You are on page 1of 54

Handhavingsarrangement horeca Schiedam

2013 – 2017

Vastgesteld door de burgemeester op 29 juli 2013


Vastgesteld door het college op 13 augustus 2013
Inhoudsopgave

1. Inleiding ........................................................................................................................................... 5
1.1 Karakter ................................................................................................................................... 5
1.2 Doel ......................................................................................................................................... 6
1.3 Toepassingsprincipe ................................................................................................................ 6
2. Opbouw en structuur ...................................................................................................................... 9
2.1 Juridisch kader ......................................................................................................................... 9
2.2 Werkingssfeer.......................................................................................................................... 9
3. Procedure ...................................................................................................................................... 11
3.1. Constatering overtreding door toezichthouders................................................................... 11
3.2 Sanctioneren ......................................................................................................................... 12
4. Voorwaarden en parameters ........................................................................................................ 14
4.1 Succesfactoren ...................................................................................................................... 14
4.2 Risicoparagraaf ...................................................................................................................... 14
Bijlage 1 Uitvoeringstabel ............................................................................................................... 15
Bijlage 2 Protocol DCMR t.a.v. handhaving geluidshinder............................................................... 49

3
1. Inleiding

Dit Handhavingsarrangement horeca Schiedam 2013 – 2017 (hierna: handhavingsarrangement) is een uitwerking
van hoofdstuk 5 van de Nota horecabeleid Schiedam 2013 – 2017, waarin de beginselen van de handhaving in
Schiedam zijn beschreven.

In het handhavingsarrangement wordt op hoofdlijnen aangegeven hoe de gemeente de handhaving


concretiseert. Ten aanzien van de regulering en vooral de handhaving van horeca en alcoholverstrekking staat de
gemeente echter niet alleen. Er zijn diverse interne en externe partners bij betrokken, zodat samenwerking en
afstemming is vereist. In de beleidsnota en het handhavingsarrangement wordt –met name ten aanzien van de
Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan- de intentie uitgesproken tot samenwerking om te komen tot een adequate,
professionele, efficiënte en effectieve handhaving. Om die reden is er ten behoeve van de operationele
uitoefening van handhaving, dit handhavingsarrangement opgesteld.

Dit handhavingsarrangement is daarmee ook een codificering van de afspraken die zijn gemaakt in de lokale
driehoek en met andere handhavingspartners over de wijze van handhaven. Bij horecahandhaving gaat het
namelijk om een gecombineerd optreden van gemeente, politie en openbaar ministerie (OM). Daarnaast zijn er
nog andere instanties belast met handhaving: zoals de brandweer en de milieudienst. In het
handhavingsarrangement worden de rollen, taken en bevoegdheden van de betrokken handhavingpartners
vastgelegd, en de manier van optreden bepaald. Daarbij worden bestuursrechtelijke en strafrechtelijke
instrumenten op elkaar afgestemd.

1.1 Karakter
Het handhavingsarrangement heeft de status van beleidsregel. Hiermee en hierin maakt de gemeente duidelijk
wat in het kader van de handhaving van de horeca en alcoholverstrekkende instellingen en bedrijven, de regels
zijn waaraan men zich moet houden en welke sancties kunnen worden opgelegd bij overtreding van de regels.

Beleidsregels vormen een matrix, waarin staat dat gedrag X leidt tot sanctie Y. Bij het opstellen van de
beleidsregels moet de evenredigheid in acht genomen worden. Er moet een logische opbouw zijn van
verplichtingen en sancties bij niet-nakoming hiervan. Verder moet ook bij ieder concreet besluit een
belangenafweging gemaakt worden. Er mag dus geen automatische toepassing aan de matrix gegeven worden.
Ook in het geval van beleidsregels geldt dus dat bij ieder concreet besluit rekening gehouden moet worden met
de ernst van de gedraging en de mate van verwijtbaarheid. Het handhavingsrrangement voorziet daarin. Het
vormt een protocol voor het sanctionerend optreden naar aanleiding van uit de handhaving van de horeca
voortvloeiende feiten en omstandigheden.

5
1.2 Doel
Het handhavingsarrangement heeft tot doel een lijn te bepalen voor de toepassing van de sancties die opgelegd
kunnen worden ten aanzien van overtredingen. Aan de hand van de tabellen achterin dit
handhavingsarrangement kan gericht en specifiek en expliciet bepaald worden door wie op welke wijze en met
welk instrument er in welke gevallen handhavend opgetreden kan worden. Het beoogt daarmee een uniforme en
efficiënte en effectieve handhaving te waarborgen, waarbij onderlinge samenwerking gecoördineerd wordt en
grenzen, taken en bevoegdheden helder worden gemaakt.

Zoals in het handhavingsarrangement omschreven wordt, is handhaving de regel. Evenwel zal er naar gestreefd
worden om daadwerkelijke handhaving zoveel mogelijk te voorkomen door gebruik te maken van de
Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan. Daadwerkelijke handhaving zal echter nooit verdwijnen of daardoor vervangen of
afhankelijk worden. Er kan en zal onafhankelijk en autonoom opgetreden moeten kunnen worden in geval er ten
aanzien van horeca-activiteiten en alcoholverstrekking gehandeld wordt in strijd met de geldende regels. Het
ultieme doel is dan ook zoveel mogelijk te voorkomen dat overtredingen plaatsvinden waardoor daadwerkelijk
handhavend optreden ook zoveel mogelijk achterwege kan blijven.

Doel is ook om afstemming te bewerkstelligen met de handhavende partners en deze vast te leggen. Er worden
op basis van deze richtlijn concrete werkafspraken gemaakt. Daarnaast kan deze richtlijn als “thermometer” voor
de kwaliteit van het handhavend optreden dienen en als basis dienen voor een toekomstig auditbaar
kwaliteitssysteem. Dit handhavingsarrangement kan daarbij fungeren als brondocument voor mogelijke verdere
protocollen, procesbeschrijvingen, formats, formulieren bij en binnen de interne organisaties van de diverse
handhavende partners.

Tot slot is dit handhavingsarrangement behulpzaam bij het opstellen van gezamenlijke handhavingsprogramma’s,
waarbij voorzien kan worden in de inbedding van incidentele, periodieke, routinematige en thematische controles
en inspecties, al dan wel of niet in de vorm van individuele en gezamenlijke, multidisciplinaire handhavingsacties.

Het handhavingsarrangement kan samen de beleidsnota dienen als een bron- of kerndocument voor rechtmatige
maar vooral doelmatige toetsing door bijvoorbeeld een commissie bezwaar en beroep maar vooral de rechterlijke
macht. Dit handhavingsarrangement is een keurslijf, doch een richtinggevend uitgangspunt. Het bevordert
eenduidig en duidelijk handelen en optreden. Er is echter altijd ruimte voor maatwerk, op grond van de
discretionaire bevoegdheden die de bestuursorganen hebben.

1.3 Toepassingsprincipe
Het handhavingsarrangement geeft kaders ten behoeve van de daadwerkelijke handhaving. Er worden als het
ware vuistregels gegeven ten aanzien van de uitvoering van bestuurlijke maatregelen in geval er overtredingen
geconstateerd zijn. De “gebruiksaanwijzing” van het handhavingsarrangement houdt in dat er gericht nagelezen
kan worden ten aanzien van welke wet, voor welke overtreding, er door wie wat gedaan wordt en welke
handhavingsinstrumenten er ingezet kunnen worden. De nadruk ligt op het woord ‘kunnen’: er is geen sprake van
een strak geregeld systeem, maar van een uitgangspunt, een norm. De norm geeft aan hoe er in de meeste
voorkomende gevallen gehandeld wordt. Er blijft daarbij echter altijd een duidelijke vrijheid en ruimte om af te
wijken van de norm en maatwerk te leveren.

6
1.3.1 Recidive en samenloop van overtredingen, opschalen en stapelen van maatregelen
Bij het opstellen van het arrangement is rekening gehouden met het feit dat bepaalde overtredingen bij herhaling
plaats kunnen vinden of dat er eerder overtredingen plaats hebben gevonden (recidive). Daarnaast kan er sprake
zijn van het feit dat er verschillende overtredingen tegelijkertijd en op verschillende wetsgebieden gepleegd
worden (samenloop). Deze factoren betreffen dan ook feiten en omstandigheden die van wezenlijke invloed zijn
op de beoordeling van overtredingssituaties en het bepalen van de inzet van het handhavingsinstrumentarium.

Daar waar in het geval van een eerste overtreding de tabel voorziet, rijst de vraag in hoeverre er bij een herhaling
(recidive) van die overtreding, of combinatie van meerdere overtredingen (samenloop), een meer dwingende of
strengere maatregel nodig is (opschalen) en of er meerdere handhavingsinstrumenten en maatregelen opgelegd
dienen te worden (stapeling). Indien dat het geval is, moet vervolgens bepaald worden hoe en op welke manier
dat gebeurt. Bepalend daarbij is de handhavingshistorie van ondernemer en/of zijn bedrijf, in hoeverre
overtredingen uit het verleden meegewogen moeten worden, en gedurende welke periode. Ook de
verwijtbaarheid en de ernst van het feit is relevant bij het bepalen van de inzet van de soort en mate van
handhaving en de te nemen maatregel en de zwaarte daarvan. Een gecompliceerd geheel dus. Het zal een grote
mate van ad hoc beoordeling vergen met gebruikmaking van de discretionaire bevoegdheid van het betreffende
bestuursorgaan. Om echter toch een richtlijn en criteria te vormen, is het volgende principe gehanteerd:

Als hoofdregel geldt dat de uitvoering van de sanctie (maatregel) op een zwaardere overtreding vóór gaat op de
uitvoering van de sanctie van de lichtere overtreding met dien verstande dat het sanctieniveau van de lichtere
overtreding daardoor niet komt te vervallen. Bij de verschillende herhalingen van overtredingen (eerste, tweede,
derde keer, etc.) gaat per overtreding een periode van één jaar lopen teneinde binnen dat lopende jaar naar een
zwaardere sanctie te geraken. Indien tussen twee overtredingen meer dan één jaar zit, dan wordt
teruggeschakeld naar het uitgangspunt, bijv. weer waarschuwen (eerste keer) of indien daar redenen voor zijn
direct overgaan tot sanctie (”tweede keer”).

Verschillende overtredingen met een gelijke bestuurlijke sanctie worden bij elkaar opgeteld teneinde in een
zwaardere sanctie te geraken. Indien tussen twee overtredingen meer dan één jaar zit, dan weer waarschuwen
(eerste keer) of indien daar redenen voor zijn direct overgaan tot sanctie (”derde keer”). Eerste stap/maatregel
(bijv. bestuurlijke waarschuwing) overslaan indien zwaardere/volgende sanctie (bijv. wijziging sluitingsuur of
tijdelijke sluiting) een meer passende maatregel is, bijvoorbeeld indien sprake is van overtreding van ernstige aard
of bij tweede overtreding binnen één jaar. Een basis maatregelstap kan worden overgeslagen indien een
vervolgsanctie (bijv. het direct intrekken van de vergunning) een meer passende maatregel is. Dit alles tenzij
onmiddellijk handhaven geboden is.

Uiteindelijk mondt al het bovenstaande uit in de daadwerkelijke toepassing er van. In de bijlage wordt dat
inzichtelijk gemaakt in de vorm van een tabel. In die tabel is ten aanzien van de toepassing een uitgangspunt
gegeven. Er wordt inzichtelijk gemaakt hoe er in eerste instantie en ‘in principe’ handhavend opgetreden wordt.
Het is echter geen wet van Meden en Perzen. Uiteindelijk zal de praktijk uitwijzen hoe de handhaving gestalte
krijgt. Naast de discretionaire bevoegdheid, gelden er een aantal principes die daarbij bepalend zijn.

Bijvoorbeeld: is er sprake van de eerste keer dat er een overtreding plaatsvindt, of is het de tweede of derde keer;
binnen hoe veel tijd hebben er meerdere overtredingen plaatsgevonden; is er sprake van meerdere
overtredingen van diverse regels; zijn het meerder ernstige of allemaal geringe of een mix van soort
overtredingen; enzovoorts.

Per categorie en per wetgevingsgebied is een recidive termijn bepaald van één, twee of vijf jaar. Dit betekent dat
alle relevante overtredingen gedurende die periode meegewogen worden. Indien de recidive periode één jaar is
en er vindt een tweede overtreding plaats, wordt er opgeschaald en of gestapeld. Na de periode van één jaar niet.
Bij ernstige overtredingen voor specifieke wetgeving, is die periode langer. Bijvoorbeeld ten aanzien van
harddrugs in horecabedrijven of te grote handelshoeveelheden in coffeeshops. In de Toepassingstabel is na te
lezen welke termijn er geldt, hier is die al verwerkt in de beschreven onderdelen.

7
1.3.2 Inherente afwijkingsbevoegdheid
Artikel 4:84 Awb geeft de zogenaamde inherente afwijkingsbevoegdheid weer. Dit is een hardheidsclausule die
inherent is aan beleidsregels. Deze hardheidsclausule houdt in dat als de afweging van de belangen afwijking van
de beleidsregel noodzakelijk maakt, de gemeente ook afwijkend moet beslissen. Vaststelling van de inhoud van
dit handhavingsarrengement als beleidsregel impliceert dat conform deze regels wordt gehandeld, tenzij er
sprake is van bijzondere omstandigheden die een afwijking rechtvaardigen dan wel tot afwijking noodzaken (de
feitelijke inherente afwijkingsbevoegdheid op basis van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht). Van
geval tot geval zal dan ook moeten worden bezien of er sprake is van dergelijke bijzondere omstandigheden
welke aanleiding vormen om van de beleidsregel af te wijken. In dit kader wordt opgemerkt dat indien de
begrenzing van de in deze Richtlijn onderscheiden gebieden en onderwerpen in de feitelijke situatie niet altijd
even duidelijk kan worden getrokken, het recht is voorbehouden om af te wijken van de algemene regels zoals
verwoord in deze Richtlijn.

