaakt dat
bet geen aanbeveling verdient een nation aal punt op een intel'natio-
naal Oongl'es te behandelen. Ik beb ook gemeend evenats vorige
sprekers, die speciaal N ederlandsche toestanden bespraken, dat wij
de gelegenbeid moesten waarnemen, om de N edel'landsc1e toestan-
den te toetsen aan die in het buitenland, opdat de buitenlanders
ons zuden kunnen helpen om daarin verbetering te brengen .
. . Het .rapport dat ik bier inzend geeft volkomen weer den gang van
het ondel'wijs in N ederland en dat ik hier wensch besproken te
zien. Dat onderwijs in N ederla~d is vierledig en gescbiedt door
voordrachten, cursussen, modelstallen en ten laatste is daar nog
bijgekomen een vierde punt; dat in mijn rapport niet is opgenomen
een cursus in bijenteelt voor onderwijzers, om deze op te leiden
um zell' les daarin te geven.
Er is . tegenwoordig . een streven om het onderwijs in bijenteelt te
centraliseeren, terwijl ik liever decentraliseeren ZOll en trachten
het op vele plaatsen te doen geven, waarvoor m i. het onderwijs
in bijenteelt bijzonder geeigend iso
lk wil geen Oonclusie stellen, omdat de toestanden in N ederland
voor de meeste uwer onbekend zijn. Maar gaarne zou ik de meening
van, ee!ligen uwer vnnemen, of deze . in.richt.ing u goed lijkt en
w~lke fouten haar aanldeven .
. De Heer Cobbaut. Mij dllnkt, dar, boewel de zaak op een inter-
nationaal Oongres bebandeld wordt, men toch in acht moet nemen,
84

wat de vorige spreker heeft voorgesteld, en w"at hij heeft medege-


deeld omtrent het onderwijs in bijenteelt in zijn eigen land. Ik
geloof dat het meer aan de N ederlanders is om daarover te oordeelen,
want dat hangt nauw samen met de gewoonten en eigenaardigheden
van een volk. lk stel daarom voor acte te nemen van hetgeen de
vorige spreker heeft voorgesteld, maar aan het Comite over te laten,
of het wel goed is, om hetgeen hij heeft voorgesteld in overweging
te n'emen, want dit moet op den voorgrond staan het Congres is
internationaal. Alleen moet hiervan worden uitgegaan, dat bij de
. beginners liefde voor de bijenteelt wordt aangekweekt, om hen
meer zin te doen krijgen in het yak en daarenboven moet het onder-
wijs intuitief en zeer practisch zijn.
D~ Heer Tornbu. Ik ben niet voornemens over het rapport in
discu'ssie te treden, maar eenvoudig om er enkele inlichtingen aan
toe te voegen.
De Heer SneBen heeft ons gezegd, dat de N ed. Vereeniging voor
Bgcnteelt in 1898 is opgericht d. w. z. op 't oogenblik toen onze
Verelmigingen in Belgie haar lO-jarig bestaan vierden. De schoone
uitkomsten door N ederland in zoo korten tijd verkregen en die wij
op de tentoonstelling bewonderd heb ben zijn er te glansrijker om.
Ziedaar wat men verkrijgt met het systeem van onderwijs, dat men
in N ederland volgt. Wij heb ben in Belgie niet .wat men in N eder-
land heeft. Belgie beeft niet begrepen, dat men een onderricht in
een 20tal lessen noodig had. Ik zou wenschen dat wij in ons land
hetzelfde hadden. Ik wij& er op dat de kosten in Holland ook
minder hoog ztn. Ik heb indertgd voorgesteld cursussen van 12
lessen te geven; men achtte dat te duur.
In N ederland staan den onderwzers ook modelstallen ten dienste;
die heb ben wij niet. De Heer de Kesel was de eerste in Belgie
die op verschillende plaatsen les gaf; hg moest al zgn materiaal
medenemen. Zulke stallen zouden ook ons onderwijs verbeteren.
Ik besluit met den Heer SneHen geluk te wenschen met zijn
schoon rapport en onze N ederlandsche vakgenooten met de schoone
uitkomsten, die zij verkregen hebben. (Toej uichingen.)
De Heer Lebon. lk kan niet anders dan mg aansluiten bij den
lof N ederland toegezwaaid maar uit vaderlandsliefde moet ik opkomen
tegen de critiek van den heer Tombu over Belgie.
\Vanneer mij n land een eereplaats veroverd heeft op 't gebied
der Bijenteelt, dan dankt het die aan zn onderwijs. De Heer

