You are on page 1of 32

BIBLIOTHEEK KITLV

0012 2273

O 3b 4 }i
^
£
c
58
c
BESCHRIJVING

v\.\

A T J E H.

30C

niînnuKT ni.r
M. M. VAN Donr & Co.
1873.
BESCHRIJVING VAN ATJEH.
Het rijk van Aljeh wordt verdeeld in Groot en
Klein Aljeh.
Groot Aljeh, het aanstaande hoofdtooneel des
oorlogs, ligt op den uitersten noordelijken punt van
Sumatra ; Klein Aljeh bestaat uit de op de Noord,
N.-Oost en N.-Westkust gelegen staatjes die aan
den Sultan van Aljeh cijnsbaar zijn.
Groot Aljeh wordt ten N. begrensd door Straat
Malakka, ten N. W. en W. door de Suratlepassage
en de Indische Zee, ten Z. door het Djimbora en Ija
Moeria gebergte en ten Z. O. en O. door het ge-
bergte dat het van Klein Aljeh en Pedir scheidt.
Het omvat 75 moekims of sagis.
Een inoekim of sagi is een verzameling van
kam pongs door één hoofd bestuurd.
Eene verzameling van meerdere moekims staat
weder onder het direkte bestuur van een hoofd,
die den titel van Panglima heeft, en als «Toe-
koe" wordt aangesproken.
Zoo heeft men de XXVI, XXV en XXII moekims.
Oorspronkelijk bevatte elke moekim 1000 in-
woners.
Deze gelijkmatige verdeeling is natuurlijk niet
in stand gebleven, en tegenwoordig zijn de XXII
moekims verreweg het sterkst bevolkt.
Het is niet mogelijk eene bepaalde grensschei-
ding te geven van de drie groote hier boven ge-
noemde distrikten.
"1

In het algemeen kan men de ligging eenigzins


bepalen, door aan te n e m e n , dat de XXVI moe-
kims het land bevatten, tot aan Kroeng-Raja, aan
den regter oever van de Aljeh rivier gelegen; de
XXII moekims, het terrein, waarop het eigentlijke
Aljeh ligt, en hetgeen door het zuidelijke gedeel-
te dier rivier en de Koerong-Dalam doorstroomd
wordt, terwijl eindelijk het land op den linker
oever der Aljeh rivier en het schiereiland door
Atjeh-hoofd en Koningspunl bepaald, tot de XXV
moekims behoort. Van die drie hoofddistrik-
ten hebben zich bij het toenemen der bevolking,
sommigen onder een afzonderlijk hoofd vereenigd,
en vormen op zich zelf weder vrij magtige dis-
trikten.
Zoo heeft men in de XXII moekims de VI[
moekims; in de XXV, de IV en IX moekims, en
in den XXVI moekims de III en VI moekims.
De III moekims bevatten den geheelen regter
oever der Aljeh rivier.
Na dit vrij onvolledige staatkundige overzigt
zullen wij tot de terreins beschrijving overgaan.
Daartoe zullen wij de Atjeh rivier als grond-
slag a a n n e m e n , en achtereenvolgens het door
die rivier doorstroomde, daarna het westelijk en
eindelijk het oostelijk gelegen terrein behan-
delen.
De Aljeh rivier ontspringt op de Ija-Moeria
loopt in N. W. rigting tot digt bij den kraton
en vervolgens in N. rigting naar zee.
Ten einde de betrekkkelijke ligging der plaat-
sen en wegen beter te kunnen opgeven, zullen
wij dit laatste gedeelte der rivier als noordelijke
rigting aannemen.
Vóór de monding ligt een zandbank, de rivier
heeft daar eene breedte van 80 bij eene diepte
5

