Professional Documents
Culture Documents
BOEKBINDERS
A'dam/tel.111666
01 1 1 7 8 6 4 8 9 UB A M S T E R D A M
B E S C H R I J V I N G
V A N E E N E
E L E CTRIZEER-M ACHI N E ,
E N V A N
PROEFNEEMINGEN
{}
MET DEZELVE IN H E T WERK GESTELD,
D O O R
J. R. D E I M A N, M. B.
E N
A. P A E T S V A N T R O O S T W I J K ,
A M S T E R D A M ,
Bij W. H O L T R O P j
tui)
V O O R R E E D E .
D e ondervinding heeft geleerd, dat naar mate men meer gevorderd is in het
verbeteren van de inrirhtinfc Rlefl-rizeer.Werktuigen , men ook meer-
dere kennis aan de eigenfchappen der Elehiciteit gekreegen heeft, en dac
deeze kennis wederom op haare beurt aanleiding heeft gegeeven,om de Eletrifche
Werktuigen zodanig te verbeteren, dat zij tot eenen aanmerkelijken trap van
volkoomenheid fchijnen gebragt te zijn.
D a n , welke vorderingen men ook van deezen kant mose gemaakt, en
hoe veel de verbeeterde werktuigen ook mogen toegebragt hebben, om de
fclenfche proeven te vermeerderen cn te verbeeteren , zo fchijnt het echter
zeeker dat de eigenlijk gezegde voortgang deezer weetenfchap in de laatEe
jaaren zeer gering geweest i s , en dat de uitzichten zelfs op nieuwe Ontdekkingen
eemgszins bepaald zijn. Het fchijnt dan , dat men om verderen voortgang
m deeze Weetenfchap te maaken, eenen eenigszins anderen weg zal moeten
mflaarr, dan men tot hier toe gevolgd heeft: dat men zal moeten nafpooren
de verandering, welke zeekere bekende zelfflandigheeden door de werking der
Elenciteit ondervinden, en weederkeerig de veranderingen, die de elec-
tnke flof bij deeze zelfftandigheden ondergaat, ten einde op die wijze den
aart dier elefrike ftof eenigszins te leeren kennen.
Een der voornaamfle middelen om in dit zo veel beloovend onderzoek te
flaagen , is , dat men naar middelen uitzie, om de eleftrike ftof in groote hoe.
veelheiden fpoedig te kunnen daardellen , en dus dat men trachte Eleclrizcer-
Werktuigen te bekoomen, die de gewoone en tot heeden in gebruik zijnde
* 3 In
Civ)
Sn vermogen verre te boven gaan. E n indedaad het werktuig, 't welk de
lieer V A N M A R J I , v o o r T E L E R ' S Genootrchap, door den Heer c U T H -
B K R T S O N heeft laaten vervaardigen, en dat in vermogen alle andere tot hier
toe bekende Werktuigen overtreft, heeft aan deeze zo gegronde verwachting
reeds merklijk beantwoord, naardien wij daardoor aan verfcheiden zaaken hebben
kennis gekreegen, die men zonder d i t , zo vee]grooter,elec"lrisch vermoogen,
nog niet zoude gewecten hebben.
Daar het dan hoogst waarfchijnlijk is , dat wij van de vermeerdering van
het vermogen der Eleftrizeer-Werktuigen ons alle voordeden belooven
mogen; daar het gemelde Werktuig, fchoonanders alle verdienflen bezitten,
de, echter dit gebrek heeft, dat het Wegens deszelfs kostbaarheid, cninhet bij-
zonder wegens de groote ruimte , welke voor het zelve nodig is .nimmeralgemeen
kan worden; en eindelijk, daarde ondervinding van alle tijden getoond heeft,
dat de ontdekkingen in eene weetenfchap juist dan het veelvuldigfte geweest zijn ,
wanneer veelen te gelijk zich op dezelve hebben kunnen toeleggen , zo heb-
l u n wij ons genoopt gevonden . om te beproeven ot men . met een Werk-
t u i g , op foortgelljke wijze als dat van T C Y L E R faamgefteld, doch van eene
grootte, die meer tot algemeen gebruik gefchikt i s , niet eenigszins zoudekunuen
nabij komen aan het vermogen van het genoemde Werktuig, dat i s , of men niet
de zelfde' foort van onderzoekingen daarmede zoude kunnen verrichten.
De uitflag meer dan aan onze verwachting beantwoord hebbende, zo hebben
wij btflootcn, de Cefchi ij ving van dit ons Werktuig, gelijk ook van eenige proeven
waar uit deszelfs vermogen blijken kan , algemeen te maaken; zijnde ons
voorneemen , om indien deeze onze arbeid eenigszins gunftig ontfangen
wordt, dien met proeven van eenen anderen aart te vervolgen.
Voor het tegenwoordige hebben wij ons bepaald, om van de proeven, die reeds
met het Werktuig van T E Y L E R genoomen waren, de zodanigen te herhaalen,
welke ons het best gefchikt voorkwamen, om het betreklijk vermogen van
dat Werktuig en het onze aan te toonen. W i j hebben dit zo wel gedaan om-
trent de proeven, die enkel met den eerden conductor genomen , alsomtrent die
genen, welke met behulp van Batterijen bij E Y L E R ' S Werktuig gefchied
zijn ; ook hebben wij de eerden bij de negativc werking van ons Werk-
tuig onderzocht, en zijn dus in ftaat gefteld geworden, om zo wel het
negative als pofidve vermogen van hetzelve te kunnen opgeven. Betref-
fende de proeven met de Batterijen, hebben wij het onnodig gevonden, die
allen te herhaalen, welke men bij r EYLi^Genootfchap genoomen heeft.;
wij
wij hebben van deezen alleen die geenen uitgekoozen, die ons toerekenen
voldoende te ,n om het vermogen aan te wijzen, datmenop deeze w i mlt
Z1
*S IN-
Cvi)
I N H O U D .
E E R S T E A F D E E L I N G .
5. Lengte der vonk tusfehen twee fcherpe (taaien punten, waarvan de eene
aan den conductor geplaatst is.
A . Bij den pofitiven conductor. 21
B. negativen conductor. 1
C. A . Uitgebreidheid der pluim uit een knop aan den pofitiven conductor. 21
tegen over den negativen
conductor. 2 2
i . A . De belading, die een enkele vonk of ftraal van den pofitiven con-
Cru)
d u t o r , bij eene leidfche fles van een' vierkanten voet bekleed
glas te weeg brengt. BI.
B . Die van de vonk of ftraal van den negativen conductor, 0 /
B #
negativen conductor. 2,
3
Het meerder vermogen der ontlading van eene leidfche fles, die bij-
den condu&or van dit werktuig beladen i s , dan bij een gewoon
werktuig, fchoon deaffiand , op welken zij zich ontlaadt, de zelfde is. 37
De lengte van ijzerdraad, die 'er door eene leidfche fles van een'vier-
kanten voet bekleed glas bij den pofitiven conductor van dit werk-
tuig gefmolten wordt.
De ontlading, die van eene leidfchefleslangs ofoverhaarenonbeklee-
den rand g e b i e d t , is geen bewijs van haare hoogde belading. A 9
JC
welken een leidfche fles van een'vierkanten voet bekleed
l I d i n
glas bij den negativen conductor beladen wordt, zodat zij zich over
haaren onbekleeden rand ontlaadt.
De lengte van ijzerdraad, die 'er door eene zodanige fles bij den 3
B.Den aflland van den negativen conductor,op welken men ztks gevoelt, 4I
15. A . De aflland van den pofitiven conductor, op welken men, bij het
over-
overgaan der vonk of ftraal, de herftelling der tegengeftelde kracht
gevoelt. B 1 , 4 5
EER-
EERSTE AFDEELING.
Befchrijving der Ele&rizeer - Machine , en der
Proefneemingen met derzelver Conductor in het
werk gefield.
I.
