Professional Documents
Culture Documents
Ontwerpe
Eurocode 2
Rekenvoorbeelden Eurocode 1
Cement en Beton 7
Cement en Beton 7
Colofon
Ontwerpen en berekenen Eurocode 2 is een onderdeel van de Cement en Beton-reeks en is een uitgave van
neas, uitgeverij van vakinformatie bv in samenwerking met het Cement&BetonCentrum.
Cement&BetonCentrum
Postbus 3532
5203 DM s-Hertogenbosch
073 640 12 31
info@cementenbeton.nl
www.cementenbeton.nl
ISBN: 978-94-6104-015-2
Woord vooraf
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2
Het ontwikkelen van de Eurocodes is begonnen in 1975; sindsdien zijn zij aanzienlijk gevolueerd.
Het gebruik van de Eurocodes geeft constructeurs meer kans om in geheel Europa werkzaam te zijn, omdat alle overheden
moeten toestaan dat deze worden gebruikt.
Volgens de huidige inschattingen zal medio 2010 Eurocode 2 Ontwerp en berekening van betonconstructies, deel 1-1, de plaats
gaan innemen van de nationale normen zoals NEN 6720 (VBC 1995) en de Belgische norm NBN B15. Om deze overgang soepel
te laten verlopen heeft het Europese Betonplatform, waaraan wordt deelgenomen door de Europese brancheverenigingen CEM-
BUREAU (cement), BIBM (prefab beton) en ERMCO (betonmortel), enkele jaren geleden het initiatief genomen lesmateriaal voor
de betonconstructeur te ontwikkelen.
Een van de resultaten van dit initiatief is het boekwerkje Concise Eurocode 2, waarvoor een gelijknamige publicatie van de
British Cement Association (BCA) en The Concrete Centre model heeft gestaan. Dit boekje is inmiddels in opdracht van het
Cement&BetonCentrum naar het Nederlands vertaald en bewerkt en in april 2008 verschenen als Compendium Eurocode 2
(CB6).
Een ander resultaat is een artikelenserie die in de afgelopen anderhalf jaar in Cement is verschenen en waaruit onderhavig boekje
is samengesteld. Deze artikelenserie is gebaseerd op de eveneens door de BCA ontwikkelde, achtdelige brochurereeks How to
design concrete structures using Eurocode 2. De brochurereeks is naar het Nederlands vertaald en bewerkt door dr.ir.drs. C.R.
Braam (TU Delft, faculteit CiTG) en afgestemd met Voorschriftencommissie 20. Als aanvulling op de reeks is nog een negende
artikel opgesteld door ir. S.N.M. Wijte (adviesbureau ir. J.G. Hageman/secretaris VC20) en dr.ir.drs. C.R. Braam. De eindredactie
van de reeks was in handen van ir. W.C. Dees.
De reeks toont hoe Eurocode 2 in combinatie met de andere Eurocodes moet worden gebruikt, met name met Eurocode 0:
Grondslag van het constructief ontwerp en Eurocode 1: Belastingen op constructies.
Met Eurocode 2 is tot op heden nog weinig praktijkervaring opgedaan. Ook heeft de gewenste terugkoppeling tussen de praktijk
en de opstellers van de voorschriften nog nauwelijks kunnen plaatshebben. Wel is met het bewerken van CB6 en de artikelenserie
in Cement, alsmede bij het herschrijven van het in augustus 2008 door het Cement&BetonCentrum gepubliceerde standaardwerk
Constructieleer Gewapend Beton (CB2, vierde druk) gebleken, dat Eurocode 2 nog lang niet af is. Tegelijk met de beslissing de
artikelenserie als overdruk uit te brengen, is daarom besloten de in de afgelopen anderhalf jaar opgedane ervaringen hierin te ver-
werken en - om de waarde daarvan te onderstrepen - de bundel als CB7 op te nemen in de Cement en Beton boekenreeks.
Met nadruk zij nog eens vermeld dat de inzichten in deze publicatie de stand van zaken weergeven op moment van verschijnen.
De praktijk kan in elk geval na de publicatie van CB2, CB6 en CB7 met Eurocode 2 aan de slag.
4
1 Introductie tot de Eurocode
Tabel 1.1 | Aan beton gerelateerde Eurocodes Tabel 1.2 | In Eurocode 0 gehanteerde symbolen en subscripten
Belastingscombinaties
c. f requente waarde
of 1 Q k
tijd
d. q uasi-blijvende
waarde of 2 Q k
5
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2
belasting y0 y1 y2
opgelegde belastingen op bouwwerken (zie NEN-EN 199111), categorie:
A: woonfunctie en logiesfunctie 0,4 0,5 0,3
B: kantoorfunctie 0,5 0,5 0,3
C: bijeenkomstfunctie 0,25 0,7 0,6
D: winkelfunctie 0,4 0,7 0,6
E: (lichte) industriefunctie en kantoorfunctie 1,0 0,9 0,8
F: het stallen van voertuigen, voertuiggewicht < 30 kN 0,7 0,7 0,6
G: het stallen van voertuigen, 30 kN < voertuiggewicht < 160 kN 0,7 0,5 0,3
H: daken 2) 0 0 0
sneeuwbelasting op bouwwerken (zie NEN-EN 199113) 0 0,2 0
windbelasting op bouwwerken (zie NEN-EN 199114) 0 0,2 0
thermische belasting (geen brand) in bouwwerken (zie NEN-EN 199115) 0 0,5 0
1
) Ontleend aan NEN-EN 1990 en de ontwerp-Nederlandse Nationale Bijlage(NB). Opgemerkt wordt dat NEN-EN 199111 / NB een
tabel bevat waarin de functies uit NEN-EN 199111 zijn gekoppeld aan de terminologie gehanteerd in het Bouwbesluit 2003.
De in deze tabel gebruikte terminologie is slechts een verkorte weergave.
2
) Zie ook NEN-EN 199111, onder 3.3.2.
Eurocode 0 geeft in 6.4.3.2 t.m. 6.4.3.4 verschillende belasting j de bovengrens-, respectievelijk ondergrens-
combinaties voor deze uiterste grenstoestanden, rekenwaarden vast te stellen.
namelijk blijvend, tijdelijk, buitengewoon en seis-
misch. In deze uitgave worden alleen de combinaties Voor de blijvende en tijdelijke ontwerpsituaties wordt
blijvend en tijdelijk, behorende bij de categorie in Eurocode 0 verwezen naar tabellen A1.2(A) tot en
STR, beschouwd. met (C). Voor de uiterste grenstoestand STR zijn
Bij ontwerpen en berekenen op deze blijvende en tij- twee hiervan, A1.2(B) (= tabel 1.4) en A1.2(C), van
delijke toestanden in de uiterste grenstoestand STR toepassing. Tabel A1.2(C) is opgebouwd als tabel1.4,
geeft Eurocode 0 drie mogelijke combinaties. doch schrijft het gebruik van alleen vgl. (6.10) voor;
Tabel1.4 toont het overzicht als deze vergelijkingen in tabel A1.2(B) (=tabel 1.4) mag nog worden
in tabelvorm worden weergegeven. Gekozen moet gekozen uit vgl. (6.10) dan wel de ongunstigste van
worden voor vergelijking (6.10) of voor de ongunstig- vgl. (6.10a-b).
ste van vergelijkingen (6.10a) en (6.10b). Het hante- De A1.2(B)-tabel heeft betrekking op constructie-
ren van de twee vergelijkingen vergt een grotere onderdelen die niet zijn onderworpen aan geotechni-
inspanning maar deze wordt wel beloond, omdat ver- sche belastingen en grondweerstand (Eurocode 0,
gelijking (6.10) een resultaat geeft dat altijd gelijk is Annex A1.3 (4)). Voor constructie-onderdelen waar
aan of conservatiever is dan het ongunstigste resul- wel sprake is van geotechnische belastingen en
taat van vergelijkingen (6.10a) en (6.10b). grondweerstand, moet worden gekozen uit drie voor-
In tabel 1.4 verwijzen de subscripten nf en sup gestelde benaderingswijzen (Eurocode 0, Annex A1.3
naar de onder-, respectievelijk bovengrens van de (5)), waarin naast tabel A1.2(B) eventueel ook tabel
karakteristieke waarde van de betreffende blijvende A1.2(C) wordt toegepast. Het gaat bij die benade-
belasting. Als sprake is van een geringe variatie in ringswijzen vooral om de vraag hoe geotechnische en
deze belasting, mag een vaste waarde van Gk worden overige belastingen moeten worden gecombineerd
gehanteerd. Ook de partile factor voor de blijvende en welke tabel(len) dan moet(en) worden gebruikt.
belasting heeft de subscripten inf en sup. Deze De Nationale Bijlage (NB) van Nederland doet al een
worden gebruikt om voor de betreffende blijvende keuze en schrijft het gebruik van een bepaalde
Tabel 1.4 | R ekenwaarden voor belastingen in de uiterste grenstoestand blijvende en tijdelijke ontwerpsituaties (tabel A1.2(B) in
Eurocode 0)
6
1 Introductie tot de Eurocode
methode voor. Het resultaat is het toepassen van de Tabel 1.5 | R ekenwaarden van belastingsfactoren in de uiterste grenstoestand zoals te hanteren
A1.2(C)-tabel voor de geotechnische belastingen en volgens de Nationale Bijlage van Nederland blijvende en tijdelijke ontwerpsituaties
grondweerstand. (samenvoeging van tabellen A1.2(B) en A1.2(C) uit Eurocode 0)
Bruikbaarheidsgrenstoestand
Voor drie combinaties van belastingen moet de bruik- Tabel 1.7 | Voorbeeld van combinaties in geval van doorbuiging (quasi-blijvend) zoals
baarheidsgrenstoestand worden gecontroleerd (tabel- a fgeleid voor een voor Nederland kenmerkend ontwerp in gewapend beton
len 1.6 en 1.7). Eurocode 2 geeft aan welke combina- combinatie blijvende belasting variabele belasting
tie voor welk fenomeen moet worden gebruikt (bijv: ongunstig overheersend
de doorbuiging wordt gecontroleerd gebruikmakend kantoorruimte Gk1 ) 0,3 Qk,12 )
van de quasi-blijvende combinatie). Er moet voor verkoopruimte van winkel Gk1 ) 0,6 Qk,12 )
worden gewaakt de bruikbaarheidsgrenstoestandcom- opslagruimte Gk 1 ) 0,8 Qk,12 )
binaties met de benamingen karakteristiek, frequent
en quasi-blijvend niet te verwarren met de represen- Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen, is het
tatieve waarden van belastingen (zie fig.1.3), die voornaamste gedeelte, waarnaar door de drie andere
dezelfde benaming hebben. delen wordt verwezen.
7
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2
NEN-EN 206-1
Beton deel 1 NEN-EN 1991 NEN-EN 10080
Specificatie, EUROCODE 1 Staal voor het
eigenschap- Belastingen op wapenen van
pen enz. constructies beton
en NEN 8005 Lasbaar beton-
staal
8
1 Introductie tot de Eurocode
benaming definitie
Principes Artikelen als algemene stellingen, definities, voorwaarden en analytische modellen waarvoor
geen alternatief is toegestaan. Zij worden onderscheiden door (P) na het artikelnummer.
Toepassingsregels Algemeen erkende regels die in overeenstemming zijn met de principes en voldoen aan hun
vereisten.
Nationaal Bepaalde Parameter (NBP) Eurocodes moeten worden gebruikt om te voldoen aan nationale Bouwvoorschriften die op
zichzelf niet worden geharmoniseerd. NBPs mogen daarom door een land worden gebruikt
om eigen veiligheidsniveaus vast te leggen. NBPs maken het ook mogelijk zekere andere
parameters (in het algemeen benvloed door klimaat, geografie en geologie) open te laten
voor nationale invulling; NBPs worden geadviseerd in de Nationale Bijlage.
Nationale Bijlage (NB) Een Nationale Bijlage vergezelt elke Eurocode en omvat: a) de waarden van NBPs; b) de natio-
nale besluiten aangaande het gebruik van Informatieve Bijlagen; c) verwijzingen naar NCCIs.
Normatief De benaming gebruikt voor de tekst van voorschriften die de basisvereisten omvatten.
Overeenstemming met Eurocodes wordt veelal beoordeeld aan de hand van de normatieve
vereisten.
Informatief Een benaming die alleen wordt gebruikt in relatie met een bijlage die beoogt te informeren,
in plaats van voor te schrijven.
NCCI Non-contradictory complementary information. Referentie in een Nationale Bijlage die
nadere informatie of handreikingen bevat en niet in tegenspraak is met de Eurocode.
Karakteristieke waarde Een waarde die statistisch kan worden afgeleid met een bepaalde kans niet te worden
overschreden gedurende een referentieperiode. De waarde komt overeen met een zekere
fractie van een bepaalde eigenschap van een materiaal of product. De karakteristieke waarde
wordt aangegeven met het subscript k (bijv. Qk enz.). Het is de basis-representatieve waarde
waarvan andere representatieve waarden kunnen worden afgeleid.
Representatieve waarde Waarde gebruikt voor toetsing van een grenstoestand. Dit kan de karakteristieke waarde of
een met een -factor daarvan afgeleide waarde zijn, zoals de combinatiewaarde, frequente
waarde of quasi-blijvende waarde.
Rekenwaarden Deze verwijzen naar representatieve waarden inclusief partile factoren. Zij worden voorzien
van het subscript d (bijv. fcd = fck/ c; Qd = Q Qk).
Belasting (F) Een stel krachten, vervormingen of versnellingen werkend op een bouwconstructie.
Belastingscombinaties Een stel rekenwaarden te gebruiken voor het controleren van de constructieve betrouwbaar-
heid in een grenstoestand, waarin sprake is van de gezamenlijke invloed van verschillende en
statistisch onafhankelijke belastingen.
Vaste belasting Belasting met een vaste verdeling en positie over de bouwconstructie of het constructie-
onderdeel.
Vrije belasting Belasting die verscheidene ruimtelijke verdelingen over de bouwconstructie kan hebben.
Blijvende belasting (G) Belasting die geacht wordt gedurende de gehele referentieperiode van een bouwconstructie
aanwezig zijn en waarvan variatie in grootte in de tijd verwaarloosbaar klein is ( bijv. blijvende
krachten).
Variabele belasting (Q) Belasting waarvan de grootte in de tijd varieert (bijv. windbelasting).
Effect van een belasting (E) Vervorming of interne kracht veroorzaakt door een belasting.
Buitengewone belasting (A) Een belasting, veelal van korte duur maar van signifcante grootte, waarvan de kans klein is
dat deze gedurende de referentieperiode zal optreden.
Gelijktijdige belasting Een belasting die in een combinatie niet de overheersende variabele belasting is maar die wel
tegelijk met deze leidende belasting kan optreden.
Tijdelijke ontwerpsituatie Een ontwerpsituatie die van toepassing is gedurende een tijdsbestek dat veel korter is dan de
referentieperiode van de bouwconstructie.
Blijvende ontwerpsituatie Een ontwerpsituatie die van toepassing is gedurende een tijdsbestek dat ongeveer even lang
duurt als de referentieperiode van de bouwconstructie.
Buitengewone ontwerpsituatie Een ontwerpsituatie die uitzonderlijke omstandigheden voor de bouwconstructie bevat.
Irreversibele Bruikbaarheidsgrenstoestand waarin sommige gevolgen van belastingen blijvend zijn nadat
bruikbaarheidsgrenstoestand de belastingen niet meer werkzaam zijn.
Reversibele bruikbaarheids- Bruikbaarheidsgrenstoestand waarin geen van de gevolgen van belastingen blijvend zijn
grenstoestand nadat de belastingen niet meer werkzaam zijn.
Uitvoeringsfase Uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
9
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2
2 Het begin
In dit hoofdstuk van deze uitgave komen de voor de mengesteld, dat de ongunstigste krachten in een
berekening van constructie-elementen benodigde constructie of constructie-onderdeel worden gevon-
gegevens aan de orde: ontwerplevensduur, belastingen den. De wijze van schikking is in hoofdstuk 6 van
op constructies, schikken van belastingen, belastings- Eurocode 0 beschreven. In afwijking hierop is in
combinaties, analysemethoden, materiaaleigenschap- 5.1.3 van Eurocode 2, deel 1-1, een vereenvoudiging
pen, stabiliteit en imperfecties, minimumbetondek- gegeven. In de Nederlandse Nationale Bijlage wordt
king en maximale scheurwijdten. deze gevolgd.
Het proces van ontwerpen en berekenen van con- Voor constructies beveelt Eurocode 2, deel 1-1
structie-onderdelen wordt met het verschijnen van (art.5.1.3 (1)P en NB) aan, de volgende vereenvoudi-
Eurocode 2 niet ingrijpend gewijzigd, hetgeen overi- gingen van de belastingsschikkingen in zowel de uiter-
gens bij de detaillering wel het geval kan zijn. Een en ste grenstoestand als de bruikbaarheidsgrenstoestand
ander komt in de opeenvolgende hoofdstukken van te hanteren. De rekenwaarden moeten worden ont-
deze uitgave aan de orde. leend aan de meest ongunstige van de volgende situa-
Verwacht wordt dat Eurocode 2 op lange termijn zal ties, waarbij overal dezelfde waarden voor Gmoeten
leiden tot (kosten)efficintere constructies. worden aangehouden:
Afwisselend dragen de velden de rekenwaarde van
Ontwerplevensduur de veranderlijke en blijvende belastingen, met de
De ontwerplevensduur van een constructie wordt andere velden alleen belast door de rekenwaarde
gegeven in NEN-EN 1990 (Eurocode 0): Grondslag van van de blijvende belasting (fig.2.1).
het constructief ontwerp (tabel 2.1). Hiermee worden Elke twee naast elkaar gelegen velden dragen de
bij het ontwerpen en berekenen van gewapend-beton- rekenwaarden van veranderlijke en blijvende be-
constructies de duurzaamheidseisen vastgesteld. lastingen, met de andere velden alleen belast door
de rekenwaarde van de blijvende belasting
Belastingen op constructies (fig.2.2).
Eurocode 1: Belastingen op constructies is opgebouwd Tabel 2.3 toont een selectie van veranderlijke belastin-
uit tien delen, die informatie geven over een grote gen in gebouwen.
verscheidenheid aan belastingen. Voor nadere infor-
matie over deze afzonderlijke voorschriften, zie Combinaties van belastingen
hoofdstuk 1. De term combinaties van belastingen verwijst naar de
grootte van belastingen zoals deze moeten worden
Eurocode 1, deel 1-1: Algemene belastingen - Dichtheden, gebruikt als in een grenstoestand sprake is van de
eigen gewicht en opgelegde belastingen voor gebouwen invloed van verschillende belastingen.
geeft de dichtheden en eigen gewichten van bouwma- De getalswaarden van de partile factoren in de UGT-
terialen (tabel 2.2). combinaties worden ontleend aan Eurocode 0: Grond-
slag van het constructief ontwerp (zie hoofdstuk 1). In de
Belastingsschikking uiterste grenstoestand worden drie soorten belastings-
De term belastingsschikking verwijst naar de manier combinaties onderscheiden: de fundamentele combi-
waarop veranderlijke belastingen (bijv. opgelegde be- naties, de bijzondere combinaties en de combinaties
lastingen en windbelastingen) zodanig worden sa- ten behoeve van aardbevingsbestendig ontwerpen.