cd
85
Tombu heeft alles wat de Regeering in Belgi ten bate van de
. Bijenteelt gedaan heeft uit het oog verloren.
Het heeft de Vereenigingen ruimschoots gesubsidieerd en wapdel-
leeraar,s in elk dorp gezonden. Dit was ook een middel o~ de
bijenteelt aan te moedigen en dit te constateeren vermindert gf3ens-
zins de waarde van N ederland.
De Heer Kunnen. Ik heb alle vorderingen in Belgie gevulgd en
ik moet hulde brengen aan de Regeering voor 't geen zij g~daan
heeft in het belang der Bijen~eelt.
Het komt mij voor dat zij in dat 0l'zicht evenveel gedaan heeft
als N ederl~nd, met welk gezegde ik in het minste niet de ver-
diensten . vap. diens Regeering verkleinen wil.
De Voorzitter. Ik stel de volgende conclusie voor:
Het Congres neemt akte van het belangrijke rapport van den
Heer Snellen en bre~gt hern zij n dank voor de wijze, waarop hij
zich gekweten heeft van de moeilijke taak, die hern dOOf de
Permanente Cornmissie opgedragen was.
De Heer Tombu. Ik kan de discussies niet laten sluiten zonder
protest tegen de woorden \Tan mn landge,noot de Heer Lebon. Hij
heeft willen doen gelooven, dat ik mijn land heb aangevallen. Dat
is niet hat geval. Ik kan he el goed de vorderingen van N ede~land
constateeren, zonder den goeden naam van mijn eigen land te be-
nadeelen. Het zij verre vall mij te willen beweren dat men in
Belgie niets gedaan heeft, maar ik kan toch wel den wensch uit-
spreken het onderwijs in Bijenteelt in Belgie te zien in richten in
den geest van dat in N ederland zonder iets onaangenaams te zeggen
voor mijn landgenooten. I
De Voorzitter. Ik breng de Conclusie, zooals ik die geredigeerd
heb in stemming. (Aangenomen.)
Nu heb ik hier nog een rapport betreffende het decimale systeem
voor de registers van bibliotheken , voor bijenteelt. _
De Heer Wathelet. Dit punt geldt voornamelijk redacteurs van
tijdschriften.
Ik spreek nu in naam van den Heer Triaca, die voorgesteld heeft het
systeem Melvil-Devey verbeterd door den Heer Marre in te voeren.
Deze heeft het register van het Bibliographisch instituut van
Brussel omgewerkt, waardoor het veel gemakkelijker te raadplegen
iso Als het Congres het gebruik wilde aanbevelen zou het interna-
tionale Bureau te Bl'ussel het systeem zeker aannemen.
86
De Heer Triaca (Italie) voegt er aan toe dat de H. H. Bertrand eii
Roehenfe1z het systeem bestudeerden goedgekeurd hebben. De mee-
ning dezer zaakkundige heeren moet voldoende zijn om de waarde van
het werk te bewijzen en het Oongres te bewegen het aan te nemen.
De Heer Lebon. Iedereen brengt hulde aan . het talent ntn den
Heer Marre, maar ik geloof te moeten proteste eren tegen de uiteen
zetting van dit werk, waarvan wij geen exemplaar ontvangen hebben
eIl, da-t wij dus niet bespreken kunnen.
De Heer Kojevni7cov. Dit werk is bestemd voor allen die iets .
zoeken op 't gebied van Bijenteelt.
De Heer Lebon. Wij kunnen niet met kennis van zaken diseus-
sieeren over werken, .die wij niet kennen. Ik spreek den wenseh
uit dat men geen werken meer in behandeling neme, die niet
v66r de bijeenkomst medegedeeld of gepublieeerd zgn.
De Heer Sevalle. Dit heeft niets je maken met het. werk van den
Heer Oaillas, maar d.e Heer Lebon heeft gelk, waar hg zegt, dat
men geen oordeel ui t kan spreken over werken, die men niet kent.
Ik stel voor om het stuk terug te zenden aan het Oomite, dat uit
zal maken of er reden bestaat het te laten drukken.
De Heer Wathelet. De Heer Triaea heeft dit punt bij het Oon-
gres ingediend omdat men daal' de Redacteurs vau tijdsehriften
ontmoet. lVIen ZOll gewenscht hebben, dat het in het Franseh ware
gepubliceerd, maar het heeft den Voorzitter te laat bereikt. De
Heer Triaca meent, dat men het volgende Congres hierover moet
laten beslissen, echter met den raad aan belanghebbenden om van
nu af aan zieh van de nieuwe registe-rs te bedienen. Dit zal het
middel zijn om het door het internationale Bureau van Brussel
aangenomen te krijgen,
De . Heer Triaca. Ik wil er nog op wijzen, dat het werk gemaakt
i~ door iemand, die daartoe alleszins bevoegd en bekwaam iso Het
Oomite zal het rnoeten beoordeelen, want dat kan een Oongres niet
doen. Maar dit kan wel het gebruilr der tafels aanraden en daar-
mede alle bijenhouders een dienst bewijzen.
De Heer KoJevni7cov. Wij twijfelen niet aan de kundigheid van den
ontwerper, maar wij kunnen niet goedkeuren iets, wat wij niet kennen.
De Voorzitter. Er staan Lwee meeningen tegenover elkander. Ik
zal eerst het voorstel Sevalle en daarna het voorstel Triaca in stem-
mjng brengen, welk laatste bestaan zal in het aanraden de nieuwe
registers te gebruiken, terwijl het volgende Oongres er uitspraak
over zal doen.
87
De Heer Thibault. Ik vraag, dat ze gedrukt zullen worden om
ze te kunnen beproeven.
De Voorzitter. Dat kunnen wij niet meer. Het bandscbrift zal
aan de Permanente Oommissie terug gezonden worden, die" doen zal
wat noodig iso
De Heer Triaca. Zal men 't laten drukken?
De Heer Sevalle. Daartoe kunnen wij ons niet verbinden. De
Oommissie moet bet werk eerst beoordeelen.
De Oonclusie Sevalle wordt aangenomen.
De Heer Thibault. Ik stel yoor bet te laten dI'ukken, opdat de
bijenbouders hun oordeel kunnen zeggen.
De Heer K unnen. Nu de cerste conclusie is aangenomen is de
zaak beslist. De twee Oonclusies sluiten elkaar uit. Waar men bet b~nd~
schrift aan de Permanente Oommissie terugzendt, opdat deze beslisse
of er reden . be staat bet te laten drukken, kan men dit niet meer
door bet Oongres doen uitmaken.
De Heer Lebon. De opmerking van den Heer Kunnen is vol-
komen juist. Het zou zijn of wij de Oommissie een bevel tot drukken
willen gevell. Het ligt niet in onze bedoeling haar aan te duiden
wat baar plicbt iso (Aangenomen.)
De Heer KoJevnikov. Ik zou een wensch uitgesproken willen zien,
. waartegen niemand zich verzetten zal en die uit den aard der zaak
de bijenteelt groote vorderingen kan doen lllaken. Steeds willen wij
het Onderwijs in bijenteelt bevorderen en wanneer wij wetenschap-
pelijke inlichtingen willen beb ben bemerken wij dat zij niet te krtjgen
zn en eveneens dat de waarnemin gen ontbreken; wij besluiten dan
de zaak tot een volgend Congres uittestellen. Het Oongres komt en
wij zijn geen stap verder.
Ik denk dus dat het nuttig zou zijn proefstations voor bijenteelt
te stichten. In zulke algemeene termen vervat kon de zaak aan
de Regeeringen worden medegedeeld, aan wie dan opgedragen is het
gevolg er aan te geven, dat haar goed dunkt.
Bij ons in Rw~land is de zaak reeds onderzocht en wij hebben
stations door particulier initiatief opgericht. Maar 't zou de bedoe-
ling zijn stations te krijgen, door den Staat opgericht, 9f ten minste
gesubsidieerd.
De Heer K unnen. Het Oongres kan dezen wensch aannemen. In
Zwitserland bestaan reeds dergelijke stations, die goede uitkomsten geven.
De Vool"zitter. Men kan den wensch als volgt uitdrukken: "Het
88
Cqongres, het groote nut erkennende van proefstations voor bijenteelt
opterichten van wege den Staat, vereelligingen en particulieren, gaat
over tot de orde van den dag." Aangenomen.
Aan ~ liet einde gekomen der werkzaamheden van de 4 de Sectie
betuig ik mijn dank aan de rapp0J'teul's en aan de leden van het
Oongres, die deelgenomen hebben aan de discussies. .lk breng
tevens mijn dank uit voor de wel willendheid aan 't hureau betoond.

ye. SEOTlE . .

Ziekten en vijanden der bijen.


YOORZITTER: DE HEER G. KOJEVNIKOV.