van 2.8 tot 5.Ü el. Praauwcn van 5 tot 10 ko-


jangs en bij vloed zelfs schoeners kunnen der-
halve binnen komen.
Bij de monding is het terrein moerassig, en
met nipa begroeid, opvarende wordt het begaan-
baar en is met sawahs en kampongs digt bezet.
Men vindt aan de linkerhand spoedig een
kreekje (bandar), de Koerong Tjoel, die de Aljeli
rivier met de Koewala Gighen verbindt, en iets
verder aan de regterhand insgelijks een lagune
die tot nabij kampong Marasa loopt.
De rivier wordt nu op sommige plaatsen dieper.
Na 5/4 uur oproeijens vindt men aan de lin-
kerhand een klein kanaaltje, hetwelk tot de wo-
ning van Toekoe Kali Nja Saroem Malikoel Adil
voert; hier ligt de kampong Oeleh-leh-Nja-Saroem.
Hooger op ligt kampong Penjaoeng, en hier
tegenover, dus op den linker oever der rivier,
kampong Djawa. Vóór dat men ter hoogte van den
kraton komt, vindt men op den regter oever eene
groote drooge vlakte; de linker oever is sterk
bevolkt, en vol kampongs, onderling door zware
levende paggers gescheiden.
Ruim 2 uur roeijens van de monding — voorbij
den kraton — vindt men de woning van den
Sjabandar 60 pas van den linker oever ver-
wijderd. Even vóór die woning, ook aan den
linker oever, stroomt de Koerong Dalam of Koe-
rong Daroe in de Aljeh rivier uit.
Tusschen de missigit, die 100 à 150 pas van
den N. W. hoek van den kraton en 100 à 150
pas van de Aljeh-ri\ier ligt, en de K. Dalam
liggen twee, en even vóór de woning van den
Sjabandar één zandbank in de rivier. De Noor-
delijkste zandbank is van een wachthuisje voorzien.
Een weinig voorbij de woning van den Sjabandar
4

