You are on page 1of 4

Duitse woorden

()

#ls #ls; d#n; #ls, #lsof; toen, d#t; d##r,


##ngezien
Ich will um dich sein Ik wil bij je zijn
Tuch (o) l#ken; zeildoek; d#s, sj##ltje
her#bziehen n##r beneden g##n; n##r beneden
trekken, neerh#len; (fig.) (iem.) n##r
beneden h#len
g#rstig w#lgelijk, #kelig; n##r, vervelend
schlimm erg, on##ngen##m, vervelend,
slecht; erg, ernstig, zw##r; slecht,
kw##d(willend), gemeen; zeer,
ontstoken, pijnlijk
Stube (v) k#mer, vertrek
hin#us n##r buiten, eruit
Kittel (m) kiel, bloes; stofj#s
putzen poetsen; schoonm#ken; versieren,
mooi m#ken; (neus) snuiten; (muur)
pleisteren
obendrein bovendien, d##renboven
Herzeleid (o) h#rtenleed, diepe sm#rt
Sonnt#g (m) zond#g
M#uer (v) muur
Asche (v) #s; kleingeld
Reis (m) rijst
Reis (o) rijs, twijg, t#kje, loot
streifen trekken, zwerven, d#len, dolen;
grenzen (d"s streift "ns
Ungl"ubliche); even ##nr#ken,
r#kelings l#ngsg##n; sch#mpen;
schuiven
#llem#l telkens; in ieder gev#l
#nstellen ##nstellen, benoemen; ##n het werk
zetten; doen, regelen, org#niseren;
(m#chine, r#dio e.d.) ##nzetten;
doen, uitvoeren, (onderzoek)
instellen; zetten, stellen
sich #nstellen in de rij g##n st##n; zich gedr#gen,
zich ##nstellen
r#kelings l#ngsg##n; sch#mpen;
schuiven
#llem#l telkens; in ieder gev#l
#nstellen ##nstellen, benoemen; ##n het werk
zetten; doen, regelen, org#niseren;
(m#chine, r#dio e.d.) ##nzetten;
doen, uitvoeren, (onderzoek)
instellen; zetten, stellen
sich #nstellen in de rij g##n st##n; zich gedr#gen,
zich ##nstellen
Schn#lle (v) gesp; snol
Hochzeit (v) bruiloft, huwelijk; bloeitijd, hoogtij
Schüssel (v) schotel, sch##l; schotel, gerecht;
schotel#ntenne
#uslesen uitlezen; uitkiezen, uitzoeken
Auslese (v) keus, selectie; elite, puikje; (m.b.t.
wijn) eerste kw#liteit
Topf (m) pot, p#n; po
Kropf (m) krop (v#n vogel); strum#
(schildklierziekte)
#bm#chen #fspreken ("fgesproken!:
#bgem#cht!)
ver#breden #fspreken (zo"ls "fgesproken: wie
ver#bredet)
kn#pp n#uw(sluitend), kr#p; bondig (v#n
stijl); klein, gering; #mper, n#uwelijks;
sch##rs, k#rig
bereit gereed, kl##r; bereit
gemeins#m gemeensch#ppelijk, gemeen
zustHndig bevoegd, competent;
ver#ntwoordelijk
weich z#cht; z#chtmoedig, (teer)gevoelig;
week, sl#p
Schlüssel (m) sleutel
ger#de recht; rechtop; juist, precies; even
(ger#de Z#hl: even get#l); juist, net;
vl#k, recht; bep##ld; eventjes
Verl#uf (m) verloop, ontwikkeling
weder noch
schwinden slinken, verminderen, #fnemen,
krimpen; verdwijnen, voorbijg##n
desh#lb d##rom, desh#lve
sob#ld zodr#
umworben (iem.) p##ien, het hof m#ken
erregen veroorz#ken, doen ontst##n, wekken
(""nstoot geven: Anstoß erregen)
einnehmen (geld) ontv#ngen, innen; gebruiken;
innemen, inl#den; innemen,
desh#lb d##rom, desh#lve
sob#ld zodr#
umworben (iem.) p##ien, het hof m#ken
erregen veroorz#ken, doen ontst##n, wekken
(""nstoot geven: Anstoß erregen)
einnehmen (geld) ontv#ngen, innen; gebruiken;
innemen, inl#den; innemen,
veroveren; bezetten, bekleden
mißgel#unt
Kopf
#llmHhlich
Nichtbe#chtung
#bgesehen
sog#r
Ekl#t
eingel#den
empören
bloß
Umkreis
Ansprüche
betrHchtlichem
gutgeheißen
heimz#hlen
üblich gebruikelijk, gewoon
üblicherweise gewoonlijk, zo#ls gebruikelijk
Buch (o); Bücher boek
Mütze (v) muts
H#ndschuh (m) h#ndschoen
Pullover (m) trui
Vorsteher (m) directeur, hoofd, chef, leider
überwinden overwinnen;

(hinderp#len) uit de weg ruimen;

(verlies) te boven komen


Tollh#us (o) gekkenhuis, gesticht
(sich) entledigen (zich) ontdoen v#n; (zich) kwijten v#n
Schicht (v) l##g; l##g (v#n bevolking), kl#sse;
ploeg (groep "rbeiders); werktijd,
dienst, ploegendienst
schichten in l#gen leggen, opst#pelen
jeweils telkens, steeds;

op een gegeven ogenblik


unterstellen veronderstellen;

pl##tsen, zetten onder;


jeweils telkens, steeds;

op een gegeven ogenblik


unterstellen veronderstellen;

pl##tsen, zetten onder;

st#llen;
sich unterstellen schuilen
dreist brut##l, vrijpostig
bzw. #fkorting v#n: beziehungsweise
respectievelijk (#fgekort: resp.)

You might also like