You are on page 1of 1

De relatieve bijzin

Oefening 1: Vul het juiste relatief pronomen in: die – dat

Lies is de vrouw …….. voor me op een stoel zit.


Het meisje …….. bij haar zit, is An.
Zij zijn de mensen ………… naast Bert wonen.
De vrouw …… Nederlands leert, is mijn buurvrouw.
De bloemen …….. op tafel staan, zijn een cadeau van mijn ouders.
Petra heeft een taart ……..ze zelf gebakken heeft.

Oefening 2: Verbind de twee zinnen met een relatief pronomen. Begin met de eerste zin!

1) De familie woont in een huis.Het huis is goed onderhouden.


…………………………………………………………………………………………………
2) Ik was het tapijt. Het tapijt is vuil.
…………………………………………………………………………………………………
3) Een bibliotheek is een plaats. Je kan in die plaats boeken lezen.
…………………………………………………………………………………………………
4) Dat zijn kinderen. Ze woonden vroeger in onze straat
…………………………………………………………………………………………………
5) Ze hebben een grote auto. Ze hebben de auto vorige week gekocht hebben.
…………………………………………………………………………………………………

De relatieve bijzin

Oefening 1: Vul het juiste relatief pronomen in: die – dat

Lies is de vrouw …….. voor me op een stoel zit.


Het meisje …….. bij haar zit, is An.
Zij zijn de mensen ………… naast Bert wonen.
De vrouw …… Nederlands leert, is mijn buurvrouw.
De bloemen …….. op tafel staan, zijn een cadeau van mijn ouders.
Petra heeft een taart ……..ze zelf gebakken heeft.

Oefening 2: Verbind de twee zinnen met een relatief pronomen. Begin met de eerste zin!

1) De familie woont in een huis.Het huis is goed onderhouden.


…………………………………………………………………………………………………
2) Ik was het tapijt. Het tapijt is vuil.
…………………………………………………………………………………………………
3) Een bibliotheek is een plaats. Je kan in die plaats boeken lezen.
…………………………………………………………………………………………………
4) Dat zijn kinderen. Ze woonden vroeger in onze straat
…………………………………………………………………………………………………
5) Ze hebben een grote auto. Ze hebben de auto vorige week gekocht hebben.
…………………………………………………………………………………………………

You might also like