1.3.3 Discretionaire bevoegdheid


Bij de inherente afwijkingsbevoegdheid, sluit zeer nauw het begrip discretionaire bevoegdheid aan. In de
beleidsnota en het handhavingsarrangement (met name de toepassingstabel sanctioneren) dient ruimte gelaten
te worden aan het bevoegde bestuursorgaan bij de concretisering van de uitvoering van het arrangement en met
name de toepassingstabel. Het beleid en het arrangement zouden anders tot keurslijf worden. Het kan
noodzakelijk zijn dat de burgemeester of het college bij het toepassen van de bevoegdheden moeten afwijken
van het handhavingsarrangement. In de beleidsnota en het arrangement is dan ook nadrukkelijk rekening
gehouden met het feit dat de burgemeester en het college te allen tijde een discretionaire bevoegdheid hebben.
In gevallen dat de aard en de omstandigheden dat vereisen, kunnen zij dan ook het arrangement ter zijde stellen
en als het ware maatwerk leveren.

De houder van de afwijkingsbevoegdheid en de discretionaire bevoegdheid kan dus een zekere marge gelaten
worden al dan niet een beslissing te nemen of te kiezen tussen een aantal verschillende mogelijke beslissingen
zoals in het handhavingsarrangement omschreven. In dat geval is er sprake van een “discretionaire bevoegdheid”.
De discretionaire bevoegdheid wordt begrensd door het algemeen belang zoals dat in de wet is neergelegd.
Binnen de grenzen van de discretionaire bevoegdheid mag men handelen. Gaat men die grenzen te buiten en
handelt men kennelijk onredelijk dan is er ruimte voor ingrijpen door de rechter. In die gevallen beperkt de
rechterlijke controle zich tot een marginale toetsing.

8
2. Opbouw en structuur
In dit hoofdstuk wordt de opbouw en structuur van het handhavingsarrangement beschreven.

2.1 Juridisch kader


In de toepassingstabel in de bijlage, worden zeven relevante handhavingsgebieden per categorie regelgeving
uitgewerkt:

 Algemene Plaatselijke Verordening (APV) bepalingen t.a.v. openbare orde en veiligheid m.b.t. de exploitatie
van horecabedrijven
 Opiumwet m.b.t. horecabedrijven
 Drank- en Horecawet
 APV-bepalingen o.g.v. Wet op de kansspelen t.a.v. kansspelautomaten
 APV-bepalingen o.g.v. Wet Milieubeheer en het Activiteitenbesluit t.a.v. geluidsoverlast
 APV -bepalingen o.g.v. Woningwet, Wet Ruimtelijke Ordening, Bouwbesluit t.a.v. bestemmingsplan en
terrassen
 APV-bepalingen o.b.v. Opiumwet en AHOJGI+ criteria t.a.v. coffeeshops1

2.2 Werkingssfeer
In de uitvoeringstabel wordt aangegeven op grond van welke bevoegdheden er ten aanzien van welke wet- en
regelgeving wordt opgetreden tegen welke overtredingen. Het handhavend optreden betreft het nemen van
bestuurlijke maatregelen met gebruikmaking van bestuursrechtelijk instrumentarium, teneinde ongewenste
situaties en gedragingen te “redresseren” oftewel in overeenstemming te brengen met de uitgangssituatie. Het
heeft daarmee een reparatoir (herstellend) karakter.

Op de eerste plaats regelt het handhavingsarrangement dan ook de bestuurlijke handhaving, door de gemeente,
binnen haar territorium en huishouding, gebaseerd op bestuursrecht. Het voorziet slechts in het strafrechtelijk
optreden voor zover dit een complementair karakter heeft als zelfstandig reparatoir (herstellend, reparerend)
instrument, en dus uitdrukkelijk NIET als punitief (als straf) leedtoevoegend handhavingsmiddel.

Het handhavingsarrangement regelt dan ook nadrukkelijk níet het autonome, strafrechtelijk optreden door de
politie in het kader van opsporing, gericht op het instellen van strafvervolging door het Openbaar Ministerie.
Noch voorziet het arrangement te treden in beleid dat door het OM en door de politie vastgesteld is. Wel houdt
het er rekening mee, evenals als met de werkwijzen en beleidstrajecten van andere partners. Het
handhavingsbeleid van de partners is dan ook wel voor zover mogelijk in de tabel weergegeven zodat de
onderlinge verhouding inzichtelijk wordt.

Het arrangement biedt de politie wel een complementaire bevoegdheid om, vanuit toezicht, zo nodig over te
kunnen gaan tot het opleggen van strikt strafrechtelijk sancties. Tevens voorziet het toekennen van de
toezichtbevoegdheid in een opmaat naar opsporing. Dit kan wel de bekende “twee-petten” problematiek in de
hand werken. Medewerkers van de LBB en de politie zullen zich voortdurend bewust moeten zijn van de vraag of
en wanneer zij optreden als toezichthouder en/of wanneer als opsporingsambtenaar en wanneer toezicht
overgaat in opsporing. Er zal dan ook goede afstemming nodig zijn over de manier van optreden en de toepassing
van bevoegdheden bij het uitvoeren van controles en het hanteren van de ter beschikking staande handhavings-
instrumenten.

1
Bij de vaststelling van het nieuwe coffeeshopbeleid, naar verwachting eind 2013, zullen de handhavingsstrategieën die zijn
opgenomen in het handhavingsarrangement worden overgebracht naar het coffeeshopbeleid. Vanaf dat moment vervallen
deze onderdelen van het handhavingsarrangement.
9
Op bestuurlijk niveau is besloten dat het geenszins de bedoeling is dat de politie de toezichthoudende taak weer
volledig gaat overnemen van de gemeente. De toezichthoudende taak van de politie is niet meer, maar ook niet
minder, dan complementair aan de gemeentelijke toezichthoudende en bestuurlijk handhavende taak.
Ook de kerntakendiscussie bij de politie, waarbij bestuurlijke en bestuursrechtelijke taken afgestoten plegen te
worden, impliceert dat het primaat van de bestuurlijke handhaving bij de gemeente ligt.

10
3. Procedure

Om een goede uitvoering mogelijk te maken wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de te volgen werkwijze bij het
handhavend optreden.

3.1. Constatering overtreding door toezichthouders


Indien er tijdens controles of inspecties afwijkingen worden geconstateerd in de vorm van overtredingen, dan
dient het bestuur daarvan op de hoogte gebracht te worden om conform het handhavingsarrangement
handhavende maatregelen te kunnen nemen. Dit gebeurt als volgt:

3.1.1 Rapporteren
Bij constatering of beëindiging van een overtreding van de vergunningvoorschriften c.q. illegale situatie, wordt
door de toezichthouder van de LBB, toezichthouder van de DCMR of politie een rapportage van de overtreding
opgemaakt. In een aantal gevallen die in de bijgevoegde toepassingstabel worden genoemd, reikt de
toezichthouder of de politie namens het bestuur een mondelinge waarschuwing uit. Als een mondelinge waar-
schuwing wordt gegeven, wordt deze vastgelegd door middel van een rapportage. Opgemaakte rapportages
worden naar een coördinerende functionaris (Horecacoördinator) gezonden. Deze verwerkt de mondelinge
waarschuwing tot een schriftelijke, of tot een andere maatregel en leidt deze zonodig door naar de backoffice van
het domein Integrale Veiligheid voor verdere afhandeling. De rapportages dienen zorgvuldig te worden opgesteld
en alle relevante informatie te bevatten die voor een goede beoordeling noodzakelijk zijn.

3.1.2 Verbaliseren
Indien voorschiften tevens strafrechtelijk kunnen worden gehandhaafd, zullen naast toezichthoudende
ambtenaren ook opsporingsambtenaren de overtreding kunnen vaststellen. Deze ambtenaren moeten, indien zij
een strafbaar feit constateren, in plaats van een rapport een ambtsedig proces-verbaal opmaken (verbaliseren).
Dit gebeurt door een Buitengewoon Opsporingsambtenaar van de Lichtblauwe brigade (BOA) of een algemeen
opsporingsambtenaar van de politie.

Een proces-verbaal is een ambtshalve opgemaakt woordelijk verslag van een handeling of bevinding of proces.
Het proces-verbaal wordt zo spoedig mogelijk naar het Openbaar Ministerie gezonden, dat conform de richtlijn
vervolgt. Een afschrift wordt naar het domein Integrale Veiligheid gezonden. Belangrijk is te realiseren dat
bestuursrecht de voorkeur verdient boven strafrecht. Dit laatste en dan met name het verbaliserend optreden, is
ondersteunend aan het reparatoir uitgangspunt van het bestuurlijk optreden en heeft niet het karakter van straf.
Evenwel is er aangesloten bij het regionale beleid van justitie en openbaar ministerie, ten aanzien van de door
hen voorgestane inzet van het verbaliserend optreden.

3.1.3 Informeren burgemeester of college


Over incidenten waarbij de woon- en leefsituatie ernstig onder druk staat of de openbare orde in het geding is,
wordt de burgemeester direct door het dienstdoende DMT pakket, geïnformeerd. Het betreft dan ernstige en
zeer ernstige incidenten, zoals beschreven in de toepassingstabel. Tevens wordt de burgemeester in het reguliere
politieoverleg geïnformeerd over klachten en overlast afkomstig van horecabedrijven.

Van de overige, “reguliere” handhavingsrapportages en processen-verbaal, wordt de burgemeester dan wel het
college (al naar gelang de soort regelgeving die van toepassing is) ingelicht indien hiertoe aanleiding is. De
reguliere en kleine gevallen (bijv. zogenaamde “first offenders”) welke niet per sé bestuurlijke aandacht en
bemoeienis met zich meebrengen, worden door de backoffice als “going concern” afgedaan

11
3.2 Sanctioneren

3.1.1 Waarschuwingen en sancties


Bij het vervullen van de algemene beginselplicht tot handhaving, is het van belang om dit op weloverwogen en
gerichte wijze te doen met daartoe geëigende middelen/instrumenten. De toepassingstabel in bijlage 1 voorziet
daarin. In de tabel is vastgesteld welke handhavingsinstrumenten kunnen worden ingezet. De ten dienste staande
instrumenten zijn bepaald op grond van de in het bestuurs- en strafrecht omschreven middelen en
bevoegdheden. Ook is de op basis daarvan gevormde jurisprudentie daarbij betrokken, alsmede de in de
rechtsleer levende opvattingen ten aanzien van handhaving en de algemene beginselen van procesorde en
behoorlijk bestuur.

Het betreft de volgende middelen:


 aanschrijving;
 bestuurlijke waarschuwing;
 proces-verbaal;
 wijziging vergunning;
 sluiting voor bepaalde of onbepaalde tijd;
 intrekking vergunning;
 opleggen last onder dwangsom
 opleggen last onder bestuursdwang.

De instrumenten aanschrijving en bestuurlijke waarschuwing verdienen nadere toelichting.


Handhavingsinstrumenten vergen met uitzondering van het op strafrechtelijke basis geschoeide proces-verbaal,
een bestuurlijk besluit in de vorm van een (handhavings-)beschikking door het bevoegde bestuursorgaan. Dit
betekent dat –conform de definities in de Algemene wet bestuursrecht- de inzet van de instrumenten zal leiden
tot rechtsgevolgen: er komt verandering in de juridische situatie en er wordt getreden in de rechten en plichten
en belangen van de betrokkenen.

De aanschrijving en ook de bestuurlijke waarschuwing zijn voorafgaand aan op te leggen bestuurlijke


maatregelen. Zij vormen een opstap om op zorgvuldige en gemotiveerde manier te komen tot een
handhavingsbeschikking. De aanschrijving heeft een aankondigend karakter, de bestuurlijke waarschuwing een
dwingender waarschuwend karakter. Beiden zijn zeer belangrijk in het kader van dossieropbouw en opbouw van
verwijtbaarheid richting de verantwoordelijke ondernemer/overtreder. Omdat de aanschrijving en de bestuurlijke
waarschuwing niet gericht zijn op rechtsgevolg, is er dus ook geen bezwaar en beroep mogelijk, het betreft
immers geen besluit. Zoals gezegd vormen het desalniettemin wel belangrijke volgtijdelijke stappen/onderdelen
in het geheel van het handhavingstraject.

Ze hebben een preventieve werking. Vanuit proportionaliteit en redelijkheid, is er sprake van een gedoseerde
inzet en geleidelijke opbouw. Deze instrumenten zijn dan ook juist en vooral bij geringe overtredingen nuttig en
opportuun.

3.2.2 Voorbereiding
Het domein Integrale Veiligheid neemt kennis van de rapportages/verbalen (nadat eerst gecontroleerd is of de
rapportages compleet en duidelijk zijn opgesteld. Indien dit niet het geval is wordt er door domein Integrale
Veiligheid nader advies ingewonnen). Vervolgens bereidt de het domein Integrale Veiligheid de door het
verantwoordelijke bestuursorgaan te nemen maatregelen voor, conform het handhavingsarrangement. Indien
aanvullende informatie nodig is, wordt contact opgenomen met de diegene die de overtreding heeft
geconstateerd en verzoekt om de benodigde aanvullende informatie te verstrekken. Indien nodig worden de
adviezen en concept-beschikkingen besproken in het portefeuillehoudersoverleg.

