You are on page 1of 64

n e n b e re k e n e n

Ontwerpe
Eurocode 2

Rekenvoorbeelden Eurocode 1
Cement en Beton 7

Cement en Beton 7
Colofon

Ontwerpen en berekenen Eurocode 2 is een onderdeel van de Cement en Beton-reeks en is een uitgave van
neas, uitgeverij van vakinformatie bv in samenwerking met het Cement&BetonCentrum.

neas, uitgeverij van vakinformatie bv


Postbus 101
5280 AC Boxtel
0411 65 00 85
info@aeneas.nl
www.aeneas.nl

Cement&BetonCentrum
Postbus 3532
5203 DM s-Hertogenbosch
073 640 12 31
info@cementenbeton.nl
www.cementenbeton.nl

Omslagontwerp en vormgeving: Twin Media bv

Eerste druk 2008


Cement&BetonCentrum

ISBN: 978-94-6104-015-2
Woord vooraf
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2
Het ontwikkelen van de Eurocodes is begonnen in 1975; sindsdien zijn zij aanzienlijk gevolueerd.
Het gebruik van de Eurocodes geeft constructeurs meer kans om in geheel Europa werkzaam te zijn, omdat alle overheden
moeten toestaan dat deze worden gebruikt.
Volgens de huidige inschattingen zal medio 2010 Eurocode 2 Ontwerp en berekening van betonconstructies, deel 1-1, de plaats
gaan innemen van de nationale normen zoals NEN 6720 (VBC 1995) en de Belgische norm NBN B15. Om deze overgang soepel
te laten verlopen heeft het Europese Betonplatform, waaraan wordt deelgenomen door de Europese brancheverenigingen CEM-
BUREAU (cement), BIBM (prefab beton) en ERMCO (betonmortel), enkele jaren geleden het initiatief genomen lesmateriaal voor
de betonconstructeur te ontwikkelen.
Een van de resultaten van dit initiatief is het boekwerkje Concise Eurocode 2, waarvoor een gelijknamige publicatie van de
British Cement Association (BCA) en The Concrete Centre model heeft gestaan. Dit boekje is inmiddels in opdracht van het
Cement&BetonCentrum naar het Nederlands vertaald en bewerkt en in april 2008 verschenen als Compendium Eurocode 2
(CB6).

Een ander resultaat is een artikelenserie die in de afgelopen anderhalf jaar in Cement is verschenen en waaruit onderhavig boekje
is samengesteld. Deze artikelenserie is gebaseerd op de eveneens door de BCA ontwikkelde, achtdelige brochurereeks How to
design concrete structures using Eurocode 2. De brochurereeks is naar het Nederlands vertaald en bewerkt door dr.ir.drs. C.R.
Braam (TU Delft, faculteit CiTG) en afgestemd met Voorschriftencommissie 20. Als aanvulling op de reeks is nog een negende
artikel opgesteld door ir. S.N.M. Wijte (adviesbureau ir. J.G. Hageman/secretaris VC20) en dr.ir.drs. C.R. Braam. De eindredactie
van de reeks was in handen van ir. W.C. Dees.
De reeks toont hoe Eurocode 2 in combinatie met de andere Eurocodes moet worden gebruikt, met name met Eurocode 0:
Grondslag van het constructief ontwerp en Eurocode 1: Belastingen op constructies.

Met Eurocode 2 is tot op heden nog weinig praktijkervaring opgedaan. Ook heeft de gewenste terugkoppeling tussen de praktijk
en de opstellers van de voorschriften nog nauwelijks kunnen plaatshebben. Wel is met het bewerken van CB6 en de artikelenserie
in Cement, alsmede bij het herschrijven van het in augustus 2008 door het Cement&BetonCentrum gepubliceerde standaardwerk
Constructieleer Gewapend Beton (CB2, vierde druk) gebleken, dat Eurocode 2 nog lang niet af is. Tegelijk met de beslissing de
artikelenserie als overdruk uit te brengen, is daarom besloten de in de afgelopen anderhalf jaar opgedane ervaringen hierin te ver-
werken en - om de waarde daarvan te onderstrepen - de bundel als CB7 op te nemen in de Cement en Beton boekenreeks.

Met nadruk zij nog eens vermeld dat de inzichten in deze publicatie de stand van zaken weergeven op moment van verschijnen.
De praktijk kan in elk geval na de publicatie van CB2, CB6 en CB7 met Eurocode 2 aan de slag.

De uitgever, oktober 2008


inhoud

1 Introductie tot de Eurocode 4 5 Kolommen 30 8 Doorbuigingsberekeningen 50


Eurocode 0: Grondslag constructief Draagkracht bij brand 30 Overzicht 50
ontwerp (NEN-EN 1990) 4 Kolomontwerp 31 Factoren van invloed op
Representatieve waarden 5 Constructieve berekening 31 doorbuiging 50
Belastingscombinaties 5 Rekenwaarden van de Betontreksterkte 50
Uiterste grenstoestand 6 momenten 32 Kruip 51
Bruikbaarheidsgrenstoestand 7 Effectieve lengte 33 Elasticiteitsmodulus 51
Eurocode 1 8 Slankheid 33 Belastingsvolgorde  51
Eurocode 2 8 Sterkte van kolommen 34 Scheurvorming 52
Eurocode 7 8 Kruip 35 Kromming door krimp 53
Eurocode 8 8 Dubbele buiging 35 Doorbuigingsberekening -
Ongeschoorde kolommen 36 uitgebreide methode 53
2 Het begin 10 Wanden 36 Doorbuigingsberekening -
Ontwerplevensduur 10 Regels voor staafafstanden en voor de vereenvoudigde methode 53
Belastingen op constructies 10 vereiste hoeveelheid betonstaal 36 Zeeg 54
Belastingsschikking 10 Specifieke eisen bij wanden 36 Vlakke plaatvloeren 56
Combinaties van belastingen 10 Literatuur 36 Nauwkeurigheid 56
Materiaaleigenschappen 10 Toleranties voor gevel-
Constructief ontwerp 12 6 Funderingen 37 bekleding 57
Minimumbetondekking 12 Grenstoestanden 37 Literatuur 57
Ontwerpen op draagkracht bij brand 12 Geotechnische categorien 37
Stabiliteit en imperfecties 13 Ontwerpmethoden en combinaties 37 9 Stabiliteit 58
Scheurwijdtecontrole 13 Geotechnisch onderzoeks- Verwaarloosbaar ? 58
rapport 38 Bepalen tweede-orde effect 58
3 Platen 17 Funderingen op staal 38 Algemene methode 59
Brandwerendheid 17 Gewapend-betonnen funderingsvoeten  40 Methode nominale stijfheid 59
Buiging 17 Plaatfunderingen 41 Benadering van de kniklast 60
Doorbuiging 17 Paalfunderingen 41 Literatuur 60
Dwarskracht 21 Ongewapende funderingen 42
Specifieke opmerkingen voor in twee Regels voor staafafstand en Symbolen 61
richtingen dragende platen 21 -diameter 42
Specifieke opmerkingen voor ribben- Literatuur 43
vloeren en cassettenvloeren 21
Regels voor staafafstanden en voor de 7 Vlakke plaatvloeren 44
vereiste hoeveelheid betonstaal 22 Brandwerendheid 44
Literatuur 22 Buiging 44
Doorbuiging 45
4 Liggers 23 Pons 47
Brandwerendheid 23 Regels voor staafafstanden en voor de
Buiging 23 vereiste hoeveelheid betonstaal 48
Dwarskracht 23 Detaillering van ponswapening 49
Doorbuiging 24 Literatuur 49
Samengestelde liggers 27
Schuifspanning in
langsrichting 27
Regels voor staafafstanden en voor de
vereiste hoeveelheid betonstaal 27
Literatuur 28
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2

1 Introductie tot de Eurocode


In totaal tien Eurocodes behandelen de belangrijkste Eurocode 0: Grondslag constructief
bouwmaterialen (fig. 1.1). Zij zijn opgesteld door de ontwerp (NEN-EN 1990)
Europese Commissie voor Normalisatie (CEN) en Eurocode 0 legt de basis voor alle constructieve ont-
zullen in 28 landen de bestaande nationale voor- werpen, ongeacht de aard van het bouwmateriaal.
schriften gaan vervangen. Elk land moet een Euro- Gegeven worden principes en vereisten met betrek-
code publiceren met een nationale titelpagina en king tot veiligheid, bruikbaarheid en duurzaamheid
woord vooraf, maar de originele tekst zoals opgesteld van constructies. Eurocode 0 hanteert een statistische
door CEN moet het hoofdbestanddeel van het docu- benadering voor het vaststellen van realistische
ment vormen. Een Nationale Bijlage (NB) kan ach- waarden voor belastingen die in combinatie met
terin het document worden opgenomen (fig. 1.2). elkaar kunnen optreden.
Daar waar in de tekst van deze uitgave Nationaal Gentroduceerd worden nieuwe definities (zie over-
Bepaalde Parameters (NBPs) voorkomen, zijn aanbe- zicht aan het eind van dit hoofdstuk) en symbolen
volen waarden uit de Nederlandse NBs gebruikt. (tabel1.2), die ook in deze uitgave zullen worden
Tabel 1.1 geeft de aan beton gerelateerde Eurocodes. gebruikt om de onderlinge relaties te benadrukken.
Partile factoren voor belastingen worden in Euro-
1.1 | De Eurocodes code 0 gegeven, terwijl partile factoren voor mate
rialen worden voorgeschreven in de betreffende
relevante Eurocode.
NEN-EN 1990, Eurocode 0: Constructieve veilig-
Grondslag van het constructief ontwerp heid, bruikbaarheid
Representatieve waarden
1990 Eurocode en veiligheid
Elke belasting kent vier representatieve waarden; de
voornaamste hiervan is de karakteristieke waarde.
Deze kan statistisch worden bepaald; als onvoldoende
NEN- EN 1991, Eurocode 1: Belastingen op
gegevens voorhanden zijn, wordt een nominale
Belastingen op constructies constructies
waarde gebruikt. De andere representatieve waarden
zijn: de combinatiewaarde, de frequente waarde en
de quasi-blijvende waarde. Deze worden verkregen
door de karakteristieke waarde te vermenigvuldigen
NEN-EN 1992, Eurocode 2: Beton met, respectievelijk, de factoren
0 ,
1 en
2 (fig. 1.3).
NEN-EN 1993, Eurocode 3: Staal Om deze -factoren af te leiden, is een semi-probabi-
NEN-EN 1994, Eurocode 4: Staal-beton listische methode gebruikt. De grootte van een factor
Ontwerp en berekening
NEN-EN 1995, Eurocode 5: Hout is mede afhankelijk van het type belasting (tabel 1.3).
NEN-EN 1996, Eurocode 6: Metselwerk Voor meer informatie over de -factoren, zie
NEN-EN 1999, Eurocode 9: Aluminium BijlageC van Eurocode 0.

De combinatiewaarde (0Qk ) van een belasting


beoogt de kans op het gelijktijdig optreden van twee
NEN-EN 1997,
NEN-EN 1998, of meer veranderlijke belastingen in rekening te
Eurocode 7:
Eurocode 8:
Geotechnisch en aardbe-
brengen. Deze waarde wordt voornamelijk gebruikt
Geotechnisch
Aardbevings
vingsbestendig ontwerp
in de normale combinaties in de uiterste grenstoe-
ontwerp
bestendige stand (UGT). De frequente waarde (1 Qk ) is zodanig
constructies gekozen dat deze slechts gedurende een kortdurend
tijdsbestek wordt overschreden en wordt voorname-
lijk gebruikt in de bruikbaarheidsgrenstoestand
(BGT) en in een buitengewone UGT. De quasi-blij-
vende waarde (2 Qk ) mag gedurende een aanzienlijk
tijdsbestek worden overschreden. Deze kan in zekere
zin worden gezien als de in de tijd gemiddeld optre-
dende belasting. Deze waarde wordt gebruikt voor
lange-termijneffecten in de BGT en ook bij buitenge-
wone combinaties en seismisch ontwerp in de UGT.

4
1 Introductie tot de Eurocode

Tabel 1.1 | Aan beton gerelateerde Eurocodes Tabel 1.2 | In Eurocode 0 gehanteerde symbolen en subscripten

Eurocode titel symbool definitie


0 NEN-EN 1990 Grondslag van het constructief ontwerp Gk karakteristieke waarde van een blijvende belasting
1 NEN-EN 199111 Dichtheden, eigen gewicht en opgelegde belastingen Qk karakteristieke waarde van een enkele variabele belasting
NEN-EN 199112 Belasting bij brand G partile factor voor een blijvende belasting
NEN-EN 199113 Sneeuwbelasting Q partile factor voor een variabele belasting
NEN-EN 199114 Windbelasting 0 factor voor de combinatiewaarde van een variabele
NEN-EN 199115 Thermische belasting belasting
NEN-EN 199116 Belastingen tijdens uitvoering 1 factor voor de frequente waarde van een variabele belasting
NEN-EN 199117 Buitengewone belastingen 2 factor voor de quasi-blijvende waarde van een variabele
NEN-EN 19912 Verkeersbelasting op bruggen belasting
NEN-EN 19913 Belastingen veroorzaakt door kranen en machines combinatiefactor van blijvende belastingen
NEN-EN 19914 Silos en opslagtanks subscript definitie
2 NEN-EN 199211 Algemene regels en regels voor gebouwen A buitengewone situatie
NEN-EN 199212 Ontwerp en berekening van constructies bij brand c beton
NEN-EN 19922 Bruggen d rekenwaarde
NEN-EN 19923 Constructies voor keren en opslaan van stoffen E effect van een belasting
7 NEN-EN 19971 Geotechnisch ontwerp Algemene regels fi brand
NEN-EN 19972 Geotechnisch ontwerp Ontwerp ondersteund door k karakteristiek
laboratoriumonderzoek R sterkte
8 NEN-EN 1998 Ontwerp en berekening voor de bestandheid van w dwarskrachtwapening
constructies tegen aardbevingen (6 delen) y vloeigrens

Belastingscombinaties

In Eurocode 0 wordt de term belastingscombinaties 1.2 | K enmerkende inhoud


specifiek gebruikt voor het definiren van de grootte van een Eurocode
van te hanteren belastingen in een grenstoestand A: Nationale titelpagina
waarin sprake is van het simultaan kunnen optreden B: Nationaal woord
van verschillende belastingen. vooraf
De volgende stappen kunnen worden doorlopen om C: CEN-titelpagina
de voor een berekening benodigde waarde van een D: Hoofdtekst
belasting vast te stellen: E: Voornaamste
1. Stel de ontwerpsituatie vast (bijv. blijvend, tijde- bijlage(n)
lijk, buitengewoon). Uiterste grenstoestand F: Nationale Bijlage
2. Onderken alle realistische belastingen. De uiterste grenstoestanden worden onderverdeeld in
3. Bepaal de partile factoren (zie onderstaand) voor de volgende categorien (Eurocode 0 6.4):
elke van toepassing zijnde combinatie van belas- EQU verlies aan statisch evenwicht in de construc-
tingen. tie;
4. Rangschik de belastingen zodanig dat de meest STR intern bezwijken of excessieve vervormingen
kritische omstandigheden worden verkregen. van de constructie of een constructie-onder-
deel;
Als sprake is van een combinatie met slechts n GEO bezwijken ten gevolge van excessieve defor-
variabele belasting (bijv. een opgelegde belasting), matie van de ondergrond;
wordt de grootte van deze belasting verkregen door FAT bezwijken ten gevolge van vermoeiing van de
vermenigvuldiging met de betreffende partile constructie of constructie-onderdelen.
belastingsfactor.
Als in een combinatie sprake is van meer dan n
a
variabele belasting, moet onderscheid worden 1.3 | R epresentatieve waar-
gemaakt tussen de overheersende belasting (Qk,1 ) den van variabele
en de andere, mogelijk gelijktijdig (simultaan) b belastingen
optredende, belastingen (Qk,i
). Een gelijktijdig a. k arakteristieke
c
optredende belasting wordt altijd meegenomen als waarde of Q k
combinatiewaarde. b. c ombinatiewaarde
d
of 0 Q k
Q

c. f requente waarde

of 1 Q k
tijd
d. q uasi-blijvende

waarde of 2 Q k

5
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2

Tabel 1.3 | Aanbevolen waarden voor de -factoren voor gebouwen 1 )

belasting y0 y1 y2
opgelegde belastingen op bouwwerken (zie NEN-EN 199111), categorie:
A: woonfunctie en logiesfunctie 0,4 0,5 0,3
B: kantoorfunctie 0,5 0,5 0,3
C: bijeenkomstfunctie 0,25 0,7 0,6
D: winkelfunctie 0,4 0,7 0,6
E: (lichte) industriefunctie en kantoorfunctie 1,0 0,9 0,8
F: het stallen van voertuigen, voertuiggewicht < 30 kN 0,7 0,7 0,6
G: het stallen van voertuigen, 30 kN < voertuiggewicht < 160 kN 0,7 0,5 0,3
H: daken 2) 0 0 0
sneeuwbelasting op bouwwerken (zie NEN-EN 199113) 0 0,2 0
windbelasting op bouwwerken (zie NEN-EN 199114) 0 0,2 0
thermische belasting (geen brand) in bouwwerken (zie NEN-EN 199115) 0 0,5 0
1
) Ontleend aan NEN-EN 1990 en de ontwerp-Nederlandse Nationale Bijlage(NB). Opgemerkt wordt dat NEN-EN 199111 / NB een
tabel bevat waarin de functies uit NEN-EN 199111 zijn gekoppeld aan de terminologie gehanteerd in het Bouwbesluit 2003.
De in deze tabel gebruikte terminologie is slechts een verkorte weergave.
2
) Zie ook NEN-EN 199111, onder 3.3.2.

Eurocode 0 geeft in 6.4.3.2 t.m. 6.4.3.4 verschillende belasting j de bovengrens-, respectievelijk ondergrens-
combinaties voor deze uiterste grenstoestanden, rekenwaarden vast te stellen.
namelijk blijvend, tijdelijk, buitengewoon en seis-
misch. In deze uitgave worden alleen de combinaties Voor de blijvende en tijdelijke ontwerpsituaties wordt
blijvend en tijdelijk, behorende bij de categorie in Eurocode 0 verwezen naar tabellen A1.2(A) tot en
STR, beschouwd. met (C). Voor de uiterste grenstoestand STR zijn
Bij ontwerpen en berekenen op deze blijvende en tij- twee hiervan, A1.2(B) (= tabel 1.4) en A1.2(C), van
delijke toestanden in de uiterste grenstoestand STR toepassing. Tabel A1.2(C) is opgebouwd als tabel1.4,
geeft Eurocode 0 drie mogelijke combinaties. doch schrijft het gebruik van alleen vgl. (6.10) voor;
Tabel1.4 toont het overzicht als deze vergelijkingen in tabel A1.2(B) (=tabel 1.4) mag nog worden
in tabelvorm worden weergegeven. Gekozen moet gekozen uit vgl. (6.10) dan wel de ongunstigste van
worden voor vergelijking (6.10) of voor de ongunstig- vgl. (6.10a-b).
ste van vergelijkingen (6.10a) en (6.10b). Het hante- De A1.2(B)-tabel heeft betrekking op constructie-
ren van de twee vergelijkingen vergt een grotere onderdelen die niet zijn onderworpen aan geotechni-
inspanning maar deze wordt wel beloond, omdat ver- sche belastingen en grondweerstand (Eurocode 0,
gelijking (6.10) een resultaat geeft dat altijd gelijk is Annex A1.3 (4)). Voor constructie-onderdelen waar
aan of conservatiever is dan het ongunstigste resul- wel sprake is van geotechnische belastingen en
taat van vergelijkingen (6.10a) en (6.10b). grondweerstand, moet worden gekozen uit drie voor-
In tabel 1.4 verwijzen de subscripten nf en sup gestelde benaderingswijzen (Eurocode 0, Annex A1.3
naar de onder-, respectievelijk bovengrens van de (5)), waarin naast tabel A1.2(B) eventueel ook tabel
karakteristieke waarde van de betreffende blijvende A1.2(C) wordt toegepast. Het gaat bij die benade-
belasting. Als sprake is van een geringe variatie in ringswijzen vooral om de vraag hoe geotechnische en
deze belasting, mag een vaste waarde van Gk worden overige belastingen moeten worden gecombineerd
gehanteerd. Ook de partile factor voor de blijvende en welke tabel(len) dan moet(en) worden gebruikt.
belasting heeft de subscripten inf en sup. Deze De Nationale Bijlage (NB) van Nederland doet al een
worden gebruikt om voor de betreffende blijvende keuze en schrijft het gebruik van een bepaalde

Tabel 1.4 | R ekenwaarden voor belastingen in de uiterste grenstoestand blijvende en tijdelijke ontwerpsituaties (tabel A1.2(B) in

Eurocode 0)

blijvende en tijdelijke blijvende belastingen overheersende vari- gelijktijdig optredende variabele


ontwerpsituaties abele belasting belastingen
ongunstig gunstig overheersende andere
(indien aanwezig)
vgl. (6.10) G,j,sup Gk,j,sup G,j,inf Gk,j,inf Q,1 Qk,1 Q,i 0,i Qk,i
vgl. (6.10a) G,j,sup Gk,j,sup G,j,inf Gk,j,inf Q,1 0,1 Qk,1 Q,i 0,i Qk,i
vgl. (6.10b) G,j,sup Gk,j,sup G,j,inf Gk,j,inf Q,1 Qk,1 Q,i 0,i Qk,i
opmerking
Ontwerp volgens vergelijking (6.10) of volgens de ongunstigste van vergelijkingen (6.10a) en (6.10b).

6
1 Introductie tot de Eurocode

methode voor. Het resultaat is het toepassen van de Tabel 1.5 | R ekenwaarden van belastingsfactoren in de uiterste grenstoestand zoals te hanteren
A1.2(C)-tabel voor de geotechnische belastingen en volgens de Nationale Bijlage van Nederland blijvende en tijdelijke ontwerpsituaties
grondweerstand. (samenvoeging van tabellen A1.2(B) en A1.2(C) uit Eurocode 0)

blijvende en blijvende belastingen over- gelijktijdig optredende variabele


Het uiteindelijke resultaat van dit alles is getoond in tijdelijke heersen- belastingen
tabel1.5. Het bovenste gedeelte van deze tabel komt ontwerpsitu- ongunstig gunstig de varia- overheersende andere
voort uit tabel A1.2(B), het onderste gedeelte uit tabel aties bele (indien aanwezig)
A1.2(C). Dit verklaart waarom in tabel 1.5 een duide- belasting
lijke scheiding is aangebracht. Met een paar extra constructie-onderdelen zonder geotechnische belastingen;
regels is duidelijk de scheiding tussen de factoren factoren in combinaties van blijvende en veranderlijke belastingen:
voor de geotechnische belastingen en grondweer- vgl. (6.10a) 1,35 0,9 1,5 0,i
stand (onderste gedeelte) en de overige belastingen vgl. (6.10b) 1,21) 0,9 1,5 1,5 0,i
(bovenste gedeelte) aangegeven. constructie-onderdelen met geotechnische belastingen en grondweerstand;
Er wordt ook op gewezen dat de NB van Nederland factoren te hanteren voor de geotechnische belastingen (in combinatie met andere belastingen
voor de overige belastingen al een keuze heeft waarvoor bovenstaande factoren gelden):
gemaakt tussen het toepassen van vgl. (6.10) dan wel vgl. (6.10) 1,0 1,0 1,3 1,3 0,i
de ongunstigste van (6.10a) en (6.10b) uit tabel 1
) Bij het berekenen van deze waarde is conform de Nationale Bijlage (NEN-EN 1990 NB)
A1.2(B) (zie tabel1.4): In het bovenste gedeelte van =0,89 gehanteerd.
tabel 1.5 zijn namelijk vergelijkingen (6.10a) en
(6.10b) van toepassing. Zoals eerder genoemd had Tabel 1.6 | R ekenwaarden van belastingen, bruikbaarheidsgrenstoestanden
Eurocode 0 in tabel A1.2(C) al gekozen voor het toe- combinatie blijvende belasting variabele belasting voorbeelden van toepassin-
passen van vgl. (6.10). ongun- gunstig overheer- andere gen in Eurocode 2
stig sende
Op het eerste gezicht lijkt het alsof veel meer inspan- karakteristiek Gk,j,sup
Gk,j,inf
Qk,1
0,i Qk,i

ning benodigd is om vast te stellen wat de maatge- frequent Gk,j,sup
Gk,j,inf
1,1 Qk,1 2,i Qk,i scheurvorming bij VMA
vende belastingscombinatie is. Echter, als ervaring is quasi-blijvend Gk,j,sup
Gk,j,inf
2,1 Qk,1 2,i Qk,i scheurvorming bij gewapend
verkregen, kan de ontwerper deze vaak al snel door- beton en VZA; doorbuiging
zien. Zo is vergelijking (6.10b) normaal gesproken opmerkingen
maatgevend bij verhoudingsgewijs niet al te grote blij- 1. Als de variatie in de blijvende belasting gering wordt bevonden, mag voor Gk,j,sup en Gk,j,inf
de
vende belastingen. waarde Gk worden aangehouden (zie tabel 1.7).
2. Voor de waarden van , en , zie tabel 1.3.
0 1 2

Bruikbaarheidsgrenstoestand

Voor drie combinaties van belastingen moet de bruik- Tabel 1.7 | Voorbeeld van combinaties in geval van doorbuiging (quasi-blijvend) zoals
baarheidsgrenstoestand worden gecontroleerd (tabel- a fgeleid voor een voor Nederland kenmerkend ontwerp in gewapend beton
len 1.6 en 1.7). Eurocode 2 geeft aan welke combina- combinatie blijvende belasting variabele belasting
tie voor welk fenomeen moet worden gebruikt (bijv: ongunstig overheersend
de doorbuiging wordt gecontroleerd gebruikmakend kantoorruimte Gk1 ) 0,3 Qk,12 )
van de quasi-blijvende combinatie). Er moet voor verkoopruimte van winkel Gk1 ) 0,6 Qk,12 )
worden gewaakt de bruikbaarheidsgrenstoestandcom- opslagruimte Gk 1 ) 0,8 Qk,12 )
binaties met de benamingen karakteristiek, frequent
en quasi-blijvend niet te verwarren met de represen- Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen, is het
tatieve waarden van belastingen (zie fig.1.3), die voornaamste gedeelte, waarnaar door de drie andere
dezelfde benaming hebben. delen wordt verwezen.

Eurocode 1 Deel 1-2: Ontwerp en berekening van constructies bij


Eurocode 1 maakt nationale voorschriften overbodig. brand, geeft aan hoe te ontwerpen op en te rekenen
Zij bevat in tien delen (tabel 1.8) alle informatie die aan de brandwerendheid van betonconstructies.
de constructeur nodig heeft om de individuele belas- Hoewel een groot deel van deze Eurocode is gewijd
tingen op een constructie vast te stellen. De dichtheid aan het rekenen met brandbelastingen, mag het
van gewapend beton is 2500 kg/m3 . dimensioneren op brandwerendheid ook plaatsheb-
ben door te verwijzen naar tabellen voor minimum-
Eurocode 2 betondekking en minimum-afmetingen voor con-
Eurocode 2 omvat vier delen. Figuur 1. 4 geeft aan structie-onderdelen. Deze worden gegeven in
hoe deze passen in het Eurocodesysteem, dat ook onderdeel 5 van Deel 1-2. Meer advies over het
andere Europese voorschriften omvat. werken met de tabellen wordt gegeven in het tweede
hoofdstuk in deze uitgave.

7
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2

1.4 | R elaties tussen NEN-EN 1997 NEN-EN 1990 NEN-EN 1998


Eurocode 2 en andere EUROCODE 7 EUROCODE 0 EUROCODE 8
voorschriften
Geotechnisch Grondslag van Aardbevings-
ontwerp het construc- bestendige
tief ontwerp constructies

NEN-EN 206-1
Beton deel 1 NEN-EN 1991 NEN-EN 10080
Specificatie, EUROCODE 1 Staal voor het
eigenschap- Belastingen op wapenen van
pen enz. constructies beton
en NEN 8005 Lasbaar beton-
staal

NEN-EN 1992 EUROCODE 2


Ontwerp en berekeningen
van betonconstructies NEN 6008
Deel 11: Algemene regels en Betonstaal
regels voor gebouwen
Deel 12: Algemene regels -
Ontwerp en berekening van
NEN-EN 13369
constructies bij brand
NEN-EN 13670 Vooraf vervaardig-
Het vervaardigen de betonproducten
van betoncon- Alg. bepalingen
structies NEN-EN 1992
EUROCODE 2
Deel 3 :
Constructies Vooraf vervaardig-
NEN-EN 1992 voor keren en de betonproducten
EUROCODE 2 opslaan van productnormen
Deel 2: Bruggen stoffen

Deel 2: Bruggen, geeft aan hoe de algemene regels uit Eurocode 7


Deel 1-1 moeten worden toegepast bij het ontwerpen Eurocode 7: Geotechnisch ontwerp bestaat uit twee
en berekenen van bruggen. Hierdoor zijn Deel 1-1 en delen en geeft een handleiding voor geotechnisch
Deel 2 beide benodigd om een betonnen brug te ont- ontwerpen, bodemonderzoek en beproevingen. Het
werpen en berekenen. voorschrift bestrijkt een breed veld en omvat het geo-
technisch ontwerpen van funderingen op staal, paal-
Deel 3: Constructies voor keren en opslaan van stoffen, funderingen, keerwanden, diepe kelders en aarden
geeft de toepassing van de algemene regels uit dammen. Evenals de andere Eurocodes is ook hierin
Deel1-1 voor opslagconstructies. het ontwerpen gebaseerd op het beschouwen van
grenstoestanden. Nadere toelichting betreffende een-
Tabel 1.8 | Eurocode 1, de delen en data van publicatie voudige funderingen zal worden gegeven in het
referentie titel publicatie zesde hoofdstuk in deze uitgave.
NEN-EN 199111 Dichtheden, eigen gewicht en opgelegde april 2002
belastingen Eurocode 8
NEN-EN 199112 Belasting bij brand november 2002 Eurocode 8: Ontwerp en berekening van aardbevingsbe-
NEN-EN 199113 Sneeuwbelasting oktober 2003 stendige constructies is gesplitst in zes delen en behan-
NEN-EN 199114 Windbelasting april 2005 delt alle aspecten die te maken hebben met het ont-
NEN-EN 199115 Thermische belasting december 2003 werpen op aardbevingsbestendigheid en omvat
NEN-EN 199116 Belastingen tijdens uitvoering juni 2005 richtlijnen voor de diverse constructiematerialen en
NEN-EN 199117 Buitengewone belastingen: september 2006 voor alle typen constructies. Zij omvat ook richtlijnen
stootbelastingen en ontploffingen voor het versterken en repareren van gebouwen. Ten
NEN-EN 19912 Verkeersbelasting op bruggen oktober 2003 behoeve van gebieden die weinig aardbevingsgevoelig
NEN-EN 19913 Belastingen veroorzaakt door kranen september 2006 zijn, zijn de detailleringsregels uit Eurocode 2
en machines zodanig, dat tevens wordt voldaan aan Eurocode 8. n
NEN-EN 19914 Silos en opslagtanks augustus 2006

8
1 Introductie tot de Eurocode

Overzicht van de Eurocode-terminologie

benaming definitie
Principes Artikelen als algemene stellingen, definities, voorwaarden en analytische modellen waarvoor
geen alternatief is toegestaan. Zij worden onderscheiden door (P) na het artikelnummer.
Toepassingsregels Algemeen erkende regels die in overeenstemming zijn met de principes en voldoen aan hun
vereisten.
Nationaal Bepaalde Parameter (NBP) Eurocodes moeten worden gebruikt om te voldoen aan nationale Bouwvoorschriften die op
zichzelf niet worden geharmoniseerd. NBPs mogen daarom door een land worden gebruikt
om eigen veiligheidsniveaus vast te leggen. NBPs maken het ook mogelijk zekere andere
parameters (in het algemeen benvloed door klimaat, geografie en geologie) open te laten
voor nationale invulling; NBPs worden geadviseerd in de Nationale Bijlage.
Nationale Bijlage (NB) Een Nationale Bijlage vergezelt elke Eurocode en omvat: a) de waarden van NBPs; b) de natio-
nale besluiten aangaande het gebruik van Informatieve Bijlagen; c) verwijzingen naar NCCIs.
Normatief De benaming gebruikt voor de tekst van voorschriften die de basisvereisten omvatten.
Overeenstemming met Eurocodes wordt veelal beoordeeld aan de hand van de normatieve
vereisten.
Informatief Een benaming die alleen wordt gebruikt in relatie met een bijlage die beoogt te informeren,
in plaats van voor te schrijven.
NCCI Non-contradictory complementary information. Referentie in een Nationale Bijlage die
nadere informatie of handreikingen bevat en niet in tegenspraak is met de Eurocode.
Karakteristieke waarde Een waarde die statistisch kan worden afgeleid met een bepaalde kans niet te worden
overschreden gedurende een referentieperiode. De waarde komt overeen met een zekere
fractie van een bepaalde eigenschap van een materiaal of product. De karakteristieke waarde
wordt aangegeven met het subscript k (bijv. Qk enz.). Het is de basis-representatieve waarde
waarvan andere representatieve waarden kunnen worden afgeleid.
Representatieve waarde Waarde gebruikt voor toetsing van een grenstoestand. Dit kan de karakteristieke waarde of
een met een -factor daarvan afgeleide waarde zijn, zoals de combinatiewaarde, frequente
waarde of quasi-blijvende waarde.
Rekenwaarden Deze verwijzen naar representatieve waarden inclusief partile factoren. Zij worden voorzien
van het subscript d (bijv. fcd = fck/ c; Qd = Q Qk).
Belasting (F) Een stel krachten, vervormingen of versnellingen werkend op een bouwconstructie.
Belastingscombinaties Een stel rekenwaarden te gebruiken voor het controleren van de constructieve betrouwbaar-
heid in een grenstoestand, waarin sprake is van de gezamenlijke invloed van verschillende en
statistisch onafhankelijke belastingen.
Vaste belasting Belasting met een vaste verdeling en positie over de bouwconstructie of het constructie-
onderdeel.
Vrije belasting Belasting die verscheidene ruimtelijke verdelingen over de bouwconstructie kan hebben.
Blijvende belasting (G) Belasting die geacht wordt gedurende de gehele referentieperiode van een bouwconstructie
aanwezig zijn en waarvan variatie in grootte in de tijd verwaarloosbaar klein is ( bijv. blijvende
krachten).
Variabele belasting (Q) Belasting waarvan de grootte in de tijd varieert (bijv. windbelasting).
Effect van een belasting (E) Vervorming of interne kracht veroorzaakt door een belasting.
Buitengewone belasting (A) Een belasting, veelal van korte duur maar van signifcante grootte, waarvan de kans klein is
dat deze gedurende de referentieperiode zal optreden.
Gelijktijdige belasting Een belasting die in een combinatie niet de overheersende variabele belasting is maar die wel
tegelijk met deze leidende belasting kan optreden.
Tijdelijke ontwerpsituatie Een ontwerpsituatie die van toepassing is gedurende een tijdsbestek dat veel korter is dan de
referentieperiode van de bouwconstructie.
Blijvende ontwerpsituatie Een ontwerpsituatie die van toepassing is gedurende een tijdsbestek dat ongeveer even lang
duurt als de referentieperiode van de bouwconstructie.
Buitengewone ontwerpsituatie Een ontwerpsituatie die uitzonderlijke omstandigheden voor de bouwconstructie bevat.
Irreversibele Bruikbaarheidsgrenstoestand waarin sommige gevolgen van belastingen blijvend zijn nadat
bruikbaarheidsgrenstoestand de belastingen niet meer werkzaam zijn.
Reversibele bruikbaarheids- Bruikbaarheidsgrenstoestand waarin geen van de gevolgen van belastingen blijvend zijn
grenstoestand nadat de belastingen niet meer werkzaam zijn.
Uitvoeringsfase Uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