is een plaats waar men bij eb de rivier met 3 '/ 2


voet water kan doorwaden.
Volgens sommige berigtgevers is er ook eene
soortgelijke waadbare plaats even beneden de
K. Dalam. De K. Dalam ontspringt in hel gebergte,
dat ten Westen van Groot Aljeh ligt, stroomt
tusschen den Ie en 2e muur van den kraton, heeft
hier en bij pasar Atjeh eene diepte van 4 el en
eene breedte verschillende van 7 tot 4 el en is
dus bevaarbaar voor schuitjes en sampans met
roeispanen
Zoowel van dezen stroom als van de Atjeh
rivier is het water drinkbaar.
Behalve de reeds genoemde kampongs liggen
langs laatstgenoemde rivier nog de kampongs Djam-
boe-Pokehli, Bedoelt, Tjoeka , Oedjong f(l, Djaiva ,
Anakh-Kroeng, Panlei Perakh, Lcmboe, pasar Aljeh,
Langsepong en Longhalla.
Verder treft men vele sawahs a a n , benevens
de kampongs, onder de VII moekims waarvan
Toekoe Pag Moeda het hoofd i s , sorterende, en
eindtlijk nog meer zuidelijk aan den voet van
het Djembora gebergte, Toenon g, het verblijf van
Panglima Polim , hoofd der XXII moekims met eene
versterking van grootere uitgestrektheid dan de
kraton van den Sultan.
Volgens andere berigtgevers beteekent Toenong
gebergte, en heet de kampong waar Panglima
l'olim zijne verblijfplaats houdt, Anakh-Galocng.
Ten westen van de Aljeh rivier vindt men aan
het strand eene lagune, koewala Naridji genaamd,
die in zuidelijke rigting het land in loopt en
voor schuitjes e» sampans, bij vloed zelfs voor
kleine schoeners bevaarbaar is. Zij splitst zich
in drie a r m e n , waarvan de zuidelijke Naridji,
volgens sommigen ook Lameda, de oostelijke
s
Marasa heet, terwijl de naam van den westelijken
arm niet genoemd is.
De koewala Marasa staat niet in verbinding
met de Aljeh rivier maar loopt in het moerassige
terrein te niet.
Volgens sommige berigtgevers zou de koewala Ma-
rasa door een gegraven kanaal met de Atjeh rivier in
verbinding gebragt en op de strook gronds tusschen
die verbinding en zee versterkingen zijn opgerigt.
Die strook is vlak aan zee droog, maar
spoedig komt men aan het moeras waarlangs
de kampong Marasa zich uitstrekt. Op genoemde
drooge strook was tijdens de eerste expeditie
het strandbivak opgeslagen.
Men vindt daar nu nog, verlaten versterkingen
en wel van af K. Aljeh, de kotla's Boegis, Kalaut,
Bras, Tanah en Marasa.
Westelijk van koewala Naridji bij de monding
ligt kotta Mugat. De westelijke arm der lagune
is in verbinding met eene meer westelijk, vlak
ten zuiden van Poeloe Toean, gelegen zoutwater
kreek, welke eene onbeduidende diepte zou be-
zitten, en waarvan de naam door de berigtgevers
niet is opgegeven. Westelijk van deze kreek op
de helling van het gebergte ligt een kotta thans
door de mannen van Toekoe Landa bezet.
Ten zuiden van kotta Mugat, nabij de monding
van den zuidelijken arm der K. Naridji, staat een
mandarsah of raadhuis, dat tot eene versterking
zoude zijn ingerigt.
Aan beide zijden van dien arm en langs den
zuidelijken oever der beide andere armen is nu
een aarden borstwering opgeworpen.
Het terrein tusschen de kreek Naridji en de
Atjeh rivier is digt bevolkt, men vindt langs en
nabij de armen der kreek, pasar Lemada, kam-
r,
pong Leljoet en Marasa, allen behoorende tot het
gebied der IX moekims, waarvan Toekoe Nijeh
Radja Moeda Setia, schoonzoon van den radja van
Troemon, het hoofd is. Dit hoofd is echter thans
in ongenade en waarschijnlijk naar het gebergte
verbannen.
Op het schiereiland door Aljeh hoofd en Ko-
ningspunt bepaald, liggen langs de kust Lamnqei,
Loeng, Kocrang Baba en meer zuidelijk Kloeng.
Tusschen Lamngei en Koerang Raba ligt volgens
sommige berigten nog een kampong; deze wordt
echter niet genoemd. Deze kustplaatsen worden ,
door het gebergte gescheiden van het distrikt der
IV moekims, waarvan de pasar Moekirn IV in
het bijzonder bekend is.
Op het terrein tusschen kali Aljeh en de k w .
Naridji vindt men )x à | uur gaans zuidwaarts
van den kraton , kampong And teh , ten W. en N.
W . de kampongs Binasa Poeli/i, Djamboe Madat en
Oeblaiig en westwaarts van kampong Djawa, de
kampong Pandej of Panej.
(Aadleh, beteekent, hooger gelegen, Ocblang
o p e n , vlak gelegen plaats, zoodat waarschijnlijk
die benamingen zeer algemeen zijn).
Oostelijk van de Atjeh rivier vindt men de
koewala Gighen; deze is nog al breed en bevaar-
baar voor groote sloepen en praauwen van 20
koijangs, zelfs zijn daarin schoeners liggende
gezien.
De westelijke a r m , de Kocrong Tjoet; werd hier-
boven reeds besproken.
De oostelijke arm staat in verbinding met de
koewala Tjangkocl of koewala Lehoc terwijl de
zuidelijke arm zoodanige lengte heeft, dat men
1 1 / a uur noodig heeft, om per praauw van de mon-
ding tot op de hoogte van Gighen te komen.
7