De Voorzitte1'. Yool'dat ik een aanvang maak met de werkzaam-


heden, richt ik mijn dankbetuiging tot de Permanente Oommissie
voot' de eer mij 't voorzitterschap dezer sectie op te dragen.
Wij beginnen met het rapport over 't vuilbroed.
De Scbrij~er zegt, dat indien de bijen het vuilbroed overbrengen,
zij daarom toch niet blootgesteld zijn aan de ziekte. Hij bevestigt
eveneens, dat onvoldoende voedsel, het vuilbroed niet kan doen
ontstaan.
De bacil is de oorzaak en de inrichting der korven heeft er niets
mede te maken. De schrijver zegt ook, dat de ziekte niet wordt
voortgeplant wanneer men gemeenschap tusscben de verschillende
korven belet. Dat zijn de voornaamste punten in het rapport be-
sproken.
De Heer Dinger. Wanneer wij in N ederland zouden vragen, of
het noodig is, dat maatregelen genomen worden tegen vuilbroed,
dan geloof ik dat bij de'N ederlandsche imkers allerwege het ge-
voelen zou heerschen, dat dit niet bepaald noodzakelijk iso Ik geloof
echter, dat het tot misverstand aanleiding zou geven, wanneer N eder-
land verklaarde, dat die maatregelen onnoodig zijn. Persoonlijk heb
ik de ondervinding opgedaan, dat het vuilbroed een der grootste
gevaren voor de N ederlandsche imkers zijn kan. In vI'oegere tijden
was het vuilbroed in N ederland eigenlijk niet bekend en men heeft
in Nederland tijdelijk in dezelfde dwaling verkeerd, die ook weer
werd bestreden, dat het vuilbroed het gevolg zou zijn van lossen
bouw; di~ bewees dat men het vuilbroed niet kendo.
Maar die ervaring is niet ontstaan door infectie uit N ederland
89.
ze1f: maar door in voer van buitenlandsche koninginnen. Ik heb op
aan vraag eene bezending gehad van 8 Italiaansche koninginnen en
tot mijne groote verbazing wilden de korven, die wij tot woonplaats
aan de koninginnen hadden gegeven, maar niet vooruit; men kende
het vuil broed niet, ' en daarom wist men niet aan welke oorzaken
dit toe te schrij yen, totdat in den korf zelf die verschijnselen zich
openbaarden, die ook weergegeven zijn in dit rapport. Nu heeft
de voorzitter er op gewezen, dat niet door de bij de besmetting
ontstaat, maar door de bacillen, Maar zooals in het rapport is weer-
gegeven kan de bij de drager zijn van bacillen en dat is het groote
gevaar juist, dat wanneer maar een korf is aangetast door vuilbroed,
dat dan juist de meeste kans besta'l t, dat die korf de infectie wordt
voor den hee~en stal. Want wanneer die wordt overgebracht door
de bijen, dan geschiedt dit door de roofbijen; wordt de korf zwakker
dan wordt de kans grooter, dat hij door roovers zal worden aangetast.
Daarom constateer ik, en ik geloof, dat ik spreek namens alle
N ederlandsche ijmkers, dat niettegenstaande in Holland de ellende
van het vuilbroed weinig bekend is en wOl,dt bespeurd, dat wij ons
als N ederlanders volkomen aansluiten bij de conclusie van den Heer
de Lalieux. Ik spreek daarom den wensch uit, dat die met alge.
meene stemmen door deze vergadering zal worden aangenomen.
De heer Wathelet. Het rapport zegt op pag. 28: "Hoe besmet-
telijk de ziekte ook zij," enz.
De bacillen bewegen zich niet door de ruimte, maar een volk kan
ze heel goed overbrengen, in strijd met hetgeen de schrijver van
het rapport beweert. Een zwak volk, zelfs wanneeL' het niet komen
zou in den naburigen besmetten korf kan het vuilbroed zeer goed
overbrengen. De bijen kunnen de kiemen, terwijl zij honig haIen,
achterlaten op de bloemen, die een andere bij daarna bezoekt, en
deze kan zoo het vuilbroed in baren korf overbrengen.
De Voorzitter. Ik stel voor acte te nemen van het rapport onder
voorbehoud van hetgeen dOOf den heer Wathelet gezegd iso
Aangenomen.
Wij hebben over dit punt nog een mededeeling gekregen van den
Heer Marboud, die ik voor zal lezen:
"In den natuurstaat is het vnilbroed zeer zeldzaam. Een korf door
vuilbroed besmet duurt 3 jaar, zelden langer. Het vuilbroed is niet
epidemiscb, maar wordt met een uiterste gemakkelijkheid duor de be
werkingen overgebracbt. De nabuurscbap van een korf met vuilbroed
6
90
(spontaan vuilbroed) is slechts gevaarlijk gedurende een ,betrek-
kelijk kort tijdperk van ongeveer drie maimden; de aanstekelijkheid
vermindert van zelf,
De gevaarlijke kring is tot den korf zelf beperkt, want de naburige
korven, die besmet mochten zijn, kunnen door hunne nabuurschap de
ziekte niet op andere overbrengen. Ik heb korven, die 5-7 jaar
geleden, gedurende 3 jaar, naast door vuilbroed aangetaste korvell
stonden en die in goeden staat zijn.
De uiterste voorzichtigheid is noodig voor de behandeling van een
stal wanneer er korven met vuilbroed in aanwezig zijn.
De Heer K unnen. lk moet hier mededeelen, dat de Heer Lichten-
thaler rapporteur over het vuilbroed op het Congres van Straatsburg,
gedurende jaren een volk in zijn bezit heeft, dat naar hij verkJaart,
niettegenstaande alle zorgen besmet is; maar hij beweert dat een
aangetast volk niet gevaarlijk is voor een ander.
De Heer Wathelet. 't Is toch niet minder waar, dat het voor-
zichtiger is een korf, door vuilbroed aangetast, te verwijderen. Men
zal goed doen dit in 't algemeen belang te verklaren.
De Heer K unnen. De Heer Wathelet heeft gelijk. ,Zijn opmerking
wordt bevestigd door den Heer 'Lichtenthaler, een specialist, die
ernstige studien over het vuilbroed gemaakt heeft en die zeH alle voor-
zorgen neemt,om het vuilbroed niet op andere volken te doen overgaan.
De Voorzitter. Men kan dus het rapport Marboud niet eenvoudig
aannemen zooals 't daar ligt.
De Heer Kunnen. Ik stel voor eenvoudig te verklaren, dat het
Congres er akte van neemt.
De Heer de Lalieux. Ik wilde een wensch doen uitspreken aoor
het Congres. De zaak is bestudeerd en er is geen rapport over
noodig. Ik stel voor te zeggen: "De vergadering,
"GeIet op de verwoestingen, in de bijenstallen der verschillende
"landen veroorzaakt door de vreeselijke ziekte, gewoonlijk vuilbroed
genoemd.
"Overwegende anderzijds, dat het niet gelukken zal haar te doen
"verdwijnen, dan door kraehtige internationale maatregelen;
"spreekt den wensch uit:
"lJat de Regeeringen maatregelen zullen nemen tegen de verbrei-
"ding van het "vuilbroed ' evenals zij dat gedaan hebben tegen de
"besmettelijke ziekte van het vee en het pluimvee.
De Heer Dr. K hl (Duitschland). Op het Congres van Temesvar
91
is een gelijkluidende wensch uitgesproken , Men heeft er gevraag&
dat de Regeeringen 'maatregelen zullen nemen tegen de verbreiding
van hot vuilbroed In Mecklenburg, mijn vaderland, heeft men
dezen wensch reeds verhoord en wettelijke maatregelen genomen
om deze ziekte uit te roeien , die reeds goede uitkomsten leverden,
want de ziekte was zeer verspreid.
De Heer GiraudPabou. In verscheidene Staten van de Vereenigde
Staten van Amerika heeft men eveneens maatregelen genomen.
Engeland heeft er ook voorgeschreven alsook voor zijn kolonien.
Men heeft er inspect:ml's opgedragen de korven te ga an zien en zoo
noodig t e vernietigen.
De Heer K unnen. Zeer goed; maar wanneer die inspeoteurs niet
alle voorzorgen nemen, zullen zij zelven de ziekte ovel'brcngen.(Gelach.)
De Heer de LaUeux. Duitschland heeft een uitgebreid onderzoek
ingesteld naar het vuilbroed en zijn verbreiding.
lk geloof hier te moeten mededeelen wat in Belgie gedaan wordt
voor het vee. Wanneer e~n stal besmet is komt de Rijksveearts
en laat alle aangetaste beesten afmaken. De Regeering vergoedt
de scha~e aan de eigen aars der afgeinaakte beesten. Kon men niet
hetzelfde doen voor de bijen?
De Heer Giraud-Pabou. In de landen, die inspecteurs hebben
aangesteld, heeft men deze beambten alle noodige zorgen voorge-
schreven. Men moet voor de imkers doen, wat men in Belgie voor
de eigenaars van het vee doet.
De Heer 'Kunnen. Er is een groot verschil tusschen die twee
kwesties. VOOI' het toezicbt up 't vee heeft men bevoegde mannen
tot zijn beschikking nam. de veeartsen; maar in de btjenteelt is er
gebrek aan mannen der wetenschap.
De Heer Gir'aud~ Pabou. Wanneer de Regeeringen inspecteurs
aanstelden, moesten ze die kiezen onder de bevoegde vakmannen die
weten welke voorzorgen genomen moeten worden om de uitbreiding
der ziekte te vermijden.-
De Voorzitter. Ik geloof dat wij, zonder in bijzonderheden te treden,
zouden kunnen zeggen "dat, aangezien het vuilbroed een bijzondere
ziekte is, elke Regeering de middelen zal zoeken om ze te bestrijden.
Aangenomen.
Wij hebben geen rapport ontvangen betreffende de wettelijke
maatregelen tegen deze ziekte te nemen, maar dit punt is reeds bij
het vorige besproken.
92