9
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2

2 Het begin
In dit hoofdstuk van deze uitgave komen de voor de mengesteld, dat de ongunstigste krachten in een
berekening van constructie-elementen benodigde constructie of constructie-onderdeel worden gevon-
gegevens aan de orde: ontwerplevensduur, belastingen den. De wijze van schikking is in hoofdstuk 6 van
op constructies, schikken van belastingen, belastings- Eurocode 0 beschreven. In afwijking hierop is in
combinaties, analysemethoden, materiaaleigenschap- 5.1.3 van Eurocode 2, deel 1-1, een vereenvoudiging
pen, stabiliteit en imperfecties, minimumbetondek- gegeven. In de Nederlandse Nationale Bijlage wordt
king en maximale scheurwijdten. deze gevolgd.
Het proces van ontwerpen en berekenen van con- Voor constructies beveelt Eurocode 2, deel 1-1
structie-onderdelen wordt met het verschijnen van (art.5.1.3 (1)P en NB) aan, de volgende vereenvoudi-
Eurocode 2 niet ingrijpend gewijzigd, hetgeen overi- gingen van de belastingsschikkingen in zowel de uiter-
gens bij de detaillering wel het geval kan zijn. Een en ste grenstoestand als de bruikbaarheidsgrenstoestand
ander komt in de opeenvolgende hoofdstukken van te hanteren. De rekenwaarden moeten worden ont-
deze uitgave aan de orde. leend aan de meest ongunstige van de volgende situa-
Verwacht wordt dat Eurocode 2 op lange termijn zal ties, waarbij overal dezelfde waarden voor Gmoeten
leiden tot (kosten)efficintere constructies. worden aangehouden:
Afwisselend dragen de velden de rekenwaarde van
Ontwerplevensduur de veranderlijke en blijvende belastingen, met de
De ontwerplevensduur van een constructie wordt andere velden alleen belast door de rekenwaarde
gegeven in NEN-EN 1990 (Eurocode 0): Grondslag van van de blijvende belasting (fig.2.1).
het constructief ontwerp (tabel 2.1). Hiermee worden Elke twee naast elkaar gelegen velden dragen de
bij het ontwerpen en berekenen van gewapend-beton- rekenwaarden van veranderlijke en blijvende be-
constructies de duurzaamheidseisen vastgesteld. lastingen, met de andere velden alleen belast door
de rekenwaarde van de blijvende belasting
Belastingen op constructies (fig.2.2).
Eurocode 1: Belastingen op constructies is opgebouwd Tabel 2.3 toont een selectie van veranderlijke belastin-
uit tien delen, die informatie geven over een grote gen in gebouwen.
verscheidenheid aan belastingen. Voor nadere infor-
matie over deze afzonderlijke voorschriften, zie Combinaties van belastingen
hoofdstuk 1. De term combinaties van belastingen verwijst naar de
grootte van belastingen zoals deze moeten worden
Eurocode 1, deel 1-1: Algemene belastingen - Dichtheden, gebruikt als in een grenstoestand sprake is van de
eigen gewicht en opgelegde belastingen voor gebouwen invloed van verschillende belastingen.
geeft de dichtheden en eigen gewichten van bouwma- De getalswaarden van de partile factoren in de UGT-
terialen (tabel 2.2). combinaties worden ontleend aan Eurocode 0: Grond-
slag van het constructief ontwerp (zie hoofdstuk 1). In de
Belastingsschikking uiterste grenstoestand worden drie soorten belastings-
De term belastingsschikking verwijst naar de manier combinaties onderscheiden: de fundamentele combi-
waarop veranderlijke belastingen (bijv. opgelegde be- naties, de bijzondere combinaties en de combinaties
lastingen en windbelastingen) zodanig worden sa- ten behoeve van aardbevingsbestendig ontwerpen.
Drie BGT-combinaties van belastingen worden onder-
Tabel 2.1 | Indicatieve ontwerplevensduren (uit Eurocode 0 en Nationale Bijlage (NB)) scheiden: karakteristiek, frequent en quasi-blijvend. De
ontwerplevensduur (jaren) voorbeelden getalswaarden zijn vermeld in Eurocode 0.
5 tijdelijke constructies
15 agrarische en vergelijkbare constructies; industrile Materiaaleigenschappen
gebouwen met n of twee bouwlagen Beton
50 gebouwen en andere algemene constructies In Eurocode 2 is het ontwerpen en berekenen van
100 constructies met een bijzondere gewapend beton gebaseerd op de karakteristieke
maatschappelijke functie cilinderdruksterkte, niet op de karakteristieke kubus-
druksterkte, en moet worden gespecificeerd volgens
Tabel 2.2 | Een selectie uit de dichtheden van materialen (uit Eurocode 1, deel 11) NEN-EN 206-1 (bijv. voor sterkteklasse C28/35 is de
materiaal dichtheid (kN/m3) karakteristieke cilinderdruksterkte 28 N/mm2, de
normaal beton 24,0 karakteristieke kubusdruksterkte 35 N/mm2).
normaal beton met wapening of voorspanning 25,0 Kenmerkende betoneigenschappen zijn vermeld in
specie van normaal beton 25,0 tabel2.4.

10
2 Het begin

Beton tot en met sterkteklasse C90/105 kan worden 2.1 | Velden afwisselend belast QQ k
ontworpen en berekend met Eurocode 2. Voor GQGQkk
klassen boven C50/60 gelden echter andere span-
GGk
ning-rekrelaties, reden waarom het ontwerpen en
rekenen met deze sterkteklassen niet in deze uitgave
wordt behandeld. De rekenwaarde van de betondruk-
sterkte fcd
volgt uit:
ccfck

fcd= ______

m
2.2 | Twee aan elkaar grenzende velden belast

waarin:
cc is een cofficint waarmee rekening wordt
gehouden met een reductie ten gevolge van
langeduur effecten;
m is de partile factor voor de materiaaleigen-
schappen.

De grootte van beide variabelen is bepaald in de Nati-


onale Bijlage.

Betonstaal
Eurocode 2 kan worden gebruikt voor betonstaal met
een karakteristieke sterkte van 400 tot en met
600N/mm2(NEN-EN 1992-1-1, art. 3.2.2 3(P) / NB). Tabel 2.5 | Karakteristieke eigenschappen op trek belast betonstaal
De eigenschappen van betonstaal zijn samengevat in klasse A B C
tabel 2.5. Drie staalklassen, A, B en C, worden onder- of f0,2k (N/mm2) 400 600
karakteristieke vloeigrens fyk
scheiden met toenemende ductiliteit; klasse A is niet minimumwaarde van k = (ft/fy )k 1,05 1,08 1,15 en < 1,35
geschikt als in de berekening is uitgegaan van 20% of karakteristieke rek bij maximale kracht uk (%) 2,5 5,0 7,5
meer herverdeling. Geen rekening is gehouden met opmerking
het toepassen van glad of licht geprofileerd beton- De tabel is ontleend aan NEN-EN 199211, Bijlage C.
staal.

Tabel 2.3 | Belastingen op en in gebouwen (een selectie uit de Nederlandse Nationale Bijlage bij Eurocode 1, deel 11)

categorie voorbeeld qk (kN/m2 ) Qk (kN)


A woonfunctie - vloeren 1,75 3
A woonfunctie trappen 2,0 3
A woonfunctie - balkons 2,5 3
B kantoorfunctie 2,5 3
C5 bijeenkomstfunctie zonder vaste zitplaatsen 5,0 7
D1 winkelfunctie 4,0 7
E1 opslag van goederen; geen industrile functie 5,0 7
F garages en zones voor voertuigtransport lichte voertuigen < 25 kN 2,0 10
G garages en zones voor voertuigtransport middelzware voertuigen (25 kN - 120 kN) 5,0 40

Tabel 2.4 | Selectie uit de materiaaleigenschappen van beton zoals vermeld in tabel 3.1 van Eurocode 2, deel 11

symbool omschrijving eigenschap


fck karakteristieke 12 16 20 25 281) 30 35 40 45 50
(N/mm2) cilinderdruksterkte
fck,cube karakteristieke 15 20 25 30 35 37 45 50 55 60
(N/mm2) kubusdruksterkte
f ctm
gemiddelde 1,6 1,9 2,2 2,6 2,8 2,9 3,2 3,5 3,8 4,1
(N/mm2) treksterkte
Ecm2 ) secans- 27 29 30 31 31 33 34 35 36 37
(103 N/mm2) elasticiteitsmodulus
1
) Betonsterkteklasse niet opgenomen in tabel 3.1 van Eurocode 2, deel 11, maar ontleend aan NEN 8005.
2
) Gemiddelde secans-elasticiteitsmodulus op 28 dagen voor beton met kwartsiet toeslagmateriaal. Voor beton met andere toeslag-
materialen, zie Eurocode 2, deel 1-1, art. 3.1.3, lid (2).

11
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2

Tabel 2.6 | Milieuklassen ongescheurde doorsneden (bijv. met de grootheden


klasse-aanduiding beschrijving van het milieu van een betondoorsnede), gebruikmakend van lineaire
geen risico op corrosie of aantasting spanning-rek-relaties en de gemiddelde waarde voor
XO voor beton zonder wapening of ingesloten metalen: alle milieus, de elasticiteitsmodulus.
behalve bij vorst-dooi, afslijting of chemische aantasting
corrosie ingeleid door carbonatatie Alleen in de uiterste grenstoestand mogen de
XC1 droog of blijvend nat momenten, berekend op basis van een elastische
XC2 nat, zelden droog analyse, worden herverdeeld (tot een maximum van
XC3/4 matige vochtigheid of wisselend nat en droog 30%; NEN-EN 1992-1-1 art. 5.5 (4) met NB) mits de
corrosie ingeleid door chloriden anders dan afkomstig uit zeewater resulterende momentenverdeling in evenwicht blijft
XD1 matige vochtigheid met de aangebrachte belastingen en voldoet aan
XD2 nat, zelden droog zekere limieten en ontwerpcriteria (bijv. limieten aan
XD3 wisselend nat en droog de hoogte van de drukzone).
corrosie ingeleid door chloriden afkomstig uit zeewater
XS1 blootgesteld aan zouten uit de lucht, maar niet in direct contact Onafhankelijk van de gehanteerde analysemethode
met zeewater zijn de volgende principes van toepassing:
XS2 blijvend onder zeewater Als een ligger of plaat monoliet is verbonden met
XS3 getijde-, spat- en stuifzones de opleggingen, mag voor de ontwerpwaarde van
aantasting door vorst/dooi-wisselingen met of zonder dooizouten het negatieve moment worden uitgegaan van de
XF1 niet volledig verzadigd met water, zonder dooizouten waarde ter plaatse van de dag van de oplegging,
XF2 niet volledig verzadigd met water, met dooizouten waarbij deze niet kleiner mag zijn dan 0,65 maal
XF3 verzadigd met water, zonder dooizouten het moment dat optreedt bij een volledige inklem-
XF4 verzadigd met water, met dooizouten of zeewater ming (NEN-EN 1992-1-1, art. 5.3.2.2(3)).
chemische aantasting Als een ligger of plaat doorgaand is over een opleg-
XA1, XA2 of XA3; zie NEN-EN 206-1 en NEN 8005. ging waarvan mag worden aangenomen dat deze
de rotatie niet belemmert, mag het steunpuntsmo-
ment berekend in het midden van de oplegging
2.3 | D oorsneden van constructie-onderdelen met de nominale wapeningsafstand a worden gereduceerd met FEd,sup
t / 8 met FEd,sup
als
(NEN-EN 1992-1-2, art. 5.2(13)) oplegreactie en t als de breedte van de oplegging
(NEN-EN 1992-1-1, art.5.3.2.2(4)).
Bij het ontwerpen van kolommen moeten de elasti-
sche momenten uit een raamwerkberekening
worden gebruikt zonder dat herverdeling wordt toe-
gepast (NEN-EN 1992-1-1, art. 5.5(6)).
hb

hb

Minimumbetondekking

De nominale betondekking kan als volgt worden


berekend (NEN-EN 1992-1-1, art. 4.4.1.1):
a

asd
cnom= cmin
+ cdev

b waarin cmin
een zodanige grootte moet hebben, dat
aan de volgende vereisten wordt voldaan (NEN-EN
Constructief ontwerp 1992-1-1, art. 4.4.1.2):
Het primaire doel van een constructieve analyse van veilige overdracht van aanhechtspanningen;
constructies is het vaststellen van de grootte en de ver- duurzaamheid;
deling van interne krachten en momenten over de brandwerendheid.
gehele constructie of een deel ervan, en het onder- en waarin cdev een toeslag is die in het ontwerp in
scheiden van de kritische ontwerpcondities in alle rekening moet worden gebracht in verband met
doorsneden. De geometrie wordt daarbij in het alge- afwijkingen ten opzichte van de minimumdekking.
meen gedealiseerd door de constructie te beschouwen Hiervoor moet 5 mm worden aangehouden
als opgebouwd uit lineaire en vlakke twee-dimensio- (NEN-EN 1992-1-1, art. 4.4.1.3(1) met NB).
nale elementen.
Minimumbetondekking voor aanhechting
Het type analyse moet geschikt zijn om te worden toe- De minimumdekking vereist om zorg te dragen
gepast bij het betreffende probleem. Daarbij mag voor een adequate aanhechting moet niet kleiner
worden uitgegaan van: lineair-elastische analyse, line- zijn dan de staafdiameter (bij enkele staven) of de
air-elastische analyse met beperkte herverdeling, niet- gelijkwaardige staafdiameter (bij gebundelde
lineaire analyse en plastische analyse. De lineair-elasti- staven). Bij een grootste korrelafmeting > 32 mm
sche analyse mag worden uitgevoerd uitgaande van

12
2 Het begin

Tabel 2.7 | Vereiste nominale betondekking voor normaal gewapend beton met 50 jaar ontwerplevensduur, uitgaande van het bescher-

men van het betonstaal tegen corrosie

milieu- minimumsterkteklasse, maximale water-cement-/water-bindmiddelfactor en minimumcement-/ bindmiddelgehalte


klasse nominale betondekking op het betonstaal
10 + Dcdev 15 + Dcdev 20 + Dcdev 25 + Dcdev 30 + Dcdev 35 + Dcdev 40 + Dcdev 45 + Dcdev
X0 0,701)
2001)
XC1 C28/35
0,65 0,65
260 260
XC2 C35/45
0,60 0,60
280 280
XC3 C35/45
0,55 0,55
280 280
XC4 C40/50
0,50 0,50
300 300
XS1 C40/50
0,50 0,50
300 300
XS2 C45/55
0,45 0,45
320 320
XS3 C45/55
0,45 0,45
340 340
XD1 C40/50
0,55 0,55
300 300
XD2 C40/50
0,50 0,50
300 300
XD3 C45/55
0,45 0,45
320 320
1
) Alleen van toepassing bij onderwaterbeton. Voor ongewapend beton gelden geen grenswaarden (NEN 8005).

moet een toeslag van 5 mm worden toegepast In tabel 2.7 zijn voor de standaard-constructieklasse
(NEN-EN 1992-1-1, art. 4.4.1.2(3)). S4 (50 jaar ontwerplevensduur) de vereiste dekkin-
gen op betonstaal gegeven (NEN-EN 1992-1-1,
Minimumbetondekking voor duurzaamheid tabel4.4N). Eisen aan de betonsamenstelling zijn
De vereisten met betrekking tot duurzaamheid in overgenomen uit NEN 8005 (tabel E).
Eurocode 2 zijn gebaseerd op NEN-EN 206-1.
De grootte van de minimaal vereiste dekking voor Ontwerpen op draagkracht bij brand
duurzaamheid wordt bepaald door de combinatie Eurocode 2, deel 1-2: Ontwerp en berekening van con-
van milieuklasse en constructieklasse. Tabel 2.6 structies bij brand geeft diverse methoden om de
geeft de omschrijving van de milieuklassen. Door brandwerendheid van betonelementen te bepalen.
middel van de constructieklasse kan een verzwaring Nadere informatie kan worden gevonden in gespecia-
of verlichting van de reguliere eis worden bepaald. liseerde literatuur. Het ontwerpen en berekenen op
Zo moet bijvoorbeeld voor een ontwerplevensduur draagkracht bij brand mag nog steeds plaatshebben
van 100 jaar de constructieklasse met 2 worden ver- door te verwijzen naar tabellen die de minimumbe-
hoogd ten opzichte van 50 jaar en kan bij toepassing tondekking en -afmetingen van betonelementen vast-
van hogere betonsterkteklassen de constructieklasse leggen. De tabellen zijn echter niet gebaseerd op het
met 1 worden verlaagd, en aldus de vereiste beton- voorschrijven van een minimumbetondekking, maar
dekking worden gereduceerd (NEN-EN 1992-1-1, op een nominale afstand van het hart van een hoofd-
tabel 4.3N). wapeningsstaaf tot het oppervlak van het element, de

13
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2

Tabel 2.8 | M inimumkolomafmetingen en -wapeningsafstanden voor kolommen met rechthoekige of ronde doorsnede methode A

(NEN-EN 1992-1-2, tabel 5.2a)


standaard-brandwerendheid minimumafmetingen (mm):
kolombreedte (bmin) / wapeningsafstand (a) van de hoofdwapening
kolom blootgesteld aan meer dan n zijde kolom blootgesteld aan n zijde
(fi = 0,7) (fi = 0,7)
R 60 250/46 155/25
350/40
R 120 350/571) 175/35
450/511)
R 240 2
) 295/70
1
) Minimaal 8 wapeningsstaven toepassen.
2
) Methode B geeft 600/70 voor R 240 en
= 0,7, en mag worden gebruikt; zie NEN-EN 199212, tabel 5.2b.
fi

opmerkingen
1. NEN-EN 199212 vermeldt de grenzen aan het ontwerp.
2.
 fi is de verhouding tussen de rekenwaarde van de axiale belasting onder brandcondities en de rekenwaarde van de sterkte onder
normale temperatuurcondities. Conservatief mag
fi gelijk worden gesteld aan 0,7.

Tabel 2.9a | M inimumafmetingen en -wapeningsafstanden voor vrij opgelegde of doorgaande massieve gewapend-betonnen platen

(NEN-EN 1992-1-2, tabellen 5.8 en 5.9)


standaard- brandwerendheid minimumafmetingen (mm): plaatdikte hs / wapeningsafstand a
in n richting in twee richtingen vlakke plaat;
overspannende plaat; overspannende plaat; doorgaand
vrij opgelegd vrij opgelegd
ly/lx 1,5 1,5 < ly /lx 2
REI 60 hs = 80 80 80 180
a = 20 10 15 15
REI 120 hs = 120 120 120 200
a = 40 20 25 35
REI 240 hs = 175 175 175 200
a = 65 40 50 50
opmerkingen
1. Verwezen wordt naar NEN-EN 199212 voor beperkingen aan het ontwerp.
2. a is de wapeningsafstand (fig. 2.3).
3. hs is de plaatdikte, inclusief niet-ontvlambare vloerafwerking.

Tabel 2.9b | M inimumafmetingen en -wapeningsafstanden voor vrij opgelegde, in twee richtingen dragende ribbenvloeren in gewapend

beton (NEN-EN 1992-1-2, tabel 5.10)

standaard-brandwerendheid minimumafmetingen (mm):


spiegeldikte hs / ribbreedte bmin
/ wapeningsafstand a
spiegel ribben
REI 60 hs = 80 bmin = 100 120 200
a = 10 a = 35 25 15
REI 120 hs = 120 bmin = 160 190 300
a = 20 a = 60 55 40
REI 240 hs = 175 bmin = 280 350 500
a = 40 a = 90 75 70
opmerkingen
1. Verwezen wordt naar NEN-EN 199212 voor beperkingen aan het ontwerp.
2. a is de wapeningsafstand (fig. 2.3).
3. hs is de spiegeldikte, inclusief niet-ontvlambare vloerafwerking.

14
2 Het begin

wapeningsafstand a (fig. 2.3). Het is een nominale beperkt tot 0,4 mm (NEN-EN 1992-1-1, tabel 7.1N).
(niet een minimum)afmeting. De ontwerper moet er Bij afwezigheid van eisen met betrekking tot esthe-
voor zorgdragen dat: tica, mag deze limietwaarde ruimer worden gekozen
voor milieuklassen X0 en XC1 (NEN-EN 1992-1-1,
a > cnom + 21 staaf
+ beugel tabel 7.1N). Bij constructies met voorspanstaal moet
de scheurwijdte worden getoetst bij de frequente
Bij de standaard-brandbelasting moet aan drie criteria belastingscombinatie.
worden voldaan:
R de dragende functie moet gehandhaafd blijven De theoretische scheurwijdte kan worden berekend
tijdens de duur van de brandbelasting; met de uitdrukkingen uit 7.3.4 van NEN-EN 1992-1-
E er moet voldoende weerstand zijn tegen verlies 1. Als er sprake is van verhindering van opgelegde
aan samenhang; vervormingen moet worden voldaan aan een mini-
I de isolerende werking moet voldoende zijn. maal benodigde hoeveelheid wapening volgens
7.3.2. Ook kan gebruik worden gemaakt van voor-
Tabellen 2.8 en 2.9a-b geven de minimumafmetingen waarden waaraan moet worden voldaan. Deze zijn
voor kolommen en platen waarmee aan bovenstaande vermeld in tabel 2.10, gebaseerd op tabellen 7.2N en
voorwaarden wordt voldaan. Nadere informatie wordt 7.3N van de Eurocode. De limietwaarden gelden
gegeven in Eurocode 2 en in volgende afleveringen in ofwel voor de staafdiameter van het betonstaal ofwel
deze serie, inclusief grenzen aan het ontwerp en voor de staafafstand, niet voor beide.
gegevens voor wanden en liggers. Opgemerkt wordt dat de Nederlandse Nationale
Bijlage toestaat te werken met een factor:
Stabiliteit en imperfecties kx= ctoegepast
/ cnom
2
De invloeden van geometrische imperfecties moeten
worden beschouwd in combinatie met de invloeden De maximaal toelaatbare scheurwijdte volgend uit
van windbelastingen (dus niet als een afzonderlijke tabel 7.1N mag met kxworden vermenigvuldigd. Bij
belastingscombinatie). Voor een globale analyse een controle zonder directe berekening (NEN-EN
kunnen de imperfecties worden weergegeven als een 1992-1-1, art. 7.3.3) kan de factor kxin rekening
scheefstand
i(NEN-EN 1992-1-1, art. 5.2(5) en NB): worden gebracht door de maximale staafdiameters
van het betonstaal uit tabel 7.2N en de maximale 2.4 | Voorbeelden van de

i= (1/300)
hm staafafstanden uit tabel 7.3N te vermenigvuldigen invloed van geometri-
metkx. sche imperfecties

waarin: _ a. schorend systeem

h = (2/ l), niet kleiner dan 2/3 en niet groter dan Om de spanning in het betonstaal (s) vast te stellen, b. vloer met schijfwer-
1,0; bereken de verhouding Gk /Qken lees uit figuur 2.5 king

m = 0,5(1+1/m); bij de van toepassing zijnde curve op de verticale as c. dak met schijfwer-
l is de lengte of hoogte in m; af.
su king
m is het aantal verticale elementen dat bijdraagt
Na
aan de horizontale kracht in het schorende
systeem.
Hi
dak Hi dak
De invloed van de scheefstand mag worden weerge-
geven door in dwarsrichting werkende krachten op i /2 Na
Na i
elk niveau en mag in de analyse worden toegevoegd
Hi
aan die van andere belastingen (fig.2.4) (NEN1992- i Hi vloer vloer
1-1, art. 5.2(8)):
i /2
effect op het schorende systeem Hi=
i(Nb Na) Nb Nb
l

effect op vloerschijf Hi= i(Nb + Na)/2 Hi


effect op dakschijf Hi=
iNa

Scheurwijdtecontrole

In Eurocode 2 moet de scheurwijdte behalve op basis


van duurzaamheid ook worden beperkt uit estheti-
sche overwegingen (NEN-EN-1992-1-1, art. 7.3.1(P)). a. b. c.
Als geen specifieke functionele eisen (bijv. water-
dichtheid) van toepassing zijn, moet de scheurwijdte
in gewapend beton worden beperkt tot 0,3 mm onder
de quasi-blijvende BGT-belastingscombinatie in alle
milieuklassen, behalve XO en XC1, daar is deze

15
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2

svolgt uit: Opmerking


As,req 1 De curves zijn gebaseerd op de aanname dat bij de
su______
s= __
belasting in UGT (GGk+ 1,5 Qk ) de staalspanning
As,prov
su= 435 N/mm2voor een hoeveelheid betonstaal
gelijk aan As,req . In BGT is de belasting
(Gk +
2Qk) en is ten opzichte van UGT de staalspan-
ning evenredig met de belasting afgenomen. n

Tabel 2.10 | M aximale staafdiameter betonstaal of staafafstand om scheurwijdten te beperken (NEN-EN 1992-1-1, tabellen 7.2N en 7.3N)

staalspanning (s) wmax = 0,4 mm wmax = 0,3 mm


(N/mm2) maximum- of maximum- maximum- of maximum-
staafdiameter (mm) staafafstand (mm) staafdiameter (mm) staafafstand (mm)
160 40 300 32 300
200 32 300 25 250
240 20 250 16 200
280 16 200 12 150
320 12 150 10 100
360 10 100 8 50
opmerking
De staalspanning mag worden geschat met behulp van de volgende uitdrukking:
fyk m As,req
___________
s =

ms
n As,prov

waarin:
fyk is de karakteristieke vloeigrens betonstaal;
ms is de partile factor voor betonstaal;
m is de totale belasting in de quasi-blijvende combinatie;
n is de totale belasting in de UGT combinatie;
As,req is de vereiste (required) hoeveelheid betonstaal in de UGT;
As,prov is de aanwezige (provided) hoeveelheid betonstaal;
is de verhouding tussen het moment na herverdeling en het moment uit een elastische berekening.

320
2.5 | H et bepalen van de = 0,8, = 1,35
2 G
staalspanning vereist
= 0,6, = 1,35
2 G
voor scheurwijdtebe- 300
= 0,3, = 1,35
heersing 2 G

= 0,2, = 1,35
280 2 G

= 0,6, = 1,25
2 G

260 = 0,3, = 1,25


2 G

= 0,2, = 1,25
2 G
240
su (N/mm2)

220

200

180
1,0 2,0 3,0 4,0

Gk / Qk (-)

16
3 Platen

3 Platen
Dit hoofdstuk omvat het analyseren, ontwerpen en Tabel 3.1 | Ontwerp- en rekenprocedure voor platen
berekenen van platen volgens, niet zijnde vlakke stap taak verdere informatie
plaatvloeren. Eurocode 2 bevat geen formules of spe- in dit boek norm
cifieke handleidingen om de momenten en dwars- 1 stel ontwerplevensduur vast hoofdstuk 2 NEN-EN 1990 /
krachten vast te stellen. Hier is voor gekozen, omdat NB-tabel 2.1
het in de praktijk in Europa gebruikelijk is dat de 2 stel belastingen op de plaat vast hoofdstuk 2 NEN-EN 1991
voorschriften principes geven; gedetailleerde toepas- (10 delen) / NB
sing daarvan wordt beschreven in andere bronnen 3 bepaal welke combinaties van belastingen hoofdstuk 1 NEN-EN 1990 /
zoals lesboeken. van toepassing zijn NB-tabellen A1.1
en A1.2
Een procedure om tot in detail het ontwerpen en 4 bepaal schikking van belastingen hoofdstuk 2 NEN-EN 199211 /
berekenen van platen uit te voeren, is weergegeven in NB
tabel 3.1. Aangenomen wordt, dat de plaatdikte al 5 stel duurzaamheidseisen vast en kies hoofdstuk 2 NEN-EN 206-1 en
tijdens een globaal ontwerp is vastgesteld. betonsterkteklasse NEN 8500
6 controleer betondekking benodigd voor hoofdstuk 2 + tabel NEN-EN 199212,
Brandwerendheid vereiste brandwerendheid 3.2 in hoofdstuk 3 hoofdstuk 5
Eurocode 2, Deel 1-2: Ontwerp en berekening van con- 7 bereken minimumbetondekking voor hoofdstuk 2 NEN-EN 199211,
structies bij brand biedt de keuze uit geavanceerde, duurzaamheid, brand en aanhechting art. 4.4.1
vereenvoudigde en op tabellen gebaseerde methoden 8 analyseer constructie voor maatgevende hoofdstuk 2 NEN-EN 199211,
voor het vaststellen van de brandwerendheid. Het momenten en dwarskrachten hoofdstuk 5
gebruik van tabellen is de snelste methode voor het 9 bereken buigwapening figuur 3.1 in NEN-EN 199211,
vaststellen van de minimumafmetingen en mini- hoofdstuk 3 deel 6.1
mumbetondekking van platen. Er zijn echter beper- 10 controleer doorbuiging figuur 3.3 in NEN-EN 199211,
kingen aan verbonden. Nadere uitleg over de geavan- hoofdstuk 3 deel 7.4
ceerde en vereenvoudigde methoden kan worden 11 controleer dwarskrachtcapaciteit tabel 3.6 in NEN-EN 199211,
verkregen uit gespecialiseerde literatuur. hoofdstuk 3 deel 6.2
Anders dan het aangeven van een minimumbeton- 12 controleer staafdiameter of staafafstand hoofdstuk 2 NEN-EN 199211,
dekking is de tabellenmethode gebaseerd op de deel 7.3
nominale wapeningsafstand, a. Dit is de afstand van
het hart van de hoofdwapening tot het oppervlak van
het constructie-element. Het betreft een nominale teit, dan ook begrensd volgens NEN-EN 1992-1-1,
(niet een minimum)afstand, zodat de ontwerper art.5.5 (4) vgl. (5.10a)/NB.
moet verzekeren dat
a > c nom
+ verdeelwapening
+ 21 hoofdwapening. De Eurocode geeft aan hoe te ontwerpen en berekenen
De vereisten zijn voor diverse typen platen gegeven voor een betonsterkteklasse tot en met C90/105. Voor
in de tabellen 3.2a en 3.2b op pagina 19. beton met een sterkteklasse boven C50/60 moet de
spanning-rekrelatie worden aangepast.
Buiging

De ontwerp- en rekenprocedure voor buiging is weerge- Doorbuiging


geven in figuur 3.1. Eurocode 2 geeft diverse mogelijke Eurocode 2 geeft twee alternatieve methoden voor het
spanning-rekrelaties van beton. De hier getoonde voldoen aan doorbuigingseisen: ofwel door de verhou-
rekenstappen zijn gebaseerd op de bi-lineaire span- ding overspanning-hoogte te beperken, ofwel door de
ningsfiguur volgens figuur 3.2 (NEN-EN 1992-1-1, theoretische doorbuiging te berekenen met behulp van
art.3.1.7 (2), fig. 3.4). uitdrukkingen die in de Eurocode worden gegeven. De
Opgemerkt wordt dat de in figuur 3.1 weergegeven tweede mogelijkheid wordt uitgebreid besproken in
rekenmethodiek niet als zodanig in NEN-EN 1992-1-1 hoofdstuk 8 van deze uitgave. Er wordt op gewezen dat
is opgenomen; de methode is ontleend aan British in de Eurocodes geen doorbuigingseisen worden
Standard BS 8110 en wordt daarin ook wel de K- gesteld. Volgens NEN-EN 1990 is dit een zaak die
methode genoemd. De K-waarde op zichzelf is echter vooraf tussen ontwerper en opdrachtgever moet worden
ook in Nederland bekend, bijvoorbeeld uit de GTB. overeengekomen. Wel zijn in 7.4.1 van NEN-EN 1992-
Uitgegaan is van een lineaire berekening met 1-1 enkele beperkte aanwijzingen opgenomen, waarop
beperkte momentenherverdeling. De hoogte van de de bijbehorende slankheidseisen zijn gebaseerd.
drukzone is, in verband met de vereiste rotatiecapaci-

