COPRO vzw Onpartijdige Instelling voor de Controle van Bouwproducten

Z.1 Researchpark - Kranenberg 190 -1731 Zellik

 02 468 00 95 info@copro.eu BTW BE 0424.377.275

¬ 02 469 10 19 www.copro.eu KBC 426-4079801-56

TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN PTV 829

Versie 3.1 2010-12-08

GEOTEXTIEL EN AAN GEOTEXTIEL VERWANTE PRODUCTEN

Goedgekeurd door de Adviesraad Geotextiel op 08/12/2010.

Bekrachtigd door de Raad van Bestuur op 26/04/2011.
© COPRO 2010
1 Inleiding

De eerste versie van dit document (versie 1.0) werd in 2002 opgesteld door de
werkgroep Normalisatie van de Belgian Geosynthetics Society (BGS), Belgisch
spiegelcomité voor CEN/TC 189 Geosynthetics, en de Adviesraad Geotextiel van
COPRO.
Het doel was een verbindingsdocument op te stellen tussen de toenmalige Europese
normen EN 13249 en volgende (zie tabel 1a) en de Belgische norm NBN B 29-001
teneinde relevante informatie niet verloren te laten gaan.
Het doel van deze herziening (versie 3.0) is de waarden voor de verschillende
toepassingen te actualiseren en in overeenstemming te brengen met de huidige
kennis. Ook is getracht meer informatie te geven die de gebruiker van dit document
moet helpen bij de keuze van een type geotextiel.

COPRO-document: PTV 829 Geotextiel en aan geotextiel verwante producten

Versie 3.1 van 2010-12-08 2/18
2 Toepassingsdomein

Dit document bevat aanvullende bepalingen bij een aantal van de in tabel 1a
vermelde Belgische normen, die identiek zijn aan de geharmoniseerde Europese
normen.
Tabel 1a – Toepasselijke Belgische normen

NBN EN 13249 Geotextiel en aan geotextiel verwante producten - Vereiste eigenschappen

voor toepassing in de wegenbouw en voor andere verkeersbestemmingen
(exclusief spoorwegen en asfaltlagen)
NBN EN 13250 Geotextiel en aan geotextiel verwante producten - Vereiste eigenschappen
voor toepassing in de spoorwegbouw
NBN EN 13251 Geotextiel en aan geotextiel verwante producten - Vereiste eigenschappen
voor toepassing in grondwerken, funderingen en keermuren
NBN EN 13252 Geotextiel en aan geotextiel verwante producten - Vereiste eigenschappen
voor toepassing in drainagesystemen
NBN EN 13253 Geotextiel en aan geotextiel verwante producten - Vereiste eigenschappen
voor toepassing in beschermingsconstructies tegen erosie (kust- en
oeververdedigingswerken)
NBN EN 13254 Geotextiel en aan geotextiel verwante producten - Vereiste eigenschappen
voor toepassing bij de bouw van spaarbekkens en stuwdammen
NBN EN 13255 Geotextiel en aan geotextiel verwante producten - Vereiste eigenschappen
voor toepassing in de kanaalbouw
NBN EN 13256 Geotextiel en aan geotextiel verwante producten - Vereiste eigenschappen
voor toepassing in de tunnelbouw en in ondergrondse werken
NBN EN 13257 Geotextiel en aan geotextiel verwante producten - Vereiste eigenschappen
voor toepassing in opslagplaatsen voor vaste afvalstoffen
NBN EN 13265 Geotextiel en aan geotextiel verwante producten - Vereiste eigenschappen
voor toepassing in projecten voor het insluiten van vloeibare afvalstoffen

3 Functies

De functie van een geotextiel is het doel waarvoor het geotextiel of een aan geotextiel
verwant product in de constructie gebruikt wordt. Hieronder worden 4 functies
besproken: scheiding van lagen, versterking, filtratie en drainage, of een combinatie
van deze.
3.1 Scheiding
Voorkomen dat de korrels van 2 lagen grond en/of granulaten zich vermengen zodat
één of beide lagen zijn (hun) functie(s) behouden of verbeteren.
3.2 Versterking
Het verbeteren van de mechanische kenmerken van de versterkte grondlaag door
gebruik te maken van de treksterkte van het geotextiel.
3.3 Filtratie
Doorlaten van water en simultaan tegenhouden van de grondkorrels langs de
stroomopwaartse kant, door het opbouwen van een natuurlijke filter. Openingen
moeten klein genoeg zijn om niet te veel grondkorrels door te laten, maar groot
genoeg om het geotextiel niet te blokkeren of te verstoppen.
3.4 Drainage
Opvangen en/of transporteren van water of andere vloeistoffen in het vlak van het
geotextiel.

COPRO-document: PTV 829 Geotextiel en aan geotextiel verwante producten

Versie 3.1 van 2010-12-08 3/18
3.5 Overzichtstabel
Tabel 1b toont de functies in combinatie met de belangrijkste kenmerken.
Tabel 1b – Functies met de belangrijkste kenmerken (informatief)

Functie van het geotextiel

Scheiding Versterking Filtratie Drainage

Treksterkte en rek OX OX X
Kenmerken

Perforatieweerstand X X X

Karakteristieke
O O O
openingsmaat

Waterdoorlaatbaarheid O* O**

O : belangrijk voor het uitoefenen van de functie

X : belangrijk tijdens de constructie-opbouw
*: waterdoorlaatbaarheid loodrecht op het vlak van het geotextiel
** : waterdoorlaatbaarheid in het vlak van het geotextiel

4 Productvereisten

4.1 Algemeen
Geotextiel en aan geotextiel verwante producten, gebruikt in één van de in tabel 1a
beschreven toepassingen, moeten voldoen aan de eisen, gespecificeerd in de voor
deze toepassing relevante norm. Indien het product kan gebruikt worden in meerdere
soorten toepassingen, b.v. wegen en spoorwegen, dan moet het voldoen aan de
bepalingen van elk van de relevante normen.
De fabrikant zal aangeven voor welke functie(s) zijn product in de desbetreffende
toepassing(en) kan aangewend worden.
De fabrikant zal, in overeenstemming met de relevante norm(en), gegevens ter
beschikking stellen over de eigenschappen, die horen bij de combinatie
functie(s)/toepassing, zoals aangegeven in de terzake geldende tabel uit de bijlage
ZA.1 van de relevante norm(en).
Voor deze eigenschappen gelden de minimum- (of maximum-) vereisten,
weergegeven in art. 6 (tabellen 2 tot en met 6). Deze waarden zijn gedefinieerd als de
door de fabrikant opgegeven gemiddelde waarde min (of plus) de tolerantie die
overeenkomt met het 95% betrouwbaarheidsinterval.
Noot De minimum- of maximumwaarden, bepaald in dit document geven een algemene
vereiste weer voor een bepaalde toepassing. Voor specifieke toepassingen kan de
productspecificatie andere productvereisten opleggen zowel op het vlak van
minimum- en maximumwaarden als van de te bepalen karakteristieken zelf.