Ik wil hier echter enkele woorden zeggen over een onderzoek dat
ik zelf voor 'Rusland heb ingesteld. Ik heb namelijk een vragenlijst
samengesteId betreffende de ziekten der bijen, omdat mij die zaak wei-
nig bekend voorkwam, vooral ten opzichte van de vijanden der bijen ..
Ik heb v66r 't Oongres slechts 43 antwoorden ontvangen. Dit getal
is echter reeds voldoende om een vrU belangrijke statistiek op te maken.
Ziehier hoe de antwoorden betreffende de vijanden der bijen ver-
deeld zijn.
32 noemen de wasmot
32 den doodshoofdvlinder
17. het vuilbroed.
13. den btjeneter (fr. Guepier.)
12. de mees.
6. de zwaluw.
Op de vraag welke de ernstigste vijand is noemde het grootste
aantal den bijeneter. Alle inlichtingen die ontvangen zijn, wijzen er
echter op dat deze aanduiding plaatselk iso
Het vuilbroed nogtans, komt overal voor en sornmigen zeggen,
dat het een gevaarlUke ongeneeselijke ziekte is, anderen dat z
geen ernstige gevolgen heeft. In Siberie beweert men dat zij zeer
gevaarlijk iso Ik geloof echter dat enkelen het vuilbroed verwarren
met het bederf in het broed, een ziekte die niet besmettelijk iso Ik
denk, dat het nuttig zou zijn een algemeen onderzoek in de ver
schill ende landen in .te stellen.
Ik zal mn vragenlst aan de Permanente Oommissie geven, die
7.:e kan beoordeelen en ze gebruiken wanneer ze die goedkeurt. Wij
zonden dan een uitgebreide lijst tel' raadpleging hebben op 't vol-
gende Oongres. De uitkomsten daarvan zouden ons in staat stellen
enkele dwalingen te bestrijden, die tot nu toe bestaan ten opzichte
van de ware vijanden der bijen.
Sommigen hebben de kip boschuldigd een vijandin der bijen te
zn, dit is zij echter niet al hapt ze af en toe een bij op; daaren-
tegen is de beneter, die zich met bijen voedt, voor sommige
streken een ware plaag .
. De Heer Kumten . Een der antwoorden noemt de kip als vijand.
Als dat zeggen wil, dat zij af en toe een bij vangt heeft men g elijk.
Als zij er smaak in krijgt moet de heele korf er aan gelooven en
dan kan men niet beter doen dan de kip in de soep te stoppen. (Gelach )
De Heer de Lalieu x . De maatregel is radicaal, dat is zeker.
Wanneer men hem toepast dan zal mon handelen in den geest van
Hendrik IV, die wenschte dat iedereen 's Zondags zijn kip in den
pot had.
Er is echter een erger vijand en dat is de eend. Gewoonlijk
heeft men een drinkbak bij de korven, waarin de eenden komen
slobberen of plassen. 80ms proeven zij daarbij een bijije en maken
er dan een ruim gebruik van. lk heb een imker gezien,. die net-
werk om zijn drinkbak zetten moest .
. De Heer K unnen. Wanneer de bijen spreken konden, ~lOuden
zij zeggen, dat zij maar een ernstigen vijand heb ben : den mensch.
(Gelach). Hij is het, die ze door verstikking doodt.
lk ondersteun den wensch van den Heer Kojevnikov en stel voor
de 39 vragen aan alle vereenigingen voor Bijenteelt te zenden,
ten einde voor het volgend Oongres een volledig onderzoek klaar
te hebben.
De Heer Giraud-Pabou. Bij ons heeft men ook opgemerkt dat
r de eendell bijen vangen, maar de zwa]uwen vangen ze alleen als
de zomer heel droog is als in 1893, en dan nt'Jg alleen wanneer zij
niet genoeg andere insecten vinden.
De Heer Eck. Een mijner vrienden, een imker, merkte op dat
een basterd-nachtegaal-paar, dat in zijn tuin nesteIde bijen aan de
jongen brachten. Zij brachten darren en af en toe een werkbij.
Men zou er uit op kunnen maken dat zij alleen werkbijen vangen
bij gebrek aan darren en zou ze dus als vrienden kunnen beschouwen.
De Voorzitter. lk stel voor dat het Oongres den wensch uit-
spreke, dat de Permanente Oommissie een onderzoek insteIle om
de ware vijanden der bijen te doen kennen. Aangenomen.
Aan het einde der werkzaamheden der 5 e Sectie breng ik bet
Oongres mijn dank voor de wel willendheid, die het mij betoond heeft.