Kampong Gighen ligt aan beide zijden van


dien plas.
Van af den k r a t o n , kali Atjeh tot de monding
opvarende, en langs de kust tot Gighen roeijen-
de, besteedt men in een sampan voor dien af-
stand ongeveer 2 uren.
De soengei Tjangkoel ontspringt uit het ge-
bergte, dat Pedir van Groot Atjeh scheidt, en loopt
niet ver van Pedro-puni westwaarts daarvan in
zee; oostwaarts van Pedro-punt vormt de zee
eene baai, waarin de Kroeng R"jt uitloopt.
Deze koewala is kenbaar aan een grooten wit-
ten steen in den vorm van een schip, die een
weinig ten oosten tier koewala nabij het strand
ligt en Poeloe Kapai genoemd wordt.
Oostelijk van koewala Tjangkoel ligt eene, van
een steenen muur voorziene, versterking met ge-
schut bewapend, en waarschijnlijk kotta Podivjet
genaamd.
Aan beide zijden van den ingang der K. Gi-
ghen, liggen twee versterkingen en wel oostelijk
Kotta Ran'oe, westelijk Fort Diamant. Op de smalle
drooge .strook boven de Koerong Ijoel, heeft men,
van oost naar west gaande , de koltas Radja, Perah k
en Moesapi die allen bezet zijn. De afstand tusschen
Fort Diamant en Kotta Radja wordt op 1 uur
gaans geschat.
Op deze strook is digt langs het strand een loop-
graaf aangelegd, terwijl men op de strook, ten
noorden van de kreek, welke koewala Gig hen met
k". Tjangkoel of Lelioe in gemeenschap brengt,
eene aarden borstwering aantreft.
Tusschen Pedro punt en koewala Tjmgkoel liggen
nog twee riviertjes van zeer geringe lengte.
Digt bij strand verheft zich het gebergte, dat
daar den naam van Krocng Raja gebergte draagt.
8

Op de strook grond tusschen de zee en dat


gebergte, liggen kotta Ladoeng een , van een steenen
muur voorziene en met 4 stukken bewapende,
versterking, kampong Üoeroeng, kotta en kam-
pong Ladoeng aan de koewala van dien naam, en
de koewala Koedah niet ver van Kroeng Raja.
Waarschijnlijk zijn echter kw. Koedah en kw.
Kroeng Raja dezelfde koewala.
Op het terrein ten oosten, van de Aljeh rivier
worden een groot aantal kampongs aangetroffen,
die allen op de kaart voorkomen en waarvan de
pasar Pcken Lahan, Oedjong Leh en Lemboe de
voornaamste zijn.
Mij de opgave der wegen zullen de overige
kampongs, waarlangs de voetpaden en wegen loo-
p e n , voor bet grootste gedeelte genoemd worden.

Opgave der wegen en paden.


De op de Westkust gelegene plaatsen zijn onder-
ling verbonden door een weg, die langs het strand
gaat en uitloopt op den weg, die van Koerong
Raba naar den Kraton voert.
Van af Koerong Raba, Lamngei, en een tusschen
die plaatsen gelegen ongenoemde kustplaats, voe-
len verschillende voetpaden, naar Pasar Moekim
IV en pasar Lameda, waarmede echter zeer waar-
schijnlijk betzelfde bedoeld wordt.
I 'eze paden over den Djemóora gaande, hebben
een ongelijke lengte, daar die natuurlijk afhangt,
van bet gedeelte van den berg waarover het
pad loopt.
Van af den kampong, tusschen Lamngei en Koe-
rong Raba aan de kust gelegen , voert, volgens één
berigtgever, een weg in ] / 4 uur naar een ver-
sterking op de helling van den Djembora. Van
9