Vervolgens worden de te nemen bestuurlijke maatregelen voorbereid en uitgewerkt, al dan niet in mandaat.
Probleemzaken en gevoelige zaken worden te allen tijde eerst aan het college en/of de burgemeester voorgelegd
en de besluiten worden door het bevoegd orgaan ondertekend. Er wordt dan geen gebruik gemaakt van het

12
(onder-)mandaat. In de vorm van een advies wordt een concept aangeboden aan de burgemeester of het college.
In het portefeuillehoudersoverleg (of ad hoc indien grote spoed of ernst) wordt het advies en het voorstel
besproken. Na akkoord en eventuele aanpassing wordt het definitieve handhavingsbesluit opgesteld en
verzonden en bekendgemaakt.

3.2.3 Voorlopige bestuurlijke maatregel


Indien er sprake is van een situatie die als ernstig of zeer ernstig gecategoriseerd is, dan kan er zonodig per direct
een voorlopige bestuurlijke maatregel uitgevaardigd worden (bijvoorbeeld directe sluiting van een horecabedrijf
bij het aantreffen van harddrugs of bij schietincidenten). Dit kan zonder eerst de exploitant te hebben gehoord.
De exploitant wordt na oplegging van de maatregel, alsnog in de gelegenheid gesteld zijn/haar zienswijze over het
voorval naar voren te brengen. De backoffice bereidt deze maatregel voor. In zulke gevallen zal de burgemeester
altijd geïnformeerd zijn en worden, mede vanuit het feit dat de politie het horecabedrijf vaak al als “plaats delict”
onmiddellijk sluit in verband met het strafrechtelijk onderzoek.

3.2.4 Zienswijzen
Alvorens de burgemeester overgaat tot het sluiten van het horecabedrijf en/of intrekking van de exploi-
tatievergunning wordt de exploitant uitgenodigd zijn/haar zienswijzen mondeling kenbaar te maken via een
hoorzitting belegd door afdeling Veiligheid. De exploitant ontvangt hiervoor een schriftelijke of telefonisch
uitnodiging. Bij kleine incidenten of ingeval van onverwijlde spoed kan worden volstaan met een telefonisch
zienswijzengesprek.

3.2.5 Opstellen definitieve bestuurlijke maatregel


Aan de hand van de ingebrachte zienswijzen wordt de voorgenomen handhavingsmaatregel heroverwogen.
Zonodig wordt een nieuw of aangepast concept opgesteld. Indien het advies concept besproken en (eventueel na
aanpassing) goedgekeurd is in het portefeuillehoudersoverleg, dan wel het ambtelijk advies schriftelijk gefiatteerd
is, wordt de definitieve maatregel als beschikking (handhavingsbesluit) opgesteld en na ondertekening verzonden,
met een afschrift naar de relevante actoren.

13
4. Voorwaarden en parameters

Het feit dat er een handhavingsarrangement is, is één. Het in de praktijk ook succesvol toepassen is een andere
kwestie. De slogan “is het beleid of heeft u er over nagedacht” is van toepassing en zegt iets over kwaliteit. Dit
impliceert de noodzaak om de genoemde taken, rollen en bevoegdheden en de inzet en het gebruik en
toepassing van de diverse beheers- en handhavingsinstrumenten, goed te beschrijven, toe te kennen en te zorgen
voor een kwalitatieve borging. Daarin voorziet deze Richtlijn.

4.1 Succesfactoren
In dit handhavingsarrangement is steeds in gedachten gehouden dat het geen papieren tijger moet worden, maar
een daadwerkelijk praktijkdocument dat in het kader van kwalitatief en eenduidig handhavend optreden als
kenbron en leidraad fungeert. Daartoe zijn er een aantal randvoorwaarden te benoemen die het succes
beïnvloeden en bepalen. Voor het welslagen van het arrangement en de handhaving in het algemeen en het
behalen van de doelstellingen, is het van belang dat het voldoende draagvlak en prioriteit krijgt ten opzichte van
de overige lopende projecten en werkzaamheden. Het betreft dan zowel organisatorische als operationele
aspecten ten aanzien van ondersteuning, communicatie, motivatie en uitvoering door het bestuurlijk en ambtelijk
apparaat. Een opsomming van wat er nodig is om het arrangement in de praktijk te laten slagen:

 formatie/capaciteit,
 processen
 producten/middelen
 planning en control
 coördinatie
 communicatie (overleg en afstemming)
 kennis en competenties
 kwaliteit(-borging)
 ict

Het betreft feitelijk de infrastructuur en de faciliteiten rondom de uitvoering en toepassing van het arrangement.
Het voert hier te ver om op de afzonderlijke aspecten in te gaan. Veel zal voor zich spreken. Er wordt volstaan met
de stelling dat ten aanzien van deze punten een nadere uitwerking op facilitair gebied belangrijk is.

4.2 Risicoparagraaf
Het benoemen van succesfactoren is tegelijkertijd benoemen wat de factoren zijn die een goede toepassing in de
weg kunnen staan. Het hebben van een arrangement is één, het scheppen van de randvoorwaarden voor ene
toepassing daarvan is twee. Maar er is meer.

Zoals eerder opgemerkt heeft Schiedam een zeer actieve en dynamische horeca. Dat uit zich in veel mutaties en
verloop, maar ook in regelmatig voorkomende overtredingssituaties. Handhaving is dan ook noodzakelijk
gebleken. Het niet gericht en consequent optreden, zonder arrangement en/of bij het niet of niet goed of
onvoldoende toepassen daarvan, zal er toe kunnen leiden dat het nalevingsgedrag van de vergunninghouders
negatief beïnvloed wordt. Daardoor loopt de kans op overtredingsituaties juist verder toe. Juist in deze kwetsbare
doelgroep, zal dat weer oorzaak kunnen zijn van toenemende openbare orde en veiligheidsproblemen, onrust en
een beleving van onveiligheid bij het uitgaanspubliek en bewoners in wijken rondom horecapanden.
Uiteindelijk wordt het imago van Schiedam en het gemeentebestuur negatief beïnvloed.

14
Bijlage 1 Uitvoeringstabel

In deze bijlage zijn de meest voorkomende overtredingen opgenomen en de bijbehorende sanctiestrategieën.


De sanctiestrategieën zijn in tabellen ingedeeld naar bron (APV, Opiumwet, et cetera) en naar soort overtreding.

Tabel I Algemene Plaatselijke Verordening Schiedam


APV- bepalingen t.a.v. openbare orde en veiligheid m.b.t. de exploitatie van horecabedrijven

I.1. en I.2 Nieuwe exploitatie en overname exploitatie


Uitgangspunt bij de handhaving is dat een horecabedrijf niet zonder de vereiste vergunningen mag worden ge-
ëxploiteerd. Daarbij maakt het geen verschil of het een bestaand of een nieuw horecabedrijf betreft. Ook in geval
van overname van een horecabedrijf geldt dat de horecabedrijf pas mag worden geëxploiteerd als de exploitant
beschikt over alle benodigde vergunningen.

Als er sprake is van een gewijzigde exploitatievorm (bijv. ander type horecabedrijf, bedrijfsvorm, of wijziging van
de inrichting/lokaliteiten zonder dat dit vergund is) wordt de exploitant bestuurlijk gewaarschuwd. De exploitant
wordt op de hoogte gesteld van het voornemen om bij herhaling van de overtreding zijn horecabedrijf te sluiten.
Om dit te voorkomen wordt hij in de gelegenheid gesteld om binnen vijf werkdagen een nieuwe vergunning aan
te vragen. Binnen de wettelijk gestelde termijn (acht weken, de beslissing kan eenmaal voor ten hoogste acht
weken worden verdaagd) wordt op deze aanvraag beslist .

Een exploitant kan bij het domein Integrale Veiligheid (verder afgekort als dIV) een verzoek indienen tot het
bijschrijven dan wel van de vergunning laten verwijderen van een houder van de exploitatievergunning. Mocht dit
verzoek worden ingediend ten tijde van het treffen van een bestuurlijke maatregel en/of nadat voorbereidende
werkzaamheden om een bestuurlijke maatregel te treffen al zijn verricht, dan wordt dit verzoek in afwachting van
het besluit van de burgemeester, opgeschort.

Er is sprake van schijnbeheer als degene die zich voordoet als exploitant c.q. leidinggevende van een
horecabedrijf niet de feitelijke exploitant c.q. leidinggevende is. Schijnbeheer komt in verschillende vormen voor.
Er kan sprake zijn van een situatie waarbij een persoon niet als exploitant op de exploitatievergunning staat
vermeld, maar wel in de functie van werknemer als exploitant of leidinggevende optreedt. Het door een andere
persoon laten exploiteren van een horecabedrijf omdat men zelf - vanwege antecedenten of het ontbreken van
de vereiste diploma’s - niet in aanmerking komt voor een exploitatievergunning, is een andere variant. Hiervoor
ontvangt diegene dan vaak een financiële vergoeding. In deze gevallen is de exploitatievergunning tengevolge van
onjuiste gegevens en bescheiden verleend en kan de burgemeester besluiten de vergunning in te trekken.

15
OVERTREDINGEN/ TAKEN VAN DEELNEMENDE PARTNERS
MISDRIJVEN
Gemeentelijke Politie/justitie Bevoegd bestuursorgaan Openbaar
handhaver Ministerie
LBB/Politie2
I APV-BEPALINGEN
I.1 Het exploiteren van een 1e ,2e ,3e keer: Conform landelijk 1e keer: Handhaving
(nieuw) - Proces Verbaal en/of regionaal - Bestuurlijke szaken
horecabedrijf zonder met afschrift aan beleid waarschuwing + afdoen
geldige afdeling Veiligheid voornemen sluiting van de conform
exploitatie-vergunning inrichting + verzoek landelijk en
(artikel 2:28, lid 1 APV) aanvraag regionaal
exploitatievergunning beleid en
Recidive termijn: binnen 5 dagen interne
5 jaar richtlijnen:
2e keer: (vervolgen,
- Exploiteren voordat transigeren
vergunning verleend is: of
- bevel tot sluiting3 van de seponeren
inrichting (2:28f, lid 1, sub van
a) ingediende
processen
e
3 keer: verbaal, en
- Bestuursdwang leiding in
opsporings-
onderzoek)

I.2 2.1 Overname van 1e keer: 1e keer:


vergunningplichtig - Rapportage aan - Aanschrijving + verzoek
horecabedrijf, zonder afdeling Veiligheid aanvraag
dat er een exploitatie- exploitatievergunning
vergunning verleend is binnen 5 dagen
(artikel 2:28, lid 1 APV)

2
De politie is in Schiedam aangewezen als complementaire toezichthouder; de rol die hier beschreven is, is dan ook in dat kader ingevuld en
staat formeel los van de justitiële rol die de politie vervult en die in de kolom ernaast is weergegeven.

3
Het betreft hier een definitieve sluiting, er wordt niet gedoogd dat de inrichting voor het publiek geopend is zonder dat er een rechtsgeldige
vergunning is verleend.
16
2e keer:
Voor verlening vatbare
aanvraag ingediend maar
toch geopend:
Bestuurlijke
waarschuwing +
voornemen sluiting van de
inrichting
Niet voor verlening
vatbare aanvraag
ingediend (incomplete
aanvraag):
Bevel tot sluiting2 van de
inrichting (artikel 2:28f, lid
1, sub

I .3 Ernstige en zeer ernstige incidenten


De APV richt zich op regulering van de openbare orde en veiligheid (OOV) ten aanzien van -in deze context-
horecabedrijven. De handhaving betreft het toezien op die naleving en het bestuurlijk optreden indien er
strijdigheid met de regelgeving is. Naast overtredingen in de strikt formele zin van het woord, en handelingen in
strijd met voorschriften en (vergunning-)voorwaarden, kan er ook sprake zijn van voorvallen en gedragingen die
een gevaar opleveren voor de OOV. Ook daar ziet de APV in diverse bepalingen op toe. Het betreft hier incidenten
die als ernstig en zeer ernstig geclassificeerd zijn.

Als er sprake is van een zeer ernstig incident (categorie 1) (en/of spoedeisende omstandigheden en/of gevaar
en/of acute noodzaak, kan de burgemeester besluiten om een horecabedrijf met onmiddellijke ingang voor een
onbepaalde periode te sluiten. Doel van deze maatregel is om op die wijze de geschokte openbare orde te laten
herstellen, de vrees voor herhaling te laten afnemen en de rust in de directe woon- en leefomgeving te laten
terugkeren. Na de sluiting wordt de exploitant zo snel mogelijk uitgenodigd voor een zienswijzegesprek. Naar
aanleiding van dit gesprek besluit de burgemeester hoe lang de sluiting noodzakelijk is en of welke andere
maatregel eventueel nog nodig is. Zie hiertoe de in hoofdstuk 3 van het arrangement beschreven procedure.

De burgemeester bepaalt aan de hand van de rapportages van toezichthouders/politie en door dIV gehouden
zienswijzengesprekken met de exploitant (artikel 4:8 Awb) welke maatregel bij de 1e keer overtreden
proportioneel is. Daartoe is hier een norm gesteld ten aanzien van de sluiting van het horecabedrijf. Een sluiting
van een horecabedrijf geldt in beginsel voor een periode van zes maanden bij zeer ernstige incidenten en drie
maanden bij ernstige incidenten. Deze perioden worden in het algemeen beschouwd as een redelijke en billijke
maar ook pragmatische periode waarin een ondernemer orde op zaken kan stellen om weer te gaan voldoen aan
de norm. Ingeval er aanleiding is tot matiging kan de duur van de sluiting worden beperkt. Mocht de ernst en de
aard van de feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven dan kan de burgemeester ook besluiten tot een
langere sluitingsperiode. Er is bewust geen nadere meer- of mindertermijn genoemd/ingevuld. Bij het bepalen
van een langere of kortere sluitingsperiode is de ernst van de onderhavige overtreding mede bepalend, waarbij
de relevante feiten en omstandigheden bij de afweging betrokken moeten worden. Hierbij is de in deze Richtlijn
omschreven gedachtegang ten aanzien van de discretionaire bevoegdheid en de inherente afwijkingsbevoegdheid
van toepassing.