Drie BGT-combinaties van belastingen worden onder-
Tabel 2.1 | Indicatieve ontwerplevensduren (uit Eurocode 0 en Nationale Bijlage (NB)) scheiden: karakteristiek, frequent en quasi-blijvend. De
ontwerplevensduur (jaren) voorbeelden getalswaarden zijn vermeld in Eurocode 0.
5 tijdelijke constructies
15 agrarische en vergelijkbare constructies; industrile Materiaaleigenschappen
gebouwen met n of twee bouwlagen Beton
50 gebouwen en andere algemene constructies In Eurocode 2 is het ontwerpen en berekenen van
100 constructies met een bijzondere gewapend beton gebaseerd op de karakteristieke
maatschappelijke functie cilinderdruksterkte, niet op de karakteristieke kubus-
druksterkte, en moet worden gespecificeerd volgens
Tabel 2.2 | Een selectie uit de dichtheden van materialen (uit Eurocode 1, deel 11) NEN-EN 206-1 (bijv. voor sterkteklasse C28/35 is de
materiaal dichtheid (kN/m3) karakteristieke cilinderdruksterkte 28 N/mm2, de
normaal beton 24,0 karakteristieke kubusdruksterkte 35 N/mm2).
normaal beton met wapening of voorspanning 25,0 Kenmerkende betoneigenschappen zijn vermeld in
specie van normaal beton 25,0 tabel2.4.
10
2 Het begin
Beton tot en met sterkteklasse C90/105 kan worden 2.1 | Velden afwisselend belast QQ k
ontworpen en berekend met Eurocode 2. Voor GQGQkk
klassen boven C50/60 gelden echter andere span-
GGk
ning-rekrelaties, reden waarom het ontwerpen en
rekenen met deze sterkteklassen niet in deze uitgave
wordt behandeld. De rekenwaarde van de betondruk-
sterkte fcd
volgt uit:
ccfck
fcd= ______
m
2.2 | Twee aan elkaar grenzende velden belast
waarin:
cc is een cofficint waarmee rekening wordt
gehouden met een reductie ten gevolge van
langeduur effecten;
m is de partile factor voor de materiaaleigen-
schappen.
Betonstaal
Eurocode 2 kan worden gebruikt voor betonstaal met
een karakteristieke sterkte van 400 tot en met
600N/mm2(NEN-EN 1992-1-1, art. 3.2.2 3(P) / NB). Tabel 2.5 | Karakteristieke eigenschappen op trek belast betonstaal
De eigenschappen van betonstaal zijn samengevat in klasse A B C
tabel 2.5. Drie staalklassen, A, B en C, worden onder- of f0,2k (N/mm2) 400 600
karakteristieke vloeigrens fyk
scheiden met toenemende ductiliteit; klasse A is niet minimumwaarde van k = (ft/fy )k 1,05 1,08 1,15 en < 1,35
geschikt als in de berekening is uitgegaan van 20% of karakteristieke rek bij maximale kracht uk (%) 2,5 5,0 7,5
meer herverdeling. Geen rekening is gehouden met opmerking
het toepassen van glad of licht geprofileerd beton- De tabel is ontleend aan NEN-EN 199211, Bijlage C.
staal.
Tabel 2.3 | Belastingen op en in gebouwen (een selectie uit de Nederlandse Nationale Bijlage bij Eurocode 1, deel 11)
Tabel 2.4 | Selectie uit de materiaaleigenschappen van beton zoals vermeld in tabel 3.1 van Eurocode 2, deel 11
11
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2
hb
Minimumbetondekking
asd
cnom= cmin
+ cdev
b waarin cmin
een zodanige grootte moet hebben, dat
aan de volgende vereisten wordt voldaan (NEN-EN
Constructief ontwerp 1992-1-1, art. 4.4.1.2):
Het primaire doel van een constructieve analyse van veilige overdracht van aanhechtspanningen;
constructies is het vaststellen van de grootte en de ver- duurzaamheid;
deling van interne krachten en momenten over de brandwerendheid.
gehele constructie of een deel ervan, en het onder- en waarin cdev een toeslag is die in het ontwerp in
scheiden van de kritische ontwerpcondities in alle rekening moet worden gebracht in verband met
doorsneden. De geometrie wordt daarbij in het alge- afwijkingen ten opzichte van de minimumdekking.
meen gedealiseerd door de constructie te beschouwen Hiervoor moet 5 mm worden aangehouden
als opgebouwd uit lineaire en vlakke twee-dimensio- (NEN-EN 1992-1-1, art. 4.4.1.3(1) met NB).
nale elementen.
Minimumbetondekking voor aanhechting
Het type analyse moet geschikt zijn om te worden toe- De minimumdekking vereist om zorg te dragen
gepast bij het betreffende probleem. Daarbij mag voor een adequate aanhechting moet niet kleiner
worden uitgegaan van: lineair-elastische analyse, line- zijn dan de staafdiameter (bij enkele staven) of de
air-elastische analyse met beperkte herverdeling, niet- gelijkwaardige staafdiameter (bij gebundelde
lineaire analyse en plastische analyse. De lineair-elasti- staven). Bij een grootste korrelafmeting > 32 mm
sche analyse mag worden uitgevoerd uitgaande van
12
2 Het begin
Tabel 2.7 | Vereiste nominale betondekking voor normaal gewapend beton met 50 jaar ontwerplevensduur, uitgaande van het bescher-
moet een toeslag van 5 mm worden toegepast In tabel 2.7 zijn voor de standaard-constructieklasse
(NEN-EN 1992-1-1, art. 4.4.1.2(3)). S4 (50 jaar ontwerplevensduur) de vereiste dekkin-
gen op betonstaal gegeven (NEN-EN 1992-1-1,
Minimumbetondekking voor duurzaamheid tabel4.4N). Eisen aan de betonsamenstelling zijn
De vereisten met betrekking tot duurzaamheid in overgenomen uit NEN 8005 (tabel E).
Eurocode 2 zijn gebaseerd op NEN-EN 206-1.
De grootte van de minimaal vereiste dekking voor Ontwerpen op draagkracht bij brand
duurzaamheid wordt bepaald door de combinatie Eurocode 2, deel 1-2: Ontwerp en berekening van con-
van milieuklasse en constructieklasse. Tabel 2.6 structies bij brand geeft diverse methoden om de
geeft de omschrijving van de milieuklassen. Door brandwerendheid van betonelementen te bepalen.
middel van de constructieklasse kan een verzwaring Nadere informatie kan worden gevonden in gespecia-
of verlichting van de reguliere eis worden bepaald. liseerde literatuur. Het ontwerpen en berekenen op
Zo moet bijvoorbeeld voor een ontwerplevensduur draagkracht bij brand mag nog steeds plaatshebben
van 100 jaar de constructieklasse met 2 worden ver- door te verwijzen naar tabellen die de minimumbe-
hoogd ten opzichte van 50 jaar en kan bij toepassing tondekking en -afmetingen van betonelementen vast-
van hogere betonsterkteklassen de constructieklasse leggen. De tabellen zijn echter niet gebaseerd op het
met 1 worden verlaagd, en aldus de vereiste beton- voorschrijven van een minimumbetondekking, maar
dekking worden gereduceerd (NEN-EN 1992-1-1, op een nominale afstand van het hart van een hoofd-
tabel 4.3N). wapeningsstaaf tot het oppervlak van het element, de
13
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2
Tabel 2.8 | M inimumkolomafmetingen en -wapeningsafstanden voor kolommen met rechthoekige of ronde doorsnede methode A
opmerkingen
1. NEN-EN 199212 vermeldt de grenzen aan het ontwerp.
2.
fi is de verhouding tussen de rekenwaarde van de axiale belasting onder brandcondities en de rekenwaarde van de sterkte onder
normale temperatuurcondities. Conservatief mag
fi gelijk worden gesteld aan 0,7.
Tabel 2.9a | M inimumafmetingen en -wapeningsafstanden voor vrij opgelegde of doorgaande massieve gewapend-betonnen platen
Tabel 2.9b | M inimumafmetingen en -wapeningsafstanden voor vrij opgelegde, in twee richtingen dragende ribbenvloeren in gewapend
14
2 Het begin
wapeningsafstand a (fig. 2.3). Het is een nominale beperkt tot 0,4 mm (NEN-EN 1992-1-1, tabel 7.1N).
(niet een minimum)afmeting. De ontwerper moet er Bij afwezigheid van eisen met betrekking tot esthe-
voor zorgdragen dat: tica, mag deze limietwaarde ruimer worden gekozen
voor milieuklassen X0 en XC1 (NEN-EN 1992-1-1,
a > cnom + 21 staaf
+ beugel tabel 7.1N). Bij constructies met voorspanstaal moet
de scheurwijdte worden getoetst bij de frequente
Bij de standaard-brandbelasting moet aan drie criteria belastingscombinatie.
worden voldaan:
R de dragende functie moet gehandhaafd blijven De theoretische scheurwijdte kan worden berekend
tijdens de duur van de brandbelasting; met de uitdrukkingen uit 7.3.4 van NEN-EN 1992-1-
E er moet voldoende weerstand zijn tegen verlies 1. Als er sprake is van verhindering van opgelegde
aan samenhang; vervormingen moet worden voldaan aan een mini-
I de isolerende werking moet voldoende zijn. maal benodigde hoeveelheid wapening volgens
7.3.2. Ook kan gebruik worden gemaakt van voor-
Tabellen 2.8 en 2.9a-b geven de minimumafmetingen waarden waaraan moet worden voldaan. Deze zijn
voor kolommen en platen waarmee aan bovenstaande vermeld in tabel 2.10, gebaseerd op tabellen 7.2N en
voorwaarden wordt voldaan. Nadere informatie wordt 7.3N van de Eurocode. De limietwaarden gelden
gegeven in Eurocode 2 en in volgende afleveringen in ofwel voor de staafdiameter van het betonstaal ofwel
deze serie, inclusief grenzen aan het ontwerp en voor de staafafstand, niet voor beide.
gegevens voor wanden en liggers. Opgemerkt wordt dat de Nederlandse Nationale
Bijlage toestaat te werken met een factor:
Stabiliteit en imperfecties kx= ctoegepast
/ cnom
2
De invloeden van geometrische imperfecties moeten
worden beschouwd in combinatie met de invloeden De maximaal toelaatbare scheurwijdte volgend uit
van windbelastingen (dus niet als een afzonderlijke tabel 7.1N mag met kxworden vermenigvuldigd. Bij
belastingscombinatie). Voor een globale analyse een controle zonder directe berekening (NEN-EN
kunnen de imperfecties worden weergegeven als een 1992-1-1, art. 7.3.3) kan de factor kxin rekening
scheefstand
i(NEN-EN 1992-1-1, art. 5.2(5) en NB): worden gebracht door de maximale staafdiameters
van het betonstaal uit tabel 7.2N en de maximale 2.4 | Voorbeelden van de
i= (1/300)
hm staafafstanden uit tabel 7.3N te vermenigvuldigen invloed van geometri-
metkx. sche imperfecties
h = (2/ l), niet kleiner dan 2/3 en niet groter dan Om de spanning in het betonstaal (s) vast te stellen, b. vloer met schijfwer-
1,0; bereken de verhouding Gk /Qken lees uit figuur 2.5 king
m = 0,5(1+1/m); bij de van toepassing zijnde curve op de verticale as c. dak met schijfwer-
l is de lengte of hoogte in m; af.
su king
m is het aantal verticale elementen dat bijdraagt
Na
aan de horizontale kracht in het schorende
systeem.
Hi
dak Hi dak
De invloed van de scheefstand mag worden weerge-
geven door in dwarsrichting werkende krachten op i /2 Na
Na i
elk niveau en mag in de analyse worden toegevoegd
Hi
aan die van andere belastingen (fig.2.4) (NEN1992- i Hi vloer vloer
1-1, art. 5.2(8)):
i /2
effect op het schorende systeem Hi=
i(Nb Na) Nb Nb
l
Scheurwijdtecontrole
15
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2
Tabel 2.10 | M aximale staafdiameter betonstaal of staafafstand om scheurwijdten te beperken (NEN-EN 1992-1-1, tabellen 7.2N en 7.3N)
waarin:
fyk is de karakteristieke vloeigrens betonstaal;
ms is de partile factor voor betonstaal;
m is de totale belasting in de quasi-blijvende combinatie;
n is de totale belasting in de UGT combinatie;
As,req is de vereiste (required) hoeveelheid betonstaal in de UGT;
As,prov is de aanwezige (provided) hoeveelheid betonstaal;
is de verhouding tussen het moment na herverdeling en het moment uit een elastische berekening.
320
2.5 | H et bepalen van de = 0,8, = 1,35
2 G
staalspanning vereist
= 0,6, = 1,35
2 G
voor scheurwijdtebe- 300
= 0,3, = 1,35
heersing 2 G
= 0,2, = 1,35
280 2 G
= 0,6, = 1,25
2 G
= 0,2, = 1,25
2 G
240
su (N/mm2)
220
200
180
1,0 2,0 3,0 4,0
Gk / Qk (-)
16
3 Platen
3 Platen
Dit hoofdstuk omvat het analyseren, ontwerpen en Tabel 3.1 | Ontwerp- en rekenprocedure voor platen
berekenen van platen volgens, niet zijnde vlakke stap taak verdere informatie
plaatvloeren. Eurocode 2 bevat geen formules of spe- in dit boek norm
cifieke handleidingen om de momenten en dwars- 1 stel ontwerplevensduur vast hoofdstuk 2 NEN-EN 1990 /
krachten vast te stellen. Hier is voor gekozen, omdat NB-tabel 2.1
het in de praktijk in Europa gebruikelijk is dat de 2 stel belastingen op de plaat vast hoofdstuk 2 NEN-EN 1991
voorschriften principes geven; gedetailleerde toepas- (10 delen) / NB
sing daarvan wordt beschreven in andere bronnen 3 bepaal welke combinaties van belastingen hoofdstuk 1 NEN-EN 1990 /
zoals lesboeken. van toepassing zijn NB-tabellen A1.1
en A1.2
Een procedure om tot in detail het ontwerpen en 4 bepaal schikking van belastingen hoofdstuk 2 NEN-EN 199211 /
berekenen van platen uit te voeren, is weergegeven in NB
tabel 3.1. Aangenomen wordt, dat de plaatdikte al 5 stel duurzaamheidseisen vast en kies hoofdstuk 2 NEN-EN 206-1 en
tijdens een globaal ontwerp is vastgesteld. betonsterkteklasse NEN 8500
6 controleer betondekking benodigd voor hoofdstuk 2 + tabel NEN-EN 199212,
Brandwerendheid vereiste brandwerendheid 3.2 in hoofdstuk 3 hoofdstuk 5
Eurocode 2, Deel 1-2: Ontwerp en berekening van con- 7 bereken minimumbetondekking voor hoofdstuk 2 NEN-EN 199211,
structies bij brand biedt de keuze uit geavanceerde, duurzaamheid, brand en aanhechting art. 4.4.1
vereenvoudigde en op tabellen gebaseerde methoden 8 analyseer constructie voor maatgevende hoofdstuk 2 NEN-EN 199211,
voor het vaststellen van de brandwerendheid. Het momenten en dwarskrachten hoofdstuk 5
gebruik van tabellen is de snelste methode voor het 9 bereken buigwapening figuur 3.1 in NEN-EN 199211,
vaststellen van de minimumafmetingen en mini- hoofdstuk 3 deel 6.1
mumbetondekking van platen. Er zijn echter beper- 10 controleer doorbuiging figuur 3.3 in NEN-EN 199211,
kingen aan verbonden. Nadere uitleg over de geavan- hoofdstuk 3 deel 7.4
ceerde en vereenvoudigde methoden kan worden 11 controleer dwarskrachtcapaciteit tabel 3.6 in NEN-EN 199211,
verkregen uit gespecialiseerde literatuur. hoofdstuk 3 deel 6.2
Anders dan het aangeven van een minimumbeton- 12 controleer staafdiameter of staafafstand hoofdstuk 2 NEN-EN 199211,
dekking is de tabellenmethode gebaseerd op de deel 7.3
nominale wapeningsafstand, a. Dit is de afstand van
het hart van de hoofdwapening tot het oppervlak van
het constructie-element. Het betreft een nominale teit, dan ook begrensd volgens NEN-EN 1992-1-1,
(niet een minimum)afstand, zodat de ontwerper art.5.5 (4) vgl. (5.10a)/NB.
moet verzekeren dat
a > c nom
+ verdeelwapening
+ 21 hoofdwapening. De Eurocode geeft aan hoe te ontwerpen en berekenen
De vereisten zijn voor diverse typen platen gegeven voor een betonsterkteklasse tot en met C90/105. Voor
in de tabellen 3.2a en 3.2b op pagina 19. beton met een sterkteklasse boven C50/60 moet de
spanning-rekrelatie worden aangepast.
Buiging
17
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2
C50/60? van dit 25 0,75 0,113
boek
wapening
M
Bereken K = _______ K z/d K z/d
bd2fck
0,05 0,959 0,13 0,886
0,06 0,951 0,14 0,876
Bereken K met tabel 3.3 of hanteer 0,07 0,942 0,15 0,865
K = 0,51 0,1244 2 0,20 met 1,0 0,08 0,933 0,16 0,854
0,09 0,924 0,17 0,843
nee Drukwapening is
is K < K ? 0,10 0,915 0,18 0,832
Ontleen de inwendige hefboomsarm aan tabel 3.4 of bereken Tabel 3.5 | M inimum-wapeningsverhouding uit A s,min1 (betrokken
Fc
en met sterkteklasse
xu
neutrale lijn
2 u
_1 x
2 (NEN-EN 1992-1-1,
art.3.1.7 (2),
fig.3.4) s yd Fsy
fyd
As
18
3 Platen
Tabel 3.2a | M inimumafmetingen en -wapeningsafstanden voor vrij opgelegde of Tabel 3.2b | M inimumafmetingen en -wapeningsafstanden voor in twee richtingen
doorgaande massieve gewapend-betonnen platen (NEN-EN 1992-1-2, dragende ribbenvloeren in gewapend beton, ten minste aan n zijde
tabel 5.8) (niet voor vlakke plaatvloeren) ingeklemd (NEN-EN 1992-1-2, tabel 5.11)
19
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2
3.3 | P rocedure om te zijn eenvoudig af te lezen uit figuur 3.4. De factor K Start
v oldoen aan door wordt gehanteerd in NEN-EN 1992-1-1. Er wordt op
buigingseis gewezen dat deze niet overeenstemt met de factor K Bepaal de basiswaarde l/d met behulp van figuur 3.4
uit figuur 3.1.