17
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2

3.1 | P rocedure voor bere- Start Tabel 3.3 | Waarden voor K

kenen benodigde buig- % herverdeling (herverdelingsratio) K


wapening Analyseer de plaat om de rekenwaarde van het buigend 0 1,00 0,186
moment te bepalen 5 0,95 0,172
10 0,90 0,158
Valt buiten 15 0,85 0,144
nee
Betonsterkteklasse de opzet 20 0,80 0,128


C50/60? van dit 25 0,75 0,113
boek

ja Tabel 3.4 | z /d voor een rechthoekige doorsnede met alleen trek-

wapening
M
Bereken K = _______ K z/d K z/d
bd2fck

0,05 0,959 0,13 0,886
0,06 0,951 0,14 0,876
Bereken K met tabel 3.3 of hanteer 0,07 0,942 0,15 0,865
K = 0,51 0,1244 2 0,20 met 1,0 0,08 0,933 0,16 0,854
0,09 0,924 0,17 0,843
nee Drukwapening is
is K < K ? 0,10 0,915 0,18 0,832

vereist; niet aanbe-


ja 0,11 0,906 0,19 0,820
volen bij platen
Geen drukwapening vereist 0,12 0,896 0,20 0,807


Ontleen de inwendige hefboomsarm aan tabel 3.4 of bereken Tabel 3.5 | M inimum-wapeningsverhouding uit A s,min1 (betrokken

op de nuttige hoogte d) (NEN-EN 1992-1-1, art. 9.2.1.1



(1) en NB)
d
z = __ [ 1 + 1-28K/9]

fck fctm minimum % (0,26 fctm/fyk1 )
2
25 2,6 0,13

28 2,8 0,14
M
Bereken de vereiste buigtrekwapening uit As= ______ 30 2,9 0,15
fydz
35 3,2 0,17
40 3,5 0,18
Controleer of wordt voldaan aan de vereiste 45 3,8 0,20
minimumwapening: 50 4,1 0,21
2
1
) Uitgegaan is van fyk
= 500 N/mm .
0,26 fctm btd
As,min1
= ______________ > 0,0013 btd (zie tabel 3.5) N.B. Eurocode 2 hanteert wapeningsverhouding in plaats
fyk

van wapeningspercentage
As,min2= 1,25 Asvereist in UGT (zie voorgaande rekenstap)
As,minis de kleinste waarde van As,min1
en As,min2
(NEN-EN 1992-1-1, art. 9.2.1.1 (1) / NB)

Controleer of wordt voldaan aan de eisen met
betrekking tot de maximum-wapeningsverhouding
As,max
= 0,04 Acvoor buigtrek- of buigdrukwapening
in gebieden buiten overlappingslassen
(NEN-EN 1992-1-1, art. 9.2.1.1 (3) / NB).

c = cu3 = 3,5 fcd


18 u

3.2 | B i-lineaire spannings


_7_ x

figuur voor beton tot


2 u
_1 x

Fc
en met sterkteklasse
xu

neutrale lijn
2 u
_1 x

C50/60 uit Eurocode


h

2 (NEN-EN 1992-1-1,

art.3.1.7 (2),

fig.3.4) s yd Fsy

fyd
As

doorsnede rekken spanningen en krachten

18
3 Platen

Tabel 3.2a | M inimumafmetingen en -wapeningsafstanden voor vrij opgelegde of Tabel 3.2b | M inimumafmetingen en -wapeningsafstanden voor in twee richtingen

doorgaande massieve gewapend-betonnen platen (NEN-EN 1992-1-2, dragende ribbenvloeren in gewapend beton, ten minste aan n zijde

tabel 5.8) (niet voor vlakke plaatvloeren) ingeklemd (NEN-EN 1992-1-2, tabel 5.11)

standaard- minimumafmetingen (mm): standaard- minimumafmetingen (mm): spiegeldikte hs / ribbreedte bmin


/
brandwe- plaatdikte hs / wapeningsafstand a brandwe- wapeningsafstand a
rendheid in n richting1),2) 1 ,2 ,3 ,4
in twee richtingen ) ) ) ) rendheid spiegel ribben6)
overspannende plaat; overspannende plaat; REI 60 hs = 80 bmin = 100 120 200
vrij opgelegd vrij opgelegd a = 10 a = 25 157) 107)
ly/lx 1,55) 1,5 < ly /lx 2 )
5
REI 90 hs = 100 bmin = 120 160 > 250
REI 60 hs = 80 80 80 a = 15 a = 35 25 157)
a = 20 107) 15 )7
REI 120 hs = 120 bmin = 160 190 300
REI 90 hs = 100 100 100 a = 20 a = 45 40 30
a = 30 157) 20 REI 240 hs = 175 bmin = 450 700 -
REI 120 hs = 120 120 120 a = 40 a = 70 60
a = 40 20 25
REI 240 hs = 175 175 175 noten
a = 65 40 50 1
) De plaatdikte hs is de som van de plaatdikte en de dikte van elke niet-brandba-
opmerkingen re vloerafwerking (NEN-EN 1992-1-2, art. 5.7.1).
1. De tabellen zijn ontleend aan NEN-EN 199212, tabellen 5.8 en 5.11. Voor 2
) Bij doorgaande massieve platen moet een minimum-steunpuntswapening
vlakke plaatvloeren wordt verwezen naar aflevering 7 uit deze serie. As 0,005 Acworden aangebracht boven een tussensteunpunt als (NEN-EN
2. De tabel is alleen van toepassing als rekening is gehouden met detailleringsei- 1992-1-2, art. 5.7.3 (3)):
sen (zie opmerking 3) en als in een brandberekening de herverdeling van bui- koud vervormd betonstaal wordt gebruikt, of
gende momenten de 15% niet overschrijdt (NEN-EN 1992-1-2, art. 5.7.3 (2)). er geen belemmering van de rotatie is bij de eindopleggingen van een dra-
3. Bij brandwerendheidsklasse R90 of hoger moet over een afstand gelijk aan gende plaat met twee velden, of
0,3 leffvanaf het hart van elk tussensteunpunt de doorsnede van het betonstaal als herverdeling van belastingen in de dwarsrichting ten opzichte van de
bovenin de doorsnede niet kleiner zijn dan (NEN-EN 1992-1-2, art. 5.6.3 (3)): overspanningsrichting niet mogelijk is of niet in het ontwerp en de bereke-
As,req(x) = As,req(0) (1 2,5(x / leff)) ning is meegenomen.
waarin: 3
) Bij de in twee richtingen dragende plaat heeft de wapeningsafstand a betrek-
x is de afstand van de beschouwde doorsnede tot het hart van het king op het betonstaal in de meest aan de buitenzijde gelegen laag betonstaal
steunpunt; (NEN-EN 1992-1-2, art. 5.7.2 (2)).
As,req
(0) is de doorsnede van het betonstaal, vereist bij een ontwerp op basis 4
) De benaming in twee richtingen dragende platen heeft betrekking op platen
van een normale temperatuur volgens NEN-EN 1992-1-1; die aan alle vier de randen worden ondersteund. Is dit niet het geval, dan moe-
As,req
(x) is de minimumdoorsnede van het betonstaal, vereist in de beschouw- ten zij worden beschouwd als in n richting dragende platen (NEN-EN 1992-
de doorsnede maar niet minder dan de hoeveelheid volgens NEN-EN 1-2, tabel 5.8).
1992-1-1 vereist bij een normale temperatuur; 5
) lx en lyzijn de overspanningen van een in twee richtingen dragende plaat (twee
leff
is de grootste van de twee aangrenzende theoretische overspannin- onderling loodrechte richtingen) waarbij ly de grootste overspanning is (NEN-
gen. EN 1992-1-2, tabel 5.8).
4. Aan drie standaard-brandbelastingscondities moet worden voldaan: 6
) Voor de in twee richtingen dragende ribbenvloeren geldt het volgende:
R: de dragende functie moet gehandhaafd blijven tijdens de duur van de de wapeningsafstand gemeten ten opzichte van het zijvlak van de rib moet
brandbelasting; minimaal gelijk zijn aan (a + 10 mm) (NEN-EN 1992-1-2, tabel 5.11);
E: de weerstand tegen verlies aan samenhang moet voldoende zijn; de waarden zijn van toepassing als voornamelijk sprake is van een gelijkma-
I: de isolerende werking moet voldoende zijn. tig verdeelde belasting (NEN-EN 1992-1-2, art. 5.7.5 (3));
5. De rib van een in n richting dragende ribbenvloer kan worden beschouwd als er moet ten minste n ingeklemde zijde zijn (NEN-EN 1992-1-2, art. 5.7.5
een ligger. Daarvoor wordt verwezen naar de vierde aflevering in deze serie: (7));
Liggers. De spiegel kan worden beschouwd als een in twee richtingen dragen- het bovenin gelegen betonstaal moet worden aangebracht in de bovenste
de plaat met 1,5 < ly/lx 2 (ontleend aan NEN-EN 1992-1-2, art. 5.7.5 (1)) helft van de spiegel (NEN-EN 1992-1-2, art. 5.7.5 (5)).
waarin wordt doorverwezen naar 5.6.2 en 5.6.3 voor de ribben en naar 5.7.3 7
) Veelal zullen de eisen uit NEN-EN 199211 maatgevend zijn voor de beton-
en tabel 5.8 voor de spiegel) dekking.

De verhoudingen overspanning-hoogte dienen er daarbij wordt namelijk 1/250 van de overspanning


voor te zorgen dat de doorbuiging na de bouw (de bij- aangehouden.
komende doorbuiging onder de quasi-blijvende BGT-
belastingscombinatie) beperkt is tot 1/500 van de Figuur 3.3 toont het algemene rekenschema. In tabel
overspanning (NEN-EN 1992-1-1, art. 7.4.1 (5)). De 7.4N van NEN-EN 1992-1-1 is voor enkele karakteris-
procedure is weergegeven in figuur 3.3. Er wordt op tieke punten de l/d-verhouding gegeven. Voor K = 1,0
gewezen dat deze verhouding niet geldt voor de in is l/d = 20 voor = 0,5% en 14 voor = 1,5%, voor fck

hoofdstuk 7 te behandelen vlakke plaatvloeren; = 30 N/mm2(C30) en s= 310 N/mm2. Deze waarden

19
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2

3.3 | P rocedure om te zijn eenvoudig af te lezen uit figuur 3.4. De factor K Start
v oldoen aan door wordt gehanteerd in NEN-EN 1992-1-1. Er wordt op
buigingseis gewezen dat deze niet overeenstemt met de factor K Bepaal de basiswaarde l/d met behulp van figuur 3.4
uit figuur 3.1.
Bepaal de hulpvariabele F1
Opmerkingen Voor ribbenvloeren en cassettenvloeren
1. In geval van in twee richtingen dragende platen (NEN-EN 1992-1-1, art. 7.4.2 (2)):
moet de controle worden uitgevoerd op basis van F1 = 1 - 0,1 ((bf/bw) - 1) 0,8 1)
de kleinste overspanning. (bf is de flensbreedte en bw is de ribbreedte)
2. De figuur gaat uit van een statisch bepaald opge- In andere gevallen is F1 = 1,0
legd constructie-element (K = 1,0);
K = 1,5 voor middenvelden; Bepaal de hulpvariabele F2
K = 1,3 voor eindvelden; Als de overspanning van de plaat groter is dan 7 m en
K = 0,4 bij uitkragingen. hierop dragende scheidingswanden beschadigd
3. De aanwezigheid van drukwapening is niet kunnen raken door grote doorbuigingen, is F2 = 7/leff
beschouwd. Anders is F2 = 1,0
4. De curves zijn gebaseerd op de volgende uitdruk-
kingen: Bepaal de hulpvariabele F3

0 0 F3 = 310/s
__ 3/2
l
[
__ = K 11 + 1,5 fck__

__
+ 3,2 fck(__
- 1)

] waarin s = staalspanning in bruikbaarheidsgrenstoestand,
d te ontlenen aan figuur 3.5.
(NEN-EN 1992-1-1, vgl. (7.16a)) Ofwel, volgens een conservatieve benadering
0
voor (NEN-EN 1992-1-1, vgl. (7.17)):


0
___ F3 = 500 / (fyk As,req / As,prov)
l
[ __
__ = K 11 + 1,5 fck____
1 ___
+ ___ fck ___
- 12 0
]

d Verhoog
As,prov

(NEN-EN 1992-1-1, vgl. (7.16b)) nee Is basiswaarde l/d x F1 x F2 x F3
36
voor >
0 werkelijke l/d?
34
fck = 20
32 fck = 25
ja
0is de referentie-wapeningsverhouding.
waarin __
fck = 28
Deze is gelijk aan 10-3 fck.
30
Controle gereed
28 fck = 30
26
fck = 35
Bij een ander spanningsniveau dan s = 310 N/mm2 1
) De hulpvariabele wordt gehanteerd omdat de Eurocode (NEN-ENfck = 40
24
fck = 45
moet de berekende l/d-verhouding worden vermenig- 22 1992-1-1, art. 7.4.2 (2)) aangeeft dat bij de verhouding flensbreedte
fck = 50
vuldigd met 310/s. 20 / ribbreedte 3, de l/d-verhouding met 0,8 vermenigvuldigd moet
l/d (-)

3.4 | B epalen basiswaarde 18 worden. In de procedure is ervoor gekozen deze factor naar voren te

van verhouding over- Om de spanning in het betonstaal (s) vast te stellen, 16 halen en is gekozen voor lineaire interpolatie voor 1 bf/bw 3.

spanning / nuttige bereken de verhouding Gk/Qken lees uit figuur 3.5 bij 14 Er wordt op gewezen dat de hulpvariabelen F1 t.m. F3 niet zijn

hoogte de van toepassing zijnde curve (voor bepaalde 2 / G -ver- 12 beschreven in NEN-EN 1992-1-1, maar zijn ontleend aan [1].
0,003

0,004

0,005

0,006

0,007

0,008

0,009

0,01

0,011

0,012

0,013

0,014

0,015

0,016

0,017

0,018

0,019

0,02

3.5 | B epalen staals panning houdingen getoond) op de verticale as su


af [1]. Deze
As,req / bd

36 320

34
fck = 20
300
32 fck = 25
30 fck = 28
280
fck = 30
staalspanning (N/mm2)

28

26
fck = 35
260
fck = 40
24
fck = 45 0,8 / 1,35
240
22
fck = 50 0,6 / 1,35
20 0,3 / 1,35
220
l/d (-)

18 0,2 / 1,35
16
0,6 / 1,25
200 0,3 / 1,25
14
0,2 / 1,25
12 180
0,003

0,004

0,005

0,006

0,007

0,008

0,009

0,01

0,011

0,012

0,013

0,014

0,015

0,016

0,017

0,018

0,019

0,02

0,8 1,2 1,6 2 2,4 2,8 3,2 3,6 4

Gk / Qk (-)
As,req / bd

320

300

20
280
N/mm2)

260
3 Platen

Start
methode is niet beschreven in NEN-EN 1992-1-1, maar 3.6 | P rocedure voor bere-

is beschreven in [1]. Valt buiten kenen buigcapaciteit

1
As,req het toepas- van een ligger met
nee
svolgt uit de uitdrukking: s= _____
su __
singsge- Betonsterkteklasse meewerkende flens-


As,prov
bied van C 50/60? breedte

Opmerking deze hand-


De curves zijn gebaseerd op de aanname dat bij de leiding
ja
belasting in UGT (G Gk+ 1,5 Qk ) de staalspanning
= 435 N/mm2voor een hoeveelheid betonstaal
su Bereken l0(zie figuur 3.7) en beff
uit (NEN-EN 1992-1-1,
gelijk aan As,req
. In BGT is de belasting (Gk + 2Qk) en art. 5.3.2.1 (3), vgl. (5.7)):
is ten opzichte van UGT de staalspanning evenredig beff
= (bw + beff1+ beff2)
met de belasting afgenomen. met (NEN-EN 1992-1-1, art. 5.3.2.1 (3), vgl. (5.7a-b)):
beff1
= (0,2b1+ 0,1l0) 0,2 l0en b1
Dwarskracht beff2
= (0,2b2+ 0,1 l0) 0,2l0en b2
Het is niet gebruikelijk dat een plaat dwarskrachtwa- Opmerking: De meewerkende flensbreedte bij de oplegging
pening bevat. Daarom is het alleen nodig er verze- kan anders zijn dan die in het veld. Voor symbolen wordt
kerd van te zijn dat de grenswaarde van de schuif- verwezen naar de figuren 3.7 en 3.8.
spanning zonder dwarskrachtwapening (vRd,c zie
tabel 3.6) groter is dan de rekenwaarde van de optre-
M
dende schuifspanning (vEd= VEd
/bd). Voor de situatie Bereken K = _________
2
dat dwarskrachtwapening vereist is, zoals in ribben beff
d fck

van een ribbenvloer, wordt verwezen naar hoofd-


stuk 4. Bereken K met tabel 3.3 of hanteer
2
K = 0,51 0,1244 0,20 met 1,0
Specifieke opmerkingen voor in twee
richtingen dragende platen Bereken de inwendige hefboomsarm z uit
Eurocode 2 geeft geen specifieke uitwerking voor _____


d 1-28K
______
het berekenen van de buigende momenten in een z = __(1 + )

2 9
in twee richtingen dragende plaat. Voor het vast-
stellen van die momenten kan gebruik worden
gemaakt van een geschikte theorie uit hoofdstuk 5 Bereken de drukzonehoogte:
van Eurocode 2 en programmas en tabellen die
18
van deze theorien gebruikmaken. De neutrale lijn ligt in x = __ (d - z)
7
de flens; bereken het
Specifieke opmerkingen voor geheel als een recht-
ribbenvloeren en cassettenvloeren ja
hoekige doorsnede

Is x hf?
De huidige praktijk voor het berekenen van krachten met breedte beff

nee
in ribben- en cassettenvloeren mag ook worden
gebruikt voor het ontwerpen en berekenen volgens De neutrale lijn ligt in het lijf, onder de flens.
Eurocode 2. Als een cassettenvloer wordt beschouwd Bereken de momentcapaciteit van het
als een in twee richtingen dragende plaat, wordt verwe- gedeelte van de flens buiten het lijf:
zen naar de voorgaande paragraaf. Er wordt echter op (vanaf hier voor de rechthoekige
gewezen dat de torsiestijfheid significant kleiner kan spanning-rekrelatie voor beton 1) uitgewerkt).
zijn dan die van een in twee richtingen dragende plaat. De flens wordt centrisch op druk belast.
Als de plaat wordt beschouwd als een vlakke plaatvloer, Bereken de buigend-momentcapaciteit van de flens:
wordt verwezen naar hoofdstuk 7. MR,f
= 0,67 fck
(beff bw) hf(d 0,5 hf)
De ligging van de neutrale lijn in de rib moet worden en bereken:
2
vastgesteld, waarna de vereiste hoeveelheid betonstaal Kf= (M MR,f
) / fckbw d
kan worden berekend afhankelijk van de ligging van de

neutrale lijn in de flens (spiegel) of in de rib (fig. 3.6). Pas de afmetin- nee
Extra aandacht wordt gevraagd voor de situatie waarin gen van de is Kf K ?

sprake is van een relatief dunne flens. Dan moet de doorsnede aan.
ja
schuifspanning op de overgang lijf-flens worden gecon-
troleerd (NEN-EN 1992-1-1, art. 6.2.4 en figuur 6.7). Bereken de vereiste hoeveelheid betonstaal:
Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als tussen de MR,f M MR,f
ribben holle blokken zijn aangebracht of als de vloer is As= _____________ + _________

fywd(d 0,5 hf) fywdz
voorzien van een druklaag met een dikte kleiner dan
50mm en kleiner dan 1/10 van de vrije tussenafstand 1
) NEN-EN 1992-1-1, art. 3.1.7(3), fig. 3.5.

21
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2

Tabel 3.6 | v Rd,c-capaciteit van elementen zonder dwarskrachtwapening (N/mm 2 ) Voor een T-ligger met de flens onder druk behoeft
l = nuttige hoogte d (mm) alleen de breedte van het lijf in rekening te worden
As/bd 200 225 250 275 300 350 400 450 500 600 750 gebracht bij het berekenen van de grootte van bt.
0,25% 0,54 0,52 0,50 0,48 0,47 0,45 0,43 0,41 0,40 0,38 0,36
0,50% 0,59 0,57 0,56 0,55 0,54 0,52 0,51 0,49 0,48 0,47 0,45 Minimum-wapeningsverhouding - dwarswapening
0,75% 0,68 0,66 0,64 0,63 0,62 0,59 0,58 0,56 0,55 0,53 0,51 De minimum-wapeningsverhouding van de dwarswa-
1,00% 0,75 0,72 0,71 0,69 0,68 0,65 0,64 0,62 0,61 0,59 0,57 pening is 20% van As,min
. In gebieden nabij opleggin-
1,25% 0,80 0,78 0,76 0,74 0,73 0,71 0,69 0,67 0,66 0,63 0,61 gen is geen dwarswapening nodig als geen buigend
1,50% 0,85 0,83 0,81 0,79 0,78 0,75 0,73 0,71 0,70 0,67 0,65 moment in dwarsrichting optreedt (NEN-EN 1992-1-
1,75% 0,90 0,87 0,85 0,83 0,82 0,79 0,77 0,75 0,73 0,71 0,68 1, art. 9.3.1.1 (2)).
2,00% 0,94 0,91 0,89 0,87 0,85 0,82 0,80 0,78 0,77 0,74 0,71
k 2,000 1,943 1,894 1,853 1,816 1,756 1,707 1,667 1,632 1,577 1.516 Maximum-wapeningsverhouding
Tabelwaarden zijn afgeleid met: v Rd,c = 0,12 k (100 I f ck ) 0,035 k
1/3 1,5
f ck 0,5
(NEN-EN 1992-1-1, vgl. Buiten gebieden met overlappingslassen mogen de
(6.2a-b) met NB) trek- en drukwapeningsverhouding niet groter zijn dan
_______
waarin k = 1 + (200/d)
2 en I = A s /bd 0,02 As,max= 0,04 Ac(NEN-EN 1992-1-1, art. 9.2.1.1 (3)).
opmerkingen

1. De tabel is opgesteld voor f ck = 30 N/mm 2 . Minimumstaafafstand


2. Als I > 0,40% mag de volgende vermenigvuldigingsfactor worden gehanteerd om naar de juiste De minimumafstand tussen twee wapeningsstaven
betonsterkteklasse te corrigeren: moet ten minste gelijk zijn aan (NEN-EN 1992-1-1,
fck (N/mm2) 25 28 35 40 45 50 art. 8.2 (2) en NB):
factor 0,94 0,98 1,05 1,10 1,14 1,19 de diameter van de wapeningsstaaf;
de grootste korrelafmeting van het toeslagmateriaal
plus 5 mm;
20 mm.

l0 = 0,85 l1 l0 = 0,15 (l1+l2) l0 = 0,7 l2 l0 = 0,15 l2+l3 Maximumstaafafstand


Voor platen met een dikte h < 200 mm gelden de vol-
l1 l2 l3 gende maximumstaafafstanden (NEN-EN 1992-1-1,
art. 9.3.1.1 (3) en NB):
3.7 | D efinitie l 0 voor berekenen meewerkende flensbreedte (NEN-EN 1992-1-1, art. 5.3.2, fig. 5.2) voor de hoofdwapening: 3 h maar niet meer dan
400 mm;
beff voor de dwarswapening: 3,5 h maar niet meer dan
beff1 beff2 450 mm.
hf

Een uitzondering wordt gemaakt voor gebieden met


geconcentreerde belastingen of gebieden met een
maximaal moment:
bw voor de hoofdwapening: 2,5 h maar niet meer dan
b1 b1 b2 b2 250 mm;
voor de dwarswapening: 3 h, maar niet meer dan
b
400 mm.
Als aan genoemde maximumstaafafstanden wordt
3.8 | P arameters voor mee- tussen de ribben. In dat geval wordt aanbevolen de voldaan, behoeft voor platen met een dikte h < 200
werkende flensbreedte afschuifkracht in langsrichting tussen rib (lijf) en flens mm toegepast in gebouwen en niet onderworpen aan
(NEN-EN 1992-1-1, art. te controleren om vast te stellen of extra betonstaal in een significante axiale trekkracht, geen scheurwijdte-
5.3.2, fig. 5.3) dwarsrichting is vereist (NEN-EN 1992-1-1, art. 6.2.4) controle te worden uitgevoerd (NEN-EN 1992-1-1, art.
7.3.3 (1).)
Regels voor staafafstanden en voor de Bij platen met een totale hoogte van de doorsnede
vereiste hoeveelheid betonstaal 200 mm kan de scheurwijdtebeheersing maatge-
Minimum-wapeningsverhouding - hoofdwapening vend zijn voor de staafafstand. Daarom wordt verwe-
De minimum-hoeveelheid hoofdwapening in de zen naar NEN-EN 1992-1-1, art. 7.3.3 of naar hoofd-
hoofddraagrichting (As,min ) is (NEN-EN 1992-1-1, art. stuk 2. n
9.3.1.1 (1)) gelijk aan de kleinste waarde van
As,min1= 0,26 fctm
btd / fyk
(zie tabel 3.5) 0,0013 btd, Literatuur
waarin bt= breedte trekzone, en 1. Moss, R.M. en O. Brooker, How to design con-
As,min2
(NEN-EN 1992-1-1, art. 9.2.1.1 (1) / NB) crete structures using Eurocode 2: 3. Slabs. BCA /
waarin As,min2= 1,25 Asvereist in UGT. The Concrete Centre, UK.

22
4 liggers

4 Liggers
Een procedure om tot in detail het ontwerpen en Tabel 4.1 | Ontwerp- en rekenprocedure voor liggers
berekenen van liggers uit te voeren, is weergegeven stap taak verdere informatie
in tabel 4.1. Aangenomen wordt dat de afmetingen in dit boek norm
van de ligger al tijdens een globaal ontwerp zijn vast- 1 stel ontwerplevensduur vast hoofdstuk 2 NEN-EN 1990 / NB-tabel 2.1
gesteld. 2 stel belastingen op de ligger vast hoofdstuk 2 NEN-EN 1991 (10 delen) / NB
3 bepaal welke combinaties van belastin- hoofdstuk 1 NEN-EN 1990 / NB-tabellen
Brandwerendheid gen van toepassing zijn A1.1 en A1.2
Eurocode 2, Deel 1-2: Ontwerp en berekening van con- 4 bepaal schikking van belastingen hoofdstuk 2 NEN-EN 199211 / NB
structies bij brand, biedt de keuze uit geavanceerde, 5 stel duurzaamheidseisen vast en kies hoofdstuk 2 NEN-EN 206-1 en NEN 8500
vereenvoudigde en op tabellen gebaseerde methoden betonsterkteklasse
voor het vaststellen van de brandwerendheid. Het 6 controleer betondekking benodigd hoofdstuk 2 + NEN-EN 199212,
gebruik van tabellen is de snelste methode voor het voor vereiste brandwerendheid tabel4.2 in hoofdstuk5
vaststellen van de minimumafmetingen en de mini- hoofdstuk 4
mumbetondekking van liggers. Er zijn echter beper- 7 bereken minimumbetondekking voor hoofdstuk 2 NEN-EN 199211, art. 4.4.1
kingen aan verbonden. Nadere uitleg over de geavan- duurzaamheid, brand en aanhechting
ceerde en vereenvoudigde methoden kan worden 8 analyseer constructie voor maatge hoofdstuk 2 NEN-EN 199211,
verkregen uit gespecialiseerde literatuur. vende momenten en dwarskrachten hoofdstuk5
Anders dan het aangeven van een minimumbeton- 9 bereken buigwapening figuren 4.2 en NEN-EN 199211, deel 6.1
dekking is de tabellenmethode gebaseerd op de 4.11 in hoofd-
nominale wapeningsafstand, a (fig. 4.1). Dit is de stuk 4
afstand van het hart van de hoofdwapening tot de 10 controleer dwarskrachtcapaciteit figuur 4.5 in NEN-EN 1992-1-1, deel 6.2
onderzijde of zijvlakken van het constructie-element. hoofdstuk4
Het betreft een nominale (niet een minimum) 11 controleer doorbuiging figuur 4.6 in NEN-EN 199211, deel 7.4
afstand, zodat de ontwerper moet verzekeren dat hoofdstuk4
a c nom + 21 hoofdwapening en asd
+ beugel = a + 10 mm. 12 controleer staafdiameter of staaf hoofdstuk 2 NEN-EN 199211, deel 7.3
Tabel 4.2 geeft de minimumafmetingen van liggers afstand
om te voldoen aan de standaard-brandwerendheids-
klassen. Voor asdzie figuur 4.1 en tabel 4.2 op pagina
25, opmerking2. Dwarskracht

Eurocode 2 introduceert de methode met de hellende


Buiging drukdiagonaal voor het controleren van het dwars-
De ontwerp- en rekenprocedure voor buiging is weer- krachtdraagvermogen. In deze methode wordt de
gegeven in figuur 4.2. Deze bevat formules die zijn dwarskracht opgenomen door op druk belaste beton-
afgeleid voor de (ook uit NEN 6720 bekende) bi-line- diagonalen en op trek belaste dwarskrachtwapening.
aire spanningsverdeling met c3
= 1,75 en cu3
=
3,5 (fig. 4.3, NEN-EN 1992-1-1, art. 3.1.7 (2), fig.
3.4). 4.1 | Dwarsdoor
Uitgegaan is van een lineaire berekening met snede construc-
beperkte momentenherverdeling. De hoogte van de tie-element
drukzone is, in verband met de vereiste rotatiecapaci- met aangeduid
teit, begrensd volgens NEN-EN 1992-1-1, art.5.5.(4), nominale
vgl. (5.10a) / NB. wapeningsaf-
hb

Opgemerkt wordt dat de in figuur 4.2 weergegeven standen a en a sd



rekenmethodiek niet als zodanig in NEN-EN 1992-1-1
is opgenomen; de methode is ontleend aan de British
Standard BS 8110 en wordt daarin ook wel de K-
methode genoemd. De K-waarde op zich is echter
a

ook in Nederland bekend, bijvoorbeeld uit de GTB.


asd
De Eurocode geeft aan hoe te ontwerpen en te bere-
kenen voor een betonsterkteklasse tot en met b

C90/105. Echter, voor beton met een sterkteklasse


boven C50/60 moet de spanning-rekrelatie worden
aangepast.

23
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2

b =

d2
c cu3
= 3.5 fcd Start
Fsc

2 u 2 u

18xu

_1 x _1 x
As2 s2

_7
xu

Fc

xu
Analyseer de ligger om de rekenwaarde
neutrale lijn
van het buigend moment (M) te bepalen
d
h


As
Valt buiten de

S yd
Fsy
nee
fyd Betonsterkteklasse opzet van


doorsnede rekken spanningen en krachten C50/60 ? dit boek

ja
4.3 | Bilineaire spannings Tabel 4.3 | Waarden voor K
M
figuur voor beton tot % herverdeling (herverdelings- K Bereken K =_____

bd2fck
en met sterkteklasse verhouding)
C50/60 uit Eurocode 2 0 1,00 0,186
(NEN-EN 1992-1-1, 5 0.95 0,172 Bereken K met tabel 4.3 of hanteer
art.3.1.7, fig. 3.4) 10 0.90 0,158 K = 0,51 - 0,1244 2- 0,20 met 1,0
15 0.85 0,144
nee
20 0.80 0,128 Is K < K ? Drukwapening is


25 0.75 0,113 vereist
ja

Tabel 4.4 | z /d voor een rechthoekige doorsnede met alleen Geen drukwapening vereist
t rekwapening Bereken de inwendige

K z/d K z/d hefboomsarm
0,05 0,959 0,13 0,886 Ontleen de inwendige
d _____

z = __ (1 + 1-28K/9

0,06 0,951 0,14 0,876 hefboomsarm aan tabel 4.4 )
2
0,07 0,942 0,15 0,865 of bereken
0,08 0,933 0,16 0,854
d _____
z = __ (1 + 1-28K/9

0,09 0,924 0,17 0,843 )
2
0,10 0,915 0,18 0,832 Bereken de vereiste

0,11 0,906 0,19 0,820 hoeveelheid
0,12 0,896 0,20 0,807 Bereken de vereiste drukwapening uit
buigtrekwapening uit
(K - K) fck b d 2
Tabel 4.5 | M inimum-wapeningsverhouding uit A s,min1 (betrokken op As2=______________


M fsc(d - d2)
de nuttige hoogte d) (NEN-EN 1992-1-1, art. 9.2.1.1 (1) As=______

fydz
en NB) waarin:
fck
fctm
1 ))
minimum % (0,26 fctm/fyk
700 (xu - d2 )
25 2,6 0,13 Controleer of wordt voldaan fsc= ___________
<
f yd

xu
28 2,8 0,14 aan de vereiste minimumwa-
30 2,9 0,15 pening: xu = 0,8 ( - 0,44) d
35 3,2 0,17
btd
0,26 f ctm
40 3,5 0,18 As,min1= ___________

fyk
45 3,8 0,20 Bereken de vereiste
50 4,1 0,21 0,0013 b
td (zie tabel 4.5) hoeveelheid
1
= 500 N/mm2.
) Uitgegaan is van fyk As,min2= 1,25 A
svereist in UGT trekwapening uit:
(zie voorgaande rekenstap)
b d
K fck 2 As2fsc
Tabel 4.6 | M inimum- en maximumbetondrukdiagonaalcapaciteit is de kleinste van As,min1
As,min As= _________
+ ______



fydz fyd
uitgedrukt als gelijkmatig over de nuttige hoogte d van en As,min2(NEN-EN 1992-1-1,
de doorsnede verdeelde schuifspanning (uitgegaan is art. 9.2.1.1 (1) / NB)
van v 1 = v = 0,6 (1 f ck
/ 250))

fck
vRd,max cot = 2,5 vRd,max cot = 1,0
20 2,28 2,54 3,31 3,68 Controleer of wordt voldaan aan de eisen met betrekking
25 2,79 3,10 4,05 4,50 tot de maximum-wapeningsverhouding As,max= 0,04 Ac
28 3,09 3,43 4,48 4,97 voor buigtrek- of buigdrukwapening in gebieden buiten
30 3,28 3,64 4,75 5,28 overlappingslassen (NEN-EN 1992-1-1,
35 3,74 4,15 5,42 6,02 art. 9.2.1.1 (3) / NB).
40 4,17 4,63 6,05 6,72
45 4,58 5,08 6,64 7,38 4.2 | Procedure voor vaststellen vereiste hoeveelheid buigwapening
50 4,97 5,51 7,20 8,00

24
4 liggers

betondrukdiagonaal
Tabel 4.2 | M inimumafmetingen en -wapeningsafstanden voor gewapend-betonnen

liggers met betrekking tot brandwerendheid

standaard-brand- minimumafmetingen (mm):


werendheid breedte van de ligger bmin
/ gemiddelde wapeningsafstand a
niet-doorgaande liggers doorgaande liggers
A B C D E F G H
R 60 min
b = 120 160 200 300 120 200
a= 40 35 30 25 25 121)
langswapening verticale
R 90 bmin = 150 200 300 400 150 250
onder trek dwarskrachtwapening
a= 55 45 40 35 35 25
4.4 | Methode met hellende betondrukdiagonaal R 120 bmin
= 200 240 300 500 200 300 450 500
a= 65 60 55 50 45 35 35 30
Start R 240 bmin
= 280 350 500 700 280 500 650 700
a= 90 80 75 70 75 60 60 50
met:
Bereken rekenwaarde van de schuifspanning vEd 1
) Veelal zullen de eisen uit NEN-EN 199211 maatgevend zijn voor de betondekking.

