Professional Documents
Culture Documents
Meten en Interpreteren Uitwerking 4-3 en 4-4
Meten en Interpreteren Uitwerking 4-3 en 4-4
aantal metingen: 12
c) wat valt hier op? De meeste getallen zijn positief, en lopen van hoog naar laag naar hoog.
De punten met een min liggen rond de gemiddelde waarde van de diameter en hoogte. En de
hoogste getallen liggen bij de kleinst gemeten diameter en hoogte, en de grootst gemeten diameter
en hoogte.
d) Het verloop van de punten (van groot naar klein naar groot) geeft de correlatie weer, waarmee de
covariantie hiermee bewijst dat een grotere diameter over het algemeen ook een grotere hoogte
betekent (en een kleinere diameter een kleinere hoogte).
Er is sprake van een positieve correlatie.
Formule:
183,82 1,84
𝑅 𝑥, 𝑦 = 𝑅 𝑥, 𝑦 =
28,10 ⋅ 8,88 0,28 ⋅ 8,88
In excel:
Pearson correlatiecoëfficiënt (in cm) 0,7369903
Pearson correlatiecoëfficiënt (in m) 0,7369903
c) wat valt op? De pearson correlatiecoëfficiënt in cm en in meters is gelijk, namelijk ongeveer 0,74
Antwoord:
Opmerking vooraf: Ik weet niet hoe het onderzoek is uitgevoerd,
en hoe groot is de steekproef? Om die reden kan ik me vinden in
zowel a als b. De correlatiecoëfficiënt is 0,00 dit betekend bij een
representatieve steekproef dat er geen relatie is tussen beide
variabelen (antwoord a).
Gewicht proefpersoonGemiddeld
(kg) gewicht avondmaaltijd (g)
83 850
65 720
53 600
88 850
95 1000
70 700
1200
Gemiddeld gewicht avondmaaltijd (g)
1000
800
600
400
200
0
0 20 40 60 80 100
gewicht proefpersoon (kg)
b) Wet van Ohm: Hoe hoger de weerstand van een voorwerp; bijvoorbeeld een stroomdraad, des te meer energie kost het voor de
elektronen om er doorheen te bewegen, en dus wordt de spanning die over de draad staat vanzelf hoger. Datzelfde geldt voor de
stroomsterkte: hoe meer elektronen er tegelijk door de draad heen willen bewegen, des te moeilijker wordt het voor elk elektron
om er langs te komen, dus wordt de spanning ook hoger. Om het verband tussen deze drie grootheden te beschrijven, is er de
volgende formule:
c) Ik verwacht dat de uitkomst van de Pearson correlatiecoëfficiënt 1 is. De afwijking komt door afrondingsverschillen of door
onnauwkeurige metingen (afhankelijk van de meetapperatuur).
Het valt op dat er een zeer klein verschil is tussen beide methoden. Het verschil wordt veroorzaakt door de knopen (zelfde lengte
van twee vissen).
50
40
30
20
10
0
0 100 200 300 400 500
a) Pearson correlatiecoefficient:
De pearson correlatiecoefficient moet volgens mij tussen de -1 en de 1 uitkomen, dus de informatie klopt niet.
standaarddeviatie x = wortel van (8,8-6,4) en van y = wortel van (5,5 - 4,5) De correlatie is dan: 0,77
b) nee, dit is niet eerlijk. Je kan geen regressieanalyse gebruiken voor het bepalen van een toekomstig cijfer, omdat er te veel
onzekere factoren zijn. Heeft de leerling zich voorbereid, heeft de klas zich goed voorbereid (bepaalt ook het gemiddelde),
is het onderwerp van de toets makkelijk of moeilijk voor de leerling etc.