17
Overlast in en vanuit een inrichting wordt aangemerkt als een ernstig incident (categorie 2). De aanwezigheid van
overlast wordt afgeleid uit rapportages van toezichthouders , politie en/of de klachtenregistratie. Ook meldingen
kunnen een rol spelen in de beoordeling of er sprake is van overlast. De overlast moet uiteraard wel worden
geverifieerd door een toezichthouder. Als voorbeelden van overlast kunnen worden genoemd: parkeeroverlast,
stank, geluidsoverlast door komende en gaande bezoekers, lastigvallen van passanten, het op luidruchtige wijze
exploiteren van een terras en intimiderend gedrag van exploitanten, houders en/of portiers.

Bij een incident, waarbij uit de door de toezichthouders/politie aangeleverde rapportage blijkt, dat de exploitant
van de inrichting als slachtoffer kan worden aangemerkt en er derhalve geen enkele sprake is van enige
verwijtbaarheid of nalatigheid, zal niet worden overgegaan tot intrekking van de exploitatievergunning ofwel
sluiting van de inrichting, maar kan worden volstaan met het geven van een bestuurlijke waarschuwing. N.B.
Hiermee wordt niet bedoeld dat sprake moet zijn van schuld. De verantwoordelijkheid van exploitanten reikt
verder (risicoaansprakelijkheid).

OVERTREDINGEN/ TAKEN VAN DEELNEMENDE PARTNERS


MISDRIJVEN
Gemeentelijke handhaver Politie/justitie Bevoegd Openbaar
LBB/Politie bestuursorgaan Ministerie

I.3 Incidenten:
Artikel 2:28e, lid 1,
onder b, en/of
artikel 2:28e, lid 1,
onder e, zijn van
toepassing.
Onderscheid wordt
gemaakt tussen
twee –niet
limitatieve- cate-
gorieën.

18
Categorie 1 (zeer 1e keer: Bij acute noodzaak 1e keer:
ernstige - Rapportage aan afdeling volgt een directe In geval van een zeer
incidenten) 4 Veiligheid + direct sluiting op grond ernstig incident kan de
Schietincident overdracht aan van art. 2 burgemeester besluiten
Steekincident; politie/OM en Politiewet tot het tot onmiddellijke
Aantreffen burgemeester moment dat APV- (spoed)-sluiting van de
wapen(s); sluiting is inrichting voor
Geweld (door geëffectueerd. maximaal twee weken.
personeel of
bezoekers); - Proces Verbaal Tijdelijk of voor
Geweldpleging t.b.v. bestuurlijke onbepaalde tijd geheel
tegenover maatregel of gedeeltelijk intrekken
handhavers burgemeester of wijzigen vergunning
(artikel 2:28e, lid 1, sub
Recidive termijn: b of e)
5 jaren of:
Al dan niet voor
bepaalde duur sluiting
van de inrichting (in
principe 6 maanden5)
(artikel 2:28f, lid 1, sub
c)

Tijdens de
sluitingsperiode wordt
bepaald welke
bestuurlijke maatregel
proportioneel is om de
woon- en leefsituatie en
de openbare orde te
herstellen. De
burgemeester heeft een
discretionaire
bevoegdheid.

2e keer: 2e keer:
- Rapportage + direct Sluiten van de inrichting
overdracht aan voor onbepaalde tijd
politie/OM en en/of
burgemeester intrekken
exploitatievergunning

4
Incidenten betreffen voorvallen die de openbare orde en veiligheid aantasten en de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf
negatief op ontoelaatbare wijze beïnvloeden. Het betreft dus niet overtredingen van concrete artikelen.
5
De hier genoemde termijn is een standaardnorm (zie de toelichting voorafgaand aan deze paragraaf). Ingeval er aanleiding is tot matiging kan
de duur van de sluiting worden beperkt. Mocht de ernst en de aard van de feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven dan kan de
burgemeester ook besluiten tot een langere sluitingsperiode. Er is bewust geen nadere meer- of mindertermijn genoemd/ingevuld. Bij het
bepalen van een langere of kortere sluitingsperiode is de ernst van de onderhavige overtreding mede bepalend, waarbij de relevante feiten en
omstandigheden bij de afweging betrokken moeten worden. Hierbij is de in deze Richtlijn omschreven gedachtegang ten aanzien van de
discretionaire bevoegdheid en de inherente afwijkingsbevoegdheid van toepassing.

19
OVERTREDINGEN/ TAKEN VAN DEELNEMENDE PARTNERS
MISDRIJVEN
Gemeentelijke Politie/justitie Bevoegd Openbaar
handhaver bestuursorgaan Ministerie
LBB/Politie
Categorie 2 (ernstig 1e + 2e + 3e keer: Bij acute noodzaak 1e keer:
incidenten): - Proces Verbaal met volgt een directe Bestuurlijke
Overlast in en afschrift aan afdeling sluiting op grond van waarschuwing
vanuit de inrichting Veiligheid art. 2 Politiewet tot 2e + 3e keer:
(terras, geluid6, het moment dat APV- -Tijdelijk of voor
bezoekers); sluiting is onbepaalde tijd geheel
Illegale geëffectueerd. of gedeeltelijk intrekken
tewerkstelling van of wijzigen vergunning
personen7; - Proces Verbaal met (artikel 2:28e, lid 1, sub
Heling; afschrift naar afdeling a)
Discriminatie; Veiligheid tbv
Niet gecertificeerde bestuurlijke of
portiers maatregel
Ernstige belediging burgemeester - Al dan niet voor
en/of bedreiging bepaalde duur sluiting
handhavers van de inrichting (in
principe drie8 maanden)
Recidive termijn: (artikel 2:28f, lid 1, sub
2 jaren c)

6
Het betreft hier geluidsoverlast door schreeuwende bezoekers, dichtslaande autoportieren, claxonneren, motorgeluid, e.d. Het betreft dus niet
geluidsoverlast door muziek; daartoe gelden de bepalingen o.g.v. de Wet Milieubeheer en aanverwante regelgeving (zie elders in deze
Richtlijn).

7
Bepalend is dat de ondernemer personen in zijn bedrijf laat werken die niet daartoe gerechtigd zijn. Dit laat onverlet of deze personen wel of
niet rechtmatig in ons land verblijven. Voor dat laatste kan de ondernemer niet verantwoordelijk gehouden worden, wel voor het (bewust)
overtreden van de regels op grond van de arbeidswetgeving, waarin juist aan ondernemers bepalingen opgelegd worden.
8
De hier genoemde termijn is een standaardnorm (zie de toelichting voorafgaand aan deze paragraaf). Ingeval er aanleiding is tot matiging kan
de duur van de sluiting worden beperkt. Mocht de ernst en de aard van de feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven dan kan de
burgemeester ook besluiten tot een langere sluitingsperiode. Er is bewust geen nadere meer- of mindertermijn genoemd/ingevuld. Bij het
bepalen van een langere of kortere sluitingsperiode is de ernst van de onderhavige overtreding mede bepalend, waarbij de relevante feiten en
omstandigheden bij de afweging betrokken moeten worden. Hierbij is de in deze Richtlijn omschreven gedachtegang ten aanzien van de
discretionaire bevoegdheid en de inherente afwijkingsbevoegdheid van toepassing.

20
I.4. Sluitingstijden en afkoelperiode
In de APV worden de sluitingstijden voor horecabedrijven geregeld. Ook zijn er ontheffingen van de vastgestelde
sluitingstijden mogelijk, waaronder het afkoeluur. Deze afkoelperiode, ontheffingen en de reguliere sluitingstijden
vragen om een specifieke handhavingssaanpak. Hierbij wordt vooral vanuit proportionaliteit heel gericht op basis
van het motief, een inherente maatregelstrategie toegepast door juist de sluitingstijden zelf als
handhavingsinstrument te gebruiken.

De sluitingstijden zijn in Schiedam als volgt bepaald in de APV:

OVERTREDINGEN/ TAKEN VAN DEELNEMENDE PARTNERS


MISDRIJVEN
Gemeentelijke Politie/justitie Bevoegd bestuursorgaan Openbaar
handhaver Ministerie
LBB/Politie
I.4 4.1 Overtreding 1e keer: 1e keer:
sluitingstijden -Rapportage aan -Aanschrijving
inrichting en/of afdeling Veiligheid
terrastijden en/of
ontheffingen 2e keer:
e e e e
sluitingsuur (art. 2 + 3 +4 + 5 keer: -Bestuurlijke waarschuwing
2:29 APV) - Proces Verbaal met
afschrift aan afdeling 3e + 4e keer:
Recidive termijn: Veiligheid -Wijziging vergunning tav
1 jaar geldend sluitingsuur:

weekeindsluiting tot één


uur vroeger gedurende
twee weekeinden; tot een
tijdelijke sluiting voor één
weekeinde.9

5e keer:
-Tijdelijke sluiting
horecabedrijf gedurende
maximaal zes weken.

9
weekendsluiting duurt vanaf vrijdag 18:00 uur t/m zondag 24:00 uur
21
I.5 Overige bepalingen
In de onderstaande tabel zijn overige in de APV genoemde situaties opgenomen die in het kader van die
regelgeving gehandhaafd moeten worden. De betreffende overtredingen worden gekwalificeerd als minder
ernstig en de inzet van het bestuurlijk handhavinginstrumentarium is daar op afgestemd (proportionaliteit).
Deze situaties hebben veel betrekking op het beheer van het vergunningenbestand. In deze gevallen zal de
daadwerkelijk uitgevoerde handhaving dan ook een oog-en-oor functie hebben die bij de uitvoering en het
beheer van de vergunningverlening als input nodig is. Ook kan het voorkomen dat er vanuit een administratieve
toetsing in de backoffice informatie en constateringen aan de orde zijn die zonder daadwerkelijke handhaving in
het bedrijf (controle/toezicht) dienen te leiden tot bestuurlijke maatregelen. Daarin geldt deze tabel eveneens als
richtlijn.

22
OVERTREDINGEN/ TAKEN VAN DEELNEMENDE PARTNERS
MISDRIJVEN
Gemeentelijke Politie/justitie Bevoegd bestuursorgaan Openbaar
handhaver Ministerie
LBB/Politie
I.5 Overtreding overige 1e keer: 1e keer:
APV-regels, - Rapportage aan - Aanschrijving
bijvoorbeeld: afdeling Veiligheid -Rapportage aan afdeling
Veiligheid
5.1.a Terras zonder
vergunning (art 2:28a, 2e keer:
lid 3); 2e, 3e, 4e keer: - Bestuurlijke
- Proces Verbaal met waarschuwing +
5.1.b Te groot terras afschrift aan afdeling voornemen tijdelijk of
(art 2:28a, lid 3); Veiligheid voor onbepaalde tijd
geheel of gedeeltelijk
5.2 Niet voldoen aan intrekken of wijzigen
aanwezigheidseis van vergunning (art. 2:28e, lid
exploitant of 1, sub a)
(aangemelde) houder
(art. 2:31, lid 3).10 of

5.3 Niet regelmatig - Opleggen last onder


aanwezig zijn van een dwangsom
exploitant (art. 2:31a,
lid 3)11 3e keer:
- Tijdelijk of voor
5.4 Niet voldoen aan onbepaalde tijd geheel of
voorschriften gedeeltelijk intrekken of
exploitatie-vergunning wijzigen vergunning (art.
(art 1:4, lid 2) 2:28e, lid 1, sub a)

5.5 Niet voldoen aan of


en/of handelen in strijd
met algemeen voor - Opleggen last onder
horecabedrijven dwangsom
geldende bepalingen

10
In dit geval kàn er sprake zijn van schijnbeheer of schijnondernemerschap. Dit zal vaak pas na ettelijke controles vastgesteld kunnen worden.
In Schiedam wordt er van uitgegaan dat er na drie constateringen van afwezigheid/niet aantreffen van een exploitant of houder, er sprake is van
schijnondernemerschap en/of schijnbeheer. Van belang is dat de constateringen gedaan worden terwijl het horecabedrijf geopend is tijdens
zogenaamde “piekuren” .
11
Er is een verschil tussen 5.2 en 5.3: In het eerste geval betreft het een verbodsbepaling om een horecabedrijf geopend te hebben zonder dat
er een op de vergunning vermelde gekwalificeerde exploitant of houder aanwezig is. In het tweede geval (4.4) is het doel van de bepaling te
voorkomen dat een ondernemer de exploitatie overlaat aan een van zijn personeelsleden die als houder opgevoerd is en als zodanig op de
vergunning staat. Het voorkomt ook dat een exploitant een “papieren tijger” of stroman/-vrouw kan zijn. Van belang hier is de term “regelmatig”
aanwezig zijn. In de toelichting op de APV is dit nader ingevuld.

23
(o.a. art. 2:31 en 2:31a 4e keer:
APV)12 - Al dan niet voor
bepaalde duur sluiting
Recidive termijn: van de inrichting (art.
1 jaar 2:28f, lid 1, sub c)

I.6 Beleidsregels
In de beleidsnota zijn ook voorschriften en regels opgenomen die nageleefd dienen te worden. Het zijn geen
geboden en verboden zoals in de APV, maar bepalingen van algemene strekking. Deze bepalingen zijn wel aan de
APV gerelateerd.