VEd 0,9 VEd opmerkingen


vEd= ______
= ______
1. De tabel is ontleend aan NEN-EN 199212, tabellen 5.5 en 5.6.
bwd bwz
2. De wapeningsafstand asd van een zijvlak van een ligger tot de hoekstaaf moet
(z = 0,9 d, zie NEN-EN 1992-1-1, fig. 6.5) gelijk zijn aan a + 10 mm, behalve als bmin groter is dan de waarden vermeld in
kolommen C en F.
Bereken de capaciteit van de 3. De tabel is alleen van toepassing als rekening is gehouden met detailleringseisen
drukdiagonaal vRd,max,cot= 2,5 met tabel 4.6 (zie opmerking 4) en als in een berekening bij normale temperaturen de herver
(zie NEN-EN 1992-1-1, art. 6.2.3 (3) met (zie NB): deling van buigende momenten de 15% niet overschrijdt (NEN-EN 1992-1-2,
v1= v = 0,6 (1 - fck
/250), of v1= 0,6 (indien de spanning in de art.5.6.3 (2)).
en
dwarskrachtwapening kleiner is dan 0,8 fyk 4. Bij brandwerendheidsklasse R90 of hoger moet over een afstand gelijk aan 0,3 leff
indien f ck 60 N/mm2), cw= 1, fcd= fck/1,5) vanaf het hart van elk tussensteunpunt de doorsnede van het betonstaal bovenin
de doorsnede niet kleiner zijn dan (NEN-EN 1992-1-2, art. 5.6.3 (3)):
nee nee
As,req(x) = As,req(0) (1 - 2,5(x/leff))

vEd< vRd,max,cot= 2,5 ? vEd< vRd,max,cot= 1,0 Pas ontwerp aan waarin:
(zie tabel 4.6) x is de afstand van de beschouwde doorsnede tot het hart van het steunpunt;
As,req(0) is de doorsnede van het betonstaal vereist (required) bij een ontwerp op
ja (cot = 2,5) ja basis van een normale temperatuur volgens NEN-EN 1992-1-1;
Bereken uit: As,req
(x) is de minimumdoorsnede van het betonstaal vereist in de beschouwde
= 0,5 / sin-1 [ vEd
/ (0,18 f ck(1 - fck
/250))] doorsnede, maar niet minder dan de hoeveelheid volgens NEN-EN 1992-1-1
vereist bij een normale temperatuur;
Bereken de vereiste hoeveelheid dwarskrachtwapening leff
is de grootste van de effectieve lengten van de twee aangrenzende overs-

A vvbb fck panningen.


sw EdEd w w
____
= ___________

als v1= 0,6 (1- ) 5. Bij brandwerendheidsklassen R 120 - R 240 moet de breedte van de ligger bij het
s 0,9 fywd
0,9 cot
fco 250
eerste tussensteunpunt minimaal gelijk zijn aan de waarde vermeld in kolom F als

A v b de volgende omstandigheden van toepassing zijn (NEN-EN 1992-1-2, art. 5.6.3 (6)):
sw Ed w
____
= ______________

als v1= 0,6 er is geen sprake van een zekere mate van buigweerstand bij de eindoplegging;
s 0,9. 0,8 fywd
cot
de bij normale temperatuur bij het eerste tussensteunpunt optredende dwars-
(NEN-EN 1992-1-1, art. 6.2.3 (3), vgl. (6.8) ) kracht VEd > 0,67 VRd,max


Controleer de maximumstaafafstand voor
dwarskrachtwapening: sl,max= 0,75 d 600 mm figuur 4.5 en is uitgewerkt voor een schuifspanning
in de verticale doorsnede en niet voor een verticale
(NEN-EN 1992-1-1, art. 9.2.2 (8), vgl. (9.8N) met NB) kracht zoals vermeld in Eurocode 2. Als dwarskracht-
wapening is vereist, moet de helling van de drukdia-
4.5 | Procedure voor bepalen vereiste verticale gonaal worden gekozen. Voor gebruikelijke liggers
d warskrachtwapening zal dit de minimumhelling zijn (cot = 2,5 of
= 21,8), hetgeen wil zeggen dat bijvoorbeeld voor
De hellingshoek van de betondiagonaal is variabel en betonsterkteklasse C30/37 de helling van de drukdia-
kan bijvoorbeeld afhankelijk worden gesteld van de gonaal alleen dan groter moet worden gekozen dan
grootte van de dwarskracht (fig.4.4). De te volgen 21,8, als de schuifspanning groter is dan
procedure voor het vaststellen van het dwarskracht- 3,28N/mm2(zie ook tabel 4.6). De toegestane schuif-
draagvermogen van een doorsnede is weergegeven in spanning, vRd,max
, is gekoppeld aan de hellingshoek

25
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2

Start 4.6 | Procedure voor voldoen aan van de diagonaal. De maximum waarde van vRd,max
,
doorbuigingseis treedt op bij = 45.
Bepaal de basiswaarde l/d met behulp van figuur 4.7
Doorbuiging

Bepaal de hulpvariabele F1 Eurocode 2 geeft twee alternatieve methoden voor het


Voor liggers met flens (NEN-EN 1992-1-1, art. 7.4.2 (2)) voldoen aan doorbuigingseisen: ofwel door de ver-
F1 = 1 - 0,1 ((bf/bw ) - 1 0,81) houding overspanning-hoogte te beperken ofwel door
(bfis de flensbreedte en bw is de minimumbreedte van de theoretische doorbuiging te berekenen met behulp
het lijf in de trekzone) van uitdrukkingen die in de Eurocode worden
Bij een rechthoekige doorsnede is F1 = 1,0 gegeven. De tweede mogelijkheid wordt uitgebreid
besproken in hoofdstuk 8.
Bepaal de hulpvariabele F2 De verhoudingen overspanning-hoogte dienen er
Als de overspanning van de ligger groter is dan 7 m en voor te zorgen dat de doorbuiging na de bouw niet
hierop dragende scheidingswanden beschadigd kunnen groter is dan 1/500 van de overspanning (NEN-EN
raken door grote doorbuigingen, is F2 = 7/leff 1992-1-1, art. 7.4.1 (5)). De procedure is weergegeven
Anders is F2 = 1,0 in figuur 4.6.
Er wordt op gewezen dat in de Eurocodes geen door-
Bepaal de hulpvariabele F3 buigingseisen worden gesteld. Volgens NEN-EN 1990
F3 = 310/s is dit een zaak die vooraf tussen ontwerper en
waarin
sis staalspanning in bruikbaarheidsgrenstoestand, opdrachtgever moet worden overeengekomen. Wel
te ontlenen aan figuur 4.8. zijn in 7.4.1 van NEN-EN 1992-1-1 enkele beperkte
Ofwel, volgens een conservatieve benadering aanwijzingen opgenomen, waarop de bijbehorende
(NEN-EN 1992-1-1, vgl. (7.17)): slankheidseisen zijn gebaseerd.
F3 = 500 / (fykAs,req/ As,prov) Verhoog As,prov
Opmerkingen
Is basiswaarde l/d x F1 x F2 x F3 1. Figuur 4.7 gaat uit van een niet-doorgaande ligger
werkelijke l/d? nee (K = 1,0);
ja K = 1,5 voor tussenoverspanningen van een
Controle gereed doorgaande ligger;
K = 1,3 voor de eindoverspanningen van een
1
) De hulpvariabele wordt gehanteerd omdat de Eurocode (NEN-EN 1992-1-1, art. 7.4.2 (2)) aangeeft doorgaande ligger;
dat bij de verhouding flensbreedte / ribbreedte > 3, de l/d-verhouding met 0,8 vermenigvuldigd K = 0,4 bij een uitkragende ligger.
moet worden. In de procedure is ervoor gekozen deze factor in de berekening naar voren te halen en 2. De aanwezigheid van drukwapening is niet
is gekozen voor lineaire interpolatie voor 1 bf/bw 3. beschouwd.
Er wordt op gewezen dat de hulpvariabelen F1 t.m. F3 niet zijn beschreven in NEN-EN 1992-1-1, maar 3. De curves zijn gebaseerd op de volgende
zijn ontleend aan [1]. uitdrukkingen:
__ 0 ___ 0 3/2

36
l
d
[
__ = K 11 + 1,5 fck __ + 3,2 fck

(__ - 1)

]
34
fck = 20
(NEN-EN 1992-1-1, vgl. (7.16a))
32 fck = 25 voor
0,


___
30 fck = 28
0 1 ___
l
[ ]
___
28 fck = 30 __ = K 11 + 1,5 fck_____ + ___ fck
__

d - 12 0
fck = 35
26
fck = 40 (NEN-EN 1992-1-1, vgl. (7.16b))
24
fck = 45 voor >
0,
22
fck = 50
20 waarin 0is de referentie-wapeningsverhouding.
__
Deze is gelijk aan 10-3fck.
l/d (-)

18
De factor K wordt gehanteerd in NEN-EN 1992-1-1.
16
Deze variabele K is een andere dan de variabele K
14 die eerder bij buiging is gebruikt.
12
0,003

0,004

0,005

0,006

0,007

0,008

0,009

0,01

0,011

0,012

0,013

0,014

0,015

0,016

0,017

0,018

0,019

0,02

Bij een ander spanningsniveau dan s = 310 N/mm2


moet de berekende l/d-verhouding worden vermenig-
As,req / bd
vuldigd met 310/s.

4.7 | Bepalen basiswaarde v erhouding overspanning / nuttige hoogte


320

300

26
280
14

12
4 liggers

0,003

0,004

0,005

0,006

0,007

0,008

0,009

0,01

0,011

0,012

0,013

0,014

0,015

0,016

0,017

0,018

0,019

0,02
As,req / bd

Om de spanning in het betonstaal (s) vast te stellen, 320

bereken de verhouding Gk /Qk en lees uit figuur 4.8


bij de van toepassing zijnde curve, afhankelijk van de 300

verhouding 2/G, op de verticale as


suaf. Deze
methode is niet beschreven in NEN-EN 1992-1-1, 280

maar in [1] en is ook al in hoofdstuk 3 ter sprake


gekomen. 260

staalspanning (N/mm2)
svolgt uit:
0,8 / 1,35
1
As,req
240
su_____
s= __

0,6 / 1,35
As,prov
0,3 / 1,35
220
0,2 / 1,35
Opmerking 0,6 / 1,25
De curves zijn gebaseerd op de aanname dat bij de 200
0,3 / 1,25
belasting in UGT (GGk+ 1,5 Qk ) de staalspanning 0,2 / 1,25
su= 435 N/mm2voor een hoeveelheid betonstaal 180
0,8 1,2 1,6 2 2,4 2,8 3,2 3,6 4
gelijk aan As,req
. In BGT is de belasting (Gk + 2Qk) en
is ten opzichte van UGT de staalspanning evenredig Gk / Qk (-)
met de belasting afgenomen.
4.8 | Bepalen staalspanning als functie van de v erhouding
2 / G
Samengestelde liggers

De meewerkende flensbreedte wordt berekend met


behulp van figuren 4.9 en 4.10. Eurocode 2 bevat een
rekenmethode om te controleren of de schuifspan-
ning in het aansluitvlak tussen lijf en flens wel kan l0 = 0,85 l1 l0 = 0,15 (l1+l2) l0 = 0,7 l2 l0 = 0,15 l2+l3
worden opgenomen door de afschuifwapening die in
de flens aanwezig is. l1 l2 l3

De ligging van de neutrale lijn moet worden vastge- 4.9 | Definitie l 0 voor b erekenen meewerkende flensbreedte (NEN-EN 1992-1-1, art. 5.3.2, fig.5.2)
steld, waarna de vereiste hoeveelheid betonstaal kan
worden berekend afhankelijk van het antwoord op de
beff
vraag of de neutrale lijn in de flens of in het lijf ligt
(fig. 4.11). Als de neutrale lijn onder de flens ligt, beff1 beff2

wordt de uitwerking in figuur 4.11 voortgezet voor de


rechthoekige spanning-rekrelatie uit NEN-EN 1992-1-
1, art. 3.1.7, fig. 3.5, omdat dan de uitdrukkingen nog
eenvoudig zijn uit te schrijven. De bi-lineaire relatie bw

leidt tot complexere relaties. b1 b1 b2 b2

Bij steunpunten moet de trekwapening die het steun-


b
puntsmoment opneemt, worden verdeeld over de vol-
ledige meewerkende breedte (fig. 4.12). 4.10 | P arameters voor meewerkende flensbreedte (NEN-EN 1992-1-1, art.5.3.2, fig. 5.3)
Bij het controleren van de doorbuiging met behulp
van de verhouding overspanning-hoogte moet bij het
berekenen van de wapeningsverhouding van de trek- Tabel 4.7 | C apaciteit van een betonnen drukdiagonaal met betrek-
wapening worden uitgegaan van de oppervlakte van king tot de schuifspanning in langsrichting in liggers
de betondoorsnede gelegen boven het hart van de met flens
trekwapening. vRd,max

gedrukte flens getrokken flens
Schuifspanning in langsrichting fck
(voor cot = 2) (voor cot = 1,25)

De schuifspanning in een verticaal aansluitvlak 20 2,94 3,59


tussen de flens en het lijf moet worden berekend met 25 3,60 4,39
art. 6.2.4 en figuur 6.7 van Eurocode 2 (hier gerepro- 28 3,98 4,85
duceerd als figuur 4.13). De verandering van de 30 4,22 5,15
kracht in de flens kan worden berekend uit het 35 4,82 5,87
moment en de inwendige hefboomsarm in een 40 5,38 6,55
bepaalde doorsnede. De Eurocode stelt dat de groot- 45 5,90 7,20
ste afstand die kan worden beschouwd voor deze ver- 50 6,40 7,80

27
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2

andering in kracht, gelijk is aan de helft van de Start


afstand tussen de positie met het maximale moment
en de positie waar het moment gelijk is aan nul Stel de rekenwaarde van het buigend
(NEN-EN 1992-1-1, art. 6.2.4 (3)). De grootste schuif- moment M vast
spanning in langsrichting treedt op daar waar de ver-
andering in het moment, en daarmee de kracht, het Bereken l0(zie fig. 4.9) en beffuit
grootst is (NEN-EN 1992-1-1, art. 6.2.4 vgl. (6.20)). In (NEN-EN 1992-1-1, art. 5.3.2.1 (3) vgl. (5.7)):
het geval van een gelijkmatig verdeelde belasting op beff
= (bw+ beff1+ beff2)
een doorgaande ligger, is dit over het gedeelte van de met (NEN-EN 1992-1-1, art. 5.3.2.1 (3)
ligger het dichtst bij een steunpunt gelegen. vgl. (5.7a-b)):
beff1= (0,2 b1+ 0,1 l0) 0,2 l0en b1
Regels voor staafafstanden en voor de beff2
= (0,2 b2+ 0,1 l0) 0,2 l0en b2
vereiste hoeveelheid betonstaal Opmerking: De meewerkende flensbreedte
Minimum-wapeningsverhouding langswapening bij een steunpunt kan anders zijn dan die in
De minimumhoeveelheid langswapening is (NEN-EN het veld. Voor symbolen, zie fig. 4.9 en 4.10.
1992-1-1, art. 9.3.1.1 (1)):
= 0,26 fctm
As,min1 btd / fyk
(zie tabel 4.5) > 0,0013 b td M
Bereken K = _______

met bt= breedte trekzone. bd2fck
= 1,25 Asvereist in UGT.
As,min2 waarin:
As,minis de kleinste van As,min1 en As,min2
(NEN-EN b = bw bij een steunpuntsdoorsnede;
1992-1-1, art. 9.2.1.1 (1) / NB) b = beff
in een velddoorsnede.
Voor een T-ligger met de gehele flens onder druk
behoeft alleen de breedte van het lijf in rekening te Bereken K met tabel 4.3 of hanteer
worden gebracht bij het berekenen van de grootte van K = 0,51 - 0,1244 2 - 0,20 met 1,0
bt.
Bereken de inwendige hefboomsarm z uit
Maximum-wapeningsverhouding langswapening d
z = __

(1 + 1-28K/9)
Buiten gebieden met overlappingslassen mogen de 2
trek- en drukwapeningsverhouding niet groter zijn
dan As,max
= 0,04 Ac(NEN-EN 1992-1-1, art. 9.2.1.1 Bereken de drukzonehoogte: De neutrale lijn ligt
18
(3)). x = (d - z) in de flens. Bereken
7
het geheel als een
Minimumstaafafstand rechthoekige door-
ja
De minimumafstand tussen twee wapeningsstaven Is x hf? snede (fig. 4.2) en
moet minimaal gelijk zijn aan (NEN-EN 1992-1-1, controleer vervol-
art. 8.2 (2) en NB): nee gens de schuifspan-
de diameter van de wapeningsstaaf; De neutrale lijn ligt in het lijf. Bereken ning in de verticale
de grootste korrelafmeting van het toeslagmateriaal de buigend-momentcapaciteit van het aansluitvlakken tus-
+ 5 mm; gedeelte van de flens buiten het lijf (vanaf sen lijf en meewer-
20 mm. n hier alleen voor de rechthoekige spannings- kende flens (fig.
rekrelatie voor beton uitgewerkt) 4.13)
Literatuur Het lijf wordt centrisch op druk belast
1 Moss, R.M. en O. Brooker, How to design con- MR,f
= 0,67 fck
(beff- bw ) hf(d - 0,5 hf) en bereken:
crete structures using Eurocode 2: 3. Slabs. BCA / M - MR,f
Kf=__________

The Concrete Centre, UK. fckbw d2 Pas de afmetingen
nee van de doorsnede
is Kf< K ? aan

ja
Bereken de vereiste hoeveelheid betonstaal:
As= MR,f/ fywd(d - 0,5 hf) + (M - MR,f) / fywd
z

Controleer de schuifspanning in de verticale
aansluitvlakken tussen lijf en meewerkende
flens (fig. 4.14)

4.11 | P rocedure voor vaststellen buigend-momentcapaciteit van

samengestelde liggers met een flens

28
4 liggers

beff

As

hf
beff1 bw beff2

4.12 | Verdeling trekwapening in doorsnede met meewerkende breedte (flens) (NEN-EN

1992-1-1, art. 9.2.1.2 (2), fig. 9.1)

Bereken de schuifspanning in langs-


richting (NEN-EN 1992-1-1, vgl. (6.20)):
vEd= Fd /hfx (zie fig. 4.14)

Bereken de capaciteit van de beton-
ja
Is de flens onderworpen drukdiagonaal met tabel 4.7 of uit:

aan trek? vRd


= 0,195 fck
(1 - fck
/250)

nee

Bereken de capaciteit van de beton-


drukdiagonaal met tabel 4.7 of uit:
vRd= 0,160 f ck
(1 - fck
/250)


nee Bereken fuit: nee
Is vRd> vEd? f= 0,5 sin-1[vEd/0,2 f ck
(1 - fck
/250)] Is vRd> vEd?

Ja (cot f= 2,0) Ja (cot f= 1,25)


Bereken de doorsnede van de benodigde dwarswapening:
Asf hf
vEd
___
= _________

s fydcot f

4.13 | P rocedure voor berekenen capaciteit verticaal aansluitvlak tussen ligger en flens

A
Fd
drukdiagonaal

beff x
Fd

f sf
A

Asf
langswapening
verankeren Fd + Fd
voorbij deze
geprojecteerde locatie

hf
Fd + Fd
bw

4.14 | N otaties voor verbinding flens - lijf bij samengestelde ligger

29
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2

5 Kolommen
Een procedure voor het tot in detail ontwerpen en Tabel 5.2 | M inimum-kolomafmetingen en -wapeningsafstand met
berekenen van geschoorde kolommen (kolommen betrekking tot brandwerendheid
die niet bijdragen aan de weerstand tegen horizontale standaard- minimumafmetingen (mm):
belastingen) is weergegeven in tabel 5.1. Aangeno- brandwerend- kolombreedte bmin / wapeningsafstand a
men wordt dat de afmetingen van de kolom al tijdens heid hoofdwapening
een globaal ontwerp met een snelle ontwerpmethode kolom blootgesteld kolom bloot
zijn vastgesteld. De kolomafmetingen zullen niet veel aan meer dan n gesteld aan n
van hetgeen in de huidige praktijk gebruikelijk is zijvlak zijvlak
afwijken. fi = 0,5 fi = 0,7 fi = 0,7
R 60 200/36 250/46 155/25
Draagkracht bij brand 300/31 350/40
Eurocode 2, Deel 1-2: Ontwerp en berekening van R 90 300/45 350/53 155/25
constructies bij brand, biedt de keuze uit geavan- 400/38 450/401)
ceerde, vereenvoudigde en op tabellen gebaseerde R 120 350/451) 350/571) 175/35
methoden voor het vaststellen van de draagkracht van 450/401) 450/511)
kolommen bij brand. Het gebruik van tabellen is de R 240 450/751) 2) 295/70
snelste methode voor het vaststellen van de mini- 1) Pas minimaal 8 staven betonstaal toe.
mumafmetingen en de minimumbetondekking van 2
) Methode B kan worden toegepast. Deze geeft 600/70 voor
kolommen. Er zijn echter beperkingen aan verbon- R 240 en fi = 0,7 en een mechanische wapeningsverhou-
den, die als opmerkingen en voetnoten aan de tabel- ding r = 0,5 (zie NEN-EN 1992-1-2, tabel 5.2b).
len zijn toegevoegd. Nadere uitleg over de geavan- opmerkingen
ceerde en vereenvoudigde methoden kan worden De tabel is ontleend aan NEN-EN 199212, tabel 5.2a
verkregen uit gespecialiseerde literatuur. (methode A) en is van toepassing onder de volgende voor-
waarden:
1. De effectieve lengte van een geschoorde kolom onderwor-
Tabel 5.1 | Ontwerp- en rekenprocedure voor kolommen pen aan een brandbelasting (l0,fi
) 3 m. De grootte van l0,fi
stap taak verdere informatie mag gelijk worden gesteld aan 50% van de werkelijke leng-
in dit boek norm te bij tussenvloeren en tussen 50% en 70% van de werkelij-
1 stel ontwerplevensduur vast hoofdstuk 2 NEN-EN 1990 / NB-tabel 2.1 ke lengte voor de kolom in de bovenste bouwlaag.
2 stel belastingen op de ligger vast hoofdstuk 2 NEN-EN 1991 (10 delen) / NB 2. De eerste-orde excentriciteit onder brandbelasting is
3 bepaal welke combinaties van belas- hoofdstuk 1 NEN-EN 1990 / NB-tabellen 0,15 b (of h). Gebruik als alternatief eventueel methode B
tingen van toepassing zijn A1.1 en A1.2 (zie Eurocode 2, deel 1-2, tabel 5.2b). De excentriciteit
4 stel duurzaamheidseisen vast en kies hoofdstuk 2 NEN-EN 206-1 en NEN 8500 onder brandcondities mag gelijk worden gesteld aan de
betonsterkteklasse excentriciteit bij een ontwerp bij normale temperatuur.
5 controleer betondekking benodigd hoofdstuk 2 + NEN-EN 1992-1-2, hoofdstuk 3. De hoeveelheid betonstaal buiten gebieden met overlap-
voor vereiste brandwerendheid tabel 5.2 in 5 pingslassen is niet groter dan 4% van de betondoorsnede.
hoofdstuk 5 4. fi is de verhouding tussen de normaalkracht onder brand-
6 bereken minimumbetondekking voor hoofdstuk 2 NEN-EN 1992-1-1, art. 4.4.1 condities en de rekenwaarde van de draagkracht van de
duurzaamheid, brand en aanhechting kolom bij normale temperaturen en mag conservatief gelijk
7 analyseer constructie voor hoofdstuk 2 + NEN-EN 1992-1-1, worden gesteld aan 0,7.
maatgevende momenten en Constructieve hoofdstuk 5
normaalkrachten berekening in
hoofdstuk 5 5.1 | Dwarsdoorsnede
8 controleer slankheid figuren 5.2 en NEN-EN 1992-1-1, deel 6.1 van constructie-
5.3 in element met
hoofdstuk 5 nominale wape-
9 bereken vereiste hoeveelheid beton- figuren 5.2 en NEN-EN 1992-1-1, deel 6.2 ningsafstand a
staal 5.3 in
hb

hoofdstuk 5
10 controleer staafafstand Regels voor NEN-EN 1992-1-1, deel 7.3
staafafstanden
in hoofdstuk 5
a

opmerking
NB = Nationale Bijlage b

30
5 Kolommen

Anders dan het aangeven van een minimumbeton- lineair-elastische berekening met beperkte herver-
dekking is de tabellenmethode gebaseerd op de deling;
nominale wapeningsafstand, a (fig. 5.1). Dit is de plastische berekening;
afstand van het hart van de hoofdwapening tot de zij- niet-lineaire berekening.
vlakken van het constructie-element. Het betreft een De lineair-elastische berekening moet worden uitge-
nominale (niet een minimum)afstand, zodat de ont- voerd op basis van ongescheurd veronderstelde door-
werper moet verzekeren dat sneden (d.w.z. op basis van de grootheden van de
a cnom+ beugel+ 21 hoofdwapening. betondoorsnede), gebruikmakend van lineaire span-
ning-rekrelaties en de gemiddelde waarde van de lan-
Voor kolommen geeft Eurocode 2, deel 1-2, twee getermijn-elasticiteitsmodulus.
methoden, A en B. Beide zijn van toepassing, hoewel
methode A strengere grenzen stelt aan de excentrici-
teit dan methode B. Start 5.2 | Stroomschema voor
Methode A is iets eenvoudiger en wordt toegelicht in berekening geschoor-
tabel 5.2; de grenzen van het toepassingsgebied staan Initile kolomafmetingen kunnen worden vastgesteld met de kolom
bij de opmerkingen vermeld. Vergelijkbare gegevens snelle ontwerpmethoden of door iteratie
over dragende wanden zijn opgenomen in tabel 5.3.
Bepaal de krachten op de kolom gebruikmakend van een
Voor kolommen die deel uitmaken van de bovenste geschikte berekeningsmethode. Resultaten:
bouwlaag zal de excentriciteit vaak de grenzen over- de rekenwaarde van de normaalkracht NEd

schrijden die beide methoden A en B stellen. In dat de grootste eindmomenten Mkop
en Mvoet
geval mag gebruik worden gemaakt van Bijlage C van
Eurocode 2, deel 1-2. Als alternatief kan worden over- Stel de effectieve lengte, l0 , vast en gebruik:
wogen de kolom, uit oogpunt van draagkracht bij figuur 5.5, of
brand, te behandelen als ware het een ligger. tabel 5.4, of
uitdrukking (5.15) uit NEN-EN 1992-1-1
Kolomontwerp
Een stroomschema voor het ontwerpen en berekenen Bereken de eerste-orde eindmomenten (fig. 5.4)
van een geschoorde kolom is weergegeven in | | | |
M01= min. { Mkop , Mvoet }
figuur5.2. In geval van een slanke kolom geldt ook | | | |
= max. { Mkop , Mvoet }
M02
figuur 5.3. M01
en M02moeten hetzelfde teken hebben als zij aan
In hoofdstuk 9 wordt uitgebreid aandacht besteed dezelfde zijde trek veroorzaken
aan stabiliteit.
Bereken de slankheid, , uit:
Constructieve berekening = l0/i met i is traagheidsstraal
Het type berekening moet zijn afgestemd op de = 3,46 l0/h voor rechthoekige doorsneden (h is totale hoogte)
beschouwde constructie. De volgende berekeningen = 4,0 l0/d voor ronde doorsneden (d is kolomdiameter)
mogen worden gebruikt:
lineair-elastische berekening; Bereken de limietwaarde van de slankheid, lim, uit:
__
lim= 20 ABC / n
Tabel 5.3 | M inimumafmetingen van een gewapende dragende (zie paragraaf Slankheid voor een toelichting)
betonwand en wapeningsafstanden bij vereiste
b randwerendheid ja Kolom is slank
stan- minimumafmetingen (mm): Is lim? (volg verder figuur

daard- wanddikte / wapeningsafstand a 5.3)


brandwe- hoofdwapening nee
rendheid wand blootgesteld wand blootgesteld aan Kolom is niet slank.
aan n zijkant twee zijkanten MEd= M02+eiNEd met ei=lo/6001)
(fi = 0,7) (fi = 0,7)
REI 60 130/101) 1
140/10 ) Gebruik een kolomdiagram (fig. 5.9) om de vereiste Aste vinden
REI 90 140/25 170/25 voor het opnemen van NEd
en MEd
REI 120 160/35 220/35
REI 240 270/60 350/60 Controleer vereisten voor staafafstand en hoeveelheid
1
) Veelal zullen de eisen uit NEN-EN 199211 maatgevend betonstaal
zijn voor de betondekking.
opmerkingen MEd max. __
Voorwaarde: ______
1)
{
h___; 20 mm }
NEd 30
1. De tabel is ontleend aan NEN-EN 1992-1-2, tabel 5.4.

2. Zie opmerking 4 bij tabel 5.2. (NEN-EN 1992-1-1, art. 6.1 (4))

31
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2

5.3 | Stroomschema voor Start 6720, waarin de quasi-lineaire elasticiteitstheorie


berekening slanke wordt beschreven. De methode gebaseerd op de
kolom; methode geba- Bereken Kruit: nominale kromming mag volgens de Nationale
seerd op de nominale Kr= (nu- n)/(nu- nbal
) 1 Bijlage uitsluitend worden gebruikt bij kolommen en
kromming (NEN-EN waarin: wanden in een geschoorde constructie.
1992-1-1, art. 5.8.8) nu = 1 +
=A
s fyd/ Acfcd Rekenwaarden van de momenten
Asis de totale oppervlakte van de wapeningsdoorsnede De rekenwaarde van het buigend moment MEd
is
Acis de totale oppervlakte van de betondoorsnede gedefinieerd als (fig. 5.4c):
n = NEd/ Acfcd, de relatieve normaalkracht
NEdis de rekenwaarde van de normaalkracht MEd= max. {M02
; M0e
+ M2 ; M01
+ 0,5 M2 } + eiNEd
nbal
= 0,4
waarin:
Bereken Kuit K= 1 + ef 1
waarin: 01
M = min. {|Mkop |; |Mvoet
|}
= 0,35 + f ck
/ 200 - / 150 M02 = max. {|Mkop |; |Mvoet
|}
is de slankheid ei = l0/600 (NEN-EN 1992-1-1, art. 5.2 (7) (een-
efis de effectieve kruipcofficint heden in overeenstemming met die van de
Zie ook de paragraaf Kruip momenten)
Pas de waarde , Mvoet
Mkop zijn de momenten aan de kop en aan de
Bereken e 2 uit van As aan voet van de kolom volgend uit een raam-
rKfydl02/ 0,45 d E s
e2= 0,1 K werkberekening.
waarin: Het eerste-orde, respectievelijk tweede-orde moment
Esis elasticiteitsmodulus van betonstaal halverwege de kolomhoogte is:
03N/mm2)
(200 x 1 M0e = 0,6 M02+ 0,4 M01 > 0,4 M02
;
M2 = NEde2
M0e
= 0,6 M
02+ 0,4 M
01 0,4 M02
M2 = N
Ede2 waarin:
{
MEd= max. M02; M0e+ M
2; M01+ 0,5 M
2 }
+ eiNEd1) NEd is de rekenwaarde van de normaalkracht;
e 2 is de uitbuiging ongeveer halverwege de
Gebruik een kolomgrafiek om A
s,req hoogte ten gevolge van tweede-orde effecten.
benodigd voor NEden MEdte vinden;
zie bv. fig. 5.9 en M02
M01 zijn positief als zij beide trek aan dezelfde
kant van de kolom veroorzaken.
nee
Is As,req As ? De berekening van de excentriciteit e2 is niet eenvou-
dig en naar verwachting zullen dan ook enige itera-
ja tiestappen nodig zijn om de uitbuiging ongeveer hal-
Controleer detailleringseisen verwege de hoogte, e2 , uit te rekenen. Figuur 5.3
bevat de stappen van de berekening.