COPRO-document: PTV 829 Geotextiel en aan geotextiel verwante producten

Versie 3.1 van 2010-12-08 4/18
 In tabel 1a komen de toepassingen 'beschermingsconstructies tegen erosie'
(NBN EN 13253), 'tunnelbouw en ondergrondse werken' (NBN EN 13256),
'opslagplaatsen voor vaste afvalstoffen' (NBN EN 13257) en 'insluiten van vloeibare
afvalstoffen' (NBN EN 13265) voor, maar deze zijn niet hernomen in art. 6. In deze
gevallen geldt voor de fabrikant de verplichting de productinformatie te verstrekken
volgens de bepalingen van de desbetreffende norm. Productspecificaties (minimum-
en/of maximumwaarden) zijn overeen te komen tussen de betrokken partijen of
worden opgelegd vanuit de constructievereisten.
In tabellen 2 tot en met 6 gelden de minimum- en/of maximumwaarden voor de
trekproef voor de beide richtingen van het geotextiel.
4.2 Duurzaamheid
De duurzaamheid van de producten zal geëvalueerd en gerapporteerd worden
volgens de procedure beschreven in de normatieve bijlage B en de informatieve
bijlage D van de relevante norm.
De resterende sterkte na een verouderingstest volgens NBN EN 12224 moet
minimaal 80% bedragen voor geotextiel met een versterkende functie. Voor niet-
versterkend geotextiel moet deze minimaal 20% bedragen. In het eerste geval geldt
er een maximale blootstellingsduur van 1 maand, in het tweede geval is de maximale
blootstellingsduur 2 weken.
Voor toepassingen in een natuurlijke grond met een pH tussen 4 en 9 en een
temperatuur lager dan 25 °C voldoet het geotextiel voor een levensduur tot 25 jaar
(bijlage B.3.1 en B.3.2 van de norm).
Voor toepassingen in een natuurlijke of een behandelde grond met een pH tussen 9
en 12,5 en een temperatuur lager dan 25 °C voldoet het geotextiel voor een
levensduur tot 25 jaar (bijlage B4 van de norm). De weerstand tegen oxidatie wordt
beproefd met een oventest volgens de norm NBN EN ISO 13438.
De microbiologische weerstand van het geotextiel wordt getest volgens NBN EN
12225. Geotextielen van polyolefinen en/of polyester worden niet getest.
Voor geotextiel met als voornaamste functie versterking wordt de kruipreductiefactor
bepaald volgens NBN EN ISO 13431 bij een temperatuur van 15 °C. De lange termijn
treksterkte moet minimum 45 % van de minimale korte termijn treksterkte bedragen.

5 Toelichting criterium voor poriëngrootte

In de PTV 829 wordt de volgende voorwaarde vooropgesteld om een geotextiel als

filter te gebruiken:
O90,geotextiel ≤ 2 x d90,aanliggend materiaal
Is de bekomen waarde voor O90 kleiner dan 63 µm, dan worden geotextielen
toegelaten met een O90 kleiner of gelijk aan 63 µm.

COPRO-document: PTV 829 Geotextiel en aan geotextiel verwante producten

Versie 3.1 van 2010-12-08 5/18
6 Vereisten per toepassing en functie

Hierna volgen de vereisten voor een geotextiel gebruikt in een bepaalde toepassing.
Tabel 1c - Overzicht

Flowchart voor de
Plaats in de
Toepassing Art. Vereisten bepaling van het
constructie
type geotextiel
Tabel Fig. Fig.
Wegenbouw en andere voor het
verkeer bestemde oppervlakken
(exclusief spoorwegen en versterking 6.1 2 1 2
van asfaltlagen)
EN 13249

Spoorwegbouw
6.2 3 3 ---
EN 13250

Grondwerken, funderingen en
keermuren 6.3 4 4 ---
EN 13251

Drainagesystemen en
Infiltratiesystemen 6.4 5 5 ---
EN 13252

Waterwerken
(reservoirs en stuwdammen
EN 13254 6.5 6 6 ---
en kanalen
EN 13255)

Tabel 1c geeft per toepassing de verwijzing naar de tabel met de vereisten, naar de
figuur met een voorbeeld van waar het geotextiel wordt geplaatst in de constructie en,
in voorkomend geval, naar de figuur met de flowchart voor de bepaling van het type.

COPRO-document: PTV 829 Geotextiel en aan geotextiel verwante producten

Versie 3.1 van 2010-12-08 6/18
 6.1 Geotextiel en aan geotextiel verwante producten gebruikt in de wegenbouw en andere voor het verkeer bestemde
oppervlakken

Wegenis

fundering
onderfundering
grondvervanging

Scheidend en/of versterkend geotextiel

Scheidend geotextiel Scheidend geotextiel
type 2.1 tot 2.6 type 2.1 tot 2.6 type 2.1 tot 2.5 CRR-OCW 21805

Toegangsweg

Eventuele verankeringsgracht

Versterkend geotextiel Scheidend geotextiel

type 2.6 type 2.1 tot 2.5
CRR-OCW 21806

Fig 1 – Plaats in de constructie

COPRO-document: PTV 829 Geotextiel en aan geotextiel verwante producten

Versie 3.1 van 2010-12-08 7/18
 Welk type Welk type
versterkend geotextiel kan men gebruiken? scheidend (versterkend) geotextiel kan men gebruiken?
(Volg de flowchart) (Volg de flowchart)

Wapenen van wegen en toegangswegen

M1 ≤ 7 MN/m² Is de Samendrukbaarheidsmodulus M1
Zie ook opmerking (1) uit tabel 2 van het baanbed M1 ≤ 11 MN/m² of M1 > 11MN/m² ?

M1 > 1
1MN/m
1 ²

Is M1 ≤ 7 MN/m² of M1> 7 MN/m² Is M1 ≤ 17 MN/m² of M1> 17 MN/m²

fijne deeltjes = deeltjes kleiner dan 63 micrometer

²
m
²

M
1
m

N/
>

1
N/

>
M

17
17
7

N/

M
≤

≤
m

N/
1

1
²
M

m
²
fijne deeltjes in het baanbed fijne deeltjes in het baanbed
Dmax < 40 mm ? Dmax < 40 mm ?
minder dan 5% ? minder dan 5% ?

Type 2.6 A Type 2.6 B Dmax < 40 mm ? Dmax < 40 mm ? Dmax < 40 mm ? Dmax < 40 mm ? Type 2.1 A Type 2.1 B

Type 2.4 A Type 2.4 B Type 2.5 A Type 2.5 B Type 2.2 A Type 2.2 B Type 2.3 A Type 2.3 B