A
co
heeft eene lengte van 8 duimen, en eene breedte van 2 dui-
men ; zo dat 'er van elke glazen fchijf eene oppervlakte van 1150
vierkante duimen gewreven word.
De A s , welke door de fchijven gaat, is van n duim d i k t e
r
A 2
C 4 >
toegerust met een zwaar ftuk koper, waar door z i j , door mid-
del van fchroeven, aan de kap en het voetftuk van het werk-
tuig zijn vastgemaakt. De geheele lengte van eiken flijl, met
deszelfs koperen toerusting, is 3 voeten en 4 duimen.
D e kap en het voetftuk, waar aan ook de kusfens ter wrij-
ving van de fchijven zijn vast gemaakt, zijn van mahognij
hout, de eerde , * , , / , heeft geene grootere oppervlakte dan no-
dig i s , om den toeftel waar aan de kusfens zijn, op te hou-
den ; en is van boven , ten einde de fchroeven te bedekken
die het monteerfel van de ftijlen met haar verbinden, belegd
met een dunne houten plank van dezelfde grootte. Het voet-
ftuk rn 0 heeft meer of min de gedaante eens drievoets, is op
zijne grootfte breedte,waar van flechts het g e d e e l t e i n de
guur zichtbaar is, 3 voeten, en v a n t o t o 2 voeten, het-
zelve heeft 2 duimen dikte. Onder dit voetftuk is een ander
Huk mahognijhout, van dezelfde gedaante en dikte, dat daar
aan door fchroeven is vast gemaakt, en het welk rust op drie
ftijlen van masfief glas, r, s, t, van % duimen dikte en 16
duimen lengte, die van onderen vast gemaakt zijn in een an-
der ftuk mahognijhout, dat van dezelfde gedaante als het voor-
gaande, doch een weinig grooter is. Het is met dit laatfte
dat het werktuig den grond raakt, op welke het, zonder dat
het aan denzelven behoeft te worden vastgemaakt, door zij-
Be zwaarte genoegzaam vast ftaat; 't geen het voordeel geeft
dat men dit werktuig altoos naar willekeur kan verplaatfen.
De conductor van dit werktuig, welke uit buizen van geel
koper is faamgefteld, beftaat uit vijf ftukken: twee derzel-
vea B en C, die de armen van den conductor uitmaaken, heb-
ben
C5)
ben elk de gedaante van een' winkelhaak, die aan den hoek
by D met eenen bol voorzien is: deeze beide armen zijn bij
JPin eenen bol gevat, en met het lighaam des conductors ver-
bonden; aan de andere einden deezer armen zijn, zo als bij
Ete zien i s , de ontvangftukken geplaatst, welken uit eene
nauwere buis dan die der armen beftaan , die ter weder-
zijde met vijf itaalen punten voorzien , en, aan dat einde
daar zij het naast aan den as is, met een wel afgerond ftuk
palmhout gefloten i s , terwijl het ander einde geftoken is in
eenen b o l , die bij , a l waar hij aan den arm des conductors ge*
plaatst i s , een foort van bajonetbeugel heeft, pasfende in een' an-
deren dergelijken beugel, die bij E binnen in de arm des conduc-
tors gevonden wordt, Deeze beugels zijn zodanig gefteld, dat
de ontvangftukken wanneer zij aan de armen geplaatst z i j n ,
zo wel vertikaal als horizontaal kunnen gefteld worden; 't welk
gevoegd bij de beweeging, die de ontvangftukken zelve in de
bollen hebben, waar door zij ook met hunne punten op waards
kunnen gekeerd worden , een aanmerklijk gemak aanbrengt in
het plaatfen van dezeven tusfchen de fchijven; 't welk an-
ders door de zwaarte van den conductor zeer moeijeyk
is. De afftand, welken deeze ontvangftukken van den as
hebben, is 8 duimen; en die, welken de bol waarmede zij
aan de armen verbonden zijn, buiten den rand der fchijven
uitfteekt, n duim. A is het lighaam des conductors;
het zelve is een buis, die veel wijder is dan de reeds be*
fehreevenen: zij is aan haar eene einde, even als de ar-
men, aan den bol F verbonden, terwijl het ander einde
met den bol Ggefloten is,die een horizontaal en vertikaal gat
A
3 heeft.
heeft, waarin naar den aart der proeven koperdraden geplaatst
worden; De evenredigheid, die de bijzondere deelen des
conductors tot elkander en tot het geheele werktuig hebben ,
kan uit de af beelding, bij welke dezelve is in acht genomen,
verder blijken.
De geheele conductor wordt gedragen door een' ftijl van.
maslief glas, van 2 duimen middellijn en 2 voeten hoogte,
die van onderen eenen houten voet heeft. Deeze plaatfing van
den coriductor op gemelden ftijl gefchiedt door middel van een
rechtftandig gat dat in den bol Fgevonden wordt, het welk
fcbuift over een koperenden met welke de glazen ftijl is toe-
gerust, welke pen aan het einde een fchroefdraad heeft,
waarop de bol Hgefchroefd wordt, en dus, door middel van
deezen laatften, de conductor wordt vastgezet. De voornoemde
glazen ftijl is bij I; ter plaatfe daar de conductor op denzelven
rust, tot op 6 duimen afftand, bedekt met een harst- en lakachtig
bekleedfel, 't welk langzamerhand afneemt, en bij K insgelijks
voorzien met een dergelijk bekleedfel, dat mede in hetmidden
hooger is. Beide de bekleedfels dienen om de afvloeijing der ftof,
die de conductor, van de fchijven ontvangen heeft, en die,
gelijk door de ondervinding gebleeken i s , altoos nog vooreen
gedeelte langs de oppervlakte van de glazen ftijl gefchiedt,
verder voor te komen.
Het is op deeze wijze dat de pofirive conductor van dit
werktuig is ingericht: dezelfde conductor Wordt ook voor
de negative werking, PlaatII.fig. 1,gebezigd, Hier toe wor-
den dan de ontvangftukken met hunne bollen van de einden
der armen des conductors weggenomen, en de conductor, in
plaats
plaats van methetgat m den bol F , met een ander gat, het welk op
zekeren afftand van het eerfte bij L, in eene tegengeftelde rich
tmg, m hetlighaam des conductors is geplaatst over de koperen
pen, die aan het boveneinde van den glazen ftijl gevonden wordt*
op welke dezelve wederom door den bol Hwordt vastgehouden"
Be armen van den conductor, die, zo als PI. Ij\ hg. , i e n i s '
t e z
welken wij ons voor de negative werking bij dit werktuig bedie-
nen. Deeze, welken wij voortaan den treden neganten conduc
midde r n b G f h a t
P
U i t k
^
6 r e n
van n duim
^ d d e l h j n , , e eene hoogwijze gedaante heeft, en met zijn
d
grootfte bogt twee voeten van den achterften ftijl van het werk-
t u i g ^ , verwijderd is. Deeze buis is aan beide de einden voor-
zien met eenen bol van i duim middellijn, waar van de
onderfte een koperen pen heeft, die geftoken wordt in een
gat, dat hier toe in het voetftuk is; de andere bol is door-
hoord om een fchroef door te laaten die aan haar bui-
ten einde een'koperen knop heeft, door middel van welkenzii
aan de kap van het werktuig wordt vast gemaakt. De buis, op
deeze wijze aan het werktuig geplaatst zijnde, raakt met de
eide bollen de monteerfels v a n d e n f t i j l / , heeft dus met alle
efl
de
C 8 )
f k Wanneer men nagaat dat flechts zeer weinige lieden in de onhandigheid zijn,
II.
i.
wij
O den conduftor met een' kleiner' bol iV toegerust, en tegen over deezen enea
ontvangenden conduftor O met een' veel grooter' bol ,geplaat t!