1
__Ed__ max. __
) Voorwaarde: __M h___; 20 mm { }
NEd 30
Een niet-slanke kolom kan worden berekend onder
verwaarlozing van tweede-orde effecten, waardoor de
Bij het ontwerp van de kolommen moeten de elasti- rekenwaarde van het buigend moment gelijk is aan
sche momenten uit een raamwerkberekening zonder MEd= M02
+eiNEd. Voor zon kolom volgt de wapening
enige herverdeling worden gebruikt. Bij slanke nu uit een doorsnedeberekening met MEd en NEd
. Het
kolommen kan een niet-lineaire berekening worden stroomschema uit figuur 5.3 behoeft dan niet te
uitgevoerd om de tweede-orde momenten te bereke- worden doorlopen.
nen. Een alternatief is het gebruik van de moment- Voor een slanke kolom moet het tweede-orde
vergrotingsfactor-methode (NEN-EN 1992-1-1, moment ten gevolge van de uitbuiging worden mee-
art.5.8.7.3) of de methode gebaseerd op de nominale genomen in de berekening. Dit moment heeft een
kromming (NEN-EN 1992-1-1, art. 5.8.8), zoals aan- verloop zoals geschetst in figuur 5.4b. Het moment
gegeven in figuur 5.3. waarop de slanke kolom moet worden gedimensio-
Bij toepassing van de momenten-vergrotingsfactor- neerd (fig. 5.4c) is de som van het moment in de niet-
methode moet de nominale stijfheid, volgens de Nati- slanke kolom plus het nominale tweede-orde
onale Bijlage, niet worden bepaald met art. 5.8.7.2 moment. Het nominale tweede-orde moment halver-
van NEN-EN 1992-1-1, maar met art. 7.2.3 van NEN wege de hoogte (M2 ) is het product van de normaal-

32
5 Kolommen

kracht en de totale uitbuiging (e2 ), dus de uitbuiging M02 eiNEd 0,5M2 M02 + eiNEd 5.4 | Rekenwaarden van de
inclusief de tweede-orde uitbuiging. De totale uitbui- buigende momenten
ging wordt met benaderingsformules berekend. De a. eerste-orde momen-
basis is hierbij de optredende kromming (NEN-EN ten voor niet-slanke
M0e eiNEd M0e + M2 + eiNEd
1992-1-1, art. 5.8.8.3 (1) vgl. (5.34)), waarin een cor- M2=NEde2 kolommen
rectiefactor voor de invloed van de normaalkracht b. a dditionele tweede-
(NEN-EN 1992-1-1, art. 5.8.8.3 (3) vgl. (5.36)), het + = orde momenten voor
effect van kruip (NEN-EN 1992-1-1, art. 5.8.8.3 (4) vgl. slanke kolommen
(5.37)) en de effectieve lengte van de kolom (NEN-EN c. totale momentenver-
1992-1-1, fig. 5.7) een belangrijke rol spelen. eiNEd M01 0,5M2 M01+ 0,5M2 + eiNEd loop voor slanke

kolommen
Effectieve lengte

Figuur 5.5 geeft voorbeelden van de effectieve lengten 5.5 | Voorbeelden van ver-
van geschoorde kolommen. In de praktijk zal meestal schillende knikvormen
figuur d van toepassing zijn. Eurocode 2 geeft een en corresponderende
uitdrukking waarmee de effectieve lengte in de effectieve lengten voor
betreffende situatie kan worden berekend (NEN-EN afzonderlijke
1992-1-1, art. 5.8.3.2 (3): uitdrukking (5.15) voor het geschoorde elementen
geschoorde element uit figuur 15f). (NEN-EN 1992-1-1, art.

l
5.8.3.2, fig. 5.7)

In deze uitdrukking moeten de relatieve flexibiliteiten
van de gedeeltelijke inklemmingen aan de uiteinden,
k1en k2 , worden berekend. De uitdrukking voor k zoals
gegeven in de Eurocode bevat onder meer het bereke- l0 = l l0 = 0,7l l0 = l/2 l/2 < l0 < l
nen van de rotatiestijfheid van de eindaansluitingen en
brengt eventuele scheurvorming in rekening. a b c d

Als k1 en k2zijn berekend, kan voor geschoorde


kolommen met behulp van tabel 5.4 een effectieve Slankheid
lengtefactor F worden berekend. De effectieve lengte Eurocode 2 geeft aan dat tweede-orde effecten
is l0= Fl. kunnen worden verwaarloosd indien ze kleiner zijn
dan 10% van de corresponderende eerste-orde effec-
Voor een middenkolom, 400 mm vierkant, die een ten (NEN-EN 1992-1-1, art. 5.8.2 (6)). Als alternatief
vlakke plaatvloer met een dikte van 250 mm in voor deze bepaling mogen tweede-orde effecten
velden van 7,5 m ondersteunt, is k1 = k2 = 0,11 een worden verwaarloosd indien de slankheid kleiner is
realistische waarde. Uit tabel 5.4 volgt dat l0 = 0,59 l. dan een bepaalde limietwaarde (lim) (NEN-EN 1992-
Als sprake is van een randkolom geldt k1 = k2 = 0,22 1-1, art. 5.8.3.1 (1)).
en is l0= 0,66 l; is de middenkolom aan de voet schar- De slankheid is = l0 / i waarin i de traagheidsstraal
nierend verbonden, is l0 = 0,77 l. is. De limietwaarde is:
__
Uitdrukkingen (5.15) uit Eurocode 2 biedt aanzien- lim= 20 A B C / n (NEN-EN 1992-1-1, art. 5.8.3.1

lijke voordelen omdat deze zich zeer goed leent voor (1), vgl (5.13) met NB)
opname in rekenprogrammatuur.

Tabel 5.4 | E ffectieve lengtefactor F voor geschoorde kolommen


k2 k1
0,10 0,20 0,30 0,40 0,50 0,70 1,00 2,00 5,00 9,00 scharnierend

0,10 0,59 0,62 0,64 0,66 0,67 0,69 0,71 0,73 0,75 0,76 0,77
0,20 0,62 0,65 0,68 0,69 0,71 0,73 0,74 0,77 0,79 0,80 0,81
0,30 0,64 0,68 0,70 0,72 0,73 0,75 0,77 0,80 0,82 0,83 0,84
0,40 0,66 0,69 0,72 0,74 0,75 0,77 0,79 0,82 0,84 0,85 0,86
0,50 0,67 0,71 0,73 0,75 0,76 0,78 0,80 0,83 0,86 0,86 0,87
0,70 0,69 0,73 0,75 0,77 0,78 0,80 0,82 0,85 0,88 0,89 0,90
1,00 0,71 0,74 0,77 0,79 0,80 0,82 0,84 0,88 0,90 0,91 0,92
2,00 0,73 0,77 0,80 0,82 0,83 0,85 0,88 0,91 0,93 0,94 0,95
5,00 0,75 0,79 0,82 0,84 0,86 0,88 0,90 0,93 0,96 0,97 0,98
9,00 0,76 0,80 0,83 0,85 0,86 0,89 0,91 0,94 0,97 0,98 0,99
scharnierend 0,77 0,81 0,84 0,86 0,87 0,90 0,92 0,95 0,98 0,99 1,00

33
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2

105 kNm 105 kNm 105 kNm de doorsnede bevindt (fig.5.8b), ligt de grenswaarde
van de betonstuik tussen c3= 0,00175 en cu3=
0,0035 (NEN-EN 1992-1-1, fig.3.4). De gemiddelde
stuik in de doorsnede moet dan worden beperkt tot
c3(halverwege de hoogte van de doorsnede, aange-
zien c3/ cu3= 0,5). De in de uiterste drukvezel aan te
houden grenswaarde kan worden gevonden door een
lijn te trekken van het (buiten de doorsnede gelegen)
105 kNm 0 105 kNm punt met een rek gelijk aan nul en het scharnier-
punt dat behoort bij de gemiddelde rek van 0,00175
rm = 1,0 rm = 0 rm = -1,0 halverwege de hoogte van de doorsnede. Deze alge-
mene relaties zijn weergegeven in figuur 5.8d. Voor
a C = 1,7 - 1 = 0,7 b C = 1,7 - 0 = 1,7 c C = 1,7 + 1,0 = 2,7 betonsterkteklassen boven C50/60 zijn de principes
hetzelfde, maar moeten andere waarden voor c3en
fcd
5.6 | Voorbeelden van bere-
cu3 cu3(de grenswaarde van de betonstuik) worden

d2
s2 sc
kenen factor C gehanteerd.
c3

x
5.7 | Bi-lineaire rek- en

h
spanningsfiguur voor Voor de oppervlakte van de doorsnede van het beton-
op druk belast beton
s s
staal dat benodigd is, kunnen twee uitdrukkingen
worden afgeleid. Uitgaande van de bi-lineaire span-
d2

ning-rekrelatie wordt voor het krachten-, respectieve-


waarin: lijk het momentenevenwicht gevonden:
A = 1 / (1 + 0,2 ef) (als
efonbekend is,
mag A = 0,7 worden aangehouden); As= 2 (NEd
- fcdb x) / (sc-
st)
ef is de effectieve kruipcofficint
(NEN-EN
________ 1992-1-1, art. 5.8.4 (2)); As= 2 [M - fcd
b x (h/2 - x)] / [(h/2 - d2 ) (sc+
st)]
B = (1 + 2 ) (als onbekend is,
mag B = 1,1 worden aangehouden); waarin:
= Asfyd/ Acfcd
, de mechanische wapenings- As is de totale oppervlakte van de doorsnede
verhouding; van het betonstaal (As/ 2 is per kolomzijde
C = 1,7 - rm (als rm onbekend is, aangebracht);
mag C = 0,7 worden aangehouden); NEd is de rekenwaarde van de normaalkracht;
n = NEd / Acfcd, de relatieve normaalkracht; M is het bij NEd
behorende moment;
rm = M01 / M02 , de momentenverhouding;
fcd is de rekenwaarde van de betondruksterkte;
M01 , M02
zijn de eerste-orde eindmomenten, sc(st) is de spanning in de drukwapening (trekwa-
|M02| |M01 | pening) (druk in drukwapening als positief
getal invoeren);
Als de eindmomenten M01en M02 aan dezelfde zijde b is de breedte van de betondoorsnede;
trek veroorzaken, moet rm
positief worden genomen d2 is de afstand van uiterste trek- en drukvezel
(zodat C 1,7 ), anders negatief (zodat C > 1,7). van het beton tot hart trek-, resp. drukwape-
ning;
Van de drie factoren A, B en C heeft C de grootste x is de drukzonehoogte;
invloed op minen is het eenvoudigst te berekenen. h is de hoogte van de betondoorsnede.
Een eerste inschatting van minkan dan ook worden is de oppervlaktefactor van het spanning
gemaakt door de standaardwaarden voor A en B aan rekdiagram van beton onder druk (0,75);
te houden, maar C wel te berekenen (fig. 5.6). Er is de zwaartepuntsfactor van het spanning
moet op worden gelet dat bij het berekenen van C de rekdiagram van beton onder druk (7/18).
juiste tekens van de momenten worden gebruikt.
Er wordt op gewezen dat bij het opstellen van de
Sterkte van kolommen uitdrukkingen is aangenomen dat de neutrale lijn
Uit praktisch oogpunt wordt de bi-lineaire spanning- binnen de doorsnede valt (fig. 5.7). Dit betekent dat
rekrelatie gebruikt, eerder gebruikt bij het berekenen het beton in de uiterste drukvezel de grenswaarde
van liggers in hoofdstuk 4 (fig.5.7). Hierbij moet van de betonstuik cu3bereikt. Deze is gelijk aan
echter wel worden opgemerkt dat de grenswaarde 0,0035 voor beton tot en met sterkteklasse C50/60.
van de betonstuik voor betonsterkteklassen tot en Deze vergelijkingen kunnen alleen iteratief worden
met C50/60 gelijk is aan 0,00175 (c3; NEN-EN 1992- opgelost. Computerprogrammas of speciale ontwerp-
1-1, fig. 3.4) als de gehele doorsnede onder centrische grafieken (zie ter illustratie fig. 5.9) worden vaak
druk staat (fig. 5.8a). Als de neutrale lijn zich buiten gebruikt.

34
5 Kolommen

0,00175 0,00175x /(x-h /2) 0,0035 max 0,0035 max 5.8 | Rekfiguren voor

kolommen

x
a. centrische druk

h /2
b. voor x > h

d
c. voor x < h
h

h
d. algemene relatie
x

s s

0,00175 0,00175 min

a b c d

Kruip Buiging en normaalkracht, C16/20 - C50/60, B500, a/h = 0,10, tweezijdige wapening

Afhankelijk van de aannamen in het ontwerp kan het


Tabel 17.3 Buiging en normaalkracht C16/20 C50/60 B500 a/h = 0,10
nodig zijn de effectieve kruipfactor
efte bepalen
symmetrisch gewapende doorsnede NB Gebied boven de lijn e/h = 10 is
(NEN-EN 1992-1-1, art. 3.1.4 en art. 5.8.4). In Euro- r is wapeningsgetal in % gearceerd omdat bij nagenoeg
code 2 is een nomogram opgenomen (fig. 3.1) is wapeningsverhouding in % voor totale doorsnede = r centrische druk (e/h 10) een
As,rqd,tot =0,01 Ac aangepast --diagram van

0,10
waarmee kan worden gewerkt als de sterkteklasse van toepassing is.
het cement (R, N of S) bekend is. Deze is echter in

e/h =
een ontwerpstadium vaak nog niet bekend. In het 2,00
algemeen kan dan worden gewerkt met sterkteklasse
betonsterkteklasse
R. Als sprake is van het toepassen van meer dan 35% C16/20 0,57
hoogovencement of als meer dan 20% vliegas wordt C20/25 0,71
C25/30 0,89
toegepast, mag sterkteklasse N worden gehanteerd. C28/35 1,00
Als deze percentages groter zijn dan respectievelijk C30/37 1,07

65% en 35%, mag worden uitgegaan van klasse S. C35/45 1,25


Volgens 5.8.4 van NEN-EN 1992-1-1 mag een effec- C40/50 1,43
1,50 C45/55 1,61
tieve kruipfactor worden bepaald die gelijk is aan de
C50/60 1,79
totale kruipfactor, vermenigvuldigd met het quotint
van het moment ten gevolge van de permanente
belasting n het totale moment, inclusief belastings-
factoren.

Dubbele buiging

De invloeden van dubbele buiging kunnen worden 1,00


gecontroleerd met vergelijking (5.39), voor het eerst
opgesteld door Breslaer (NEN-EN 1992-1-1, art. 5.8.9
(4)):
a a
(MEdz
/ MRdz
) + (M
Edy
/ MRdy
) 1,0

waarin:
r= 0 1 2 3 4
0,50
Edz/y
M is de rekenwaarde van het moment om de
respectievelijke assen, inclusief een tweede-
orde moment;
fcd A b
NEd

MRdz/y is de momentweerstand in de respectieve-


lijke richtingen;
a is de exponent; voor cirkelvormige en ellipti-
sche doorsneden geldt a = 2; voor rechthoe-
kige doorsneden, zie tabel 5.5;

NEd is de rekenwaarde van de normaalkracht; 0 0,10 0,20 0,30 0,40 0,50 0,60 0,70

Rd
N = Acfcd+ Asfyd
, de rekenwaarde van de M
fcd b h2
opneembare normaalkracht in de door-
snede. 5.9 | Ontwerpgrafiek voor kolommen, gebaseerd op bi-lineaire spanning-rekrelatie voor op druk

belast beton, ontleend aan tabellenboek bij [2], blz. 41

35
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2

Tabel 5.5 |  De grootte van de exponent a voor rechthoekige Minimumstaafdiameter


d oorsneden De aanbevolen minimumdiameter van een wape-
NEd/NRd 0,1 0,7 1,0 ningsstaaf langswapening in een kolom is 8 mm
a 1,0 1,5 2,0 (NEN-EN 1992-1-1, art. 9.5.2 (1) en NB).
opmerking De minimumdiameter van de dwarswapening is
Voor tussenliggende waarden mag lineair worden genterpo- 6mm of, als deze groter is, een kwart van de maxi-
leerd. male diameter van de langsstaven (NEN-EN 1992-1-1,
art. 9.5.3 (1)).

Ongeschoorde kolommen Maximumstaafafstand


Ongeschoorde kolommen moeten worden berekend De maximumstaafafstand van dwarswapening
met de methode gebaseerd op de nominale stijfheid (beugels, haarspelden of spiraalwapening) mag niet
(NEN-EN 1992-1-1, art. 5.8.7), waarbij de nominale groter zijn dan de kleinste van (NEN-EN 1992-1-1,
stijfheid van slanke elementen moet worden bere- art. 9.5.3 (3) en NB):
kend volgens NEN 6720 (VBC), art. 7.2.3 (zie NB bij 20 maal de minimumdiameter van de langsstaven;
NEN-EN 1992-1-1). de kleinste afmeting van de kolom;
In hoofdstuk 9 wordt hierop uitgebreid teruggeko- 400 mm.
men. In doorsneden binnen een afstand gelijk aan de
grootste afmeting van de kolomdoorsnede boven of
Wanden onder een balk of plaat, moet deze maximale hart-op-
Als de langste zijde van de doorsnede groter is dan hartafstand worden gereduceerd tot 0,6 maal het
viermaal de kortste zijde, wordt het element als een eerder genoemde maximum (NEN-EN 1992-1-1,
wand beschouwd. Het ontwerpen en berekenen van art.9.5.3 (4)).
wanden verschilt niet significant van dat van kolom- Elke langsstaaf of staafbundel in een hoek moet op
men, met uitzondering van: zijn plaats worden gehouden door dwarswapening.
eisen met betrekking tot brandwerendheid (zie Geen enkele staaf binnen een drukzone mag verder
tabel 5.3); dan 150 mm vanaf een opgesloten staaf liggen (NEN-
buiging ten opzichte van de zwakke as, deze zal EN 1992-1-1, art. 9.5.3 (6)).
kritisch zijn;
afwijkende regels voor staafafstanden en wape- Minimumstaafafstand
ningshoeveelheden (zie hierna). De minimumafstand tussen twee wapeningsstaven
moet gelijk zijn aan (NEN-EN 1992-1-1, art. 8.2 (2) en
Voor buiging om de sterke as met betrekking tot sta- NB):
biliteit worden geen specifieke richtlijnen gegeven; de diameter van de wapeningsstaaf;
dan kunnen staafwerkmodellen worden gebruikt de maximumkorrelafmeting van het toeslagmate-
(NEN-EN 1992-1-1, art. 6.5). riaal + 5 mm;
20 mm.
Regels voor staafafstanden en voor de
vereiste hoeveelheid betonstaal Specifieke eisen bij wanden

Maximum-wapeningsverhouding De minimumoppervlakte van de verticale wapening


Buiten gebieden met overlappingslassen mag in in wanden is Asv,min
= 0 Ac, de maximumoppervlakte
kolommen en wanden de wapeningsverhouding niet is Asv,max= 0,04 Ac(NEN-EN 1992-1-1, art. 9.6.2 (1) en
groter zijn dan 0,04 (NEN-EN 1992-1-1, art. 9.5.2). De NB).
waarde kan worden verhoogd indien kan worden aan- De afstand tussen twee aangrenzende verticale staven
getoond dat de samenhang van het beton niet wordt mag niet groter zijn dan driemaal de wanddikte of,
aangetast. Het goed kunnen storten en verdichten als dit kleiner is, 400 mm (NEN-EN 1992-1-1,
van de betonspecie is essentieel. Als de wapenings- art.9.6.2 (3)).
dichtheid hoog is, kan zelfverdichtende betonspecie De minimumoppervlakte van de horizontale wape-
worden toegepast. ning in wanden is Ash,min= 0 Ac(NEN-EN 1992-1-1,
art. 9.6.3 (1) en NB). n
Minimum-wapeningsverhouding
De minimumoppervlakte van de langswapening in Literatuur
kolommen is As,min
= 0,10 NEd / fyd
0,002 A
c 1. Moss, R.M. en O. Brooker, How to design con-
(NEN-EN 1992-1-1, art. 9.5.2 (2), vgl. (9.12N)). crete structures using Eurocode 2: 5. Columns.
BCA / The Concrete Centre, UK.
2. Braam, C.R. en P. Lagendijk, Constructieleer
Gewapend Beton. Cement&BetonCentrum,
s-Hertogenbosch, 2008.

36
6 fundering

6 Funderingen
Het ontwerpen en berekenen van een fundering omvat vaststellen van de geotechnische ontwerpcriteria die
twee stappen: het geotechnisch ontwerp en het op een constructie van toepassing zijn (tabel 6.1).
ontwerp van de fundering zelf. Het geotechnisch De geotechnische categorie wordt, ook thans, met
ontwerp valt onder Eurocode 7, die uit twee delen name gebruikt om de omvang van het uit te voeren
bestaat: Deel 1: Algemene regels en Deel 2: Ontwerp grondonderzoek te bepalen. Er is nagenoeg een een-
ondersteund door laboratoriumonderzoek. Dit hoofd- op-een relatie tussen de geotechnische categorien en
stuk behandelt de essentile onderdelen van Deel 1 de thans gebruikte veiligheidsklassen.
voor het ontwerpen en berekenen van de fundering.
Benadrukt wordt dat hierin alleen het berekenen van Opmerking
relatief eenvoudige funderingen wordt behandeld, Eurocode 0 hanteert drie gevolgklassen (consequence
hetgeen slechts een klein deel van het totale toepas- classes) bij het onderscheiden van de gevolgen van
singsgebied van Eurocode 7 is. Op deze publicatie moet bezwijken of disfunctioneren van een constructie: CC3
dan ook niet worden teruggegrepen voor het verkrijgen is de zwaarste klasse, CC1 de lichtste. De meeste
van informatie over alle onderdelen van Eurocode 7. gebouwen zullen in klasse CC2 vallen (vergelijkbaar
met veiligheidsklasse 3 uit NEN 6700). De gevolgklas-
Grenstoestanden sen zijn een-op-een gekoppeld aan betrouwbaarheids-
Aan de volgende uiterste grenstoestanden (UGT), die klassen RC1, RC2 en RC3, die de betrouwbaarheidsin-
alle hun eigen belastingscombinaties hebben, moet in dex bepalen waarmee de belastingsfactoren worden
het geotechnisch ontwerp worden voldaan (NEN-EN berekend. Eenvoudig gesteld kan de indeling in geo-
1997-1, art. 2.4.7.1.): technische categorien direct in verband worden
EQU verlies aan statisch evenwicht in de con- gebracht met de gevolgklassen: categorie 1 is CC1,
structie; categorie 2 is CC2 en categorie 3 is CC3.
STR intern bezwijken of excessieve vervormingen
van de constructie of een constructie-onder- Ontwerpmethoden en combinaties
deel; Er is geen consensus bereikt over het toepassen van
GEO bezwijken ten gevolge van excessieve defor- een benadering bij het gebruik van de grenstoestan-
matie van de ondergrond; den STR en GEO. Om rekening te houden met de
UPL verlies aan statisch evenwicht (opdrijven) verschillende inzichten voorziet Eurocode 7 in drie
door opwaartse beweging door waterdruk ontwerpbenaderingen die in de UGT kunnen worden
(opwaartse kracht); toegepast (NEN-EN 1997, art. 2.4.7.3). Welke benade-
HYD hydraulische grondbreuk en inwendige ring in een bepaald land wordt gevolgd, is vastgelegd
erosie, bijvoorbeeld veroorzaakt door kwel in de Nationale Bijlage (NB). De Nederlandse NB
van grondwater. vermeldt dat is gekozen voor ontwerpbenadering 3
(OB3). Dit betekent dat in blijvende en tijdelijke
Aanvullend moet worden voldaan aan bruikbaar- ontwerpsituaties met betrekking tot intern bezwijken
heidsgrenstoestanden (BGT). Het zal meestal duide- of excessieve vervormingen moet worden gerekend
lijk zijn dat n van deze grenstoestanden bepalend met de combinatie:
is voor het ontwerp, waardoor het niet nodig is dat (A1 of A2) + M2 + R3
controles voor alle grenstoestanden worden uitge-
voerd. Het wordt echter in het algemeen gezien als waarin:
gewenste praktijk dat wordt vermeld dat zij alle in A1 en A2 zijn sets partile factoren voor belastin-
beschouwing zijn genomen. gen/belastingseffecten voor geotechnische
belastingen (set A2) en de overige
Geotechnische categorien belastingen (set A1) (tabel 6.2);
Eurocode 7 beveelt aan gebruik te maken van drie M2 is een set partile factoren voor grondpara-
geotechnische categorien als hulpmiddel bij het meters;

Tabel 6.1 | G eotechnische categorien van constructies


categorie omschrijving kans op geotechnisch bezwijken voorbeelden uit Eurocode 7
1 kleine en relatief eenvoudige constructies verwaarloosbaar geen voorbeelden gegeven
2 conventionele typen van constructies en funderingen zonder geen exceptioneel risico fundering op staal
moeilijke ondergrond of belastingscondities
3 alle andere constructies abnormaal risico grote of ongebruikelijke constructies;
exceptionele condities van de ondergrond

37
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2

Tabel 6.2 | P artile belastingsfactoren in de uiterste grenstoestan- stijfheid van de constructie zelf. Dit is de reden
den STR/GEO zoals te hanteren volgens Nederlandse NB waarom in set A2 voor damwanden aparte factoren
voor blijvende en tijdelijke ontwerpsituaties (Eurocode worden gehanteerd.
7 en NB-tabel A.3) De set partile factoren, M2, voor de geotechnische
blijvende belastingen veranderlijke belas- grondparameters is gegeven in tabel 6.3.
( G) tingen (Q)
ongunstig gunstig ongunstig gunstig
De te hanteren partile factoren voor de belastingen
set A1 1,351) 1,0 1,5 0 in de uiterste grenstoestand EQU (verlies aan statisch
set A2 1,0 1,0 1,12) 0 evenwicht) zijn weergegeven in tabel 6.4. De te
damwanden hanteren factoren voor de geotechnische grondpara-
overig 1,0 1,0 1,5 0 meters zijn vermeld in tabel 6.5.
1
) Alleen bij kleine Q-lasten is deze waarde maatgevend. In andere
gevallen wordt gerekend met G = 1,2 ( = 0,89 conform de In de bruikbaarheidsgrenstoestand (BGT) adviseert
NB bij NEN-EN 1990). Eurocode 7 niet over het gebruik van karakteristieke,
2
) Deze waarde geldt voor categorie 2 uit tabel 6.1. Voor catego- frequente of quasi-blijvende combinaties. De
rie 1 geldt Q = 1,0; voor categorie 3: Q = 1,25. quasi-blijvende combinatie moet worden gehanteerd
bij het berekenen van zettingen.
R3 is een set partile weerstandfactoren De aan te houden partile factoren voor de materiaal-
specifiek geldend voor de gekozen parameters zijn in de BGT-combinaties alle gelijk aan
funderingswijze (op staal of op palen, met 1,0.
bij laatstgenoemde weer onderscheid Nadere informatie over deze combinaties kan worden
tussen geheide palen, geboorde palen en gevonden in hoofdstuk 1.
schroefpalen type avegaar).
Geotechnisch onderzoeksrapport
Opmerking Voor elk project moet bij voorkeur een geotechnisch
Het hanteren van ontwerpbenadering 3 betekent dat onderzoeksrapport worden opgesteld, ook al bestaat
in de uiterste grenstoestanden moet worden uitge- het maar uit een enkele bladzijde. Het rapport moet
gaan van belastings- en materiaalfactoren (voor bijv. detailinformatie over de bouwlocatie bevatten, de
hoek van inwendige wrijving en cohesie) groter dan 1 interpretatie van het grondonderzoeksrapport, de
(M2). De weerstandfactoren (R3) zijn dan gelijk aan 1. geotechnische ontwerpadviezen, de adviezen over de
Dit geldt niet voor paalfunderingen; dan is juist de set supervisie en het monitoren tijdens de werkzaamhe-
factoren behorend bij M2 gelijk aan 1 en worden de den en het onderhoud van de constructies. Bij het
weerstandfactoren (R3) (voor bijv. de conusweerstand) opstellen van dit rapport zal veelal, afhankelijk van
groter dan 1 gesteld. het antwoord op de vraag of het behoort tot veilig-
heidsklasse 1, 2 of 3, informatie van meer dan n
Er wordt op gewezen dat tabel 6.2 van toepassing is adviseur benodigd zijn.
voor de geotechnische constructie; de aan te houden Het funderingstechnisch advies moet het draagvermo-
belastingsfactoren voor een gebouw zelf zijn opgeno- gen en de karakteristieke waarden van grondparame-
men in hoofdstuk 1, tabel 1.5. De twee tabellen ters vermelden. Ook moet duidelijk worden aangege-
stemmen niet exact overeen, omdat beide andere ven of deze geldig zijn voor UGT dan wel voor BGT.
typen constructies betreffen. Grofweg kan een
denkbeeldige grens tussen beide worden getrokken Funderingen op staal
waar het bouwwerk overgaat in de fundering. Het geotechnisch ontwerp van funderingen op staal
Kenmerk van een geotechnische constructie is dat de (bijv. strokenfunderingen en funderingsvoeten) wordt
grootte van belastingen mede wordt bepaald door de behandeld in hoofdstuk 6 van Eurocode 7, Deel 1.

Tabel 6.3 | P artile factoren set M2 voor de geotechnische grondparameters te hanteren in de uiterste grenstoestand STR/GEO - blijvende

en tijdelijke ontwerpsituaties (Eurocode 7 en NB-tabellen A.4a-b)


grondparameter symbool fundering op keermuur talud damwand
staal keerwand betrouwbaarheidsklasse RC
1 2 3 1 2 3

hoek van inwendige wrijving ) 1


1,15 1,2 1,2 1,25 1,3 1,15 1,15 1,20
effectieve cohesie c 1,6 1,5 1,3 1,45 1,6 1,0 1,05 1,10
ongedraineerde schuifsterkte cu 1,35 1,5 1,5 1,75 2,0 1,5 1,6 1,65
prismadruksterkte qu 1,35 1,5 1,5 1,75 2,0 1,5 1,6 1,65
volumiek gewicht 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0
1
) Deze factor heeft betrekking op tan .

