You are on page 1of 3

Voice

Voice
De Wereld Beweegt
Wende Snijders



    
3
    
    
De we - reld be - weegt. Ze duwt en ze


7

  
3

                   
trekt. Ze zingt en ze zaait. Ze deint en ze draait. De we - reld be - weegt. Ze zuigt en ze


9

   
                
blaast. Ze gromt en ze graait. Ze deint en ze draait. We draai - en mee. We graai - en


11

  
3

                 
mee. we grijn zen en we gie - ren mee. We gaan voor - uit, met vol - le kracht.

13

           
   
en wie niet la - chen kan moet wach - ten.

 
16


3
  
                   
De we - reld be - weegt. Ze ver - leidt, ze verdwaalt. Ze ver - licht, ze ver - draait. Ze preekt en ze


18

  
3
    
              
paait. De we - reld be - weegt. Ze hoert en ze sloert. Ze steekt en ze naait. Ze slikt en ze


20

 
               
boert. We draai - en mee. We zwaai - en mee. We zwie - ren en we zwal - ken


22

          
           
mee. We tol - len rond op ho - ge po - ten en wie niet dan - sen kan moet ho pen.

    
25

           
En wie niet dan - sen kan moet ho - pen.
2 Voice

  
28 3 3
3 3
             
     
De we reld be - weegt, ze brandt en ze braakt. Ze spuugt en ze kraait. Ze licht en ze


30 3
3
                  
laait. We draai - en mee. We zwaai - en mee. We zwie - ren en we zwal - ken mee.


32

        
3
  
        
We splij - ten zeë - en dwars door mid - den. En wie niet zwem - men kan moet bid den.


35 
            

En wie niet zwem - men kan moet bid den.

  
40

  
                
Er val - len men - sen uit de he - mel. Zet de vang - net - ten uit. Er val - len men - sen in het

   
43

    
                     
wa - ter. Zet de vang - net ten uit. Leg je blo - te han - den o - pen. Krom ze rond tot hol - le


47

                          
kom men. Daar ko - men men - sen uit de he - mel. Leg je blo - te han - den

 
D©‹7

                          
51

o - pen. Krom ze rond tot hol - le kom men. Leg je blo - te han - den o - pen. Haal die


 

56

                          

men - sen uit het wa - ter. Leg je blo - te han - den o - pen. Laat ze niet lig gen en ver

  
61

                     
3

dom men. de we - reld be - weegt. Ze duwt en ze trekt. Ze zingt en ze zaait. Ze deint en ze

 
64 3 3 3
3
                   
draait. We draai - en mee. We graai - en mee. We grijn - zen en we gie - ren mee.
Voice 3


66
3 3
                  
We gaan voor - uit met vol - le kracht. We draai - en door uit al - le macht.

 
68

3 3

                 
We tol - len rond en klim- men op. Maar wie vangt, wie zwemt, wie


70

             
sust, wie kust. wie blust, wie draagt wie helpt. wie wacht.

You might also like