Fig 2 – Flowchart voor de bepaling van het type geotextiel

COPRO-document: PTV 829 Geotextiel en aan geotextiel verwante producten

Versie 3.1 van 2010-12-08 8/18
 Tabel 2 – Vereisten

Eigenschap Testmethode Eenheden Toepassing

Wegenbouw en andere voor het verkeer bestemde oppervlakken (exclusief spoorwegen en versterking van
asfaltlagen) – EN 13249
Versterkend
geotextiel voor
Scheidend geotextiel voor wegen en toegangswegen
wegen en
toegangswegen(1)
11 < M1 ≤17 11 < M1 ≤ 17 7 < M1 ≤ 11 7 < M1 ≤ 11
MN/m² en fijne MN/m² en fijne MN/m² en fijne MN/m² en fijne
M1 > 17 MN/m² M1 ≤ 7 MN/m²
deeltjes deeltjes deeltjes deeltjes
(< 63 µm) ≤ 5 % (< 63 µm) > 5 % (< 63 µm) ≤ 5 % (< 63 µm) > 5 %
Belangrijkste
Scheiding Scheiding Scheiding Scheiding Scheiding Versterking
functie =>
Type 2.1 Type 2.2 Type 2.3 Type 2.4 Type 2.5 Type 2.6
A B A B A B A B A B A B
Treksterkte EN ISO 10319 kN/m ≥ 15 ≥ 15 ≥ 15 ≥ 15 ≥ 20 ≥ 20 ≥ 20 ≥ 20 ≥ 25 ≥ 25 ≥ 50 (2) ≥ 50 (2)
Kracht bij 2% rek EN ISO 10319 kN/m ≥5 ≥5
Kracht bij 5% rek EN ISO 10319 kN/m ≥ 12,5 ≥ 12,5
Rek bij breuk EN ISO 10319 % ≥ 20 ≥ 20 ≥ 20 ≥ 20 ≥ 20 ≥ 20 ≥ 20 ≥ 20 ≥ 20 ≥ 20 ≥ 10 ≥ 10
Weerstand tegen
EN ISO 12236 kN ≥ 1,50 ≥ 1,75 ≥ 1,75 ≥2 ≥ 2,25 ≥ 2,75 ≥ 2,25 ≥ 2,75 ≥ 2,75 ≥ 3,25 ≥3 ≥4
perforatie (statisch)
Weerstand tegen
perforatie EN ISO 13433 mm ≤ 27 ≤ 21 ≤ 21 ≤ 17 ≤ 17 ≤ 15 ≤ 17 ≤ 15 ≤ 15 ≤ 13 ≤ 14 ≤ 11
(dynamisch)
Karakteristieke O90/d90 O90/d90 O90/d90 O90/d90 O90/d90 O90/d90 O90/d90 O90/d90 O90/d90 O90/d90 (3) (3)
EN ISO 12956 µm
openingsmaat ≤2 ≤2 ≤2 ≤2 ≤2 ≤2 ≤2 ≤2 ≤2 ≤2
-3
Waterdoorlaat- 10 m/s
EN ISO 11058 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 16
baarheid (= l/m².s)
Informatie enkel op te geven voor combinatie met drainagetoepassingen. Zoals voorzien in EN ISO 12958 worden de
Waterdoorlaatbaar-
EN ISO 12958 m²/s resultaten (herleid naar 20 °C) opgegeven bij een samendrukking van 20, 100 en 200 kPa en bij een hydraulische
heid in het vlak
gradiënt van 0,1 en 1,0. Er worden geen minimumwaarden opgelegd.

Opmerkingen:
- M1 is de samendrukbaarheidsmodulus op het baanbed genomen, te bepalen volgens proefmethode 50.01 uit de ‘aflevering proefmethodes’.
- Dmax wordt gedefinieerd in NBN EN 932-1. Dmax is de maximale korrelgrootte van het grofste materiaal in contact met het geotextiel.
A = Dmax < 40 mm
B = Dmax ≥ 40 mm
- Is de bekomen waarde voor O90 kleiner dan 63 µm, dan worden geotextielen toegelaten met een O90 kleiner of gelijk aan 63 µm.
(1)
Het geotextiel wordt steeds met de productierichting haaks op de as van de weg gelegd.
(2)
Absolute minimumwaarde; het is ten zeerste aanbevolen de minimale treksterkte per toepassing te bepalen aan de hand van een specifieke studie.
Indien ook scheidende functie: O90/d90 ≤ 2.
(3)

COPRO-document: PTV 829 Geotextiel en aan geotextiel verwante producten

Versie 3.1 van 2010-12-08 9/18
6.2 Geotextiel en aan geotextiel verwante producten gebruikt in de spoorwegbouw

Ballast

Drainerende steenslag
20/32

onderlaag 0/32

steenslag 0/80 tot 0/250

Type 3.2 Type 3.1 Type 3.3

(indien enkel onderlaag)

Type 3.3

Fig 3 – Plaats in de constructie

COPRO-document: PTV 829 Geotextiel en aan geotextiel verwante producten

Versie 3.1 van 2010-12-08 10/18
 Tabel 3 – Vereisten

Eigenschap Testmethode Eenheden Toepassing

Spoorwegbouw – EN 13250
Onder onderlaag Onder grondvervanging Afwateringssystemen
(met steenophoging 0/32) (met steenophoging 0/80 tot
0/250)
Belangrijkste
Scheiding Scheiding Scheiding en filtratie
functie(s) =>
Type 3.1 Type 3.2 Type 3.3
Treksterkte EN ISO 10319 kN/m ≥ 20 ≥ 25 ≥ 10
Rek bij breuk EN ISO 10319 % ≥ 20 ≥ 20 ≥ 10
Weerstand tegen
EN ISO 12236 kN ≥ 2,25 ≥4 ≥1
perforatie (statisch)
Weerstand tegen
EN ISO 13433 mm ≤ 17 ≤ 11 ≤ 27
perforatie (dynamisch)
Karakteristieke
EN ISO 12956 µm O90/d90 ≤ 2 O90/d90 ≤ 2 O90/d90 ≤ 2
openingsmaat
Waterdoorlaatbaarheid EN ISO 11058 10-3 m/s (= l/m².s) ≥ 16 ≥ 34 ≥ 34
Oppervlaktemassa EN ISO 9864 g/m² ≥ 300 ≥ 300 ≥ 200
Informatie enkel op te geven voor combinatie met drainagetoepassingen. Zoals voorzien
Waterdoorlaatbaarheid in EN ISO 12958 worden de resultaten (herleid naar 20 °C) opgegeven bij een
EN ISO 12958 m²/s
in het vlak samendrukking van 20, 100 en 200 kPa en bij een hydraulische gradiënt van 0,1 en 1,0.
Er worden geen minimumwaarden opgelegd.

Opmerking:

- Is de bekomen waarde voor O90 kleiner dan 63 µm, dan worden geotextielen toegelaten met een O90 kleiner of gelijk aan 63 µm.

COPRO-document: PTV 829 Geotextiel en aan geotextiel verwante producten

Versie 3.1 van 2010-12-08 11/18
6.3 Geotextiel en aan geotextiel verwante producten gebruikt in grondwerken, funderingen en keermuren