OVERTREDINGEN/ TAKEN VAN DEELNEMENDE PARTNERS


MISDRIJVEN
Gemeentelijke Politie/justitie Bevoegd bestuursorgaan Openbaar
handhaver Ministerie
LBB/Politie
I.6 6.1 Handelen in 1e keer: 1e keer:
strijd met13 APV - Rapportage aan - Aanschrijving
gerelateerde afdeling Veiligheid - Rapportage aan afdeling
beleidsregels Veiligheid
genoemd in de Nota
Horecabeleid 2e keer:
Schiedam 2008- 2e + 3e +4e keer: -Bestuurlijke
2012 - Proces verbaal met waarschuwing +
afschrift aan afdeling voornemen tijdelijk of
-Aanwezigheid Veiligheid voor onbepaalde tijd
raamkaart geheel of gedeeltelijk
intrekken of wijzigen
-Overschrijden vergunning (art. 2:28e)
tijden afkoeluur
of
-Terrasregels (o.a.
schoon-houden, - Opleggen last onder
opruimen, opslaan) dwangsom

12
Het betreft de voorschriften en vereisten en absolute verboden die algemeen gelden voor alle horecabedrijven, zowel vergunningplichtig als
niet-vergunningplichtig. Te denken valt aan de eisen t.a.v. de minimale terrasvereisten (max aantal zitplaatsen om vergunningvrij terras te
mogen innemen).
13
Er is hier in technische zin formeel geen sprake van een overtreding, maar van “handelen in strijd met”. Omdat de beleidsnota met de daarin
opgenomen voorschriften en regels wel officieel vastgesteld zijn en de status hebben van besluit van algemene strekking, kan het niet nakomen
van de regels op dezelfde wijze beschouwd en behandeld worden als overtredingen.
24
-Vestigen in strijd 3e keer:
met - Tijdelijk of voor
gebiedsaanwijzing onbepaalde tijd geheel of
gedeeltelijk intrekken of
Recidive termijn: wijzigen vergunning
1 jaar (artikel 22:28e)

of

- Opleggen last onder


dwangsom

4e keer:
- Al dan niet voor
bepaalde duur sluiting
van de inrichting (artikel
2:28f)

25
II. Opiumwet
De bepalingen van de Opiumwet zijn mede van toepassing op horecabedrijven. Handhaving van de bepalingen
richt zich op de controle op de naleving van verbodsbepalingen op aanwezigheid van handel in drugs of de
aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs in die bedrijven en het bestuurlijk optreden indien hiervan
sprake is. Voor de duidelijkheid: het betreft hier horecabedrijven, niet zijnde coffeeshops. (T.a.v. coffeeshops
geldt apart beleid - zie elders in deze tabel). Hier wordt uitgewerkt welke bestuurlijke maatregelen er genomen
worden na constatering van overtredingen.

Lijst I en II bij de Opiumwet omvatten zowel hard- als softdrugs. Onder een handelshoeveelheid wordt verstaan:
een hoeveelheid soft- of harddrugs die een gebruikershoeveelheid overschrijdt en bestemd is voor handel en
verkoop. Onder een gebruikershoeveelheid drugs wordt verstaan: een hoeveelheid die doorgaans wordt
aangeboden voor eigen gebruik. Dit kan voor harddrugs één bolletje, één pil of een halve gram zijn. Voor
softdrugs is dit maximaal 5 gram.
Handel in drugs is aannemelijk ingeval er aanwijzingen zijn op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat er
in- of vanuit de inrichting in drugs wordt gehandeld. Deze aanwijzingen kunnen voortkomen uit feitelijke
acties/observaties c.q. waarnemingen ter plaatse door de politie (onder meer het aantreffen van drugs,
verklaringen van schepklanten en/of personeel, bekendheid van de inrichting als uitvalsbasis c.q.
ontmoetingsplaats voor drugsdealers en verslaafden). Andere aanwijzingen zijn onder meer de aanwezigheid van
een weegschaal, verpakkingen (gripzakjes), voorverpakte en/of geprijsde drugs of bestellijsten in de inrichting.

Alle Schiedamse horeca-exploitanten zijn indertijd schriftelijk op de hoogte gesteld van de regels die gelden op
grond van het Schiedamse coffeeshopbeleid en de bestuurlijke gevolgen die het overtreden van dit beleid met
zich mee kan brengen. Daarbij is aan de orde geweest dat zij als ondernemers van een horecabedrijf, NIET onder
het beleid vallen en dus geen aanspraken daaraan kunnen ontlenen. Hen is duidelijk gemaakt dat voor hen de
algehele en absolute verbodsbepalingen in de Opiumwet gelden.
Verkoop van softdrugs mag alleen vanuit coffeeshops plaatsvinden. Het wordt de exploitant van een reguliere
horecabedrijf dan ook zeer zwaar aangerekend wanneer er in een dergelijke inrichting softdrugs worden
aangetroffen en/of vanuit de inrichting illegale verkoop van softdrugs dan wel handel in softdrugs plaatsvindt. De
aanwezigheid van harddrugs is vanzelfsprekend ten ene male verboden en zal direct zwaar gehandhaafd worden.

26
OVERTREDINGEN/ TAKEN VAN DEELNEMENDE PARTNERS
MISDRIJVEN
Gemeentelijke Handhaver Politie/justitie Bevoegd Openbaar
LBB/Politie bestuursorgaan Ministerie

II OPIUMWET

Overtreden artikel - Rapportage en direct - PV met - Bij acute noodzaak OM vervolgt


13b van de Opium- overdracht aan inbeslagname volgt in overleg met conform
wet (verkoop, politie/OM en (verbaliseren) burgemeester en het richtlijn
aflevering of burgemeester - Afschrift aan OM spoedsluiting van +aanwijzing
verstrekking, dan afdeling Veiligheid het Opiumwet
wel het daartoe tbv bestuurlijke horecabedrijf.o.b.v.
aanwezig zijn, van maatregel art 13b Opiumwet
een middel zoals burgemeester
genoemd in lijst I of SOFTDRUGS 1e keer:
II bij de Opiumwet). - Bij acute noodzaak aanwezigheid
een directe sluiting softdrugs: toepassen
Recidivetermijn: op grond van art. 2 bestuursdwang:
5 jaren Politiewet tot het Bevel tot sluiting
moment dat horecabedrijf voor de
bestuurlijke sluiting duur van 3 maanden14
door burgemeester o.g.v. art 13b
ing. Art 13b Opiumwet
Opiumwet is
geëffectueerd. SOFTDRUGS 2e keer:
aanwezigheid
softdrugs (binnen vijf
jaar na eerste
overtreding):

Exploitatievergunning
intrekken en/of
toepassen
bestuursdwang: bevel
tot sluiten van het
horecabedrijf voor de
duur 6 maanden o.g.v.
art 13b Opiumwet

14
De hier genoemde termijnen zijn een standaardnorm. Ingeval er aanleiding is tot matiging kan de duur van de sluiting worden beperkt. Mocht
de ernst en de aard van de feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven dan kan de burgemeester ook besluiten tot een langere
sluitingsperiode. Er is bewust geen nadere meer- of mindertermijn genoemd/ingevuld. Bij het bepalen van een langere of kortere
sluitingsperiode is de ernst van de onderhavige overtreding mede bepalend, waarbij de relevante feiten en omstandigheden bij de afweging
betrokken moeten worden. Hierbij is de in deze Richtlijn omschreven gedachtegang ten aanzien van de discretionaire bevoegdheid en de
inherente afwijkingsbevoegdheid van toepassing.

27
HARDDRUGS 1e keer:
aanwezigheid
harddrugs
Burgemeester besluit
tot onmiddellijke
(spoed)sluiting van de
horecabedrijf o.g.v.
art. 13 van de
Opiumwet.
en intrekking van de
exploitatievergunning

Effectueren
doormiddel van
bestuursdwang

28
III. Drank- en Horecawet
Met ingang van 1 januari 2013 is het toezicht op de Drank- en Horecawet (DHW) overgegaan van de Nederlandse
Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) overgegaan op de gemeente. Het toezicht wordt uitgevoerd door
toezichthouders (BOA’s) van de gemeente en de politie. De politie heeft eveneens een opsporinsgbevoegdheid op
grond van de DHW.

De politie
De politie treedt in de hieronder genoemde gevallen uitsluitend verbaliserend op indien dit vanuit reparatoir
oogpunt gewenst is als aanvullend/ondersteunend handhavinginstrument bij het gemeentelijk bestuurlijk
optreden, en pas nadat er een eerste constatering van een overtreding gedaan is. Pas dan kan er namelijk vanuit
opsporing gehandeld worden. Immers, de politie is niet als toezichthouder voor de Drank- en Horecawet
bevoegd. Dus pas nadat er een eerste overtreding geconstateerd is door bijv. de gemeentelijke toezichthouders
of bekend is vanuit gemeentelijke beheersinformatie van het vergunningbestand (intrekking, weigering, vervallen
vergunning in afschrift aan politie of gemeld tijdens horecaoverleg) en de ondernemer desondanks doorgaat met
uitoefening van het horecabedrijf, kan de politie –aansluitend- verbaliserend optreden. Dit optreden heeft dan
nadrukkelijk bij voorkeur niet het karakter van strafoplegging/leedtoevoeging (punitief) maar een herstellend
(reparatoir) karakter ter ondersteuning van het bestuursrechtelijk optreden door de gemeente. Dit betekent dat
de burgemeester vanuit diens rol en taak als korpsbeheerder zich bedient van de politie om diens portefeuille te
handhaven. Hierbij is het ook van belang om af te stemmen met de autonome handhavingbevoegdheid en –taken
van de Voedsel- en waren Autoriteit.

De gemeente:
Gemeente heeft o.g.v. de gemeentewet een beginselplicht tot bestuursrechtelijke handhaving (bestuurlijk
optreden). Gelet op het hiervoor geschetste, betekent dit dat het nemen van handhavingsbesluiten door de
gemeente ten aanzien van de DHW, reactief zal zijn, m.a.w. het verantwoordelijk bestuursorgaan (burgemeester
en wethouders) treedt bestuurlijk op naar aanleiding van rapportages van de formele toezichthouder en
opsporingsinstanties.

De gemeente zal slechts voor een deel op eigen initiatief actief handhaven. Voor andere overtredingen (meestal
geringe) of ten aanzien van niet vergunningplichtige bedrijven, zal ze reactief optreden na melding van een
overtreding door een externe instantie, tenzij er bewust voor gekozen wordt om ook op grond van eigen
verantwoordelijkheid actief en/of programmatisch op dat gebied te handhaven.

Veel situaties hebben betrekking op het beheer van het vergunningenbestand. In deze gevallen zal de
daadwerkelijk uitgevoerde handhaving dan ook een ‘oog-en-oor’-functie hebben die bij de uitvoering en het
beheer van de vergunningverlening als input nodig is. Ook kan het voorkomen dat er vanuit een administratieve
toetsing in de backoffice informatie en constateringen aan de orde zijn die zonder daadwerkelijke handhaving in
het bedrijf (controle/toezicht) dienen te leiden tot bestuurlijke maatregelen. De burgemeester heeft daartoe
bevoegdheid tot het geven van aanwijzing tot intrekking van door het college verleende gunningen (art. 32
DHW).

29
OVERTREDINGEN/ TAKEN VAN DEELNEMENDE PARTNERS
MISDRIJVEN
Handhavers: LBB en Politie/justitie Bevoegd Openbaar
politie bestuursorgaan Ministerie
III DRANK- EN
HORECAWET
Art. 31, lid 2: - Constatering Burgemeester 1e keer: Conform landelijk
(overtreding vanuit beheer heeft -bestuurlijke beleid
voorschriften en of vergunningen- bevoegdheid waarschuwing met
verboden; bestand en door tot geven van voornemen intrekking
handelen in strijd LBB en politie. Oog aanwijzing tot vergunning
met en oor-functie schorsing en
bestuursreglement toezichthouders intrekking 2e keer:
paracommerciële milieu en BWT vergunningen -intrekken vergunning
instelling) (art. 31 en 32
DHW)
Recidivetermijn:
hier niet van Politie heeft
toepassing algemene
opsporingsbevo
egdheid 3e keer
-opleggen last onder
dwangsom (wegens
uitoefenen horeca- /
slijtersbedrijf zonder
rechtsgeldige
vergunning)

4e keer:
- toepassen
bestuursdwang o.b.v.
art 36 DHW

30
OVERTREDINGEN/ TAKEN VAN DEELNEMENDE PARTNERS
MISDRIJVEN
Handhavers: Politie/justitie Bevoegd Openbaar
LBB en Politie bestuursorgaan Ministerie
Artikel 3: 1e keer: 1e keer:
uitoefening constatering door -bestuurlijke
horecabedrijf LBB of politie waarschuwing +
(tappen/slijten) of vanuit uitvoering voornemen toepassen
zonder vergunning en beheer melding bestuursdwang art 36
door team DHW + verzoek
Recidive termijn: Vergunningen. aanvraag DHW-
2 jaren vergunning binnen 5
rapportage aan dagen
college en afdeling
Veiligheid NB: indien nieuw te
vestigen horecabedrijf
of slijterij, niet toestaan
dat zonder vergunning
horeca- of slijtersbedrijf
uitoefent:
-direct toepassen
bestuursdwang art. 36
DHW

2e en 3e keer: 2e keer:
- Proces Verbaal a. Voor verlening
Politie vatbare aanvraag
ingediend maar toch
alcohol aanwezig of
verstrekking:
Bestuurlijke
waarschuwing +
voornemen toepassen
bestuursdwang art 36
DHW

b. Niet voor verlening


vatbare aanvraag
ingediend (incomplete
aanvraag) maar toch
alcohol aanwezig of
verstrekking:
toepassen
bestuursdwang art 36
DHW