38
6 fundering

Drie ontwerpmethoden worden gegeven (NEN-EN Tabel 6.4 | P artile belastingsfactoren in de uiterste grenstoestand EQU zoals te hanteren
1997, art. 6.4 (5)P): in blijvende en tijdelijke ontwerpsituaties (NEN-EN 1997, art. 2.4.7.2 en tabel
Directe methode: A.1)
voor elke mogelijke grenstoestand wordt een blijvende belastingen (G) veranderlijke belastingen (Q)
berekening uitgevoerd. ongunstig1) gunstig2) ongunstig1) gunstig2)
(G;dst) (G;stb) (Q;dst) (Q;stb)
Indirecte methode:
ervaring in combinatie met experimenten wordt 1,1 0,9 1,5 0
gebruikt om BGT-parameters zodanig vast te stellen 1
) destabiliserend
dat aan eisen uit alle relevante grenstoestanden 2
) stabiliserend
wordt voldaan (voornamelijk opgenomen in
Eurocode 7 om aan te sluiten bij Franse ontwerp- Tabel 6.5 | P artile factoren voor de geotechnische grondparameters te hanteren in de
methoden). uiterste grenstoestand EQU (NEN-EN 1997, art. 2.4.7.2 en NB-tabel A2)
Voorschrijvende methode: grondparameter symbool waarde
een voorgeschreven draagkracht wordt gebruikt. hoek van inwendige wrijving 1) 1,2
effectieve cohesie c 1,5
Voor de meeste funderingen op staal zal de toege- ongedraineerde schuifsterkte cu 1,5
stane zetting het maatgevende criterium zijn. prismadruksterkte qu 1,5
Traditioneel zijn toegestane gronddrukken gebruikt volumiek gewicht 1,0
om de zettingen te beperken. In de voorschrijvende 1
) Deze factor heeft betrekking op tan .
methode mag een veiligheidsfactor op de draagkracht,
bedoeld om de zettingen te beperken, nog steeds Gk is de stabiliserende karakteristieke blijvende
worden gebruikt. Een uitzondering wordt gemaakt belasting (gebruik een factor 1,1 als sprake is van
voor zachte klei, waar Eurocode 7 eist dat zettingsbe- een destabiliserende blijvende belasting);
rekeningen worden uitgevoerd. Qk,w is de destabiliserende karakteristieke windbelas-
ting.
Bij gebruik van de directe methode moeten voor elke De partile factoren voor de grondparameters om de
grenstoestand berekeningen worden uitgevoerd. In de weerstand te berekenen, worden ontleend aan
UGT moet de draagkracht van de ondergrond worden tabel6.3.
gecontroleerd, gebruikmakend van partile factoren
voor de grondparameters en de belastingen. In de
BGT wordt de zetting van de funderingen berekend en Start 6.1 | Procedure aanlegdiep-
wordt deze vergeleken met toegestane grenswaarden. te fundering op staal
Ontleen grondparameters aan het geotechnisch advies
De voorschrijvende methode mag worden gebruikt
als het niet mogelijk of noodzakelijk is de grondpara-
meters te berekenen en kan worden gebruikt als Berekenen volgens
conservatieve ontwerpregels worden gehanteerd. ja de directe methode? nee
Huidige rekenmethoden, gebaseerd op het vaststellen
van toegestane drukken, mogen nog steeds worden Dimensioneer de fundering Gebruik de voorschrijvende
gebruikt voor constructies in veiligheidsklasse 1, (geotechnisch ontwerp) met methode. Dimensioneer de
alsmede in voorlopige ontwerpberekeningen voor de combinatie (UGT) voor fundering (geotechnisch
constructies in veiligheidsklasse 2. belastingen (tabel 6.2) en met ontwerp) in BGT voor belas-
de geotechnische materiaal- tingen en een verondersteld
Figuur 6.1 toont een stroomschema van het ontwerp- eigenschappen (tabel 6.3) gronddraagvermogen
en rekenproces voor ondiepe funderingen. Als op de
fundering een buigend moment wordt uitgeoefend, Controleer kantelen in de
moet ook de grenstoestand EQU worden gecontro- Is een grenstoestand EQU voor

leerd. Als wordt aangenomen dat het mogelijk kantelend moment ja belastingen (tabel 6.4) en met
kantelen van de fundering wordt veroorzaakt door aanwezig? de materiaaleigenschappen
een veranderlijke belasting voortkomend uit windbe- voor B
1
GT )
lasting, moet de volgende combinatie worden nee
gebruikt (de veranderlijke opgelegde belasting wordt Ontwerp de fundering (constructief ontwerp) gebruikmakend
hier niet geacht bij te dragen aan de stabiliteit van de van de ongunstigste combinatie (UGT) voor belastingen en
constructie): geotechnische materiaaleigenschappen

0,9 Gk + 1,5 Qk,w 1


) Partile factoren voor materiaalparameters in BGT-combinaties
zijn gelijk aan 1,0.
waarin:

39
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2

M P 6e M M dwarskrachtsnede
(1- )
L L als in ligger ponsperimeters

P of P P
2P P 2d
e 1,5L-3e e L-2e
e
P P
P
P 6e ombuigingen kunnen
(1+ ) e = M/P
L L vereist zijn
L = breedte fundering d

d
h
BGT-drukverdeling UGT-drukverdeling

6.2 | Drukverdeling onder De drukverdeling onder de fundering moet zodanig tijdelijke ontwerpsituaties (zie ook tabel 1.5, vgl.
f underingsvoeten zijn dat de maximale spanning de draagkracht (6.10a) in hoofdstuk 1):
6.3 | Schuifspannings ontleend aan het geotechnisch advies, niet te boven
controles voor funde- gaat in zowel de uiterste grenstoestand EQU als GEO 1,2 Gk + 1,5 Qk,w
ringsvoeten (fig. 6.2). Als de excentriciteit in de BGT groter is dan
L / 6, moet de drukverdeling om de zettingen te Uiteraard moet ook worden gecontroleerd of vgl.
berekenen worden aangepast, omdat geen trek tussen (6.10b) uit dezelfde tabel 1.5 niet tot een ongunstiger
de constructie en de fundering kan optreden. De combinatie leidt.
constructeur moet zich er dan van verzekeren dat
geen andere gevolgen (bijv. excessieve rotatie van de De voor de onderwapening maatgevende buigende
voet) optreden. Er wordt op gewezen dat in de UGT momenten treden op nabij de zijkanten van de
de drukverdeling rechthoekig en niet trapeziumvor- kolom. Zowel de schuifspanning uit dwarskracht als
mig zal zijn. die uit pons moet worden gecontroleerd op de
posities getoond in figuur 6.3. Bij het vaststellen van
Gewapend-betonnen funderingsvoeten de ponsweerstand mag de gronddruk binnen de
Als in funderingsvoeten betonstaal nodig is, moeten toetsingsperimeter in mindering worden gebracht op
de volgende controles worden uitgevoerd: de kolomkracht (NEN-EN 1992-1-1, art. 6.4.4(2), vgl.
voldoende betonstaal aanwezig voor het opnemen (6.48)). Het is niet gebruikelijk dat een funderingsvoet
van de buigende momenten; dwarskrachtwapening bevat. Daarom is het veelal
ponsweerstand; alleen nodig er voor te zorgen dat de schuifspanning
dwarskrachtcapaciteit. uit het betonaandeel in de dwarskrachtweerstand (vRd,c
- zie tabel 6.6) groter is dan de schuifspanning uit de
De buigende momenten en dwarskrachten moeten rekenwaarde van de dwarskracht (vEd = VEd / bd).
worden gecombineerd volgens de volgende STR-com-
binatie in de uiterste grenstoestand voor blijvende en Als het betonaandeel onvoldoende groot is, kan de
dikte van de funderingsvoet worden vergroot. Als
Tabel 6.6 | A fschuifweerstand v Rd,c van elementen zonder dwarskrachtw apening (N/mm 2 ) alternatief kan de hoeveelheid langswapening worden
l nuttige hoogte d (mm) verhoogd of, minder gewenst, kan dwarskrachtwape-
300 400 500 600 700 800 900 1000 ning worden aangebracht.
0,25% 0,47 0,43 0,40 0,38 0,36 0,35 0,35 0,34
0,50% 0,54 0,51 0,48 0,47 0,45 0,44 0,44 0,43 Ontwerpen op ponsdraagvermogen
0,75% 0,62 0,58 0,55 0,53 0,52 0,51 0,50 0,49 Eurocode 2 geeft specifieke richtlijnen voor het
1,00% 0,68 0,64 0,61 0,59 0,57 0,56 0,55 0,54 ontwerpen en berekenen van funderingen op pons.
1,25% 0,73 0,69 0,66 0,63 0,62 0,60 0,59 0,58 De aanpak wijkt af van die gevolgd bij platen. In
1,50% 0,78 0,73 0,70 0,67 0,65 0,64 0,63 0,62 Eurocode 2 heeft de toetsingsperimeter afgeronde
1,75% 0,82 0,77 0,73 0,71 0,69 0,67 0,66 0,65 hoeken en mogen de krachten die direct binnen de
2,00% 0,85 0,80 0,77 0,74 0,72 0,70 0,69 0,68 perimeter door de grond worden opgenomen, in
k 1,816 1,707 1,632 1,577 1,535 1,500 1,471 1,447 mindering worden gebracht (om onnodig conserva-
opmerkingen tief ontwerpen te voorkomen). De kritische perimeter
1. De tabelwaarden zijn afgeleid uit: vRd,c = 0,12 k (100 I fck)(1/3) 0,035 k1,5 fck0,5 moet iteratief worden gevonden, maar in het
_______ ________ dy + d z

met k = 1 + 200/d 2; I = Iy Iz
0,02; Iy = Asy / bd; Iz = Asz / bd en d =
2
algemeen is het acceptabel als d en 2 d worden
2. De tabelwaarden zijn berekend voor fck = 30 N/mm2; gecontroleerd. De procedure voor het voldoen aan de
voor l groter dan 0,40% mogen onderstaande factoren worden gebruikt: ponsvereisten is weergegeven in figuur 6.4.
fck 25 28 35 40 45 50
factor 0,94 0,98 1,05 1,10 1,14 1,19

40
6 fundering

Start Tabel 6.7 | Waarden voor v Rd,max


fck (N/mm2) vRd,max (N/mm2)
Bereken de grootte van de factor ( = 1,0 als het moment nul 20 3,68
is; zie vgl. (6.38) t.m. (6.45) uit NEN-EN 1992-1-1 voor andere 25 4,50
situaties) 28 4,97
30 5,28
Bereken vEd,max(rekenwaarde van de schuifspanning bij het 35 6,02
zijvlak van de kolom) uit: 40 6,72
45 7,38
(VEd- VEd )
vEd,max= _____________
(uit vgl. (6.38)) 50 8,00
u0 deff

waarin u0is de perimeter van de kolom (zie art. 6.4.5 voor


u1
rand- en hoekkolommen) u1 6.5 | Toetsingsperimenters
deff= (dy + dz)/2 waarin dyen dzzijn de nuttige hoogten in voor belaste gebieden

orthogonale richtingen

2d 2d

bz
Bereken vRd,max(tabel 6.7)

Is vEd,max< vRd,max? nee Herontwerp de fundering


by
ja
Bereken vEd(rekenwaarde van de schuifspanning) uit:

VEd- VEd
plaatvloeren ontleende technieken worden toegepast
vEd= __________
zodra een inschatting van de verschillen in grond-
u1deff
drukken is verkregen van een geotechnisch adviseur.
waarin u1 is de lengte van de toetsingsperimeter (zie fig. 6.5). Welke vereenvoudigingen ook worden doorgevoerd,
Voor een excentrisch belaste fundering zie vgl. (6.51). de individuele elastische plaatreacties moeten
De kritische toetsingsperimeter moet worden gevonden door evenwicht maken met de kolomkrachten.
iteratie; deze ligt meestal tussen d en 2 d
In geval van slankere, meer flexibele platen of bij een
Bereken het ponsdraagvermogen vRd
zonder ponswapening meer complexe vormgeving kan de toepassing van de
uit 2 dvRd,c/ a waarin a is de afstand van zijkant kolom tot de eindige-elementenmethode of een balkroosterbereke-
beschouwde toetsingsperimeter ning vereist zijn om de interactie tussen de construc-
(NEN-EN 1992-1-1, vgl. (6.50) (zie tabel 6.6 voor vRd,c) tie en de ondergrond goed te modelleren en een
realistische voorspelling van het deformatieverloop te
Is vEd< vRd Pas ofwel meer langswape- maken. Dit niet alleen voor de constructie zelf, maar
in de kritische nee ning toe of pas ponswape- ook voor de omgeving ervan.

perimeter? ning toe (niet aanbevolen


bij funderingen) Paalfunderingen
ja In deze handleiding wordt verondersteld dat de
Geen ponswapening vereist; controle is afgerond paalfundering zelf wordt ontworpen en berekend
door een funderingsspecialist. De paalreacties moeten
6.4 | Procedure voor vaststellen ponsdraagvermogen funderings- worden doorgegeven aan de ontwerper van de palen.
voeten Daarbij moet worden teruggerekend naar waarden
zonder partile belastingsfactoren (alle factoren zijn
1,0) voor zowel de blijvende belasting als voor elke
Plaatfunderingen van de van toepassing zijnde veranderlijke belastin-
Het ontwerp- en rekenproces voor plaatfunderingen gen (bijv. opgelegde belastingen en windbelastingen).
verloopt vergelijkbaar met dat van enkele funderings- De ontwerper van de palen kan deze dan zowel
voeten. Het enige verschil in benadering is gelegen in constructief als geotechnisch dimensioneren.
de keuze van een geschikte methode voor het
analyseren van de interactie tussen plaat en grond Als sprake is van op de poer uitgeoefende momenten
zodanig, dat een goede weergave van het werkelijke moet ook de EQU-combinatie worden gebruikt, na-
gedrag wordt verkregen. Bij stijve platen (bijv. melijk om te controleren of de palen de kantelende
verhouding overspanning-hoogte < 10) met een krachten kunnen weerstaan. Ook deze EQU-krachten
redelijk regelmatige vormgeving, kunnen eenvoudige moeten aan de ontwerper van de palen worden door-
benaderingen als de vloeilijnentheorie of aan vlakke gegeven.

41
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2

/5
6.6 | Maatgevende schuif- vereist zijn. Als de afschuifweerstand in een poer
spanningsperimeters wordt berekend, wordt geadviseerd alleen het beton-

/5
met betrekking tot staal mee te nemen dat is gelegen in een strook met
dwarskracht en pons dwarskracht d een breedte gelijk aan driemaal de paaldiameter
vanaf zijvlakken kolom
voor palen als de poer fig. 6.7).
wordt gedimensio- Als pons moet worden getoetst, moet dit plaatsheb-
neerd volgens de lig- ben in een doorsnede gelegen binnen 2 d vanaf de
gertheorie [1] omtrek van de kolom (NEN-EN 1992-1-1 art. 6.4.4 (2)).
Gerekend mag worden met een gereduceerde dwars-
pons 2d kracht volgens NEN-EN 1992-1-1 art. 6.2.2 (6).
vanaf zijvlakken kolom
Ongewapende funderingen

6.7 | Spanningsgebied betonstaal bijdragend aan Strokenfunderingen en funderingsvoeten kunnen


dwarskrachtweerstand
boven de paal (breed- worden uitgevoerd in ongewapend beton, mits aan de
te: driemaal de paaldi- volgende vereisten wordt voldaan:
ameter) waarbinnen De minimumhoogte van de funderingsstrook, hF
de buigwapening bij- spanningsgebied (fig.6.8), mag worden berekend uit:


draagt aan de dwars- ______
krachtweerstand
a 9 gd
F> _____
h _____

0,85 fctd
waarin:
gd is de rekenwaarde van de gronddruk;
fctd is de rekenwaarde van de betontreksterkte uit
6.8 | Grootheden voor vlak- a a Eurocode 2-1-1, vgl. (3.16).
ke funderingsstrook
Hoofdstuk 12 van Eurocode 2 heeft specifiek betrek-
king op ongewapende en lichtgewapende betoncon-
structies. Eurocode 2 kan eisen dat uit oogpunt van
hF

scheurwijdtebeheersing in ongewapende funderin-


gen toch betonstaal wordt aangebracht. Echter, de
bF optredende buigtrekspanning is laag, esthetica is bij
funderingen meestal niet van belang en een eventu-
ele scheur behoeft geen invloed te hebben op de
Voor het dimensioneren van de poer mag de duurzaamheid.
staafwerkanalogie worden toegepast. Deze wordt be-
sproken in Eurocode 2-1-1, art. 5.6.4 en 6.5. De hel- Regels voor staafafstand en -diameter
lingshoek moet minimaal 21,8 ten opzichte van de Scheurbeheersing
horizontaal zijn. Er wordt op gewezen dat moet Zie hoofdstuk 2.
worden gemeten in het vlak van de kolom en de paal.
Een poer mag ook worden beschouwd als een ligger Minimum-wapeningsverhouding langswapening
belast op dwarskracht en buiging, waarin de buigende De minimumhoeveelheid langswapening is As,min.
momenten die maatgevend zijn voor de wapening, ter
plaatse van de zijvlakken van de kolom zijn gelegen. As,min1 = 0,26 fctm bt d / fyk (NEN-EN 1992-1-1, art.
Dwarskracht en mogelijk ook pons (als paalafstand > 9.3.1.1 (1); zie tabel 6.8) > 0,0013 bt d met bt = breedte
3 x paaldiameter) moet worden gecontroleerd. Fi- trekzone.
guur6.6 toont een mogelijke benaderingswijze met
de sneden voor dwarskracht- en ponscontrole [1]. As,min2 = 1,25 As vereist in UGT (NEN-EN 1992-1-1, art.
Bij dwarskracht mag worden gebruikgemaakt van de 9.2.1.1 (1) / NB).
afschuifweerstanden vermeld in tabel 6.6. Als de af-
schuifweerstand van het beton zelf wordt overschre- As,min is de kleinste van As,min1 en As,min2 .
den, kan de plaatdikte worden vergroot. Ook is het
mogelijk de hoeveelheid langswapening te vergroten Maximum-wapeningsverhouding langswapening
of, minder gewenst, dwarskrachtwapening aan te Buiten gebieden met overlappingslassen mogen de
brengen. Er moet op worden gelet dat de hoofdwape- trek- en drukwapeningsverhouding niet groter zijn
ning volledig wordt verankerd. Minimaal moet wor- dan As,max = 0,04 Ac (NEN-EN 1992-1-1, art. 9.2.1.1 (3)).
den voorzien in volledige verankering vanaf de bin-
nenzijde van de palen. Grote ombuigstralen kunnen

42
6 fundering

Minimumstaafafstand Tabel 6.8 | M inimum-wapeningsverhouding behorende bij A s,min1


De minimumafstand tussen twee wapeningsstaven (betrokken op de nuttige hoogte d) (NEN-EN 1992-1-1,
moet gelijk zijn aan (NEN-EN 1992-1-1, art. 8.2 (2) en art. 9.2.1.1 (1) en NB)
NB): fck fctm minimum % (0,26 fctm/fyk1)
de diameter van de wapeningsstaaf; 25 2,6 0,13%
de grootste korrelafmeting van het toeslagmateriaal 28 2,8 0,14%
+ 5 mm; 30 2,9 0,15%
20 mm. 35 3,2 0,17%
40 3,5 0,18%
Grote constructiehoogte 45 3,8 0,20%
Bij een grote elementhoogte mag het advies uit 50 4,1 0,21%
Eurocode 2 worden gevolgd dat geldt voor de lijven 1
) Uitgegaan is van fyk = 500 N/mm2.
van gedrongen liggers (NEN-EN 1992-1-1, art. 9.7[2]):
de afstand tussen de wapeningsstaven mag niet
groter zijn dan tweemaal de dikte van de ligger en Literatuur
niet groter zijn dan 300 mm. Paalkoppen mogen aan 1. Webster, R. en O. Brooker, How to design
de zijvlakken ongewapend zijn, mits aldaar geen kans concrete structures using Eurocode 2: 6. Founda-
is op het optreden van trekspanningen. n tions. BCA / The Concrete Centre, UK.

43
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2

7 Vlakke plaatvloeren
Voor het berekenen van vlakke plaatvloeren mogen de Tabel 7.2 | M inimumafmetingen en -wapeningsafstanden van vlak-
volgende methoden worden gebruikt (NEN-EN ke plaatvloeren
1992-1-1, bijlage I): standaard-brand- minimumafmetingen (mm)
equivalente-raamwerkenmethode; werendheid plaatdikte hs wapeningsafstand a
eindige-elementenmethode; REI 60 180 15 1)
vloeilijnentheorie; REI 90 200 25
balkroosteranalogie. REI 120 200 35
De equivalente-raamwerkenmethode wordt nader REI 240 200 50
toegelicht in bijlage I. 1
) Meestal zullen de eisen uit NEN-EN 1992-1-1 bepalend zijn voor
Een procedure voor het in detail ontwerpen en de betondekking.
berekenen van vlakke plaatvloeren is weergegeven in opmerkingen
tabel7.1. Aangenomen wordt dat de afmetingen van 1. De tabel is ontleend aan NEN-EN 1992-1-2, tabel 5.9.
de plaat al tijdens een globaal ontwerp zijn vastge- 2. De wapeningsafstand heeft betrekking op de meest naar buiten
steld. gelegen laag betonstaal.
3. De tabel is alleen van toepassing als wordt voldaan aan detail-
Brandwerendheid leringsregels (zie opmerking 4) en indien in het ontwerp bij
Eurocode 2, Deel 1-2: Ontwerp en berekening van normale temperaturen de herverdeling van momenten de 15%
constructies bij brand, biedt de keuze uit geavanceerde, niet overschrijdt.
vereenvoudigde en op tabellen gebaseerde methoden 4. Bij brandwerendheidsklasse R90 en hoger moet ten minste 20%
voor het vaststellen van de brandwerendheid. Het van de totale bovenwapening, in elke richting aanwezig boven
gebruik van tabellen is de snelste methode voor het een tussensteunpunt zoals vereist volgens NEN-EN 1992-1-1,
vaststellen van de minimumafmetingen en de doorgaand aanwezig zijn over de gehele overspanning. Deze
minimumbetondekking van vlakke plaatvloeren. Er wapening moet worden aangebracht in de kolomstrook.
zijn echter beperkingen aan verbonden. Nadere uitleg 5. Er zijn drie standaardvereisten waaraan moet worden voldaan
over de geavanceerde en vereenvoudigde methoden bij brandbelastingen:
kan worden verkregen uit gespecialiseerde literatuur. R: de dragende functie moet gehandhaafd blijven tijdens de
duur van de brandbelasting;
E: er moet voldoende weerstand zijn tegen verlies aan samen-
Tabel 7.1 | O ntwerp- en rekenprocedure voor vlakke plaatvloeren hang;
stap taak verdere informatie I: de isolerende werking moet voldoende zijn.
in dit boek norm
1 stel ontwerplevensduur vast hoofdstuk 2 NEN-EN 1990 / NB-tabel 2.1 Anders dan het aangeven van een minimumbeton-
2 stel belastingen op de plaat vast hoofdstuk 2 NEN-EN 1991 (10 delen) / NB dekking is de tabellenmethode gebaseerd op de
3 bepaal welke combinaties van belas- hoofdstuk 1 NEN-EN 1990 / NB-tabellen nominale wapeningsafstand, a. Dit is de afstand van
tingen van toepassing zijn A1.1 en A1.2 het hart van de hoofdwapening tot de boven- of onder-
4 bepaal schikking van belastingen hoofdstuk 2 NEN-EN 1992-1-1 / NB zijde van het constructie-element. Het betreft een
5 stel duurzaamheidseisen vast en kies hoofdstuk 2 NEN-EN 206-1 en NEN 8500 nominale (niet een minimum)afstand, zodat de
betonsterkteklasse ontwerper moet verzekeren dat
6 controleer betondekking benodigd hoofdstuk 2 + NEN-EN 1992-1-2, a cnom+ verdeelwapening + 21 hoofdwapening.
voor vereiste brandwerendheid tabel 7.2 in hoofdstuk 5 Tabel7.2 geeft de minimumafmetingen van vlakke
hoofdstuk 7 plaatvloeren om te voldoen aan de standaard-brand-
7 bereken minimumbetondekking voor hoofdstuk 2 NEN-EN 1992-1-1, art. 4.4.1 werendheidsklassen.
duurzaamheid, brand en aanhechting
8 analyseer constructie voor maatge- hoofdstuk 2 NEN-EN 1992-1-1, Buiging
vende momenten en dwarskrachten hoofdstuk 5 De ontwerp- en rekenprocedure voor buiging is
9 bereken buigwapening figuur 7.1 in NEN-EN 1992-1-1, deel 6.1 weergegeven in figuur 7.1. NEN-EN 1992-1-1 geeft
hoofdstuk 7 diverse mogelijke spanning-rekrelaties van beton. De
10 controleer doorbuiging figuur 7.3 in NEN-EN 1992-1-1, deel 7.4 hier getoonde rekenstappen zijn gebaseerd op de uit
hoofdstuk 7 NEN 6720 bekende bi-lineaire relatie (NEN-EN
11 controleer ponscapaciteit figuur 7.6 in NEN-EN 1992-1-1, deel 6.4 1992-1-1, art. 3.1.7 (2), fig. 3.4), met c3 = 1,75 en
hoofdstuk 7 cu3 = 3,5. Deze spanningsverdeling is gegeven in
12 controleer staafafstand hoofdstuk 2 NEN-EN 1992-1-1, deel 7.3 figuur 7.2.
13 controleer overdracht van momenten NEN-EN 1992-1-1, annex I, Opgemerkt wordt dat de in figuur 7.1 weergegeven
van rand- en hoekkolommen naar 1.2(5) rekenmethodiek niet als zodanig in NEN-EN 1992-1-1
plaat is opgenomen; de methode is ontleend aan British

44
7 Vlakke plaatvloeren

Standard BS 8110 en wordt daarin ook wel de belastingen tijdens de bouwfase te kunnen opnemen.
K-methode genoemd. De K-waarde op zichzelf is In het algemeen mag worden aangenomen dat het
echter ook in Nederland bekend, bijvoorbeeld uit de vroegtijdig verwijderen van de bekisting geen
GTB. significante invloed heeft op de doorbuiging die
optreedt als gevelbekleding en/of scheidingswanden
Uitgegaan is van een lineaire berekening met worden aangebracht [2].
beperkte momentenherverdeling2). De hoogte van de
drukzone is, in verband met de vereiste rotatiecapaci-
teit, begrensd volgens NEN-EN 1992-1-1, art. 5.5.(4), Start 7.1 | P rocedure voor
vgl. (5.10a) / NB. berekenen benodigde
Analyseer de plaat om de rekenwaarde van het buigend buigwapening
Welke analysemethode ook wordt gebruikt voor het moment (M) te bepalen2)
bepalen van de momenten, art. 9.4.1 schrijft voor dat
de constructeur de wapening moet concentreren
Betonsterkteklasse nee
boven de kolommen. Bijlage I van NEN-EN 1992-1-1 Valt buiten de opzet


C50/60 ?
geeft aanbevelingen hoe bij de equivalente-raamwer- van deze handleiding
kenmethode het totale buigend moment over de ja
breedte van de plaat is te verdelen over kolom- en
M
middenstroken om te voldoen aan art. 9.4.1. Con- Bereken K = _____

bd2fck
structeurs die gebruikmaken van de eindige-elemen-
tenmethode, de vloeilijnentheorie of de balkroos-
teranalogie kunnen dit advies ook opvolgen om te Bereken K met tabel 7.3 of hanteer
voldoen aan die eis. K = 0,51 0,1244 2 - 0,20 met 1,0

NEN-EN 1992-1-1 geeft aan hoe te ontwerpen en nee Drukwapening is vereist;
Is K K ?

berekenen voor een betonsterkteklasse tot en met niet aanbevolen bij platen
C90/105. Echter, voor beton met een sterkteklasse ja
boven C50/60 moet de spanning-rekrelatie worden Geen drukwapening vereist
aangepast.
Ontleen de inwendige hefboomsarm aan tabel 7.4 of bereken
_______
Doorbuiging
z = d/2 (1 +1-28K/9
)
NEN-EN 1992-1-1 geeft twee alternatieve methoden
M
voor het voldoen aan doorbuigingseisen: ofwel door Bereken de vereiste buigtrekwapening uit As = ____

fyd z
de verhouding overspanning-hoogte te beperken
ofwel door de theoretische doorbuiging te berekenen
met behulp van uitdrukkingen die in de Eurocode Controleer of wordt voldaan aan de vereiste minimumwapening
worden gegeven. De tweede mogelijkheid wordt 0,26 fctm bt d
uitgebreid besproken in hoofdstuk 8. As,min1 = ___________
0,0013 bt d (zie tabel 7.5)

fyk
Er wordt op gewezen dat in de Eurocodes geen
doorbuigingseisen worden gesteld. Volgens NEN-EN As,min2 = 1,25 As vereist in UGT (zie voorgaande rekenstap)
1990 is dit een zaak die vooraf tussen ontwerper en As,min is de kleinste waarde van As,min1 en As,min2
opdrachtgever moet worden overeengekomen. Wel (NEN-EN 1992-1-1, art. 9.2.1.1 (1) / NB)
zijn in 7.4.1 van NEN-EN 1992-1-1 enkele beperkte
aanwijzingen opgenomen, waarop de bijbehorende Controleer of wordt voldaan aan de eisen met betrekking tot
slankheidseisen zijn gebaseerd. de maximum-wapeningsverhouding As,max = 0,04 Ac voor
buigtrek- of buigdrukwapening in gebieden buiten overlap-
De verhoudingen overspanning-hoogte dienen er voor pingslassen (NEN-EN 1992-1-1, art. 9.2.1.1 (3) / NB).
te zorgen dat de doorbuiging na de bouw (de
bijkomende doorbuiging onder de quasi-blijvende 2
) Voor Nederland wordt nog nader onderzocht of, en zo ja
BGT-belastingscombinatie) niet groter is dan 1/250 in welke mate, herverdeling bij vlakke plaatvloeren wordt
van de overspanning (NEN-EN 1992-1-1, art. 7.4.1 (5) toegestaan.
en tabel 7.4N, opmerking 3). De procedure is
weergegeven in figuur 7.3.
Opmerkingen
De verhoudingen overspanning-hoogte volstaan als 1. De figuur gaat uit van een doorgaande plaat
sprake is van een constructie die tijdens de bouwfase (K = 1,2).
voldoende lang onderstempeld blijft, dan wel totdat 2. De aanwezigheid van drukwapening is niet
het beton voldoende sterkte heeft bereikt om de beschouwd.

45
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2

fcd
7.2 | B i-lineaire spannings Start
figuur voor beton t.m.

xu
xu
sterkteklasse C50/60 Fc Bepaal de basiswaarde l/d met behulp van
uit NEN-EN 1992-1-1, neutrale lijn figuur 7.4

d
h

z
art. 3.1.7 (2), fig. 3.4
As Fs Bepaal de hulpvariabele F1
7.3 | P rocedure om te vol- Voor liggers met flens (NEN-EN 1992-1-1,
doen aan doorbui- art. 7.4.2 (2)):
doorsnede bi-lineair spanningsfiguur
gingseis F1= 1 - 0,1 ((bf/bw ) - 1) 0,81)
(bfis de flensbreedte en bw is de minimum-
Tabel 7.3 | Waarden voor K breedte van het lijf in de trekzone)
% herverdeling (herverdelingsratio) K Bij een rechthoekige doorsnede is F1 = 1,0
0 1,00 0,186
5 0,95 0,172 Bepaal de hulpvariabele F2
10 0,90 0,158 Als de overspanning van de plaat groter is
15 0,85 0,144 dan 8,5 m en hierop dragende scheidings-
20 0,80 0,128 wanden beschadigd kunnen raken door
25 0,75 0,113 grote doorbuigingen, is F 2 = 8,5/leff
Anders is F2 = 1,0
Tabel 7.4 | z /d voor een rechthoekige doorsnede met alleen
t rekwapening Bepaal de hulpvariabele F3
K z/d K z/d F3 = 310/s
0,05 0,959 0,13 0,886 waarin
sis de staalspanning in bruikbaar-
0,06 0,951 0,14 0,876 heidsgrenstoestand, te ontlenen aan
0,07 0,942 0,15 0,865 figuur 7.5.
0,08 0,933 0,16 0,854 Ofwel, volgens een conservatieve benade-
0,09 0,924 0,17 0,843 ring (NEN-EN 1992-1-1, vgl. (7.17)):
0,10 0,915 0,18 0,832 F3 = 500 / (fykAs,req/ As,prov) Verhoog
0,11 0,906 0,19 0,820 As,prov
0,12 0,896 0,20 0,807 Is basiswaarde
l/d x F1 x F2 x F3 werkelijke l/d ?
Tabel 7.5 | M inimum-wapeningsverhouding uit A s,min1 (betrokken nee
op de nuttige hoogte d) (NEN-EN 1992-1-1, art. 9.2.1.1 ja
(1) en NB) Controle gereed
fck fctm minimum % (0,26 fctm/fyk) 1)
25 2,6 0,13% 1
) De hulpvariabele wordt gehanteerd omdat NEN-EN 1992-1-1
28 2,8 0,14% in art. 7.4.2 (2) aangeeft dat bij de verhouding flensbreedte /
30 2,9 0,15% ribhoogte 3, de l/d-verhouding met 0,8 vermenigvuldigd moet
35 3,2 0,17% worden. In de procedure is ervoor gekozen deze factor in de bere-
40 3,5 0,18% kening naar voren te halen en is gekozen voor lineaire interpolatie
45 3,8 0,20% voor 1 bf/bw 3.
50 4,1 0,21% Er wordt op gewezen dat de hulpvariabelen F1 t.m. F3 niet zijn
1
) Uitgegaan is van fyk = 500 N/mm2. beschreven in NEN-EN 1992-1-1, maar zijn ontleend aan [1].

3. De curves zijn gebaseerd op de volgende uitdruk-


kingen: waarin 0 is de referentie-wapeningsverhouding.
__ Deze

[
is gelijk aan 10-3fck.
__ 0 __ 0
]
3/2
l
d


__ = K 11 + 1,5 fck __ + 3,2 fck (__ - 1)
De factor K wordt gehanteerd in NEN-EN 1992-1-1. Er
(NEN-EN 1992-1-1, vgl. (7.16a)) voor < 0 wordt op gewezen dat deze niet overeenstemt met de
factor K uit figuur7.1.