Bepaal de hulpvariabele F1
Opmerkingen Voor ribbenvloeren en cassettenvloeren
1. In geval van in twee richtingen dragende platen (NEN-EN 1992-1-1, art. 7.4.2 (2)):
moet de controle worden uitgevoerd op basis van F1 = 1 - 0,1 ((bf/bw) - 1) 0,8 1)
de kleinste overspanning. (bf is de flensbreedte en bw is de ribbreedte)
2. De figuur gaat uit van een statisch bepaald opge- In andere gevallen is F1 = 1,0
legd constructie-element (K = 1,0);
K = 1,5 voor middenvelden; Bepaal de hulpvariabele F2
K = 1,3 voor eindvelden; Als de overspanning van de plaat groter is dan 7 m en
K = 0,4 bij uitkragingen. hierop dragende scheidingswanden beschadigd
3. De aanwezigheid van drukwapening is niet kunnen raken door grote doorbuigingen, is F2 = 7/leff
beschouwd. Anders is F2 = 1,0
4. De curves zijn gebaseerd op de volgende uitdruk-
kingen: Bepaal de hulpvariabele F3
0 0 F3 = 310/s
__ 3/2
l
[
__ = K 11 + 1,5 fck__
__
+ 3,2 fck(__
- 1)
] waarin s = staalspanning in bruikbaarheidsgrenstoestand,
d te ontlenen aan figuur 3.5.
(NEN-EN 1992-1-1, vgl. (7.16a)) Ofwel, volgens een conservatieve benadering
0
voor (NEN-EN 1992-1-1, vgl. (7.17)):
0
___ F3 = 500 / (fyk As,req / As,prov)
l
[ __
__ = K 11 + 1,5 fck____
1 ___
+ ___ fck ___
- 12 0
]
d Verhoog
As,prov
(NEN-EN 1992-1-1, vgl. (7.16b)) nee Is basiswaarde l/d x F1 x F2 x F3
36
voor >
0 werkelijke l/d?
34
fck = 20
32 fck = 25
ja
0is de referentie-wapeningsverhouding.
waarin __
fck = 28
Deze is gelijk aan 10-3 fck.
30
Controle gereed
28 fck = 30
26
fck = 35
Bij een ander spanningsniveau dan s = 310 N/mm2 1
) De hulpvariabele wordt gehanteerd omdat de Eurocode (NEN-ENfck = 40
24
fck = 45
moet de berekende l/d-verhouding worden vermenig- 22 1992-1-1, art. 7.4.2 (2)) aangeeft dat bij de verhouding flensbreedte
fck = 50
vuldigd met 310/s. 20 / ribbreedte 3, de l/d-verhouding met 0,8 vermenigvuldigd moet
l/d (-)
3.4 | B epalen basiswaarde 18 worden. In de procedure is ervoor gekozen deze factor naar voren te
van verhouding over- Om de spanning in het betonstaal (s) vast te stellen, 16 halen en is gekozen voor lineaire interpolatie voor 1 bf/bw 3.
spanning / nuttige bereken de verhouding Gk/Qken lees uit figuur 3.5 bij 14 Er wordt op gewezen dat de hulpvariabelen F1 t.m. F3 niet zijn
hoogte de van toepassing zijnde curve (voor bepaalde 2 / G -ver- 12 beschreven in NEN-EN 1992-1-1, maar zijn ontleend aan [1].
0,003
0,004
0,005
0,006
0,007
0,008
0,009
0,01
0,011
0,012
0,013
0,014
0,015
0,016
0,017
0,018
0,019
0,02
36 320
34
fck = 20
300
32 fck = 25
30 fck = 28
280
fck = 30
staalspanning (N/mm2)
28
26
fck = 35
260
fck = 40
24
fck = 45 0,8 / 1,35
240
22
fck = 50 0,6 / 1,35
20 0,3 / 1,35
220
l/d (-)
18 0,2 / 1,35
16
0,6 / 1,25
200 0,3 / 1,25
14
0,2 / 1,25
12 180
0,003
0,004
0,005
0,006
0,007
0,008
0,009
0,01
0,011
0,012
0,013
0,014
0,015
0,016
0,017
0,018
0,019
0,02
Gk / Qk (-)
As,req / bd
320
300
20
280
N/mm2)
260
3 Platen
Start
methode is niet beschreven in NEN-EN 1992-1-1, maar 3.6 | P rocedure voor bere-
is beschreven in [1]. Valt buiten kenen buigcapaciteit
1
As,req het toepas- van een ligger met
nee
svolgt uit de uitdrukking: s= _____
su __
singsge- Betonsterkteklasse meewerkende flens-
As,prov
bied van C 50/60? breedte
d 1-28K
______
het berekenen van de buigende momenten in een z = __(1 + )
2 9
in twee richtingen dragende plaat. Voor het vast-
stellen van die momenten kan gebruik worden
gemaakt van een geschikte theorie uit hoofdstuk 5 Bereken de drukzonehoogte:
van Eurocode 2 en programmas en tabellen die
18
van deze theorien gebruikmaken. De neutrale lijn ligt in x = __ (d - z)
7
de flens; bereken het
Specifieke opmerkingen voor geheel als een recht-
ribbenvloeren en cassettenvloeren ja
hoekige doorsnede
Is x hf?
De huidige praktijk voor het berekenen van krachten met breedte beff
nee
in ribben- en cassettenvloeren mag ook worden
gebruikt voor het ontwerpen en berekenen volgens De neutrale lijn ligt in het lijf, onder de flens.
Eurocode 2. Als een cassettenvloer wordt beschouwd Bereken de momentcapaciteit van het
als een in twee richtingen dragende plaat, wordt verwe- gedeelte van de flens buiten het lijf:
zen naar de voorgaande paragraaf. Er wordt echter op (vanaf hier voor de rechthoekige
gewezen dat de torsiestijfheid significant kleiner kan spanning-rekrelatie voor beton 1) uitgewerkt).
zijn dan die van een in twee richtingen dragende plaat. De flens wordt centrisch op druk belast.
Als de plaat wordt beschouwd als een vlakke plaatvloer, Bereken de buigend-momentcapaciteit van de flens:
wordt verwezen naar hoofdstuk 7. MR,f
= 0,67 fck
(beff bw) hf(d 0,5 hf)
De ligging van de neutrale lijn in de rib moet worden en bereken:
2
vastgesteld, waarna de vereiste hoeveelheid betonstaal Kf= (M MR,f
) / fckbw d
kan worden berekend afhankelijk van de ligging van de
neutrale lijn in de flens (spiegel) of in de rib (fig. 3.6). Pas de afmetin- nee
Extra aandacht wordt gevraagd voor de situatie waarin gen van de is Kf K ?
sprake is van een relatief dunne flens. Dan moet de doorsnede aan.
ja
schuifspanning op de overgang lijf-flens worden gecon-
troleerd (NEN-EN 1992-1-1, art. 6.2.4 en figuur 6.7). Bereken de vereiste hoeveelheid betonstaal:
Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als tussen de MR,f M MR,f
ribben holle blokken zijn aangebracht of als de vloer is As= _____________ + _________
fywd(d 0,5 hf) fywdz
voorzien van een druklaag met een dikte kleiner dan
50mm en kleiner dan 1/10 van de vrije tussenafstand 1
) NEN-EN 1992-1-1, art. 3.1.7(3), fig. 3.5.
21
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2
Tabel 3.6 | v Rd,c-capaciteit van elementen zonder dwarskrachtwapening (N/mm 2 ) Voor een T-ligger met de flens onder druk behoeft
l = nuttige hoogte d (mm) alleen de breedte van het lijf in rekening te worden
As/bd 200 225 250 275 300 350 400 450 500 600 750 gebracht bij het berekenen van de grootte van bt.
0,25% 0,54 0,52 0,50 0,48 0,47 0,45 0,43 0,41 0,40 0,38 0,36
0,50% 0,59 0,57 0,56 0,55 0,54 0,52 0,51 0,49 0,48 0,47 0,45 Minimum-wapeningsverhouding - dwarswapening
0,75% 0,68 0,66 0,64 0,63 0,62 0,59 0,58 0,56 0,55 0,53 0,51 De minimum-wapeningsverhouding van de dwarswa-
1,00% 0,75 0,72 0,71 0,69 0,68 0,65 0,64 0,62 0,61 0,59 0,57 pening is 20% van As,min
. In gebieden nabij opleggin-
1,25% 0,80 0,78 0,76 0,74 0,73 0,71 0,69 0,67 0,66 0,63 0,61 gen is geen dwarswapening nodig als geen buigend
1,50% 0,85 0,83 0,81 0,79 0,78 0,75 0,73 0,71 0,70 0,67 0,65 moment in dwarsrichting optreedt (NEN-EN 1992-1-
1,75% 0,90 0,87 0,85 0,83 0,82 0,79 0,77 0,75 0,73 0,71 0,68 1, art. 9.3.1.1 (2)).
2,00% 0,94 0,91 0,89 0,87 0,85 0,82 0,80 0,78 0,77 0,74 0,71
k 2,000 1,943 1,894 1,853 1,816 1,756 1,707 1,667 1,632 1,577 1.516 Maximum-wapeningsverhouding
Tabelwaarden zijn afgeleid met: v Rd,c = 0,12 k (100 I f ck ) 0,035 k
1/3 1,5
f ck 0,5
(NEN-EN 1992-1-1, vgl. Buiten gebieden met overlappingslassen mogen de
(6.2a-b) met NB) trek- en drukwapeningsverhouding niet groter zijn dan
_______
waarin k = 1 + (200/d)
2 en I = A s /bd 0,02 As,max= 0,04 Ac(NEN-EN 1992-1-1, art. 9.2.1.1 (3)).
opmerkingen
22
4 liggers
4 Liggers
Een procedure om tot in detail het ontwerpen en Tabel 4.1 | Ontwerp- en rekenprocedure voor liggers
berekenen van liggers uit te voeren, is weergegeven stap taak verdere informatie
in tabel 4.1. Aangenomen wordt dat de afmetingen in dit boek norm
van de ligger al tijdens een globaal ontwerp zijn vast- 1 stel ontwerplevensduur vast hoofdstuk 2 NEN-EN 1990 / NB-tabel 2.1
gesteld. 2 stel belastingen op de ligger vast hoofdstuk 2 NEN-EN 1991 (10 delen) / NB
3 bepaal welke combinaties van belastin- hoofdstuk 1 NEN-EN 1990 / NB-tabellen
Brandwerendheid gen van toepassing zijn A1.1 en A1.2
Eurocode 2, Deel 1-2: Ontwerp en berekening van con- 4 bepaal schikking van belastingen hoofdstuk 2 NEN-EN 199211 / NB
structies bij brand, biedt de keuze uit geavanceerde, 5 stel duurzaamheidseisen vast en kies hoofdstuk 2 NEN-EN 206-1 en NEN 8500
vereenvoudigde en op tabellen gebaseerde methoden betonsterkteklasse
voor het vaststellen van de brandwerendheid. Het 6 controleer betondekking benodigd hoofdstuk 2 + NEN-EN 199212,
gebruik van tabellen is de snelste methode voor het voor vereiste brandwerendheid tabel4.2 in hoofdstuk5
vaststellen van de minimumafmetingen en de mini- hoofdstuk 4
mumbetondekking van liggers. Er zijn echter beper- 7 bereken minimumbetondekking voor hoofdstuk 2 NEN-EN 199211, art. 4.4.1
kingen aan verbonden. Nadere uitleg over de geavan- duurzaamheid, brand en aanhechting
ceerde en vereenvoudigde methoden kan worden 8 analyseer constructie voor maatge hoofdstuk 2 NEN-EN 199211,
verkregen uit gespecialiseerde literatuur. vende momenten en dwarskrachten hoofdstuk5
Anders dan het aangeven van een minimumbeton- 9 bereken buigwapening figuren 4.2 en NEN-EN 199211, deel 6.1
dekking is de tabellenmethode gebaseerd op de 4.11 in hoofd-
nominale wapeningsafstand, a (fig. 4.1). Dit is de stuk 4
afstand van het hart van de hoofdwapening tot de 10 controleer dwarskrachtcapaciteit figuur 4.5 in NEN-EN 1992-1-1, deel 6.2
onderzijde of zijvlakken van het constructie-element. hoofdstuk4
Het betreft een nominale (niet een minimum) 11 controleer doorbuiging figuur 4.6 in NEN-EN 199211, deel 7.4
afstand, zodat de ontwerper moet verzekeren dat hoofdstuk4
a c nom + 21 hoofdwapening en asd
+ beugel = a + 10 mm. 12 controleer staafdiameter of staaf hoofdstuk 2 NEN-EN 199211, deel 7.3
Tabel 4.2 geeft de minimumafmetingen van liggers afstand
om te voldoen aan de standaard-brandwerendheids-
klassen. Voor asdzie figuur 4.1 en tabel 4.2 op pagina
25, opmerking2. Dwarskracht
23
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2
b =
d2
c cu3
= 3.5 fcd Start
Fsc
2 u 2 u
18xu
_1 x _1 x
As2 s2
_7
xu
Fc
xu
Analyseer de ligger om de rekenwaarde
neutrale lijn
van het buigend moment (M) te bepalen
d
h
As
Valt buiten de
S yd
Fsy
nee
fyd Betonsterkteklasse opzet van
doorsnede rekken spanningen en krachten C50/60 ? dit boek
ja
4.3 | Bilineaire spannings Tabel 4.3 | Waarden voor K
M
figuur voor beton tot % herverdeling (herverdelings- K Bereken K =_____
bd2fck
en met sterkteklasse verhouding)
C50/60 uit Eurocode 2 0 1,00 0,186
(NEN-EN 1992-1-1, 5 0.95 0,172 Bereken K met tabel 4.3 of hanteer
art.3.1.7, fig. 3.4) 10 0.90 0,158 K = 0,51 - 0,1244 2- 0,20 met 1,0
15 0.85 0,144
nee
20 0.80 0,128 Is K < K ? Drukwapening is
25 0.75 0,113 vereist
ja
Tabel 4.4 | z /d voor een rechthoekige doorsnede met alleen Geen drukwapening vereist
t rekwapening Bereken de inwendige
K z/d K z/d hefboomsarm
0,05 0,959 0,13 0,886 Ontleen de inwendige
d _____
z = __ (1 + 1-28K/9
0,06 0,951 0,14 0,876 hefboomsarm aan tabel 4.4 )
2
0,07 0,942 0,15 0,865 of bereken
0,08 0,933 0,16 0,854
d _____
z = __ (1 + 1-28K/9
0,09 0,924 0,17 0,843 )
2
0,10 0,915 0,18 0,832 Bereken de vereiste
0,11 0,906 0,19 0,820 hoeveelheid
0,12 0,896 0,20 0,807 Bereken de vereiste drukwapening uit
buigtrekwapening uit
(K - K) fck b d 2
Tabel 4.5 | M inimum-wapeningsverhouding uit A s,min1 (betrokken op As2=______________
M fsc(d - d2)
de nuttige hoogte d) (NEN-EN 1992-1-1, art. 9.2.1.1 (1) As=______
fydz
en NB) waarin:
fck
fctm
1 ))
minimum % (0,26 fctm/fyk
700 (xu - d2 )
25 2,6 0,13 Controleer of wordt voldaan fsc= ___________
<
f yd
xu
28 2,8 0,14 aan de vereiste minimumwa-
30 2,9 0,15 pening: xu = 0,8 ( - 0,44) d
35 3,2 0,17
btd
0,26 f ctm
40 3,5 0,18 As,min1= ___________
fyk
45 3,8 0,20 Bereken de vereiste
50 4,1 0,21 0,0013 b
td (zie tabel 4.5) hoeveelheid
1
= 500 N/mm2.
) Uitgegaan is van fyk As,min2= 1,25 A
svereist in UGT trekwapening uit:
(zie voorgaande rekenstap)
b d
K fck 2 As2fsc
Tabel 4.6 | M inimum- en maximumbetondrukdiagonaalcapaciteit is de kleinste van As,min1
As,min As= _________
+ ______
fydz fyd
uitgedrukt als gelijkmatig over de nuttige hoogte d van en As,min2(NEN-EN 1992-1-1,
de doorsnede verdeelde schuifspanning (uitgegaan is art. 9.2.1.1 (1) / NB)
van v 1 = v = 0,6 (1 f ck
/ 250))
fck
vRd,max cot = 2,5 vRd,max cot = 1,0
20 2,28 2,54 3,31 3,68 Controleer of wordt voldaan aan de eisen met betrekking
25 2,79 3,10 4,05 4,50 tot de maximum-wapeningsverhouding As,max= 0,04 Ac
28 3,09 3,43 4,48 4,97 voor buigtrek- of buigdrukwapening in gebieden buiten
30 3,28 3,64 4,75 5,28 overlappingslassen (NEN-EN 1992-1-1,
35 3,74 4,15 5,42 6,02 art. 9.2.1.1 (3) / NB).
40 4,17 4,63 6,05 6,72
45 4,58 5,08 6,64 7,38 4.2 | Procedure voor vaststellen vereiste hoeveelheid buigwapening
50 4,97 5,51 7,20 8,00
24
4 liggers
betondrukdiagonaal
Tabel 4.2 | M inimumafmetingen en -wapeningsafstanden voor gewapend-betonnen
vEd< vRd,max,cot= 2,5 ? vEd< vRd,max,cot= 1,0 Pas ontwerp aan waarin:
(zie tabel 4.6) x is de afstand van de beschouwde doorsnede tot het hart van het steunpunt;
As,req(0) is de doorsnede van het betonstaal vereist (required) bij een ontwerp op
ja (cot = 2,5) ja basis van een normale temperatuur volgens NEN-EN 1992-1-1;
Bereken uit: As,req
(x) is de minimumdoorsnede van het betonstaal vereist in de beschouwde
= 0,5 / sin-1 [ vEd
/ (0,18 f ck(1 - fck
/250))] doorsnede, maar niet minder dan de hoeveelheid volgens NEN-EN 1992-1-1
vereist bij een normale temperatuur;
Bereken de vereiste hoeveelheid dwarskrachtwapening leff
is de grootste van de effectieve lengten van de twee aangrenzende overs-
A v b de volgende omstandigheden van toepassing zijn (NEN-EN 1992-1-2, art. 5.6.3 (6)):
sw Ed w
____
= ______________
als v1= 0,6 er is geen sprake van een zekere mate van buigweerstand bij de eindoplegging;
s 0,9. 0,8 fywd
cot
de bij normale temperatuur bij het eerste tussensteunpunt optredende dwars-
(NEN-EN 1992-1-1, art. 6.2.3 (3), vgl. (6.8) ) kracht VEd > 0,67 VRd,max
Controleer de maximumstaafafstand voor
dwarskrachtwapening: sl,max= 0,75 d 600 mm figuur 4.5 en is uitgewerkt voor een schuifspanning
in de verticale doorsnede en niet voor een verticale
(NEN-EN 1992-1-1, art. 9.2.2 (8), vgl. (9.8N) met NB) kracht zoals vermeld in Eurocode 2. Als dwarskracht-
wapening is vereist, moet de helling van de drukdia-
4.5 | Procedure voor bepalen vereiste verticale gonaal worden gekozen. Voor gebruikelijke liggers
d warskrachtwapening zal dit de minimumhelling zijn (cot = 2,5 of
= 21,8), hetgeen wil zeggen dat bijvoorbeeld voor
De hellingshoek van de betondiagonaal is variabel en betonsterkteklasse C30/37 de helling van de drukdia-
kan bijvoorbeeld afhankelijk worden gesteld van de gonaal alleen dan groter moet worden gekozen dan
grootte van de dwarskracht (fig.4.4). De te volgen 21,8, als de schuifspanning groter is dan
procedure voor het vaststellen van het dwarskracht- 3,28N/mm2(zie ook tabel 4.6). De toegestane schuif-
draagvermogen van een doorsnede is weergegeven in spanning, vRd,max
, is gekoppeld aan de hellingshoek
25
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2
Start 4.6 | Procedure voor voldoen aan van de diagonaal. De maximum waarde van vRd,max
,
doorbuigingseis treedt op bij = 45.