3e keer: situatie a
- Toepassen
bestuursdwang

31
OVERTREDINGEN/ TAKEN VAN DEELNEMENDE PARTNERS
MISDRIJVEN
Handhavers: LBB en Politie/justitie Bevoegd Openbaar
Politie bestuursorgaan Ministerie
Artikel 12, lid 1: 1e keer: 1e keer:
Verstrekken van constatering LBB of -bestuurlijke
alcoholhoudende politie. waarschuwing met
drank vanuit een voornemen intrekking
niet op de - rapportage vergunning + verzoek
vergunning binnen 5 dagen
vermelde lokaliteit vergunning aan te
2e ,3e , 4e keer: passen
Artikel 14: Tappen - Proces Verbaal
en slijten vanuit Politie 2e keer:
één lokaliteit / -intrekking vergunning
verbod op
proeverijen in 3e keer:
slijterij -opleggen last onder
dwangsom
Recidive termijn: 4e keer
1 jaar - bestuursdwang
Artikel 16: 1e keer: 1e keer:
verstrekking constatering door -bestuurlijke
alcoholhoudende LBB of politie. waarschuwing
drank via
automaten. -rapportage

Artikel 12, lid 2:


Verstrekken van 2e ,3e , 4e keer: 2e keer:
alcoholhoudende - Proces Verbaal voornemen intrekken
drank (voor elders Politie vergunning indien
dan ter plaatse) vergunningplichtig
anders dan in een bedrijf
gesloten verpakking voornemen opleggen
last onder dwangsom
Artikel 18, lid 1: indien niet
Verkoopverbod vergunningplichtig
zwak bedrijf
alcoholhoudende
drank voor de non 3e keer:
food-sector intrekken vergunning
indien
Artikel 19: vergunningplichtig
Verbod op een bedrijf
illegale opleggen last onder
bestelservice voor dwangsom indien niet
sterke dan wel vergunningplichtig
zwak bedrijf
alcoholhoudende
drank 4e keer:
- bestuursdwang
Recidive termijn:
1 jaar
32
OVERTREDINGEN/ TAKEN VAN DEELNEMENDE PARTNERS
MISDRIJVEN
Handhavers: Politie/justitie Bevoegd Openbaar
LBB en Politie bestuursorgaan Ministerie
Artikel 20, lid 1 of 2: LBB en Politie a: indien
Verstrekken van vergunningplichtig
(sterk) horeca- of slijtersbedrijf:
alcoholhoudende
drank aan jongeren 1e keer:
< 16 jaar (<18 jaar - bestuurlijke
bij verstrekking waarschuwing
sterke drank).
(ingeval van een 2e keer:
aanwezigheid - intrekking vergunning
onbegeleide
persoon < 16 jaar in 3e keer :
een slijterij kan een - bestuursdwang art. 36
koppeling worden
gemaakt met artikel b: indien niet
20, lid 3) vergunningplichtig
bedrijf:
Recidive termijn:
5 jaren 1e keer:
-bestuurlijke
waarschuwing

2e keer:
- opleggen last onder
dwangsom

3e keer :
-bestuursdwang

Artikel 20, lid 5: 1e keer: 1e keer:


Geen of onduidelijk constatering door - aanschrijving
leesbare of LBB of politie.
onvolledige
aanduiding(en)
leeftijdsgrenzen

Recidive termijn: 2e 3e en 4e keer: 2e keer:


2 jaren - Proces Verbaal -bestuurlijke
Politie waarschuwing
3e keer:
- voornemen opleggen
last onder dwangsom
4e keer
-opleggen last onder
dwangsom
Artikel 20, lid 7: 1e keer: 1e keer:
Verbod op het constatering door -bestuurlijke
toelaten van LBB of politie. waarschuwing
dronken personen

33
of personen onder 2e en 3e keer: 2e keer:
invloed van drugs - Proces Verbaal - intrekking vergunning
of medicijnen in de Politie
lokaliteit 3e keer :
- bestuursdwang
Recidive termijn:
2 jaren

OVERTREDINGEN/ TAKEN VAN DEELNEMENDE PARTNERS


MISDRIJVEN
Handhavers: Politie/justitie Bevoegd Openbaar
LBB en Politie bestuursorgaan Ministerie
Artikel 22, lid 1, 1e keer: 1e keer:
onder a (evt. in constatering door -bestuurlijke
combinatie met LBB of politie. waarschuwing
artikel 25):
verbod
aanwezigheid
alcoholhoudende
drank in
tankstations 2e keer: 2e keer:
- Proces Verbaal - bestuursdwang
Recidive termijn: Politie
1 jaar
Artikel 24, lid 1 en2: 1e keer:
(Aangemelde) -bestuurlijke
leidinggevende niet waarschuwing
aanwezig
2e keer:
Artikel 24, lid 3: - intrekking vergunning
personeel jonger 3e keer :
dan 16 jaar laten - bestuursdwang
tappen/slijten

Recidive termijn:
1 jaar
Artikel 25, lid 1: 1e keer: 1e keer:
Verbod op de constatering door - bestuurlijke
illegale LBB of politie waarschuwing
aanwezigheid van
alcoholhoudende
drank
2e keer: 2e keer:
- Proces Verbaal - toepassen
Artikel 25, lid 2: Politie bestuursdwang
Verbod op
proeverijen

Recidive termijn:
1 jaar

34
Artikel 35:
Ontheffing
verstrekking
alcoholhoudende
drank tijdens 1e keer: 1e keer op moment van
bijzondere constatering door constatering
gelegenheid van LBB of politie of overtreding (gelet op
zeer tijdelijke aard vanuit uitvoering en tijdelijke aard):
beheer melding
Handelen in strijd door team -ambtsbevel beëindigen
met aan de Vergunningen. overtreding door
ontheffing alcoholhoudende
verbonden dranken en
voorwaarden verstrekmiddel (bijv.
tapinstallatie) te
Recidive termijn (laten)verwijderen
hier niet van
toepassing 2e keer: 2e keer: 2e keer:
- Proces Verbaal Proces Verbaal toepassen
Politie wegens niet bestuursdwang:
opvolgen gemeente ontmantelt
ambtsbevel activiteit met
kostenverhaal

35
IV. Wet op de kansspelen (WOK)

IV.1. Aanwezigheid kansspelautomaten algemeen

In titel Va (artikelen 30 tot en met 30aa) van de Wok wordt het systeem van de toelatings-, exploitatie -en
aanwezigheidsvergunningen geregeld.

De hiernavolgende paragraaf IV.1 betreft de handhaving van de algemeen geldende regels in de Wok waartoe de
gemeentelijke LBB-ambtenaren en de politieambtenaren als toezichthouder zijn. In paragraaf IV.2 staan de
handhavende bepalingen ten aanzien van de aanwezigheid van speelautomaten in hoog- en laagdrempelige
inrichtingen. In paragraaf IV.3 worden de handhavende bepalingen weergegeven ten aanzien van
speelautomatenhallen.

OVERTREDINGEN/ TAKEN VAN DEELNEMENDE PARTNERS


MISDRIJVEN
Gemeentelijke Politie/Verispect/ Bevoegd bestuursorgaan Openbaar
Handhaver LBB/Politie justitie / afdeling Veiligheid Ministerie

IV WET OP DE
KANSSPELEN
IV. Aanwezig hebben 1e keer: Autonome algemene 1e keer: OM vervolgt
1 van kansspelauto- Constatering door opsporings- - Bestuurlijke conform
maten zonder Verispect of oog en bevoegdheid (art 141 waarschuwing + verzoek richtlijn
vergunning oorfunctie door LBB of Wetboek van aanvraag +aanwijzing
(artikel 30b, lid 1, politie. Strafrecht). aanwezigheidsvergunning
Wok) Politie verbaliseert en binnen 5 dagen
- Rapportage neemt -indien
relevant- automaten
in beslag conform 2e keer:
landelijk/regionaal a. Voor verlening vatbare
beleid aanvraag ingediend maar
toch speelautomaten
In samenspraak met aanwezig:
Verispect. - Voornemen opleggen
last onder dwangsom

b. Niet voor verlening


vatbare aanvraag
ingediend (incomplete
aanvraag) maar toch
speelautomaten
aanwezig:
- voornemen toepassen
bestuursdwang

3e keer:
a: opleggen last onder
dwangsom

b.toepassen
bestuursdwang

36
2e keer:
- Toepassen
bestuursdwang

Overtreding 1e , 2e,3e keer: 1e keer: OM vervolgt


overige - Rapportage - Bestuurlijke conform
bepalingen Wok waarschuwing met richtlijn
(artikel 30f, lid 2 voornemen intrekking +aanwijzing
Wok) vergunning

2e keer:
- Intrekking vergunning
3e keer
- Bestuursdwang

Aanwezig hebben 1e keer: Verispect of politie: Imperatieve wettelijke


van illegale (niet Constatering door - Proces Verbaal met bepaling:
goedgekeurde) Verispect of oog en inbeslagname
kanssspelautomat oorfunctie door LBB of automaten (conform 1e keer:
en (artikel 30t, lid politie. landelijk/regionaal - Intrekking vergunning
1 onder c Wok), beleid)
- Rapportage aan
Aanbrengen van afdeling Veiligheid - Afschrift aan
wijzigingen in burgemeester
automaten. 2e keer: 2e keer:
(artikel 30t, lid 2 - Rapportage - Toepassen
Wok) burgemeester, Verispect bestuursdwang:
en politie

(On-)middellijk 1e keer: 1e keer:


uitkeren van Constatering door - Bestuurlijke
prijzen / premies Verispect of oog en waarschuwing met
op grond van oorfunctie door LBB of voornemen intrekking
spelresultaat politie. vergunning
behendigheidsaut
omaat - Rapportage
(art. 30t, lid 5 2e + 3e keer: 2e keer:
Wok) - Rapportage aan - Intrekking vergunning
afdeling Veiligheid
3e keer
- Toepassen
bestuursdwang

37
IV2. Aanwezigheid speelautomaten in horecabedrijven
Op grond van de Wet op de Kansspelen moet in een gemeentelijke verordening worden vastgelegd hoeveel
speelautomaten maximaal per inrichting mag worden geplaatst. De gemeente is bij het bepalen van het beleid
gebonden aan de maxima, die de wet toelaat. In Schiedam is er niet een aparte Speelautomatenverordening
opgesteld, maar zijn in de APV bepalingen opgenomen hieromtrent.

In artikel 3.2.1a van de APV is het speelautomatenbeleid vastgelegd. In lid 2 van hetzelfde artikel is bepaald dat in
een hoogdrempelige inrichting maximaal twee kansspelautomaten zijn toegestaan. Dit beleid gaat uit van het
wettelijk maximaal toegestane aantal automaten per inrichting.

OVERTREDINGEN/ TAKEN VAN DEELNEMENDE PARTNERS


MISDRIJVEN
Gemeentelijke Handhaver Politie/ Bevoegd Openbaar
LBB/Politie Verispect/justitie bestuursorgaan Ministerie
IV APV BEPALINGEN
O.B.V. DE WET OP
DE KANSSPELEN

Aanwezigheid van 1e, 2e, 3e keer: Verispect of 1e keer: OM vervolgt


kansspelautomaten Constatering door Verispect politie: - Bestuurlijke conform
in een of oog en oorfunctie door - Proces Verbaal waarschuwing met richtlijn
laagdrempelige LBB of politie. met inbeslagname voornemen +aanwijzing
horecabedrijf automaten intrekking conform
(artikel 30c lid 2, - Rapportage (conform vergunning richtlijn
sub a Wok) landelijk/regionaa
l beleid)
Aanwezigheid van
meer dan twee - Afschrift aan
kansspelautomaten burgemeester
in een hoogdrem- 2e keer:
pelige horecabedrijf - Intrekking
(artikel 2:39, lid 2, vergunning
APV) 3e keer
- Toepassen
bestuursdwang

38
IV. 3 Aanwezigheid speelautomaten in speelautomatenhal
Voor de opstelling van speelautomaten is een aanwezigheidsvergunning van de burgemeester vereist ex artikel
30b, eerste lid, van de Wok. Voorts is voor de vestiging en/of exploitatie van een speelautomatenhal een
halvergunning van de burgemeester noodzakelijk ex artikel 2:40a, eerste lid, van de APV.

De intrekking van de aanwezigheids -en/of halvergunning geldt in beginsel voor een periode van zes maanden. In
geval er aanleiding is tot matiging kan de duur van de intrekking worden beperkt tot een periode van drie
maanden. Mocht de ernst en de aard van de feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven dan kan de
burgemeester besluiten tot een intrekking voor de duur van twaalf maanden. In het geval van bijzonder ernstige
incidenten of bij herhaling kan de burgemeester besluiten tot een niet-tijdelijke intrekking. Dit geldt uiteraard ook
bij niet-herstelbare verzuimen, waaronder het niet (meer) verkrijgen van de exploitatievergunning.

In artikel 2:40e van de APV wordt de intrekking van de halvergunning door de burgemeester geregeld. De
gronden voor intrekking komen in hoofdzaak overeen met de intrekkingsgronden van de exploitatievergunning
voor horeca. In de handhaving met betrekking tot speelautomatenhallen is dan ook aansluiting gezocht bij de
handhaving zoals die is opgeteld met betrekking tot de horeca.