Beschermingsmassief

Type 4.2 fundering

onderfundering Type 4.1
grondvervanging

Type 4.3 en 4.4

CRR-OCW 21807

Aanvulling

Heraanvulling
Omhulling

Funderingsmateriaal
Fundering

CRR-OCW 21808 Type 4.5 Type 4.6 CRR-OCW 21827

Fig 4 – Plaats in de constructie

COPRO-document: PTV 829 Geotextiel en aan geotextiel verwante producten

Versie 3.1 van 2010-12-08 12/18
 Tabel 4 – Vereisten

Eigenschap Testmethode Eenheden Toepassing

Grondwerken, funderingen en keermuren - EN 13251
Wapenen Voorkomen van Wapenen van Fundering
van grond (1) Ophogingen op samendrukbare grond
taluderosie funderingen onder
(steenstorting op rioolsleuven
geotextiel) (M1 > 11 MN/m²) (M1 ≤ 11 MN/m²)
Belangrijkste Scheiding en Scheiding en
Versterking Scheiding Scheiding Scheiding en versterking
functie(s) => versterking versterking
Type 4.4
Type 4.1 Type 4.2 Type 4.3 Type 4.5 Type 4.6
A B
Treksterkte EN ISO 10319 kN/m ≥ 50 (2) ≥ 25 ≥ 15 ≥ 25 ≥ 25 ≥ 50 (2) ≥ 35
Kracht bij 2% rek EN ISO 10319 kN/m ≥5 ≥5
Kracht bij 5% rek EN ISO 10319 kN/m ≥ 12,5 ≥ 12,5
Rek bij breuk EN ISO 10319 % ≥ 10 ≥ 20 ≥ 20 ≥ 20 ≥ 20 ≥ 10 ≥ 10
Weerstand tegen
EN ISO 12236 kN ≥ 3,25 ≥ 1,5 ≥ 2,75 ≥ 3,25 ≥2
perforatie (statisch)
Weerstand tegen
EN ISO 13433 mm ≤ 27 ≤ 13 ≤ 27 ≤ 15 ≤ 13 ≤ 27 ≤ 19
perforatie (dynamisch)
-3
10 m/s
Waterdoorlaatbaarheid EN ISO 11058 ≥ 16 ≥ 25 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 12
(= l/m².s)
Karakteristieke (3)
EN ISO 12956 µm O90/d90 ≤ 2 O90/d90 ≤ 2 O90/d90 ≤ 2 O90/d90 ≤ 2 O90/d90 ≤ 2 O90/d90 ≤ 2
openingsmaat
Informatie enkel op te geven voor combinatie met drainagetoepassingen. Zoals voorzien in EN ISO 12958 worden de
Waterdoorlaatbaarheid
EN ISO 12958 m²/s resultaten (herleid naar 20 °C) opgegeven bij een samendrukking van 20, 100 en 200 kPa en bij een hydraulische
in het vlak
gradiënt van 0,1 en 1,0. Er worden geen minimumwaarden opgelegd.

Opmerkingen:

- M1 is de samendrukbaarheidsmodulus op het baanbed genomen, te bepalen volgens proefmethode 50.01 uit de ‘aflevering proefmethodes’.
- Dmax wordt gedefinieerd in NBN EN 932-1. Dmax is de maximale korrelgrootte van het grofste materiaal in contact met het geotextiel.
A = Dmax < 40 mm
B = Dmax ≥ 40 mm
- Is de bekomen waarde voor O90 kleiner dan 63 µm, dan worden geotextielen toegelaten met een O90 kleiner of gelijk aan 63 µm.
(1)
Het geotextiel wordt steeds met de productierichting haaks op het talud gelegd.
(2)
Absolute minimum waarde; het is ten zeerste aanbevolen de minimale treksterkte per toepassing te bepalen aan de hand van een specifieke studie
(3)
Indien ook een scheidende functie: O90/d90 ≤ 2.

COPRO-document: PTV 829 Geotextiel en aan geotextiel verwante producten

Versie 3.1 van 2010-12-08 13/18
6.4 Geotextiel en aan geotextiel verwante producten gebruikt in drainage- en infiltratiessystemen

Type 5.1

Keermuur

fundering

Draineerbuis onderfundering Type 5.2

CRR-OCW 21828 CRR-OCW 21809

WADI

Type 5.3

Infiltratie-unit

Drainagezand
(30 cm rondom)
CRR-OCW 21829

Fig 5 – Plaats in de constructie

COPRO-document: PTV 829 Geotextiel en aan geotextiel verwante producten

Versie 3.1 van 2010-12-08 14/18
 Tabel 5 – Vereisten

Eigenschap Testmethode Eenheden Toepassing

Drainagesystemen en Infiltratiesystemen - EN 13252
Drainagesystemen Infiltratiesystemen
(Filter- en Drainagesystemen) (Ondergrondse voorzieningen)
Belangrijkste
Drainage (in het vlak) Filtratie Filtratie
functie =>
Type 5.1 Type 5.2 Type 5.3
Treksterkte EN ISO 10319 kN/m ≥ 10 ≥ 10 ≥ 25
Rek bij breuk EN ISO 10319 % ≥ 20 ≥ 20 ≥ 20
Weerstand tegen
EN ISO 12236 kN ≥1 ≥1 ≥3
perforatie (statisch)
Weerstand tegen
EN ISO 13433 mm ≤ 27 ≤ 27 ≤ 14
perforatie (dynamisch)
Karakteristieke
EN ISO 12956 µm O90/d90 ≤ 2 O90/d90 ≤ 2 O90/d90 ≤ 2
openingsmaat
-3
10 m/s
Waterdoorlaatbaarheid EN ISO 11058 ≥ 34 ≥ 34 ≥ 34
(= l/m².s)
Informatie enkel op te geven voor combinatie met
drainagetoepassingen. Zoals voorzien in EN ISO 12958 worden
-7
Waterdoorlaatbaarheid 1 x 10 bij 20 KPa, de resultaten (herleid naar 20 °C) opgegeven bij een
EN ISO 12958 m²/s
in het vlak zacht-hard samendrukking van 20, 100 en 200 kPa en bij een hydraulische
gradiënt van 0,1 en 1,0. Er worden geen minimumwaarden
opgelegd.

Opmerking:

- Is de bekomen waarde voor O90 kleiner dan 63 µm, dan worden geotextielen toegelaten met een O90 kleiner of gelijk aan 63 µm.

COPRO-document: PTV 829 Geotextiel en aan geotextiel verwante producten

Versie 3.1 van 2010-12-08 15/18
6.5 Geotextiel en aan geotextiel verwante producten gebruikt in waterwerken (reservoirs, stuwdammen en kanalen)

Fig 6 – Plaats in de constructie

COPRO-document: PTV 829 Geotextiel en aan geotextiel verwante producten

Versie 3.1 van 2010-12-08 16/18
Tabel 6 – Vereisten

Eigenschap Testmethode Eenheden Toepassing

Waterwerken (reservoirs en stuwdammen – EN 13254 en kanalen – EN 13255)
Belangrijkste
Versterking en filtratie
functie(s) =>
Type 6
Treksterkte EN ISO 10319 kN/m ≥ 25
Rek bij breuk EN ISO 10319 % ≥ 10
Weerstand tegen
EN ISO 12236 kN ≥ 2,5
perforatie (statisch)
Weerstand tegen
perforatie EN ISO 13433 mm ≤ 13
(dynamisch)
Karakteristieke
EN ISO 12956 µm O90/d90 ≤ 2
openingsmaat
-3
Waterdoorlaat- 10 m/s
EN ISO 11058 ≥ 85
baarheid (= l/m².s)
Informatie enkel op te geven voor combinatie met drainagetoepassingen. Zoals voorzien
Waterdoorlaatbaar- in EN ISO 12958 worden de resultaten (herleid naar 20 °C) opgegeven bij een
EN ISO 12958 m²/s
heid in het vlak samendrukking van 20, 100 en 200 kPa en bij een hydraulische gradiënt van 0,1 en 1,0.
Er worden geen minimumwaarden opgelegd.

Opmerking:

- Is de bekomen waarde voor O90 kleiner dan 63 µm, dan worden geotextielen toegelaten met een O90 kleiner of gelijk aan 63 µm.