VIe. SEOTIE.
Wetgeving, Rechtspraak, Statistiek.
VOORZITTER: DR. KUHL.

De Voorzitter. wij hebben deondankbare taak aanvaard nog


een zitting op dit uur te presideeren. Wij vragen uwe toegevend
heid tengevolge onzer onvoldoende kennis der taal en wij beloven
94

U, de zaak vlug te zullen afbandelen, met hct oog op bet verge-


vorderde uur.
I. Vervalsching van honig en was.
De Heer Dr. van Scherpenzeel. Ik meen nog een enkel woord
te moeten toevoegen, aan hetgeen in mijn rapport is lleergeschreven,
omdat hel, mij als plicht voorkom t om de vervalsching, die zich
zoozeer uitbreidt te gen te gaan. Ik geloof echter, dat bet .m et het oog
op den korten tijd wenschelijk ie niet te lang daarover uit te weiden
en mij te bepalen tot het zuiver chemisch gedeelte Het is noodig,
dat het congres weet, of de vervalscbing van den honig al dan niet
met zekerheid kan worden geconstateerd. Ik meen er in mn rapport
niet voldoende den nadruk op te hebben gelegd, dat het onderzoek
van zuiveren honig niet gemakkelijk is, en dat men daarvoor noodig
heeft eell goed onderlegd chemicus . Ik wensch ' op te merken, dat
de inrichtingen, die VOOl' dat onderzoek in de eerste plaats in a:an-
merking komen, speciaal de proefstations zijn, waarover reeds is
gesproken, en die reeds in sommige landen beetaan, of tot welker
oprichting in andere landen de wensch is uitgeeproken.
N aar mijne meening moest door de staten een speciaal examen
daarin worden afgenomen; een gewoon scheikundige kan het niet
eens, doch moet zich daarin oefenen, want het is een der lastigste
onderzoekingen.
Ik heb daarom de eer een leiddraad te overleggen, waal'uit blkt
in hoeverre de mogelijkheid besttlat om de vervalsching van den honig
te constateeren.
De Heer Graftiau. De kweetie van het te hulp roepen der
scheikunde bij het onderzoek van de producten der' bijenteelt is
zeker een moeilijk op te lossen vraagstuk, dat van groot belang iso In
mijn kwaliteit van imker en scheikllndige heb ik dikwijls mijn
oordeel moeten ze.ggen over de waarde van in den handel gebrachte
produkten.
In Belgie laten sommige fabrikanten het was, dat zij uit binnen-
of buitenland betrekken scheikllndig onderzoeken en ik heb er
dikwijls vervalschingen in gevonden. H et ie mij zel"s eens voorge-
komen dat ik op een tentoonstelling van bijenteelt bekroond was
vond, dat vervalseht was. (Gel ach) .
De waarneming van een dergelijk feit ZOll op zich zelf voldQende
zgn om het scheikllndig onderzoek te rechtvaal'digen.
95
Ik geloof dus dat alle vereenigingen voor bijenteelt bare aankoopen
in 't groot moesten doen opdat zij zicb de kosten van een onderzoek
zonden kunnen :veroorlooven.
De zaak is gemakkelijk eil behoort voornamelijk wat 't was be-
treft tot het gebied van den scheikundige; het rapport zegt dit ook.
. Voor den honig kunnen wij niet altijd een oordeel uitspreken,
maar in de meeste gevallen k3)l de scheik~nde toch de vervalsching
aan het licht brengen .
. De Heer fVohll'ab (Oostenrijk ) Ik kan mij niet vereenigen met
een zinsnede van het rapport, die zegt dat honig eerst vervalscht is
wanneerhij 15 % suiker houdt, want volgens de Duitsche schei-
kundigen mag natuurlijke honig nooit meer dan 5 pOt. slker be-
vatten De honig tengevolge van 't voederen .v oortgebracht, wordt
bij ons niet als natuurl.ijke honig beschou wd. Alleen honig doof' de
bijen op de bloemen gehaald wordt daartoe gerekend. Deze kwestie
van percenten moest opgehelderd worden.
De Heer Kojevnilcov. Ik ben ook van meening dat de vereeni-
gingen voor bijenteelt het onderzoek moesten laten doen; maar
waarom zouden zij het alleen doen in geval van aankoop?
De kwestie kon dunkt mij uitgebreid worden en de vereeniging
zou door zijn scheikundige, telkens in moeten grtjpen wanneer er
een markt is van honig.
Zij zou vervolging der vervalschers moeten vragen.
De Heer Beil. In de laatste vergadering van de centrale Ver-
eeniging voor Bijenteelt van Westpbalen werd dit punt bebandeld
in de boop, dat die vereeniging een afgevaardigde naar dit Oongres
kon zenden . Dit was echter niet mogelijk en toen heeft men mij
opgedragen de beslissing dier vergadering mede te deelen.
Deze vereeniging sprak den wenscb uit, dat waar men tot nu toe
niet met zekerheid het onderscheid tusschen vervalscbten en ecbten
honig wetenschappelijk kon aantoonen, en waar men naar middelen
zocht om dat verschil vast te stellen, een som . werd bijeengebracbt,
ter belooning van hem, die een middel daartoe zou uitvinden. Men
meende, dat een bedrag van 2000 Mark het minste was, dat zou
kunnen worden besteed en indien de zaak internationaal werd be-
handeId, men misschien 't eerst bet beoogde doel zou bereiken.
De Voo/'zittel'. In Duitschland heeft men reeds 3-5000 Mark
bijeengebracht VOOl' den scbeikundige die het middel zal vinden om
vervalscbingen te ontdekken, omdat het onderzoek kostbaar is.~
96
De Vereeniging van Branden burg' heeft ook een onderzoek ing'esteld
naal' den zekeren weg om de vervalschingen aan het licht te brengen.
De Heer Bassle'l". (Oostenrk) Dr. Langen heeft een onderzoek inge-
steld) dat eerst sedert enkele weken afge~oopen iso Het is gegl'ond op de
hoeveelheid aetherische olien, die in cen honig aanwezig z!jn. Te j1n-
ehen houdt een vereeniging van scheikundigen zieh met de zaak bezig.
De Heer Sn ellen. Ik wil aan de woorden van den Heer Bassler
toevoegen dat in een honigvervalschings proces te Aken de recht-
bank eischte, niet alleen dat de honig door scbeikundigen ontleed
was, maar ook dat hij door vaklieden geproefd werd, met wier !:Idvies
rekening werd gehouden bij het eiud vonnis.
De Heer J(ojevnikov. Op welke gronden ,'\'ordt de premie aan
de scheikundigen tOgekeijd?
De Heer Eck. Zij zal aan dien scheikundige worden toegekend,
die 't onfeilbare middel uitvindt om de vervalsching te bewijzen.
De Heer K o/evnikov. \Vaarvoor dient dat? Die middelen zijn bij
ons voldoende bekend; de scheikundigen hebben ze bekend gemaakt.
De Heer Wohlrab. In Oostenrijk benoemen de rechtbanken twee
deskundige imkers, niet-scheikundigen, die uitsluitend naar den
smaak oordeelen.
De Heer ](unnen. De scbeikundigf', die de zaak het beste be-
studeerd heeft is Dr. Haenle van Straatsburg.
In Duitschland is onlangs een groot proces gevoerd, het is gedeelte-
lUk vool' rekening der vereenigingen voor Bijenteelt gevoerd. De schei
kundigen hebben niet met voldoende zekerbeid kunnen verklaren,
dat vervalsching had plaats gehad Daar het proces zeer belangrijk
was, hebben de rechters toen het oordeel van praktische imkers
ingeroepen. Onafhankelijk van elkaar moest ieder zijn meening
zeggen en alleen op het oordeel der meerderbeid werd bot vonnis
uitg~sproken. Dit bewijst dat men ~og niet zoo zeker is het onfeil-
bare middel tegen vervalschingen gevonden te hebben als men in
Rusland gelooft.
Het laatste woord is hier nog niet gesproken.
De Heer I( ojevnikov. Er zijn graden in de vervalsching. Bij ons
zn die gemakkelijk vast te stellen.
. De Heer Kunnen Laat ons niet vergeten dat er een wedstrijd
bestaat tusscben de scbeikundigen, die ' de knoeierijen ontdekken
willen en de scbeikundigen der fabrikanten, die de vervalschingen
verbergen willen. (Gelach).
97