OVERTREDINGEN/ TAKEN VAN DEELNEMENDE PARTNERS


MISDRIJVEN
Gemeentelijke Handhaver Politie/ Bevoegd Openbaar
LBB/Politie Verispect/justitie bestuursorgaan Ministerie

IV WET OP DE
KANSSPELEN
IV. Aanwezigheid OM vervolgt
3 speelautomaten conform
in richtlijn
speelautomaten- +aanwijzing
hal

Toegang verlenen 1e keer: Verispect of politie: 1e keer:


minderjarigen Constatering door Verispect - Proces Verbaal - Bestuurlijke
(<18 jaar) (artikel of oog en oorfunctie door LBB met inbeslagname waarschuwing met
30u lid 1, sub a en of politie. automaten aankondiging
b Wok) (conform voornemen
- rapportage landelijk/regionaal intrekking
beleid) vergunning

- Afschrift aan 2e keer:


burgemeester - Intrekking
vergunning

3e keer:
- Toepassen
bestuursdwang

39
Het exploiteren Verispect of politie: Imperatieve
van een - - - Proces Verbaal wettelijke bepaling:
speelauto- met inbeslagname
matenhal zonder automaten 1e keer:
geldige (conform - Bestuursdwang
vergunning landelijk/regionaal
(artikel 30b lid 1 beleid)
Wok en artikel
2:40a, lid 1, APV) - Afschrift aan
burgemeester
Handelen in strijd 2e en 3e keer: 1e keer:
met vergunning- - Rapportage - Bestuurlijke
voorschriften waarschuwing met
(artikel 1:4 APV) voornemen
intrekking
vergunning

2e keer:
e
1 keer: - Intrekking
Constatering door Verispect vergunning
of oog en oorfunctie door LBB 3e keer
of politie. - Toepassen
bestuursdwang
- Rapportage

40
V. Geluidshinder
De geluidsnormen voor meldingspichtige horecabedrijven staan vermeld in het Activiteitenbesluit. De relevante
bepalingen zijn overgenomen in de APV. Nadrukkelijk wordt vermeld dat het hier alleen muziekgeluid betreft. Ten
aanzien van geluidsoverlast door andere redenen zoals lawaai vanuit keukens, bezoekers die schreeuwen etc.,
voorziet de algemene paragraaf in de APV.

Met betrekking tot terrassen, gelegen aan de straatzijde mag het stemgeluid niet worden meegerekend. Voor
terrassen op binnenterreinen wordt het stemgeluid wel meegerekend. Omdat het maken van muziek vanaf een
terras meer invloed heeft op de leefomgeving dan muziek binnen in een inrichting, is het algemene uitgangspunt
dat het niet toegestaan is om geluidsdragers op het terras te hebben of op andere wijze muziek ten gehore te
(laten)brengen op een terras.

Ten aanzien van deze paragraaf is een en ander door de DCMR nader uitgewerkt in een
Handhavingsprotocol Horeca-muziekgeluid. Dit protocol is als bijlage opgenomen in dit arrangement.

OVERTREDINGEN/ TAKEN VAN DEELNEMENDE PARTNERS


MISDRIJVEN
Gemeentelijke Handhaver DCMR Bevoegd Openbaar
LBB/Politie bestuursorgaan Ministerie

APV Bepalingen
V hoofdstuk 4, §1:
Geluid en
lichthinder
Veroorzaken van -LBB heeft “oog en oor” zie protocol in Aanschrijving OM vervolgt
geluidsoverlast functie op naleving bijlage 2 bestuursdwang conform
(muziek) met geluidsnormen tijdens en opleggen van richtlijn
uitzondering van integrale controle; - aanschrijven een last onder +aanwijzing
collectieve en -melding aan DCMR overtreder en dwangsom;
incidentele adviseren college wordt uitgevoerd
activiteiten -DCMR controleert over het treffen van door domein
ingevolge art. 4:2 geluidsnormen (meting) een bestuurlijke Integrale
en 4:3 APV15 maatregel Veiligheid, team
-DCMR rapporteert Handhaving
-rapportage
gegevens
betrokken bij
oordeel aanvraag
of intrekking
exploitatievergun
ning inzake
invloed op OOV

15
Vanuit de DCMR is er een protocol van toepassing. Hierin staat vermeld hoe er opgetreden wordt. Zie bijlage 2.
41
VII. Coffeeshops
Het Schiedamse coffeeshopbeleid is vastgesteld door de gemeenteraad op 27 oktober 1997 en is
geëvalueerd op 4 mei 2004. Eind 2013 wordt nieuw coffeeshopbeleid vastgesteld, waarin de
handhavingsstrategie wordt opgenomen. Na vaststelling van het nieuwe coffeeshopbeleid vervalt
onderstaande tabel.

Het coffeeshopbeleid voorziet in een maximumstelsel van vier coffeeshops in Schiedam. Het
vastgestelde coffeeshopbeleid blijft van kracht behoudens het daarin opgenomen
handhavingsparagraaf. Het handhavingsbeleid ten aanzien van coffeeshops is geactualiseerd en hier
opgenomen als paragraaf in dit arrangement. Dit heeft als voordeel dat er één
handhavingsarrangement is voor alle vergunningplichtige openbare inrichtingen.

De exploitatievergunningplicht in paragraaf 3 van de APV is ook van toepassing op coffeeshops. Een


coffeeshop valt namelijk ook onder de definitie van horecabedrijf. Voor overtredingen door
coffeeshopexploitanten van voorschriften die niet nadrukkelijk worden genoemd in deze
handhavingstabel (bijvoorbeeld schietincidenten, steekincidenten, vechtpartijen etc.) worden
bestuurlijke maatregelen bepaald aan de hand van de handhavingstabel I.3. Ook ten aanzien van de
andere bepalingen die ten aanzien van horecabedrijven genoemd zijn in onderdeel I, gelden
onverkort ook voor coffeeshops. Bij het bepalen van maatregelen wordt er wel rekening gehouden
met het feit dat ten aanzien van coffeeshops, er een verhoogd risico is en dat de invloed op de
openbare orde, veiligheid en leefomgeving doorgaans ernstiger nadelig beïnvloed wordt. De te
nemen maatregelen zullen daarom doorgaans van andere aard zijn dan bij reguliere horecabedrijven.
De in deze Richtlijn beschreven motiveringen in het eerste deel, ten aanzien van toepassingscriteria
zijn dan ook van groot belang ten aanzien van proportionaliteit maar ook ten aanzien van de
discretionaire bevoegdheid van het betrokken bestuursorgaan.

De termijnen die in de onderstaande tabel worden aangegeven voor sluitingen dienen als
uitgangspunt. Indien er redenen zijn voor matiging of voor verscherping worden de
sluitingstermijnen aangepast.) Bespreken of dit tekst is voor het algemene gedeelte eventueel onder
te brengen onder het kopje “sluitingstermijnen”

43
OVERTREDINGEN/ TAKEN VAN DEELNEMENDE PARTNERS
MISDRIJVEN
Gemeentelijke Handhaver Politie/justitie Bevoegd Openbaar
LBB/Politie/ bestuursorgaan Ministerie

VII COFFEESHOPS

Ontbreken - Rapportage + direct - Proces Verbaal met - Burgemeester OM vervolgt


exploitatievergunn overdracht aan inbeslagname; besluit tot conform
ing politie/OM en afschrift aan onmiddellijke sluiting richtlijn
(artikel 2:28, lid 1, burgemeester burgemeester tbv op grond van artikel +aanwijzing
APV) bestuurlijke maatregel 13b van de Opiumwet

-bij acute noodzaak


een directe sluiting op
grond van art. 2
Politiewet
AHOJG+ criteria
Affichering OM
1e keer: 1e keer: vervolgt
- Rapportage - Bestuurlijke conform
waarschuwing richtlijn
+aanwijzing
2e keer:
e e e
2 , 3 ,4 keer: -Sluiting van het
- Proces Verbaal horecabedrijf voor 1
met afschrift aan maand
burgemeester (art. 2:28f, lid 1, sub b
APV)
3e keer
- Sluiting van het
horecabedrijf voor 3
maanden (art. 2:28f,
lid 1, sub ,b APV)

4e keer:
- Intrekken
vergunning (art. 2:28e,
lid 1, sub e)
en

- Sluiting van het


horecabedrijf (
(art. 2:28f, lid 1, sub b
APV)

44
OVERTREDINGEN/ TAKEN VAN DEELNEMENDE PARTNERS
MISDRIJVEN
Gemeentelijke Handhaver Politie/justitie Bevoegd Openbaar
LBB/Politie/ bestuursorgaan Ministerie
16
Harddrugs - Rapportage + direct - Proces Verbaal met Bij de aanwezigheid OM vervolgt
overdracht aan inbeslagname; van harddrugs besluit conform
politie/OM en afschrift aan afdeling de Burgemeester tot richtlijn
burgemeester Veiligheid tbv onmiddellijke +aanwijzing
bestuurlijke (spoed)sluiting van de
maatregel horecabedrijf o.g.v.
burgemeester art. 13 van de
Opiumwet.
- Bij acute noodzaak en intrekking van de
een directe sluiting op exploitatievergunning
grond van art. 2
Politiewet tot het mo- Effectueren
ment dat bestuurlijke doormiddel van
sluiting door bestuursdwang
burgemeester ing. Art
13b Opiumwet is
geëffectueerd.

Overlast 1e , 2e ,3e ,4e keer: 1e keer:


- Rapportage - Bestuurlijke
waarschuwing
2e keer:
- Sluiting van het
horecabedrijf voor 3
maanden (art. 2:28f,
lid 1, sub b, APV)
3e keer:
- Sluiting van het
horecabedrijf voor 6
maanden (art. 2:28f,
lid 1, sub b, APV)
4e keer:
- Intrekken
vergunning (art.
2:28e, lid 1, sub a,
APV)

en

- Sluiting van het


horecabedrijf (artikel
2.3.7, lid 1, sub b APV)

16
Overtreden artikel 13b van de Opiumwet (verkoop, aflevering of verstrekking, dan wel het daartoe aanwezig zijn, van een
middel zoals genoemd in lijst I of II bij de Opiumwet). NB: het betreft hier de aanwezigheid van handel in harddrugs in de
coffeeshop

45
Jeugdigen onder 1e en 2e keer: - Proces Verbaal met 1e keer:
de 18 jaar - Rapportage aan afdeling inbeslagname; - Sluiting van het
Veiligheid afschrift aan afdeling horecabedrijf voor
Veiligheid tbv een periode van 6
bestuurlijke maanden (artikel
maatregel 2.3.7, lid 1, sub b APV)
burgemeester 2e keer:
- Intrekken
vergunning (art.
2:28e, lid 1, sub a,
APV)

en

- Sluiting van de
horecabedrijf (art.
2:28f, lid 1, sub b,
APV)

46
OVERTREDINGEN/ TAKEN VAN DEELNEMENDE PARTNERS
MISDRIJVEN
Gemeentelijke Handhaver Politie/justitie Bevoegd Openbaar
LBB/Politie/ bestuursorgaan Ministerie
Grote 1e, 2e en 3e keer: - Proces Verbaal met 1e keer: OM vervolgt
hoeveelheden - Rapportage + direct inbeslagname; - Sluiting van het conform
per transactie 5 overdracht aan afschrift aan horecabedrijf voor 3 richtlijn
gram per persoon politie/OM enur burgemeester tbv maanden(artikel 13b +aanwijzing
per dag bgemeester bestuurlijke maatregel van de Opiumwet)

- Bij acute noodzaak 2e keer:


een directe sluiting op - Sluiting van het
grond van art. 2 horecabedrijf voor 6
Politiewet tot het mo- maanden (art. 13b
ment dat bestuurlijke Opiumwet)
sluiting door
burgemeester ing. art 3e keer:
13b Opiumwet is - Intrekken
geëffectueerd. vergunning (art.
2:28e, lid 1, sub a,
APV)

en

- Sluiting van het


horecabedrijf (artikel
13b van de
Opiumwet)
Handelsvoorraad 1e en 2e keer: - Proces Verbaal met 1e keer:
in het - Rapportage + direct inbeslagname; - Sluiting van het
horecabedrijf van overdracht aan afschrift aan horecabedrijf voor 3
meer dan 500 politie/OM en burgemeester tbv maanden(artikel 13b
gram (+) burgemeester bestuurlijke maatregel van de Opiumwet)

- Bij acute noodzaak 2e keer:


een directe sluiting op - Sluiting van het
grond van art. 2 horecabedrijf voor 6
Politiewet tot het mo- maanden (artikel 13b
ment dat bestuurlijke van de Opiumwet)
sluiting door

47
burgemeester ing. Art 3e keer:
13b Opiumwet is - Sluiting van de
geëffectueerd. horecabedrijf (artikel
13b van de
Opiumwet)

en

-Intrekken vergunning
(art. 2:28e, lid 1, sub
a)

geen verstrekking 1e , 2e en 3e keer: 1e keer:


van - Proces verbaal met - Schriftelijke
alcoholhoudende afschrift aan afdeling waarschuwing
dranken noch het Veiligheid 2e keer:
gebruik ervan toe- - Sluiting van de
staan (+) horecabedrijf voor 3
maanden
(art. 2:28f, lid 1, sub b,
APV)

3e keer:
- Sluiting van het
horecabedrijf voor 6
maanden (art. 2:28f,
lid 1, sub b, APV)

48
Bijlage 2 Protocol DCMR t.a.v. handhaving geluidshinder

Handhavingsprotocol Horeca-muziekgeluid behorende bij onderdeel V van de tabel

Inleiding
Jaarlijks melden vele bewoners van het Rijnmondgebied geluidoverlast te ondervinden. In veel
gevallen wordt deze geluidoverlast veroorzaakt door horeca-inrichtingen. De gemeente Schiedam
heeft de DCMR Milieudienst Rijnmond (verder: DCMR) de opdracht gegeven de handhaving van deze
geluidoverlast namens de gemeente te verzorgen. In dit handhavingsprotocol is vastgelegd hoe in
beginsel door de DCMR en de gemeente Schiedam op de verschillende overschrijdingen van de
geluidnormen zal worden gereageerd.