COPRO-document: PTV 829 Geotextiel en aan geotextiel verwante producten

Versie 3.1 van 2010-12-08 17/18
 Bijlage A Overlapping geotextiel

Tabel A.1 geeft de minimumwaarden voor de overlapping. Gaat het om een toepassing waar
overdracht van krachten wordt gevraagd, dan is het noodzakelijk een berekening uit te
voeren om de correcte waarde voor de overlapping te bekomen.
In de tabel A.1 wordt verwezen naar de tabellen in de PTV.

Tabel A.1 – Vereisten voor overlapping van geotextiel en aan geotextiel verwante producten

Overlapping in de Overlapping in de
dwarsrichting van het langsrichting van het
Toepassing geotextiel (*) geotextiel

Minimum (mm) Minimum (mm)

Tabel 2 - Wegenbouw en andere

voor het verkeer
bestemde oppervlakken
500 1000
(exclusief spoorwegen en
versterking van
asfaltlagen)

Tabel 3 - Spoorwegbouw 500 1000

Tabel 4 - Grondwerken,
funderingen en
keermuren:

- Wapenen van grond 700 1400

- overige toepassingen 500 1000

Tabel 5 - Drainage- en
500 600
infiltratiesystemen

Tabel 6 - Waterwerken (reservoirs

en stuwdammen en 500 1000
kanalen)

Opmerking:
(*)
Bij overlapping rond buizen geldt dezelfde overlapping als bij vlakke installaties

COPRO-document: PTV 829 Geotextiel en aan geotextiel verwante producten

Versie 3.1 van 2010-12-08 18/18
 COPRO asbl Organisme impartial de Contrôle de Produits pour la Construction

Z.1 Researchpark - Kranenberg 190 - 1731 Zellik

 02 468 00 95 info@copro.eu TVA BE 0424.377.275

¬ 02 469 10 19 www.copro.eu KBC 426-4079801-56

PRESCRIPTIONS TECHNIQUES PTV 829

Version 3.1 2010-12-08

GEOTEXTILES ET PRODUITS APPARENTES

Approuvé par le Conseil consultatif Géotextiles le 8/12/2010.

Entériné par le Conceil d’Administration le 26/04/2011.
© COPRO 2010
1 Introduction

La première version de ce document (version 1.0) a été rédigée en 2002 par le

groupe de travail Normalisation de la “Belgian Geosynthetics Society » (BGS), comité
miroir belge du CEN/TC 189 Geosynthetics, et par le Conseil consultatif Géotextiles
de COPRO.
Le but était de rédiger un document qui assure une liaison entre les normes
européennes de ce temps EN 13249 et suivantes (voir tableau 1a) et la norme belge
NBN B 29-001 afin de ne pas perdre d’information pertinente.
Le but de cette révision (version 3.0) est d’actualiser les valeurs pour les différentes
applications et de les faire concorder avec les connaissances actuelles. On a
également tenté de donner plus d’information, ce qui doit aider l’utilisateur de ce
document dans son choix du type de géotextile.

Document COPRO : PTV 829 Géotextiles et produits apparentés

Version 3.1 du 2010-12-08 2/18
2 Domaine d’application

Ce document contient des articles supplémentaires à quelques-unes des normes

belges citées dans le tableau 1a. Ces normes belges sont identiques aux normes
harmonisées européennes.
Tableau 1a – Normes belges d’application

NBN EN 13249 Géotextiles et produits apparentés – Caractéristiques requises pour

l’utilisation dans la construction de routes et autres zones de circulation (à
l’exclusion des voires ferrées et des couches de roulement)
NBN EN 13250 Géotextiles et produits apparentés – Caractéristiques requises pour
l’utilisation dans la construction des voies ferrées
NBN EN 13251 Géotextiles et produits apparentés – Caractéristiques requises pour
l’utilisation dans les travaux de terrassement, les fondations et structures de
soutènement
NBN EN 13252 Géotextiles et produits apparentés – Caractéristiques requises pour
l’utilisation dans les systèmes de drainage
NBN EN 13253 Géotextiles et produits apparentés – Caractéristiques requises pour
l’utilisation dans les ouvrages de lutte contre l’érosion (protection côtière et
revêtement de berge)
NBN EN 13254 Géotextiles et produits apparentés – Caractéristiques requises pour
l’utilisation dans la construction de réservoirs et de barrages
NBN EN 13255 Géotextiles et produits apparentés – Caractéristiques requises pour
l’utilisation dans la construction de canaux
NBN EN 13256 Géotextiles et produits apparentés – Caractéristiques requises pour
l’utilisation dans la construction de tunnels et de structures souterraines
NBN EN 13257 Géotextiles et produits apparentés – Caractéristiques requises pour
l’utilisation dans les ouvrages d’enfouissement des déchets solides
NBN EN 13265 Géotextiles et produits apparentés – Caractéristiques requises pour
l’utilisation dans les projets de confinement de déchets liquides

3 Fonctions

La fonction d’un géotextile est l'objectif recherché par l'utilisation du géotextile ou le

produit apparenté dans la construction. Ci-dessous nous traitons 4 fonctions : la
séparation de couches, le renforcement, la filtration et le drainage, ou une
combinaison de ces fonctions.
3.1 La séparation
Pour éviter que des grains de 2 couches de terre et/ou des ganulats se mélangent,
de façon à ce qu’une ou les deux couches garde(nt) ou améliore(nt) sa ou ses
fonctions.
3.2 Le renforcement
L’amélioration des caractéristiques mécaniques de la couche de terre renforcée en
faisant appel à la résistance à la traction du géotextile.
3.3 La filtration
Laisser passer l’eau et retenir simultanément des grains de terre en aval, en
construisant un filtre naturel. Les ouvertures doivent être suffisamment petites pour
ne pas laisser passer trop de grains de terre mais assez grands pour ne pas boucher
ou causer de blocage.
3.4 Le drainage
Le receuil et/ou le transport d’eau ou d’autres liquides dans le plan du géotextile.

Document COPRO : PTV 829 Géotextiles et produits apparentés

Version 3.1 du 2010-12-08 3/18
3.5 Tableau d’ensemble
Tableau 1b montre les fonctions en combinaison avec les caractéristiques
principales.
Tableau 1b – Fonctions avec les caractéristiques principales (informatif)

Fonction du géotextile
Séparation Renforcement Filtration Drainage

Résistance à la traction et à
OX OX X
l’allongement
Caractéristiques

Résistance à la perforation X X X

Ouverture de filtration
O O O
caractéristique

Perméabilité à l’eau O* O**

O : important pour l’exercice de la fonction

X : important pendant la construction
*: perméabilité perpendiculairement au plan du géotextile
** : perméabilité dans le plan du géotextile

4 Exigences aux produits

4.1 Généralités
Les géotextiles et les produits apparentés, utilisés dans une des applications décrites
dans le tableau 1a, doivent satisfaire aux exigences spécifiées dans la norme
pertinente pour cette application. Si le produit peut être utilisé dans plusieurs types
d’application, par exemple des routes et des voies ferrées, il doit satisfaire aux
conditions de chacune des normes pertinentes.
Le fabricant indiquera pour quelle(s) fonction(s) son produit peut être utilisé dans une
(des) application(s) concernée(s).
Le fabricant mettra, en accord avec la (les) norme(s) pertinente(s), des données sur
les caractéristiques à disposition, qui vont de paire avec la combinaison
fonction(s)/application, comme indiqué dans le tableau valable dans ce cas-là et qui
figure dans l’annexe ZA.1 de la (des) norme(s) pertinente(s).
Pour ces propriétés valent les exigences minimales (ou maximales), reprises dans
l’article 6 (tableaux 2 jusqu’à 6 y compris) . Ces valeurs sont définies comme les
valeurs moyennes déclarées par le fabricant, moins (ou plus) la tolérance qui
correspond à l’interval de fiabilité de 95%.
Note Les valeurs minimales ou maximales définies dans ce document donnent une
exigence générale pour une application donnée. Pour des applications spécifiques,
la spécification technique de l’ouvrage peut imposer d’autres exigences au produit,
aussi bien dans le domaine des valeurs minimales et maximales qu’au niveau des
propriétés à déterminer mêmes.