De Heer GnJ,f'tiau , 1k 8te1 voor als concl usie te zeggen:


"Het Congres noodigt de Regeeringen en de Vereenigingen uit~
"dp, vervalschingen van de producten en van de grondstoffen det
"Bijenteelt te bestrden door de meest geschikte rniddelen en in
/ ,t bijzonder door het scheikundig onderzoek". (Aangenomen).
De Voor'zitte1'. Daar jllist wordt ons nog een rapport van den
Heer Gorria ter hand gesteId. Daar wij het niet hebben kunnen
bestudeeren, dunkt m~ dat het Congres akte zou kunnen nemen
van het rapport, dat op 't laatste oogenblik is ingediend.
Blijft ons nu nog te behandelen de wensch van den Heer Dadant
tegen de insektendoodende berookingen aan sornmige grenzen.
De Heer !(unnen. N aar mijne meening kunnen wij die in stern"
ming brengen. Aangenornen.
De Voor'zitte1~. 1k overhandig hierbij aan de Permanente Cornmissie
een statistische tabel, die ik vaij den Heer Dr. Beck von Managetta
ontvangen heb, evenals een statistische tabe} Oostenrijk betreffende.
Aan het einde van onzen arbeid betuig ik mijn dank aan het
Congres voor de mij betoonde welwillendheid.

ALGEMEENE VERGADERING.
De Heer de Lalieux de la Rocq. Veroorlooft mij voor het aan-
vangen der werkzaamheden U kennis te geven van ee.n grot verlies,
dat , de internationale b~enteelt ongeveer een maand gele den leed.
1k bedoel het overl~den van den betreurden Dadant, dien vereerrlen
meester, die om zoo te zeggen de vader was der nieuwere bijenteelt.
Mij dunkt, Mijne Heeren, dat het Congres deel moet nemen in
dien rouw. flet zal het Bestuur wel willen machtigen een brief
van rouwbeklag te zen den aan de familie van dien eerwaardigen
gr~saaI'd, die zooveel voor de b~entee1t gedaan heeft. (Zeer goed!)
Wij zullen nu overgaan tot de stemming over de verschillende
conclusies door de Secties voorgesteld. De discussies zijn gesloten,
maar inlichtingen kunnen nog gevraagd worden, door die leden, die
de sectievergaderingen niet bij woonden.
De Secretarissen der Secties zullen achtereenvolgens de voorgestelde
conclusies hunner Sectie voorlezen.
Alle voorstellen, conc} usies en wenschen worden zooals zij door
de Secties voorgesteld zn aangenomen.
CONCL.USIES
Ifl. SEOTIE.

A. Bijenteelt in de Kolonien.

A. Van den Heer van Zuijlen.


1. RationeeIe bijencultuUl', met inachtneming van alle verbete-
ringen, die in de laatste jaren werden uitgevonden en in toepassing
gebracht, is ook voor tropisch.e landen van het hoogste gewicht.
2. De bevordel'ing daarvan ligt dus zeker op den weg van Maat-
schappijen van Landbouw en Nijverheid en van particulieren, die
invloed kunnen uitoefenen, maar vooral op dien van de Regeeringen,
die In ovel'zeesche kolonien het oppergezag uitoefenen.
B. Van den Heer Sevalle.
Het is wenschelijk dat nieuwe proeven gedaan worden om de
Europeesche bij in Indie in te voeren