Bepaal de basiswaarde l/d met behulp van figuur 4.7
Doorbuiging
36
l
d
[
__ = K 11 + 1,5 fck __ + 3,2 fck
(__ - 1)
]
34
fck = 20
(NEN-EN 1992-1-1, vgl. (7.16a))
32 fck = 25 voor
0,
___
30 fck = 28
0 1 ___
l
[ ]
___
28 fck = 30 __ = K 11 + 1,5 fck_____ + ___ fck
__
d - 12 0
fck = 35
26
fck = 40 (NEN-EN 1992-1-1, vgl. (7.16b))
24
fck = 45 voor >
0,
22
fck = 50
20 waarin 0is de referentie-wapeningsverhouding.
__
Deze is gelijk aan 10-3fck.
l/d (-)
18
De factor K wordt gehanteerd in NEN-EN 1992-1-1.
16
Deze variabele K is een andere dan de variabele K
14 die eerder bij buiging is gebruikt.
12
0,003
0,004
0,005
0,006
0,007
0,008
0,009
0,01
0,011
0,012
0,013
0,014
0,015
0,016
0,017
0,018
0,019
0,02
300
26
280
14
12
4 liggers
0,003
0,004
0,005
0,006
0,007
0,008
0,009
0,01
0,011
0,012
0,013
0,014
0,015
0,016
0,017
0,018
0,019
0,02
As,req / bd
staalspanning (N/mm2)
svolgt uit:
0,8 / 1,35
1
As,req
240
su_____
s= __
0,6 / 1,35
As,prov
0,3 / 1,35
220
0,2 / 1,35
Opmerking 0,6 / 1,25
De curves zijn gebaseerd op de aanname dat bij de 200
0,3 / 1,25
belasting in UGT (GGk+ 1,5 Qk ) de staalspanning 0,2 / 1,25
su= 435 N/mm2voor een hoeveelheid betonstaal 180
0,8 1,2 1,6 2 2,4 2,8 3,2 3,6 4
gelijk aan As,req
. In BGT is de belasting (Gk + 2Qk) en
is ten opzichte van UGT de staalspanning evenredig Gk / Qk (-)
met de belasting afgenomen.
4.8 | Bepalen staalspanning als functie van de v erhouding
2 / G
Samengestelde liggers
De ligging van de neutrale lijn moet worden vastge- 4.9 | Definitie l 0 voor b erekenen meewerkende flensbreedte (NEN-EN 1992-1-1, art. 5.3.2, fig.5.2)
steld, waarna de vereiste hoeveelheid betonstaal kan
worden berekend afhankelijk van het antwoord op de
beff
vraag of de neutrale lijn in de flens of in het lijf ligt
(fig. 4.11). Als de neutrale lijn onder de flens ligt, beff1 beff2
27
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2
ja
Bereken de vereiste hoeveelheid betonstaal:
As= MR,f/ fywd(d - 0,5 hf) + (M - MR,f) / fywd
z
Controleer de schuifspanning in de verticale
aansluitvlakken tussen lijf en meewerkende
flens (fig. 4.14)
28
4 liggers
beff
As
hf
beff1 bw beff2
nee
nee Bereken fuit: nee
Is vRd> vEd? f= 0,5 sin-1[vEd/0,2 f ck
(1 - fck
/250)] Is vRd> vEd?
4.13 | P rocedure voor berekenen capaciteit verticaal aansluitvlak tussen ligger en flens
A
Fd
drukdiagonaal
beff x
Fd
f sf
A
Asf
langswapening
verankeren Fd + Fd
voorbij deze
geprojecteerde locatie
hf
Fd + Fd
bw
29
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2
5 Kolommen
Een procedure voor het tot in detail ontwerpen en Tabel 5.2 | M inimum-kolomafmetingen en -wapeningsafstand met
berekenen van geschoorde kolommen (kolommen betrekking tot brandwerendheid
die niet bijdragen aan de weerstand tegen horizontale standaard- minimumafmetingen (mm):
belastingen) is weergegeven in tabel 5.1. Aangeno- brandwerend- kolombreedte bmin / wapeningsafstand a
men wordt dat de afmetingen van de kolom al tijdens heid hoofdwapening
een globaal ontwerp met een snelle ontwerpmethode kolom blootgesteld kolom bloot
zijn vastgesteld. De kolomafmetingen zullen niet veel aan meer dan n gesteld aan n
van hetgeen in de huidige praktijk gebruikelijk is zijvlak zijvlak
afwijken. fi = 0,5 fi = 0,7 fi = 0,7
R 60 200/36 250/46 155/25
Draagkracht bij brand 300/31 350/40
Eurocode 2, Deel 1-2: Ontwerp en berekening van R 90 300/45 350/53 155/25
constructies bij brand, biedt de keuze uit geavan- 400/38 450/401)
ceerde, vereenvoudigde en op tabellen gebaseerde R 120 350/451) 350/571) 175/35
methoden voor het vaststellen van de draagkracht van 450/401) 450/511)
kolommen bij brand. Het gebruik van tabellen is de R 240 450/751) 2) 295/70
snelste methode voor het vaststellen van de mini- 1) Pas minimaal 8 staven betonstaal toe.
mumafmetingen en de minimumbetondekking van 2
) Methode B kan worden toegepast. Deze geeft 600/70 voor
kolommen. Er zijn echter beperkingen aan verbon- R 240 en fi = 0,7 en een mechanische wapeningsverhou-
den, die als opmerkingen en voetnoten aan de tabel- ding r = 0,5 (zie NEN-EN 1992-1-2, tabel 5.2b).
len zijn toegevoegd. Nadere uitleg over de geavan- opmerkingen
ceerde en vereenvoudigde methoden kan worden De tabel is ontleend aan NEN-EN 199212, tabel 5.2a
verkregen uit gespecialiseerde literatuur. (methode A) en is van toepassing onder de volgende voor-
waarden:
1. De effectieve lengte van een geschoorde kolom onderwor-
Tabel 5.1 | Ontwerp- en rekenprocedure voor kolommen pen aan een brandbelasting (l0,fi
) 3 m. De grootte van l0,fi
stap taak verdere informatie mag gelijk worden gesteld aan 50% van de werkelijke leng-
in dit boek norm te bij tussenvloeren en tussen 50% en 70% van de werkelij-
1 stel ontwerplevensduur vast hoofdstuk 2 NEN-EN 1990 / NB-tabel 2.1 ke lengte voor de kolom in de bovenste bouwlaag.
2 stel belastingen op de ligger vast hoofdstuk 2 NEN-EN 1991 (10 delen) / NB 2. De eerste-orde excentriciteit onder brandbelasting is
3 bepaal welke combinaties van belas- hoofdstuk 1 NEN-EN 1990 / NB-tabellen 0,15 b (of h). Gebruik als alternatief eventueel methode B
tingen van toepassing zijn A1.1 en A1.2 (zie Eurocode 2, deel 1-2, tabel 5.2b). De excentriciteit
4 stel duurzaamheidseisen vast en kies hoofdstuk 2 NEN-EN 206-1 en NEN 8500 onder brandcondities mag gelijk worden gesteld aan de
betonsterkteklasse excentriciteit bij een ontwerp bij normale temperatuur.
5 controleer betondekking benodigd hoofdstuk 2 + NEN-EN 1992-1-2, hoofdstuk 3. De hoeveelheid betonstaal buiten gebieden met overlap-
voor vereiste brandwerendheid tabel 5.2 in 5 pingslassen is niet groter dan 4% van de betondoorsnede.
hoofdstuk 5 4. fi is de verhouding tussen de normaalkracht onder brand-
6 bereken minimumbetondekking voor hoofdstuk 2 NEN-EN 1992-1-1, art. 4.4.1 condities en de rekenwaarde van de draagkracht van de
duurzaamheid, brand en aanhechting kolom bij normale temperaturen en mag conservatief gelijk
7 analyseer constructie voor hoofdstuk 2 + NEN-EN 1992-1-1, worden gesteld aan 0,7.
maatgevende momenten en Constructieve hoofdstuk 5
normaalkrachten berekening in
hoofdstuk 5 5.1 | Dwarsdoorsnede
8 controleer slankheid figuren 5.2 en NEN-EN 1992-1-1, deel 6.1 van constructie-
5.3 in element met
hoofdstuk 5 nominale wape-
9 bereken vereiste hoeveelheid beton- figuren 5.2 en NEN-EN 1992-1-1, deel 6.2 ningsafstand a
staal 5.3 in
hb
hoofdstuk 5
10 controleer staafafstand Regels voor NEN-EN 1992-1-1, deel 7.3
staafafstanden
in hoofdstuk 5
a
opmerking
NB = Nationale Bijlage b
30
5 Kolommen
Anders dan het aangeven van een minimumbeton- lineair-elastische berekening met beperkte herver-
dekking is de tabellenmethode gebaseerd op de deling;
nominale wapeningsafstand, a (fig. 5.1). Dit is de plastische berekening;
afstand van het hart van de hoofdwapening tot de zij- niet-lineaire berekening.
vlakken van het constructie-element. Het betreft een De lineair-elastische berekening moet worden uitge-
nominale (niet een minimum)afstand, zodat de ont- voerd op basis van ongescheurd veronderstelde door-
werper moet verzekeren dat sneden (d.w.z. op basis van de grootheden van de
a cnom+ beugel+ 21 hoofdwapening. betondoorsnede), gebruikmakend van lineaire span-
ning-rekrelaties en de gemiddelde waarde van de lan-
Voor kolommen geeft Eurocode 2, deel 1-2, twee getermijn-elasticiteitsmodulus.
methoden, A en B. Beide zijn van toepassing, hoewel
methode A strengere grenzen stelt aan de excentrici-
teit dan methode B. Start 5.2 | Stroomschema voor
Methode A is iets eenvoudiger en wordt toegelicht in berekening geschoor-
tabel 5.2; de grenzen van het toepassingsgebied staan Initile kolomafmetingen kunnen worden vastgesteld met de kolom
bij de opmerkingen vermeld. Vergelijkbare gegevens snelle ontwerpmethoden of door iteratie
over dragende wanden zijn opgenomen in tabel 5.3.
Bepaal de krachten op de kolom gebruikmakend van een
Voor kolommen die deel uitmaken van de bovenste geschikte berekeningsmethode. Resultaten:
bouwlaag zal de excentriciteit vaak de grenzen over- de rekenwaarde van de normaalkracht NEd
schrijden die beide methoden A en B stellen. In dat de grootste eindmomenten Mkop
en Mvoet
geval mag gebruik worden gemaakt van Bijlage C van
Eurocode 2, deel 1-2. Als alternatief kan worden over- Stel de effectieve lengte, l0 , vast en gebruik:
wogen de kolom, uit oogpunt van draagkracht bij figuur 5.5, of
brand, te behandelen als ware het een ligger. tabel 5.4, of
uitdrukking (5.15) uit NEN-EN 1992-1-1
Kolomontwerp
Een stroomschema voor het ontwerpen en berekenen Bereken de eerste-orde eindmomenten (fig. 5.4)
van een geschoorde kolom is weergegeven in | | | |
M01= min. { Mkop , Mvoet }
figuur5.2. In geval van een slanke kolom geldt ook | | | |
= max. { Mkop , Mvoet }
M02
figuur 5.3. M01
en M02moeten hetzelfde teken hebben als zij aan
In hoofdstuk 9 wordt uitgebreid aandacht besteed dezelfde zijde trek veroorzaken
aan stabiliteit.
Bereken de slankheid, , uit:
Constructieve berekening = l0/i met i is traagheidsstraal
Het type berekening moet zijn afgestemd op de = 3,46 l0/h voor rechthoekige doorsneden (h is totale hoogte)
beschouwde constructie. De volgende berekeningen = 4,0 l0/d voor ronde doorsneden (d is kolomdiameter)
mogen worden gebruikt:
lineair-elastische berekening; Bereken de limietwaarde van de slankheid, lim, uit:
__
lim= 20 ABC / n
Tabel 5.3 | M inimumafmetingen van een gewapende dragende (zie paragraaf Slankheid voor een toelichting)
betonwand en wapeningsafstanden bij vereiste
b randwerendheid ja Kolom is slank
stan- minimumafmetingen (mm): Is lim? (volg verder figuur
31
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2
32
5 Kolommen
kracht en de totale uitbuiging (e2 ), dus de uitbuiging M02 eiNEd 0,5M2 M02 + eiNEd 5.4 | Rekenwaarden van de
inclusief de tweede-orde uitbuiging. De totale uitbui- buigende momenten
ging wordt met benaderingsformules berekend. De a. eerste-orde momen-
basis is hierbij de optredende kromming (NEN-EN ten voor niet-slanke
M0e eiNEd M0e + M2 + eiNEd
1992-1-1, art. 5.8.8.3 (1) vgl. (5.34)), waarin een cor- M2=NEde2 kolommen
rectiefactor voor de invloed van de normaalkracht b. a dditionele tweede-
(NEN-EN 1992-1-1, art. 5.8.8.3 (3) vgl. (5.36)), het + = orde momenten voor
effect van kruip (NEN-EN 1992-1-1, art. 5.8.8.3 (4) vgl. slanke kolommen
(5.37)) en de effectieve lengte van de kolom (NEN-EN c. totale momentenver-
1992-1-1, fig. 5.7) een belangrijke rol spelen. eiNEd M01 0,5M2 M01+ 0,5M2 + eiNEd loop voor slanke
kolommen
Effectieve lengte
Figuur 5.5 geeft voorbeelden van de effectieve lengten 5.5 | Voorbeelden van ver-
van geschoorde kolommen. In de praktijk zal meestal schillende knikvormen
figuur d van toepassing zijn. Eurocode 2 geeft een en corresponderende
uitdrukking waarmee de effectieve lengte in de effectieve lengten voor
betreffende situatie kan worden berekend (NEN-EN afzonderlijke
1992-1-1, art. 5.8.3.2 (3): uitdrukking (5.15) voor het geschoorde elementen
geschoorde element uit figuur 15f). (NEN-EN 1992-1-1, art.
l
5.8.3.2, fig. 5.7)
In deze uitdrukking moeten de relatieve flexibiliteiten
van de gedeeltelijke inklemmingen aan de uiteinden,
k1en k2 , worden berekend. De uitdrukking voor k zoals
gegeven in de Eurocode bevat onder meer het bereke- l0 = l l0 = 0,7l l0 = l/2 l/2 < l0 < l
nen van de rotatiestijfheid van de eindaansluitingen en
brengt eventuele scheurvorming in rekening. a b c d
0,10 0,59 0,62 0,64 0,66 0,67 0,69 0,71 0,73 0,75 0,76 0,77
0,20 0,62 0,65 0,68 0,69 0,71 0,73 0,74 0,77 0,79 0,80 0,81
0,30 0,64 0,68 0,70 0,72 0,73 0,75 0,77 0,80 0,82 0,83 0,84
0,40 0,66 0,69 0,72 0,74 0,75 0,77 0,79 0,82 0,84 0,85 0,86
0,50 0,67 0,71 0,73 0,75 0,76 0,78 0,80 0,83 0,86 0,86 0,87
0,70 0,69 0,73 0,75 0,77 0,78 0,80 0,82 0,85 0,88 0,89 0,90
1,00 0,71 0,74 0,77 0,79 0,80 0,82 0,84 0,88 0,90 0,91 0,92
2,00 0,73 0,77 0,80 0,82 0,83 0,85 0,88 0,91 0,93 0,94 0,95
5,00 0,75 0,79 0,82 0,84 0,86 0,88 0,90 0,93 0,96 0,97 0,98
9,00 0,76 0,80 0,83 0,85 0,86 0,89 0,91 0,94 0,97 0,98 0,99
scharnierend 0,77 0,81 0,84 0,86 0,87 0,90 0,92 0,95 0,98 0,99 1,00
33
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2
105 kNm 105 kNm 105 kNm de doorsnede bevindt (fig.5.8b), ligt de grenswaarde
van de betonstuik tussen c3= 0,00175 en cu3=
0,0035 (NEN-EN 1992-1-1, fig.3.4). De gemiddelde
stuik in de doorsnede moet dan worden beperkt tot
c3(halverwege de hoogte van de doorsnede, aange-
zien c3/ cu3= 0,5). De in de uiterste drukvezel aan te
houden grenswaarde kan worden gevonden door een
lijn te trekken van het (buiten de doorsnede gelegen)
105 kNm 0 105 kNm punt met een rek gelijk aan nul en het scharnier-
punt dat behoort bij de gemiddelde rek van 0,00175
rm = 1,0 rm = 0 rm = -1,0 halverwege de hoogte van de doorsnede. Deze alge-
mene relaties zijn weergegeven in figuur 5.8d. Voor
a C = 1,7 - 1 = 0,7 b C = 1,7 - 0 = 1,7 c C = 1,7 + 1,0 = 2,7 betonsterkteklassen boven C50/60 zijn de principes
hetzelfde, maar moeten andere waarden voor c3en
fcd
5.6 | Voorbeelden van bere-
cu3 cu3(de grenswaarde van de betonstuik) worden
d2
s2 sc
kenen factor C gehanteerd.
c3
x
5.7 | Bi-lineaire rek- en
h
spanningsfiguur voor Voor de oppervlakte van de doorsnede van het beton-
op druk belast beton
s s
staal dat benodigd is, kunnen twee uitdrukkingen
worden afgeleid. Uitgaande van de bi-lineaire span-
d2
34
5 Kolommen
0,00175 0,00175x /(x-h /2) 0,0035 max 0,0035 max 5.8 | Rekfiguren voor
kolommen
x
a. centrische druk
h /2
b. voor x > h
d
c. voor x < h
h
h
d. algemene relatie
x
s s
a b c d
Kruip Buiging en normaalkracht, C16/20 - C50/60, B500, a/h = 0,10, tweezijdige wapening
0,10
waarmee kan worden gewerkt als de sterkteklasse van toepassing is.
het cement (R, N of S) bekend is. Deze is echter in
e/h =
een ontwerpstadium vaak nog niet bekend. In het 2,00
algemeen kan dan worden gewerkt met sterkteklasse
betonsterkteklasse
R. Als sprake is van het toepassen van meer dan 35% C16/20 0,57
hoogovencement of als meer dan 20% vliegas wordt C20/25 0,71
C25/30 0,89
toegepast, mag sterkteklasse N worden gehanteerd. C28/35 1,00
Als deze percentages groter zijn dan respectievelijk C30/37 1,07
Dubbele buiging
waarin:
r= 0 1 2 3 4
0,50
Edz/y
M is de rekenwaarde van het moment om de
respectievelijke assen, inclusief een tweede-
orde moment;
fcd A b
NEd
Rd
N = Acfcd+ Asfyd
, de rekenwaarde van de M
fcd b h2
opneembare normaalkracht in de door-
snede. 5.9 | Ontwerpgrafiek voor kolommen, gebaseerd op bi-lineaire spanning-rekrelatie voor op druk
35
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2
36
6 fundering
6 Funderingen
Het ontwerpen en berekenen van een fundering omvat vaststellen van de geotechnische ontwerpcriteria die
twee stappen: het geotechnisch ontwerp en het op een constructie van toepassing zijn (tabel 6.1).
ontwerp van de fundering zelf. Het geotechnisch De geotechnische categorie wordt, ook thans, met
ontwerp valt onder Eurocode 7, die uit twee delen name gebruikt om de omvang van het uit te voeren
bestaat: Deel 1: Algemene regels en Deel 2: Ontwerp grondonderzoek te bepalen. Er is nagenoeg een een-
ondersteund door laboratoriumonderzoek. Dit hoofd- op-een relatie tussen de geotechnische categorien en
stuk behandelt de essentile onderdelen van Deel 1 de thans gebruikte veiligheidsklassen.
voor het ontwerpen en berekenen van de fundering.