Document COPRO : PTV 829 Géotextiles et produits apparentés

Version 3.1 du 2010-12-08 4/18
 Dans le tableau 1a les applications “ouvrages de lutte contre l’érosion”
(NBN EN 13253), « construction de tunnels et de structures souterraines »(NBN EN
13256), « enfouissement de déchets solides » (NBN EN 13257) et « confinement de
déchets liquides » (NBN EN 13265) sont mentionnés, mais elles ne sont pas reprises
dans l’article 6. Dans ces cas le fabricant est obligé de déclarer les informations sur
son produit conformément aux dispositions de la norme pertinente. Les exigences au
produit (valeurs minimales et/ou maximales) feront l’objet d’un accord entre les partis
concernés ou seront imposées par le cahier des charges de la construction.
Dans les tableaux 2 jusqu’à 6 les valeurs minimales et/ou maximales pour l’essai de
traction valent dans les deux sens du géotextile.
4.2 Durabilité
La durabilité des produits sera évaluée et décrite conformément à la procédure
spécifiée dans l’annexe normative B et l’annexe informative D de la norme pertinente.
La résistance résiduelle après un essai de vieillissement selon la NBN EN 12224 doit
être au minimum 80% pour du géotextile avec fonction renforçante. Pour du
géotextile non renforçant la résistance résiduelle doit être au minimum 20%. Dans le
premier cas vaut une durée d’exposition maximale de 1 mois, dans le deuxième cas
la durée d’exposition maximale est de 2 semaines.
Pour des applications dans un sol naturel ayant un pH compris entre 4 et 9 et une
température en-dessous de 25 °C, le géotextile satisfait pour une durée de vie
jusqu’à 25 années (annexe B.3.1 et B.3.2 de la norme).
Pour des applications dans un sol naturel ou un sol traité ayant un pH compris entre 9
et 12,5 et une température en-dessous de 25 °C, le géotextile satisfait pour une
durée de vie jusqu’à 25 années (annexe B4 de la norme). La résistance à l’oxydation
est testée au moyen d’un essai au four selon la norme NBN EN ISO 13438.
La résistance à la dégradation microbiologique du géotextile est testée selon la NBN
EN 12225. Géotextiles en polyoléfines et/ou polyester ne sont pas testés.
Pour du géotextile avec pour fonction principale le renforcement, le facteur de
réduction pour le fluage est déterminé selon la NBN EN ISO 13431 pour une
température de 15 °C. La résistance à la traction à long terme doit être minimum 45%
de la résistance à la traction à court terme.

5 Commentaire auprès du critère pour l’ouverture de filtration

Dans le PTV 829 on pose la condition suivante pour pouvoir utiliser un géotextile
comme filtre :

O90,géotextile ≤ 2 x d90, matériau adjacent

Si la valeur obtenue pour O90 est inférieure à 63 µm, on accepte des géotextiles avec
un O90 inférieur ou égal à 63 µm.

Document COPRO : PTV 829 Géotextiles et produits apparentés

Version 3.1 du 2010-12-08 5/18
6 Exigences par application et par fonction

Ci-après sont reprises les exigences requises pour l'utilisation d’un géotextile dans
une application donnée.
Tableau 1c – Aperçu

Organigramme
Positionnement pour la
Application Art. Exigences dans la détermination du
construction type de
géotextile
Tableau Fig. Fig.

Construction de routes et autres zones

de circulation (à l’exclusion des voies
6.1 2 1 2
ferrées et des couches de roulement)
EN 13249

Construction des voies ferrées

6.2 3 3 ---
EN 13250

Travaux de terrassement, fondations

et structures de soutènement 6.3 4 4 ---
EN 13251

Systèmes de drainage et d’infiltration

6.4 5 5 ---
EN 13252

Ouvrages hydrauliques
(réservoirs et barrages
EN 13254 6.5 6 6 ---
et canaux
EN 13255)

Le tableau 1c réfère pour chaque application au tableau des exigences, à la figure

avec un exemple qui précise où le géotextile doit être positionné dans la construction
et, le cas échéant, à la figure avec l’organigramme pour la détermination du type.

Document COPRO : PTV 829 Géotextiles et produits apparentés

Version 3.1 du 2010-12-08 6/18
 6.1 Géotextile et produits apparentés utilisés dans la construction de routes et autres zones de circulation

Chaussée

fondation
sous-fondation
substitution

Géotextile de confinement et anti-contaminant

Géotextile /ou de Géotextile anti-contaminant
renforcement
type 2.1 à 2.6 type 2.1 à 2.5 CRR-OCW 21805
type 2.1 jusqu’à 2.6

Voie d'accès

Fossé d'ancrage éventuel

Géotextile de renforcement Géotextile anti-contaminant

type 2.6 type 2.1 à 2.5
CRR-OCW 21806

Fig 1 – Positionnement dans la construction

Document COPRO : PTV 829 Géotextile et produits apparentés

Version 3.1 du 2010-12-08 7/18
 Fig 2 – Organigramme pour la détermination du type de géotextile

Document COPRO : PTV 829 Géotextile et produits apparentés

Version 3.1 du 2010-12-08 8/18
 Tableau 2 – Exigences

Caractéristique Méthode d’essai Unités Application

Construction de routes et autres zones de circulation (à l’exclusion des voies ferrées et des couches de roulement) – EN 13249