B. Bijenteelt voor Spoorwegwachters.


C. Van den Heer Bassler.
10. Het 3de Internationale Oongre~ voor Btjenteelt noodigt de
Regeeringen en de Spoorweg-Maatschappijen uit, de Bijenteelt ondel'
hare beambten, vooral onder de baanwachters, alsmede het aanplanten
van honiggevende gewassen langs de spoorwegen te willen bevordt'ren
2. Hetzelfde Oongres spreekt zijn welgemeende erkeutelijkheid
uit jegens alle spoorwegadmi nistraties, die de bijen.t eelt op hare lijnen
reeds bevorderd hebben.
[). Van den Heer Adam de Braun.
H et 3de Internationale Congres voor Rijenteelt:
1. Betuigt zijn dank baarheid aan dc Spool'wegbesturen, die de
bijenteelt in hun net aanmoedigen en de baanwachters, die bijen
willen houden, daarbij te hulp komen.
2 N oodigt de Spoorwegbesturen uit in overweging te willen
nemen in hoeverre de tal uds van nieuwe spoorwegen bezaaid en
beplant kunnen worden met honiggevende planten en struiken.
99

C. Bijenteelt meer rentegevend maken in Nederland.


E. Van den Heer Stassen.
1. Dat gezorgd worde voor eeri degelijk, tevens eenvoudig' on der-
wijs, waarmede reeds _'op de lagere scbool een aanvang gemaakt
worde.
2. Dat de spoorwegen gemakkelijker ten dienste staan der bUcn
bouders.
- 3. Dat door selectie en kruising, de bijen in beteren st~nd
moefen worden gebracht.
4. Zich bedienen van e( n eenvoudige kast met lossen bouw om
te komen tot het normale raam.
5. Dat de imker zeH de bUenflora moet verbeteren en met hulp
del' regeering en van besturen daarin slagen zal.
6. Dat de imker na zijn producten goed verzorgd te hebben
door co pera tieven afzet gehol pen moet worden.
F. Van den Heer Sevalle. Men moet geen gploof hechten aan
het bestuiven van het graan door de bijen.

2e BECTlE.

A. Instinkt en vel"stand der Bijen.


van den Heer K ojevnikov.
Het COllgres spreekt den wensch uit dat de bijenhouders in de
Kolonien bet instinkt en de gewoonten der inlandscbe en der in-
gevoerde bijen zullen bestudeeren, om fe zien of het instinkt en de
gewoonten dezer bijen niet veranderen

B. Oorzaken van het Zwermen.


van den Heer K -unnen.
Het zwermen wordt veroorzaakt door een _natuurlijke wet der
voortplanting, terwijl de overige conclusies van het rapport van den
Heer _Mercier omstandigbeden zijn, die bet zwermen bevorderen.

o. Invloed der voedering op het broed.


van den Heer Kunnen:
Het COllgres oordeelende dat het vraagstuk niet opgelost is, boudt
de vraag aan -tot een volgend Congres.
100

D. Oe Bij in China en Japan.


Het vraagpunt wordt aangehouden tot een volgend Oongres.

E. Oe lengte der tong bij de Bijen.


Het vraagpunt zal in studie blijven.

3e BEOTlE.

A. Het reizen met de Bijen.


van den Heer Thibault.
10. Het Oongres de goede eigenschappen erkennende van den
korf met half vasten bouw voor het reiz l' n met de bijen;
20. erkent tevens, dat de korf met lossen bouw bijzondere
eigen schappen moet bezitten om werkelijk voor het vervoer ge
schikt . te zijn.

B. Honigwijn, enz.
De praeadviezen van de H.H. Grafti au en Pagnon worden aan
genomen evenals de memorie van den Heer Alex. Benard en het
Congres neemt akte van het rapport van den Heer Kunnen.

c. Ondervinding met den lossen bouw in Nederland.


Geen conclusio gesteId.

D. Nieuwe wijze voor 't houden van Bijen enz.


Aangezien de schrijver afwezig is, gaat het Oongres over tot de
orde van den dag.

4 e BEOTlE.
A. Hoe moet het vakonderw,ijs zijn, aan bijentelers te
geven, e~ wat is de taak van de onderwijzers der lagere
scholen daarbij?
Van den Heer Kunnen.
Het va1conderwijs aan onderwijzers te geven moet vooral practisch
zijn en de onderwijzer is door zijn betrekking, meer dan iemand
anders geroepen om dit onderwijs te geven.
101

Het Congl'es noodigt de Regeeringen uit, dit onderwijs zoodanig


te regelen, dat de onderwijzer in staat zij bet met vrueht te geven.
B. Oe "Rueher de Melloval."
van den Heer Thibault.
Het Oongres overwegende, dat het niet oi> zijn weg ligt advies
te geven over boekwerken de b!" enteelt betreffende, gaat over tot ..
de orde van den dag.
O. Het onderwijs in de Bijenteelt in Nederland.
Van den Heer Graftiau.
Het Oongres neernt akte van het belangr~ik rapport van den Heer
Snellen en brengt hern zijn dank voor de wijze, waarop bij zieh
gekweten heeft van de rnoeilijke taak, die hern door de Permanente
Oornrnilsie opgedragen was.
D. Decimaal systeem voor de registers van bibliotheken
voor Bijenteelt.
Van den Heer Sevalle.
Het Oongres bes1uit het werk van den Heer Dr. Marre aan het
Oornite terug te zen den, dat uit za1 rnaken of er reden bestaat het
te laten drukken.
van den Heer K oj evnikov :
Het Oongres het groote nut erkennende van proefstations voor
Bijenteelt, op te richten van wege den Staat, vereenigingen en par-
ticuliel'en, gaat over tot de orde van den dag.
5de SEOTIE.
A. Het Vuilbroed.
van den Heer de Lalieux de la Rocq
Het Oongres geIet op de verwoestingen, in de bijenstallen der
versehilIende landen veroorzaakt door de vreeselijke ziekte, gewoon-
Iijk "vuilbroed" genoernd.
Overwegende anderzijds, dat het niet gelukken zal, haar te doen
verdwijnen, dan do?r kraehtige internationale maatregelen.
Spreekt den wenseh uit:
Dat de Regeeringen maatregelen zullen nemen tegen de verbrei-
ding van het "vuilbroed" even als zij dat gedaan hebben tegen de
besmette1ijke zielden van het vee en het pluirnvee.
102

B. Vijanden der Bijen.


van den Heer Kojevnikov:
Het Oongres spreekt den wensch uit dat de Permanente 0000-
aiissie en de Vereenigingen voor Bijenteelt een onderzoek insteIlen
om de ware vijanden -der bijen te doen kennen.
6e BEOTlE.
A. Vervalschingen van Honig en Was.
A. Van den Heer Graftiau:
Het Oongres noodigt de Regeeringen en de Vel'eenigingen uit de
vervalschingen van de producten en van de gl'Ondstoffen der Bijen-
telt te bestrtjden door de meest geschikte midrlelen en in 't bij Znder
door het scheikundig onderzoek. -
B. Van dn Heer Beil:
Het Oongres van 's Hertogenbosch, zich aansluitende aan dat van
Boest in Westfalen, spreekt den wensch uit, langs internationalen
weg een belangrijke som bijeeI;ltebrengen als premie uitteloven ter
bplooning van -den scheikundige, die een onfeilbare oplossing van het
vervalschin gs vraagstuk ui tvind t.
B. Opheffing der Insectendoodende berookingen.
Van den Heer Dadant:
Het Oongres spreekt den wensch uit de bijen te zien vrijgesteld
van de quarantaine berookingen, die in sommige gevallen op alle
colli worden toegepast tegen besmettelijke ziekten en dat ingeval
van nietaflevering der zending, deze met aanduiding der redenen
aan den afzender wordt teruggezonden.