S
B 3
C i4 D
wij bij dit werktuig op het voordeeligfte gevonden, wanneer
wij voor den eerften, welke op pi. i. doorais afgebeeld,eenen
bol van 2 duimen middellijn gebruikten, die door middel van
eenen koperdraad, horizontaal in den conductor geftoken,
duim afftand van G , den bol aan het einde des conductors
hadt; en wij van deezen bol a de vonk of ftraal lieten over-
gaan tot b , eenen bol van 5 duim middellijn, die tegen over
den eerften op een' houten ftijl geplaatst was, en met den lei-
denden draad gemeenfchap had.
De vonk of ftraal, die op deeze wijze van den conductor
overgaat, heeft gewoonlijk de lengte van 115 duimen; flechts
eenige weinige reizen, en wel bij nngnnfl-ig werler, is die ge-
weest 11 duimen; integendeel hebben wij dien meer dan eens,
bij eene voordeelige luchtsgefteldheid, ter lengte van 12J dui-
men verkreegen. Deeze ftraal is van eene kronkelende ge-
daante , en is, de grootte uitgezonderd, gelijk aan dien, welken
men van T E Y L E R S werktuig vindt afgebeeld: in het duis-
ter gezien, heeft hij, voor zo verre men dit door het oog kan
bepaalen, eene dikte van B duim; en uit denzelven fchieten
zydelings verfcheiden kleinere ftraalen, in eene richting, die
van den conductor is afgekeerd, waar van de meesten eene
lengte hebben van 2 of 3 duimen en fommigen zelfs van 4
duimen. C O . ~
B ) De
() De lengte der pofitive vonk of ftraal van T E Y L E R S werktuig is gewoonlijk
21 duimen , en op zijn meest 24 duimen; de dikte is als die van de fchacht eener
gewocne fchrijfpen; de zijdelingfcbe ftraalen zijn van 6, 7 of 8 duimen lengte.
Ten einde de vergelijking van dit werktuig met het onze gemakjker blijke, zullen
wij by elke zaak opgee ven, hoedanig men dezelve bij T E Y L E R S werktuig gevonden heeft.
C 15 )
7f 8 VQ
W G r k i n g
V 3 n
inductor
d e n e h e e J e
vertooncn ( 7 0 -
IJ) De gemelde inrichting hebben wij ook bij de negative
werking g e v o l g d , met dit onderfcheid echter, d a t , i n plaats
van den b o l van 3 d u i m e n , een van 11 d u i m op dat einde v a n
de plank geplaatst w a s , dat z i c h naar d c u w n J u & o r gekeerd
b e v o n d ; gelijk ook dat w i j , bevindende dat de afftand te groot
was dan dat de ftraal delengte der geheele plank k o n afioopen,
den b o l , die met den leidenden draad getneenfehap h a d , z o lang
naar den anderen b o l verfchooven , tot dat de v o n k o f ftraal
onafgebroken, langs de oppervlakte v a n het v i j l f e l , tusfehen
de beide bollen overging. D i t gefchiedde op den afftand v a n
6 v o e t e n ; voor het overige was het verfchijnfel het zelfde als
by de pofitive w e r k i n g ,
! I ! :
3*
( 4 ) Deeze proef is bij TEYLERS werktuig verricht met eene plank van 6 voe-
ren lengte ,, die met brons beftrooid was,-
Cm>
3.
of in eenen bol van gelijke middellijn als die aan het einde des
condudors , die op gelijke hoogte tegen over dezelve ge-
plaatst , en met den leidenden draad vereenigd was; of in den
bol aan het einde des conductors zelf; wordende in beide de
gevallpn d* b o l , die tegen over den conductor was, hetzij
C 3
zijnde het onverfchillig of de punt 2 of 3 duimen buiten den bol
des conductors uitftak, aan welke nu de punt geplaatst wasC*).
4-
Dezelfde wijze, als boven, hebben wij ook gevolgd om te
beproeven tot welke lengte de vonken of ftraalen bij dit werk-
tuig uit een punt zouden worden uitgefchooten; met dit onder-
fcheid echter, dat n u , bij de pofitive werking, de punt aan
den conductor, en bij de negative werking, aan den tegen
over den conductor ftaanden b o l , geplaatst werd.
A } De vonken of ftraalen, die op deeze wijze van den pofi-
tiven conductor w e r d e n u i t e e o - e e v p n . h a d d e n de lengte van
4 i duimen, wanneer de punt 3 duimen , die van 71 duimen,
als de punt 2 duimen, en die van 7! duimen, wanneer de
punt i duim buiten den bol aan den conductor uitftak (O*
B ) Bij de negative werking hadden zij beftendig de lengte
van 6i duimen, zijnde het onverfchillig of de punt, die nu in
den bol tegen over den cndu&or geplaatst was, 3 , 2 of 1
duimen buiten deezen bol uitftak O >
5-
W i j hebben ook onderzocht op welken afftand bij dit werk-
tuig
O ) By T E Y L E R S werktuig.de punt3duimen buiten den negativen condutor uif
fteekende, waren de vonken t duim.
( O Oe ftraal, die bij T E Y L E R S werktuig, van een punt, die 3 duimen buiten den
condnftor uitftak, tot eenen bol van 3 duimen overging, was 6 duimen lang.
( * ) De punt bij den negativen condutor van T E Y L E R S werktuig gehouden
zijnde, zo waren de ftraalen, die van de punt tot deezen condutor overgingen, van
3 rot 1 duim lengte.
tuig de vonken of ftraalen tusfehen twee metaalen punten
zouden overgaan. Hier toe werden in eiken b o l , zo wel dien
aan den conductor, als dien welke tegen over den conductor
was, eene der genoemde punten geplaatst, en wel z o , dat bi!
elke onderzoeking de punten eene gelijke lengte buiten elk
deezer bollen uitftaken. Deeze zaak beproefden wij wederom
Dij de pofitive en de negative werking.
A ) Bij de eerfte was het op den afftand van j duim, dat de
vonkenL of ftraalen tusfehen de beide punten overgingen, wan
neer elk der punten 3 duimen, - van U duim, wa^elzij
d e t ^ d e z e I
- ; ^im-buiten
B ) Bij de negative werking was de lengte der vonken of
ftraalen, die tusfehen de beide punten o v e f g i n g e n , ? Z n
wanneer de punten 3 duimen + duim, w a n n e e n ^ X S '
9 m
6.
pun-
C) Bij het werktuig van T E Y L E R wa het op den afftand van , duimen dat d
S a
ron en of ftraalen van een punt die 3 duimen buiten den conduftor uuftak 0 eene
punt, die daar tegen over gehouden werd, overeineen BJ.n ,
dit, bij dat werktuig, niet beproefd geworden * * * J i s
C 3
C 22 )
(O i$ net werktuig van T E Y L E R ziet men de pluim voortkomen uit eenen bol
van 4 5 duimen', die, op 5 of meer duimen afftand, aan den bol des condudors ge-
plaatst is. Haare uitgebreidheid in lengte en breedte is 15 of 16 duimen.