Géotextile avec
fonction de
Géotextile avec fonction de séparation pour routes et chemins d’accès renforcement pour
routes et chemins
(1)
d’accès
11 < M1 ≤17 MN/m² 11 < M1 ≤ 17 MN/m² 7 < M1 ≤ 11 MN/m² 7 < M1 ≤ 11 MN/m²
M1 > 17 MN/m² et particules fines et particules fines et particules fines et particules fines M1 ≤ 7 MN/m²
(< 63 µm) ≤ 5 % (< 63 µm) > 5 % (< 63 µm) ≤ 5 % (< 63 µm) > 5 %
Fonction
Séparation Séparation Séparation Séparation Séparation Renforcement
principale =>
Type 2.1 Type 2.2 Type 2.3 Type 2.4 Type 2.5 Type 2.6
A B A B A B A B A B A B
Résistance à la (2) (2)
EN ISO 10319 kN/m ≥ 15 ≥ 15 ≥ 15 ≥ 15 ≥ 20 ≥ 20 ≥ 20 ≥ 20 ≥ 25 ≥ 25 ≥ 50 ≥ 50
traction
Résistance en cas de
EN ISO 10319 kN/m ≥5 ≥5
2% d’allongement
Résistance en cas de
EN ISO 10319 kN/m ≥ 12,5 ≥ 12,5
5% d’allongement
Allongement de
EN ISO 10319 % ≥ 20 ≥ 20 ≥ 20 ≥ 20 ≥ 20 ≥ 20 ≥ 20 ≥ 20 ≥ 20 ≥ 20 ≥ 10 ≥ 10
rupture
Résistance à la
EN ISO 12236 kN ≥ 1,50 ≥ 1,75 ≥ 1,75 ≥2 ≥ 2,25 ≥ 2,75 ≥ 2,25 ≥ 2,75 ≥ 2,75 ≥ 3,25 ≥3 ≥4
perforation (statique)
Résistance à la
perforation EN ISO 13433 mm ≤ 27 ≤ 21 ≤ 21 ≤ 17 ≤ 17 ≤ 15 ≤ 17 ≤ 15 ≤ 15 ≤ 13 ≤ 14 ≤ 11
(dynamique)
Ouverture de filtration O90/d90 O90/d90 O90/d90 O90/d90 O90/d90 O90/d90 O90/d90 O90/d90 O90/d90 O90/d90 (3) (3)
EN ISO 12956 µm
caractéristique ≤2 ≤2 ≤2 ≤2 ≤2 ≤2 ≤2 ≤2 ≤2 ≤2
-3
10 m/s
Perméabilité à l’eau EN ISO 11058 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 16
(= l/m².s)
Information à fournir seulement pour des combinaisons avec des systèmes de drainage. Comme prévu dans l’EN ISO 12958 les
Perméabilité à l’eau
EN ISO 12958 m²/s résultats (réduits à 20 °C) sont donnés à une compression de 20, 100 et 200 kPa et à des gradients hydrauliques de 0,1 et 1,0.
dans le plan
Aucune valeur minimale n’est imposée.

Remarques :
- M1 est le coefficient de compressibilité mesuré sur le fond de coffre, à déterminer selon la méthode d’essai C.M.E. 50.01 (catalogue des méthodes d’essais).
- Dmax est défini dans la NBN EN 932-1. Dmax est la dimension de grain maximale du matériau le plus grossier en contact avec le géotextile.
A = Dmax < 40 mm
B = Dmax ≥ 40 mm
- Si la valeur obtenue pour O90 est inférieure à 63 µm, on accepte des géotextiles avec un O90 inférieur ou égal à 63 µm.
(1)
Le géotextile présente toujours son sens de fabrication perpendiculairement à l’axe de la route.
(2)
Valeur minimale absolue; il est fortement conseillé de déterminer la résistance à la traction minimale par application au moyen d’une étude spécifique.
Si le géotextile a également une fonction de séparation : O90/d90 ≤ 2.
(3)

Document COPRO : PTV 829 Géotextile et produits apparentés

Version 3.1 du 2010-12-08 9/18
6.2 Géotextile et produits apparentés utilisés dans la construction des voies ferrées

Ballast

Empierrement drainant
20/32

sous-couche 0/32

empierrement 0/80 à 0/250

Type 3.2 Type 3.1 Type 3.3

(si uniquement sous-couche)

Type 3.3

Fig 3 – Positionnement dans la construction

Document COPRO : PTV 829 Géotextile et produits apparentés

Version 3.1 du 2010-12-08 10/18
 Tableau 3 – Exigences

Caractéristique Méthode Unités Application

d’essai Construction des voies ferrées – EN 13250
Sous la sous-couche Sous la substitution Systèmes de drainage
(en empierrement 0/32) (en empierrement 0/80
jusqu’à 0/250)
Fonction(s)
Séparation Séparation Séparation et filtration
principale(s) =>
Type 3.1 Type 3.2 Type 3.3
Résistance à la traction EN ISO 10319 kN/m ≥ 20 ≥ 25 ≥ 10
Allongement de rupture EN ISO 10319 % ≥ 20 ≥ 20 ≥ 10
Résistance à la
EN ISO 12236 kN ≥ 2,25 ≥4 ≥1
perforation (statique)
Résistance à la
EN ISO 13433 mm ≤ 17 ≤ 11 ≤ 27
perforation (dynamique)
Ouverture de filtration
EN ISO 12956 µm O90/d90 ≤ 2 O90/d90 ≤ 2 O90/d90 ≤ 2
caractéristique
Perméabilité à l’eau EN ISO 11058 10-3 m/s (= l/m².s) ≥ 16 ≥ 34 ≥ 34
Masse surfacique EN ISO 9864 g/m² ≥ 300 ≥ 300 ≥ 200
Information à donner seulement pour des combinaisons avec des systèmes de drainage.
Perméabilité à l’eau Comme prévu dans l’EN ISO 12958 les résultats (réduits à 20°C) seront donnés à une
EN ISO 12958 m²/s
dans le plan compression de 20, 100 et 200 kPa et à des gradients hydrauliques de 0,1 et 1,0. On
n’impose pas de valeurs minimales.

Remarque :

- Si la valeur obtenue pour O90 est inférieure à 63 µm, on accepte des géotextiles avec un O90 inférieur ou égal à 63 µm.

Document COPRO : PTV 829 Géotextile et produits apparentés

Version 3.1 du 2010-12-08 11/18
6.3 Géotextile et produits apparentés utilisés dans les travaux de terrassement, fondations et structures de soutènement

Massif de protection

Type 4.2 fondation

sous-fondation Type 4.1
substitution

Type 4.3 et 4.4

CRR-OCW 21807

Remblai

Enrobage
Remblai

Matériau de fondation Fondation

CRR-OCW 21808 Type 4.5 Type 4.6 CRR-OCW 21827

Fig 4 – Positionnement dans la construction

Document COPRO : PTV 829 Géotextile et produits apparentés

Version 3.1 du 2010-12-08 12/18
 Tableau 4 – Exigences

Caractéristiques Méthodes Unités Application

d’essai Travaux de terrassement, fondations et structures de soutènement - EN 13251

Armature pour Prévention de Armature pour Fondations sous

sol
(1)
l’érosion de talus Remblais sur sol compressible fondations tranchée
(empierrement sur
géotextile) (M1 > 11 MN/m²) (M1 ≤ 11 MN/m²)
Fonction(s)
Séparation et Séparation et
principale(s) Renforcement Séparation Séparation Séparation et renforcement
renforcement renforcement
=>
Type 4.4
Type 4.1 Type 4.2 Type 4.3 Type 4.5 Type 4.6
A B
(2) (2)
Résistance à la traction EN ISO 10319 kN/m ≥ 50 ≥ 25 ≥ 15 ≥ 25 ≥ 25 ≥ 50 ≥ 35
Résistance en cas de 2%
EN ISO 10319 kN/m ≥5 ≥5
d’allongement
Résistance en cas de 5%
EN ISO 10319 kN/m ≥ 12,5 ≥ 12,5
d’allongement
Allongement de rupture EN ISO 10319 % ≥ 10 ≥ 20 ≥ 20 ≥ 20 ≥ 20 ≥ 10 ≥ 10
Résistance à la perforation
EN ISO 12236 kN ≥ 3,25 ≥ 1,5 ≥ 2,75 ≥ 3,25 ≥2
(statique)
Résistance à la perforation
EN ISO 13433 mm ≤ 27 ≤ 13 ≤ 27 ≤ 15 ≤ 13 ≤ 27 ≤ 19
(dynamique)
-3
10 m/s
Perméabilité à l’eau EN ISO 11058 ≥ 16 ≥ 25 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 12
(= l/m².s)
Ouverture de filtration (3)
EN ISO 12956 µm O90/d90 ≤ 2 O90/d90 ≤ 2 O90/d90 ≤ 2 O90/d90 ≤ 2 O90/d90 ≤ 2 O90/d90 ≤ 2
caractéristique
L’information est seulement à fournir en cas de combinaison avec des applications de drainage. Comme prévu dans l’
Perméabilité à l’eau dans EN ISO 12958 les résultats (réduits à 20 °C) seront donnés pour une compression de 20, 100 et 200 kPa et pour un gradient
EN ISO 12958 m²/s
le plan hydraulique de 0,1 et 1,0. On n’impose pas de valeurs minimales.