Benadrukt wordt dat hierin alleen het berekenen van Opmerking
relatief eenvoudige funderingen wordt behandeld, Eurocode 0 hanteert drie gevolgklassen (consequence
hetgeen slechts een klein deel van het totale toepas- classes) bij het onderscheiden van de gevolgen van
singsgebied van Eurocode 7 is. Op deze publicatie moet bezwijken of disfunctioneren van een constructie: CC3
dan ook niet worden teruggegrepen voor het verkrijgen is de zwaarste klasse, CC1 de lichtste. De meeste
van informatie over alle onderdelen van Eurocode 7. gebouwen zullen in klasse CC2 vallen (vergelijkbaar
met veiligheidsklasse 3 uit NEN 6700). De gevolgklas-
Grenstoestanden sen zijn een-op-een gekoppeld aan betrouwbaarheids-
Aan de volgende uiterste grenstoestanden (UGT), die klassen RC1, RC2 en RC3, die de betrouwbaarheidsin-
alle hun eigen belastingscombinaties hebben, moet in dex bepalen waarmee de belastingsfactoren worden
het geotechnisch ontwerp worden voldaan (NEN-EN berekend. Eenvoudig gesteld kan de indeling in geo-
1997-1, art. 2.4.7.1.): technische categorien direct in verband worden
EQU verlies aan statisch evenwicht in de con- gebracht met de gevolgklassen: categorie 1 is CC1,
structie; categorie 2 is CC2 en categorie 3 is CC3.
STR intern bezwijken of excessieve vervormingen
van de constructie of een constructie-onder- Ontwerpmethoden en combinaties
deel; Er is geen consensus bereikt over het toepassen van
GEO bezwijken ten gevolge van excessieve defor- een benadering bij het gebruik van de grenstoestan-
matie van de ondergrond; den STR en GEO. Om rekening te houden met de
UPL verlies aan statisch evenwicht (opdrijven) verschillende inzichten voorziet Eurocode 7 in drie
door opwaartse beweging door waterdruk ontwerpbenaderingen die in de UGT kunnen worden
(opwaartse kracht); toegepast (NEN-EN 1997, art. 2.4.7.3). Welke benade-
HYD hydraulische grondbreuk en inwendige ring in een bepaald land wordt gevolgd, is vastgelegd
erosie, bijvoorbeeld veroorzaakt door kwel in de Nationale Bijlage (NB). De Nederlandse NB
van grondwater. vermeldt dat is gekozen voor ontwerpbenadering 3
(OB3). Dit betekent dat in blijvende en tijdelijke
Aanvullend moet worden voldaan aan bruikbaar- ontwerpsituaties met betrekking tot intern bezwijken
heidsgrenstoestanden (BGT). Het zal meestal duide- of excessieve vervormingen moet worden gerekend
lijk zijn dat n van deze grenstoestanden bepalend met de combinatie:
is voor het ontwerp, waardoor het niet nodig is dat (A1 of A2) + M2 + R3
controles voor alle grenstoestanden worden uitge-
voerd. Het wordt echter in het algemeen gezien als waarin:
gewenste praktijk dat wordt vermeld dat zij alle in A1 en A2 zijn sets partile factoren voor belastin-
beschouwing zijn genomen. gen/belastingseffecten voor geotechnische
belastingen (set A2) en de overige
Geotechnische categorien belastingen (set A1) (tabel 6.2);
Eurocode 7 beveelt aan gebruik te maken van drie M2 is een set partile factoren voor grondpara-
geotechnische categorien als hulpmiddel bij het meters;
37
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2
Tabel 6.2 | P artile belastingsfactoren in de uiterste grenstoestan- stijfheid van de constructie zelf. Dit is de reden
den STR/GEO zoals te hanteren volgens Nederlandse NB waarom in set A2 voor damwanden aparte factoren
voor blijvende en tijdelijke ontwerpsituaties (Eurocode worden gehanteerd.
7 en NB-tabel A.3) De set partile factoren, M2, voor de geotechnische
blijvende belastingen veranderlijke belas- grondparameters is gegeven in tabel 6.3.
( G) tingen (Q)
ongunstig gunstig ongunstig gunstig
De te hanteren partile factoren voor de belastingen
set A1 1,351) 1,0 1,5 0 in de uiterste grenstoestand EQU (verlies aan statisch
set A2 1,0 1,0 1,12) 0 evenwicht) zijn weergegeven in tabel 6.4. De te
damwanden hanteren factoren voor de geotechnische grondpara-
overig 1,0 1,0 1,5 0 meters zijn vermeld in tabel 6.5.
1
) Alleen bij kleine Q-lasten is deze waarde maatgevend. In andere
gevallen wordt gerekend met G = 1,2 ( = 0,89 conform de In de bruikbaarheidsgrenstoestand (BGT) adviseert
NB bij NEN-EN 1990). Eurocode 7 niet over het gebruik van karakteristieke,
2
) Deze waarde geldt voor categorie 2 uit tabel 6.1. Voor catego- frequente of quasi-blijvende combinaties. De
rie 1 geldt Q = 1,0; voor categorie 3: Q = 1,25. quasi-blijvende combinatie moet worden gehanteerd
bij het berekenen van zettingen.
R3 is een set partile weerstandfactoren De aan te houden partile factoren voor de materiaal-
specifiek geldend voor de gekozen parameters zijn in de BGT-combinaties alle gelijk aan
funderingswijze (op staal of op palen, met 1,0.
bij laatstgenoemde weer onderscheid Nadere informatie over deze combinaties kan worden
tussen geheide palen, geboorde palen en gevonden in hoofdstuk 1.
schroefpalen type avegaar).
Geotechnisch onderzoeksrapport
Opmerking Voor elk project moet bij voorkeur een geotechnisch
Het hanteren van ontwerpbenadering 3 betekent dat onderzoeksrapport worden opgesteld, ook al bestaat
in de uiterste grenstoestanden moet worden uitge- het maar uit een enkele bladzijde. Het rapport moet
gaan van belastings- en materiaalfactoren (voor bijv. detailinformatie over de bouwlocatie bevatten, de
hoek van inwendige wrijving en cohesie) groter dan 1 interpretatie van het grondonderzoeksrapport, de
(M2). De weerstandfactoren (R3) zijn dan gelijk aan 1. geotechnische ontwerpadviezen, de adviezen over de
Dit geldt niet voor paalfunderingen; dan is juist de set supervisie en het monitoren tijdens de werkzaamhe-
factoren behorend bij M2 gelijk aan 1 en worden de den en het onderhoud van de constructies. Bij het
weerstandfactoren (R3) (voor bijv. de conusweerstand) opstellen van dit rapport zal veelal, afhankelijk van
groter dan 1 gesteld. het antwoord op de vraag of het behoort tot veilig-
heidsklasse 1, 2 of 3, informatie van meer dan n
Er wordt op gewezen dat tabel 6.2 van toepassing is adviseur benodigd zijn.
voor de geotechnische constructie; de aan te houden Het funderingstechnisch advies moet het draagvermo-
belastingsfactoren voor een gebouw zelf zijn opgeno- gen en de karakteristieke waarden van grondparame-
men in hoofdstuk 1, tabel 1.5. De twee tabellen ters vermelden. Ook moet duidelijk worden aangege-
stemmen niet exact overeen, omdat beide andere ven of deze geldig zijn voor UGT dan wel voor BGT.
typen constructies betreffen. Grofweg kan een
denkbeeldige grens tussen beide worden getrokken Funderingen op staal
waar het bouwwerk overgaat in de fundering. Het geotechnisch ontwerp van funderingen op staal
Kenmerk van een geotechnische constructie is dat de (bijv. strokenfunderingen en funderingsvoeten) wordt
grootte van belastingen mede wordt bepaald door de behandeld in hoofdstuk 6 van Eurocode 7, Deel 1.
Tabel 6.3 | P artile factoren set M2 voor de geotechnische grondparameters te hanteren in de uiterste grenstoestand STR/GEO - blijvende
38
6 fundering
Drie ontwerpmethoden worden gegeven (NEN-EN Tabel 6.4 | P artile belastingsfactoren in de uiterste grenstoestand EQU zoals te hanteren
1997, art. 6.4 (5)P): in blijvende en tijdelijke ontwerpsituaties (NEN-EN 1997, art. 2.4.7.2 en tabel
Directe methode: A.1)
voor elke mogelijke grenstoestand wordt een blijvende belastingen (G) veranderlijke belastingen (Q)
berekening uitgevoerd. ongunstig1) gunstig2) ongunstig1) gunstig2)
(G;dst) (G;stb) (Q;dst) (Q;stb)
Indirecte methode:
ervaring in combinatie met experimenten wordt 1,1 0,9 1,5 0
gebruikt om BGT-parameters zodanig vast te stellen 1
) destabiliserend
dat aan eisen uit alle relevante grenstoestanden 2
) stabiliserend
wordt voldaan (voornamelijk opgenomen in
Eurocode 7 om aan te sluiten bij Franse ontwerp- Tabel 6.5 | P artile factoren voor de geotechnische grondparameters te hanteren in de
methoden). uiterste grenstoestand EQU (NEN-EN 1997, art. 2.4.7.2 en NB-tabel A2)
Voorschrijvende methode: grondparameter symbool waarde
een voorgeschreven draagkracht wordt gebruikt. hoek van inwendige wrijving 1) 1,2
effectieve cohesie c 1,5
Voor de meeste funderingen op staal zal de toege- ongedraineerde schuifsterkte cu 1,5
stane zetting het maatgevende criterium zijn. prismadruksterkte qu 1,5
Traditioneel zijn toegestane gronddrukken gebruikt volumiek gewicht 1,0
om de zettingen te beperken. In de voorschrijvende 1
) Deze factor heeft betrekking op tan .
methode mag een veiligheidsfactor op de draagkracht,
bedoeld om de zettingen te beperken, nog steeds Gk is de stabiliserende karakteristieke blijvende
worden gebruikt. Een uitzondering wordt gemaakt belasting (gebruik een factor 1,1 als sprake is van
voor zachte klei, waar Eurocode 7 eist dat zettingsbe- een destabiliserende blijvende belasting);
rekeningen worden uitgevoerd. Qk,w is de destabiliserende karakteristieke windbelas-
ting.
Bij gebruik van de directe methode moeten voor elke De partile factoren voor de grondparameters om de
grenstoestand berekeningen worden uitgevoerd. In de weerstand te berekenen, worden ontleend aan
UGT moet de draagkracht van de ondergrond worden tabel6.3.
gecontroleerd, gebruikmakend van partile factoren
voor de grondparameters en de belastingen. In de
BGT wordt de zetting van de funderingen berekend en Start 6.1 | Procedure aanlegdiep-
wordt deze vergeleken met toegestane grenswaarden. te fundering op staal
Ontleen grondparameters aan het geotechnisch advies
De voorschrijvende methode mag worden gebruikt
als het niet mogelijk of noodzakelijk is de grondpara-
meters te berekenen en kan worden gebruikt als Berekenen volgens
conservatieve ontwerpregels worden gehanteerd. ja de directe methode? nee
Huidige rekenmethoden, gebaseerd op het vaststellen
van toegestane drukken, mogen nog steeds worden Dimensioneer de fundering Gebruik de voorschrijvende
gebruikt voor constructies in veiligheidsklasse 1, (geotechnisch ontwerp) met methode. Dimensioneer de
alsmede in voorlopige ontwerpberekeningen voor de combinatie (UGT) voor fundering (geotechnisch
constructies in veiligheidsklasse 2. belastingen (tabel 6.2) en met ontwerp) in BGT voor belas-
de geotechnische materiaal- tingen en een verondersteld
Figuur 6.1 toont een stroomschema van het ontwerp- eigenschappen (tabel 6.3) gronddraagvermogen
en rekenproces voor ondiepe funderingen. Als op de
fundering een buigend moment wordt uitgeoefend, Controleer kantelen in de
moet ook de grenstoestand EQU worden gecontro- Is een grenstoestand EQU voor
leerd. Als wordt aangenomen dat het mogelijk kantelend moment ja belastingen (tabel 6.4) en met
kantelen van de fundering wordt veroorzaakt door aanwezig? de materiaaleigenschappen
een veranderlijke belasting voortkomend uit windbe- voor B
1
GT )
lasting, moet de volgende combinatie worden nee
gebruikt (de veranderlijke opgelegde belasting wordt Ontwerp de fundering (constructief ontwerp) gebruikmakend
hier niet geacht bij te dragen aan de stabiliteit van de van de ongunstigste combinatie (UGT) voor belastingen en
constructie): geotechnische materiaaleigenschappen
39
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2
M P 6e M M dwarskrachtsnede
(1- )
L L als in ligger ponsperimeters
P of P P
2P P 2d
e 1,5L-3e e L-2e
e
P P
P
P 6e ombuigingen kunnen
(1+ ) e = M/P
L L vereist zijn
L = breedte fundering d
d
h
BGT-drukverdeling UGT-drukverdeling
6.2 | Drukverdeling onder De drukverdeling onder de fundering moet zodanig tijdelijke ontwerpsituaties (zie ook tabel 1.5, vgl.
f underingsvoeten zijn dat de maximale spanning de draagkracht (6.10a) in hoofdstuk 1):
6.3 | Schuifspannings ontleend aan het geotechnisch advies, niet te boven
controles voor funde- gaat in zowel de uiterste grenstoestand EQU als GEO 1,2 Gk + 1,5 Qk,w
ringsvoeten (fig. 6.2). Als de excentriciteit in de BGT groter is dan
L / 6, moet de drukverdeling om de zettingen te Uiteraard moet ook worden gecontroleerd of vgl.
berekenen worden aangepast, omdat geen trek tussen (6.10b) uit dezelfde tabel 1.5 niet tot een ongunstiger
de constructie en de fundering kan optreden. De combinatie leidt.
constructeur moet zich er dan van verzekeren dat
geen andere gevolgen (bijv. excessieve rotatie van de De voor de onderwapening maatgevende buigende
voet) optreden. Er wordt op gewezen dat in de UGT momenten treden op nabij de zijkanten van de
de drukverdeling rechthoekig en niet trapeziumvor- kolom. Zowel de schuifspanning uit dwarskracht als
mig zal zijn. die uit pons moet worden gecontroleerd op de
posities getoond in figuur 6.3. Bij het vaststellen van
Gewapend-betonnen funderingsvoeten de ponsweerstand mag de gronddruk binnen de
Als in funderingsvoeten betonstaal nodig is, moeten toetsingsperimeter in mindering worden gebracht op
de volgende controles worden uitgevoerd: de kolomkracht (NEN-EN 1992-1-1, art. 6.4.4(2), vgl.
voldoende betonstaal aanwezig voor het opnemen (6.48)). Het is niet gebruikelijk dat een funderingsvoet
van de buigende momenten; dwarskrachtwapening bevat. Daarom is het veelal
ponsweerstand; alleen nodig er voor te zorgen dat de schuifspanning
dwarskrachtcapaciteit. uit het betonaandeel in de dwarskrachtweerstand (vRd,c
- zie tabel 6.6) groter is dan de schuifspanning uit de
De buigende momenten en dwarskrachten moeten rekenwaarde van de dwarskracht (vEd = VEd / bd).
worden gecombineerd volgens de volgende STR-com-
binatie in de uiterste grenstoestand voor blijvende en Als het betonaandeel onvoldoende groot is, kan de
dikte van de funderingsvoet worden vergroot. Als
Tabel 6.6 | A fschuifweerstand v Rd,c van elementen zonder dwarskrachtw apening (N/mm 2 ) alternatief kan de hoeveelheid langswapening worden
l nuttige hoogte d (mm) verhoogd of, minder gewenst, kan dwarskrachtwape-
300 400 500 600 700 800 900 1000 ning worden aangebracht.
0,25% 0,47 0,43 0,40 0,38 0,36 0,35 0,35 0,34
0,50% 0,54 0,51 0,48 0,47 0,45 0,44 0,44 0,43 Ontwerpen op ponsdraagvermogen
0,75% 0,62 0,58 0,55 0,53 0,52 0,51 0,50 0,49 Eurocode 2 geeft specifieke richtlijnen voor het
1,00% 0,68 0,64 0,61 0,59 0,57 0,56 0,55 0,54 ontwerpen en berekenen van funderingen op pons.