C 23 )
7-
( r ) De elearometer, welken wij tot deeze proef gebeezigd hebben, is gelijk aan
<3ien, welke door den Heer V A N M A R U M , en een onzer CA.p.v.TOinhetVIIdeel van
4e Verhandelingen van het Bataafsch Genootfchap befchreeven is; haare toeftelltag ?s
vol-
C 27 )
tot zo lang dat zij op het punt was van zich zelve te ontlaa-
den, wordende zij als dan fchielijk van bij den conductor wegge-
nomen; deeze fles, welke wij dus konden onderftellen zo hoog
mogelijk belaaden te zijn, bragten wij met haaren knop in aanra-
king met dien der te vooren gemelde fles, die nu ontladen was,
terwijl om de buitenzijde der beide flesfen eene gemeenfchap.
jke metaalen draad gehouden werdt, en verdeelden op deeze
wijze de belaading tusfehen de beide flesfen. D i t deeden wij
tot twee en drie reizen, telkens vooraf met dieflestot welke de
belading was overgebragt, onderzoekende welken afftand de
knop van genoemden electrometer van den knop derfles moest
hebben, om eene vonk v de fles aanteneemen. en dan de
a n
^^tJ^^/^T
fteld dat telkens '
de verdeeling gelijkiijk gelchiedde," toen
' ge-de
V e r d e d d t e h e b b e n e n d s
fles | van haare geheele belading had, volkomen gelijk aan den
afftand, op welken de fles wanneer zij door de enkele vonk
of ftraal beladen was door dezen electrometer ontladen werd 0 >
volkomen dezelfde als die, welke men bij de Befchrijving van TEYLERS wf
de
de L tV
houten ;
kolom ,horizontaal' bewogen wordt
a f g e b e e I d
a l l C e n l i j k m b r e e k t a a n d e z e i
- d e
^hroefL mee welke'
t e ^
h e Z n * ' " ^ -eer zeker
t U S f c h e d e b e i d e
ZH "Zl
" f? D f 6Wij2S ^ ' "
^ ^>
"S ^ h e lies, tot
h t i e b b e n d d e b e , a a d i
e
D 2
C 28 )
Daar nu dezelfde reden, waar door eene fles niet haare geheele
belaading, maarflechtsde helft aan eene andere fles van gelijk
bekleedfel overgeeft, ook plaats moet hebben bij den con-
ductor: zo dat namelijk ook deeze laatfteflechtszo veel van de
ele&rike ftof, die hij bevat aan de fles kan overgeeven, tot dat
het wegftootend vermoogen der ele&rike ftof bij beiden gelijk
is; en daar derhalven op de gemelde wijze altoos maar de helft
der ftof van den conductor tot eene leidfche fles kan over-
gaan , en deeze helft gelijk is aan een achtfte gedeelte van de ge-
heele belaading deezer fles: zo meenen wij uit deeze onder-
vinding te mogen befluiten, dat de geheele hoeveelheid eletri-
ke ftof die de mnHnfl-nr hevut-, om W P U C A hij h i j de vonk of
ftraal aan een geleidend lighaam, en dus in eene omftandig-
heid overgeeft, waarbij hij deezen wederftand niet kan onder-
vinden , gelijk is aan de hoeveelheid electrike ftof, welke
nodig is om eene fles van eenen vierkanten voet bekleed glas,
voor een vierde te belaaden 0 > _ N
&J
( ) M e n zal zig mogelijk verwonderen, daar de vonk o f ftraal een fchok
pleevert, welke aan die van eene leidfche fles van eenen vierkanten voet bekleed glas
gelijk is, dat zij nogthans,op deeze wijze onderzocht zijnde, flegtsfvan de belading
deezer fles uitmaakt. Dit onderfcheid moet men alleenlijk toekennen aan de meerder*
imenfiteit met welke de conduaor de eletrike ftof overgeeft. Immers daar de inten-
fneit of de meerdere poging,welke de elearikeflof aanwendt om zich gelijk te ftellen,
afhangt van den betreklijken graad tot welken eenig lighaam beladen i s , en het uit de
proeven van den Heer V O L T A allerduidelijkst blijkt, dat eene oppervlakte bekleed glas
van 16 vierkante duimen, even zo veel eleftrike ftof kan bevatten als een conduaor
vsn i o o voeten lengte, zo fpreekt het ook van zelf, dat eene hoeveelheid elearike
ftof, die bij eene leidfche fles maar een klein gedeelte van haare belaading i s , inte-
gendeel bij den conduaor eene groote belading moet uitinaaken, en dus bij den laatften
eeneintenfiieit, dat i s , eene poging moet hebben om zich gelijk te ftellen, welke die
van de ftof bij de leidfche fles verre overtreft.
C )
B ) Deeze proef hebben w i j , even als bij den pofitiven
conductor, ook bij den negativen conductor herhaald, en ge-
vonden , dat, wanneer deeze onderzoeking bij eene gunftige
luchtsgefteldheid gefchied, gelijk deeze proefin 't algemeen,
en althans bij de negative werking, anders met geene zeker-
heid te verrichten is, dat als dan, haare uitkomst volkomen
gelijk is aan die bij den pofitiven conductor. Dus kan men
ook omtrent de hoeveelheid electrike ftof, die bij eiken over-
gang der vonk of ftraal van een geleidend lighaam tot den
conductor overgaat, een gelijk befluit afleiden.
10.
laatfte w.jze ,s het ons flegts ns van de zes maaien, dat wii
SS&J?? '
beproefden mis,utt
^N?
Het is ons insgelyks gelukt de aanfteeking van tonder, zwam
enharst.gelykookdeontvlammingvanohjfenterpentbijn^
by den conduftor van dit werktuig te verrichten. Ten opzie t
der ontvlamming van de laatffien, hebben wij n o g t t a a f Z f
merkt, dat zy niet gefchiedt, voor en al eer'er eenige ont
vlambare lucht van de olie is voortgebragt, en deeze 2
eenige gewoone lucht gemengd is. g
d\eze proef deiL
T o t
in een buisje van dik glas gedaan hebbende, dat on een fch!
e met dezelfde olie geplaatst was, en in Jelke wilfto "
gelyke wyze als de Heer V A N M A R U M bij TELE ! T
^ met de verfchiliende foorten van luch/gedaanhe<7
() i. 'c. p. 115. de
C 3* )
de vonken geduurende eenigen tijd lieten overgaan; zo be-
merkten w i j , naa eenigen tijd daar mede beezig geweest te
zijn, eene voortbrenging van lucht, en kort daarna eene ont-
vlamming in het buisje, welke ontvlamming echter maar voor
een oogenblik was, en voort door eene inkrimping van lucht
gevolgd werd. Deeze ontvlamming gefchiedde vervolgens
nog verfcheiden maaien, met kleine tusfehenpozingen; dan
dezelve eindelijk niet meer gefchiedende , niettegenftaande
het buisje meer dan ter helfte met lucht gevuld was , zo
vonden wij goed het buisje met gewoone lucht aantevullen;
wanneer ook terftond bij den eerften overgang der vonk eene
CXplofie, en dus eene ilifc cwijiTtlutlni^c aanfteeking van
ontvlambaare lucht plaats had Qv).
B ) Alle deeze aanfteekingen en ontvlammingen is het ons
ook gelukt, op de gemelde wijzen, bij den negativen con-
ductor van dit werktuig te verrichten; zo dat wij deeze proeven
ook ten opzichte der negative werking mogen befchouwen als
bewijzen van het vermogen, het welk dit werktuig, ook tot
deeze wijze van electrizeering, bezit.
eene reep van genoemde lengte, van verfcheiden aan een geleg-
de reepen moet bedienen, niet wel voor te komen is, en altoos
eenen aanmerklijken invloed op deeze proef moet hebben.
B ) De fmelting van het bladgoud gefchied ook bij'den
negativen conductor. Ondertusfchen is de genoemde reden
ook oorzaak dat men met geene zekerheid kan opgeeven de
uiter-
f De lengte welke hier opgegeeven wordt, is zodanig dat het blad goud, zonder
een.g ftip metaal achter te laaten, gefmolten werd; - zonder hier op te letten zo - H
den wij eene veel grootere lengte, en zelfs die van duimen, met welke lengte
2 0
van ftrooken wij ook deeze proef verricht hebbeu, kunneu opgeeven.
E
C 34 D
uiterfte lengte die 'er van eene zodanige reep van n lijn breed-
te, gefmolten wordt: zijnde deeze bij twee achtereenvolgende
proeven geweest 1 0 en 14 duimen.
12. O)
A ) Onder die zaaken welke ons zijn voorgekomen , de
kracht van dit werktuig verder aanfewijzen, is ook het door-
booren van fpeelkaarten, dat door de vonk of ftraal gefchiedt.