bier gaat men in 1 uur gaans naar Pasar Moe-


kin IV waar een brug over de Koerong Dalam is.
Van die pasar leidt een weg van 5 uur gaans
naar den kraton of liever tot kotta Poljoel, iets
bezuiden den kraton. Dit pad gaat door sawahs
en laag gelegen kampongs; op een uur gaans van
den kraton ontmoet men een 5 à 6 el breede
en '/j el diepe moerassige plek, die in den droo-
gen mousson echter droog is, en zonder brug of
andere middelen kan worden overgetrokten.
Deze geheele weg is dus S uur lang.
De weg van Lamngei tot den kraton wordt op
gegeven 12 uur lang te zijn, hetgeen echter ze-
ker zeer overdreven is.
Over den weg van Koerong Raba tot den kraton
stemmen de berigten vrij wel overeen.
Deze is redelijk goed, leidt in 2.\ uur gaans
eerst tusschen twee heuvels en vervolgens door
sawahs en k a m p o n g s , welke onder het gezag van
Tong koe Nijeh Perba staan, naar een brug over
de meest westelijke zoutwaterkreek; verder van
deze b r u g , in $£ uur gaans door open terrein,
een pasar, sawahs, kampongs en bosch , naar een
brug over den zuidelijken arm der koewala Na-
ridji, en eindelijk van dien brug in 2 + u u r gaans
door sawahs en kampongs, digt langs de missigit,
naar de Noordelijke face van den Kraton.
Enkele berigtgevers maken melding van een
p a d , dat van den laatst bedoelden brug naar den
kraton , digt nabij de westelijke face, zoude voeren,
en geven den afstand van Koerong-Raba tot den
kraton op als te zijn 2 à 2^ uur gaans.
Van af de missigit van Tjangkoel (bij koewala
Naridji) voert een weg door kampong Oeblang in
1 uur naar den kraton.
Dit de terreinsgesteldheid is af te leiden, dat
10

alle westwaarts van de Aljeh rivier gelegene kam-


pongs, het zij door wegen het zij door voetpaden ,
onderling, en allen niet den kraton verbonden
zijn, dat die voetpaden door het lage terrein en
de moerassige gesteldheid van den grond voor
een groot gedeelte langs de galangans der sawahs
voeren en dus wanneer die nat zijn, de wegen
voor artillerie minder gcsclukt zijn.

Kotta Pera k h en Kotta Radja op de zandstrook


oostwaarts van de Aljeh rivier gelegen, zijn door
wegen van \ k \ uur gaans verbonden met een
b r u g , die over de Kotrong Tjoet ligt.
Van die brug loopt een breede voor artillerie
geschikte weg bijna regt zuidwaarts, naar de
Aljeh rivier vlak tegenover kampong Langsepong'
Deze weg is één el hoog, heeft links en regts
van zeer goed drinkbaar water voorziene slooten ,
voert door de kampongs Koewala, Lehne, Lam-
poelau, Lemkroel, Anakh-Kroeng , Pantei-Perak, en
komt achter de woning van den Sjabandar uit,
waar zooals wij zagen een waadbare plaats door
de rivier is.
Uit dezen weg voert een zijpad van ] uur
gaans naar de woning van Toekoe Kali, welke l
u u r gaans van bovenbedoelden brug is gelegen.
Van dien brug, die een Engelsche mijl van de
monding der Aljeh rivier ligt, leidt ook een w e g ,
die echter zeer modderig is, naar kampong Gighen ;
het traject langs dat pad wordt op ongeveer één
u u r gaans geschat.
De kampong Gighen ligt à cheval op den zui-
delijken arm van de kreek van dien naarn, die
hier breed en zoo diep is, dat schoeners van de
grootte van de „Gipsy \ er in voor anker kunnen
liggen.
il

Het overvaren duurt ] uur. Volgens andere be-


rigtgevers zoude men voor het roeijen per praauw
van af de monding tot kotta Pohama ^ uur, en
van daar tot de zuidelijke grens der plas 1 uur
noodig hebben. De breedte der plas wordt op-
gegeven bij kampong Gighen 100 Engelsehe voet
te bedragen.
Van het gedeelte van den kampong, dat op
den westelijken oever ligt, voert een drooge, doch
voor artillerie niet geschikte weg, in drie uren
gaans naar Langsepong. Deze voert door en langs
de kampongs Langgoegoep, Melagoc, Predah, Tan-
taloi, Pinang, Djilingkch , Lamprie en Brawie. Links
en regts van den weg strekken sawahvelden zich
over vrij groote breedte uit.
Een tweede weg voert van bet O. gedeelte van
kampong Gighen in Z. O. rigting in 6 uur gaans
naar Pelten Lakan.
Hier splitst de weg zich in drie voetpaden.
Het meest oostelijke voert in 4 uur gaans naar
een kampong op de helling van het gebergte der
XXVI Moekims; het westelijke door de missigit
van Oedjong Leh, den kampong Oedjong Leh (20
minuten gaans van Peken Lakan), door klapper-
tuinen, suikerriet velden en sawahs in 4 uur
gaans naar Longballa.
Hier wordt het voetpad een 1^ à 5 el breede weg.
De geheele weg is vlak en voert niet over het
gebergte.
Het zuidelijke voet pad eindelijk voert, naar
Tocnong der XXVI Moekims.
Het O. gedeelte van kampong Gighen is ook
door een weg van twee uur gaans met den brug
verbonden die over den Tjangkoel ligt
Men passeert, langs dien weg gaande, de kam-
pongs Oedjong Gidoentj, Tjaddik Keljil, Paijoeng Lam-
12