Remarques :

- M1 est le coefficient de compressibilité mesuré sur le fond de coffre, à déterminer selon la méthode d’essai C.M.E. 50.01 (catalogue des méthodes d’essais).
- Dmax est défini dans la NBN EN 932-1. Dmax est la dimension de grain maximale du matériau le plus grossier en contact avec le géotextile.
A = Dmax < 40 mm
B = Dmax ≥ 40 mm
- Si la valeur obtenue pour O90 est inférieure à 63 µm, on accepte des géotextiles avec un O90 inférieur ou égal à 63 µm.
(1)
Le géotextile présente toujours son sens de fabrication perpendiculairement au talus.
(2)
Valeur minimale absolue; il est fortement conseillé de déterminer la résistance à la traction minimale par application au moyen d’une étude spécifique.
Si le géotextile a également une fonction de séparation : O90/d90 ≤ 2.
(3)

Document COPRO : PTV 829 Géotextile et produits apparentés

Version 3.1 du 2010-12-08 13/18
6.4 Géotextile et produits apparentés utilisés dans les systèmes de drainage et d’infiltration

Type 5.1

Mur de soutènement

fondation

Drain sous-fondation Type 5.2

CRR-OCW 21828 CRR-OCW 21809

WADI

Type 5.3

Unité d'infiltration

Sable de drainage
(30 cm tout au tour)
CRR-OCW 21829

Fig 5 – Positionnement dans la construction

Document COPRO : PTV 829 Géotextile et produits apparentés

Version 3.1 du 2010-12-08 14/18
 Tableau 5 – Exigences

Caractéristique Méthode Unités Application

d’essai Systèmes de drainage et d’infiltration - EN 13252
Systèmes de drainage Systèmes d’infiltration
(Systèmes de drainage et de filtration) (Aménagements souterrains)
Fonction
Drainage (dans le plan) Filtration Filtration
principale =>
Type 5.1 Type 5.2 Type 5.3
Résistance à la traction EN ISO 10319 kN/m ≥ 10 ≥ 10 ≥ 25
Allongement de rupture EN ISO 10319 % ≥ 20 ≥ 20 ≥ 20
Résistance à la
EN ISO 12236 kN ≥1 ≥1 ≥3
perforation (statique)
Résistance à la
EN ISO 13433 mm ≤ 27 ≤ 27 ≤ 14
perforation (dynamique)
Ouverture de filtration
EN ISO 12956 µm O90/d90 ≤ 2 O90/d90 ≤ 2 O90/d90 ≤ 2
caractéristique
-3
10 m/s
Perméabilité à l’eau EN ISO 11058 ≥ 34 ≥ 34 ≥ 34
(= l/m².s)
L’information est seulement à fournir en cas de combinaison avec
-7 des applications de drainage. Comme prévu dans l’EN ISO 12958
Perméabilité à l’eau 1 x 10 pour 20 KPa,
EN ISO 12958 m²/s les résultats (réduits à 20 °C) seront donnés pour une
dans le plan souple - dur
compression de 20, 100 et 200 kPa et pour un gradient
hydraulique de 0,1 et 1,0. On n’impose pas de valeurs minimales.

Remarque :

- Si la valeur obtenue pour O90 est inférieure à 63 µm, on accepte des géotextiles avec un O90 inférieur ou égal à 63 µm.

Document COPRO : PTV 829 Géotextile et produits apparentés

Version 3.1 du 2010-12-08 15/18
6.5 Géotextile et produits apparentés utilisés dans les ouvrages hydrauliques (réservoirs, barrages et canaux)

Fig 6 – Positionnement dans la construction

Document COPRO : PTV 829 Géotextile et produits apparentés

Version 3.1 du 2010-12-08 16/18
Tableau 6 – Exigences

Caractéristique Méthode Unités Application

d’essai Ouvrages hydrauliques (réservoirs et barrages – EN 13254 et canaux – EN 13255)
Fonction(s)
principales Renforcement et filtration
=>
Type 6
Résistance à la
EN ISO 10319 kN/m ≥ 25
traction
Allongement de
EN ISO 10319 % ≥ 10
rupture
Résistance à la
perforation EN ISO 12236 kN ≥ 2,5
(statique)
Résistance à la
perforation EN ISO 13433 mm ≤ 13
(dynamique)
Ouverture de
filtration EN ISO 12956 µm O90/d90 ≤ 2
caractéristique
-3
10 m/s
Perméabilité à l’eau EN ISO 11058 ≥ 85
(= l/m².s)
L’information est seulement à fournir en cas de combinaison avec des applications de
Perméabilité à l’eau drainage. Comme prévu dans l’EN ISO 12958 les résultats (réduits à 20°C) seront
EN ISO 12958 m²/s
dans le plan donnés pour une compression de 20, 100 et 200 kPa et pour un gradient hydraulique de
0,1 et 1,0. On n’impose pas de valeurs minimales.

Remarque :

- Si la valeur obtenue pour O90 est inférieure à 63 µm, on accepte des géotextiles avec un O90 inférieur ou égal à 63 µm.

Document COPRO : PTV 829 Géotextile et produits apparentés

Version 3.1 du 2010-12-08 17/18
 Annexe A Chevauchement du géotextile

Le tableau A1 donne les valeurs minimales pour le chevauchement. S’il s’agit d’une
application où on demande le transfert de forces, il est nécessaire de faire un calcul pour
connaître la valeur correcte du chevauchement. Dans le tableau A1 on réfère aux tableaux
du PTV.

Tableau A.1 – Exigences pour le chevauchement de géotextile et produits apparentés

Chevauchement dans le Chevauchement dans le

sens transversal du sens longitudinale du
Application géotextile (*) géotextile

Minimum (mm) Minimum (mm)

Tableau 2 - Construction de routes et

autres zones de
circulation (à l’exclusion 500 1000
des voies ferrées et des
couches de roulement)

Tableau 3 - Construction des voies

500 1000
ferrées

Tableau 4 - Travaux de terrassement,

fondations et structures
de soutènement :

- armature pour sol 700 1400

- autres applications 500 1000

Tableau 5 - Systèmes de drainage et

500 600
d’infiltration

Tabel 6 - Ouvrages hydrauliques

(réservoirs, barrages et 500 1000
canaux)

Remarque :
(*)
Dans le cas de chevauchement autour de tuyaux, le même chevauchement est valable que celui
pour les installations plates.

Document COPRO : PTV 829 Géotextile et produits apparentés

Version 3.1 du 2010-12-08 18/18