Totdeeze proef hebben wij ons bedient van eenen foortgelijken
toeftel als door de Heer C U T H B E R T S O N befchreeven i s ,
beftaande in twee glazen ftijlen, die op zekeren afftand tegen
over elkander, op eene huuien planlc geplaatst, en aan hun
boveneinden met koperen knoppen voorzien zijn; deeze knop-
pen zijn in dezelfde richting doorboord, en bevatten elk een'
koperdraad, waar van de beide einden met een' knop bedekt
zijn, welke in dezelven kan verfchoven worden, en wel z o ,
dat, vk>ui Uecz-c ku^cidiciaUen L U I elkander te fchuiven, iets
tusfehen dezelven kan worden vast gezet. Deeze toeftel
werdt met den uit wendigen knop van eenen der draaden geplaatst
aan den bol van 52 duimen, die afgezonderd, en op zeekeren af-
ftand van den conductor gefteld was; terwijl aan den tegen
overgeftelden uitwendigen knop een ketting gehangen werdt,
waar van bet einde den leidenden draad raakte; . de kaarten
zel-
( * ) De proefneemingen, bij T E Y L E R S werktuig onder N . XI. opgegeeven, heb-
ben wij niet herhaald, vermits hier toe ons vertrek ongefchikt is, en wij bovendien
verre af zijn van ten opzichte van ons werktuig, dat in vermogen toch beneeden dat
van T E Y L E R is, te vermoeden, dat de opgewekte ftof zo veel is, dat zij bij den
conduftor niet zou kunnen worden vrijgefteld.
C 35 )
13. !
laading van deeze fles, die men kan ftellen dat in ruim t
feconde en rets meer dan eene halve omwending der fchijv
gefch,edt tot eene duidelijke blijk verftrekken van de groor
hoeveelheid eleftrike ftof die 'er bij dit werktuig word[Z
gewekt en aan den conductor meegedeeld: eene zaak die
verder bevestigd wordt, door den fterken flag waarmeet
deeze ontlaadmg vergezeld i s , welke verre te boven 2- hel
ge u,d, met het welk eene fles van deeze grootte en bkkedfe
btj eene gewoone E l e & i z e e r . machine, onder dez fde m ' 0
() Dat men waarlijk deeze meerdere lengte van draad die gefmolten wordt',
tan de hoogere belaading der fles moet toekennen, blijkt, wanneer men het verfchil ia
de lengte van den gefmolten draad bij de voorgaande proef, ton de fles tot eene bepaalde
en gelijke hoogte bij beide werktuigen beladen was, met het tegenwoordige vergelijkt.
Immers daar het eerfte f duim i s , en het andere J duim, en het verfchil van t duim
3
voortkomt van de meerdere hoeveelheid eletrike ftof die 'er van den conductor en de
fchijven, te gelijk met de fles, bij het groote werktuig ontlaaden wordt, en dus van
eene omftandigheid die, het zij de fles tot meerder of minder hoogte beladen is.
fteeds dezelfde moet zijn; - zo volgt het dat dit meerdere verfchil dan van t duim
bij de uiterfte belaading der fles, moet worden toegefchreeveaaan de hoogere laadiog
welke de fles bij het groote werktuig ontvangen heeft.
C 4i D
en dus dat om deeze laatfte te voorkomen/de bol waar aan
de draad gehangen was, zo veel nader bij den conduaor moest
geplaatst worden, dat het onmooglijk was meer dan 2 duimen
van dit ijzerdraad te fmelten. E n deeze verwondering werd
nog grooter, toen wij vonden dat dezelfde fles, naa dat wij
eenigen tijd vertoefd hadden , zich niet alleen veel minder
fchiehjk langs haaren rand, maar ook op een veel verderen
afftand van den condutor, op den bol ontlaadde, en in ftaat was,
dezelfde lengte van draad als bij de voorgaande fles te fmelten.
Deeze omftandigheid nadenkende, herinnerden wij ons deeze
fles bij het begin der proef voor het vuur zeer droog gemaakt
te hebben: wij befloten dan de fles op nieuw te droogen en
te verwarmen, en wij bevonden ndedaad dat dezelve zich we-
derom veel fchielijker ontlaadde, doch tevens, dat deeze on tlaa.
ding wederom langs haaren onbekleeden rand gefchiedde, en dus,
dat om dit te voorkomen, en de fles op den bol te doen ontlaa-
den, aan den b o l ccn veel mindere afftand van den condutor
moest gegeeven worden,en gevolglijk een afftand die te klein was
om de voorgaande lengte van draad te fmelten. Wij plaatften toen
deeze fles geduurende eenigen tijd buiten de kamer, in eene lucht
die niet zeer droog was, ten einde dezelve eenige vochtig-
heid zou kunnen aantrekken, en wij zagen vervolgens dat deeze
fles in denzelfden tijd merklijk minder ontlaaden werd , doch
ook juist daar door zich op veel verderen afftand op den ge-
melden bol ontlaadde, en dus weder eene veel grootere fmel-
ting van draad te weeg bragt.
( c ) Wij zeggen voor zeker gedeelte.-alzo, wanneer deeze belading even groot was a's
bij de bekleedde oppervlakte, de fchielijke ontlading der fles, in plaats van tekeer ge
gaan, nog door dezelve zou bevorderd worden.
C43 )
ook die van het onbekleede gedeelte van het glas, en dus
eene meerdere hoeveelheid eletrike ftof, in denzelfden tijd
ontlaaden wordt. J
ftl?, * "
W a 8 r
' P ^ t e t e g e n -
e e m e n
15-
li k b e t 7 7 *' * -
a f f l a n d
duid^ f V o e t
baar, en vertoont zich mede met een vonk, als men, op deezen
fftand van den conduaor, den voet dicht bij geme.den koper!
draad houdt; ook veroorzaakt zij kleine fchokjes of zwaare
tril.
F 3
C4<5 )
0 CO-
A ) Deeze verwekking der tegengeftelde kracht, en de toe-
fchieting der verdrevene ftof, is ons nog op eene andere wijze
bij dit werktuig gebleeken: wanneer namelijk een onzer zich
op den afftand van vijf voeten Czijnde de verfte die de ruimte
van het vertrek toeliet) op eene afzonderende bank bezij-
den den conductor plaatfte, met het aangezicht van den con-
dutor afgekeerd, en in deezen ftand den vinger op eenen
kleinen afftand hield van den knop eens koperdraad, of
eener leidfche fles die hem door een' ander', die niet afgezon-
derd was, werd aangeboden; als wanneer 'er, de fchijven i n
beweging gebragt zijnde, een enkele overgang van een
vonk tusfehen den vinger en een der gemelde knoppen plaats
had; welke, wanneer men de proef met de fles verricht had,
de fles poitief belaadde, en dus eene verdrijving der eletrike
ftof bij den vrijgeftelden perfoon te kennen gaf. Den
conductor vervolgens een vonk of ftraal aan een' bol hebben-
de deen overgeeven, en te gelijk ophoudende met de fchijven
te beweegen, zag men op het zelfde tijdftip weder een vonk
tusfehen den vinger van den afgezonderden perfoon, en eenen
der genoemde knoppen overgaan, doch welke nu de fles ne-
ga-
C/^De geringe ruimte van het vertrek heeft ons belethet verwekken der tegengeftelde
kracht met houte vlakken of borden, die met metaal bekleed zijn, te onderzoeken;
deeze is ook oorzaak geweest, dat wij de proeven, bij de befchrijving van T E Y L E R S
werktuig, onder No. 16, 17, 18 opgegeeven, niet hebben kunnen herhaalen.
f * 3
de^RV S d 0 r
> volgenadetarichtingvan
G e n e n E l e l r 0 m e t e r d i e
se'
C 48 )
ke-
Q ) Deeze toevoeging van den toeftel h f aan den unfter, aivooren,
denzelven ais eletrometer gebruike, geeft niet alleen het voordeel, dat m nvan
dezelve zo als in het vervolg blijken zal, ook bij de batterijen kan gebru.k maaien
m a a r ^ ,s ook volftrekt noodzaaklijk, zal men eene algemeene b e p a l g v a n ' e
kracht van den condutor kunnen opgeeven, dat U , eene, die men bij andere werluuT
gen kan v e r g e l e n : .mmers daar de afmeeting van den condudor bij elk werking
b.jna d e r f c h e . d e .s en het een aanmerklijk verfchil bij den unfter maakt of de weg
ftotende of aantrekkende kracht door eenen grooteren of kleineren bol geoefend worde- zo
blnkt het dat men deeze kracht nimmer behoorlijk kan vergelijken dan wanneer dit
met eenen toeftel gefch.edt, d.e, onverfchi.lig bij welk werktuig zij gebeezigd worde
altoos aan wijst hoe vee. de wegftotende of aantrekkende kracht van eenen bol van b i
paalde middellijn op eenen anderen van gejke grootte bedraagt.