[ ]
____

l ___ 0 1 ___
__
d

= K 11 + 1,5 fck
_____ + ___

- 12

fck
___

0
(NEN-EN 1992-1-1, vgl. (7.16b)) voor > 0

46
7 Vlakke plaatvloeren

36
Om de spanning in het betonstaal (s) vast te stellen, 7.4 | B epalen basiswaarde
34 fck = 20
32 fck = 25
bereken de verhouding Gk/Qk en lees uit figuur7.5 bij verhouding overspan-

30 fck = 28 de van toepassing zijnde curve, afhankelijk van de ning / nuttige hoogte
28 fck = 30 verhouding 2/G, op de verticale as su af. Deze voor vlakke plaatvloe-
26
fck = 35
fck = 40 methode is niet beschreven in NEN-EN 1992-1-1, ren
24
fck = 45 maar in [1].
22
fck = 50
s volgt uit:


20
l/d (-)

As,req 1

18
16
s = su _____
. __
__
14
As,prov d
12
0,003

0,004

0,005

0,006

0,007

0,008

0,009

0,01
0,011

0,012

0,013

0,014

0,015

0,016

0,017

0,018

0,019
0,02
Opmerking
As,req / bd
De curves zijn gebaseerd op de aanname dat bij de
320
belasting in UGT (GGk + 1,5 Qk) de staalspanning
300 su = 435 N/mm2 voor een hoeveelheid betonstaal 7.5 | B epalen staalspanning
gelijk aan As,req. In BGT is de belasting (Gk + 2Qk) en als functie van verhou-
staalspanning (N/mm2)

280
is ten opzichte van UGT de staalspanning evenredig ding 2 / G
260 met de belasting afgenomen.
0,8 / 1,35
240 0,6 / 1,35
Pons
0,3 / 1,35
220 0,2 / 1,35 De rekenwaarde van de ponskracht, VEd, is meestal
0,6 / 1,25
200 0,3 / 1,25 gelijk aan de oplegreactie in de uiterste grenstoestand
0,2 / 1,25 (UGT) en is afhankelijk van de betonsterkteklasse.
180
0,8 1,2 1,6 2 2,4 2,8 3,2 3,6 4 Standaardfactoren voor rand- en hoekkolommen met
Gk / Qk (-) een over te dragen moment ( ) zijn gegeven in
NEN-EN 1992-1-1, art. 6.4.3 (6), fig. 6.21N / NB. Dit
Bij een ander spanningsniveau dan ss = 310 N/mm2 zijn echter conservatieve waarden. Het gebruik van
moet de berekende l/d-verhouding worden vermenig- vergelijkingen (6.38) tot en met (6.46) zal veelal leiden
vuldigd met 310/ss (F3 uit figuur 7.3) tot een efficinter ontwerp.
De toetsingsperimeters van kolommen met een
rechthoekige doorsnede hebben ronde hoeken.
Tabel 7.6 | Waarden voor v Rd,max

fck vRd,max fck vRd,max Voor de situatie dat ponswapening is vereist, geeft
20 3,68 35 6,02 NEN-EN 1992-1-1 een eenvoudige rekenprocedure:
25 4,50 40 6,72 het punt waar geen ponswapening meer is vereist,
28 4,97 45 7,38 kan direct worden berekend en vervolgens worden
30 5,28 50 8,00

Tabel 7.7 | C apaciteit v Rd,c van elementen zonder ponswapening (N/mm 2 )


l nuttige hoogte d (mm)
200 225 250 275 300 350 400 450 500 600 750
0,25% 0,54 0,52 0,50 0,48 0,47 0,45 0,43 0,41 0,40 0,38 0,36
0,50% 0,59 0,57 0,56 0,55 0,54 0,52 0,51 0,49 0,48 0,47 0,45
0,75% 0,68 0,66 0,64 0,63 0,62 0,59 0,58 0,56 0,55 0,53 0,51
1,00% 0,75 0,72 0,71 0,69 0,68 0,65 0,64 0,62 0,61 0,59 0,57
1,25% 0,80 0,78 0,76 0,74 0,73 0,71 0,69 0,67 0,66 0,63 0,61
1,50% 0,85 0,83 0,81 0,79 0,78 0,75 0,73 0,71 0,70 0,67 0,65
1,75% 0,90 0,87 0,85 0,83 0,82 0,79 0,77 0,75 0,73 0,71 0,68
2,00% 0,94 0,91 0,89 0,87 0,85 0,82 0,80 0,78 0,77 0,74 0,71
k 2,000 1,943 1,894 1,853 1,816 1,756 1,707 1,667 1,632 1,577 1,516
Tabelwaarden zijn afgeleid met: v Rd,c = 0,12 k (100I fck)1/3 0,035 k1,5 fck0,5 (NEN-EN 1992-1-1, vgl. (6.47) met NB)
waarin k = 1 + (200/d) 2 en I = (ly lz) 0,02
opmerkingen
1. De tabel is opgesteld voor fck = 30 N/mm2.
2. Als I > 0,40% mag de volgende vermenigvuldigingsfactor worden gehanteerd om naar de juiste betonsterkteklasse te corrigeren:
fck (N/mm2) 25 28 35 40 45 50
factor 0,94 0,98 1,05 1,10 1,14 1,19

47
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2

7.6 | P rocedure voor Start Tabel 7.8 | Waarden voor f ywd,ef Tabel 7.9 | Factor F voor het bepalen

bepalen pons- d fywd,ef van A sw,min

weerstand Bepaal de factor (zie figuur 7.7 of vgl. (6.38) - (6.46)) (mm) (N/mm2) fck (N/mm2) F
150 288 25 1875
Bepaal vEd,max(rekenwaarde van de schuifspanning aan de rand 175 294 28 1772
van de kolom) uit: 200 300 30 1712
vEd,max
= VEd/ u0deff 225 306 35 1585
waarin: u
0is de perimeter direct langs de kolom 250 313 40 1482
deff
= (dy+ d
z) / 2 275 319 45 1398
(dyen dzzijn de nuttige hoogten in orthogonale richtingen) 300 325 50 1326
Bepaal v Rd,maxmet tabel 7.6 325 331 opmerking
350 338 fyk is gelijkgesteld aan 500 N/mm2
nee Herontwerp de
Is vEd,max< v Rd,max?


plaat gebruikt, mits het draagvermogen is bepaald door
ja beproeving in overeenstemming met de relevante
Bepaal v Ed
(rekenwaarde van de schuifspanning) uit: Europese Technische Goedkeuring (NEN-EN
vEd,max= VEd/ (u1 deff) 1992-1-1, art. 6.4.5 (5)).
waarin u
1 is de lengte van de toetsingsperimeter (zie figuur 7.8)
De rekenprocedure voor het vaststellen van de
Bepaal de ponsweerstand van het beton (zonder ponswape- pons-vereisten is weergegeven in figuur 7. 6.
ning), vRd,c, met tabel 7.7
waarin
l=
lylz Regels voor staafafstanden en voor de
(ly, lzzijn de wapeningsverhoudingen in twee orthogonale vereiste hoeveelheid betonstaal

richtingen voor hechtende getrokken wapening, rekening Minimum-wapeningsverhouding


houdend met een plaatbreedte gelijk aan de kolombreedte De minimum-hoeveelheid langswapening in de
plus 3d aan elke zijde (art. 6.4.4 (1)) hoofdrichting (As,min ) is (NEN-EN 1992-1-1, art.
9.3.1.1 (1)):
nee Geen ponswa- 0,26 fctm bd / fyk (zie tabel 7.5) > 0,0013 bd,
Is v Ed> v Rd,c?

pening vereist maar behoeft niet groter te zijn dan 1,25 maal As
ja vereist in UGT.
Bereken de vereiste hoeveelheid ponswapening voor een
perimeter met: Als ponswapening is vereist, volgt de oppervlakte van
Asw
= (vEd- 0,75 v Rd,c) s ru1/ (1,5 fywd,ef) (art. 6.4.5 (1), vgl. (6.52)) de doorsnede van een beugelstaaf uit (NEN-EN 1992-
waarin s ris de radiale staafafstand van ponswapening 1-1, art. 9.4.3 (2)):
(zie figuur 7.9) 1,5 Asw,min / sr st > 0,08 fck0,5/ fyk
fywd,ef
= 250 + 0,25 d f ywd
(zie tabel 7.8) Deze kan worden geschreven als:
Asw,min > sr st / F
Bereken de lengte van de buitenste perimeter waar waarin:
geen ponswapening meer vereist is uit: sr is de hart-op-hartafstand van de ponsbeugels in de
uout
= VEd/ vRd,cd radiale richting;
st is de hart-op-hartafstand van de ponsbeugels in de
Detailleer de ponswapening tangentile richting;
(zie onder Detaillering van ponswapening en figuur 7.9) F kan worden ontleend aan tabel 7.9.

7.7 | A anbevolen waarden gebruikt om vast te stellen over welk gebied ponswa-
voor (NEN-EN 1992- pening moet worden toegepast. = 1,5

1-1, fig. 6.21N / NB) Aangenomen wordt dat de wapening in radiale hoekkolom
richtingen is geplaatst. De wapening mag echter als
netten worden aangebracht, mits wordt voldaan aan
detailleringseisen.
Als alternatief voor het gebruik van bijvoorbeeld
randkolom middenkolom
ponsbeugels, mogen ook deuvelstrippen en andere in
de handel zijnde ponsvoorzieningen worden toege-
past (NEN-EN 1992-1-1, art. 6.4.5 (5)). Deze mogen in = 1,4 = 1,15
kruisvormig of radiaal gericht patroon worden
aangebracht (NEN-EN 1992-1-1, fig. 6.22). Gepaten-
teerde producten mogen als ponswapening worden

48
7 Vlakke plaatvloeren

u1
de afstand tussen deze reeksen mag niet groter zijn 7.8 | K enmerkende toet-
u1
dan 0,75 d (fig.7.9); singsperimeters rond

2d
2d

de hart-op-hartafstand van de beugelstaven langs belaste gebieden


een perimeter mag niet groter zijn dan 1,5 d (NEN-EN 1992-1-1, fig.
binnen de eerste toetsingsperimeter (2 d vanaf de
bz
6.13)
kolom);
bij de overige perimeters mag de hart-op-hartaf-
stand niet groter zijn dan 2 d, waarbij wordt
by aangenomen dat dat deel van de perimeter
bijdraagt aan de ponsweerstand;
de afstand tussen de zijkant van de kolom en de
Maximum-wapeningsverhouding langswapening dichtstbij gelegen ponswapening moet groter zijn
Buiten gebieden met overlappingslassen mogen de dan 0,3 d als beugelstaven worden toegepast. n
trek- en drukwapeningsverhouding niet groter zijn
dan (NEN-EN 1992-1-1, art. 9.2.1.1 (3)): Literatuur
As,max = 0,04 Ac 1. Moss, R.M. en O. Brooker, How to design con-
crete structures using Eurocode 2: 7. Flat slabs.
Minimumstaafafstand BCA / The Concrete Centre, UK.
De minimumafstand tussen twee wapeningsstaven 2. Pallett, P., Guide to flat slab formwork and false-
moet ten minste gelijk zijn aan (NEN-EN 1992-1-1, work. Construct, 2003.
art. 8.2 (2) en NB):
de diameter van de wapeningsstaaf;
de grootste korrelafmeting van het toeslagmateriaal
+ 5 mm;
20 mm. 7.9 | P laatsing van

p onswapening
Maximumstaafafstand
Voor platen met een dikte h < 200 mm gelden de vol-
gende maximumstaafafstanden (NEN-EN 1992-1-1,
eerste toetsingsperimeter waarin geen
art. 9.3.1.1 (3) en NB): buitenste perimeter voor ponswapening nodig is; uout
ponswapening
voor de hoofdwapening: 3 h maar niet meer dan
400 mm;
voor de dwarswapening: 3,5 h maar niet meer dan
0,75d

450 mm.
Een uitzondering wordt gemaakt voor gebieden met
geconcentreerde belastingen of gebieden met een A A
maximaal moment:
0,5d

1,5d
voor de hoofdwapening: 2,5 h maar niet meer dan sr
2d
250 mm; (1,5d indien binnen
2d vanaf kolom)
voor de dwarswapening: 3 h, maar niet meer dan
400 mm.

Bij platen met een totale hoogte van de doorsnede


200 mm kan de scheurwijdtebeheersing maatge- st
vend zijn voor de staafafstand. Daarvoor wordt verwe-
zen naar NEN-EN 1992-1-1, art. 7.3.3 of naar hoofd-
stuk 2.
eerste toetsingsperimeter
waarin geen ponswapening nodig is
Detaillering van ponswapening
0,5d sr0,75d 1,5d
Als ponswapening is vereist, moeten de volgende
regels in acht worden genomen (NEN-EN 9.4.3 en
fig.7.9):
de wapening moet worden aangebracht tussen de
zijkant van de kolom en de afstand 1,5 d binnen de
perimeter waar geen ponswapening meer nodig is;
de ponswapening moet bestaan uit ten minste twee A-A
reeksen benen van beugels;

49
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2

8 Doorbuigingsberekeningen
Dit hoofdstuk behandelt het gebruik van Eurocode 2 BGT en die een aandeel van 80 90% in de kosten
voor doorbuigingscontroles door middel van bereke- van de bovenbouw hebben.
ning. De alternatieve methode om te voldoen aan ver- De wens van de opdrachtgever grotere overspannin-
eisten uit de voorschriften is het gebruik van verhou- gen te realiseren en de operationele flexibiliteit van
dingen overspanning - nuttige hoogte. Deze zijn voor constructies te vergroten.
het merendeel van de ontwerpen geschikt en econo-
misch. Een nadere toelichting op deze methode is Factoren van invloed op doorbuiging
gegeven in de hoofdstukken 3, 4 en 7. Er zijn echter Veel factoren hebben invloed op de doorbuiging.
situaties waarin het berekenen van de doorbuiging Deze zijn veelal tijdsafhankelijk en van elkaar afhan-
nodig is en waarvoor twee methoden worden bespro- kelijk, hetgeen het voorspellen van de doorbuiging
ken: de uitgebreide en de vereenvoudigde, ontleend complex maakt. Een nauwkeurige beoordeling van de
aan [1]. doorbuiging is alleen mogelijk als alle invloedsfacto-
ren in de beschouwing worden meegenomen. De
Het direct berekenen van de doorbuiging is noodza- belangrijkste factoren worden hierna in detail bespro-
kelijk indien: ken, dit zijn:
een inschatting van de grootte van de doorbuiging betontreksterkte;
is vereist; kruip;
de grenswaarden aan de zakking (overspan- elasticiteitsmodulus.
ning/250 onder quasi-blijvende belastingen,
bepaald ten opzichte van de opleggingen) en de Andere factoren zijn onder meer:
doorbuiging na de bouw (bijkomende doorbui- mate van belemmering;
ging; overspanning/500 onder quasi-blijvende grootte van de belasting;
belastingen) niet voldoende streng zijn vanwege de duur van de belasting;
gevoeligheid van gekozen aansluitende delen; scheurvorming in het beton;
het ontwerp een bijzonder slank element vereist, krimp;
waarbij een directe berekening van de doorbuiging omgevingscondities;
tot een meer economische oplossing kan leiden; alternatieve richtingen voor belastingsafdracht;
de invloed op de doorbuiging van het vroegtijdig verstijvende werking van andere constructie-ele-
verwijderen van de bekisting of van het tijdelijk menten.
belasten gedurende de bouwfase moet worden
vastgesteld. Betontreksterkte

De treksterkte van beton is een belangrijke materiaal-


Overzicht eigenschap, omdat de plaat zal scheuren als de
In het verleden waren constructies bij relatief kleine treksterkte in de uiterste vezel wordt overschreden. In
overspanningen, relatief stijf. Door vooruitgang in NEN-EN 1992-1-1 wordt een gemiddelde waarde, fctm,
technologie en praktijk is de buigstijfheid afgenomen. gegeven, die geschikt is voor doorbuigingsberekenin-
Hiervoor is een aantal oorzaken aan te geven zoals: gen. De treksterkte neemt toe als de druksterkte
de toename van de sterkte van betonstaal, waardoor toeneemt.
in de uiterste grenstoestand (UGT) minder
betonstaal nodig is, hetgeen resulteert in hogere De mate waarin krimpvervormingen worden
staalspanningen in de bruikbaarheidsgrenstoestand belemmerd heeft invloed op de effectieve treksterkte
(BGT); van beton. Plaatsing van verstijvingswanden zodanig
toename van de betonsterkte voortkomend uit de dat de mate van belemmering hoog is, doet de
wens de duurzaamheid te verhogen en de bouwtijd effectieve treksterkte afnemen. Kenmerkende
te bekorten, resulterend in beton met een grotere voorbeelden van de positionering van verstijvings-
stijfheid en onderworpen aan hogere spanningen wanden zijn weergegeven in figuur 8.1. Als sprake is
in het gebruiksstadium. van een positionering die leidt tot een geringe mate
van belemmering, mag de volgende uitdrukking voor
Tevens hebben de volgende ontwikkelingen plaatsge- de betontreksterkte worden gebruikt (NEN-EN
had: 1992-1-1, art. 3.1.8):
Een toename van het inzicht in het constructieve
gedrag en het vermogen dat gedrag snel met fctm,fl = (1,6 - h /1000) fctm fctm
behulp van de computer te analyseren.
De vraag om economische ontwerpen voor platen
waarvan de hoogte (dikte) wordt bepaald door de

50
8 Doorbuigingsberekeningen

waarin:
fctm,fl is de gemiddelde buigtreksterkte van gewa-
pend-betonelementen (flexure);
fctm is de gemiddelde axiale treksterkte
(NEN-EN 1992-1-1, tabel 3.1); a
h is de totale elementhoogte in mm.

Als geen normaaltrekspanningen (ten gevolge van


bijv. krimp of thermische effecten) optreden, mag de
buigtreksterkte fctm,fl worden aangehouden. Bij een
hoge mate van belemmering moet fctm worden
gebruikt (NEN-EN 1992-1-1, art. 7.4.3 (4)). b
In geval van een lage belemmeringsgraad is het aan
te bevelen voor de betontreksterkte uit te gaan van het
gemiddelde van fctm,fl en fctm om aldus enige mate van aanpassing van deze waarden bij toepassing van 8.1 | Kenmerkende platte-
niet-voorziene belemmering in de berekening mee te andere typen granulaten dan kwarts. De langeduur- gronden van vloeren
nemen. elasticiteitsmodulus bedraagt (LT = longterm): met kolommen en ver-

stijvingswanden
Kruip Ec,LT = Ec28 / (1 + ) a. gunstige plaatsing

Kruip is de tijdsafhankelijke toename van de verkor- van verstijvings-


ting van een betonelement dat is onderworpen aan waarin: wanden (geringe
een constante drukspanning. Kruip wordt in het Ec28 is de 28-daagse tangentmodulus = 1,05 Ecm mate van belemme-
ontwerp meestal in rekening gebracht door in de (NEN-EN 1992-1-1, art. 3.1.4 (2) ; ring)
elasticiteitsmodulus een kruipcofficint, , op te is de kruipcofficint. Merk op dat in NEN-EN b. ongunstige plaat-
nemen. Deze cofficint is afhankelijk van de ouder- 1992-1-1, betrekking heeft op de 28-daagse sing van verstij-
dom op het moment van belasten, de afmetingen van korteduur-elasticiteitsmodulus, terwijl de vingswanden (grote
het betonelement en de omgevingscondities, in het werkelijke kruipcofficint moet worden mate van belemme-
bijzonder de relatieve vochtigheid. NEN-EN 1992-1-1 gekoppeld aan de elasticiteitsmodulus op het ring)
geeft in bijlage B in detail aan hoe de kruipcofficint moment van belasten.
kan worden berekend. Met figuur 3.1 van NEN-EN
1992-1-1, zie figuur 8.4 in dit hoofdstuk, kan bij Het vaststellen van de langeduur-elasticiteitsmodulus
normale milieuomstandigheden binnen en buiten, kan nauwkeuriger worden uitgevoerd als bekend is
de kruipcofficint worden bepaald. welke betonmortel zal worden gebruikt (en aldus
onder meer het type granulaat bekend is) en als de
Om de kruip te kunnen berekenen, moet de cement- bouwvolgorde is vastgesteld (en bijvoorbeeld de
soort bekend zijn, hetgeen in het ontwerpstadium ouderdom bij belasten bekend is.)
vaak nog niet het geval zal zijn. Veelal kan klasse R
(rapid; sterkteklassen 42,5 R, 52,5 N en 52,5 R) Belastingsvolgorde
worden gebruikt (NEN-EN 1992-1-1, art. 3.1.2 (6)). Als De belastingsvolgorde en het tijdschema kunnen
het slakgehalte 35% van de totale cementmassa kritisch zijn bij het vaststellen van de doorbuiging van
overschrijdt of als meer dan 20% vliegas is gebruikt, een vloer, omdat die van invloed zijn op het moment
is klasse N (normal) van toepassing. Voor een waarop de vloer zal scheuren (als deze al scheurt) en
slakgehalte boven 65% of een gehalte vliegas boven op de berekening van de kruipcofficinten van de
35% is klasse S (slow) van toepassing (NEN-EN vloer. Figuur 8.2 geeft een voorbeeld van een belas-
197-1). tingsvolgorde. Deze laat zien dat in vroege fasen
relatief hoge belastingen optreden als bovengelegen
Elasticiteitsmodulus vloeren worden gestort. De belastingsvolgorde kan
De grootte van de elasticiteitsmodulus van beton hiervan afwijken, afhankelijk van de gekozen
hangt af van het soort granulaat, de kwaliteit van de uitvoeringswijze.
uitvoering en de nabehandelingscondities. De
effectieve (schijnbare) elasticiteitsmodulus wordt Naarmate hoger gelegen vloeren worden gestort,
onder een constant gehouden belasting in de loop van treden kleinere belastingstoenames op. Nadat de
de tijd kleiner ten gevolge van de kruip. Deze factoren onderstempelingen zijn verwijderd, neemt de
maken dat een zekere kennis vereist is om de van belasting blijvend toe door het aanbrengen van
toepassing zijnde elasticiteitsmodulus te kunnen vloerafwerking en scheidingswanden. Ten slotte
vaststellen. NEN-EN 1992-1-1, tabel 3.1 geeft indica- worden de veranderlijke belastingen aangebracht.
tieve waarden voor de 28-daagse secanswaarde, Ecm.
In 3.1.3(2) worden aanbevelingen gedaan voor

51
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2

14
8.2 | Voorbeeld van de Scheurvorming
12 h
belastingshistorie van
b De doorbuiging van betonelementen is nauw
g
een vloer
10 gekoppeld aan de mate van scheurvorming en het
c f
a. onderstempeling e niveau waarmee de scheurcapaciteit is overschreden.
belasting (kN/m2)
8 d
vloer verwijderd a Het optreden van scheurvorming wordt bepaald door
b. eerste bovengele- 6 de in de plaat optredende momenten en de betontrek-
gen vloer gestort sterkte, die op zich weer ouderdomsafhankelijk is.
4
c. tweede bovengele- Vaak treedt de maatgevende toestand op als de plaat
gen vloer gestort 2 wordt ontkist of als belastingen uit bovengelegen
d. derde bovengele- 0 platen worden aangebracht. Als de plaat eenmaal is
gen vloer gestort 0 50 100 150 200 250 300 gescheurd, is de stijfheid blijvend afgenomen.
e. vloerafwerking tijd (dagen)
aangebracht Het is noodzakelijk de maatgevende belastingssituatie
f. scheidingswanden Voor het berekenen van de doorbuiging moet worden te vinden waarbij de eerste scheurvorming optreedt.
geplaatst uitgegaan van de quasi-blijvende combinatie. Het is Dit is de situatie die een minimumwaarde geeft voor
g. quasi-blijvende mogelijk dat gedurende de gebruiksperiode van de de verhouding:
veranderlijke constructie de quasi-blijvende belasting wordt
belastingen overschreden en de frequente combinatie maatgevend fctm (t) / ct (t)
h. frequente variabele is om vast te stellen of de plaat al dan niet is ge-
belastingen scheurd. waarin:
fctm (t) is de betontreksterkte op het betreffende
Uit kostenoogpunt is het vaak gewenst zo snel als moment;
mogelijk te ontkisten, door te gaan met de volgende ct (t) is de betontrekspanning ten gevolge van de
vloeren en zo weinig mogelijk onderstempeling toe te gebruiksbelastingen aangebracht tot het
passen. Proeven met vlakke plaatvloeren hebben betreffende stadium.
uitgewezen dat tot 70% van de belasting veroorzaakt
door een pas gestorte vloer (bekisting, gestort beton, Als de frequente combinatie overeenkomt met de
uitvoeringsbelastingen) aan de ondergelegen vloer maatgevende belastingssituatie, moet de mate van
wordt afgedragen [2]. In het algemeen kan ervan scheurvorming () zoals berekend voor de frequente
worden uitgegaan dat het vroegtijdig verwijderen van combinatie, ook worden gebruikt voor de quasi-blij-
de bekisting geen grote invloed heeft op de doorbui- vende combinatie, echter niet voor voorgaande
ging die optreedt nadat de gevelbekleding en/of belastingsstadia. Als echter blijkt dat eerdere stadia
scheidingswanden zijn aangebracht. Dit omdat de maatgevend waren, moet de -waarde behorend bij
doorbuiging die invloed heeft op scheidingswanden, het betreffende stadium in alle opvolgende stadia
kleiner is als de plaat voordien al is gescheurd en worden gehanteerd.
niet pas scheurt nadat de gevelbekleding en/of
scheidingswanden zijn aangebracht.

Tabel 8.1 | Sterkte- en vervormingseigenschappen voor beton (NEN-EN 1992-1-1, tabel 3.1 en bijlage B)
fck (N/mm2) 20 25 28 30 35 40 50
fcm = fck + 8 (N/mm2) 28 33 36 38 43 48 58
fctm = 0,3 fck2/3 C50/60 of 2,21 2,56 2,77 2,90 3,21 3,51 4,07
= 2,12 ln (1 + fcm/10) > C50/60 (N/mm2)
fctm* = 0,3 fcm2/3 C50/60 of 2,77 3,09 3,27 3,39 3,68 3,96 4,50
= 1,08 ln fcm + 0,1 > C50/60 1) (N/mm2)
Ecm = 22 (fcm /10)0,3 (x 103 N/mm2) 30,0 31,5 32,3 32,8 34,1 35,2 37,3
Ec28 = 1,05 Ecm (x 103 N/mm2) 31,5 33,0 33,9 34,5 35,8 37,0 39,1

cd,0 klasse R, RV = 50% (x 10-6) 746 706 683 668 632 598 536
cd,0 klasse R, RV = 80% (x 10-6) 416 394 381 372 353 334 299
cd,0 klasse N, RV = 50% (x 10-6) 544 512 494 482 454 428 379
cd,0 klasse N, RV = 80% (x 10-6) 303 286 275 269 253 239 212
cd,0 klasse S, RV = 50% (x 10-6) 441 413 397 387 363 340 298
cd,0 klasse S, RV = 80% (x 10-6) 246 230 221 216 202 189 166
ca() (x 10-6) 25 38 45 50 63 75 100
1
) fctm* mag worden gebruikt bij ontkisten binnen 7 dagen of als overbelasten tijdens uitvoering wordt meegenomen.

52
8 Doorbuigingsberekeningen

Kromming door krimp Verzamel invoergegevens 8.3 | Schema uitgebreide

De krimp is afhankelijk van de water-cementfactor, de Elementafmetingen en wapeningsdetaillering en -ligging uit methode voor bereke-
UGT-ontwerp
relatieve vochtigheid en de afmetingen en vorm van het nen doorbuiging
Belastingsvolgorde, bijv.:
constructie-element. Krimp optredend in een asymme- verwijderen van de bekisting
trisch gewapende betondoorsnede veroorzaakt een storten van de bovengelegen vloer
kromming die kan leiden tot een significante toename aanbrengen van scheidingswanden en/of gevelbekleding
van de doorbuiging van slanke elementen. Dit effect aanbrengen van vloerafwerking
De volgorde kan per project anders zijn.
kan in doorbuigingsberekeningen worden beschouwd.
Eigenschappen beton (zie tabel 8.1)
gemiddelde betondruksterkte fcm
Doorbuigingsberekening - uitgebreide
gemiddelde treksterkte fctm of fctm,fl
methode elasticiteitsmodulus Ec28 = 1,05 Ecm
De uitgebreide methode is de meest geschikte Maatgevende schikking van belastingen (of herhaal de bereke-
ningen voor elke mogelijke schikking om de maatgevende te
methode als de doorbuiging zo realistisch mogelijk
vinden)
moet worden berekend. De methode vereist echter
het gebruik van computerprogrammas. Door het Stel vast of het element door buiging scheurt
Concrete Centre zijn deze, toegespitst op de Engelse Bepaal het maatgevende belastingsstadium waarin scheurvor-
bouwpraktijk en rekenmethodieken, voor platen en ming voor het eerst optreedt (zie paragraaf Scheurvorming)
Bereken de volgende eigenschappen
liggers in de vorm van spreadsheets opgesteld,
kruipcofficinten (bijlage B van NEN-EN 1992-1-1 of
waarmee een kosten-effectieve werkwijze is verkregen figuur8.4)
voor gedetailleerde doorbuigingsberekeningen. langeduur-elasticiteitsmodulus ELT (kadertekst 1)
Inbegrepen is de optie de invloed van belasten op effectieve modulusverhouding euit: e= Es/ELT

jonge leeftijd in de berekeningen mee te nemen. hoogte drukzone in ongescheurd stadium xun (kadertekst 2)
kwadratisch oppervlaktemoment doorsnede in onge-
Figuur 8.3 toont de achtergronden van de rekenme-


scheurd stadium lun (kadertekst 2)
thoden en geeft aan welke invloedsfactoren zijn scheurmoment Mcr uit: Mcr= fctmlun / (h - xun ), gebruikmakend
meegenomen. van de van toepassing zijnde waarde voor f ctm
Is het moment in het maatgevende belastingsstadium groter
De doorbuiging kan ook worden berekend met de dan het scheurmoment?
Zo ja, dan is het element gescheurd in alle volgende stadia.
eindige-elementenmethode, waarbij de richtlijnen
= 1 - 0,5 (Mcr/M)2 ( = 0 voor een ongescheurde toestand)
vermeld in figuur 8.3 moeten worden opgevolgd om Gebruik deze kritieke waarden van fctm en voor alle vol-
betrouwbare resultaten te verkrijgen. gende stadia
Zo nee, dan is het element ongescheurd in alle stadia

Bereken de kromming van de plaat
1 B
 erekenen van de langeduur-
Als de plaat gescheurd is, bereken dan de volgende eigen-
e l a s t i c i t e i t s m o d u l u s E LT schappen voor het beschouwde stadium, gebruikmakend van

[
de van toepassing zijnde waarden van f ctm, en ELT:

]
W1 W2 W3 W4 W5 drukzonehoogte bij gescheurde doorsnede xcr (kadertekst 2)
= W / ____+ _____
ELT + ____ + _____ + ____ kwadratisch oppervlaktemoment doorsnede in gescheurd
Eeff,1
Eeff,2 Eeff,3 Eeff,4 Eeff,5 stadium lcr (kadertekst 2)
Bereken de kromming door buiging:
1 M QP M QP
waarin: __
= ____
+ _____
(1 - )
rfl ELT
Icr ELTIun

Eeff = Ec28 / (1 + );
Wn is de belasting in BGT in stap n; Bereken de kromming door de rek door krimp 1/rcs (kader-
tekst2)
is de kruipcofficint op het tijdstip van belas-
Bereken de totale kromming, 1/rt= 1/rfl+ 1/rcs
ten en voor de betreffende belastingsduur.
Herhaal de berekeningen voor diverse doorsneden (bijv. steeds op
1/20 van de overspanning) en integreer tweemaal om de totale

Doorbuigingsberekening - doorbuiging te vinden


vereenvoudigde methode
Als de scheidingswanden en/of gevelbekleding worden benvloed
Een vereenvoudigde methode voor het berekenen van door de doorbuiging, herhaal dan de berekeningen voor de
de doorbuiging is getoond in figuur 8.5. Het is

frequente combinatie en voor belasten op het moment waarop de


mogelijk deze berekeningen met de hand uit te scheidingswanden en/of gevelbekleding worden aangebracht
voeren en zij kunnen worden gebruikt om de
Stel de doorbuigingen vast:
resultaten van berekeningen gemaakt met een
Totale doorbuiging (quasi-blijvende combinatie)
computerprogramma, op hoofdlijnen te controleren. Doorbuiging met invloed op scheidingswanden/gevelbekle-
De belangrijkste vereenvoudiging is het niet expliciet ding (frequente combinatie doorbuiging minus de doorbui-
meenemen van de invloeden van het belasten op ging op het moment van aanbrengen)
relatief jonge leeftijd. Hiervoor wordt bij de hier
beschreven methoden als benadering het scheurmo-

53
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2

1 1
8.4 | Methode voor het bepa- S N R S N R
2 2
len van de kruipcoffi-
3 3
cint 5 5

(, t 0 )(NEN-EN 10 10
1992-1-1, fig. 3.1)
t0 20 20

t0
a. condities binnen 30 30

RV = 50% 50 50

b. condities buiten 100 100


7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0 100 300 500 700 900 1100 1300 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0 100 300 500 700 900 1100 1300
RV = 80%
( , t0)
8 h (mm) ( , t0) h (mm)

8
opmerkingen
a b
- t 0 is ouderdom beton C20/25 C40/50
C25/30 C45/55
op tijdstip van belas- C30/37 C50/60 1
ten in dagen C35/45 4

- h 0 = 2 A c / u 5 3
2
- snijpunt van lijnen 4

en 5 kan ook boven

punt 1 liggen 2 Uitdrukkingen van toepassing bij een rechthoekige doorsnede


- als t 0 > 100 is het vol-

doende nauwkeurig ongescheurd (un = uncracked):


uit te gaan van t 0 =

100 bh2
___+ (ae 1) (Asd + As2
d2)
2
= _______________________
xun
bh + (ae 1) (As+ As2 )

( )
2
bh3 h
Iun= ___+ bh __ xun )2 + As2
+ (ae 1) [As(d xun d2 )2 ]
(xun
12 2

gescheurd (cr = cracked):

0,5
xcr = {[ (Asae+ As2 e 1))2+ 2b (Asdae+ As2d2(a
(a e 1))] [Asae+ A
s2
(a
e 1) ] } / b

bxcr3 2 2
Icr= ____ + aeAs(d xcr ) + (ae 1) As2
(d2 xcr )
3

1 Sun Scr
__ = zecsae __+ (1 z) e csae__
rcs Iun
Icr
waarin:
As is de oppervlakte van de doorsnede van betonstaal;
As2 is de oppervlakte van de doorsnede van betonstaal in de drukzone;
b is de breedte van de doorsnede;
d is de nuttige hoogte ten opzichte van het betonstaal aan de trekzijde van de doorsnede;
d2 is de nuttige hoogte ten opzichte van het betonstaal in de drukzone;
h is de hoogte van de doorsnede;
e is de verhouding van de elasticiteitsmoduli van betonstaal en beton;
Sun = As (d - xun) - As2 (xun - d2)
Scr = As (d - xcr) - As2 (xcr - d2)

ment met een factor 0,9 gereduceerd. De kruipcof- quasi-permanent). Voor quasi-blijvende belastingen,
ficinten zijn vereenvoudigd en de doorbuiging wordt 2 zie Qk, hoofdstuk 1.
direct berekend uit de kromming door een enkele
vermenigvuldigingsfactor toe te passen. Zeeg
Er wordt uitgegaan van het moment ten gevolge van Om de doorbuiging onder de horizontaal te reduce-
de quasi-blijvende belastingen, MQP (QP staat voor ren, kan een plaat of ligger worden voorzien van een
zeeg (fig. 8.8). Als een te grote zeeg wordt toegepast,