baltang, Tjaddek, Lambaddah, Bramoi, en Lam-


tjr.bboeng ; meer noordelijk ligt nog kampong Loe-
gegoeloeng, meer zuidelijk kampongs Pokkan, Ko-
roeng Tjoet, Lamarah, Kli-ing, en Lamping.
Ook ten voedpad, langs het strand, en door
kampong Loeng gaande, verbindt de koewaîa Gi-
ghen en Tjangkoel.
Van den brug over koewala Tjangkoel, waar
kampong LamljalLoen ligt, voeren twee paden
naar Kroeng Raja.
Het eene voert eerst over eene 500 pas breede
sawah vlakte, en verder over het Kroeng Raja
gebergte. Men passeert verscheidene hooge ge-
deelten van dat gebergte, van waar men den
kraton zien kan.
De tweede weg loopt langs het strand, digt
voorbij Kotta Podanjet die 500 pas van de rivier
en 400 pas van het strand ligt, in 5 | uur naar
Ladoeng, (de afstand van den brug tot kampong
Podanjet is 2 uur) en verder in 2 | uur over
koewala Koedah naar Kroeng Roja. Even voorbij
die plaats ligt de koewala Lamreh, bij wier mon-
ding de versterking Kotta Loeboe ligt.
Er bestaat geene communicatie over water tus-
schen de brug over koewala Tjangkoel en Po-
datijet, aangezien even vóór de brug zich een
breede aarden dijk bevindt van den eenen oever
der koewala Tjmgkoel tot den anderen.
Nu blijft ons nog over de wegen in de nabij-
heid van den kraton te beschrijven.
Van den westelijken ingang loopt een pad, op
50 pas afstand van dien ingang over de Koerong-
Dalam gaande, in f uur naar den zuidelijk gele-
gen kampong Aad/eh,
Van uit den oostelijken ingang bereikt men
dien kampong in dr k uur.
15

Van de pasar Aljeh voert een pad door sawahs


en enkele kampongs in 24 u u r naar Toenong,
het verblijf van Panglima Polim dat op 1% En-
gelsche mijl van de Aljeh rivier nabij den voet
van het gebergte ligt.
Dit pad is goed en heeft eene breedte van twee
man in front.
Van de pasar gaat nog een ander pad digt
langs de Aljeh rivier naar Toenong, men passeert
kampong Langsepong en de VII Moekims (hoofd
Toekoe Pay Moeda), die op 12 uur gaans van
den kraton liggen; het pad buigt zich digt bij
het gebergte regthoekig o m , loopt digt langs het
gebergte en men bereikt Toenong in 36 uren.
Van Toenong loopt een weg in drie dagen over
bet gebergte naar Pedir.
Het geheele terrein van Groot-Aljeh is laag,
doch achter den kraton loopt het langzaam naar
het gebergte op.
Bij bandjirs loopt het lage land een à tweemaal
in het jaar geheel onder water, zoodat men zelfs
de missigit in schuitjes moet bereiken.
De kampongs zijn daarom op verhoogd terrein
aangelegd en de huizen op palen gebouwd.
Vivres te Velde.
Z.VMENSTELLING VAN HET RATION.