G
C 50 )
keren afftand , vlak onder een bol van gelijke middellijn,
die , ten einde men de aantrekkende en de wegftootende kracht
met bollen van dezelfde grootte zou kunnen onderzoeken,
daar toe opzetlijk van onderen aan den bol aan het einde des
conductors gedoken wordt. In beide gevallen , het zij mende
hoegrootheid der kracht bij de aantrekking of bij de wegfto-
ting wil weeten, onderzoekt men eerst hoe verre de ring of
het gewigt 1 van c naar d kan verichoven worden, dat de bol
tl nog door de kracht, die de condudtor bij de omwending der
fchijven verkrijgt , kan worden opgeligt; en dit gevonden
hebbende, ziet men op de ichaal, die op de buisg gefnee-
den i s , bij welke afdeeiing of getal van greinen de voorkant
van het gewigt ftaat; welk getal dan aantoont het gewigt
waar meede de bol d op den bol / drukt, en dus dat gewigt,
het welk door de kracht van den conductor wordt opgeligt.
Het is dan op deeze wijze, dat wij de hoegrootheid der
wegftotende, en die der aantrekkende k w o h r . die twee bol-
len eik van 4 duimen middellijn op elkander oeffenen, bij den
conductor van dit werktuig hebben nagegaan. Voor de weg-
ftoting hebben wij dit niet anders dan bij eene omftandigheid
kunnen doen , namentlijk wanneer de Electrometer op den
conductor gefteld was; doch ten opzichte van de aantrekking
hebben wij dit eerst onderzocht wanneer de bol d t duim
van den bol onder den conductor verwijderd was , zijnde dit
de kortfte afftand dien men aan dezen bol kan geeven, om
nog te kunnen waarneemen dat hij in het begin wanneer men dg
fchijven gaat beweegen, wordt aangetrokken; vervolgens heb-
ben wij den bol d zo lang van den bol aan den conductor,
ech-
C 5i )
echter altoos in de zelfde perpendiculaire richting, verwijderd,
tot dat wij vonden dat hij met de meeste kracht werd aange-
trokken De hoegrootheid nu deezer kracht, bij den pofiti-
ven conductor, hebben wij gevonden te zijn, bij de wegfto-
ting 235 greinen; bij de aantrekking op * duim afftand 60 grei.
nen, en op den afftand van'31 duimen 425 greinen. Bijden
negativen conductor was de wegftoting.122 greinen, de aantrek-
kende kracht op * duim afftand 60 greinen, en op den afftand
van 2, en 21 duimen 530 greinen
C*) Over het geheel hebben wij bevonden, dat van den afftand van f duim af tot
op zeekeren afftand van den conduftor, de kracht der aantrekking grooter bij den
negauven dan bij den pofitiven condutor is. Deeze zaak, die men zeker niet kan
toefchnjven aan het meerder vermogen der negative w e r k i n g : dewijl deeze bij het zelfde
werkru.g, zo met mmder, althans o P het meeste flechts aan de pofitive werking gelijk
zrjn k a n ; fchijnt men te moeten verklaaren van de uitbreiding der eleftrieke ftof, d i e ,
daar z,j b i , den pofitiven condutor is faamgedrongen, en bij den negativen in eenen
ftaat van .jlheid i s , alln bij den pofitiven conduftor kan gefchieden; waar door ge-
volglijk de tegengeftelde kracht, die het lighaam dat aangetrokken wordt, verkrijgt, en
Welke (lp O O W l r rfor u n t n W . , , ; _ . . i
t
trekkmgs- kracht bij den pofiuven conduftor i s , fchijnt niet weinig bevestigd te wor-
d e n , daardoor, dat, als men den bol d op dien afftand van deezen-conduftor fielt
dat dezelve zich niet in de ftof die om den conduftor is uitgebreid, kan bevinden -b v '
op eenen d.e grooter is dan j duimen , de aantrekkende kracht bij den pofitiven conduftor
beftendig grooter zijn z a l , dan die van den negativen conduftor op deezen afftand i s .
G 2
TWEE-
TWEEDE AFDEELING.
Befchrijving van de Batterij van dit Werktuig en
van de Proeven met dezelve genoomen.
Vrzien is van een' dunnen koperdraad* die aan zijn einde een*
wijzer heeft, welke zich voor een klein gedeelte over de fchaal g
uitftrekt, terwijl bij het daar tegen over gefielde gedeelte van
deezen bol een koperdraad i i s , die een' bol van i duim mid-
dellijn aan zijn einde heeft, en van die lengte is, dat wanneer
e wijzer op het begin der fchaal Haat, deeze bol juist raakt
aan den bol die boven aan den koperdraad e is. De geftippelde
boog die bij den bol aan den koperdraad i gevonden wordt, wijst
den weg aan welken deeze bol befchrijft, wanneer hij zich van
dien boven e verwijdert, en de wijzer dus de fchaal afloopt.
Om nu te maaken dat de eerst gemelde bol beiendig met de.
zelfde kracht tot dien boven e bepaald blijve , en dus al-
toos tot deezen ftand trachte weder te keeren, zo is 'er in den
draad k, en welin dat gedeelte van denzelven dat in de nabijheid
van h is, een groefje, waarin een linnen draad gehangen is die
een ijvooren bolletje m draagt, en welke in dier voegen over den
koperdraad a f rie d
s B ^a*, hij tidx mner verkorten als
de bol van i zich van dien boven e komt te verwijderen Het
beneeden einde van deezen Electrometer beftaat uit een rond
koperen ftuk n dat van onderen mee eene fchroef voorzien is
door middel van welke de Electrometer geplaatst worde p 0
den bol der fles die aan eene der hoeken aan het einde der
Batterij is. D i t ftuk n is bij b klootswijze uitgehold, ten ein
de te kunnenbevatten eenen bol die aan het einde van den ftijl l
a
H 2 l L
C6b>
i*
2.
H a
beproeven, of de fmelting van ijzerdraad, en dus, bij gevolg-
trekking , die van andere metaaldraaden, niet zou bevorderd
worden, dat is , of men van hetzelfde draad nieteenegrootere
lengte zoude fmelten, wanneer men hetzelve, voor en al eer
de ontlading daar door te laaten overgaan, eenen zekeren trap
van hitte gaf.
Tot deeze proef genoodzaakt zijnde het ijzerdraad een' grooten
aflland van de Batterij te geeven, op dat het vuur waarin de
draad werd heet gemaakt niet aan de belading der Batterij
zou hinderen; zo werd de ijzerdraad tusfehen twee dikke ko-
perdraden, waar van de eene met het buitcnbekleedfel der
flesfen, en de andere met den ontlaadftaf gemeenfchap had,
op den aflland van 5 voeten van de Batterij vast gemaakt.