54
8 Doorbuigingsberekeningen

Start 8.5 | Vereenvoudigde


methode voor bereke-
Bereken het moment ten gevolge van de quasi-blijvende Bereken de totale krimpverkorting csuit cs= cd+ cawaarin: nen doorbuiging
belastingen, M
QP
in de maatgevende doorsnede (bijv. in het veld- cd= khcd,0is de uitdrogingskrimpverkorting
midden of in het steunpunt bij een uitkraging) kh is de cofficint gebaseerd op de fictieve dikte (tabel 8.2)
cd,0 is de nominale onbelemmerde uitdrogingskrimpverkorting
Ontleen de materiaaleigenschappen van beton f ctm
en E c28 (tabel 8.1)
aan tabel 8.1 ca= as (t) ca () is ca () voor de langeduur-doorbuiging (tabel 8.1)

Bereken de kruipcofficint, (, t0 ), gebruikmakend Bereken de kromming ten gevolge van de krimpverkorting
van figuur8.4 of bijlage B (fcm
uit tabel 8.1) 1/rcs (kadertekst 2)

1. Bereken de langeduur-elasticiteitsmodulus
1 1 1
E effuit: Eeff= E c28/[1 + (, t0 )] Bereken de totale kromming ____
= __
+ ___

rt,QP rfl rcs
2. Bereken de effectieve elasticiteitsmodulusverhouding
euit:
e= Es/ E eff, waarin Es is de elasticiteitsmodulus van het beton-
staal (200 x 103N/mm2) Bereken de doorbuiging onder quasi-blijvende belastingen uit
1
3. Bereken de drukzonehoogte in het ongescheurde stadium x un QP= Kl2____

rt,QP
(un = uncracked)
waarin K kan worden ontleend aan figuur 8.6 en waarin l de
4. Bereken het kwadratisch oppervlaktemoment in het onge-
overspanning is
scheurde stadium, I un

lun
0,9 fctm Is het
cr= ________
Bereken het scheurmoment, Mcruit: M noodzakelijk de doorbuiging
h - xun
nee
ten gevolge van scheidingswanden en einde
(Merk op dat de factor 0,9 hier wordt toegepast omdat de gevelbekleding te
belastingsvolgorde niet wordt beschouwd) berekenen?

ja

Is Mcr > M
QP?
ja nee
 Bereken de doorbuiging die optreedt op het tijdstip waarop de belasting door scheidingswanden
Doorsnede ie ongescheurd Doorsnede is gescheurd en/of gevelbekleding wordt aangebracht.
= 0 QP)2
= 1 - 0,5 (Mcr/ M 1. Bereken de kruipcofficint (t,t0 ), waarin t is de ouderdom op het tijdstip waarop belastingen
door scheidingswanden/gevelbekleding optreden en t 0 is de ouderdom bij ontkisten,
Bereken de drukzonehoogte in het gescheurde stadium xc r (t,t0 ) (,t0 ) c(t,t0 ). Voor c(t,t0 ) zie figuur 8.7, als alternatief zie bijlage B van
(cr = cracked) en bereken het kwadratisch oppervlakte NEN-EN 1992-1-1
moment van de gescheurde doorsnede, I cr
2. Bereken het moment ten gevolge van eigen gewicht, scheidingswanden/gevelbekleding en elke

andere belasting die is aangebracht voor hun montage, Mpar, en gebruik deze in plaats van MQP

3. Herbereken de doorsnedegrootheden, kromming en doorbuiging, par, gebruikmakend van
1 MQP
MQP
= _____
Bereken de kromming door buiging: __ _____
(1 - )
+ (t,t0 ) of een equivalente waarde in plaats van (,t0 )
rfl Eeff
Icr Eeff
Iun

4. De geschatte doorbuiging die van invloed is op scheidingswanden en gevelbekleding is
= QP- par

is de plaat blijvend voorzien van een zeeg, meestal


doordat de doorbuiging moeilijk nauwkeurig is te voldoende is. Een zeeg kan vereist zijn om aan deze
berekenen. Een zeeg ter grootte van circa de helft van eis te voldoen.
de doorbuiging onder quasi-blijvende belasting kan
worden toegepast, maar een kleinere waarde wordt Tabel 8.2 | Waarden voor k h
aanbevolen. Er wordt op gewezen dat een zeeg niet h0 kh
leidt tot een reductie van de doorbuiging die invloed 100 1,0
heeft op scheidingswanden en gevelbekleding. 200 0,85
300 0,75
Toelichting 500 0,70
NEN-EN 1992-1-1 gaat voor vlakke plaatvloeren in h0 is de fictieve dikte (mm) van de doorsnede = 2 Ac/u
opmerking 3 bij tabel 7.4N uit van een doorbuiging waarin:
ten opzichte van de opleggingen van iets meer dan Ac is de oppervlakte van de doorsnede van beton;
1/250 van de langste overspanning tussen de u is de perimeter of de omtrek voorzover blootgesteld aan
kolommen. Ervaring heeft uitgewezen dat dit uitdroging.

55
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2

belasting momentenlijn K 0,60

M 0,55
M M 0,125
0,50

cofficint c (t,t0)
al F 3 - 4a2 0,45
48 (1 - a)
l M = Fa (1-a)l 0,40
als a = 1/2, K = 1/12

0,35
0,0625
M 0,30

0,25
al F/2 F/2 al 100 300 500 700 900
Fal 0,125 - a /6 2
M= 2 h0 (mm)
t = 90, t0 = 3 t = 90, t0 = 7
q t = 60, t0 = 3 t = 60, t0 = 7
ql2 0,104 t = 28, t0 = 3 t = 28, t0 = 7
8
8.7 | Cofficint c (t, t 0 ) voor de ontwikkeling van de kruip als
q
ql 2 functie van h 0 , t en t 0 voor f ck = 30 N/mm 2 (f cm = 38 N/mm 2 )
0,102
15,6 t is de ouderdom van het beton in dagen bij aanbrengen

MA MB ) scheidingswanden/gevelbekleding
q K = 0,104 (1-
MC 10
M + MB t 0 is de ouderdom van het beton in dagen bij ontkisten
= A
MC NB: De cofficint is relatief ongevoelig voor de sterkte-

F einddoorbuiging klasse
al Fal a (3 - a/l)
=
6
belasting bij eind K = 0,333
al (qa2l2 )/2
a (4 - a) op te tellen. Het resultaat is een benadering van de
q 12 grootste doorbuiging in het midden van de plaat.
als a = 1, K = 0,25 Figuur 8.9 toont het acceptatiecriterium voor een
MA MB vlakke plaatvloer [3]. Als de toegestane maximale
K = 0,083 (1 - )
4
MA + MB doorbuiging gelijk is aan = L /n en X is de positie
=
MC MC waar de maximale optreedt, waarin:
al al
L is de overspanning;
1 (5 - 4a2)2
q
ql2 80 3 - 4a n is de grenswaarde van de verhouding tussen
(3-4a2)
24 overspanning en doorbuiging,
dan mag de doorbuiging op positie X niet groter zijn
In de opeenvolgende vervormingsstadia vraagt de dan 2 a/n = L2 / 250.
8.6 | Factor K voor diverse bijkomende doorbuiging aandacht; de toename van
momentenlijnen de vervorming die na een bepaalde constructiefase Nauwkeurigheid
optreedt en kan leiden tot schade aan aansluitende Het berekenen van de doorbuiging met NEN-EN
constructiedelen. Deze verandering van de doorbui- 1992-1-1 volgens de uitgebreide methode is geavan-
ging moet beperkt blijven tot 1/500 van de overspan- ceerd. Deze kan worden gebruikt om op jonge leeftijd
ning. In figuur 8.8 is ter illustratie gekozen voor de tijdens de bouwfase optredende belastingen in
toename van de vervorming (doorbuiging) die rekening te brengen door gebruik te maken van een
optreedt vanaf het moment dat de bekisting is gereduceerde treksterkte voor het jonge beton.
verwijderd tot de vervormingstoestand ten gevolge Het is echter niet mogelijk de invloed op de doorbui-
van de frequente belastingscombinatie. ging nauwkeurig in rekening te brengen van:
de betontreksterkte, die het scheurmoment bepaalt;
Vlakke plaatvloeren de belastingen tijdens de uitvoeringsfase;
Vlakke plaatvloeren zijn veel gebruikte en efficinte de elasticiteitsmodulus van het beton.
vloersystemen. Door het overspannen in twee Daarom moet elke doorbuigingsberekening worden
richtingen kan het moeilijk zijn de doorbuiging te beschouwd als een schatting, waarbij wordt opge-
berekenen. Verschillende geschikte methoden voor merkt dat zelfs bij de meest geavanceerde analyses
het berekenen van de doorbuiging zijn beschreven in nog steeds een afwijking van +15% tot -30% kan
[1]. Hiervan is een populaire methode het berekenen optreden. Het wordt aanbevolen een voorbehoud te
van het gemiddelde van de doorbuigingen van twee maken bij elke berekende doorbuiging die voor
parallelle kolomstroken en daar de doorbuiging van andere partijen van belang is.
een er loodrecht op overspannende middenstrook bij

56
8 Doorbuigingsberekeningen

Toleranties voor gevelbekleding


situatie direct voor
De doorbuiging kan op de volgende manieren invloed aanbrengen
hebben op de gevelbekleding en beglazing: zeeg scheidingswanden
Als een plaat doorbuigt neemt de belasting op de
centrale bevestigingsmiddelen af en worden de
buitenste bevestigingsmiddelen zwaarder belast.
Producenten kunnen aangeven dat hun beglazings-
systemen toepasbaar zijn tot een vastgestelde
maximale doorbuiging (of doorbuigingsverschil of
-verandering). Deze kan bijvoorbeeld beperkt zijn tot
doorbuiging door doorbuiging door
5 mm. quasi-blijvende frequente
doorbuiging met invloed op
Een open discussie wordt aanbevolen tussen ontwer- belastingscombinatie scheidingswanden belastingscombinatie

pers en constructeurs van de diverse toegepaste


elementen en onderdelen, om de interactie tussen 8.8 | Zeeg in een plaat en
constructie en gevelbekleding op de meest kosten- opeenvolgende door-
efficinte wijze op te lossen. n buigingsoorzaken

Literatuur

1. The Concrete Society: Technical report no. 58,


Deflections of concrete slabs and beams. The
a

Concrete society, 2005.


2. Pallett, P., Guide to flat slab formwork and
falsework. Construct, 2003.
3. Webster, R. en O. Brooker, How to design
concrete structures using Eurocode 2: 8. Deflec- 8.9 | Aanbevolen accepta-
tion calculations. BCA / The Concrete Centre, UK. tiecriterium voor vlak-

ke plaatvloeren

57
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2

9 Stabiliteit
Bij het beoordelen van de stabiliteit van een construc- 10% van de overeenkomstige eerste-orde effecten, zie
tie of van constructie-onderdelen is het beschouwen art. 5.8.2(6) in NEN-EN 1992-1-1. Dit uitgangspunt is in
van tweede-orde effecten volgens Eurocode 2 NEN-EN 1992-1-1 verder uitgewerkt tot de regel dat
(NEN-EN 1992-1-1) met bijbehorende Nationale tweede-orde effecten in gebouwen mogen worden ver-
Bijlage [1] noodzakelijk. Voor constructies in gebou- waarloosd indien voldaan wordt aan vergelijking 5.18:
wen mogen deze effecten niet worden verwaarloosd ns Ic
Ecd
als het bijkomende effect meer is dan 10% van de k1 _______
FV,Ed _______


gevolgen van de eerste-orde krachtsverdeling. ns+ 1,6 L2
waarin:
Bij het toetsen van de stabiliteit moet worden uitge- FV,Ed is de totale verticale belasting waarvoor de sta-
gaan van de fundamentele belastingscombinaties biliteit wordt verzekerd;
volgens NEN-EN 1990 [2,3] waarbij de windbelasting k1 is een factor die in de Nationale Bijlage wordt
de overheersende veranderlijke belasting is. In het bepaald;
algemeen dienen twee combinaties te worden ns is het aantal verdiepingen;
beschouwd: de combinatie met een minimale nor- Ecd Ic is de buigstijfheid van de schorende elemen-
maalkracht en de combinatie met de maximale nor- ten;
maalkracht, beide gebaseerd op vergelijking 6.10b L is de hoogte van het gebouw boven het niveau
van NEN-EN 1990 (zie tabel 1.5): van de inklemming.

minimale normaalkracht: In de Nederlandse Nationale Bijlage is de factor k1


0,9 Gk + 1,5 Qk,wind gelijkgesteld aan 0. De vergelijking is daardoor niet
maximale normaalkracht: meer bruikbaar. Dit is gedaan omdat uit studies is
1,2 Gk + 1,5 Qk,wind + 1,5 0,I Qk,i gebleken dat de uitdrukking niet altijd tot een veilige
situatie leidt. Door het optellen van de buigstijfheden
Bij constructies in gevolgklasse 1 (zie Eurocode 0 van de schorende elementen kan namelijk een ver-
tabel B1 voor omschrijvingen) mag de belastingsfac- keerde inschatting worden gemaakt van het daadwer-
tor 1,5 worden vermenigvuldigd met een factor KFI kelijke tweede-orde effect op n van de schorende
gelijk aan 0,9; bij constructies in gevolgklasse 3 is KFI elementen. Bij constructies waarbij de stabiliteit
gelijk aan 1,1. Zie hiervoor artikel B.3.3 van NEN-EN wordt gewaarborgd door een statisch bepaald systeem
1990. Aanvullend op deze belastingen moet volgens van kernen, is de grootte van de windbelasting op het
art. 5.2 van Eurocode 2 ook rekening worden gehou- element en de grootte van FV,Ed namelijk afhankelijk
den met een initile scheefstand van de constructie. van de randvoorwaarden voor de vloerschijf en niet
De grootte van deze scheefstand volgt uit: van de buigstijfheid van het element. De verhouding
tussen FV,Ed en de Ecd Ic voor het betreffende element
i = 0 h m kan dan significant afwijken van het gemiddelde
waarvan in de vergelijking wordt uitgegaan. Een voor-
waarin: beeld van een systeem van schorende elementen
0 is de basiswaarde van de scheefstand, volgens de waarbij dit het geval kan zijn is geschetst in
Nationale Bijlage gelijk aan 1/300; figuur9.1.
h is een reductiefactor voor de lengte of de hoogte
van de beschouwde constructie; De vergelijking kan natuurlijk wel worden gehan-
m is een reductiefactor voor het aantal dragende ver- teerd voor de afzonderlijke schorende elementen.
ticale elementen dat wordt beschouwd. Voor een element i gaat de uitdrukking over in:
ns Ecd,i
Ic,i
De scheefstand kan worden vertaald naar horizontale k1 _______
FV,Ed,i ________


krachten die werken op de stabiliserende constructie. ns+ 1,6 L2
De horizontale krachten ten gevolge van de blijvende Hierbij kan voor k1 de in NEN-EN 1992-1-1 aanbevo-
belasting en de veranderlijke vloerbelasting kunnen len waarde van 0,31 worden aangehouden.
worden beschouwd als deel van de variabelen Gk en
Qk,i in de hiervoor beschreven belastingscombinaties. Bepalen tweede-orde effect

In NEN-EN 1992-1-1 art. 5.8.5 zijn drie methoden


Verwaarloosbaar ? beschreven voor het bepalen van tweede-orde effecten:
Zoals gesteld mag het tweede-orde effect bij het 1. algemene methode, gebaseerd op niet-lineaire
beschouwen van de stabiliteit van een gebouwconstruc- tweede-orde berekeningen;
tie worden verwaarloosd als dit effect kleiner is dan 2. methode gebaseerd op een nominale stijfheid;

58
9 stabiliteit

3. methode gebaseerd op een nominale kromming. De bepaling van de nominale stijfheid van een slank
gedrukt element met willekeurige dwarsdoorsnede is
Volgens de Nederlandse Nationale Bijlage mag de beschreven in NEN-EN 1992-1-1, art. 5.8.7.2. Deze is
methode gebaseerd op een nominale stijfheid worden gelijk aan:
gebruikt voor zowel geschoorde als schorende con-
structies. De methode gebaseerd op een nominale EI = Kc Ecd Ic + Ks Es Is
kromming mag volgens de Nationale Bijlage uitslui-
tend gebruikt worden voor geschoorde op zichzelf waarin:
staande elementen. Dit zijn bijvoorbeeld kolommen in Ecd is de rekenwaarde van de elasticiteitsmodulus
een geschoord raamwerk. Een nadere uitwerking van van het beton;
deze methode is te vinden in [4,5]. Voor het toetsen Ic is het kwadratisch oppervlaktemoment van de
van de stabiliteit van een gehele constructie is de betondoorsnede;
methode van de nominale kromming dus niet toepas- Es is de rekenwaarde van de elasticiteitsmodulus
baar. van het wapeningsstaal;
Is is het kwadratisch oppervlaktemoment van de
Algemene methode wapening ten opzichte van het zwaartepunt van
De uitgangspunten voor de algemene methode die de betondoorsnede;
gebruik maakt van een niet-lineaire tweede-orde bere- Kc is een factor voor effecten van scheurvorming,
kening zijn beschreven in NEN-EN 1992-1-1 kruip etc.;
art.5.8.6. Hierin is onder meer gesteld dat rekening Ks is een factor voor de bijdrage van de wapening.
mag worden gehouden met het gunstige effect van
tension-stiffening. Hoe dit moet worden gedaan is in Bij wapeningspercentages van 0,2% of hoger (wape-
NEN-EN 1992-1-1 echter niet uitgewerkt. ningsverhouding 0,002) mag voor Ks een waarde
gelijk aan 1,0 worden aangehouden.
Ook is beschreven dat de invloed van kruip van het
beton in rekening moet worden gebracht. Het is bij Bij deze wapeningspercentages geldt voor Kc:
gebrek aan verfijnde modellen toegestaan de waarden k1 k2
van de rekken in het aan te houden --diagram te Kc= _____
vermenigvuldigen met (1 + ef ). De grootte van de 1+ ef
effectieve kruipcofficint, ef is beschreven in De effectieve kruipfactor ef is eerder beschreven. De
NEN-EN 1992-1-1, art. 5.8.4. Hieruit blijkt dat de factoren k1 en k2 zijn afhankelijk van de betonsterkte-
grootte van ef volgt uit: klasse, de benuttingsgraad van de doorsnede en de

M0,Eqp slankheid van de kern. Dat de slankheid van de kern
ef = (,t0) _____
invloed krijgt op de grootte van de buigstijfheid is
M0Ed
afwijkend ten opzichte van de werkwijze die in NEN
waarin: 6720 (VBC 1995) [6] is gehanteerd. De slankheid
(,t0) is de cofficint voor de eindwaarde van de heeft invloed via de term k2:
kruip;
l
M0,Eqp is het eerste-orde buigend moment in de k2= n ___

quasi-blijvende belastingscombinatie in de 170
bruikbaarheidsgrenstoestand; waarin:
M0Ed is het eerste-orde buigend moment bij de n is de benuttingsgraad (de relatieve normaal-
beschouwde fundamentele belastingscombi- kracht), NEd /Ac fcd;
natie (UGT). is de slankheid.

Opgemerkt wordt dat het toegestaan is het effect van


kruip te verwaarlozen. Dan moet echter wel aan drie 9.1 | Schorende elementen
voorwaarden worden voldaan (NEN-EN 1992-1-1 art. met een groot stijf-
q w L/2
5.8.4(4)). Het blijkt dat de door de windbelasting ver- q w L/2 heidsverschil en een
oorzaakte vervormingen mogen worden bepaald bij gelijke horizontale
een stijfheid die geldt voor kortdurende belastingen. belasting

Methode nominale stijfheid

Het principe van deze methode is dat met behulp van qw


een benadering van de buigstijfheid een kniklast
wordt bepaald. Daarna kan met de vergrotingsfactor
n/(n-1) de grootte van de belasting inclusief het
L
tweede-orde-effect worden bepaald.

59
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2

2 | Red Apple, Rotterdam Diverse vergelijkende berekeningen die binnen


Normsubcommissie TGB Betonconstructies zijn
gemaakt leerden dat de waarde van de nominale stijf-
heid, bepaald met art. 5.8.7.2 van NEN-EN 1992-1-1,
regelmatig zeer laag was, zodat een groot tweede-orde
effect werd berekend. De methode kan dus erg con-
servatief zijn en daardoor oneconomisch uitvallen.
Daarom is via de Nationale Bijlage besloten
art.5.8.7.2 niet van toepassing te verklaren en te ver-
vangen door art. 7.2.3 van NEN 6720 (VBC 1995).

Als de nominale stijfheid van het stabiliteitselement


en de rotatiestijfheid van de inklemming bekend zijn,
kan de knikbelasting van het element worden bepaald.
Hiervoor kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt
van [7] of van bijlage H van NEN-EN 1992-1-1. De
totale rekenwaarde van het moment, inclusief
tweede-orde-moment, MEd, volgt dan uit:

M0Ed
MEd = _______

NEd
1 ___
NB
waarin:
M0Ed is het eerste-orde moment;
NEd is de rekenwaarde van de te stabiliseren nor-
maalkracht;
NB is de knikbelasting gebaseerd op de nominale
stijfheid.

Uitgaande van n = NB / NEd is dit te herleiden tot:


EI 0,4 Ecd Ic, waarbij Ecd en Ic zijn gedefinieerd
n
MEd = _____
M zoals eerder beschreven;
n 1 0Ed.
L is de totale hoogte van het gebouw boven het
Als alternatief voor het bepalen van het totale niveau van de inklemming;
moment kan ook gebruik worden gemaakt van een ns is het aantal verdiepingen;
geometrisch niet-lineaire berekening waarbij wordt k is de rotatiestijfheid van de gedeeltelijke inklem-
uitgegaan van de nominale stijfheid van de stabilise- ming. n
rende elementen.
Literatuur
Benadering van de kniklast 1. NEN-EN 1992-1-1, 2007, Eurocode 2: Ontwerp en
In bijlage H van NEN-EN 1992-1-1 is een benade- berekening van betoncontructies Deel 1-1:
ringsmethode voor de knikbelasting beschreven. Voor Algemene regels en regels voor gebouwen.
situaties waarbij de dwarskrachtvervorming mag 2. NEN-EN 1990, 2007, Eurocode 0 Grondslag van
worden verwaarloosd, mag voor de knikbelasting het constructief ontwerp.
worden aangenomen: 3. PAO cursus Eurocode 0 + 1: Grondslagen en
belastingen, 2006.
EI
FV,BB = ___ 4. Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies
L2 met Eurocode 2 (5): Kolommen, Cement 2008 nr 1.
waarin: 5. Compendium Eurocode 2. Cement en Beton 6,
is een cofficint die afhangt van het aantal ver- 2008.
diepingen; in de situatie dat de kern een con- 6. NEN 6720, 1995, TGB 1990 Voorschriften beton
stante stijfheid heeft en de verticale belasting Constructieve eisen en rekenmethoden (VBC 1995).
gelijkmatig over het aantal bouwlagen aangrijpt, 7. Dicke, D., Stabiliteit voor ontwerpers, Delftse Uit-
mag worden aangenomen: geversmaatschappij, 1991.
ns 1
= 7,8 _____ ________
;
ns+ 1 1 + 0,7 k

60
Symbolen

Symbolen
symbool omschrijving grootte
1/r0 referentiekromming yd / 0,45 d
1/r kromming Kr K (1/r0)
a nominale wapeningsafstand bij brandwerendheid;
afstand van rand kolom tot beschouwde toetsingsperimeter (kolomvoeten)
A factor voor bepalen limietwaarde slankheid 1 / (1 + 0,2 ef)
Ac oppervlakte van de betondoorsnede bh
As oppervlakte van de doorsnede van betonstaal
As2 oppervlakte van de doorsnede van betonstaal in de drukzone
As,prov oppervlakte van de doorsnede van het aanwezige (provided) betonstaal
As,req oppervlakte van de doorsnede van het vereiste (required) betonstaal
b plaat- of liggerbreedte
beff meewerkende flensbreedte
bt gemiddelde breedte van de trekzone
bmin minimumbreedte van een ligger of rib/lijf
bw breedte van het lijf van een rib;
kleinste breedte van de doorsnede in de getrokken zone
B factor voor bepalen limietwaarde slankheid
cmin minimumbetondekking (voor vereisten met betrekking tot aanhechting, cmin,b of duurzaamheid,
cmin,dur )
cnom nominale betondekking
cdev toeslag op de betondekking voor uitvoeringstolerantie
C factor afhankelijk van het krommingsverloop; 10 (bij constante doorsnede)
factor voor bepalen limietwaarde slankheid 1,7 - rm
d nuttige hoogte
deff gemiddelde nuttige hoogte (dy + dz) / 2
d2 nuttige hoogte ten opzichte van het betonstaal in de drukzone (afstand van hart drukwapening tot
de meest gedrukte rand van de doorsnede)
D nuttige hoogte
e2 tweede-orde uitbuiging (1/r) l02 / c
ei excentricitieit ten gevolge van geometrische imperfecties
Ec tangent-elasticiteitsmodulus van beton
Ecm secans-elasticiteitsmodulus van beton (tussen c = 0 en c = 0,4 fcm)
Ec28 28-daagse tangent-elasticiteitsmodulus van beton 1,05 Ecm
Ec,LT langeduur-elasticiteitsmodulus van beton (LongTerm, incl. invloed kruip)
Eeff langeduur-elasticiteitsmodulus van beton
Es elasticiteitsmodulus van betonstaal 200 x 103 N/mm2
fcd rekenwaarde van de betondruksterkte cc fck / c
fck karakteristieke cilinderdruksterkte van beton
fck,cube karakteristieke kubusdruksterkte van beton
fctm gemiddelde axiale betontreksterkte 0,30 fck2/3 voor fck C50/60
(NEN-EN 1992-1-1, tabel 3.1)
fctm,fl gemiddelde buigtreksterkte beton (1,6 - h/100) fctm
(NEN-EN 1992-1-1, art. 3.1.8)
ft treksterkte van betonstaal
ftk karakteristieke treksterkte van betonstaal
fyd rekenwaarde van de treksterkte van betonstaal
fyk karakteristieke vloeigrens van betonstaal
fywd rekenwaarde van de vloeigrens van dwarskrachtwapening
fywd,ef effectieve rekenwaarde van de vloeigrens van dwarskrachtwapening
FV,Ed rekenwaarde van de totale belasting op een raamwerk
F1 factor om doorsneden met flens in rekening te brengen (doorbuiging)
F2 factor om, bij grote overspanningen, rekening te houden met scheidingswanden gevoelig voor
toename van de doorbuiging (doorbuiging)

61
Het ontwerpen en berekenen van betonconstructies met Eurocode 2

symbool omschrijving grootte


F3 factor om de spanning in de trekwapening in het gebruiksstadium in rekening te brengen
(doorbuiging)
Gk karakteristieke waarde van een blijvende belasting
h totale hoogte van een doorsnede
hf flensdikte
hs (vloer)plaatdikte plus de dikte van elke niet-brandbare vloerafwerking
h0 fictieve dikte betondoorsnede
kh cofficint die afhangt van de fictieve dikte van de betondoorsnede (h0)
K factor om verschillende constructieve systemen in rekening te brengen zie NEN-EN 1992-1-1,
tabel 7.4N en NB
Kr correctiefactor afhankelijk van de normaalkracht
K factor voor het in rekening brengen van kruip
l vrije lengte van het gedrukte element tussen de eindaansluitingen
leff theoretische overspanning van een constructie-element zie NEN-EN 1992-1-1,
art. 5.3.2.2 (1)
l0 afstand tussen twee momentennulpunten effectieve lengte (van kolom)
l/d verhouding overspanning-hoogte
l x, l y overspanning van een in twee richtingen dragende plaat (ly > lx)
M buigend moment;
moment uit een eerste-orde berekening
M01,M02 eerste-orde eindmomenten in UGT (exclusief de invloed van geometrische imperfecties)
|M02| |M01|
M2 nominaal tweede-orde buigend moment in slanke kolom NEd e2
M0e equivalent eerste-orde buigend moment (ongeveer halverwege de kolomhoogte) 0,6 M02 + 0,4 M01 0,4 M02
Mcr scheurmoment doorsnede
MEd rekenwaarde van het optredende buigend moment
M0Ed eerste-orde buigend moment in UGT bij fundamentele belastingscombinatie (excl. imperfecties)
M0Eqp eerste-orde buigend moment in BGT bij quasi-blijvende belastingscombinatie
n relatieve normaalkracht NEd / Acfcd
nbal grootte van n voor de maximum momentweerstand 0,4
nu factor voor het in rekening brengen van de invloed van kolomwapening 1+
NEd rekenwaarde van de normaalkracht
Qk karakteristieke waarde van een veranderlijke belasting
Qk,w karakteristieke waarde van de veranderlijke windbelasting
rm momentverhouding M01 / M02
1/rcs kromming door krimp beton
1/rfl kromming door buiging
1/rt totale kromming
sr radiale afstand tussen perimeters van dwarskrachtwapening
st tangentile afstand tussen dwarskrachtwapening over een perimeter van dwarskrachtwapening
u omtrek van het deel van de betondoorsnede blootgesteld aan uitdroging;
lengte van toetsingsperimeter (pons)
uout lengte van toetsingsperimeter waar geen ponswapening meer vereist is
u0 perimeter direct naast een kolom (pons)
u1 eerste toetsingsperimeter (gelegen op een afstand 2 d van het belaste gebied) (pons)
vEd rekenwaarde van dwarskrachtschuifspanning
vRd rekenwaarde van ponsweerstandschuifspanning
vRd,c rekenwaarde van ponsweerstandschuifspanning bij afwezigheid ponswapening
vRd,max rekenwaarde van de maximum ponsweerstandschuifspanning over de beschouwde snede
VEd rekenwaarde van dwarskracht of ponskracht
VRd,c rekenwaarde van ponsweerstand bij afwezigheid van ponswapening
VRd,max dwarskrachtweerstand van een element begrensd door het verbrijzelen van de drukdiagonalen
x drukzonehoogte
xmax limietwaarde voor de drukzonehoogte 0,8 ( 0.44) d met 1,0
xu hoogte van de betondrukzone in UGT

62
Symbolen

symbool omschrijving grootte


z inwendige hefboomsarm
effectieve modulusverhouding staal/beton
cc cofficint voor het in rekening brengen van langetermijninvloeden op de druksterkte en van 1,0 (NEN-EN 1992-1-1,
ongunstige effecten veroorzaakt door de manier waarop de belasting is aangebracht art. 3.1.6 (1)P en NB)
h reductiefactor imperfectie
m reductiefactor imperfectie
factor met betrekking tot invloed kruip bij tweede-orde berekening kolom volgens methode 0,35 + fck / 200 - / 150
nominale kromming;
factor ter bepaling schuifspanning bij pons
verhouding tussen het buigend moment na herverdeling en het buigend moment uit een elastische
berekening;
doorbuiging
ca autogene krimpverkorting beton
cd uitdrogingskrimpverkorting beton
c3 grenswaarde van de betonstuik bij centrisch belast beton of de betonstuik bij het bereiken van de
piekspanning bij gebruik van de bi-lineaire spanning-rekrelatie
ct scheurrek beton;
rek van op trek belast beton
cu grenswaarde van de betonstuik
cu3 grenswaarde van de betonstuik bij niet geheel centrisch belast beton bij gebruik van de bi-lineaire
spanning-rekrelatie
uk karakteristieke betonstaalrek bij maximale kracht
yd rekenwaarde van de vloeigrens van betonstaal fyd / Es
m partile factor voor materiaaleigenschappen 1,15 voor betonstaal (s)
1,5 voor beton (c)
(NEN-EN 1992-1-1,
art. 2.4.2.4 (1) en NB)
G partile factor voor blijvende belasting
Q partile factor voor veranderlijke belasting
slankheid l0 / i
lim limietwaarde slankheid
fi belastingsniveau tijdens brandbelasting NEd,fi / NRd
ef effectieve kruipcofficint (, t0) MEqp / MEd
(t, t0) kruipcofficint, weergevend de kruip tussen twee tijdstippen t en t0, gerelateerd aan de elastische
vervorming na 28 dagen
(, t0) eindwaarde van de kruipcofficint uit art. 3.1.4
mechanische wapeningsverhouding As fyd / Ac fcd
0 scheefstand door geometrische imperfectie
i hellingshoek gebruikt voor het weergeven van imperfecties
0 referentie-wapeningsverhouding 10-3 fck
in de trekzone in het veldmidden (of: bovenin een steunpunt bij een overstek) vereiste wapenings- As / bd
verhouding voor het opnemen van de rekenwaarde van het buigend moment uit de belastingen (en
betrokken op de nuttige hoogte van de doorsnede)
in de drukzone in het veldmidden (of: steunpunt bij een overstek) vereiste wapeningsverhouding As2 / bd
voor het opnemen van de rekenwaarde van het buigend moment uit de belastingen
1 in de trekzone in het veldmidden (of: steunpunt bij een overstek) vereiste wapeningsfractie voor het As / bd
opnemen van de rekenwaarde van het buigend moment uit de belastingen
sc (st) spanning in druk- (trek)wapening
0 factor voor de combinatiewaarde van een veranderlijke belasting
1 factor voor de frequente waarde van een veranderlijke belasting
2 factor voor de quasi-blijvende waarde van een veranderlijke belasting
|x| absolute waarde van x
max. het maximum van de waarden van x en y + z
{x, y + z}

63

You might also like