1,25% 0,73 0,69 0,66 0,63 0,62 0,60 0,59 0,58 De aanpak wijkt af van die gevolgd bij platen. In
1,50% 0,78 0,73 0,70 0,67 0,65 0,64 0,63 0,62 Eurocode 2 heeft de toetsingsperimeter afgeronde
1,75% 0,82 0,77 0,73 0,71 0,69 0,67 0,66 0,65 hoeken en mogen de krachten die direct binnen de
2,00% 0,85 0,80 0,77 0,74 0,72 0,70 0,69 0,68 perimeter door de grond worden opgenomen, in
k 1,816 1,707 1,632 1,577 1,535 1,500 1,471 1,447 mindering worden gebracht (om onnodig conserva-
opmerkingen tief ontwerpen te voorkomen). De kritische perimeter
1. De tabelwaarden zijn afgeleid uit: vRd,c = 0,12 k (100 I fck)(1/3) 0,035 k1,5 fck0,5 moet iteratief worden gevonden, maar in het
_______ ________ dy + d z
met k = 1 + 200/d 2; I = Iy Iz
0,02; Iy = Asy / bd; Iz = Asz / bd en d =
2
algemeen is het acceptabel als d en 2 d worden
2. De tabelwaarden zijn berekend voor fck = 30 N/mm2; gecontroleerd. De procedure voor het voldoen aan de
voor l groter dan 0,40% mogen onderstaande factoren worden gebruikt: ponsvereisten is weergegeven in figuur 6.4.
fck 25 28 35 40 45 50
factor 0,94 0,98 1,05 1,10 1,14 1,19
40
6 fundering
orthogonale richtingen
2d 2d
bz
Bereken vRd,max(tabel 6.7)
by
ja
Bereken vEd(rekenwaarde van de schuifspanning) uit:
VEd- VEd
plaatvloeren ontleende technieken worden toegepast
vEd= __________
zodra een inschatting van de verschillen in grond-
u1deff
drukken is verkregen van een geotechnisch adviseur.
waarin u1 is de lengte van de toetsingsperimeter (zie fig. 6.5). Welke vereenvoudigingen ook worden doorgevoerd,
Voor een excentrisch belaste fundering zie vgl. (6.51). de individuele elastische plaatreacties moeten
De kritische toetsingsperimeter moet worden gevonden door evenwicht maken met de kolomkrachten.
iteratie; deze ligt meestal tussen d en 2 d
In geval van slankere, meer flexibele platen of bij een
Bereken het ponsdraagvermogen vRd
zonder ponswapening meer complexe vormgeving kan de toepassing van de
uit 2 dvRd,c/ a waarin a is de afstand van zijkant kolom tot de eindige-elementenmethode of een balkroosterbereke-
beschouwde toetsingsperimeter ning vereist zijn om de interactie tussen de construc-
(NEN-EN 1992-1-1, vgl. (6.50) (zie tabel 6.6 voor vRd,c) tie en de ondergrond goed te modelleren en een
realistische voorspelling van het deformatieverloop te
Is vEd< vRd Pas ofwel meer langswape- maken. Dit niet alleen voor de constructie zelf, maar
in de kritische nee ning toe of pas ponswape- ook voor de omgeving ervan.
41
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2
/5
6.6 | Maatgevende schuif- vereist zijn. Als de afschuifweerstand in een poer
spanningsperimeters wordt berekend, wordt geadviseerd alleen het beton-
/5
met betrekking tot staal mee te nemen dat is gelegen in een strook met
dwarskracht en pons dwarskracht d een breedte gelijk aan driemaal de paaldiameter
vanaf zijvlakken kolom
voor palen als de poer fig. 6.7).
wordt gedimensio- Als pons moet worden getoetst, moet dit plaatsheb-
neerd volgens de lig- ben in een doorsnede gelegen binnen 2 d vanaf de
gertheorie [1] omtrek van de kolom (NEN-EN 1992-1-1 art. 6.4.4 (2)).
Gerekend mag worden met een gereduceerde dwars-
pons 2d kracht volgens NEN-EN 1992-1-1 art. 6.2.2 (6).
vanaf zijvlakken kolom
Ongewapende funderingen
draagt aan de dwars- ______
krachtweerstand
a 9 gd
F> _____
h _____
0,85 fctd
waarin:
gd is de rekenwaarde van de gronddruk;
fctd is de rekenwaarde van de betontreksterkte uit
6.8 | Grootheden voor vlak- a a Eurocode 2-1-1, vgl. (3.16).
ke funderingsstrook
Hoofdstuk 12 van Eurocode 2 heeft specifiek betrek-
king op ongewapende en lichtgewapende betoncon-
structies. Eurocode 2 kan eisen dat uit oogpunt van
hF
42
6 fundering
43
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2
7 Vlakke plaatvloeren
Voor het berekenen van vlakke plaatvloeren mogen de Tabel 7.2 | M inimumafmetingen en -wapeningsafstanden van vlak-
volgende methoden worden gebruikt (NEN-EN ke plaatvloeren
1992-1-1, bijlage I): standaard-brand- minimumafmetingen (mm)
equivalente-raamwerkenmethode; werendheid plaatdikte hs wapeningsafstand a
eindige-elementenmethode; REI 60 180 15 1)
vloeilijnentheorie; REI 90 200 25
balkroosteranalogie. REI 120 200 35
De equivalente-raamwerkenmethode wordt nader REI 240 200 50
toegelicht in bijlage I. 1
) Meestal zullen de eisen uit NEN-EN 1992-1-1 bepalend zijn voor
Een procedure voor het in detail ontwerpen en de betondekking.
berekenen van vlakke plaatvloeren is weergegeven in opmerkingen
tabel7.1. Aangenomen wordt dat de afmetingen van 1. De tabel is ontleend aan NEN-EN 1992-1-2, tabel 5.9.
de plaat al tijdens een globaal ontwerp zijn vastge- 2. De wapeningsafstand heeft betrekking op de meest naar buiten
steld. gelegen laag betonstaal.
3. De tabel is alleen van toepassing als wordt voldaan aan detail-
Brandwerendheid leringsregels (zie opmerking 4) en indien in het ontwerp bij
Eurocode 2, Deel 1-2: Ontwerp en berekening van normale temperaturen de herverdeling van momenten de 15%
constructies bij brand, biedt de keuze uit geavanceerde, niet overschrijdt.
vereenvoudigde en op tabellen gebaseerde methoden 4. Bij brandwerendheidsklasse R90 en hoger moet ten minste 20%
voor het vaststellen van de brandwerendheid. Het van de totale bovenwapening, in elke richting aanwezig boven
gebruik van tabellen is de snelste methode voor het een tussensteunpunt zoals vereist volgens NEN-EN 1992-1-1,
vaststellen van de minimumafmetingen en de doorgaand aanwezig zijn over de gehele overspanning. Deze
minimumbetondekking van vlakke plaatvloeren. Er wapening moet worden aangebracht in de kolomstrook.
zijn echter beperkingen aan verbonden. Nadere uitleg 5. Er zijn drie standaardvereisten waaraan moet worden voldaan
over de geavanceerde en vereenvoudigde methoden bij brandbelastingen:
kan worden verkregen uit gespecialiseerde literatuur. R: de dragende functie moet gehandhaafd blijven tijdens de
duur van de brandbelasting;
E: er moet voldoende weerstand zijn tegen verlies aan samen-
Tabel 7.1 | O ntwerp- en rekenprocedure voor vlakke plaatvloeren hang;
stap taak verdere informatie I: de isolerende werking moet voldoende zijn.
in dit boek norm
1 stel ontwerplevensduur vast hoofdstuk 2 NEN-EN 1990 / NB-tabel 2.1 Anders dan het aangeven van een minimumbeton-
2 stel belastingen op de plaat vast hoofdstuk 2 NEN-EN 1991 (10 delen) / NB dekking is de tabellenmethode gebaseerd op de
3 bepaal welke combinaties van belas- hoofdstuk 1 NEN-EN 1990 / NB-tabellen nominale wapeningsafstand, a. Dit is de afstand van
tingen van toepassing zijn A1.1 en A1.2 het hart van de hoofdwapening tot de boven- of onder-
4 bepaal schikking van belastingen hoofdstuk 2 NEN-EN 1992-1-1 / NB zijde van het constructie-element. Het betreft een
5 stel duurzaamheidseisen vast en kies hoofdstuk 2 NEN-EN 206-1 en NEN 8500 nominale (niet een minimum)afstand, zodat de
betonsterkteklasse ontwerper moet verzekeren dat
6 controleer betondekking benodigd hoofdstuk 2 + NEN-EN 1992-1-2, a cnom+ verdeelwapening + 21 hoofdwapening.
voor vereiste brandwerendheid tabel 7.2 in hoofdstuk 5 Tabel7.2 geeft de minimumafmetingen van vlakke
hoofdstuk 7 plaatvloeren om te voldoen aan de standaard-brand-
7 bereken minimumbetondekking voor hoofdstuk 2 NEN-EN 1992-1-1, art. 4.4.1 werendheidsklassen.
duurzaamheid, brand en aanhechting
8 analyseer constructie voor maatge- hoofdstuk 2 NEN-EN 1992-1-1, Buiging
vende momenten en dwarskrachten hoofdstuk 5 De ontwerp- en rekenprocedure voor buiging is
9 bereken buigwapening figuur 7.1 in NEN-EN 1992-1-1, deel 6.1 weergegeven in figuur 7.1. NEN-EN 1992-1-1 geeft
hoofdstuk 7 diverse mogelijke spanning-rekrelaties van beton. De
10 controleer doorbuiging figuur 7.3 in NEN-EN 1992-1-1, deel 7.4 hier getoonde rekenstappen zijn gebaseerd op de uit
hoofdstuk 7 NEN 6720 bekende bi-lineaire relatie (NEN-EN
11 controleer ponscapaciteit figuur 7.6 in NEN-EN 1992-1-1, deel 6.4 1992-1-1, art. 3.1.7 (2), fig. 3.4), met c3 = 1,75 en
hoofdstuk 7 cu3 = 3,5. Deze spanningsverdeling is gegeven in
12 controleer staafafstand hoofdstuk 2 NEN-EN 1992-1-1, deel 7.3 figuur 7.2.
13 controleer overdracht van momenten NEN-EN 1992-1-1, annex I, Opgemerkt wordt dat de in figuur 7.1 weergegeven
van rand- en hoekkolommen naar 1.2(5) rekenmethodiek niet als zodanig in NEN-EN 1992-1-1
plaat is opgenomen; de methode is ontleend aan British
44
7 Vlakke plaatvloeren
Standard BS 8110 en wordt daarin ook wel de belastingen tijdens de bouwfase te kunnen opnemen.
K-methode genoemd. De K-waarde op zichzelf is In het algemeen mag worden aangenomen dat het
echter ook in Nederland bekend, bijvoorbeeld uit de vroegtijdig verwijderen van de bekisting geen
GTB. significante invloed heeft op de doorbuiging die
optreedt als gevelbekleding en/of scheidingswanden
Uitgegaan is van een lineaire berekening met worden aangebracht [2].
beperkte momentenherverdeling2). De hoogte van de
drukzone is, in verband met de vereiste rotatiecapaci-
teit, begrensd volgens NEN-EN 1992-1-1, art. 5.5.(4), Start 7.1 | P rocedure voor
vgl. (5.10a) / NB. berekenen benodigde
Analyseer de plaat om de rekenwaarde van het buigend buigwapening
Welke analysemethode ook wordt gebruikt voor het moment (M) te bepalen2)
bepalen van de momenten, art. 9.4.1 schrijft voor dat
de constructeur de wapening moet concentreren
Betonsterkteklasse nee
boven de kolommen. Bijlage I van NEN-EN 1992-1-1 Valt buiten de opzet
C50/60 ?
geeft aanbevelingen hoe bij de equivalente-raamwer- van deze handleiding
kenmethode het totale buigend moment over de ja
breedte van de plaat is te verdelen over kolom- en
M
middenstroken om te voldoen aan art. 9.4.1. Con- Bereken K = _____
bd2fck
structeurs die gebruikmaken van de eindige-elemen-
tenmethode, de vloeilijnentheorie of de balkroos-
teranalogie kunnen dit advies ook opvolgen om te Bereken K met tabel 7.3 of hanteer
voldoen aan die eis. K = 0,51 0,1244 2 - 0,20 met 1,0
NEN-EN 1992-1-1 geeft aan hoe te ontwerpen en nee Drukwapening is vereist;
Is K K ?
berekenen voor een betonsterkteklasse tot en met niet aanbevolen bij platen
C90/105. Echter, voor beton met een sterkteklasse ja
boven C50/60 moet de spanning-rekrelatie worden Geen drukwapening vereist
aangepast.
Ontleen de inwendige hefboomsarm aan tabel 7.4 of bereken
_______
Doorbuiging
z = d/2 (1 +1-28K/9
)
NEN-EN 1992-1-1 geeft twee alternatieve methoden
M
voor het voldoen aan doorbuigingseisen: ofwel door Bereken de vereiste buigtrekwapening uit As = ____
fyd z
de verhouding overspanning-hoogte te beperken
ofwel door de theoretische doorbuiging te berekenen
met behulp van uitdrukkingen die in de Eurocode Controleer of wordt voldaan aan de vereiste minimumwapening
worden gegeven. De tweede mogelijkheid wordt 0,26 fctm bt d
uitgebreid besproken in hoofdstuk 8. As,min1 = ___________
0,0013 bt d (zie tabel 7.5)
fyk
Er wordt op gewezen dat in de Eurocodes geen
doorbuigingseisen worden gesteld. Volgens NEN-EN As,min2 = 1,25 As vereist in UGT (zie voorgaande rekenstap)
1990 is dit een zaak die vooraf tussen ontwerper en As,min is de kleinste waarde van As,min1 en As,min2
opdrachtgever moet worden overeengekomen. Wel (NEN-EN 1992-1-1, art. 9.2.1.1 (1) / NB)
zijn in 7.4.1 van NEN-EN 1992-1-1 enkele beperkte
aanwijzingen opgenomen, waarop de bijbehorende Controleer of wordt voldaan aan de eisen met betrekking tot
slankheidseisen zijn gebaseerd. de maximum-wapeningsverhouding As,max = 0,04 Ac voor
buigtrek- of buigdrukwapening in gebieden buiten overlap-
De verhoudingen overspanning-hoogte dienen er voor pingslassen (NEN-EN 1992-1-1, art. 9.2.1.1 (3) / NB).
te zorgen dat de doorbuiging na de bouw (de
bijkomende doorbuiging onder de quasi-blijvende 2
) Voor Nederland wordt nog nader onderzocht of, en zo ja
BGT-belastingscombinatie) niet groter is dan 1/250 in welke mate, herverdeling bij vlakke plaatvloeren wordt
van de overspanning (NEN-EN 1992-1-1, art. 7.4.1 (5) toegestaan.
en tabel 7.4N, opmerking 3). De procedure is
weergegeven in figuur 7.3.
Opmerkingen
De verhoudingen overspanning-hoogte volstaan als 1. De figuur gaat uit van een doorgaande plaat
sprake is van een constructie die tijdens de bouwfase (K = 1,2).
voldoende lang onderstempeld blijft, dan wel totdat 2. De aanwezigheid van drukwapening is niet
het beton voldoende sterkte heeft bereikt om de beschouwd.
45
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2
fcd
7.2 | B i-lineaire spannings Start
figuur voor beton t.m.
xu
xu
sterkteklasse C50/60 Fc Bepaal de basiswaarde l/d met behulp van
uit NEN-EN 1992-1-1, neutrale lijn figuur 7.4
d
h
z
art. 3.1.7 (2), fig. 3.4
As Fs Bepaal de hulpvariabele F1
7.3 | P rocedure om te vol- Voor liggers met flens (NEN-EN 1992-1-1,
doen aan doorbui- art. 7.4.2 (2)):
doorsnede bi-lineair spanningsfiguur
gingseis F1= 1 - 0,1 ((bf/bw ) - 1) 0,81)
(bfis de flensbreedte en bw is de minimum-
Tabel 7.3 | Waarden voor K breedte van het lijf in de trekzone)
% herverdeling (herverdelingsratio) K Bij een rechthoekige doorsnede is F1 = 1,0
0 1,00 0,186
5 0,95 0,172 Bepaal de hulpvariabele F2
10 0,90 0,158 Als de overspanning van de plaat groter is
15 0,85 0,144 dan 8,5 m en hierop dragende scheidings-
20 0,80 0,128 wanden beschadigd kunnen raken door
25 0,75 0,113 grote doorbuigingen, is F 2 = 8,5/leff
Anders is F2 = 1,0
Tabel 7.4 | z /d voor een rechthoekige doorsnede met alleen
t rekwapening Bepaal de hulpvariabele F3
K z/d K z/d F3 = 310/s
0,05 0,959 0,13 0,886 waarin
sis de staalspanning in bruikbaar-
0,06 0,951 0,14 0,876 heidsgrenstoestand, te ontlenen aan
0,07 0,942 0,15 0,865 figuur 7.5.
0,08 0,933 0,16 0,854 Ofwel, volgens een conservatieve benade-
0,09 0,924 0,17 0,843 ring (NEN-EN 1992-1-1, vgl. (7.17)):
0,10 0,915 0,18 0,832 F3 = 500 / (fykAs,req/ As,prov) Verhoog
0,11 0,906 0,19 0,820 As,prov
0,12 0,896 0,20 0,807 Is basiswaarde
l/d x F1 x F2 x F3 werkelijke l/d ?
Tabel 7.5 | M inimum-wapeningsverhouding uit A s,min1 (betrokken nee
op de nuttige hoogte d) (NEN-EN 1992-1-1, art. 9.2.1.1 ja
(1) en NB) Controle gereed
fck fctm minimum % (0,26 fctm/fyk) 1)
25 2,6 0,13% 1
) De hulpvariabele wordt gehanteerd omdat NEN-EN 1992-1-1
28 2,8 0,14% in art. 7.4.2 (2) aangeeft dat bij de verhouding flensbreedte /
30 2,9 0,15% ribhoogte 3, de l/d-verhouding met 0,8 vermenigvuldigd moet
35 3,2 0,17% worden. In de procedure is ervoor gekozen deze factor in de bere-
40 3,5 0,18% kening naar voren te halen en is gekozen voor lineaire interpolatie
45 3,8 0,20% voor 1 bf/bw 3.
50 4,1 0,21% Er wordt op gewezen dat de hulpvariabelen F1 t.m. F3 niet zijn
1
) Uitgegaan is van fyk = 500 N/mm2. beschreven in NEN-EN 1992-1-1, maar zijn ontleend aan [1].
[
is gelijk aan 10-3fck.
__ 0 __ 0
]
3/2
l
d
__ = K 11 + 1,5 fck __ + 3,2 fck (__ - 1)
De factor K wordt gehanteerd in NEN-EN 1992-1-1. Er
(NEN-EN 1992-1-1, vgl. (7.16a)) voor < 0 wordt op gewezen dat deze niet overeenstemt met de
factor K uit figuur7.1.