Deeze koperdraden waren gelegd tegen een tafel, en wel zo-
danig , dat het gedeelte van dezelven waaraan de ijzerdraad
vast was, zo verre boven de tafel uitftak, dat, wanneer een
komvoor mer vuur rucfr-Vi^n o o v o r d o r dooao d r a d e n ge-
plaatst was, de ijzerdraad op het vuur rustte. Op deeze wijze
werd dan de ijzerdraad gloeijend, of liever heetgehouden, tot
dat men de ontlading der Batterij door dezelve liet gefchieden,
wanneer, een ogenblik te voren, het komvoor met vuur fchielijk
van onder den ijzerdraad werd weggenomen, Deeze toeftelling,
die niet wel anders konde gefchieden, bragt te weeg, dat van
ijzerdraad hetwelk niet heet gemaakt was, geenszins dezelfde
lengte kon gefmolten worden, als wanneer het zelve op de
gewoone wijze nader bij de Battrij geplaatst was, en de be-
lading dus niet nodig had eenen zo grooten omweg afteloopen;
ook was zij oorzaak dat de ijzerdraad op het tijdftip der ont-
la-
C 63 3
ladingflechtsin de beginzelen van gloeijing was, dewijl, hoe
fchielijk ook de wegneeming van het vuur gefchiedde, de draad,
wegens zijne dunheid, zijne gloeijing terftond verloor.
Op deeze wijze dan lieten w i j , de Batterij tot eene bepaalde
hoogte beladen zijnde, de ontlading gaan door de lengte van i 4
S-
4-
ze-
C O De Heer c u T H B E R T S O N , an wien deeze waarneeming door den Heer E sc H E N
" ** "
L e , p
S e d e e i d , heeft ons wel willen toelaaten dezelve hierin te voegel'
mede
CfO Daar het zeker fchijnt, dat de rook en de vlokken niet dan intrap van e,kat
der verfchflleni zo hebben wij gemeend ons onderzoek alleen tot den rook, e n d u
I
C 6-0
zelen werden door den magneet aangetrokken, welke on-
dertusfchen op het poeder zelf geene uitwerking fcheen te
hebben, ten minften zo lang het zelve op het papier verfpreid
bleef; 't welk de eenige omftandigheid was, waarin wij zulks
konden onderzoeken: dewijl dit poeder, wanneer wij het bij een
wilden ftrijken, zich in de nerf van het papier verloor, en niets
dan eene bruine kleur achterliet QO
Om dan eene grooter hoeveelheid van dit poeder te beko-
men, werd deeze proef, eenige reizen achter elkander, her-
haald met twee cylinders, waarvan telkens die, in welken de
ijzerdraad geweest was, onmiddellijk naa de ontlading geplaatst
werd op dat gedeelte van het papier, waar de rook van de
vorige ontlading reeds in poeder was nedergezakt; welk papier
nu niet op de looden ftrook, op welken de cylinder nu onmid-
lijk geplaatst werdt, maar ergens elders gelegd was. H e t
poeder, 't welk wij op deeze wijze verkreegen, had de zelfde
klein la v o t g a u u J o , <~u was Iiit>gclljk> l i l c i cu d a a r met
5-
6.
e l l e n , dat de zuivere lucht door vereeniging met phlogiston tot vaste lucht verandert.
C70
van welk looddraad de lengte van 7 duimen geplaatst werd in den
zo even befchreeven toeftel, die wederom, gelijk te vooren,
met dampkrings lucht gevuld was. De ontlading door dezelve
gegaan zijnde, was de buis geheel en al met rook gevuld,
die ter plaatfe waar de ontlaading tot den draad was overgegaan,
van eene lichtblaauwe kleur was, die ongevoelig lichter werd;
en ter plaatfe waar de ontlading den draad verlaaten had, eene
melkwitte kleur had ; deeze rook vervolgens van binnen
het glas geveegd zijnde, vertoonde zich als ecnc fijne poeder-
achtige zelfftandigheid , waarin het zelfde onderfcheid van
kleur gevonden werd. D e proef nog eens herhaald zijnde,
ten einde de verandering der lucht te onderzoeken, zo bleek
het dat de lucht bij deeze omftandigheid wat meer dan i ver-
minderd werd; en met falpeter lucht vermengd zijnde, geene
merkbaare vermindering onderging: zo dat zij gelijk gewor-
den was aan moffet of dampkrings lucht, waar van de zuive-
re lucht io afgofchoidon C O -
De verfchillende kleur van den rook, of liever van de poeder-
achtige zelfftandigheid, die zich wegens haare fijnheid onder de
gedaante van waasfem of rook vertoonde, had dus reeds twee
graden van verkalking doen blijken; om nu te weeten of men
door middel der ontlading tot eene volkomener verkalking van
het lood, namelijk tot de geele en roode kleur, zou kunnen
komen, werd de proef herhaald met zuivere lucht, met wel-
ke de gemelde toeftel gevuld werd, terwijl voor het overige de
loot-
( / ) Geene verandering aan het kalkwater bij de verkalking van het ijzer gezien heb.
benie, is het ons overtollig voorgekomen, dit bij de verkalking van andere metaa-
len te beproeven.
C 73 D
Jooddr'aad van de zelfde dikte en lengte was. De ontlaading had
hier wederom een foortgelijk uitwerkfel, dat zij namelijk
den looddraad een onderfcheiden en grooter trap van verkalking
deed ondervinden , naarmaate dezelve verder af was van
dat gedeelte waar de ontlaading het eerft rot haar was overge-
gaan (m); ondertusfchen was nu de buis eerst met eenen gee-
ien, en vervolgens met eenen roodenrook of waasfem gevuld,
die van binnen de buis uitgeveegd zijnde eene poederachtige
zelfftandigheid ven de zelfde kleuren deed bemerken: 'er was
dus bij deeze proef, even gejk men zulks uit de aanweezig-
heid der meerdere zuivere lucht kon verwachten, een veel
grooter trap van verkalking voorgevallen; het welk verder bleek
uit de grootere vermindering der lucht, die nu bijna de helft
vm haare geweezene hoeveelheid bedroeg.
7*
(O < V % t wfim 6 J e ewitcn u n a . j j metaaldraad op het e i n .
F S c
de een grooter trap van verkalking kan ondervinden; en w e , , daar de fnelhe^ der
ontlaading te groot i s , om van dezelve eene voortgaande werking , als van het vuur
te ftellen. Misfcbien moet deeze omftandigheid worden toegekend ,an den tegenftand en
dus aan de verdikking, die de eleftrieke ftof altoos bij dunne metaaldraaden van zee'ke
re lengte aantreft, imkers gefteld z i j n d e , dat deeze niet alleen plaats heelt bijdenont-
laader, die de eledtrieke ftof tot het begin der draad overbrengt, maar ook by alle de
elkander volgende deelen van den metaaldraad zelf, zo is het klaar dat de eleftrieke ftof
bij de vooraan zijnde deelen verdikt zal worden, totdat z i j , door haare meerdere
famenperflng den wederftand der volgende deelen kan overwinnen; en dus dat, wanneer
deeze zaak daar i s , de laatften de eleftrieke ftof in grooter hoeveelheid ontvangende
noodwendig eene meerdere uitwerking van dezelve zullen ondervinden. Het fpreekt
van zelf dat de opvolging van t i j d , die hier gefteld w o r d t , ten opzicht van de ontlat.
Ging ui geen aanmerking kan komen.
K
C M}
7-
(w) Wy zeggen by deeze proef: gemerkt ftraks blijken zal, dac de rook of waasfem
ook kan plaats hebben, zonder dit 'er eenige opneeming of vermindering der lucht
gefchiedt; en dus dat dezelve, in de onderflelling dat'er geene verkalking zonder op.
neeming der lucht gefchiedt, ook door eene enkele verdeeiing van het metaal kaa-
veroorzaakt worden..
C 75 3
zuivere lucht zo volkomen van de lucht afgefcheiden, dat de
laatfte, met falpeter -lucht gemengd zijnde, geene de minfte
vermindering aantoonde.
