Professional Documents
Culture Documents
Inleiding
De politieke uitvoerende macht met betrekking tot de politieke leiders van een staat,
inhoudend de president, ministers, minister president en de kabinetten zijn de kern van
de overheid. In een liberale democratie kan de uitvoerende macht op verschillenden
manieren worden georganiseerd, welke uiteenlopende methoden gebruiken voor het
verdelen en controleren van de overheidstaken (Haque, Harrop, 2016, pp. 146).
Nederland en de Verenigde Staten (VS) hebben verschillende systemen voor het
structureren van de uitvoerende macht, de VS heeft een presidentieel stelsel, Nederland
bezit een parlementair stelsel. De Nederlandse politiek wordt momenteel door het volk
vaak bekritiseerd op hun lage mate van daadkracht vanwege onder anderen de lange
duur voor coalitievorming en het maken van beleid. Het politieke stelsel in de Verenigde
Staten heeft hiermee geen problemen. De Nederlandse overheid vraagt zich af of een
Presidentieel stelsel, zoals gehanteerd in de Verenigde Staten efficiënter zal zijn.
Vandaar dat een brede vergelijkende analyse nuttig kan zijn. Er zal opvolgend
gebruik worden gemaakt van een institutionele benadering met betrekking tot de de rol
van een uitvoerende macht in een staat als prioriteiten steller, mobiliseren van steun,
reageren op problemen, oplossen van crisissen, maken van beslissingen en het evalueren
van de uitvoering (Haque, Harrop, 2016, pp. 147). Alvorens de analyse uit te kunnen
voeren moeten de verschillende systemen met betrekking tot het structureren van de
uitvoerende macht worden geconceptualiseerd, wat opvolgend zal worden gedaan.
Conceptualisering
Er worden in de literatuur (Haque, Harrop, pp. 149) drie manieren voor het organiseren
van de uitvoerende macht onderscheiden: het presidentiële stelsel, het semi-
presidentiële stelsel en het parlementaire stelsel, welke nog onder kan worden verdeeld
in drie vormen. Bij een presidentieel systeem is de president zowel staatshoofd als leider
van de overheid. Er bestaat een strikte scheiding tussen de uitvoerende macht, waarvan
de president leider is, en de wetgevende macht. Een president is niet in staat de
wetgevende macht te ontbinden, maar andersom kan via gegronden beschuldigingen wel
een ontslag volgen.
Bij parlementair stelsel is de minister president alleen leider van de overheid en
komt hij of zij voort uit de wetgevende macht, waar hij zich ook na benoeming nog
vertegenwoordigt. De leider is primus inter parus onder de ministers, oftewel eerste
onder de gelijken. Echter is deze maten van gelijkheid verschillend in de drie vormen van
het organiseren van een parlementair stelsel: ‘cabinet’, ‘ministrial’ en ‘prime ministrial’,
welke wordt gehanteerd in Nederland. In een ‘cabinet’ stelsel wordt het beleid bepaald
door discussies in het kabinet. In een ‘ministrial’ systeem staan de individuele ministers
in nauw contact met zowel de minister president als het kabinet. In een systeem zoals
gehanteerd in Nederland is de minister president het dominante figuur, welke in direct
contact staat met de ministers. In semi-presidentieel stelsel met zowel een president als
een minister president en wetgevende macht welke worden geacht samen te werken.
politieke stabiliteit
Stabiliteit van de uitvoerende macht is essentieel voor een efficiënt functionerende
representatieve democratie.Een presidentieel stelsel heeft een zekere mate van
stabiliteit, omdat een president vrijwel altijd de volledige termijn uitzet, want hij of zij
kan moeilijk worden afgezet (Haque, Harrop, pp. 148). Daarentegen kunnen kleine
veranderingen leiden tot een complete omslag van de ideologie, de oppositie komt aan
de macht. Een president kan gedurende zijn termijn zonder overleg met anderen partijen
zijn of haar beleid uitvoeren, maar een opvolger kan dit even gemakkelijk weer
terugdraaien. Bovendien kunnen impasses tussen president en het congres ertoe leiden
dat problemen niet worden opgelost
In een parlementair stelsel is er meer deliberatie en collectief leiderschap. Het
uitgevoerde beleid is dus een consensus tussen verschillende partijen, hetgeen na
marginale politieke veranderingen geen effect heeft op de overeenstemming over het het
beleid.. Daarentegen hebben gefragmenteerde coalities een lagere mate van stabiliteit,
want vallen vaak uiteen doordat partijen het op sommige zaken niet met elkaar eens
kunnen worden (Gallager, Laver, 2006, pp. 449). Dit is nadelig aangezien beleid maken
en implementeren langdurend processen zijn waardoor regelmatige veranderingen in
regering kunnen zo’n proces verhinderen (Maeda, Nishikawa, 2006, pp. 368).
In de literatuur is er een empirische analyse gemaakt over de duur van zittend
kabinet of president, welke aantoont dat een presidentieel stelsel sneller uit elkaar valt
(Maeda, Nishikawa, 2006, pp. 361). Er zijn 292 overheden bestudeerd, waarvan 194 een
parlementair stelsel hadden en 98 een presidentieel systeem hanteerden. In een
presidentieel systeem heeft een partij gemiddeld 98 maanden de leiding tegenover 194
in een parlementair stelsel. Daarnaast blijven coalities gemiddeld voor een langere
periode aan de macht als presidenten, maar dit verschil is relatief klein. Hierin kan
worden teruggezien, dat gefragmenteerde coalities met wellicht een kleine meerderheid
snel uiteen vallen, wat de instabiliteit van een parlementair systeem aangeeft.