[ ]
____
l ___ 0 1 ___
__
d
= K 11 + 1,5 fck
_____ + ___
- 12
fck
___
0
(NEN-EN 1992-1-1, vgl. (7.16b)) voor > 0
46
7 Vlakke plaatvloeren
36
Om de spanning in het betonstaal (s) vast te stellen, 7.4 | B epalen basiswaarde
34 fck = 20
32 fck = 25
bereken de verhouding Gk/Qk en lees uit figuur7.5 bij verhouding overspan-
30 fck = 28 de van toepassing zijnde curve, afhankelijk van de ning / nuttige hoogte
28 fck = 30 verhouding 2/G, op de verticale as su af. Deze voor vlakke plaatvloe-
26
fck = 35
fck = 40 methode is niet beschreven in NEN-EN 1992-1-1, ren
24
fck = 45 maar in [1].
22
fck = 50
s volgt uit:
20
l/d (-)
As,req 1
18
16
s = su _____
. __
__
14
As,prov d
12
0,003
0,004
0,005
0,006
0,007
0,008
0,009
0,01
0,011
0,012
0,013
0,014
0,015
0,016
0,017
0,018
0,019
0,02
Opmerking
As,req / bd
De curves zijn gebaseerd op de aanname dat bij de
320
belasting in UGT (GGk + 1,5 Qk) de staalspanning
300 su = 435 N/mm2 voor een hoeveelheid betonstaal 7.5 | B epalen staalspanning
gelijk aan As,req. In BGT is de belasting (Gk + 2Qk) en als functie van verhou-
staalspanning (N/mm2)
280
is ten opzichte van UGT de staalspanning evenredig ding 2 / G
260 met de belasting afgenomen.
0,8 / 1,35
240 0,6 / 1,35
Pons
0,3 / 1,35
220 0,2 / 1,35 De rekenwaarde van de ponskracht, VEd, is meestal
0,6 / 1,25
200 0,3 / 1,25 gelijk aan de oplegreactie in de uiterste grenstoestand
0,2 / 1,25 (UGT) en is afhankelijk van de betonsterkteklasse.
180
0,8 1,2 1,6 2 2,4 2,8 3,2 3,6 4 Standaardfactoren voor rand- en hoekkolommen met
Gk / Qk (-) een over te dragen moment ( ) zijn gegeven in
NEN-EN 1992-1-1, art. 6.4.3 (6), fig. 6.21N / NB. Dit
Bij een ander spanningsniveau dan ss = 310 N/mm2 zijn echter conservatieve waarden. Het gebruik van
moet de berekende l/d-verhouding worden vermenig- vergelijkingen (6.38) tot en met (6.46) zal veelal leiden
vuldigd met 310/ss (F3 uit figuur 7.3) tot een efficinter ontwerp.
De toetsingsperimeters van kolommen met een
rechthoekige doorsnede hebben ronde hoeken.
Tabel 7.6 | Waarden voor v Rd,max
fck vRd,max fck vRd,max Voor de situatie dat ponswapening is vereist, geeft
20 3,68 35 6,02 NEN-EN 1992-1-1 een eenvoudige rekenprocedure:
25 4,50 40 6,72 het punt waar geen ponswapening meer is vereist,
28 4,97 45 7,38 kan direct worden berekend en vervolgens worden
30 5,28 50 8,00
47
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2
7.6 | P rocedure voor Start Tabel 7.8 | Waarden voor f ywd,ef Tabel 7.9 | Factor F voor het bepalen
weerstand Bepaal de factor (zie figuur 7.7 of vgl. (6.38) - (6.46)) (mm) (N/mm2) fck (N/mm2) F
150 288 25 1875
Bepaal vEd,max(rekenwaarde van de schuifspanning aan de rand 175 294 28 1772
van de kolom) uit: 200 300 30 1712
vEd,max
= VEd/ u0deff 225 306 35 1585
waarin: u
0is de perimeter direct langs de kolom 250 313 40 1482
deff
= (dy+ d
z) / 2 275 319 45 1398
(dyen dzzijn de nuttige hoogten in orthogonale richtingen) 300 325 50 1326
Bepaal v Rd,maxmet tabel 7.6 325 331 opmerking
350 338 fyk is gelijkgesteld aan 500 N/mm2
nee Herontwerp de
Is vEd,max< v Rd,max?
plaat gebruikt, mits het draagvermogen is bepaald door
ja beproeving in overeenstemming met de relevante
Bepaal v Ed
(rekenwaarde van de schuifspanning) uit: Europese Technische Goedkeuring (NEN-EN
vEd,max= VEd/ (u1 deff) 1992-1-1, art. 6.4.5 (5)).
waarin u
1 is de lengte van de toetsingsperimeter (zie figuur 7.8)
De rekenprocedure voor het vaststellen van de
Bepaal de ponsweerstand van het beton (zonder ponswape- pons-vereisten is weergegeven in figuur 7. 6.
ning), vRd,c, met tabel 7.7
waarin
l=
lylz Regels voor staafafstanden en voor de
(ly, lzzijn de wapeningsverhoudingen in twee orthogonale vereiste hoeveelheid betonstaal
pening vereist maar behoeft niet groter te zijn dan 1,25 maal As
ja vereist in UGT.
Bereken de vereiste hoeveelheid ponswapening voor een
perimeter met: Als ponswapening is vereist, volgt de oppervlakte van
Asw
= (vEd- 0,75 v Rd,c) s ru1/ (1,5 fywd,ef) (art. 6.4.5 (1), vgl. (6.52)) de doorsnede van een beugelstaaf uit (NEN-EN 1992-
waarin s ris de radiale staafafstand van ponswapening 1-1, art. 9.4.3 (2)):
(zie figuur 7.9) 1,5 Asw,min / sr st > 0,08 fck0,5/ fyk
fywd,ef
= 250 + 0,25 d f ywd
(zie tabel 7.8) Deze kan worden geschreven als:
Asw,min > sr st / F
Bereken de lengte van de buitenste perimeter waar waarin:
geen ponswapening meer vereist is uit: sr is de hart-op-hartafstand van de ponsbeugels in de
uout
= VEd/ vRd,cd radiale richting;
st is de hart-op-hartafstand van de ponsbeugels in de
Detailleer de ponswapening tangentile richting;
(zie onder Detaillering van ponswapening en figuur 7.9) F kan worden ontleend aan tabel 7.9.
7.7 | A anbevolen waarden gebruikt om vast te stellen over welk gebied ponswa-
voor (NEN-EN 1992- pening moet worden toegepast. = 1,5
1-1, fig. 6.21N / NB) Aangenomen wordt dat de wapening in radiale hoekkolom
richtingen is geplaatst. De wapening mag echter als
netten worden aangebracht, mits wordt voldaan aan
detailleringseisen.
Als alternatief voor het gebruik van bijvoorbeeld
randkolom middenkolom
ponsbeugels, mogen ook deuvelstrippen en andere in
de handel zijnde ponsvoorzieningen worden toege-
past (NEN-EN 1992-1-1, art. 6.4.5 (5)). Deze mogen in = 1,4 = 1,15
kruisvormig of radiaal gericht patroon worden
aangebracht (NEN-EN 1992-1-1, fig. 6.22). Gepaten-
teerde producten mogen als ponswapening worden
48
7 Vlakke plaatvloeren
u1
de afstand tussen deze reeksen mag niet groter zijn 7.8 | K enmerkende toet-
u1
dan 0,75 d (fig.7.9); singsperimeters rond
2d
2d
p onswapening
Maximumstaafafstand
Voor platen met een dikte h < 200 mm gelden de vol-
gende maximumstaafafstanden (NEN-EN 1992-1-1,
eerste toetsingsperimeter waarin geen
art. 9.3.1.1 (3) en NB): buitenste perimeter voor ponswapening nodig is; uout
ponswapening
voor de hoofdwapening: 3 h maar niet meer dan
400 mm;
voor de dwarswapening: 3,5 h maar niet meer dan
0,75d
450 mm.
Een uitzondering wordt gemaakt voor gebieden met
geconcentreerde belastingen of gebieden met een A A
maximaal moment:
0,5d
1,5d
voor de hoofdwapening: 2,5 h maar niet meer dan sr
2d
250 mm; (1,5d indien binnen
2d vanaf kolom)
voor de dwarswapening: 3 h, maar niet meer dan
400 mm.
49
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2
8 Doorbuigingsberekeningen
Dit hoofdstuk behandelt het gebruik van Eurocode 2 BGT en die een aandeel van 80 90% in de kosten
voor doorbuigingscontroles door middel van bereke- van de bovenbouw hebben.
ning. De alternatieve methode om te voldoen aan ver- De wens van de opdrachtgever grotere overspannin-
eisten uit de voorschriften is het gebruik van verhou- gen te realiseren en de operationele flexibiliteit van
dingen overspanning - nuttige hoogte. Deze zijn voor constructies te vergroten.
het merendeel van de ontwerpen geschikt en econo-
misch. Een nadere toelichting op deze methode is Factoren van invloed op doorbuiging
gegeven in de hoofdstukken 3, 4 en 7. Er zijn echter Veel factoren hebben invloed op de doorbuiging.
situaties waarin het berekenen van de doorbuiging Deze zijn veelal tijdsafhankelijk en van elkaar afhan-
nodig is en waarvoor twee methoden worden bespro- kelijk, hetgeen het voorspellen van de doorbuiging
ken: de uitgebreide en de vereenvoudigde, ontleend complex maakt. Een nauwkeurige beoordeling van de
aan [1]. doorbuiging is alleen mogelijk als alle invloedsfacto-
ren in de beschouwing worden meegenomen. De
Het direct berekenen van de doorbuiging is noodza- belangrijkste factoren worden hierna in detail bespro-
kelijk indien: ken, dit zijn:
een inschatting van de grootte van de doorbuiging betontreksterkte;
is vereist; kruip;
de grenswaarden aan de zakking (overspan- elasticiteitsmodulus.
ning/250 onder quasi-blijvende belastingen,
bepaald ten opzichte van de opleggingen) en de Andere factoren zijn onder meer:
doorbuiging na de bouw (bijkomende doorbui- mate van belemmering;
ging; overspanning/500 onder quasi-blijvende grootte van de belasting;
belastingen) niet voldoende streng zijn vanwege de duur van de belasting;
gevoeligheid van gekozen aansluitende delen; scheurvorming in het beton;
het ontwerp een bijzonder slank element vereist, krimp;
waarbij een directe berekening van de doorbuiging omgevingscondities;
tot een meer economische oplossing kan leiden; alternatieve richtingen voor belastingsafdracht;
de invloed op de doorbuiging van het vroegtijdig verstijvende werking van andere constructie-ele-
verwijderen van de bekisting of van het tijdelijk menten.
belasten gedurende de bouwfase moet worden
vastgesteld. Betontreksterkte
50
8 Doorbuigingsberekeningen
waarin:
fctm,fl is de gemiddelde buigtreksterkte van gewa-
pend-betonelementen (flexure);
fctm is de gemiddelde axiale treksterkte
(NEN-EN 1992-1-1, tabel 3.1); a
h is de totale elementhoogte in mm.
stijvingswanden
Kruip Ec,LT = Ec28 / (1 + ) a. gunstige plaatsing
51
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2
14
8.2 | Voorbeeld van de Scheurvorming
12 h
belastingshistorie van
b De doorbuiging van betonelementen is nauw
g
een vloer
10 gekoppeld aan de mate van scheurvorming en het
c f
a. onderstempeling e niveau waarmee de scheurcapaciteit is overschreden.
belasting (kN/m2)
8 d
vloer verwijderd a Het optreden van scheurvorming wordt bepaald door
b. eerste bovengele- 6 de in de plaat optredende momenten en de betontrek-
gen vloer gestort sterkte, die op zich weer ouderdomsafhankelijk is.
4
c. tweede bovengele- Vaak treedt de maatgevende toestand op als de plaat
gen vloer gestort 2 wordt ontkist of als belastingen uit bovengelegen
d. derde bovengele- 0 platen worden aangebracht. Als de plaat eenmaal is
gen vloer gestort 0 50 100 150 200 250 300 gescheurd, is de stijfheid blijvend afgenomen.
e. vloerafwerking tijd (dagen)
aangebracht Het is noodzakelijk de maatgevende belastingssituatie
f. scheidingswanden Voor het berekenen van de doorbuiging moet worden te vinden waarbij de eerste scheurvorming optreedt.
geplaatst uitgegaan van de quasi-blijvende combinatie. Het is Dit is de situatie die een minimumwaarde geeft voor
g. quasi-blijvende mogelijk dat gedurende de gebruiksperiode van de de verhouding:
veranderlijke constructie de quasi-blijvende belasting wordt
belastingen overschreden en de frequente combinatie maatgevend fctm (t) / ct (t)
h. frequente variabele is om vast te stellen of de plaat al dan niet is ge-
belastingen scheurd. waarin:
fctm (t) is de betontreksterkte op het betreffende
Uit kostenoogpunt is het vaak gewenst zo snel als moment;
mogelijk te ontkisten, door te gaan met de volgende ct (t) is de betontrekspanning ten gevolge van de
vloeren en zo weinig mogelijk onderstempeling toe te gebruiksbelastingen aangebracht tot het
passen. Proeven met vlakke plaatvloeren hebben betreffende stadium.
uitgewezen dat tot 70% van de belasting veroorzaakt
door een pas gestorte vloer (bekisting, gestort beton, Als de frequente combinatie overeenkomt met de
uitvoeringsbelastingen) aan de ondergelegen vloer maatgevende belastingssituatie, moet de mate van
wordt afgedragen [2]. In het algemeen kan ervan scheurvorming () zoals berekend voor de frequente
worden uitgegaan dat het vroegtijdig verwijderen van combinatie, ook worden gebruikt voor de quasi-blij-
de bekisting geen grote invloed heeft op de doorbui- vende combinatie, echter niet voor voorgaande
ging die optreedt nadat de gevelbekleding en/of belastingsstadia. Als echter blijkt dat eerdere stadia
scheidingswanden zijn aangebracht. Dit omdat de maatgevend waren, moet de -waarde behorend bij
doorbuiging die invloed heeft op scheidingswanden, het betreffende stadium in alle opvolgende stadia
kleiner is als de plaat voordien al is gescheurd en worden gehanteerd.
niet pas scheurt nadat de gevelbekleding en/of
scheidingswanden zijn aangebracht.
Tabel 8.1 | Sterkte- en vervormingseigenschappen voor beton (NEN-EN 1992-1-1, tabel 3.1 en bijlage B)
fck (N/mm2) 20 25 28 30 35 40 50
fcm = fck + 8 (N/mm2) 28 33 36 38 43 48 58
fctm = 0,3 fck2/3 C50/60 of 2,21 2,56 2,77 2,90 3,21 3,51 4,07
= 2,12 ln (1 + fcm/10) > C50/60 (N/mm2)
fctm* = 0,3 fcm2/3 C50/60 of 2,77 3,09 3,27 3,39 3,68 3,96 4,50
= 1,08 ln fcm + 0,1 > C50/60 1) (N/mm2)
Ecm = 22 (fcm /10)0,3 (x 103 N/mm2) 30,0 31,5 32,3 32,8 34,1 35,2 37,3
Ec28 = 1,05 Ecm (x 103 N/mm2) 31,5 33,0 33,9 34,5 35,8 37,0 39,1
cd,0 klasse R, RV = 50% (x 10-6) 746 706 683 668 632 598 536
cd,0 klasse R, RV = 80% (x 10-6) 416 394 381 372 353 334 299
cd,0 klasse N, RV = 50% (x 10-6) 544 512 494 482 454 428 379
cd,0 klasse N, RV = 80% (x 10-6) 303 286 275 269 253 239 212
cd,0 klasse S, RV = 50% (x 10-6) 441 413 397 387 363 340 298
cd,0 klasse S, RV = 80% (x 10-6) 246 230 221 216 202 189 166
ca() (x 10-6) 25 38 45 50 63 75 100
1
) fctm* mag worden gebruikt bij ontkisten binnen 7 dagen of als overbelasten tijdens uitvoering wordt meegenomen.
52
8 Doorbuigingsberekeningen
De krimp is afhankelijk van de water-cementfactor, de Elementafmetingen en wapeningsdetaillering en -ligging uit methode voor bereke-
UGT-ontwerp
relatieve vochtigheid en de afmetingen en vorm van het nen doorbuiging
Belastingsvolgorde, bijv.:
constructie-element. Krimp optredend in een asymme- verwijderen van de bekisting
trisch gewapende betondoorsnede veroorzaakt een storten van de bovengelegen vloer
kromming die kan leiden tot een significante toename aanbrengen van scheidingswanden en/of gevelbekleding
van de doorbuiging van slanke elementen. Dit effect aanbrengen van vloerafwerking
De volgorde kan per project anders zijn.
kan in doorbuigingsberekeningen worden beschouwd.
Eigenschappen beton (zie tabel 8.1)
gemiddelde betondruksterkte fcm
Doorbuigingsberekening - uitgebreide
gemiddelde treksterkte fctm of fctm,fl
methode elasticiteitsmodulus Ec28 = 1,05 Ecm
De uitgebreide methode is de meest geschikte Maatgevende schikking van belastingen (of herhaal de bereke-
ningen voor elke mogelijke schikking om de maatgevende te
methode als de doorbuiging zo realistisch mogelijk
vinden)
moet worden berekend. De methode vereist echter
het gebruik van computerprogrammas. Door het Stel vast of het element door buiging scheurt
Concrete Centre zijn deze, toegespitst op de Engelse Bepaal het maatgevende belastingsstadium waarin scheurvor-
bouwpraktijk en rekenmethodieken, voor platen en ming voor het eerst optreedt (zie paragraaf Scheurvorming)
Bereken de volgende eigenschappen
liggers in de vorm van spreadsheets opgesteld,
kruipcofficinten (bijlage B van NEN-EN 1992-1-1 of
waarmee een kosten-effectieve werkwijze is verkregen figuur8.4)
voor gedetailleerde doorbuigingsberekeningen. langeduur-elasticiteitsmodulus ELT (kadertekst 1)
Inbegrepen is de optie de invloed van belasten op effectieve modulusverhouding euit: e= Es/ELT
jonge leeftijd in de berekeningen mee te nemen. hoogte drukzone in ongescheurd stadium xun (kadertekst 2)
kwadratisch oppervlaktemoment doorsnede in onge-
Figuur 8.3 toont de achtergronden van de rekenme-
scheurd stadium lun (kadertekst 2)
thoden en geeft aan welke invloedsfactoren zijn scheurmoment Mcr uit: Mcr= fctmlun / (h - xun ), gebruikmakend
meegenomen. van de van toepassing zijnde waarde voor f ctm
Is het moment in het maatgevende belastingsstadium groter
De doorbuiging kan ook worden berekend met de dan het scheurmoment?