Deeze proef was dan nier alleen overeenkomftig met het
geen men bij de gewoone verkalking van tin had waargeno-
men, maarzij fcheen ook aan te duiden, dat de onvolmaakte
verkalking van het tin alleen van de te geringe hoeveelheid
zuivere lucht was voorgekomen. Om nu van dit laatfte meer
zeker te zijn, herhaalden wij dezelve met enkel zuivere lucht,
en namen, ten einde de uitvomst nog meer befiisfen zoude,'
den tindraad n duim langer,, en dus ter lengte van zes dui.
men. De buis was n u , naa dat d ontlaading gefchied was,
gevuld me- eenen witachrigen dichten rook, die meer of min
naar het blaauwe helde, en van binnen uit de buis geveegd zijn-
de, zich als een bleek loodkleurig poeder vertoonde; 'er was
ook niet het minfte tin meer in de buis te bemerken. De ver-
mindering der zuivere lueiu , om wuhc re m c i l w i j v e r p ] i ; r C
8.
C V . Deze foort van proeven met eene gelyke hoeveelheid zuivere lacht, en metoi.
derfche.de met* Jdruden van d zelfde, en wel van die l e n
e g t e e n d i k verrichtende, die
m ia zeeker was, dat door de ontlaading eene gelijke uitwerking, namelijk de veran-
K 2 de-
( 70
8.
twelk dit poeder aantastte, en met het zelve een zout vormde'
dat echter, waarfchijnlijk door het papier waar op het poeder
gelegd was,- van eene onregelmatige gedaante was
Deeze proef, bij welke de verkalking van het zilver met
zo veel grond in twijffel kon worden getrokken, beantwoord-
de dan wel niet aan onze verwachting; doch daar een foort
gelijk verfchijnfel, namelijk de verandering van het zilver"
eerst tot eene groenachtige zelfftandigheid, die met wit ver'
mengd was, en vervolgens, toen het tot kleinere lengte s e
9-
geheel en al verd weenen, doch de glazen buis ter plaatfe waar de-
zelve geweest was geheel verguld, en voor het overige met
eenen bruinachtig purperen waasfem of rook bedekt, die
Hechts gedeeltelijk van het glas kon worden afgeveegd:
de uitkomst was dus bijna dezelfde, als M A C Q U E R met het
goud in het brandpunt van het groote brandglas van M r . D E
T R U D A i N E t e plaatzen ondervonden had, bij welke proef het
goud gefmolten, en voor een gedeelte tot rook werd opge-
heven, die zilver, dat daarin gehouden werd, verguldde, en
eenen purperen waasfem op het fupport, waarop het goud ge-
legd was, naliet. Ondertusfchen konden wij niet alleen gee*
ne vermindering der lucht, maar zelfs niet het minfte Eudio-
metrisch verfchil derzelve, met lucht van den Dampkring, welke
op de zelfde tijd genomen was, bemerken.
Schoon dan deeze uitkomst, wat de verandering van ht-
goud betrof, bijna gelijk was aan die waar uit men deszelfs
verkalking d o o r e n k d c hitte h f z ei id
e e r 8 ; z o bleef het echtef
e
L
C 82 )
10.
Behalven in dampkrings-lucht en in zuivere lucht, hebben
wij ook de ontlading op metaalen in moffet beproefd; welke
verkreegen was door dampkrings-lucht aan een mengfel
van ijzer-vijlfel en zwavel bloot te ftellen , en waar van wij
ons vooraf verzekerd hadden dat zij geene vaste lucht of zui-
vere lucht, en dus zulke lucht, welke aanleiding tot verkal-
king kon geeven , met zig 'vermengd had.
W i j namen hier toelooddraad v a n d u i m dikte, van het welk
wij de lengte van 3 duimen plaatften in den toeftel met de
naauwe buis PI. II. fig. 5 , die vervolgens op de befchrevene
wijze, zonder dat zij werd nat gemaakt, met de moffet ge-
vuld werd. Deeze looddraad w e r d , even als in de damp-
krings-lucht gefchied was, veranderd tot eenen rook, die d ge-
heele buis vervulde, doch die veel donkerer van kleur was,
en duidelijk bleek verdeeld lood te zijn, gemerkt de poeder,
onder welke gedaante zij zich vervolgens aan de wanaen van
het glas geplaatst had, in falpeter - geest werd opgelost, die
wij in de buis gooten. De moffet had, gelijk dit wel te
verwachten was, geene verandering ondergaan.
W i j herhaalden deeze proef met een' draad, die uit een
mengfel van gelijke deelen lood en tin beflond, en de dikte
had van -; duim, van welke wij de lengte namen van 3 dui-
5
L s
C 84)
proef, even als uit de voorgaande, dat, tot het verkalken der
metaalen, de aanwezigheid der zuivere lucht een volftrekt
vereischte is.
n.
Niet-
C 85 )
12.
den,* die voor het oog zichtbaar waren, doch dat zich duidelijk
als zodanig, doormiddel van het microscoop, liet onderken-
nen, en zelfs, voor zo verre hetaan het papier gehecht bleef,
ZlrT ^ 1 , P
e d e r
* " ^ " k e n , zich als
k w i t e r e n , met allen metaalachtigen luister, tusfehen de nerven
van het papier vertoonde. D i t poeder vereenigde zig als te
vooren doch veel fterker , met goud , zilver en l o p e r ,
en maakte met bladtin ten eerften amalgama; 'er ontflond ook
eene opbruifchmg wanneer het bij verwarmden falpetergeest
gevoegd werd; welke hier door, zo als zulks duidelijk aan
de reu* kenbaar was, tot falpeterlucht veranderd werd.
Deeze uitkomst ftelde het dan buiten twijffel dat de kwik-
kalk door de ontlading gerevifieerd werd , en toonde op
meuw eene omftandigheid, die meede bij de proeven met het
a i v e r - en goud-draad was opgemerkt; namelijk de fijne ver-
dee-
C 8 8
)
deeling, welke een metaal kan ondergaan, zo dat het zich
beroofd van zijne metaalachtige gedaante , en dus uiterlijk
als een kalk opdoet, fchoon het indedaad metaal is, of ge-
bleven is.
13-
M
C 90 3
zLzi f:f % ;
d l
bovenhet we,k
K S ^ * r^r r?
, f ' d C W 1
J
seen
scjiuudz.aakc
pheiddesze,fs
zijn geweest,
onderzoek enkei tot de vermindering der U t \l
^J^it:^:"
Iw M. I , waargenomen, werd nu ook
rooden predpitMt:
bende, vonden wij den rooden precipitaat door het glas ver-
fpreid, hebbende dezelve echter eenhooger kleur aangenomen;
het buisje, waar in de kalk was geweest, was bijna leedig, en ge-
heel witachtig van kleur geworden, even als of het zelve ee-
nigen tijd met kwikzilver gewreeven was; zelfs was het met
een paar kleine kwikbollejjes bezet, die met een vergrootglas
zichtbaar waren. -Het Was dus bijna zeeker dat 'er eene revi-
ficatie en voortbrenging van zuivere lucht was voorgevallen.
Om nu evenwel volkomen te weeten dat de vermindering der
lucht alleen aan deeze laatfte omftandigheid moest worden
toegefchreeven, en dus te beproeven of de ontlading zelve,
die zeekerlijk de enkele vonk, bij welke de moffet onver-
anderd blijft, aanmerklijk in vermogen te boven gaat,
de moffet niet zou verminderen, herhaalden wij deeze proef
in alleszins de zelfde omftandigheid , uitgezonderd dat het
buisje, dat echter in het glas A geplaatst bleef, van alle kalk
gezuiverd was; eu vervolgens nogmaals,mei liec zelve als tevoren
weder met den rooden precipitaat te vullen; en vonden dat bij de
eerfte geene de minfte, en integendeel bij de andere de voori-
ge vermindering der lucht plaats had; en dus zagen wij ten
fterkften bevestigd, dat men de vermindering der moffet als
een gevolg der revificatie, namelijk der daarbij voortgebragte
zuivere lucht heeft aan te zien.
M 3
o D e Phattn moeten achter San gevoegd worden.
Pl-.JX