De Heer Dingm'. Op mij als gedelegeerde van de N ederlanqsche


Regeering rust de taak nog om het Bestuur van het Oongres in
't bijzonder dank te zeggen voor het goede besluit 000 qe qis-
cussies ook toe te laten in het Hollandsch , Dat was een waal'borg,
dat de besprekingen ook bereikbaar zouden zijn voor vele_Hollandsche
hnkers, die anders het genot dezer vergadering niet zouden gehad
hebben. Het is waar, dat de bespreking -in twee talen wel eenig
oponthoud heeft veroorzaakt, maar wij. willen aannemen, dat de
besprekingen zoo degelijk zijn geweest, dat het niet schadelijk was,
dat ze tweemaal in dezelfde vergadel'ing zij 11 gehoord.
103
I
Toch zou ik vreezen, dat. indien het Congres niot was bge~taan
door zulk eeli uitnemenden tolk, alles niet zoo'n goeden afloop zou
gehad hebben. Ik geloof , dat het ook de taak is van het COl1gres
om dezen tolk dank te zeggen voor de uitnemeride wijze, w~arop
hij ziine zware taak heeft verricht, en wanneer deze dit aap de
overige congresleden kenbaar zal maken, dan geloof ik, dat men
niet nieor zal zeggen, dat eigen lof niet welriekend is (Toejuiching.)
De Heer K u'I'lnen. Hoewel de Permanente Commissie 0lf de
Regelingscommissie hare belooning moeten villden in het volkomen
welslagen van het Congres, acht ik dat het de plicht is van een
Hd va:Q. het Congres om de tolk te zijn van allen, en al onze erken-
telijkheid uit te sprek ' n voor de voortvarendheid, den ijver eq het
beleid, die de verschilIende. commissies betoond hebben bij de uit-
voering van hunne moeielke en ondankbare taak. (Langdurige
. toejuiching.)
De Heer de Lalieux. Namens de Permanente Commissie en de
Regelings. commissie betuig ik onzen oprechten dank aan den Heer
Kunnen, voo~ de sympathieke woorden, die h daareven gesproken heeft.
De Permanente Commissie had, toen z 's-Hertogenbosch aanwees
als zetef voor het 3e Internationale Congres voor Bijent elt geen
ander doel dan onze N ederlandsche broeders te komen steunen met
on'le ondervlnding. 'Vanneer wij daarin geslaagd zn, wanneer wij
hun eenige voldoening bezorgd hebben en hun eenige goede raad-
gevingen op 't gebied der bijenteelt gegeven hebben, dan zn wij
tevreden met hunne goedkeuring.
De Heer Dinger heeft rnij 't gras voor de voeten weggernaaid.
Ik wilde evenals htj het Congres voorstellen onzen dank te betu,igen
aan den Heer Sevaux voor den moed, den ijver en vooral het beleid,
.d ie hij betoond heeft in zijn moeielijke taak als vertaler. Dat hy bij
deze onzen dank on tvange.
De keuze van 's-Hertogenbosch als zetel van het Congres verplichtte
. ons al onze discussies te doen vertalen; 't ware onzinnig gewee~t
dit niet te doen.
Wij moeten ons nu bezighouden, Mijlle Heeren, met de bepaling
der plaats \roor he~ volgende Congres.
Wij zijn in onderhandeling met Zwitserland en wij stellen u voor
het in 1905 in Geneve te houden.
Mochten wij daar even wel niet de vereischte elementen kunnen
i04
vinden, dan zouden wij !talie voorstellen maar in dat geval zou het
Oongres eerst in 1906 plaats hebben. Aangenomen.
Mijne Heeren, nog rest mij een laatste . taak te vervullen, d. 1.
om alle personen, alle vereenigingen te bedanken, die medegewerkt
hebben aan het Oongres.
Ik bedank meer in 't bijzonder Heeren Buitenlandsehe Gedele-
geerden, die van verre gekomen zijn om ons hunne gewaardeerde
medewerking te verleenen.
Ik bedank eveneens in het bijzonder de N ederlanders, die ons
zoo hartelijk ontvangen hebben en ik bedank uit den grond van
mijn hart mijn waarden vriend, Baron de Graney, in wien ik een
trouwen medewerker heb gevonden. (Toejuiehingen).
lk bedank de Heeren Stenographen, wier taak moeielijk en nete-
lig was en ook in 't bijzonder de Pers, ' die ons zoo gesteund heeft;
wij hebben "een goede Pers" gehad, om mij van een gemeenzame
uitdrukking te bedienen.
Ik dank U allen voor de medewerking, die wij van U hebben .
ontvangen. Gij hebt onze taak verlieht en Gij hebt ons gelukkige
en aangename dagen in 's-Hertogenboseh verschaft, wier herinnering
ons lang zal bij blijven.
Met den kreet "Leve Koningin Wilhelmina" verklaar ik het 3e
Internationale Oongres voor Bijenteelt gesloten.

Als toevoegsel vinde hier nog een plaats het antwoord van den
ijeer Dadant op den brief van rouwbeklag wegens het overlden
zijns vadel's.
H amilton Illinois, 5 Janua1"i 1903.
DEN HEER DE LALIEUX DE LA RocQ.
- Waarde Heer.
Met levendige aandoening heb ik uw sehtijven van - 23 Deeem ber
gelezen, waarin Gij mij de deelneming betuigt van het Oongres voor
Bijenteelt in het overlijden mijns vaders.
Wij zn getroffen en tegelijkertijd trotseh op de daarin uitgedrukte
gevoelens en ik betuig U uit naam der geheeIe Familie on zen
warmen dank.
Aanvaard, Mtinheer de uitdrukking mijner
hoogaeh ting,
(Get.) O. P. DADANT.
,.
\
\
'" /'

I'
. 3e Internationaal congres voor bujen

. 11111111/1/111111111111111111111111111111111

You might also like