Relevante regelgeving
De meeste horeca-inrichtingen vallen onder de werking van het Activiteitenbesluit. De voor deze
horeca-inrichtingen relevante geluidvoorschriften zijn opgenomen in paragraaf 1.1 van de bijlage
behorende bij dit Besluit. De letterlijke tekst van deze voorschriften is terug te vinden in de bij dit
handhavingsprotocol gevoegde bijlage. Slechts in een enkel geval valt een horeca-inrichting onder de
vergunningplicht van artikel 8.1 van de Wet milieubeheer. De voor deze inrichtingen relevante
geluidvoorschriften zijn opgenomen in de op grond hiervan verleende milieuvergunning.

Geluidmetingen en constateringen
Bij klachten over geluidoverlast wordt door medewerkers van de DCMR een geluidmeting
uitgevoerd. In de meeste gevallen wordt, conform de door de gemeente vastgestelde
sanctiestrategie, bij een geconstateerde overschrijding van de geluidnormen eerst een aanschrijving
gestuurd aan de betreffende horeca-inrichting. Indien vervolgens bij een nacontrole blijkt dat er geen
of onvoldoende maatregelen zijn getroffen, wordt het College van Burgemeester en Wethouders
door de DCMR geadviseerd om over te gaan tot het vaststellen van een last onder dwangsom
(handhaving in twee stappen). Bij overschrijdingen van 20 dB of meer is het gebruikelijk dat er door
de DCMR direct wordt overgegaan tot het adviseren van een last onder dwangsom (handhaving in
één stap). Dit in verband met de ernst van de overlast die in dat geval door omwonenden van de
horeca-inrichting wordt ondervonden. In dit handhavingsprotocol wordt bovenomschreven
handelswijze vastgelegd en wordt tevens aangegeven hoe er gehandeld wordt bij een overschrijding
van 30 dB of meer.

Handhavingsprotocol Horeca-muziekgeluid
Er wordt in dit handhavingsprotocol een vierdeling gemaakt in de mogelijke reacties op
geconstateerde overschrijdingen van de geluidnormen. Ingeval van een ‘kleine’ overschrijding kan
volstaan worden met het eerst aanschrijven van de ondernemer. (Zeer) ernstige overschrijdingen
daarentegen vragen, in verband met de ernst van de inbreuk die hierdoor veroorzaakt wordt op de
levenssfeer van omwonenden, om maatregelen die directer werken en een grotere impact hebben.

Overschrijding van 1 of 2 dB:


Overschrijdingen van 1 of 2 dB krijgen geen vervolg, omdat de meetonzekerheid zodanig is dat bij
deze waarden niet met zekerheid kan worden gesteld dat er daadwerkelijk sprake is van een
overschrijding van de geluidnormen.

Overschrijding van 3 – 19 dB:


Bij een overschrijding van 3 – 19 dB wordt de betreffende horeca-inrichting eerst aangeschreven
door de DCMR. In deze aanschrijving wordt de ondernemer medegedeeld dat hij er binnen een

49
redelijke termijn voor dient te zorgen dat er geen overschrijding van de geluidnormen meer
plaatsvindt en dat, indien er bij een volgende controle toch opnieuw een overtreding wordt
geconstateerd, overgegaan zal worden tot het adviseren van een last onder dwangsom en het
opmaken van proces-verbaal. Daarnaast wordt de ondernemer in de aanschrijvingsbrief,
overeenkomstig artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht, in de gelegenheid gesteld zijn
zienswijze kenbaar te maken.

Naar aanleiding van een eventueel advies van de DCMR wordt door het College van burgemeester en
wethouders overgegaan tot het vaststellen van de geadviseerde last onder dwangsom. Indien na het
volledig verbeuren van de dwangsom nog steeds sprake is van het overschrijden van de
geluidnormen, zal er door de DCMR opnieuw geadviseerd worden over te gaan tot het vaststellen
van een last onder dwangsom (met een hoger te verbeuren bedrag), of wordt er, in overleg met de
gemeente, geadviseerd tot het aanzeggen van bestuursdwang.

Overschrijding van 20 – 29 dB:


Bij een overschrijding van 20 – 29 dB zal door de DCMR direct worden overgegaan tot het adviseren
van een last onder dwangsom. Alvorens dit wordt gedaan, wordt de ondernemer wel middels een
zogenaamde zienswijzebrief in de gelegenheid zijn zienswijze kenbaar te maken. Daarnaast zal direct
proces-verbaal worden opgemaakt.

Naar aanleiding van een eventueel advies van de DCMR wordt door het College van burgemeester en
wethouders overgegaan tot het vaststellen van de geadviseerde last onder dwangsom. Indien na het
volledig verbeuren van de dwangsom nog steeds sprake is van het overschrijden van de
geluidnormen, zal er door de

DCMR opnieuw geadviseerd worden over te gaan tot het vaststellen van een last onder dwangsom
(met een hoger te verbeuren bedrag), of wordt er, in overleg met de gemeente, geadviseerd tot het
aanzeggen van bestuursdwang.

Overschrijding van 30 dB of meer:


Bij een overschrijding van 30 dB of meer zal door de DCMR worden overgegaan tot het adviseren van
een aanzegging van bestuursdwang. De overschrijding van de geluidnormen is in dat geval immers zo
ernstig dat op zeer korte termijn de daadwerkelijke beëindiging van de overtreding noodzakelijk is
om de omwonenden te beschermen tegen de geluidoverlast. Alvorens dit wordt gedaan, wordt de
ondernemer wel middels een zogenaamde zienswijzebrief in de gelegenheid zijn zienswijze kenbaar
te maken. Daarnaast zal direct proces-verbaal worden opgemaakt.

Naar aanleiding van een eventueel advies van de DCMR wordt door het College van burgemeester en
wethouders overgegaan tot het vaststellen van de geadviseerde bestuursdwangbeschikking. Indien
er na afloop van de in de bestuursdwangbeschikking opgenomen begunstigingstermijn nog steeds
sprake is van het overschrijden van de geluidnormen, zal de in de beschikking aangekondigde
bestuursdwang worden geëffectueerd. In de meeste gevallen zal dit gebeuren door middel van het
verzegelen van de geluidinstallatie. Indien dit niet mogelijk, wenselijk of afdoende is, wordt een
speciaal op de specifieke situatie toegesneden oplossing bedacht. In het uiterste geval kan worden
overgegaan tot het sluiten van de inrichting. De geluidinstallatie of de inrichting mag dan pas weer
normaal in bedrijf genomen worden, indien de ondernemer middels een akoestisch rapport aantoont
dat, als gevolg van door hem getroffen geluidisolerende of andere maatregelen, aan de
geluidnormen wordt voldaan.
In geval van recidive zullen door de gemeente, in overleg met de DCMR, de mogelijkheden worden
bekeken om over te gaan tot het intrekken van de exploitatievergunning. Dit om te voorkomen dat
telkens bestuursdwang moet worden toegepast.

50
51
Bijlage behorende bij het ‘Handhavingsprotocol Horecageluid’

Paragraaf 1.1 Geluid en trilling

1.1.1
Voor het equivalente geluidniveau (LAeq) en het piekniveau (Lmax), veroorzaakt door de in de
inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte
werkzaamheden en activiteiten, geldt dat:
a. de niveaus op de in tabel I genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die
tabel aangegeven waarden;

Tabel I
07.00-19.00 19.00-23.00 23.00-07.00
LAeq, op de gevel van woningen 50 dB(A) 45 dB(A) 40 dB(A)
LAeq, in in- of aanpandige woning 35 dB(A) 30 dB(A) 25 dB(A)
Piekniveau op de gevel van 70 dB(A) 65 dB(A) 60 dB(A)
woningen
Piekniveau in in- of aanpandige 55 dB(A) 50 dB(A) 45 dB(A)
woning

b. de in de periode tussen 07.00 uur en 19.00 uur in tabel I opgenomen piekniveaus niet van
toepassing zijn op het laden en lossen;
c. de in tabel I aangegeven waarden binnen in- of aanpandige woningen niet gelden indien de
gebruiker van deze woningen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen
uitvoeren van geluidmetingen;
d. de in tabel I aangegeven waarden voor woningen ook gelden voor andere geluidgevoelige
bestemmingen.

1.1.2
Bij het bepalen van de geluidniveaus, bedoeld in voorschrift 1.1.1, blijft buiten beschouwing het
stemgeluid van:
a. bezoekers op een onverwarmd en onoverdekt terrein, dat onderdeel is van de inrichting, tenzij dit
terrein kan worden aangemerkt als een binnenterrein;
b. bezoekers op het open terrein van een sportinrichting of recreatie-inrichting.

1.1.3
Bij het bepalen van de geluidniveaus, bedoeld in voorschrift 1.1.1, wordt voor muziekgeluid geen
bedrijfsduurcorrectie toegepast.

1.1.4
Bij het bepalen van de piekniveaus (Lmax), bedoeld in voorschrift 1.1.1, blijft buiten beschouwing het
geluid als gevolg van:
a. het komen en gaan van bezoekers;
b. het verrichten in de open lucht van sportactiviteiten of activiteiten die hiermee in nauw verband
staan.

1.1.5
Voorschrift 1.1.1 is niet van toepassing op inrichtingen die zijn gelegen in een concentratiegebied
voor horeca-inrichtingen dat bij of krachtens een verordening als zodanig is aangewezen.
In een dergelijk gebied mag het equivalente geluidniveau, veroorzaakt door de in de inrichting
aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en

52
activiteiten, in ieder geval:
a. het in dat gebied heersende referentieniveau niet overschrijden, en
b. binnen een woning of andere geluidgevoelige bestemming op de volgende tijdstippen niet meer
bedragen dan de in tabel II aangegeven waarden:

Tabel II
07.00-19.00 19.00-23.00 23.00-07.00
LAeq 35 dB(A) 30 dB(A) 25 dB(A)
Piekniveau 55 dB(A) 50 dB(A) 45 dB(A)

1.1.6
Trillingen veroorzaakt door de tot de inrichting behorende installaties of toestellen, alsmede de tot
de inrichting toe te rekenen werkzaamheden of andere activiteiten, bedragen in woningen of andere
geluidgevoelige bestemmingen niet meer dan een trillingsterkte van 0,1.
De waarde geldt niet, indien de gebruiker van deze woningen of geluidgevoelige bestemmingen geen
toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van trillingmetingen.

1.1.7
In gevallen waarin op de inrichting voorschrift 2.2 van bijlage 1 van het Besluit horecabedrijven
milieubeheer van toepassing was, worden de waarden van het equivalente geluidniveau op de gevel
van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen in tabel I van voorschrift 1.1.1 met 5 dB
verhoogd. De eerste volzin is niet van toepassing indien lagere waarden waren vastgelegd in de
milieuvergunning die gold op 1 december 1992. In dat geval gelden die lagere waarden.

Voorschrift 2.2 van bijlage 1 van het Besluit horecabedrijven milieubeheer:


In afwijking van voorschrift 2.1. (max. 50 en min. 40 dB(A) etmaalwaarde op de gevel) mag voor
inrichtingen die reeds zijn opgericht vóór de datum (1 dec. 1992) waarop dit besluit op die inrichting
van toepassing wordt, het equivalente geluidsniveau (Laeq) niet meer bedragen dan:
55 dB(A) tussen 07.00 en 19.00 uur;
50 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur;
45 dB(A) tussen 23.00 en 07.00 uur;
met dien verstande dat, indien ten behoeve van die inrichting een vergunning krachtens de Hinderwet
of een vergunning als bedoeld in artikel 12 van de Wet geluidhinder is verleend, het equivalente
geluidsniveau niet hoger mag zijn dan de waarde die is vastgelegd in de voor die inrichting verleende
vergunning of die met de in die vergunning verlangde akoestische voorzieningen en in acht te nemen
gedragsregels wordt bereikt; dit geldt niet voor zover dat equivalente niveau hoger is dan de waarde,
vermeld in de aanhef van dit voorschrift, of lager is dan de waarde, vastgelegd in voorschrift 2.1,
onder b (40 dB(A) etmaalwaarde). Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de
toelaatbare equivalente geluidsniveaus voor de inrichting; dit niveau mag echter niet hoger zijn dan
het equivalente geluidsniveau, vermeld in de aanhef van dit voorschrift, en niet alger dan het niveau,
vastgelegd in voorschrift 2.1, onder b.

1.1.8
In gevallen waarin een inrichting is opgericht voor 1 december 1992 is voorschrift 1.1.3 tot 1
december 2002 niet van toepassing voor de toetsing van de geluidniveaus gedurende de periode van
23.00 tot 07.00 uur, tenzij voor de inrichting op grond van een verleende vergunning het toepassen
van bedrijfsduurcorrectie niet was toegestaan. Indien ingevolge het voorgaande een
bedrijfsduurcorrectie wordt toegepast, is het door de inrichting veroorzaakte geluidniveau
gedurende de bedrijfstijd tussen 23.00 en 07.00 uur niet hoger dan op grond van voorschrift 1.1.1 is
toegestaan tussen 19.00 en 23.00 uur.

53
1.1.9
De voorschriften 1.1.1, 1.1.5, 1.1.7 en 1.1.8 zijn, voor zover de naleving van deze voorschriften
redelijkerwijs niet kan worden gevergd, niet van toepassing op dagen of delen van dagen in verband
met de viering van:
a. festiviteiten die bij of krachtens een gemeentelijke verordening zijn aangewezen, in de gebieden in
de gemeente waarvoor de verordening geldt;
b. andere festiviteiten of activiteiten die plaatsvinden binnen de inrichting, waarbij het aantal bij of
krachtens een gemeentelijke verordening aan te wijzen dagen of delen van dagen niet meer mag
bedragen dan twaalf per kalenderjaar.
Een festiviteit of activiteit, als bedoeld in de onderdelen a of b, die maximaal een etmaal duurt, maar
die zowel voor als na 00.00 uur plaatsvindt, wordt hierbij beschouwd als plaatshebbende op één dag.

54

You might also like