-g. C
I

arbeid
§« 2

mdera
a 2I " TOELICHTINGEN.

en
BENAMING.
§"J« 2 g
a>~ 1 1-1
1 S
s R

Ned. pd. 0. 55(a) 0 . 60 (a) Ter afwisseling


Versch-rund of buffel kau instede van het
Vleesch dan wel. id. 37(6) 25 ration rijst worden ver-
Ppek ge.-ookt of id. 175 strekt aardappelen met
Spek gezouten of id. 35 versehe of gedroogde
Vleesph gedroogd of id 20 10« groenten. Het ration
V leesch gezouten id. 30 15 aardappelen en groen-
Koffij id. 03 03 ten bedraagt te sa-
Thee id. 008 008 men 0 . 6 N . pd. De
id. 025 025 verstrekking daarvan
Lampolie (Klapper) . N. kan. 015 01 wordt door den expe-
Brandhont Knb. e l . 003 0025 ditie kommt, bepaald.
Versch brood of...... N. pd. 20(rf) 10(rf) (6) Eenmaal's weeks
Hard brood id. 10 05 kan instede van 0.37
Kerriekruiden id. 005(c) 005(c) N. pd. vericb rund of
id. 0015 buffel, vleesch, versch
Peper (Spaans.) Versch varkensvleesch worden
gedroogd of op azijn.. id. 002(e) 002(c) verstrekt à 0.3 N. pd.
Uijen id. per ration.
Azijn N. kan. mo 0. 001 (c) Instede van 0.1 N.
pd. gedroogd vleesch
Jenever id. 015
Boter N. pd. 10 kan ook 0 . 2 N . pd.
id. 03 0 . 015 gedroogde visch wor-
03 den verstrekt.
(d) Indien geen goed
verscb brood verkrijg-
baar is, of het ration
a 0.20 N . pd. voor
Europeanen, Ambone-
zen en Afrikanen meer
dan ƒ 0 . 1 * en het
ration voor Inlandeis
meer dan ƒ 0.07 zou
kosten wordt hard broud
verstsekt.
(e) Alleen bij de rijst.
Instede van 0.U05 N.
pd. versehe kerrukrui-
den kan ook 0.001 N.
pd. gedroogde of tot
poeder gevormde ker.
riekruiden worden \ er-
strekt.
(ƒ) Alleen bij varkeu
vleesch of spek.
16

Berekening van het aantal dwangarbeiders be-


noodigd voor het medenemen van vivres voor
een brigade.

Zamenstelling der 2e Brigade.


110 Officieren.
1578 Europeanen.
460 Ambonezen.
689 Inlanders.
78 Vrouwen.
16 Officierspaarden.
79 Bijkspaarden.

Koelies.
Staf . . . . 1 mandoor 25 koelies.
Infanterie 160 —
T o p . dienst 4 —
Kavallerie 2 —
Pers. Bergbatt 4 —
Mat. 4 — 72 —
Genie 5 —
Ambulance. . 8 120 —

15 mandoors 592 koelies.


Aannemende dat elk paard een ration gaba
per dag draagt, dan moet per paard wanneer
de brigade voor 2 dagen uitrukt worden me-
degenomen :
10 kilo hooi.
4 — gaba.

14 kilo X 93 = 1530
waarvoor noodig 54 koelies.
De totale sterkte is d u s :
17

110 Officieren.
1830 Europeanen en Ambonezen.
1226 Inlanders, vrouwen en dwangarbeiders.
Aannemende dat benoodigd zijn voor het dra-
gen van vivrts voor een dag van:
100 Eur. mil. en 4 officieren 8.7 koelies.
100 lol. — — 4 — 6.89 —
dan is noodig voor
1800 Eur. en 72 officieren 156.6 koelies.
1200 Inl. — 48 — 82.68 —

120 239.28 —
30 Eur. en 26 Inl. — 4.5 —

245.58
waarbij 10 officieren te veel berekend zijn.
Koelies benoodigd voor de dwangarbeiders die
de vivres dragen 16 derhalve totaal:
260 koelies of voor twee dagen vivres 520 koelies
Hierbij moeten dus nog behalve de mandoors de
hierboven opgegeven koelies gevoegd worden n.l.:
15 mandoors.
592 koelies voor de verschillende diensten.
54 koelies voor paarden fourage.

You might also like