Zo ja, dan is het element gescheurd in alle volgende stadia.
eindige-elementenmethode, waarbij de richtlijnen
= 1 - 0,5 (Mcr/M)2 ( = 0 voor een ongescheurde toestand)
vermeld in figuur 8.3 moeten worden opgevolgd om Gebruik deze kritieke waarden van fctm en voor alle vol-
betrouwbare resultaten te verkrijgen. gende stadia
Zo nee, dan is het element ongescheurd in alle stadia
Bereken de kromming van de plaat
1 B
erekenen van de langeduur-
Als de plaat gescheurd is, bereken dan de volgende eigen-
e l a s t i c i t e i t s m o d u l u s E LT schappen voor het beschouwde stadium, gebruikmakend van
[
de van toepassing zijnde waarden van f ctm, en ELT:
]
W1 W2 W3 W4 W5 drukzonehoogte bij gescheurde doorsnede xcr (kadertekst 2)
= W / ____+ _____
ELT + ____ + _____ + ____ kwadratisch oppervlaktemoment doorsnede in gescheurd
Eeff,1
Eeff,2 Eeff,3 Eeff,4 Eeff,5 stadium lcr (kadertekst 2)
Bereken de kromming door buiging:
1 M QP M QP
waarin: __
= ____
+ _____
(1 - )
rfl ELT
Icr ELTIun
Eeff = Ec28 / (1 + );
Wn is de belasting in BGT in stap n; Bereken de kromming door de rek door krimp 1/rcs (kader-
tekst2)
is de kruipcofficint op het tijdstip van belas-
Bereken de totale kromming, 1/rt= 1/rfl+ 1/rcs
ten en voor de betreffende belastingsduur.
Herhaal de berekeningen voor diverse doorsneden (bijv. steeds op
1/20 van de overspanning) en integreer tweemaal om de totale
53
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2
1 1
8.4 | Methode voor het bepa- S N R S N R
2 2
len van de kruipcoffi-
3 3
cint 5 5
(, t 0 )(NEN-EN 10 10
1992-1-1, fig. 3.1)
t0 20 20
t0
a. condities binnen 30 30
RV = 50% 50 50
8
opmerkingen
a b
- t 0 is ouderdom beton C20/25 C40/50
C25/30 C45/55
op tijdstip van belas- C30/37 C50/60 1
ten in dagen C35/45 4
- h 0 = 2 A c / u 5 3
2
- snijpunt van lijnen 4
100 bh2
___+ (ae 1) (Asd + As2
d2)
2
= _______________________
xun
bh + (ae 1) (As+ As2 )
( )
2
bh3 h
Iun= ___+ bh __ xun )2 + As2
+ (ae 1) [As(d xun d2 )2 ]
(xun
12 2
0,5
xcr = {[ (Asae+ As2 e 1))2+ 2b (Asdae+ As2d2(a
(a e 1))] [Asae+ A
s2
(a
e 1) ] } / b
bxcr3 2 2
Icr= ____ + aeAs(d xcr ) + (ae 1) As2
(d2 xcr )
3
1 Sun Scr
__ = zecsae __+ (1 z) e csae__
rcs Iun
Icr
waarin:
As is de oppervlakte van de doorsnede van betonstaal;
As2 is de oppervlakte van de doorsnede van betonstaal in de drukzone;
b is de breedte van de doorsnede;
d is de nuttige hoogte ten opzichte van het betonstaal aan de trekzijde van de doorsnede;
d2 is de nuttige hoogte ten opzichte van het betonstaal in de drukzone;
h is de hoogte van de doorsnede;
e is de verhouding van de elasticiteitsmoduli van betonstaal en beton;
Sun = As (d - xun) - As2 (xun - d2)
Scr = As (d - xcr) - As2 (xcr - d2)
ment met een factor 0,9 gereduceerd. De kruipcof- quasi-permanent). Voor quasi-blijvende belastingen,
ficinten zijn vereenvoudigd en de doorbuiging wordt 2 zie Qk, hoofdstuk 1.
direct berekend uit de kromming door een enkele
vermenigvuldigingsfactor toe te passen. Zeeg
Er wordt uitgegaan van het moment ten gevolge van Om de doorbuiging onder de horizontaal te reduce-
de quasi-blijvende belastingen, MQP (QP staat voor ren, kan een plaat of ligger worden voorzien van een
zeeg (fig. 8.8). Als een te grote zeeg wordt toegepast,
54
8 Doorbuigingsberekeningen
lun
0,9 fctm Is het
cr= ________
Bereken het scheurmoment, Mcruit: M noodzakelijk de doorbuiging
h - xun
nee
ten gevolge van scheidingswanden en einde
(Merk op dat de factor 0,9 hier wordt toegepast omdat de gevelbekleding te
belastingsvolgorde niet wordt beschouwd) berekenen?
ja
Is Mcr > M
QP?
ja nee
Bereken de doorbuiging die optreedt op het tijdstip waarop de belasting door scheidingswanden
Doorsnede ie ongescheurd Doorsnede is gescheurd en/of gevelbekleding wordt aangebracht.
= 0 QP)2
= 1 - 0,5 (Mcr/ M 1. Bereken de kruipcofficint (t,t0 ), waarin t is de ouderdom op het tijdstip waarop belastingen
door scheidingswanden/gevelbekleding optreden en t 0 is de ouderdom bij ontkisten,
Bereken de drukzonehoogte in het gescheurde stadium xc r (t,t0 ) (,t0 ) c(t,t0 ). Voor c(t,t0 ) zie figuur 8.7, als alternatief zie bijlage B van
(cr = cracked) en bereken het kwadratisch oppervlakte NEN-EN 1992-1-1
moment van de gescheurde doorsnede, I cr
2. Bereken het moment ten gevolge van eigen gewicht, scheidingswanden/gevelbekleding en elke
andere belasting die is aangebracht voor hun montage, Mpar, en gebruik deze in plaats van MQP
3. Herbereken de doorsnedegrootheden, kromming en doorbuiging, par, gebruikmakend van
1 MQP
MQP
= _____
Bereken de kromming door buiging: __ _____
(1 - )
+ (t,t0 ) of een equivalente waarde in plaats van (,t0 )
rfl Eeff
Icr Eeff
Iun
4. De geschatte doorbuiging die van invloed is op scheidingswanden en gevelbekleding is
= QP- par
55
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2
M 0,55
M M 0,125
0,50
cofficint c (t,t0)
al F 3 - 4a2 0,45
48 (1 - a)
l M = Fa (1-a)l 0,40
als a = 1/2, K = 1/12
0,35
0,0625
M 0,30
0,25
al F/2 F/2 al 100 300 500 700 900
Fal 0,125 - a /6 2
M= 2 h0 (mm)
t = 90, t0 = 3 t = 90, t0 = 7
q t = 60, t0 = 3 t = 60, t0 = 7
ql2 0,104 t = 28, t0 = 3 t = 28, t0 = 7
8
8.7 | Cofficint c (t, t 0 ) voor de ontwikkeling van de kruip als
q
ql 2 functie van h 0 , t en t 0 voor f ck = 30 N/mm 2 (f cm = 38 N/mm 2 )
0,102
15,6 t is de ouderdom van het beton in dagen bij aanbrengen
MA MB ) scheidingswanden/gevelbekleding
q K = 0,104 (1-
MC 10
M + MB t 0 is de ouderdom van het beton in dagen bij ontkisten
= A
MC NB: De cofficint is relatief ongevoelig voor de sterkte-
F einddoorbuiging klasse
al Fal a (3 - a/l)
=
6
belasting bij eind K = 0,333
al (qa2l2 )/2
a (4 - a) op te tellen. Het resultaat is een benadering van de
q 12 grootste doorbuiging in het midden van de plaat.
als a = 1, K = 0,25 Figuur 8.9 toont het acceptatiecriterium voor een
MA MB vlakke plaatvloer [3]. Als de toegestane maximale
K = 0,083 (1 - )
4
MA + MB doorbuiging gelijk is aan = L /n en X is de positie
=
MC MC waar de maximale optreedt, waarin:
al al
L is de overspanning;
1 (5 - 4a2)2
q
ql2 80 3 - 4a n is de grenswaarde van de verhouding tussen
(3-4a2)
24 overspanning en doorbuiging,
dan mag de doorbuiging op positie X niet groter zijn
In de opeenvolgende vervormingsstadia vraagt de dan 2 a/n = L2 / 250.
8.6 | Factor K voor diverse bijkomende doorbuiging aandacht; de toename van
momentenlijnen de vervorming die na een bepaalde constructiefase Nauwkeurigheid
optreedt en kan leiden tot schade aan aansluitende Het berekenen van de doorbuiging met NEN-EN
constructiedelen. Deze verandering van de doorbui- 1992-1-1 volgens de uitgebreide methode is geavan-
ging moet beperkt blijven tot 1/500 van de overspan- ceerd. Deze kan worden gebruikt om op jonge leeftijd
ning. In figuur 8.8 is ter illustratie gekozen voor de tijdens de bouwfase optredende belastingen in
toename van de vervorming (doorbuiging) die rekening te brengen door gebruik te maken van een
optreedt vanaf het moment dat de bekisting is gereduceerde treksterkte voor het jonge beton.
verwijderd tot de vervormingstoestand ten gevolge Het is echter niet mogelijk de invloed op de doorbui-
van de frequente belastingscombinatie. ging nauwkeurig in rekening te brengen van:
de betontreksterkte, die het scheurmoment bepaalt;
Vlakke plaatvloeren de belastingen tijdens de uitvoeringsfase;
Vlakke plaatvloeren zijn veel gebruikte en efficinte de elasticiteitsmodulus van het beton.
vloersystemen. Door het overspannen in twee Daarom moet elke doorbuigingsberekening worden
richtingen kan het moeilijk zijn de doorbuiging te beschouwd als een schatting, waarbij wordt opge-
berekenen. Verschillende geschikte methoden voor merkt dat zelfs bij de meest geavanceerde analyses
het berekenen van de doorbuiging zijn beschreven in nog steeds een afwijking van +15% tot -30% kan
[1]. Hiervan is een populaire methode het berekenen optreden. Het wordt aanbevolen een voorbehoud te
van het gemiddelde van de doorbuigingen van twee maken bij elke berekende doorbuiging die voor
parallelle kolomstroken en daar de doorbuiging van andere partijen van belang is.
een er loodrecht op overspannende middenstrook bij
56
8 Doorbuigingsberekeningen
Literatuur
ke plaatvloeren
57
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2
9 Stabiliteit
Bij het beoordelen van de stabiliteit van een construc- 10% van de overeenkomstige eerste-orde effecten, zie
tie of van constructie-onderdelen is het beschouwen art. 5.8.2(6) in NEN-EN 1992-1-1. Dit uitgangspunt is in
van tweede-orde effecten volgens Eurocode 2 NEN-EN 1992-1-1 verder uitgewerkt tot de regel dat
(NEN-EN 1992-1-1) met bijbehorende Nationale tweede-orde effecten in gebouwen mogen worden ver-
Bijlage [1] noodzakelijk. Voor constructies in gebou- waarloosd indien voldaan wordt aan vergelijking 5.18:
wen mogen deze effecten niet worden verwaarloosd ns Ic
Ecd
als het bijkomende effect meer is dan 10% van de k1 _______
FV,Ed _______
gevolgen van de eerste-orde krachtsverdeling. ns+ 1,6 L2
waarin:
Bij het toetsen van de stabiliteit moet worden uitge- FV,Ed is de totale verticale belasting waarvoor de sta-
gaan van de fundamentele belastingscombinaties biliteit wordt verzekerd;
volgens NEN-EN 1990 [2,3] waarbij de windbelasting k1 is een factor die in de Nationale Bijlage wordt
de overheersende veranderlijke belasting is. In het bepaald;
algemeen dienen twee combinaties te worden ns is het aantal verdiepingen;
beschouwd: de combinatie met een minimale nor- Ecd Ic is de buigstijfheid van de schorende elemen-
maalkracht en de combinatie met de maximale nor- ten;
maalkracht, beide gebaseerd op vergelijking 6.10b L is de hoogte van het gebouw boven het niveau
van NEN-EN 1990 (zie tabel 1.5): van de inklemming.
58
9 stabiliteit
3. methode gebaseerd op een nominale kromming. De bepaling van de nominale stijfheid van een slank
gedrukt element met willekeurige dwarsdoorsnede is
Volgens de Nederlandse Nationale Bijlage mag de beschreven in NEN-EN 1992-1-1, art. 5.8.7.2. Deze is
methode gebaseerd op een nominale stijfheid worden gelijk aan:
gebruikt voor zowel geschoorde als schorende con-
structies. De methode gebaseerd op een nominale EI = Kc Ecd Ic + Ks Es Is
kromming mag volgens de Nationale Bijlage uitslui-
tend gebruikt worden voor geschoorde op zichzelf waarin:
staande elementen. Dit zijn bijvoorbeeld kolommen in Ecd is de rekenwaarde van de elasticiteitsmodulus
een geschoord raamwerk. Een nadere uitwerking van van het beton;
deze methode is te vinden in [4,5]. Voor het toetsen Ic is het kwadratisch oppervlaktemoment van de
van de stabiliteit van een gehele constructie is de betondoorsnede;
methode van de nominale kromming dus niet toepas- Es is de rekenwaarde van de elasticiteitsmodulus
baar. van het wapeningsstaal;
Is is het kwadratisch oppervlaktemoment van de
Algemene methode wapening ten opzichte van het zwaartepunt van
De uitgangspunten voor de algemene methode die de betondoorsnede;
gebruik maakt van een niet-lineaire tweede-orde bere- Kc is een factor voor effecten van scheurvorming,
kening zijn beschreven in NEN-EN 1992-1-1 kruip etc.;
art.5.8.6. Hierin is onder meer gesteld dat rekening Ks is een factor voor de bijdrage van de wapening.
mag worden gehouden met het gunstige effect van
tension-stiffening. Hoe dit moet worden gedaan is in Bij wapeningspercentages van 0,2% of hoger (wape-
NEN-EN 1992-1-1 echter niet uitgewerkt. ningsverhouding 0,002) mag voor Ks een waarde
gelijk aan 1,0 worden aangehouden.
Ook is beschreven dat de invloed van kruip van het
beton in rekening moet worden gebracht. Het is bij Bij deze wapeningspercentages geldt voor Kc:
gebrek aan verfijnde modellen toegestaan de waarden k1 k2
van de rekken in het aan te houden --diagram te Kc= _____
vermenigvuldigen met (1 + ef ). De grootte van de 1+ ef
effectieve kruipcofficint, ef is beschreven in De effectieve kruipfactor ef is eerder beschreven. De
NEN-EN 1992-1-1, art. 5.8.4. Hieruit blijkt dat de factoren k1 en k2 zijn afhankelijk van de betonsterkte-
grootte van ef volgt uit: klasse, de benuttingsgraad van de doorsnede en de
M0,Eqp slankheid van de kern. Dat de slankheid van de kern
ef = (,t0) _____
invloed krijgt op de grootte van de buigstijfheid is
M0Ed
afwijkend ten opzichte van de werkwijze die in NEN
waarin: 6720 (VBC 1995) [6] is gehanteerd. De slankheid
(,t0) is de cofficint voor de eindwaarde van de heeft invloed via de term k2:
kruip;
l
M0,Eqp is het eerste-orde buigend moment in de k2= n ___
quasi-blijvende belastingscombinatie in de 170
bruikbaarheidsgrenstoestand; waarin:
M0Ed is het eerste-orde buigend moment bij de n is de benuttingsgraad (de relatieve normaal-
beschouwde fundamentele belastingscombi- kracht), NEd /Ac fcd;
natie (UGT). is de slankheid.
59
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2
60
Symbolen
Symbolen
symbool omschrijving grootte
1/r0 referentiekromming yd / 0,45 d
1/r kromming Kr K (1/r0)
a nominale wapeningsafstand bij brandwerendheid;
afstand van rand kolom tot beschouwde toetsingsperimeter (kolomvoeten)
A factor voor bepalen limietwaarde slankheid 1 / (1 + 0,2 ef)
Ac oppervlakte van de betondoorsnede bh
As oppervlakte van de doorsnede van betonstaal
As2 oppervlakte van de doorsnede van betonstaal in de drukzone
As,prov oppervlakte van de doorsnede van het aanwezige (provided) betonstaal
As,req oppervlakte van de doorsnede van het vereiste (required) betonstaal
b plaat- of liggerbreedte
beff meewerkende flensbreedte
bt gemiddelde breedte van de trekzone
bmin minimumbreedte van een ligger of rib/lijf
bw breedte van het lijf van een rib;
kleinste breedte van de doorsnede in de getrokken zone
B factor voor bepalen limietwaarde slankheid
cmin minimumbetondekking (voor vereisten met betrekking tot aanhechting, cmin,b of duurzaamheid,
cmin,dur )
cnom nominale betondekking
cdev toeslag op de betondekking voor uitvoeringstolerantie
C factor afhankelijk van het krommingsverloop; 10 (bij constante doorsnede)
factor voor bepalen limietwaarde slankheid 1,7 - rm
d nuttige hoogte
deff gemiddelde nuttige hoogte (dy + dz) / 2
d2 nuttige hoogte ten opzichte van het betonstaal in de drukzone (afstand van hart drukwapening tot
de meest gedrukte rand van de doorsnede)
D nuttige hoogte
e2 tweede-orde uitbuiging (1/r) l02 / c
ei excentricitieit ten gevolge van geometrische imperfecties
Ec tangent-elasticiteitsmodulus van beton
Ecm secans-elasticiteitsmodulus van beton (tussen c = 0 en c = 0,4 fcm)
Ec28 28-daagse tangent-elasticiteitsmodulus van beton 1,05 Ecm
Ec,LT langeduur-elasticiteitsmodulus van beton (LongTerm, incl. invloed kruip)
Eeff langeduur-elasticiteitsmodulus van beton
Es elasticiteitsmodulus van betonstaal 200 x 103 N/mm2
fcd rekenwaarde van de betondruksterkte cc fck / c
fck karakteristieke cilinderdruksterkte van beton
fck,cube karakteristieke kubusdruksterkte van beton
fctm gemiddelde axiale betontreksterkte 0,30 fck2/3 voor fck C50/60
(NEN-EN 1992-1-1, tabel 3.1)
fctm,fl gemiddelde buigtreksterkte beton (1,6 - h/100) fctm
(NEN-EN 1992-1-1, art. 3.1.8)
ft treksterkte van betonstaal
ftk karakteristieke treksterkte van betonstaal
fyd rekenwaarde van de treksterkte van betonstaal
fyk karakteristieke vloeigrens van betonstaal
fywd rekenwaarde van de vloeigrens van dwarskrachtwapening
fywd,ef effectieve rekenwaarde van de vloeigrens van dwarskrachtwapening
FV,Ed rekenwaarde van de totale belasting op een raamwerk
F1 factor om doorsneden met flens in rekening te brengen (doorbuiging)
F2 factor om, bij grote overspanningen, rekening te houden met scheidingswanden gevoelig voor
toename van de doorbuiging (doorbuiging)
61
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2
62
Symbolen
63